Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52024PC0150

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma voor de Europese defensie-industrie en van een kader van maatregelen ter waarborging van de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten (“EDIP-verordening”)

    COM/2024/150 final

    Brussel, 5.3.2024

    COM(2024) 150 final

    2024/0061(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het programma voor de Europese defensie-industrie en van een kader van maatregelen ter waarborging van de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten (“EDIP-verordening”)

    (Voor de EER relevante tekst)


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Op 24 februari 2022 startte Rusland een grootschalige militaire invasie in Oekraïne, met verwoestende gevolgen voor Oekraïne en de Oekraïense bevolking. Twee jaar intensieve gevechten, zware artilleriebeschietingen en luchtaanvallen hebben geleid tot grote aantallen burgerslachtoffers en enorm menselijk leed. De Russische aanvalsoorlog heeft grote schade toegebracht aan kritieke infrastructuur voor civiele en defensiedoeleinden, productiecapaciteit en diensten in heel Oekraïne en heeft in bepaalde delen van het land geleid tot de grootschalige vernietiging van steden en gemeenten. De daaruit voortvloeiende humanitaire crisis heeft miljoenen Oekraïners van huis en haard verdreven, en velen hebben dringend behoefte aan voedsel, onderdak en medische hulp. Tot op de dag van vandaag worden er Russische luchtaanvallen op doelen in het hele land uitgevoerd. Het zal jaren, zo niet decennia duren voordat het trauma van deze zinloze oorlog zal kunnen worden verwerkt. De EU steunt de onafhankelijkheid, soevereiniteit en territoriale integriteit van Oekraïne binnen zijn internationaal erkende grenzen, zijn inherente recht op zelfverdediging en zijn streven naar een alomvattende, rechtvaardige en duurzame vrede in overeenstemming met het internationaal recht en het Handvest van de Verenigde Naties. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne vormt een fundamentele bedreiging, niet alleen voor Oekraïne, maar ook voor de Europese en mondiale veiligheid. De bijdrage van de EU aan de zelfverdediging van Oekraïne is een cruciale investering in de eigen veiligheid van de EU. In deze geest zullen de Europese Unie en haar lidstaten, samen met partners, bijdragen tot de toekomstige toezeggingen aan Oekraïne op het gebied van veiligheid, wat het land zal helpen om zichzelf in de toekomst te verdedigen, pogingen tot destabilisering te weerstaan en daden van agressie af te weren. Zonder defensie-industrie kan er geen sprake zijn van defensie. Oekraïne is sterk afhankelijk van militaire steun van de EU en haar lidstaten, ook vanwege het feit dat zijn industriële defensiebasis grotendeels is vernietigd.

    Met de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne zijn territoriale conflicten en intensieve oorlogvoering op dramatische wijze teruggekeerd op Europees grondgebied. De productiecapaciteit van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) is er vooral op gericht te voldoen aan de beperkte behoeften van de lidstaten, voornamelijk langs nationale scheidslijnen, vanwege decennia van ontoereikende overheidsinvesteringen. Defensiebedrijven zagen zich in die situatie vaak geconfronteerd met de noodzaak om de productieniveaus te verlagen om de productielijnen in stand te houden en gekwalificeerd personeel te behouden, en hebben weinig defensiesystemen voor nationale klanten geproduceerd. Vandaag de dag vormt de uitvoer van defensiematerieel naar klanten van buiten de EU voor veel Europese defensiebedrijven een belangrijke markt.

    De sterke toename van de vraag naar bepaalde defensieproducten in Europa als gevolg van het radicaal omgeslagen veiligheidsklimaat vond plaats tegen deze achtergrond van een EDTIB die werd ingeperkt door de beperkte productiecapaciteit in “vredestijd”. Op lange termijn roept deze situatie vraagtekens op ten aanzien van de paraatheid van de defensie-industrie in Europa, d.w.z. het vermogen van de EDTIB om doeltreffend (wat snelheid en wat schaal betreft) in te springen op veranderingen in de Europese vraag naar defensieproducten. Dit hangt nauw samen met de bredere uitdaging van de voorzieningszekerheid op het gebied van defensiematerieel in Europa. Hoewel dit onderwerp niet nieuw is voor de EU-lidstaten, heeft het recente munitieplan het in de schijnwerpers gezet doordat de vraag aan de orde werd gesteld of de EDTIB in staat is de Europese voorzieningszekerheid op het gebied van defensiematerieel zowel in tijden van vrede als in tijden van oorlog te waarborgen.

    Na het uitbreken van de oorlog en naar aanleiding van de uitnodiging daartoe in de Verklaring van Versailles van maart 2022 hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“de hoge vertegenwoordiger”)/het hoofd van het Europees Defensieagentschap (EDA) in mei 2022 de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers (JOIN(2022) 24 final) aangenomen. In de gezamenlijke mededeling werd benadrukt dat de onderinvesteringen van de lidstaten in defensie gedurende de afgelopen decennia in de Unie hebben geleid tot lacunes in de defensievermogens en -industrie.

    Sinds de presentatie van de gezamenlijke mededeling van mei 2022 zijn voorstellen ingediend voor verschillende maatregelen om te reageren op de dringendste gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne:

    zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling van mei 2022 hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied opgericht voor samenwerking met de lidstaten om deze te ondersteunen bij de coördinatie van hun aankoopbehoeften op zeer korte termijn. De taskforce richtte zich op conflictoplossing en coördinatie om een wedloop naar bestellingen te voorkomen. De taskforce heeft ook een geaggregeerde raming van de behoeften opgesteld en heeft de uitbreiding van de vereiste industriële productiecapaciteit van de EU die nodig is om aan de behoeften te voldoen, in kaart gebracht en benadrukt;

    zoals ook aangekondigd in de gezamenlijke mededeling van mei 2022, heeft de Commissie in juli 2022 het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) gepresenteerd, die tot doel heeft de samenwerking tussen de lidstaten bij de aanbesteding van het meest urgente en kritieke defensiematerieel te stimuleren door middel van financiële ondersteuning. Edirpa is op 18 oktober 2023 door de medewetgevers vastgesteld en draagt bij tot een sterkere aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan structurele marktveranderingen. Edirpa loopt op 31 december 2025 af;

    de vermogensgerelateerde lacunes waarop in de gezamenlijke mededeling van mei 2022 werd gewezen, waren van uiteenlopende aard, maar in het licht van de ontwikkeling van de situatie in Oekraïne ontstond een specifieke dringende behoefte aan grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. Dit werd formeel erkend door de Raad, die op 20 maart 2023 overeenstemming bereikte over een drieledige aanpak voor de levering en gezamenlijke aankoop van munitie voor Oekraïne. In dit verband heeft de Commissie in mei 2023 een nieuw voorstel ingediend voor een verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP) om het hoofd te bieden aan de plotselinge toename van de vraag naar deze producten en de tijdige beschikbaarheid ervan met spoed mogelijk te maken, door een beroep te doen op de EU-begroting ter ondersteuning van investeringen in uitbreiding van de productiecapaciteit van de EDTIB op dit gebied. De ASAP-verordening is op 20 juli 2023 door de medewetgevers goedgekeurd. Zij komt op 30 juni 2025 te vervallen.

    De onwettige oorlog van Rusland tegen Oekraïne heeft niet alleen dringende uitdagingen voor de EU en haar lidstaten met zich meegebracht, maar blijft door de langdurige voortzetting ervan ook de structurele problemen verergeren die het concurrentievermogen van de EDTIB aantasten en vraagtekens oproepen ten aanzien van het vermogen ervan om de lidstaten een toereikend niveau van voorzieningszekerheid te bieden. Daarom moet de EU nu overstappen van onmiddellijke noodmaatregelen (zoals die hierboven zijn geïllustreerd) naar het opbouwen van de paraatheid van de defensie-industrie van de EU, van het zorgen voor de beschikbaarheid van verbruiksgoederen in de vereiste hoeveelheden in tijden van crisis naar het waarborgen van de tijdige levering van de geavanceerde kritieke vermogens van morgen gedurende de komende jaren. Dit is precies het doel van de op 5 maart gepresenteerde strategie voor de Europese defensie-industrie. Ter uitvoering van de in de strategie voor de Europese defensie-industrie vastgestelde richtsnoeren en de in die strategie aangekondigde acties, stelt de Commissie een nieuwe verordening voor betreffende het programma voor de Europese defensie-industrie (EDIP). Het EDIP, dat in de gezamenlijke mededeling van mei 2022 is aangekondigd en waartoe de Europese Raad heeft opgeroepen, streeft ernaar om urgent optreden en een langetermijnaanpak met elkaar te verenigen, door de steun voor de EDTIB in het kader van het huidige meerjarig financieel kader (MFK) te handhaven en te werken aan het waarborgen van de paraatheid van de defensie-industrie van de EU voor de toekomst. Daarbij zal het EDIP in feite een deel van de strategie voor de Europese defensie-industrie in de praktijk brengen, waarbij de acties van het programma volgens drie hoofdpijlers zijn gestructureerd.

