EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52024PC0213

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) 2024/257 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en van Verordening (EU) 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van dergelijke vangstmogelijkheden

COM/2024/213 final

Brussel, 22.5.2024

COM(2024) 213 final

2024/0117(NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) 2024/257 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en van Verordening (EU) 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van dergelijke vangstmogelijkheden


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij Verordening (EU) 2024/257 van de Raad 1 worden voor 2024, 2025 en 2026 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de EU en, voor vissersvaartuigen van de EU, in bepaalde wateren buiten de EU van toepassing zijn. Het voorstel wijzigt die vangstmogelijkheden om rekening te houden met de meest recente wetenschappelijke adviezen en andere ontwikkelingen. Daarnaast worden in het voorstel bepaalde fouten in Verordening (EU) 2023/194 2 en 2024/257 van de Raad gerectificeerd.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde maatregelen stroken met de doelstellingen en regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met de andere beleidsterreinen van de Unie, en met name met het milieubeleid.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit

Het voorstel valt onder de exclusieve EU-bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is dus niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel betreft de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten conform de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid 3 . Op grond van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de lidstaten beslissen hoe de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden op basis van bepaalde criteria voor de toewijzing van vangstmogelijkheden kunnen worden toegewezen aan vaartuigen die hun vlag voeren. De lidstaten beschikken derhalve over de nodige speelruimte om in het kader van de benutting van de hun ter beschikking staande vangstmogelijkheden, de toegewezen totale toegestane vangsten (TAC’s) te verdelen volgens het sociale/economische model van hun keuze.

Keuze van het instrument

Aangezien het voorstel een bestaande verordening wijzigt, is een verordening het meest geschikte rechtsinstrument.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft de belanghebbenden geraadpleegd, met name via de adviesraden, op basis van haar jaarlijkse mededeling “Duurzame visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2024” (COM(2023) 303).

In hun reactie op die jaarlijkse mededeling hebben de belanghebbenden hun mening gegeven over de door de Commissie verrichte evaluatie van de situatie van de bestanden en over de vraag welke beheersmatige reactie passend is. De Commissie heeft met die reacties rekening gehouden bij de uitwerking van het voorstel.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het wetenschappelijk advies van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) is gebaseerd op een kader dat door zijn deskundigengroepen en besluitvormingsorganen is ontwikkeld, en wordt uitgebracht in lijn met zijn kader-partnerschapsovereenkomst met de Commissie.

Effectbeoordeling

De werkingssfeer van het voorstel is omschreven in artikel 43, lid 3, VWEU.

Het is de bedoeling om met het voorstel een kortetermijnaanpak te vermijden en te streven naar duurzaamheid op de lange termijn. Er is rekening gehouden met initiatieven van belanghebbenden en adviesraden indien deze door de ICES positief werden beoordeeld. Het GVB-hervormingsvoorstel van de Commissie was gebaseerd op een effectbeoordeling (SEC(2011) 891), waarin werd geoordeeld dat de verwezenlijking van de MDO-doelstelling een noodzakelijke voorwaarde was om tot ecologische, economische en sociale duurzaamheid te komen en dat deze drie doelstellingen niet los van elkaar kunnen worden verwezenlijkt.

Wat de ROVB-vangstmogelijkheden en de met niet-EU-landen gezamenlijk beheerde bestanden betreft, worden met het voorstel internationaal overeengekomen maatregelen geïmplementeerd. Bij het voorbereiden en voeren van de internationale onderhandelingen waarin vangstmogelijkheden van de EU worden overeengekomen met niet-EU-landen, worden alle aspecten die van belang zijn voor de beoordeling van de mogelijke gevolgen van de vangstmogelijkheden in aanmerking genomen.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten, en met name die welke in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregelen hebben geen gevolgen voor de begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

   Artikelsgewijze toelichting

Voorgesteld wordt Verordening (EU) 2024/257 van de Raad te wijzigen zoals hieronder uiteengezet.

Ansjovis in de Iberische wateren

In Verordening (EU) 2024/257 is de TAC voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de ICES-deelgebieden 9 en 10 (Iberische wateren en wateren grenzend aan de Azoren) en in de wateren van de EU van sector 34.1.1 (oosten van Madeira en van de Canarische Eilanden) van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 voorlopig vastgesteld op nul, in afwachting van de bekendmaking door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor ansjovis in ICES-sector 9a (Iberische wateren) voor die periode.

De ICES zal dat advies naar verwachting op 14 juni 2024 bekendmaken. In afwachting van de bekendmaking van dat ICES-advies wordt de TAC voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de EU-wateren van Cecaf-sector 34.1.1 voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 als “p.m.” (pro memorie) aangegeven. Zodra dat ICES-advies beschikbaar is, zullen de diensten van de Commissie het voorstel actualiseren door middel van een non-paper waarin die TAC op basis van dat advies wordt voorgesteld.

Witte koolvis in de Golf van Biskaje

Bij Verordening (EU) 2024/257 is de TAC voor witte koolvis (Pollachius pollachius) in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e (“Golf van Biskaje”) voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2024 voorlopig vastgesteld op 500 ton. Die voorlopige TAC werd vastgesteld omdat er meer tijd nodig was ter beoordeling van de sociaal-economische impact van de vaststelling van de definitieve TAC voor 2024 op het door de ICES in zijn wetenschappelijk advies 4 voor witte koolvis in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a (Golf van Biskaje en de Iberische wateren) aanbevolen niveau 5 , i.e. 698 ton.

De Commissie heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) verzocht een dergelijke impact te beoordelen. De Commissie heeft het WTECV ook verzocht aan te geven welk niveau van de definitieve TAC voor witte koolvis in de Golf van Biskaje nodig zou zijn om het verschijnsel van “choke species” 6 (knelsoorten of verstikkingssoorten) in de gerichte visserij op tong (Solea solea) en langoustine (Nephrops norvegicus) te voorkomen. De Commissie heeft het WTECV een ad-hoccontractverslag verstrekt met een beoordeling van de sociaal-economische impact van de vaststelling van de definitieve TAC voor witte koolvis in de Golf van Biskaje op het door de ICES aanbevolen niveau in vergelijking met de vaststelling van die TAC op andere niveaus, alsook andere door Frankrijk ingediende documenten, waaronder een studie van het Franse onderzoeksinstituut voor de exploratie van de zee (Ifremer) 7 .

Op 28 maart 2024 heeft het WTECV zijn beoordeling 8 bekendgemaakt van de sociaal-economische impact van de vaststelling van de definitieve TAC voor 2024 op het door de ICES in zijn wetenschappelijk advies voor witte koolvis aanbevolen niveau. In die beoordeling heeft het WTECV onder meer het volgende opgemerkt.

Ten eerste concludeert het WTECV dat “de studies [d.w.z. het ad-hoccontractverslag en de studie van Ifremer] over het algemeen consistent zijn om potentiële verstikkingssituaties en sociaal-economische effecten aan te wijzen indien de TAC-verlaging met 53 % zou worden toegepast op de TAC voor witte koolvis, uitgaande van de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting en de sluiting van de visserij na uitputting van de TAC”.

Ten tweede verwijst het WTECV met betrekking tot de studie van Ifremer naar de bevinding van de studie dat stopzetting van de visserij na uitputting van de door de ICES voor witte koolvis aanbevolen [TAC] zou leiden tot een vangst van 43 % van de TAC voor langoustine en 50 % van de TAC voor tong in 2024. Er zou ook een impact zijn op de vangsten van toonhaai … en zeebaars, met 41 % en 51 % van hun respectieve TAC’s.” Het WTECV is ook van mening dat uit de studie blijkt dat indien de definitieve TAC voor witte koolvis in de Golf van Biskaje op hogere niveaus zou worden vastgesteld dan door de ICES wordt aanbevolen, dit nog steeds een beperkend effect zou hebben op de visserij op tong (Solea solea) en langoustine (Nephrops norvegicus) en dat “de TAC voor witte koolvis de vloten die op tong en langoustine vissen potentieel zou verstikken met enige verlaging van de TAC”. Dit strookt met de overwegingen inzake gemengde visserij van de ICES 9 , volgens welke witte koolvis de meest beperkende soort is voor de demersale visserij in de Golf van Biskaje is.