    -Versterken van het concurrentie- en reactievermogen van de EDTIB. Teneinde de inspanningen voor het bundelen en harmoniseren van de Europese vraag naar benodigde defensie-uitrusting via de EDTIB op te voeren, stelt het EDIP een gebruiksklaar rechtskader voor, de structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP), die samenwerking en het gezamenlijk beheer van defensiematerieel gedurende de gehele levenscyclus ervan mogelijk moet maken. Op vergelijkbare wijze verlengt het EDIP de Edirpa-logica tot na 2025, om de Europese vraag te blijven defragmenteren en harmoniseren. Het EDIP volgt ook de logica van ASAP met als doel de investeringen van de EDTIB ten behoeve van de productie te ondersteunen, het helpt de EDTIB op weg in de richting van flexibelere productievermogens, en waarborgt tevens dat EDF-projecten de fase van productontwikkeling bereiken. Om de toegang tot financiering voor de EDTIB te verbeteren, voorziet het EDIP ook in de oprichting van een fonds om de benodigde investeringen voor vergroting van de productiecapaciteit op defensiegebied van in de EU gevestigde kmo’s en kleine midcaps aan te trekken, de risico’s van die investeringen te verminderen en ze te versnellen, voortbouwend op de ervaring van de Commissie met het “opschalingsfonds” in het kader van ASAP en de succesvolle opzet van de eigenvermogensfaciliteit voor defensie in het kader van de Eudis.

    -Verbeteren van het vermogen van de EDTIB om de tijdige productie, beschikbaarheid en levering van defensieproducten te waarborgen. Het doel van het EDIP is de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen om een zo hoog mogelijk niveau van voorzieningszekerheid te bereiken op het gebied van defensiematerieel, door de invoering van een EU-brede regeling voor voorzieningszekerheid. Een dergelijke regeling zou ook het vertrouwen van de lidstaten in grensoverschrijdende toeleveringsketens vergroten en tegelijkertijd een belangrijk concurrentievoordeel voor de EDTIB scheppen. Een alomvattend kader voor crisisbeheersing zou een gecoördineerde respons op mogelijke toekomstige crises in de levering van specifiek defensiematerieel of in de toeleveringsketens daarvan mogelijk maken.

    -Bijdragen aan het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (Oekraïense DTIB). De huidige behoeften van Oekraïne op het gebied van militair materieel gaan zijn industriële productiecapaciteit ruimschoots te buiten, terwijl de EU en haar lidstaten militaire bijstand verlenen uit hun eigen — grotendeels uitgeputte — voorraden en met een defensie-industrie die is afgestemd op tijden van vrede. In dit verband heeft zowel de defensie-industrie van de EU als die van Oekraïne er belang bij een diepgaandere samenwerking aan te gaan. Indien er geen sterk verband tussen de respectieve industriële bases tot stand kan worden gebracht, kan dit op de korte termijn leiden tot gemiste zakelijke kansen en op de middellange tot lange termijn tot economische en strategische afhankelijkheden . Met het oog op de toekomstige toetreding van Oekraïne tot de EU is het noodzakelijk dat het EDIP de samenwerking met Oekraïne op het niveau van de industrie versterkt. In het kader van de toekomstige toezeggingen van de EU aan Oekraïne op het gebied van veiligheid 1 moet de EU nauwere samenwerking met de Oekraïense DTIB bevorderen om het vermogen daarvan om in de onmiddellijke behoeften te voorzien, te verbeteren, en om te werken aan afstemming van normen en een betere interoperabiliteit. Nauwere samenwerking met de Oekraïense DTIB zal bijdragen tot een versterking van het vermogen van Oekraïne om zichzelf te verdedigen, en zal ten goede komen aan het vermogen van de EDTIB om in de behoeften van zowel de lidstaten als Oekraïne te voorzien.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    De steun in het kader van het EDIP zal consistent zijn met en complementair zijn aan bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op het gebied van het defensie-industriebeleid en andere vormen van bilaterale steun aan Oekraïne via andere EU-instrumenten, waaronder de faciliteit voor Oekraïne. Deze steun zal een aanvulling vormen op het belangrijkste programma van de EU op dit beleidsterrein, het Europees Defensiefonds (EDF), met name door de projecten van het EDF in een later stadium van de levenscyclus van defensiematerieel te ondersteunen en zo bij te dragen tot de toekomstige marktintroductie van de resultaten van het programma. Het EDIP zal ook voortbouwen op de ervaring die is opgedaan in het kader van andere EU-programma’s, zoals Edirpa of ASAP, met name door de logica van de financiële ondersteuning uit hoofde van deze instrumenten door te trekken en het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot andere soorten uitrusting. Tot slot zal het EDIP de inspanningen en de dialoog die in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied zijn aangegaan, consolideren.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het EDIP zal synergieën creëren met het defensiebeleid van de EU en de uitvoering van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie. Het zal worden uitgevoerd in volledige overeenstemming met het EU-vermogensontwikkelingsplan (CDP), waarmee de prioriteiten inzake defensievermogens op EU-niveau worden vastgesteld, en met de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie (CARD) van de EU, waarmee onder meer nieuwe mogelijkheden voor defensiesamenwerking in kaart worden gebracht. Het EDIP zal ook de samenwerkingsinspanningen van de lidstaten in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) vergemakkelijken. Het moet de uitvoering van PESCO-projecten ten goede komen en bijdragen tot het versnellen, vergemakkelijken en ondersteunen van de nakoming van de verdergaande verbintenissen die de lidstaten in dit verband zijn aangegaan. Het EDIP zal een aanvulling vormen op de reeds bestaande actie van het Europees Defensieagentschap (EDA) op het gebied van voorzieningszekerheid. Het EDIP zal met name ook voortbouwen op het werkgebied “belangrijke strategische activiteiten” van het EDA en input leveren voor de besprekingen in het kader van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie. Het EDIP zal ook worden uitgevoerd in volledige overeenstemming met de militaire bijstand van de EU aan Oekraïne in het kader van de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Het EDIP zal een nuttige aanvulling vormen op de doelstellingen van herstel en wederopbouw die de EU in het kader van de faciliteit voor Oekraïne nastreeft, met name door Oekraïne beter in staat te stellen zichzelf te verdedigen doordat het kan terugvallen op een weerbare en sneller en adequater reagerende DTIB. Meer in het algemeen kan ook rekening worden gehouden met relevante activiteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere partners, op voorwaarde dat zij de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen en geen lidstaat van deelname uitsluiten.

    Door te voorzien in een EU-brede regeling voor voorzieningszekerheid en met name in een tweetrapscrisiskader, zal het EDIP een aanvulling vormen op de verordening inzake noodsituaties en veerkracht voor de interne markt (Imera), die geen betrekking heeft op defensieproducten. De maatregelen waarover de Commissie beschikt binnen het EDIP-crisiskader voor bepaalde niet-defensieproducten die van kritiek belang zijn voor de levering van als prioritair aangemerkte defensieproducten, zijn alleen bedoeld om ervoor te zorgen dat de betrokken toeleveringsketens op defensiegebied bij voorrang toegang hebben tot de componenten en materialen die nodig zijn om een adequaat niveau van voorzieningszekerheid op EU-niveau te waarborgen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Het EDIP bevat een reeks maatregelen en stelt een begroting vast teneinde de paraatheid van de Unie en haar lidstaten op defensiegebied te ondersteunen door middel van het versterken van het concurrentie- en reactievermogen van de EDTIB en van het vermogen daarvan om de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten te waarborgen, en teneinde bij te dragen tot het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de Oekraïense DTIB. De verordening berust derhalve op drie verschillende rechtsgrondslagen:

    artikel 173 VWEU met betrekking tot het concurrentievermogen van de EDTIB;

    artikel 114 VWEU met betrekking tot de Europese markt voor defensie-uitrusting (EDEM);

    artikel 212 VWEU met betrekking tot het versterken van de Oekraïense DTIB;

    artikel 322 VWEU met betrekking tot de financiële bepalingen.

    Om recht te doen aan deze verschillende rechtsgrondslagen, is het EDIP volgens drie pijlers gestructureerd, die elk overeenkomen met één van de rechtsgrondslagen van deze verordening.

    De eerste pijler bestaat uit maatregelen om ervoor te zorgen dat de voorwaarden voor het concurrentievermogen van de EDTIB aanwezig zijn; de passende rechtsgrondslag voor dergelijke maatregelen is artikel 173. Zoals beschreven in de strategie voor de Europese defensie-industrie heeft de onwettige aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne het veiligheidsklimaat in Europa drastisch en structureel gewijzigd, wat leidt tot een nieuwe marktsituatie voor de EDTIB. Twee jaar na het uitbreken van de ongerechtvaardigde oorlog van Rusland in Oekraïne moet de EDTIB zich echter nog steeds aanpassen aan deze nieuwe realiteit. Bovendien moet de EDTIB, zoals vermeld in de strategie voor de Europese defensie-industrie, zich een flexibel productieapparaat aanmeten dat in staat is zich aan te passen aan en in te spelen op de ontwikkeling van de Europese vraag. Daarom kan de Commissie overeenkomstig artikel 173, lid 1, maatregelen nemen om de aanpassing van de defensie-industrie aan structurele wijzigingen te bespoedigen. Maatregelen zoals het doortrekken van de logica van Edirpa en ASAP, het opzetten van het SEAP-rechtskader en de oprichting van het fonds zullen erop gericht zijn de EDTIB te helpen zich aan te passen aan de nieuwe marktrealiteit. Ten slotte kan de Commissie overeenkomstig artikel 173, lid 2, initiatieven nemen om de coördinatie tussen de lidstaten op het gebied van het defensie-industriebeleid te bevorderen.