Ten derde verwijst het WTECV met betrekking tot het ad-hoccontractverslag naar de bevinding in het verslag dat, indien de definitieve TAC voor witte koolvis in de Golf van Biskaje zou worden vastgesteld op het door de ICES aanbevolen niveau, “het verstikkingseffect, dat wordt gesimuleerd in de scenario’s waarbij gebruik wordt gemaakt van het minimumniveau van de visserijinspanning, zeer aanzienlijk kan zijn. De activiteit van deze vloten was in de eerste twee kwartalen van het jaar intensiever en daarom zal volgens de simulatie in Q2 (TAC = 500 t), Q3 (TAC = 698 t) of Q4 verstikking optreden op basis van de in 2022 waargenomen lagere vangstcapaciteit en uitgaande van swaps van Spanje naar Frankrijk.” Het WTECV verwijst ook naar de conclusie van het verslag dat “de minimale jaarlijkse TAC die nodig is om de gesimuleerde totale inspanning in te zetten, […]varieert van 1 209 ton, ([uitgaande van] geen swaps en gemiddelde vangstcapaciteit) tot 824 ton ([uitgaande van] swaps en de vangstcapaciteit van 2022).”

Naast de beoordeling van het WTECV merkt de Commissie op dat in het ad-hoccontractverslag, zoals beoordeeld door het WTECV, wordt geoordeeld dat indien de definitieve TAC voor witte koolvis in de Golf van Biskaje zou worden vastgesteld op het door de ICES aanbevolen niveau, dit zou leiden tot een vermindering van het totale inkomen van de betrokken Franse vloten met 48 miljoen EUR (- 37 %) ten opzichte van het gemiddelde inkomen in de periode 2020-2022 (uitgaande van de laagste vangbaarheid, 2022). De Commissie merkt voorts op dat in het ad-hoccontractverslag wordt aangegeven dat, om de huidige visserijinspanning tot eind 2024 te handhaven, de definitieve TAC voor witte koolvis in de Golf van Biskaje moet worden vastgesteld op 985 ton, en dat een dergelijk niveau zou leiden tot een geringe daling van het totale inkomen van 1,6 %. Tot slot merkt de Commissie op dat Frankrijk onevenredig zwaar zou worden getroffen door een verlaging van die TAC, aangezien het momenteel afhankelijk is van swaps en jaarflexibiliteit. Het gebruik van deze flexibiliteit zou daardoor moeilijker worden.

Op basis van de resultaten van de beoordeling van het WTECV, de in de vorige alinea samengevatte aanvullende elementen en de moeilijkheid om alle bestanden tegelijkertijd op MDO-niveau te bevissen, met name in situaties waarin dat zou leiden tot een voortijdige sluiting van een of meer visserijen, wordt overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2019/472 10 voorgesteld om:

de definitieve TAC voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e voor 2024 vast te stellen op 959 ton. Volgens het ICES-advies komt dit niveau overeen met de aanlandingen van dat bestand in 2022, i.e. het meest recente jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn. De vaststelling van de definitieve TAC op 959 ton zal ervoor zorgen dat de huidige visserijdruk op witte koolvis in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a niet toeneemt. Volgens wetenschappelijk advies van de ICES 11 ligt de visserijsterfte voor dat bestand momenteel onder het niveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert. Daarnaast zal de vaststelling van de definitieve TAC van 959 ton volgens de studie van Ifremer het mogelijk maken de TAC’s voor zeebaars (Dicentrarchus labrax), langoustine en tong te bevissen op respectievelijk 56 %, 47 % en 55 %. Terwijl dit niveau het totale inkomen van de vloten, met name van de Franse vloten, zal doen dalen, zullen vissers bovendien de TAC’s voor zeebaars, langoustine en tong kunnen blijven bevissen tot het vierde kwartaal van 2024, en

de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e voor 2024 te verhogen van 30 cm tot 42 cm. Volgens de ICES-benchmark van 2023 voor dat bestand en het desbetreffende verslag van de ICES-werkgroep 12 komt 42 cm overeen met de lengte bij geslachtsrijpheid voor dat bestand. Bijgevolg zal deze maatregel ervoor zorgen dat onvolwassen exemplaren beter worden beschermd en aldus bijdragen tot het herstel van de biomassa van dat bestand, die volgens het wetenschappelijk advies van de ICES momenteel onder de biomassa-index ligt (Itrigger). Voorts zou zonder deze maatregel het niveau van de definitieve TAC voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e voor 2024 verder moeten worden verlaagd om het herstel van witte koolvis in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a mogelijk te maken. Deze maatregel mag alleen van toepassing zijn tot de vaststelling van een overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad 13 vastgestelde gedelegeerde handeling tot wijziging van deel A van bijlage VII bij die verordening door de invoering van een overeenkomstige technische maatregel.

Daarnaast wordt overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2019/472 een verbod voorgesteld op de visserij op witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e door vissersvaartuigen die met bodemtrawls 14 , zegens 15 en vaste kieuwnetten 16 op zeebaars, langoustine en tong vissen.

Noordse garnaal in het Skagerrak-Kattegat

Bij Verordening (EU) 2024/257 is de TAC voor Noordse garnaal (Pandalus borealis) in de EU- en Noorse wateren van ICES-sector 3a (Skagerrak-Kattegat) voorlopig vastgesteld op nul voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025, in afwachting van de bekendmaking door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a oost (Skagerrak-Kattegat en noordelijke Noordzee in de Noorse trog).

De ICES zal dat advies naar verwachting op 7 juni 2024 bekendmaken. Na de bekendmaking van dat ICES-advies zal de EU bilateraal overleg plegen met Noorwegen over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor dat bestand voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025; ii) het niveau van de TAC voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a voor die periode; en iii) extra uitwisselingen tussen Noorwegen en de EU van vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in de Noorse wateren ten zuiden van 62° NB voor 2024, die de EU en Noorwegen tijdens bilateraal overleg over de uitwisseling van quota en toegangsregelingen voor 2024 zijn overeengekomen te overwegen. In afwachting van de formele uitkomst van dat bilaterale overleg is de tekst van de desbetreffende overweging van Verordening (EU) 2023/194 17 tussen vierkante haken opgenomen, met relevante aanpassingen, en wordt de TAC voor Noordse garnaal in de EU- en Noorse wateren van ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 als “p.m.” (pro memorie) aangegeven. Zodra de formele uitkomst van dat bilaterale overleg bekend is, werken de diensten van de Commissie het voorstel bij door middel van een non-paper waarin de TAC voor die periode wordt voorgesteld op het met Noorwegen overeengekomen niveau.

Sprot in de Noordzee en in het Skagerrak-Kattegat

Bij Verordening (EU) 2024/257 zijn de TAC’s voor sprot (Sprattus sprattus) en geassocieerde bijvangsten voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2 025 voorlopig op nul vastgesteld in: i) de wateren van de EU en het VK van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a; en ii) EU-wateren en Noorse wateren van ICES-sector 3a (Skagerrak-Kattegat), in afwachting van de bekendmaking door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025.

De ICES zal dat advies naar verwachting op 18 april 2024 bekendmaken. Na de bekendmaking van dat ICES-advies zal de EU trilateraal overleg plegen met het VK en Noorwegen over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor dat bestand voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025; en ii) het niveau van de TAC voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a en de TAC voor sprot in ICES-sector 3a voor die periode. In afwachting van de formele uitkomst van dat trilaterale overleg is de tekst van de desbetreffende overweging van Verordening (EU) 2023/194 tussen vierkante haken opgenomen, met relevante aanpassingen, en worden de TAC’s voor sprot en geassocieerde bijvangsten voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 in: i) de wateren van de EU en het VK van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a; en ii) de EU- en Noorse wateren van ICES-sector 3a (Skagerrak en Kattegat) als “p.m.” (pro memorie) aangegeven. Zodra de formele uitkomst van dat bilaterale overleg bekend is, werken de diensten van de Commissie het voorstel bij door middel van een non-paper waarin die TAC’s voor die periode worden voorgesteld op het met het VK en Noorwegen overeengekomen niveau.