    De tweede pijler bestaat uit maatregelen die betrekking hebben op de werking van de interne markt en met name van de EDEM; de passende rechtsgrondslag voor dergelijke maatregelen is artikel 114. Het waarborgen van de openbare veiligheid van het grondgebied van de Unie is een dwingende doelstelling van overheidsbeleid, en deze veiligheid hangt ook af van de beschikbaarheid van voldoende defensiematerieel en defensiediensten. Zoals beschreven in de strategie voor de Europese defensie-industrie leidt de huidige geopolitieke context tot een algemene toename van defensiematerieel en een potentiële toekomstige piek in de vraag naar specifieke defensieproducten in de Unie en mogelijk op mondiale schaal. Deze situatie belemmert de werking van de interne markt voor deze producten en brengt de voorzieningszekerheid op het gebied van die producten in gevaar. De lidstaten zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het waarborgen van hun militaire voorzieningszekerheid, als een kwestie van nationale defensie. Zoals uiteengezet in de strategie voor de Europese defensie-industrie heeft de voorzieningszekerheid echter een steeds sterkere Europese dimensie. Ook bleek, zoals met name werd aangetoond door de door ASAP aangepakte voorzieningscrisis op het gebied van munitie, het uiteenlopen van nationale wetgeving, met name met betrekking tot de certificering van defensieproducten en uiteenlopende benaderingen van nationale veiligheid, te leiden tot knelpunten in de Europese toeleveringsketens van defensieproducten en tot belemmeringen voor de interoperabiliteit. Daarom kan het waarborgen van de werking van de interne markt, door tekorten aan defensieproducten in de Unie te voorkomen, het best worden aangepakt door middel van harmonisatiewetgeving van de Unie op basis van artikel 114 van het Verdrag. Het opzetten van een EU-brede regeling voor voorzieningszekerheid op het gebied van defensiematerieel is afhankelijk van verschillende aspecten. Ten eerste omvat het EDIP maatregelen om de paraatheid van de lidstaten te vergroten tegen de achtergrond van de nieuwe geopolitieke context, die met name wordt gekenmerkt door de noodzaak om de voorraden aan te vullen en de defensievermogens zo spoedig mogelijk verder uit te breiden. Het EDIP omvat met name maatregelen om het openstellen van bestaande en toekomstige kadercontracten met de EDTIB voor andere lidstaten te vereenvoudigen. Ten tweede voorziet het EDIP in maatregelen om kritieke producten en industriële capaciteiten in de toeleveringsketens van bepaalde defensieproducten te identificeren en te monitoren. Ten slotte voorziet het EDIP, wanneer zich een voorzieningscrisis voordoet, in een modulair en geleidelijk kader voor crisisbeheersing, waarbij het Comité de mogelijkheid krijgt om te beslissen over de meest geschikte modus voor de crisisbeheersing en, in het geval van ernstigere crises, over de te activeren maatregelen. Het EDIP zal er dan ook voor zorgen dat verstoringen van de voorziening goed worden voorspeld en onverwijld worden aangepakt om de goede werking van de interne markt te behouden en de lidstaten een adequaat niveau van voorzieningszekerheid te bieden.

    De derde pijler bestaat uit maatregelen die bijdragen tot het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de Oekraïense DTIB en de geleidelijke integratie ervan in de EDTIB. De passende rechtsgrondslag voor dergelijke maatregelen is artikel 212. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de doelstelling om Oekraïne te helpen zich geleidelijk aan te passen aan de regels, normen, beleidsmaatregelen en praktijken van de Unie (het “acquis”) met het oog op toekomstig lidmaatschap van de Unie. Met deze derde pijler zullen de activiteiten van de Unie die van de lidstaten aanvullen en versterken.

    Andere artikelen van het VWEU of elk artikel afzonderlijk kunnen de drie bovengenoemde pijlers, en de maatregelen waarin deze voorzien, niet rechtvaardigen. De voorgestelde elementen zijn opgenomen in één handeling, aangezien alle maatregelen een coherente aanpak vormen om op verschillende wijzen tegemoet te komen aan de noodzaak om de paraatheid van de defensie-industrie van de Unie te versterken.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    De lidstaten zijn sterk afhankelijk van het vermogen van de EDTIB om tijdig en op de juiste schaal in de behoeften van hun strijdkrachten te voorzien. De omvang van de schade die door de Russische aanvalsoorlog aan Oekraïne en aan de industriële defensiebasis van Oekraïne is berokkend, is van dien aard dat Oekraïne uitgebreide en aanhoudende steun nodig zal hebben die geen enkele lidstaat alleen kan bieden. Het is daarom van cruciaal belang ervoor te zorgen dat zowel de EDTIB als de Oekraïense DTIB in staat zijn deze strategische rol te vervullen. Actie op Europees niveau lijkt het meest geschikt op dit gebied.

    Wat de ondersteuning van het concurrentievermogen van de EDTIB betreft:

    de Unie en haar lidstaten worden enerzijds geconfronteerd met een brute omslag in het veiligheidsklimaat die heeft geleid tot een toename van de Europese vraag naar defensiematerieel, en anderzijds met een EDTIB die wordt ingeperkt door een beperkte productiecapaciteit die was afgestemd op tijden van vrede. Als deze situatie op lange termijn aanhoudt, zal zij het concurrentievermogen van de EDTIB structureel blijven beïnvloeden en verslechteren. Hoewel de toeleveringsketens van de EDTIB zich op een lager niveau doorgaans over de grenzen uitstrekken, zijn die toeleveringsketens op de hogere niveaus nog steeds structureel verdeeld volgens nationale lijnen. Dit is het gevolg van de vraag van de EU-lidstaten naar defensiematerieel, die ondanks de recente toename nog steeds fundamenteel versnipperd is, waardoor de EDTIB de voordelen van een werkelijk goed functionerende defensiemarkt van de EU misloopt. De lidstaten hebben nooit de collectieve benchmark gehaald die zij in 2007 voor zichzelf hebben vastgesteld, namelijk om 35 % van hun totale bestedingen voor de aankoop van defensiematerieel in te zetten in het kader van Europese gezamenlijke aanbestedingen. Hieruit blijkt dat de lidstaten aanzienlijke moeilijkheden ondervinden die hen beletten de gezamenlijke aanbesteding van defensiematerieel uit te breiden. Daarom heeft de Unie de beste positie om maatregelen te nemen om de bundeling en harmonisatie van de vraag van de EU naar defensiematerieel te stimuleren en om samenwerking op lange termijn tussen de lidstaten gedurende de gehele levenscyclus van defensiematerieel te vergemakkelijken;

    ook zou een gebrek aan coördinatie en overconcentratie van de vraag van de lidstaten op hetzelfde soort defensieproducten, binnen hetzelfde tijdsbestek en mogelijk tegen de achtergrond van leveringstekorten, leiden tot snel stijgende prijzen en verdringingseffecten (d.w.z. moeilijkheden voor lidstaten met een beperktere koopkracht om de vereiste defensiemiddelen te bemachtigen). Door mogelijke conflicten tussen parallelle nationale aanbestedingsinspanningen te voorkomen, zullen maatregelen die op Europees niveau worden genomen om de vraag van de EU-lidstaten te bundelen, daarom ook de solidariteit tussen de lidstaten versterken;

    een ongecoördineerde vraag vermindert ook het zicht op markttrends. Het gebrek aan zichtbaarheid en voorspelbaarheid van de Europese vraag belemmert op zijn beurt het vermogen van de industrie om te investeren in een sector die volledig vraaggestuurd is. Onder druk van een nieuw veiligheidsklimaat kan de Unie het zich echter niet veroorloven te wachten totdat de EDTIB de ordervolumes afdoende kan voorspellen om te kunnen investeren in de aanpassing van haar productiecapaciteit. De Europese defensie-industrie moet zich zo snel mogelijk aanpassen aan de nieuwe marktsituatie. Dit betekent dat de investeringen van de industrie in flexibele productiecapaciteit minder risicovol moeten worden gemaakt. Een dergelijk optreden op het niveau van de lidstaten allen zou kunnen leiden tot een onevenwichtige geografische spreiding van investeringen en tot een toename van de versnippering van de toeleveringsketens. Het Europese niveau lijkt ook het meest geschikte niveau om maatregelen te nemen om de risico’s van investeringen in de EDTIB in de hele Unie te verminderen en de sector te helpen bij de ontwikkeling van een flexibel productieapparaat;

    het is ook belangrijk dat het concurrentievermogen van de EDTIB profiteert van de resultaten van het EDF, zowel wat betreft producten of technologieën die voortvloeien uit de projecten van de programma’s, als wat betreft de openstelling van de toeleveringsketens die dankzij deze projecten tot stand zijn gekomen. Verschillende kwesties zouden de gezamenlijke aanbesteding van eindproducten die voortvloeien uit het O&O van het EDF echter in de weg kunnen staan of zelfs afschrikkend kunnen werken. Dit betekent dat de resultaten van EDF-projecten met een nieuwe “commercialiseringskloof” te maken kunnen krijgen in de post-O&O-fase, die niet door de lidstaten alleen kan worden aangepakt. De Unie is het best geplaatst om actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de in het kader van het EDF gestarte samenwerkingsinspanningen ook na de O&O-fase worden voortgezet.