Sprot in het Kanaal

Bij Verordening (EU) 2024/257 is de TAC voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de wateren van de EU en het VK van de ICES-sectoren 7d en 7e (Kanaal) voorlopig op nul vastgesteld voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025, in afwachting van de bekendmaking door de ICES van zijn wetenschappelijk advies voor sprot in dat gebied voor die periode.

De ICES zal dat advies naar verwachting op 18 april 2024 bekendmaken. Na de bekendmaking van dat ICES-advies zal de EU bilateraal overleg plegen met het VK over het niveau van de TAC voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025, overeenkomstig de artikelen 498, leden 2, 4 en 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds 18 (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”). In afwachting van de formele uitkomst van dat bilaterale overleg is de tekst van de desbetreffende overweging van Verordening (EU) 2023/194 tussen vierkante haken opgenomen, met relevante aanpassingen, en wordt de TAC voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 als “p.m.” (pro memorie) aangegeven. Zodra de formele uitkomst van dat bilaterale overleg bekend is, werken de diensten van de Commissie het voorstel bij door middel van een non-paper waarin de TAC voor die periode wordt voorgesteld op het met het VK overeengekomen niveau.

Roodbaars in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

Bij Verordening (EU) 2024/257 is het EU-quotum voor roodbaarzen (Sebastes spp.) in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2 (noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan) als “nog vast te stellen” aangegeven.

Om het mogelijk te maken dat de visserij op 1 juli 2024 aanvangt, wordt voorgesteld dat EU-quotum voor roodbaarzen in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2 voor 2024 vast te stellen. Voorgesteld wordt dit EU-quotum vast te stellen op 6 000 ton, i.e. op hetzelfde niveau als voor 2023, in afwachting van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies, en om het mogelijk te maken de visserijactiviteiten van de EU voor het bestand in internationale wateren op het historische niveau te handhaven.

Iccat

Op 13 maart 2024 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2024/897 19 houdende omzetting in EU-recht van bepaalde beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) vastgesteld.

Verordening (EU) 2024/897 wijzigt onder meer artikel 33 van Verordening (EU) 2017/2107 20 door in die verordening een nieuwe bepaling op te nemen die EU-vaartuigen verbiedt schade te berokkenen aan kortvinmakreelhaaien die in de Atlantische Oceaan ten noorden van 5° NB worden gevangen, en op grond waarvan EU-vaartuigen dergelijke kortvinmakreelhaaien onmiddellijk in zee moeten terugzetten, daarbij terdege rekening houdend met de veiligheid van de bemanning. Daarnaast verbieden de artikelen 32, 34, 35 en 36 van Verordening (EU) 2017/2107 EU-vaartuigen reeds om delen of volledige karkassen van grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus), oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus), hammerkophaaien van de familie Sphyrnidae en zijdehaaien (Carcharhinus falciformis) die in het kader van de Iccat-visserijen zijn gevangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen, en schrijven zij voor dat exemplaren ervan ongedeerd in zee moeten worden teruggezet. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, is het daarom passend artikel 27, lid 1, en artikel 27, leden 3 tot en met 6, van Verordening (EU) 2024/257 te schrappen.

Bij Verordening (EG) nr. 2024/897 wordt onder meer artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad 21 gewijzigd door in laatstgenoemde verordening een nieuwe bepaling op te nemen op grond waarvan de lidstaten kunnen verzoeken om maximaal 5 % van hun jaarlijkse quotum voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en in de Middellandse Zee van het voorgaande jaar over te dragen naar een bepaald jaar. Lidstaten die een dergelijk verzoek indienen, moeten bij de Commissie een herzien jaarlijks visserijplan en een herzien jaarlijks beheersplan voor de vangstcapaciteit indienen. Op basis van dergelijke herziene jaarlijkse visserijplannen en herziene jaarlijkse plannen voor het beheer van de vangstcapaciteit zal de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2023/2053 een herzien EU-jaarplan ter bespreking en goedkeuring voorleggen aan het Iccat-secretariaat. In afwachting van de eventuele indiening en goedkeuring van een dergelijk herzien EU-jaarplan door de Iccat, wordt de TAC voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en de Middellandse Zee voor 2024 als“p.m.” (pro memorie) aangegeven. Zodra de Iccat een dergelijk mogelijk herzien EU-jaarplan heeft goedgekeurd, werken de diensten van de Commissie het voorstel bij met een non-paper waarin wordt voorgesteld de TAC voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan ten oosten van 45° WL, en de Middellandse Zee voor 2024 te wijzigen.

Overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) 2023/2053 kunnen de lidstaten bij de Commissie uiterlijk op 15 mei van elk jaar herziene beheersplannen voor de kweek van blauwvintonijn in het Iccat-verdragsgebied indienen. Op basis van dergelijke herziene beheersplannen voor de kweek zal de Commissie een herzien EU-jaarplan indienen bij het Iccat-secretariaat ter bespreking en goedkeuring door de Iccat. In afwachting van de mogelijke indiening en goedkeuring van een dergelijk herzien EU-jaarplan door de Iccat is de tekst van de desbetreffende overweging van Verordening (EU) 2023/194 tussen vierkante haken opgenomen, met relevante aanpassingen, en worden de maximale kweekhoeveelheid en -capaciteit van de EU voor 2024 als “p.m.” (pro memorie) aangegeven. Zodra de Iccat een dergelijk mogelijk herzien EU-jaarplan heeft goedgekeurd, werken de diensten van de Commissie het voorstel bij met een non-paper waarin wordt voorgesteld de relevante maximale kweekhoeveelheid en -capaciteit voor 2024 te wijzigen.

NPFC

Tijdens haar jaarvergadering van 2024 heeft de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) maatregelen voor Spaanse makreel (Scomber japonicus) in het NPFC-verdragsgebied gewijzigd en voor het eerst vangstbeperkingen voor dat bestand vastgesteld voor alle verdragsluitende partijen van de NPFC voor respectievelijk trawlers en ringzegenvaartuigen voor de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025 22 . Daarnaast heeft de NPFC voor diezelfde periode een extra hoeveelheid van dat bestand voor de Unie vastgesteld. Ook heeft zij bijbehorende inspanningsbeperkingen vastgesteld. Voorts heeft de NPFC maatregelen vastgesteld die functioneel verbonden zijn met die vangstbeperkingen en die extra hoeveelheid, zonder welke: i) die vangstbeperkingen voor alle verdragsluitende partijen bij de NPFC niet hadden kunnen worden vastgesteld; en ii) de vangstmogelijkheden voor Spaanse makreel in het NPFC-verdragsgebied zouden moeten worden verlaagd om de niet-doelsoorten te beschermen. Voorgesteld wordt deze vangstmogelijkheden en functioneel verbonden maatregelen in het EU-recht op te nemen. Wat de vangstbeperkingen en de extra hoeveelheid voor de EU betreft, wordt voorgesteld deze op EU-niveau toe te wijzen, aangezien de lidstaten in het verleden niet op dat bestand hebben gevist.

Rectificatie van fouten

In bijlage IA, deel B, bij Verordening (EU) 2024/257, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2024/1015 van de Raad 23 , moeten de volgende fouten worden gerectificeerd:

Tabel 103, voetnoot 1: de rapporteringscode “MAC/*3A4-BC” moet worden vervangen door “MAC/*3A4BC”.