    Wat de voorzieningszekerheid op het gebied van defensiematerieel in Europa betreft:

    -hoewel voorzieningszekerheid op het gebied van defensie in de eerste plaats op het niveau van de lidstaten is gedefinieerd, aangezien defensie een nationale bevoegdheid is, heeft de voorzieningszekerheid een steeds sterkere Europese dimensie, aangezien industriële toeleveringsketens zich steeds meer over de interne markt van de EU en daarbuiten uitstrekken. Dit geldt met name voor kritieke componenten en grondstoffen met betrekking waartoe de lidstaten ook steeds sterker onderling afhankelijk zijn. Zoals ook blijkt uit het munitieplan hebben de lidstaten weinig zicht op de algemene capaciteiten en de toeleveringsketens van de EDTIB, waardoor zij niet met kennis van zaken beslissingen kunnen nemen. Om een toereikend niveau van voorzieningszekerheid te waarborgen, ook in crisistijd, is het derhalve passend om op het niveau van de Unie te overwegen een EU-brede regeling voor voorzieningszekerheid in het kader van EDIP op te zetten. Een dergelijk kader zal de coördinatie van de respons op voorzieningscrises ten aanzien van defensieproducten en het vertrouwen van de lidstaten in grensoverschrijdende toeleveringsketens verbeteren en de weerbaarheid van de EDTIB versterken, ten behoeve van alle lidstaten, op een doeltreffendere manier dan door een lappendeken van parallelle nationale maatregelen.

    Wat de versterking van de Oekraïense DTIB betreft:

    -de Oekraïense defensie-industrie is een strategisch belangrijke sector van de Oekraïense economie. Het land streeft ernaar zijn productiecapaciteit in stand te houden en uit te breiden om te voldoen aan de nationale behoeften aan defensiematerieel. De omvang van de door de Russische aanvalsoorlog veroorzaakte schade aan de Oekraïense DTIB-infrastructuur is echter zodanig dat Oekraïne specifieke steun nodig zal hebben die geen enkele lidstaat alleen zou kunnen bieden. De in het kader van het EDIP voorgestelde maatregelen zullen de Oekraïense DTIB rechtstreeks versterken en de industriële samenwerking met de EDTIB intensiveren. Met het EDIP verkeert de EU in een unieke positie om beide DTIB’s tijdig en op de juiste schaal aan te moedigen om zich gezamenlijk in te spannen om tegemoet te komen aan de behoeften van Oekraïne en de lidstaten. De EU is via haar delegatie in Oekraïne aanwezig en kan daarom zorgen voor uitgebreide toegang tot informatie over de ontwikkelingen in het land. De EU is een belangrijke speler op het gebied van militaire bijstand aan Oekraïne en neemt ook deel aan de meeste multilaterale processen die gericht zijn op het aanpakken van de uitdagingen op defensiegebied waarmee Oekraïne wordt geconfronteerd. Hierdoor is de EU voortdurend op de hoogte van nieuwe behoeften ten aanzien van defensiematerieel en de omstandigheden rond de productiecapaciteit van Oekraïne op defensiegebied, en daarom kan zij de steun in nauwe samenwerking met andere nationale of industriële belanghebbenden aan de veranderende behoeften aanpassen. De doelstelling om kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten op het lidmaatschap van de Unie voor te bereiden, kan het best op het niveau van de Unie worden gerealiseerd.

    Evenredigheid

    Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is immers beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstellingen op Europees niveau te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat daarvoor nodig is.

    Gezien de ongekende geopolitieke situatie en de aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van de Unie staat de voorgestelde beleidsaanpak in verhouding tot de omvang en de ernst van de vastgestelde problemen. De noodzaak om de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te ondersteunen, de voorzieningszekerheid van de EU op het gebied van defensiematerieel te verbeteren en de Oekraïense DTIB te versterken, wordt adequaat aangepakt, binnen de grenzen van een mogelijk optreden van de Unie uit hoofde van de Verdragen. De maatregelen van het EDIP gaan niet verder dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, en staan in verhouding tot de schaal en ernst van de met het oog op die doelstellingen vastgestelde problemen. De financiële steun voor diverse acties is erop gericht het concurrentievermogen van de industrie te versterken binnen een systeem van open en concurrerende markten. De steun aan de Oekraïense DTIB is gebaseerd op het doortrekken van de logica van de bestaande steun aan Oekraïne en vormt een gerichte reactie op de specifieke omstandigheden waarin Oekraïne zich bevindt als gevolg van de Russische aanvalsoorlog.

    Keuze van het instrument

    De Commissie stelt een verordening van het Europees Parlement en de Raad voor. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument, aangezien alleen een verordening, met uniforme toepassing, bindend karakter en rechtstreekse toepasbaarheid, de noodzakelijke mate van uniformiteit kan bieden die nodig is om de paraatheid van de defensie-industrie in heel Europa te versterken en de voorzieningszekerheid op het gebied van defensieproducten in Europa te waarborgen. Bovendien is dit in overeenstemming met de artikelen 114, 173 en 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, die alle verwijzen naar de gewone wetgevingsprocedure voor de vaststelling van maatregelen op hun respectieve toepassingsgebieden.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadpleging van belanghebbenden

    Er kon geen formele raadpleging van belanghebbenden plaatsvinden vanwege de spoed waarmee het voorstel moest worden opgesteld, zodat het tijdig door de medewetgevers kan worden aangenomen en vanaf begin 2025 operationeel kan worden, wanneer aan nieuwe behoeften moet worden voldaan in verband met de geopolitieke situatie en met het herstel en de wederopbouw van de Oekraïense industriële defensiebasis.

    De Commissie heeft, in nauwe samenwerking met de hoge vertegenwoordiger, uitgebreid overleg gepleegd met de lidstaten, de industrie, de financiële sector en denktanks om input te verkrijgen ten behoeve van de werkzaamheden in verband met de strategie voor de Europese defensie-industrie. De raadpleging was gebaseerd op bijdragen van belanghebbenden tijdens evenementen (workshops, vergaderingen) en op schriftelijke bijdragen. Voorafgaand aan deze workshops heeft de Commissie discussienota’s (gepubliceerd op de website van de Europese Commissie) gedeeld, met name over thema’s met betrekking tot de EDIP-maatregelen, als basis voor de discussie tijdens de evenementen. Diezelfde discussienota’s dienden ook als basis voor de schriftelijke bijdragen die door de geraadpleegde belanghebbenden met de Commissie en de hoge vertegenwoordiger werden gedeeld. Elke EU-burger die aan de raadpleging wilde deelnemen, werd verzocht een schriftelijke bijdrage te sturen naar een speciaal e-mailadres. In totaal zijn meer dan 270 schriftelijke bijdragen van meer dan 90 verschillende belanghebbenden naar de Commissie en de hoge vertegenwoordiger gestuurd, die zijn geanalyseerd om als input voor de voorbereidende werkzaamheden voor de strategie voor de Europese defensie-industrie te dienen. Er is ook een bijeenkomst met vertegenwoordigers van Oekraïne georganiseerd en deze hebben ook schriftelijke bijdragen geleverd om hun mening te geven over de verwachte strategie voor de Europese defensie-industrie.

    Aangezien het EDIP tot doel heeft een begin te maken met de uitvoering van de in de strategie voor de Europese defensie-industrie ontwikkelde visie en met het in de praktijk brengen van de in die strategie aangekondigde acties, is de input die in het kader van de strategie voor de Europese defensie-industrie is ontvangen, grotendeels in aanmerking genomen bij het ontwerpen van de EDIP-maatregelen. In grote lijnen kan de ontvangen input in verband met de belangrijkste acties van het EDIP als volgt worden beschreven:

    wat de steun voor de aanpassing van de EDTIB aan de structurele veranderingen als gevolg van de nieuwe veiligheidssituatie betreft, steunden de meeste belanghebbenden het idee. De uitbreiding van de interventielogica van ASAP en Edirpa en de noodzaak om de resultaten van het EDF te benutten, werden vaak positief beoordeeld. Deze grotendeels convergerende posities zijn door de Commissie in overweging genomen, zoals onder meer blijkt uit het voorstel voor maatregelen om de logica van ASAP en Edirpa uit te breiden en de marktintroductie van EDF-producten te waarborgen;

    wat de voorzieningszekerheid betreft, onderstreepten de meeste belanghebbenden het belang van deze kwestie op EU-niveau. In de meeste bijdragen werd ook benadrukt dat er een bevredigend evenwicht moet worden gevonden tussen de noodzaak om de voorzieningszekerheid op EU-niveau te verbeteren en de eerbiediging van de soevereiniteit en prerogatieven van de lidstaten op het gebied van defensie. Met het oog op een dergelijk evenwicht stelt de Commissie met name een geleidelijke en evenredige regeling voor de voorzieningszekerheid voor, waarbij de lidstaten volledig en voortdurend worden betrokken en de economische belangen van de industrie naar behoren in aanmerking worden genomen en evenredig worden beschermd;

    wat de integratie van een cultuur van paraatheid van de defensie-industrie betreft, erkenden de meeste belanghebbenden de noodzaak om te zorgen voor voldoende toegang tot financiering voor de defensiesector en met name voor kmo’s die actief zijn in de EDTIB. De Commissie besteedde bijzondere aandacht aan de standpunten die in dit verband naar voren zijn gebracht, met name door het fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST) voor te stellen, dat zo is ontworpen dat het ten goede zal komen aan kmo’s en kleine midcaps;

    Wat de samenwerking met Oekraïne op het gebied van aangelegenheden met betrekking tot de defensie-industrie betreft, stonden de meeste belanghebbenden welwillend tegenover het idee. De Commissie heeft rekening gehouden met de inbreng van belanghebbenden en met de standpunten van Oekraïne om specifieke acties in het kader van het EDIP op de meest geschikte wijze af te stemmen.

    De EU zal zorgen voor passende communicatie en zichtbaarheid rond de doelstellingen en acties die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd, binnen de Unie, in Oekraïne en elders.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    Dankzij de uitgebreide raadpleging met betrekking tot de strategie voor de Europese defensie-industrie hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger een groot aantal bijdragen ontvangen van verschillende soorten deskundigen (bv. deskundigen van de nationale overheden, deskundigen uit de defensie-industrie, deskundigen uit de financiële sector, deskundigen van denktanks, academici). De deskundigheid die de Commissie en de hoge vertegenwoordiger in het kader van de strategie voor de Europese defensie-industrie hebben bijeengebracht, is gebruikt om de in het kader van het EDIP voorgestelde maatregelen te ontwikkelen.

    Effectbeoordeling

    Gezien de urgentie van het voorstel, dat bedoeld is om de snelle aanpassing van de Europese defensie-industrie aan het nieuwe geopolitieke klimaat te ondersteunen en bijstand te verlenen aan een land dat begin 2024 in staat van oorlog verkeerde, kon geen effectbeoordeling worden uitgevoerd.

    De geopolitieke context, en met name de aanhoudende militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne, heeft de Commissie ertoe gebracht snel over te gaan van de vaststelling van onmiddellijke noodmaatregelen in juli 2023 (d.w.z. ASAP) en oktober 2023 (d.w.z. Edirpa) naar een meer structurele aanpak om de langetermijngevolgen waarmee de EDTIB wordt geconfronteerd, aan te pakken en Oekraïne te blijven steunen.

    Daarnaast heeft de Europese Raad er in zijn conclusies van 14 en 15 december 2023 toe opgeroepen om “snel” een voorstel voor het EDIP te presenteren en heeft hij in zijn conclusies van 1 februari 2024 aangegeven dat hij “tijdens zijn volgende bijeenkomst in maart 2024 [zal] terugkomen op het onderwerp veiligheid en defensie, onder meer op de noodzaak voor Europa om zijn algehele defensieparaatheid te verhogen en zijn technologische en industriële defensiebasis verder te versterken, teneinde overeenstemming te bereiken over verdere stappen om de Europese defensie-industrie veerkrachtiger, innovatiever en concurrerender te maken”.

    Daarom was het niet mogelijk om binnen het beschikbare tijdsbestek een effectbeoordeling uit te voeren om tijdig een EDIP-voorstel in te dienen voor de bespreking tijdens de Europese Raad van maart 2024. Het EDIP-voorstel is echter gebaseerd op de werkzaamheden die in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied zijn verricht en op de eerste lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van ASAP en Edirpa, en bouwt voort op het uitgebreide raadplegingsproces dat in het kader van de strategie voor de Europese defensie-industrie is uitgevoerd. Binnen drie maanden na de publicatie van dit voorstel voor een verordening zal de Commissie een werkdocument van de diensten van de Commissie publiceren waarin de rechtvaardiging voor dit wetgevende EU-optreden wordt uiteengezet en wordt toegelicht waarom het passend is om de vastgestelde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Er wordt niet verwacht dat het EDIP tot een toename van de administratieve lasten zal leiden. De voorgestelde prestatiegerichte aanpak voor subsidiabele acties, waarbij wordt uitgegaan van de conditionaliteit tussen de uitbetaling van betalingen en de verwezenlijking van mijlpalen en streefdoelen door het consortium, vormt ook een element van vereenvoudiging in de uitvoering van het instrument.

    Grondrechten

    Het vergroten van de veiligheid van EU-burgers kan bijdragen tot de bescherming van hun grondrechten.

    Ook zijn acties voor de gemeenschappelijke aanschaf van goederen of diensten op defensiegebied die op grond van het toepasselijke internationale recht verboden zijn, niet subsidiabel uit hoofde van het programma. Bovendien zullen acties voor de gemeenschappelijke aanschaf van dodelijke autonome wapens zonder de mogelijkheid van betekenisvolle menselijke controle op beslissingen over selectie en betrokkenheid bij aanvallen op mensen, niet subsidiabel zijn uit hoofde van het EDIP.

    Daarnaast voorziet artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “het Handvest”) in de vrijheid van ondernemerschap. Niettemin kunnen sommige maatregelen van pijler drie die nodig zijn om de voorzieningszekerheid op het gebied van defensiematerieel in de Unie te waarborgen, tijdelijk de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid, die worden beschermd door artikel 16 van het Handvest, en het recht op eigendom, dat wordt beschermd door artikel 17 van het Handvest, beperken. Elke beperking van die rechten in dit voorstel zal, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

    Ten eerste voorziet het EDIP in bepalingen inzake verzoeken om informatie en prioriteringsmechanismen (als prioritair aangemerkte bestellingen en als prioritair aangemerkte verzoeken), die strikt afhankelijk zijn van de activering van de meest geschikte crisismodus door middel van de vaststelling van een uitvoeringshandeling van de Raad wanneer sprake is van een voorzieningscrisismodus en wanneer sprake is van een veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisismodus.

    Ten tweede, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, eerbiedigt de verplichting om specifieke informatie aan de Commissie mee te delen de wezenlijke inhoud van de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het Handvest) en zal die vrijheid niet onevenredig worden aangetast. Elk verzoek om informatie dient de doelstelling van algemeen belang van de Unie om het mogelijk te maken informatie te vergaren over de productievermogens, productiecapaciteit en voornaamste verstoringen, alsook over potentiële verzachtende maatregelen in het geval van tekorten die van invloed zijn op de productie van in een crisis relevante producten of defensieproducten. Die verzoeken zijn passend en doeltreffend om het doel te bereiken omdat de strikt noodzakelijke informatie wordt verstrekt om de crisis te beoordelen. In beginsel verzoekt de Commissie alleen om de gewenste informatie van representatieve organisaties en kan zij uitsluitend verzoeken tot individuele ondernemingen richten indien dat noodzakelijk is ter aanvulling. Aangezien informatie over de leveringssituatie niet op een andere wijze kan worden verkregen, bestaat er geen even doeltreffende maatregel voor het verkrijgen van de nodige informatie aan de hand waarvan de Europese besluitvormers verzachtende maatregelen kunnen treffen. In het licht van de ernstige geopolitieke en veiligheidsgevolgen van tekorten aan defensieproducten en het belang van verzachtende maatregelen, staan verzoeken om informatie in verhouding tot het beoogde doel. Bovendien wordt de beperking van de vrijheid van ondernemerschap en van het recht op eigendom gecompenseerd door passende waarborgen. Verzoeken om informatie mogen alleen worden ingediend voor in een crisis relevante defensieproducten, grondstoffen of componenten daarvan die specifiek door de Commissie in een uitvoeringshandeling zijn geïdentificeerd en die worden getroffen door verstoringen of potentiële verstoringen die tot aanzienlijke tekorten leiden.