Tabel 123, voetnoot 2: Naast het EU-quotum voor industriële vis in de Noorse wateren van ICES-deelgebied 4 moet de hoeveelheid horsmakrelen (Trachurus spp.) die in het kader van dat EU-quotum mag worden gevangen, ook worden vastgesteld in lijn met het resultaat van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de EU, namens Zweden, voor 2024 24 . Die hoeveelheid moet derhalve worden vastgesteld op 400 ton.

In bijlage IK bij Verordening (EU) 2024/257 moeten de volgende fouten worden gerectificeerd:

Tabel 1, voetnoot 1: omwille van de juridische duidelijkheid moet de verwijzing naar FAO-deelgebied 51.7 worden geschrapt, aangezien het gebied in die voetnoot ook delen van FAO-deelgebied 51.6 bestrijkt.

Tabel 2, voetnoot 1: overeenkomstig de in tabel 1 gevolgde aanpak moet de verwijzing naar FAO-deelgebied 51.7 worden geschrapt.

Tabel 3, voetnoot 1: overeenkomstig de in tabel 1 gevolgde aanpak moet de verwijzing naar FAO-deelgebied 57.4 worden geschrapt. Bovendien moeten de coördinaten van de punten 1 en 4 worden gecorrigeerd.

In de Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 moeten de volgende fouten met betrekking tot verboden soorten worden gerectificeerd:

Artikel 18, lid 1, punt p), en bijlage IA, deel D, bij Verordening (EU) 2023/194: Overeenkomstig NEAFC-aanbevelingen 08:2024 tot en met 10:2024 25 mogen EU-vissersvaartuigen niet vissen op diepzeehaaien, diepzeeroggen (Rajiformes) en diepzeedraakvissen, die in die aanbevelingen zijn opgenomen in: i) alle internationale wateren van het verdragsgebied van de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) 26 (“gereglementeerd gebied” van de NEAFC); en, in voorkomend geval, ii) de EU-wateren van het NEAFC-verdragsgebied. Daarom moeten de verbodsbepalingen ook van toepassing zijn op EU-vissersvaartuigen in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1, 2 en 14. Daarnaast moeten de verbodsbepalingen ook van toepassing zijn op: i) Spaanse hondshaai (Galeus melastomus); ii) de soorten Rajiformes die zijn opgenomen in NEAFC-aanbeveling 10:2024; en iii) de soorten Chimaeras die zijn opgenomen in NEAFC-aanbeveling 08:2024; en

Artikel 18, lid 1, punt p), en bijlage IA, deel D, bij Verordening (EU) 2023/194, artikel 20, lid 1, punten c) tot en met f), en artikel 55, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2024/257: Omwille van de juridische duidelijkheid moeten de verbodsbepalingen worden geschrapt in Verordening (EU) 2024/257 en worden opgenomen in Verordening (EU) 2023/194.



2024/0117 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) 2024/257 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en van Verordening (EU) 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van dergelijke vangstmogelijkheden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Verordening (EU) 2024/257 van de Raad 27 worden voor 2024, 2025 en 2026 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. Die vangstmogelijkheden, met inbegrip van bepaalde maatregelen die functioneel verbonden zijn met die vangstmogelijkheden, moeten worden gewijzigd op grond van de bekendmaking van wetenschappelijk advies en op grond van de uitkomst van het overleg met derde landen en van vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s).

(2)[Naar aanleiding van de bekendmaking door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) van zijn advies voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in ICES-sector 9a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025 op [X], moeten de totale toegestane vangsten (TAC) voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de wateren van de Unie van sector 34.1.1 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) voor die periode worden vastgesteld overeenkomstig dat advies.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de bekendmaking van het ICES-advies.]

(3)Op 28 maart 2024 heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn advies 28 uitgebracht over de sociaal-economische impact van de vaststelling van de TAC voor witte koolvis (Pollachius pollachius) in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e voor 2024 op het door de ICES aanbevolen niveau 29 en met vermelding van het niveau van die TAC dat nodig is om het verschijnsel van “verstikkingssoorten” 30 te voorkomen. Daarom moet de definitieve TAC voor 2024 worden vastgesteld, ter vervanging van de bij Verordening (EU) 2024/257 vastgestelde voorlopige TAC voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2024. Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad 31 moet die TAC worden vastgesteld op 959 ton, hetgeen volgens dat advies de vloten in staat zal stellen hun activiteiten tot het vierde kwartaal van het jaar voort te zetten en derhalve zal zorgen voor een vermindering van: i) het verschijnsel van “verstikkingssoorten” en een voortijdige sluiting van de betrokken visserijen; en ii) de daarmee samenhangende sociaal-economische gevolgen voor de visserijsector.

(4)[Van 13 tot en met 29 juni 2023 hebben de Unie en Noorwegen overleg gepleegd over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in de ICES-sectoren 3a en 4a oost voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024; alsook ii) het niveau van de TAC voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 29 juni 2023 zijn ondertekend. De relevante TAC zou derhalve moeten worden vastgesteld op het met het Noorwegen overeengekomen niveau.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie en Noorwegen.]

(5)[Op 12 mei 2023 hebben de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overleg gepleegd over: i) het niveau van de totale vangstmogelijkheden voor sprot (Sprattus sprattus) in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a voor de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025; en de wateren van de Unie en de Noorse wateren van ICES-sector 3a voor dezelfde periode, en ii) het niveau van de TAC voor sprot in die gebieden. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in goedgekeurde notulen die op 16 mei 2023 zijn ondertekend. De TAC’s voor sprot en geassocieerde bijvangsten voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 in: i) de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a; en ii) de wateren van de Unie en Noorse wateren van ICES-sector 3a moeten derhalve worden vastgesteld op de met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen overeengekomen niveaus.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen.]

(6)[Op 4 mei 2023 hebben de Unie en het Verenigd Koninkrijk overleg gehouden overeenkomstig artikel 498, leden 2, 4 en 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds 32 , over het niveau van de TAC voor sprot in de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024. De uitkomst van dat overleg is vastgelegd in een schriftelijk verslag dat op 1 juni 2023 is ondertekend. De TAC voor sprot en geassocieerde bijvangsten in de ICES-sectoren 7d en 7e voor die periode moet derhalve worden vastgesteld op het met het Verenigd Koninkrijk overeengekomen niveau.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na afloop van het overleg tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk.]

(7)Om het mogelijk te maken dat de visserij op 1 juli 2024 aanvangt, wordt voorgesteld dat Uniequotum voor roodbaarzen (Sebastes spp.) in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden 1 en 2 voor 2024 vast te stellen. Dat Uniequotum moet worden vastgesteld op 6 000 ton, i.e. op hetzelfde niveau als voor 2023, in afwachting van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies, en om het mogelijk te maken de visserijactiviteiten van de Unie voor het bestand in internationale wateren op het historische niveau te handhaven.

(8)Tijdens haar jaarvergadering van 2024 heeft de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (North Pacific Fisheries Commission — NPFC) maatregelen voor Spaanse makreel (Scomber japonicus) in het NPFC-verdragsgebied gewijzigd en voor het eerst vangstbeperkingen voor dat bestand vastgesteld voor alle verdragsluitende partijen van de NPFC, inclusief de Unie, voor respectievelijk trawlers en ringzegenvaartuigen voor de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025. Daarnaast heeft de NPFC voor diezelfde periode een extra hoeveelheid van dat bestand voor de Unie vastgesteld. Ook heeft zij bijbehorende inspanningsbeperkingen vastgesteld. Voorts heeft de NPFC maatregelen vastgesteld die functioneel verbonden zijn met die vangstbeperkingen en die extra hoeveelheid, zonder welke: i) die vangstbeperkingen voor alle verdragsluitende partijen bij de NPFC niet hadden kunnen worden vastgesteld; en ii) de vangstmogelijkheden voor Spaanse makreel in het NPFC-verdragsgebied zouden moeten worden verlaagd om de niet-doelsoorten te beschermen. Voorgesteld wordt deze vangstmogelijkheden en functioneel verbonden maatregelen in het Unierecht op te nemen. Wat de vangstbeperkingen en de extra hoeveelheid voor de Unie betreft, wordt voorgesteld deze op Unieniveau toe te wijzen, aangezien de lidstaten in het verleden niet op dat bestand hebben gevist.

(9)Verordening (EU) 2024/897 van het Europees Parlement en de Raad 33 wijzigt onder meer artikel 33 van Verordening (EU) 2017/2017 34 van het Europees Parlement en de Raad 35 door in die verordening een nieuwe bepaling op te nemen die Unievaartuigen verbiedt schade te berokkenen aan kortvinmakreelhaaien die in de Atlantische Oceaan ten noorden van 5° NB worden gevangen, en op grond waarvan Unievaartuigen dergelijke kortvinmakreelhaaien onmiddellijk in zee moeten terugzetten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de veiligheid van de bemanning. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, moet artikel 27, lid 6, van Verordening (EU) 2024/257 worden geschrapt.

(10)De artikelen 32, 34, 35 en 36 van Verordening (EU) 2017/2017 verbieden Unievaartuigen reeds om delen of volledige karkassen van grootoogvoshaaien (Alopias superciliosus), oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus), hammerkophaaien van de familie Sphyrnidae en zijdehaaien (Carcharhinus falciformis) die in het kader van de Iccat-visserijen zijn gevangen, aan boord te houden, over te laden of aan te landen, en schrijven zij voor dat exemplaren ervan ongedeerd in zee moeten worden teruggezet. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, is het ook passend artikel 27, leden 1, 3, 4 en 5, van Verordening (EU) 2024/257 te schrappen.

(11)[Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad 36 hebben bepaalde lidstaten bij de Commissie herziene jaarlijkse visplannen en jaarlijkse beheersplannen voor de vangstcapaciteit ingediend met verzoeken om een percentage van hun jaarlijkse quotum voor blauwvintonijn (Thunnus thynnus) in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en de Middellandse Zee van 2023 naar 2024 over te dragen. Op basis van die herziene plannen heeft de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2023/2053 op [X] mei 2024 bij het Iccat-secretariaat een herzien jaarplan van de Unie voor 2024 ingediend. Het herziene jaarplan van de Unie voor 2024 is op [X] door de Iccat goedgekeurd. De TAC voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan ten oosten van 45 °WL, en de Middellandse Zee voor 2024 moet derhalve worden gewijzigd overeenkomstig dat herziene jaarplan van de Unie.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de goedkeuring van een mogelijk herzien jaarplan van de Unie door de Iccat.]

(12)[Vijf lidstaten hebben overeenkomstig artikel 15, lid 7, van Verordening (EU) 2023/2053 bij de Commissie wijzigingen van hun beheersplan voor de kweek van blauwvintonijn ingediend. Op basis van die herziene plannen heeft de Commissie op 9 mei 2023 bij het Iccat-secretariaat een herzien jaarplan van de Unie voor 2023 ingediend. Het herziene jaarplan van de Unie voor 2023 is op 11 mei 2023 door de Iccat goedgekeurd. De maximale kweekhoeveelheid en -capaciteit van de Unie moeten derhalve worden gewijzigd overeenkomstig dat herziene jaarplan van de Unie.] [De overweging en de desbetreffende bepalingen zullen worden bijgewerkt na de goedkeuring van een mogelijk herzien jaarplan van de Unie door de Iccat.]

(13)Artikel 20, lid 1, en bepaalde TAC-tabellen in de bijlagen IA, deel B, en IK bij Verordening (EU) 2024/257, en artikel 18, lid 1, en bijlage IA, deel D, bij Verordening (EU) 2023/194 van de Raad 37 bevatten bepaalde fouten met betrekking tot vangstmogelijkhedenniveaus, soorten, toepassingsgebieden en rapporteringscodes. Die bepalingen moeten derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(14)De Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(15)Sommige bepalingen van deze verordening tot rectificatie van de bepalingen van Verordening (EU) 2024/357 betreffende bepaalde vangstmogelijkheden in het Siofa-gebied moeten van toepassing zijn met ingang van 1 december 2023, in overeenstemming met de toepassingsperiode van de gewijzigde bepalingen. Daarnaast moeten de bepalingen van deze verordening tot wijziging of rectificatie van bepalingen van de Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2024/257 met betrekking tot: i) witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e; ii) blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en de Middellandse Zee; en iii) de rectificaties van fouten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2024, in overeenstemming met de toepassingsperiode van de betrokken bepalingen. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien het niveau of het toepassingsgebied van de vangstmogelijkheden of kweekbeperkingen worden uitgebreid.

(16)Gezien de urgentie om onderbrekingen in de visserijactiviteiten te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Wijziging en rectificatie van Verordening (EU) 2024/257

Verordening (EU) 2024/257 wordt als volgt gewijzigd:

1)    In artikel 1, lid 2, wordt het volgende punt d) ingevoegd:

d)    de vangstmogelijkheden voor de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025 in het NPFC-verdragsgebied.

2)    In artikel 4 wordt het volgende punt r bis) ingevoegd:

r bis)    “NPFC-verdragsgebied” (Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan): het geografische gebied als omschreven in het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan 38 ;

3)    Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:

Artikel 12 bis
Maatregelen voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e

Voor vangsten van witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e geldt een minimale instandhoudingsreferentiegrootte van 42 cm.

4)    In artikel 20, lid 1, worden de punten c) tot en met f), geschrapt.

5)    Artikel 27 wordt vervangen door:

Artikel 27
Haaien

In aanvulling op de verbodsbepalingen van de artikelen 32 tot en met 36 van Verordening (EU) 2017/2107 is het ook verboden gericht te vissen op voshaaisoorten van het geslacht Alopias.

6)    De volgende afdeling 11 bis wordt ingevoegd:

Afdeling 11 bis
NPFC-verdragsgebied

Artikel 48 bis
Visserij op Spaanse makreel

1.Voor vissersvaartuigen van de Unie die in het NPFC-verdragsgebied vissen, zenden de vlaggenlidstaten de Commissie uiterlijk op de volgende datums de volgende geaggregeerde gegevens toe:

a)maandelijkse vangsten in het kader van de vangstbeperkingen voor Spaanse makreel (Scomber japonicus) voor alle verdragsluitende partijen bij de NPFC voor respectievelijk trawlers en ringzegenvaartuigen zoals vastgesteld in bijlage IM wanneer het gebruik van die vangstbeperkingen minder dan 60 % bedraagt, uiterlijk op de zevende dag van de daaropvolgende maand; en

b) wekelijkse vangsten van Spaanse makreel in het kader van die vangstbeperkingen wanneer het gebruik van die vangstbeperkingen meer dan 60 % en minder dan 95 % bedraagt, uiterlijk op dinsdag van de volgende week.

De Commissie compileert die informatie en zendt ze onverwijld door aan de uitvoerend secretaris van de NPFC.

2. Binnen twee dagen na de datum van afgifte van de kennisgevingen van de uitvoerend secretaris van de NPFC dat die vangstbeperkingen voor 95 % zijn gebruikt, sluit de Commissie de visserijen in het kader van die vangstbeperkingen.

3. De Commissie compileert de gegevens over jaarlijkse vangsten van Spaanse makreel in het NPFC-verdragsgebied en zendt ze uiterlijk eind februari van het volgende jaar door aan de uitvoerend secretaris van de NPFC.

4. Dit artikel is van toepassing naast de rapportageverplichtingen inzake vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 39 .

Artikel 48 ter
Bescherming van haaien in het NPFC-verdragsgebied

1. Vissersvaartuigen van de Unie die in het NPFC-verdragsgebied vissen, mogen in het NPFC-verdragsgebied geen haaien bevissen, aan boord houden, overladen of aanlanden.