    Ten derde eerbiedigt de verplichting om als prioritair aangemerkte bestellingen te aanvaarden en daaraan voorrang te geven, de wezenlijke inhoud van de vrijheid van ondernemerschap, de contractvrijheid (artikel 16 van het Handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest), en tast die niet onevenredig aan. Deze verplichting dient de doelstelling van algemeen belang van de Unie om verstoringen van de levering van in een crisis relevante producten aan te pakken. De verplichting is passend en doeltreffend voor de verwezenlijking van deze doelstelling, doordat daarmee wordt gewaarborgd dat de beschikbare middelen bij voorkeur worden gebruikt voor de productie van die relevante defensieproducten. Geen enkele andere maatregel is even doeltreffend. Wanneer het gaat om in een crisis relevante producten waarvan is vastgesteld dat zij worden getroffen door een voorzieningscrisis, is het evenredig om ondernemingen die betrokken zijn bij de toeleveringsketen van die producten te verplichten bepaalde bestellingen te aanvaarden en daaraan voorrang te geven. Passende waarborgen garanderen dat eventuele negatieve gevolgen van de prioriteringsverplichting voor de vrijheid van ondernemerschap, de contractvrijheid en het recht op eigendom, geen schending van deze rechten vormen. Verplichtingen om voorrang te geven aan bepaalde bestellingen mogen alleen worden opgelegd voor in een crisis relevante producten die specifiek, door de Commissie en middels een uitvoeringshandeling, zijn geïdentificeerd en die worden getroffen door verstoringen of potentiële verstoringen die tot aanzienlijke tekorten leiden. De betrokken onderneming kan de Commissie verzoeken de als prioritair aangemerkte bestelling te herzien als zij niet bij machte is de bestelling uit te voeren of als de bestelling een onredelijke economische last en bijzondere problemen met zich meebrengt. Bovendien is het voorwerp van de verplichting vrijgesteld van elke aansprakelijkheid voor schade wegens schending van contractuele verplichtingen die voortvloeien uit het nakomen van de verplichting.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De financiële middelen voor de uitvoering van de verordening voor de periode vanaf XX XX XXXX tot en met 31.12.2027 bedragen 1 500 miljoen EUR in lopende prijzen.

    De gevolgen voor de periode van het meerjarig financieel kader met betrekking tot de vereiste begroting en de vereiste personele middelen zijn nader uitgewerkt in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    De Commissie moet een evaluatieverslag voor het programma opstellen en dit uiterlijk op 30 juni 2027 aan het Europees Parlement en de Raad doen toekomen. In dat verslag wordt met name de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van dit voorstel beoordeeld. Ook kan de Commissie, rekening houdend met het evaluatieverslag, voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening indienen, met name teneinde eventuele aanhoudende risico’s die de paraatheid van de defensie-industrie van de EU belemmeren of die betrekking hebben op de voorzieningszekerheid op het gebied van defensieproducten, te blijven aanpakken.

    2024/0061 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van het programma voor de Europese defensie-industrie en van een kader van maatregelen ter waarborging van de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten (“EDIP-verordening”)

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, lid 1, artikel 173, lid 3, artikel 212, lid 2, en artikel 322, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,

    Gezien het advies van de Europese Rekenkamer 3 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De staatshoofden en regeringsleiders van de Unie hebben zich er op 11 maart 2022 in Versailles toe verbonden “de Europese defensievermogens te versterken” in het licht van de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Zij kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen van defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de EU te versterken en te ontwikkelen, onder meer door de vaststelling van een programma voor de Europese defensie-industrie (het “programma”).

    (2)De langdurige verslechtering van dreigingsniveaus, zowel regionaal als wereldwijd, vereist een sprongsgewijze aanpassing van de schaal en de snelheid waarmee de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) het volledige spectrum van militaire vermogens kan ontwikkelen en produceren. Dat er opnieuw sprake is van zware oorlogvoering en territoriaal conflict in Europa, heeft negatieve gevolgen voor de veiligheid van de Unie en de lidstaten en vergt een aanzienlijke verhoging van de capaciteit van de lidstaten om hun defensievermogens te versterken.

    (3)Op 14 en 15 december 2023 heeft de Europese Raad in zijn conclusies, na de balans te hebben opgemaakt van de werkzaamheden ter uitvoering van de Verklaring van Versailles en het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, onderstreept dat er meer moet worden gedaan om de doelstellingen van de Unie inzake het vergroten van de paraatheid op defensiegebied te verwezenlijken. Om een dergelijke staat van paraatheid te bereiken en de Unie te verdedigen, is een sterke defensie-industrie een eerste vereiste; de Europese defensie-industrie moet weerbaarder, innovatiever en concurrerender worden.

    (4)De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid presenteerden op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling over “de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers”, waarin wordt gewezen op het bestaan, binnen de Unie, van financiële, industriële en vermogensgerelateerde lacunes op het gebied van defensie. Op 18 oktober 2023 is Verordening (EU) 2023/2418 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) 4 vastgesteld, met als doel de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Op 20 juli 2023 is Verordening (EU) 2023/1525 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ondersteuning van de productie van munitie 5 (ASAP) vastgesteld, die tot doel heeft het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen.

    (5)Edirpa en ASAP zijn ontworpen als noodhulp- en kortetermijnprogramma’s, die allebei in 2025 aflopen (30 juni 2025 voor ASAP en 31 december 2025 voor Edirpa). Het programma moet voortbouwen op de resultaten van Edirpa en ASAP en de logica ervan verlengen tot 2027 door op voorspelbare, continue en tijdige wijze financiële steun te verlenen voor de versterking van de EDTIB op basis van een geïntegreerde aanpak. In het licht van de huidige veiligheidssituatie lijkt het noodzakelijk de steun van de Unie uit te breiden tot een breder spectrum van defensiematerieel, waaronder verbruiksgoederen zoals onbemande systemen die een beslissende rol spelen op het strijdtoneel in Oekraïne.

    (6)De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst op 23 juni 2022 besloten de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen aan Oekraïne, dat heeft aangegeven vastbesloten te zijn om zijn wederopbouw te koppelen aan hervormingen op zijn Europese traject. In december 2023 besloten EU-leiders toetredingsonderhandelingen met Oekraïne te openen. Op 15 december 2023 verklaarde de Europese Raad dat de Unie en haar lidstaten vastbesloten blijven om, op lange termijn en samen met partners, bij te dragen tot de toezeggingen aan Oekraïne op het gebied van veiligheid, wat het land zal helpen om zichzelf in de toekomst te verdedigen, pogingen tot destabilisering te weerstaan en daden van agressie af te weren. Krachtige steun voor Oekraïne is een centrale prioriteit voor de Unie en een passende reactie op de sterke politieke toezegging van de Unie om Oekraïne zo lang als nodig te steunen.

    (7)Door de schade aan de Oekraïense economie, samenleving en infrastructuur als gevolg van de Russische aanvalsoorlog, en met name door de schade aan de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (de Oekraïense DTIB), is er veelomvattende steun nodig voor de wederopbouw van die basis. Dit is van essentieel belang voor de Oekraïense staat om zijn essentiële functies te kunnen handhaven, en het snelle herstel en de snelle wederopbouw en modernisering van het land mogelijk te maken en de integratie ervan in de Europese markt voor defensie-uitrusting te bevorderen. Een sterke Oekraïense DTIB is van vitaal belang voor de veiligheid van Oekraïne op de lange termijn en voor de wederopbouw van het land.

    (8)In dit verband moeten acties ter ondersteuning van de versterking van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne worden gefinancierd. Dergelijke steun vormt een aanvulling op de steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne en op militaire steun aan Oekraïne in het kader van de Europese Vredesfaciliteit en via bilaterale bijstand van de lidstaten.

    (9)Rusland moet volledig ter verantwoording worden geroepen en moet betalen voor de enorme schade die is veroorzaakt door zijn aanvalsoorlog tegen Oekraïne, die een flagrante schending van het Handvest van de Verenigde Naties is. De Unie en haar lidstaten moeten, in nauwe samenwerking met andere internationale partners, blijven ijveren voor dit doel, in overeenstemming met het recht van de Unie en het internationaal recht, rekening houdend met de ernstige schending door Rusland van het verbod op het gebruik van geweld zoals vastgelegd in artikel 2, lid 4, van het Handvest van de Verenigde Naties en het beginsel inzake staatsverantwoordelijkheid voor internationaal onrechtmatige daden, met inbegrip van de verplichting om de veroorzaakte financieel te beoordelen schade te vergoeden. Het is belangrijk dat, onder meer, in overleg met de internationale partners, vooruitgang wordt geboekt met de wijze waarop uitzonderlijke opbrengsten in handen van particuliere entiteiten die rechtstreeks voortkomen uit de geïmmobiliseerde Russische tegoeden kunnen worden bestemd ter ondersteuning van Oekraïne, met inbegrip van de technologische en industriële defensiebasis van dat land, op een wijze die strookt met de toepasselijke contractuele verplichtingen en in overeenstemming met het Unie- en het internationaal recht. Indien de Raad op voorstel van de hoge vertegenwoordiger een GBVB-besluit op grond van artikel 29 VEU zou vaststellen om uitzonderlijke kasmiddelen van centrale effectenbewaarinstellingen die voortvloeien uit de onverwachte en buitengewone inkomsten uit bevroren Russische overheidsactiva aan de Unie over te dragen, zouden deze inkomsten in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie kunnen worden aangewend voor die aanvullende steun.