2. Incidenteel gevangen exemplaren van de in lid 1 genoemde soorten worden ongedeerd gelaten en onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 48 quater
Bescherming van anadrome vissen in het NPFC-verdragsgebied

1. Vissersvaartuigen van de Unie die in het NPFC-verdragsgebied vissen, mogen geen Chumzalm (Oncorhynchus keta), Cohozalm (Oncorhynchus kisutch), roze zalm (Oncorhynchus gorbuscha), rode zalm (Oncorhynchus nerka), Chinookzalm (Oncorhynchus tshawytscha), masouzalm (Oncorhynchus masou) en regenboogforel (Oncorhynchus mykiss) vangen, aan boord houden, overladen of aanlanden.

2. Incidenteel gevangen exemplaren van de in lid 1 genoemde soorten worden ongedeerd gelaten en onmiddellijk vrijgelaten.

7)    In artikel 55, lid 1, wordt punt d) geschrapt.

8)    In artikel 59 worden de volgende punten a bis), g bis), i bis) en j bis) ingevoegd:

a bis)    artikel 12 bis is van toepassing van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024 of tot de datum waarop een overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde gedelegeerde handeling tot wijziging van deel A van bijlage VII bij die verordening met betrekking tot de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e van toepassing wordt, indien dat eerder is;

g bis)    afdeling 11 bis is van toepassing van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025 of tot de datum waarop een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen die van toepassing zijn in het gebied dat onder het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan valt, van toepassing wordt, indien deze datum eerder valt;

i bis)    in bijlage IA, deel A, tabel 17, is voetnoot 1 van toepassing van 1 juli 2024 tot en met 31 december 2024;

j bis)    bijlage IM is van toepassing van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025;

9)    De bijlagen IA, ID, IK en VI worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

10)    Bijlage IM wordt ingevoegd overeenkomstig punt 16 van bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2
Wijziging en rectificatie van Verordening (EU) 2023/194

Verordening (EU) 2023/194 wordt als volgt gewijzigd en gerectificeerd:

1)    In artikel 18, lid 1, wordt punt p) vervangen door:

p)    in bijlage I, deel D, vermelde diepzeesoorten in de wateren van de Unie, het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van de ICES-gebieden: 1; 2, met uitzondering van de wateren van het VK van sector 2a; 5 tot en met 10; 12; en 14, en de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2. Daarnaast in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4, indien dat in die bijlage is gespecificeerd.

2)    In artikel 55, lid 1, wordt punt k) vervangen door:

k)    in bijlage I, deel D, vermelde diepzeehaaien in de wateren van de Unie van: de ICES-deelgebieden 6 tot en met 10; en de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2. Daarnaast in de wateren van de Unie van ICES-deelgebied 4, indien dat in die bijlage is gespecificeerd.

3)    Bijlage I, deel D, wordt gewijzigd en gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2023. Artikel 2 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2024.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EU) 2024/257 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 (PB L, 2024/257 van 11.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/257/oj ).
(2)    Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PB L 28 van 31.1.2023, blz. 1).
(3)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(4)     https://doi.org/10.17895/ices.advice.21841014.v1  
(5)    Rekening houdend met de verdeling van de vangstmogelijkheden over de drie onder dat advies vallende TAC’s: i) TAC voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e (80 %); ii) TAC voor witte koolvis in ICES-sector 8c (9 %); en iii) TAC voor witte koolvis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de EU-wateren van Cecaf-sector 34.1.1 (11 %).
(6)    Zoals wordt uitgelegd in overweging 8 van Verordening (EU) 2024/257 zijn “verstikkingssoorten” soorten waarvoor geen quotum beschikbaar is en die ervoor kunnen zorgen dat een of meer vissersvaartuigen de visserij moeten stopzetten, ook al beschikken ze nog over quota voor andere soorten.
(7)     https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/d/stecf/stecf-plen-24-01-background-docs  
(8)     https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/d/stecf/stecf_plen_24-01  
(9)     http://doi.org/10.17895/ices.advice.24212037  
(10)    Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1).
(11)    Rekening houdend met de verdeling van de vangstmogelijkheden over de drie onder dat advies vallende TAC’s: i) TAC voor witte koolvis in de ICES-sectoren 8a, 8b, 8d en 8e (80 %); ii) TAC voor witte koolvis in ICES-sector 8c (9 %); en iii) TAC voor witte koolvis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en de EU-wateren van Cecaf-sector 34.1.1 (11 %).
(12)     https://doi.org/10.17895/ices.pub.23372990.v1   https://doi.org/10.17895/ices.pub.23541168.v1
(13)    Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).
(14)    Alle typen bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB, TBN, TBS en TB).
(15)    Alle typen zegens (SSC, SDN, SPR, SV, SB en SX).
(16)    Alle vaste kieuwnetten en vallen (GTR, GNS, GNC, FYK, FPN en FIX).
(17)    Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PB L 28 van 31.1.2023, blz. 1).
(18)    PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.
(19)    Verordening (EU) 2024/897 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2107 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en van Verordening (EU) 2023/2053 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (PB L, 2024/897 van 19.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/897/oj ).
(20)    Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1).
(21)    Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833, en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627 (PB L 238 van 27.9.2023, blz. 1).
(22)    CMM 2024-07.
(23)    Verordening (EU) 2024/1015 van de Raad van 26 maart 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2024/257 van de Raad tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L, 2024/1015 van 27.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1015/oj ).
(24)     https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/document/download/006c234d-d1fb-4032-810c-20e897a00d6d_en?filename=2023-12-08-EU%28SE%29-NO-Agreed-Record-2024.pdf  
(25)     https://www.neafc.org/system/files/Recommendation-08-2024_Deep-sea-chimaera.pdf     https://www.neafc.org/system/files/Recommendation-09-2024_Deep-sea-sharks.pdf     https://www.neafc.org/system/files/Recommendation-10-2024_Deep-sea-rays.pdf  
(26)    “NEAFC-verdragsgebied”: het geografische gebied als omschreven in het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan*.    * PB L 227 van 12.8.1981, blz. 22. De Unie heeft het NEAFC-verdrag goedgekeurd bij Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (PB L 227 van 12.8.1981, blz. 21).
(27)    Verordening (EU) 2024/257 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 (PB L, 2024/257 van 11.1.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/257/oj ).
(28)     https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/d/stecf/stecf_plen_24-01
(29)     https://doi.org/10.17895/ices.advice.21841014.v1  
(30)    “Verstikkingssoort”: een soort waarvoor geen quota beschikbaar zijn, wat ertoe kan leiden dat een of meer vissersvaartuigen de visserij moeten staken, ook al hebben zij nog quota voor andere soorten.
(31)    Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1).
(32)    PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.
(33)    Verordening (EU) 2024/897 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2024 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2107 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en van Verordening (EU) 2023/2053 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (PB L, 2024/897 van 19.3.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/897/oj ).
(34)    Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1).
(35)    Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1).
(36)    Verordening (EU) 2023/2053 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 tot vaststelling van een meerjarig beheersplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EU) 2017/2107 en (EU) 2019/833, en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1627 (PB L 238 van 27.9.2023, blz. 1).
(37)    Verordening (EU) 2023/194 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden (PB L 28 van 31.1.2023, blz. 1).
(38)    PB L 55 van 28.2.2022, blz. 14. De Unie is tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan toegetreden bij Besluit (EU) 2022/314 van de Raad van 15 februari 2022 betreffende de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (PB L 55 van 28.2.2022, blz. 12).
(39)    PB L 55 van 28.2.2022, blz. 14. De Unie is tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan toegetreden bij Besluit (EU) 2022/314 van de Raad van 15 februari 2022 betreffende de toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (PB L 55 van 28.2.2022, blz. 12).
Top

Brussel, 22.5.2024

COM(2024) 213 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) 2024/257 tot vaststelling, voor 2024, 2025 en 2026, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en van Verordening (EU) 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van dergelijke vangstmogelijkheden




BIJLAGE I

Verordening (EU) 2024/257 wordt als volgt gewijzigd en gerectificeerd:

De bijlagen IA, IB, ID, IK en VI bij Verordening (EU) 2024/257 worden als volgt gewijzigd en gerectificeerd:

1)In deel A van bijlage IA wordt tabel 2 vervangen door:

 

 

 

Tabel

2

 

 

 

Soort:

Ansjovis

 

 

Gebied:

9 en 10; wateren van de Unie van Cecaf 34.1.1

 

Engraulis encrasicolus

 

 

(ANE/9/3411)

 

Spanje

 

p.m.

1)

Analytische TAC

 

 

Portugal

p.m.

1)

Unie

p.m.

1)

TAC

 

p.m.

1)

 

 

 

 

1)

Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025.

2)    In deel A van bijlage IA wordt tabel 17 vervangen door:

 

 

 

Tabel

17

 

 

 

Soort:

Witte koolvis

 

 

Gebied:

8a, 8b, 8d en 8e

 

 

Pollachius pollachius

 

 

(POL/8ABDE.)

 

Spanje

163

1)

Analytische TAC

Frankrijk

796

1)

Unie

959

1)

TAC

 

959

1)

 

 

 

 

1)

Wanneer gevangen door vissersvaartuigen die gebruikmaken van: i) alle typen bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB, TBN, TBS en TB); alle typen zegens (SSC, SDN, SPR, SV, SB en SX). en iii) alle vaste kieuwnetten en vallen (GTR, GNS, GNC, FYK, FPN en FIX), uitsluitend voor bijvangsten. Voor die vaartuigen is geen gerichte visserij toegestaan in het kader van dit quotum.  Bijvangsten van die vaartuigen moeten afzonderlijk worden gerapporteerd (POL/* 8ABDE-BC).

3)In deel B van bijlage IA wordt tabel 77 vervangen door:

 

 

 

Tabel

77

 

 

 

Soort:

Noordse garnaal

 

Gebied:

3a

 

 

 

Pandalus borealis

 

 

(PRA/03A.)

 

Denemarken

 

p.m.

1)

Analytische TAC

 

 

Zweden

p.m.

1)

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

p.m.

1)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

p.m.

1)

1)

Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025.

 

4)    In deel B van bijlage IA wordt tabel 79 vervangen door:

 

 

Tabel

79

 

 

 

Soort:

Noordse garnaal

 

Gebied:

Noorse wateren ten zuiden van 62° NB

 

Pandalus borealis

 

 

(PRA/4N-S62)

 

Denemarken

 

p.m.

Analytische TAC

 

 

Zweden

p.m.

1)

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

p.m.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

 

Niet van toepassing

 

 

 

 

 

1)

Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en zwarte koolvis moeten in mindering worden gebracht op de quota voor die soorten.

5)In deel B van bijlage IA wordt tabel 103, voetnoot 1, vervangen door:

1)

Bijzondere voorwaarde: binnen de limieten van deze quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

 

3a
(MAC/*03A.)

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 3a, 4b en 4c
(MAC/*3A4BC)

4b
(MAC/*04B.)

4c
(MAC/*04C.)

Wateren van het Verenigd Koninkrijk en internationale wateren van 2a, 5b, 6, 7, 8d, 8e, 12 en 14
(MAC/*2AX14)

België

0

0

0

0

286

Denemarken

0

4 130

0

0

9 774

Duitsland

0

0

0

0

298

Frankrijk

0

490

0

0

899

Nederland

0

490

0

0

905

Zweden

0

0

390

10

2 741

Unie

0

5 110

390

10

14 903

6)In deel B van bijlage IA wordt tabel 113 vervangen door:

 

 

 

Tabel

113

 

 

 

Soort:

Sprot en geassocieerde bijvangsten

Gebied:

3a

 

 

 

Sprattus sprattus

 

 

(SPR/03A.)

 

 

Denemarken

p.m.

(1)(2)(3)

Analytische TAC

 

 

Duitsland

p.m.

(1)(2)(3)

Zweden

p.m.

(1)(2)(3)

Unie

p.m.

(1)(2)(3)

TAC

 

p.m.

2)

 

 

 

 

1)

Maximaal 5 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting en schelvis (OTH/*03A.). De bijvangsten van wijting en schelvis die krachtens deze bepaling op het quotum in mindering worden gebracht, en de bijvangsten van soorten die krachtens artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering worden gebracht, mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

2)

Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025.

3)

Overdrachten van dit quotum naar de wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 2a en 4 zijn toegestaan. Dergelijke overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie en het Verenigd Koninkrijk worden gemeld.

7)In deel B van bijlage IA wordt tabel 114 vervangen door:

 

 

 

Tabel

114

 

 

 

Soort:

Sprot en geassocieerde bijvangsten

Gebied:

wateren van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van 4; wateren van het Verenigd Koninkrijk van 2a

 

Sprattus sprattus

 

 

(SPR/2AC4-C)

 

België

 

p.m.

(1)(2)

Analytische TAC

 

 

Denemarken

p.m.

(1)(2)

Duitsland

p.m.

(1)(2)

Frankrijk

p.m.

(1)(2)

Nederland

p.m.

(1)(2)

Zweden

p.m.

(1)(2)(3)

Unie

p.m.

(1)(2)

Noorwegen

p.m.

1)

Faeröer

p.m.

(1)(4)

Verenigd Koninkrijk

p.m.

1)

TAC

 

p.m.

1)

 

 

 

 

1)

Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025.

2)

Maximaal 2 % van het quotum mag bestaan uit bijvangsten van wijting (OTH/*2AC4C). De bijvangsten van wijting die krachtens deze bepaling op het quotum in mindering worden gebracht en de bijvangsten van soorten die krachtens artikel 15, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op het quotum in mindering worden gebracht, mogen samen niet hoger zijn dan 9 % van het quotum.

3)

Inclusief zandspieringen.

4)

Mag tot 4 % bijvangsten van haring bevatten.

 

 

 

8)In deel B van bijlage IA wordt tabel 115 vervangen door:

 

 

 

Tabel

115

 

 

 

Soort:

Sprot

 

 

Gebied:

7d en 7e

 

 

 

Sprattus sprattus

 

 

(SPR/7DE.)

 

 

België

 

p.m.

1)

Analytische TAC

 

 

Denemarken

p.m.

1)

Duitsland

p.m.

1)

Frankrijk

p.m.

1)

Nederland

p.m.

1)

Unie

p.m.

1)

Verenigd Koninkrijk

p.m.

1)

TAC

 

p.m.

1)

 

 

 

 

1)

Dit quotum mag slechts worden gevangen van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2025.  

 

9)In deel B van bijlage IA wordt tabel 123 vervangen door:

 

 

 

Tabel

123

 

 

 

Soort:

Industriële vis

 

Gebied:

Noorse wateren van 4

 

 

 

 

 

 

(I/F/04-N.)

 

 

Zweden

800

(1)(2)

Voorzorgs-TAC

Unie

800

TAC

 

Niet van toepassing

 

 

 

 

 

1)

Bijvangsten van kabeljauw, schelvis, witte koolvis, wijting en zwarte koolvis moeten in mindering worden gebracht op de quota voor die soorten.

2)

Bijzondere voorwaarde: waarvan niet meer dan de volgende hoeveelheid horsmakrelen (JAX/*04-N.):

 

 

400

 

 

 

 

 

10)In bijlage IB wordt tabel 23 vervangen door:

 

 

Tabel

23

 

Soort:

Roodbaarzen

 

Gebied:

Internationale wateren van 1 en 2

 

Sebastes spp.

 

(RED/1/2INT)

Unie

6 000

1)

Analytische TAC

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

Niet van toepassing

 

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

1)

Mag alleen worden gevangen van 1 juli tot en met 31 december. Vissersvaartuigen moeten hun bijvangsten van roodbaars in andere visserijen beperken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.

11)In bijlage ID wordt tabel 12 vervangen door:

 

 

Tabel

12

 

 

 

Soort:

Blauwvintonijn

 

 

Gebied:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee

 

Thunnus thynnus

 

 

 

(BFT/AE45WM)

 

Cyprus

p.m.