    (10)Er moet een kaderovereenkomst met Oekraïne worden gesloten om de beginselen van de samenwerking tussen de Unie en Oekraïne in het kader van deze verordening vast te stellen. Daarnaast moeten er subsidieovereenkomsten of gezamenlijke aanbestedingen met Oekraïne en in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten worden gesloten om de voorwaarden voor het vrijmaken van middelen vast te stellen.

    (11)Voor de financiering van de acties die gericht zijn op het versterken van het concurrentie- en reactievermogen en de capaciteit van de EDTIB op basis van artikel 173 VWEU, alsook van de samenwerkingsacties met Oekraïne ter versterking van de Oekraïense DTIB uit hoofde van artikel 212 VWEU, moeten in deze verordening gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke financiële mechanismen worden vastgesteld, waarbij duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen twee begrotingsonderdelen die overeenstemmen met elk van de nagestreefde doelstellingen, alsmede een programma met de voorwaarden voor financiële steun van de Unie uit hoofde van artikel 173 VWEU en een instrument voor steun aan Oekraïne, waarin de specifieke voorwaarden voor financiële steun van de Unie uit hoofde van artikel 212 VWEU worden vastgesteld.

    (12)In deze verordening worden voor de volledige duur van het programma de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen.

    (13)De mogelijkheden waarin artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad voorziet, zouden kunnen worden toegepast op voorwaarde dat het project voldoet aan de voorschriften van die verordening en aan het toepassingsgebied van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds Plus, zoals uiteengezet in respectievelijk Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad. Dit kan met name het geval zijn wanneer de productie van relevante defensieproducten te kampen heeft met specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op het grondgebied van de lidstaten, met name in kwetsbare en afgelegen gebieden, en die middelen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma waaruit zij zijn overgedragen. Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 moet de Commissie de door de lidstaat ingediende gewijzigde programma’s beoordelen en haar opmerkingen daarover binnen twee maanden na de datum van indiening van het gewijzigde programma formuleren.

    (14)Gezien de noodzaak om beter en gezamenlijk te investeren in de defensievermogens van de lidstaten en geassocieerde landen, alsook in het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de industriële defensiebasis van Oekraïne te coördineren, moeten de lidstaten, derde landen, internationale organisaties, internationale financiële instellingen of andere bronnen aan de uitvoering van het programma kunnen bijdragen. Dergelijke bijdragen moeten volgens dezelfde regels en voorwaarden worden uitgevoerd en moeten externe bestemmingsontvangsten vormen in de zin van artikel 21, lid 2, punt a), ii), punt d) en punt e), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Daarnaast moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van de flexibiliteit bij de uitvoering van hun toewijzingen in gedeeld beheer die wordt geboden door Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Het moet derhalve mogelijk zijn om bepaalde niveaus van financiering over te dragen tussen in gedeeld beheer toegewezen middelen en het programma, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Niet-vastgelegde middelen kunnen uiterlijk in 2028 op verzoek van de betrokken lidstaat weer naar een of meer van de respectieve bronprogramma’s worden overgedragen, overeenkomstig de voorwaarden van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060.

    (15)Aangezien het programma tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie en van Oekraïne te vergroten, moeten de ontvangers van financiële steun juridische entiteiten zijn die in de Unie, in geassocieerde landen of in Oekraïne zijn gevestigd en niet onder zeggenschap staan van niet-geassocieerde derde landen, met uitzondering van Oekraïne, of van entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen. Wanneer lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne ontvanger zijn van de financiële steun, met name bij gemeenschappelijke aanbestedingsacties, moeten deze regels van overeenkomstige toepassing zijn op de contractanten of subcontractanten van de aanbestedingscontracten. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Daarnaast moeten de voor de actie gebruikte infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de bij die actie betrokken juridische entiteiten zich op het grondgebied van een lidstaat, een geassocieerd derde land of Oekraïne bevinden, teneinde de bescherming van de essentiële veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten veilig te stellen.

    (16)In bepaalde omstandigheden moet kunnen worden afgeweken van het beginsel dat bij een door het programma gesteunde actie betrokken juridische entiteiten niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan. In die context mag een in de Unie of in een geassocieerd derde land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, als ontvanger deelnemen mits is voldaan aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waaronder ook wat betreft de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis.

    (17)Voorts mogen defensieproducten die het voorwerp vormen van door het programma ondersteunde acties niet onderworpen zijn aan zeggenschap of beperkingen door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

    (18)Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van staten, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer daarvan, is de werking van de defensie-industriesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De sector doet daarom geen aanzienlijke investeringen op eigen initiatief, maar alleen als respons op vaste orders. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor elke investering, kan de Commissie ingrijpen door de complexiteit van de samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding te compenseren en het risico van industriële investeringen te verminderen door middel van subsidies en leningen, en zo een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. In de regel moet de steun van de Unie tot 100 % van de directe subsidiabele kosten of tot 100 % van het vastgestelde bedrag dekken voor acties waarbij gebruik wordt gemaakt van de optie van financiering die niet gekoppeld is aan kosten. De steun van de Unie voor acties ter versterking van de industrie moet tot 50 % van de directe subsidiabele kosten dekken om ontvangers in staat te stellen acties zo snel mogelijk uit te voeren, het risico van hun investeringen te verminderen en aldus te zorgen voor een snellere beschikbaarheid van de relevante defensieproducten.

    (19)Het programma moet via de middelen waarin Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 voorziet, financiële steun verlenen aan acties die bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten, waaronder samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding door overheidsinstanties, industriële coördinatie en netwerkactiviteiten, met inbegrip van het reserveren en het aanleggen van voorraden van relevante defensieproducten, toegang tot financiering voor ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van relevante defensieproducten, reservering van productiecapaciteit (“voortdurend beschikbare faciliteiten”), industriële processen voor het opnieuw inzetbaar maken van verlopen producten, uitbreiding, optimalisering, modernisering, opwaarderen of herbestemming van bestaande productiecapaciteiten of de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit op dat gebied, en opleiding van personeel.

    (20)Subsidies in het kader van het programma kunnen worden verstrekt als financiering die niet gekoppeld is aan kosten en die gebaseerd is op de prestaties ten opzichte van werkpakketten, mijlpalen of streefdoelen van het gemeenschappelijke aanbestedingsproces, teneinde het nodige stimulerende effect te creëren.

    (21)Wanneer de subsidie van de Unie de vorm aanneemt van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, moet de Commissie in het werkprogramma de financieringsvoorwaarden voor elke actie vaststellen, met name a) een beschrijving van de actie die samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding omvat om tegemoet te komen aan de meest dringende en kritieke capaciteitsbehoeften, b) de mijlpalen voor de uitvoering van de actie en c) de maximale bijdrage van de Unie die beschikbaar is.

    (22)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van werkprogramma’s die moeten bepalen welke de financieringsprioriteiten en de toepasselijke financieringsvoorwaarden zijn. Er moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de defensiesector, met name met de verantwoordelijkheid van de lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne voor het plannings- en aankoopproces. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

    (23)Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Kosten die vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gemaakt, zijn echter niet subsidiabel, tenzij in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om de continuïteit van de financieringsperspectieven te waarborgen voor acties die met financiering uit hoofde van ASAP en Edirpa voor 2024 hadden kunnen worden ondersteund, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit in financiële bijdragen voor acties te voorzien die betrekking hebben op een periode vanaf 5 maart 2024.

    (24)Bij de beoordeling van door aanvragers ingediende voorstellen moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de mate waarin zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het programma. De voorstellen moeten met name worden beoordeeld in het licht van hun bijdrage tot de verbetering van de paraatheid van de defensie-industrie en vooral tot de vergroting van de productiecapaciteit en het wegwerken van knelpunten. Zij moeten ook worden beoordeeld aan de hand van hun bijdrage tot de bevordering van de weerbaarheid van de defensie-industrie, aan de hand van overwegingen zoals tijdige beschikbaarheid en levering op alle locaties, versterking van de voorzieningszekerheid in de hele Unie, met inbegrip van de lidstaten die het sterkst zijn blootgesteld aan het risico dat gevolg wordt gegeven aan conventionele militaire dreigingen. De beoordelingen moeten ook betrekking hebben op de bijdrage aan industriële samenwerking op defensiegebied door middel van daadwerkelijke samenwerking op het gebied van bewapening tussen de lidstaten, geassocieerde landen en Oekraïne en de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen die actief zijn in de betrokken toeleveringsketens, met name en in aanzienlijke mate tussen kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) en kleine middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (kleine midcaps) .

    (25)Bij het ontwerpen, toekennen en uitvoeren van financiële steun van de Unie moet de Commissie er in het bijzonder op letten dat dergelijke steun geen negatieve gevolgen heeft voor de mededingingsvoorwaarden op de interne markt.

    (26)Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en de latere wijzigingen daarvan zijn van toepassing op dit programma. Die verordening bevat regels betreffende de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirecte uitvoering en financiële instrumenten.