4)

Analytische TAC

Griekenland

p.m.

Artikel 3, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Spanje

p.m.

(2)(4)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Frankrijk

p.m.

(2)(3)(4)

Kroatië

p.m.

6)

Italië

p.m.

(4)(5)

Malta

p.m.

4)

Portugal

p.m.

Andere lidstaten

p.m.

1)

Unie

p.m.

(2)(3)(4)(5)

TAC

p.m.

1)

1)

Met uitzondering van Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Malta en Portugal, en uitsluitend als bijvangst. Vangsten die in mindering moeten worden gebracht op dit gedeelde quotum, moeten afzonderlijk worden gerapporteerd (BFT/AE45WM_AMS).

2)

Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC moeten de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage VI, punt 1, bedoelde vaartuigen als volgt worden vastgesteld (BFT/*8301):

Spanje

p.m.

Frankrijk

p.m.

Unie

p.m.

3)

Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC moeten de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn met een gewicht van ten minste 6,4 kg of een lengte van ten minste 70 cm van de in bijlage VI, punt 1, bedoelde vaartuigen als volgt worden vastgesteld (BFT/*641):

Frankrijk

p.m.

Unie

p.m.

4)

Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC moeten de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage VI, punt 2, bedoelde vaartuigen als volgt worden vastgesteld (BFT/*8302):

Spanje

p.m.

Frankrijk

p.m.

Italië

p.m.

Cyprus

p.m.

Malta

p.m.

Unie

p.m.

5)

Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC moeten de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage VI, punt 3, bedoelde vaartuigen als volgt worden vastgesteld (BFT/*643):

Italië

p.m.

Unie

p.m.

6)

Bijzondere voorwaarde: binnen deze TAC moeten de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm voor kweekdoeleinden van de in bijlage VI, punt 3, bedoelde vaartuigen als volgt worden vastgesteld (BFT/*8303F):

Kroatië

p.m.

 

Unie

p.m.

 

 

 

 

12)In bijlage IK wordt tabel 1, voetnoot 1, vervangen door:

1)

Gebied begrensd:

- in het zuiden door breedtegraad 36°00' ZB,

- in het oosten door lengtegraad 49°00' OL,

- in het westen door lengtegraad 40°00' OL,

- in het noorden door de aangrenzende exclusieve economische zones.

13)In bijlage IK wordt tabel 2, voetnoot 1, vervangen door:

1)

Gebied begrensd:

- in het noorden door breedtegraad 44°00' ZB wanneer ten westen van 44°09' OL en door breedtegraad 43°30' ZB wanneer ten oosten van 44°09' OL,

- in het zuiden door breedtegraad 45°00' ZB,

- in het westen en het oosten door de aangrenzende exclusieve economische zones.

14)In bijlage IK wordt tabel 3, voetnoot 1, vervangen door:

1)

Gebied begrensd door de volgende coördinaten:

Punt

Breedtegraad

Lengtegraad

1

52°50'00'' ZB

80°00'00'' OL

2

55°00'00'' ZB

80°00'00'' OL

3

55°00'00'' ZB

85°00'00'' OL

4

52°50'00'' ZB

85°00'00'' OL

15)Bijlage VI, punt 6, wordt vervangen door:

6.    Maximale capaciteit voor het kweken en mesten van blauwvintonijn voor elke lidstaat, en maximale hoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat over zijn kweek- en mestbedrijven in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag verdelen

Tabel A

Maximale capaciteit voor het kweken en mesten van tonijn

Aantal bedrijven

Capaciteit (in ton)

Griekenland

p.m.

p.m.

Spanje

p.m.

p.m.

Kroatië

p.m.

p.m.

Italië

p.m.

p.m.

Cyprus

p.m.

p.m.

Malta

p.m.

p.m.

Portugal

p.m.

p.m.

Tabel B

Maximale hoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn (in ton)

Griekenland

p.m.

Spanje

p.m.

Kroatië

p.m.

Italië

p.m.

Cyprus

p.m.

Malta

p.m.

Portugal

p.m.

Bijlage I bij Verordening (EU) 2024/257 wordt als volgt gewijzigd:

16)De volgende bijlage IM wordt ingevoegd:

BIJLAGE IM

NPFC-VERDRAGSGEBIED

Tabel

1

Soort:

Spaanse makreel

(Scomber japonicus)

Gebied:

NPFC-verdragsgebied

Unie

6 000

(2)(3)(4)

Voorzorgs-TAC

Verdragsluitende partijen bij de NPFC, met inbegrip van de Unie

94 000

(1)(2)(3)

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

Niet van toepassing

1)

Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze vangstbeperking mag door de volgende vaartuigen niet meer worden gevangen dan de hieronder vermelde hoeveelheden:

Trawlers*

(MAS/NPFC-TR)

Ringzegenvaartuigen*

(MAS/NPFC-PS)

14 000

80 000

* De visserij in het kader van deze vangstbeperkingen wordt gesloten door de verdragsluitende partijen van de NPFC, waaronder voor de Unie door de Commissie, binnen twee dagen na de datum van de kennisgeving door de uitvoerend secretaris van de NPFC dat deze vangstbeperkingen voor 95 % zijn benut.

2)

Te allen tijde mag slechts één onder de vlag van een lidstaat varende trawler op Spaanse makreel vissen.

3)

Vissersvaartuigen van de Unie met een brutotonnage van meer dan 10 000 mogen niet worden gemachtigd om op Spaanse makreel te vissen.

4)

Vangsten in het kader van dit quotum moeten afzonderlijk worden gerapporteerd (MAS/NPFC-EU).

BIJLAGE II

Verordening (EU) 2023/194 wordt als volgt gerectificeerd:

Bijlage IA, deel D, bij Verordening (EU) 2023/194 wordt vervangen door:

DEEL D

Diepzeesoorten

1)Diepzeehaaien

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Apristurus spp.

API

Diepzeekathaaien

Centrophorus spp. 1

CWO

Zwelghaaien

Centroscyllium fabricii

CFB

Zwarte lantaarnhaai

Centroscymnus coelolepis 2

CYO

Portugese ijshaai

Centroscymnus crepidater

CYP

Langsnuitijshaai

Chlamydoselachus anguineus

HXC

Franjehaai

Dalatias licha 3

SCK

Zwarte haai

Deania calcea 4

DCA

Spitssnuitsnavelhaai

Etmopterus princeps

ETR

Grote lantaarnhaai

Etmopterus spinax

ETX

Zwarte doornhaai

Galeus melastomus

SHO

Zwartmondhondshaai

Galeus murinus

GAM

Muiskathaai

Hexanchus griseus

SBL

Stompsnuitzeskieuwshaai

Oxynotus paradoxus

OXN

Zeilvinruwhaai

Scymnodon ringens

SYR

Mestandijshaai

Somniosus microcephalus

GSK

Groenlandse haai

2)Diepzeeroggen (Rajiformes)

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Raja fyllae

RJY

Fylla’s rog

Raja hyperborea

RJG

Arctische rog

Raja nidarosiensis

JAD

Noorse rog

3)Diepzeedraakvissen

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Chimaera monstrosa

CMO

Draakvis

Chimaera opalescens

WCH

Kortneusdraakvis

Harriotta haeckeli

HCH

Kleinstekeldraakhaai

Harriotta raleighana

HCR

Smalsnuitdraakvis

Hydrolagus affinis

CYA

Kleinoogdraakvis

Hydrolagus lustanicus

KXA

Portugese draakvis

Hydrolagus mirabilis

CYH

Grootoogdraakvis (kortneusdraakvis van de soort Hydrolagus mirabilis)

Hydrolagus pallidus

CYZ

Lichte draakvis

Rhinochimaera atlantica

RCT

Atlantische speersnuitdraakvis

(1)    Is ook van toepassing op schubzwelghaai (Centrophorus squamosus) in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4.
(2)    Is ook van toepassing in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4.
(3)    Is ook van toepassing in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4.
(4)    Is ook van toepassing in de wateren van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4.
Top