    (27)Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU) 2017/1939 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratief onderzoek, daaronder begrepen controles ter plaatse en inspecties, te verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

    (28)Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), kunnen aan programma’s van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin is bepaald dat de programma’s worden uitgevoerd op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om die derde landen ertoe te verplichten de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. Krachtens artikel 85 van Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad (18) komen in landen en gebieden overzee gevestigde natuurlijke personen en instanties en organisaties in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

    (29)Onder meer voortbouwend op de opgedane ervaring met de eigenvermogensfaciliteit voor defensie, die in de context van het Europees Defensiefonds is ingericht als een blendingverrichting in het kader van InvestEU, moet de Commissie als onderdeel van het programma een specifieke faciliteit opzetten, die wordt aangeduid als het “Fonds voor de versnelling van de transformatie van de toeleveringsketen op defensiegebied (FAST: Fund for the Acceleration of Defence Supply Chain Transformation)”. Het FAST moet in indirect beheer worden uitgevoerd. Het FAST zal, als blendingverrichting die steun verleent in de vorm van vreemd en/of eigen vermogen, de investeringen aantrekken die nodig zijn om de productiecapaciteit op defensiegebied van in de EU gevestigde kmo’s en kleine midcaps te vergroten, en zal de risico’s van die investeringen verminderen en ze versnellen. Het FAST moet in nauwe samenwerking met de uitvoerende partners worden opgezet als een blendingverrichting, onder andere in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde InvestEU-fonds.

    (30)Het FAST moet in overeenstemming met de mix van vreemd en eigen vermogen een bevredigend multiplicatoreffect tot stand brengen en bijdragen tot het aantrekken van zowel publieke als private financiering. Om bij te dragen aan de algemene doelstelling om het concurrentievermogen van de EDTIB te versterken, moet het FAST ook steun verlenen aan kmo’s (met inbegrip van start-ups en scale-ups) en kleine midcaps in de hele EU die defensietechnologie en -producten produceren, alsook aan ondernemingen die daadwerkelijk of potentieel deel uitmaken van de toeleveringsketen van de defensie-industrie, wanneer zij moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering. Het FAST moet ook de investeringen op het gebied van de productie van defensietechnologie en -producten versnellen en aldus de voorzieningszekerheid van de waardeketens van de defensie-industrie van de Unie versterken.

    (31)Samenwerkingsprogramma’s op het gebied van bewapening in de Unie staan voor grote uitdagingen, aangezien zij voornamelijk op ad-hocbasis worden opgezet en worden geplaagd door complexiteit, vertragingen en kostenoverschrijdingen. Om deze situatie te verhelpen en ervoor te zorgen dat de lidstaten gedurende de gehele levenscyclus van defensievermogens betrokken blijven, is een meer gestructureerde aanpak op EU-niveau vereist. Daartoe moet de Commissie de inspanningen van de lidstaten ondersteunen door een nieuw rechtskader beschikbaar te stellen — de “structuur voor een Europees bewapeningsprogramma” (SEAP: Structure for European Armament Programme) — teneinde de samenwerking op defensiegebied te ondersteunen en te versterken. De in dit kader ondernomen acties en die welke in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), en met name in het kader van het vermogensontwikkelingsplan (CDP) en de PESCO, worden uitgevoerd, moeten elkaar versterken.

    (32)In het kader van deze structuur voor een Europees bewapeningsprogramma moeten de lidstaten gebruik kunnen maken van gestandaardiseerde procedures voor het opzetten en beheren van samenwerkingsprogramma’s op defensiegebied. Samenwerking uit hoofde van dit kader moet de lidstaten ook in staat stellen onder bepaalde voorwaarden gebruik te maken van een verhoogd financieringspercentage, vereenvoudigde en geharmoniseerde aanbestedingsprocedures en, indien de lidstaten gezamenlijk eigenaar zijn van de aangekochte uitrusting, een btw-vrijstelling. De status van internationale organisatie moet de lidstaten ook in staat stellen desgewenst obligaties uit te geven om het financieel plan voor de lange termijn voor bewapeningsprogramma’s te waarborgen. Hoewel de Unie niet aansprakelijk zou zijn voor de uitgifte van schuldpapier door de lidstaten, kunnen bijdragen uit hoofde van het EDIP ten behoeve van het functioneren van de SEAP de voorwaarden verbeteren voor de financiering door de lidstaten van bewapeningsprogramma’s die in aanmerking komen voor steun van de Unie.

    (33)Omwille van een efficiënte procedure voor het oprichten van een SEAP moeten de lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne, wanneer zij een SEAP willen opzetten, een aanvraag indienen bij de Commissie, die moet beoordelen of de voorgestelde statuten van het bewapeningsprogramma in overeenstemming zijn met deze verordening. Een dergelijke aanvraag moet een verklaring van de gastlidstaat bevatten dat hij de SEAP voor de toepassing van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn (EU) 2020/262 van de Raad van 19 december 2019 houdende een algemene regeling inzake accijns, vanaf het tijdstip van oprichting erkent als een internationale instelling.

    (34)Ten behoeve van de transparantie moet de beschikking tot oprichting van een SEAP worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Om dezelfde reden moeten de essentiële elementen van haar statuten bij die beschikking worden gevoegd.

    (35)Opdat een SEAP haar taken zo doeltreffend mogelijk kan uitoefenen, moet zij vanaf de dag waarop de beschikking tot oprichting ervan in werking treedt, rechtspersoonlijkheid hebben en over een zo ruim mogelijke rechtsbevoegdheid beschikken. Om te kunnen bepalen welk recht van toepassing is, moet zij een statutaire zetel hebben op het grondgebied van een lid van die SEAP dat een lidstaat of een geassocieerd land is.

    (36)Van een SEAP moeten ten minste drie lidstaten lid zijn; ook geassocieerde landen en Oekraïne kunnen lid worden.

    (37)Met het oog op de implementatie van de SEAP moeten in de statuten nadere regelingen worden vastgesteld die de Commissie in staat moeten stellen te onderzoeken of een verzoek in overeenstemming is met de in deze verordening neergelegde regels.

    (38)Er moet worden bewerkstelligd dat een SEAP over voldoende flexibiliteit beschikt om haar statuten te kunnen wijzigen maar ook dat bepaalde essentiële elementen, met name die welke noodzakelijk waren voor de erkenning van de statuten van de SEAP, door middel van een noodzakelijke controle op het niveau van de Unie behouden blijven. Wanneer een wijziging betrekking heeft op een essentieel onderdeel van de aan de beschikking tot oprichting van de SEAP gehechte statuten, kan deze wijziging pas effect sorteren na te zijn goedgekeurd bij een besluit van de Commissie dat wordt aangenomen volgens dezelfde procedure als die welke voor de oprichting van de SEAP geldt. Andere wijzigingen moeten ter kennis worden gebracht van de Commissie, die bezwaar moet kunnen aantekenen indien zij van mening is dat de wijziging in strijd is met deze verordening.

    (39)Een SEAP moet een aanbestedingsagent kunnen benoemen die in eigen naam handelt. Een SEAP moet namens zichzelf of namens haar leden defensieproducten kunnen aankopen. In het geval de SEAP namens zichzelf aankopen doet, moet zij worden beschouwd als een internationale organisatie die aankopen doet voor eigen doeleinden in de zin van artikel 12, punt c), van Richtlijn 2009/81/EG, in overeenstemming met de staatssteunregels. Wanneer de SEAP namens haar leden aankopen doet, moet zij in afwijking van Richtlijn 2009/81/EG haar eigen aanbestedingsregels kunnen vaststellen, om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende worden gestimuleerd om samen te werken in het kader van de SEAP. Deze regels moeten de naleving waarborgen van de beginselen van het primaire recht van de EU die van toepassing zijn op aanbestedingen, met name die inzake transparantie, non-discriminatie en mededinging. 

    (40)Een SEAP zou in aanmerking kunnen komen voor financiering conform titel VI van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Ook financiering in het kader van het cohesiebeleid zou mogelijk kunnen zijn conform de toepasselijke Gemeenschapswetgeving.

    (41)Opdat de SEAP haar taken zo doeltreffend mogelijk kan uitoefenen en als logisch uitvloeisel van haar rechtspersoonlijkheid, moet zij aansprakelijk zijn voor haar schulden. Om de leden in staat te stellen passende oplossingen voor hun aansprakelijkheid te vinden, moet de mogelijkheid worden geboden om in de statuten verschillende aansprakelijkheidsregelingen op te nemen die verder gaan dan de tot de bijdrage van elk lid beperkte aansprakelijkheid.

    (42)Aangezien een SEAP is opgericht op grond van het recht van de Unie, moet zij behalve aan het recht van de staat waar zij haar statutaire zetel heeft, ook aan het recht van de Unie onderworpen zijn. De SEAP kan echter ook in een andere staat een plaats van bedrijfsuitoefening hebben. Voor de in de statuten van de SEAP omschreven specifieke punten moet het recht van die andere staat gelden. Voorts moet een SEAP onderworpen zijn aan uitvoeringsvoorschriften die in overeenstemming zijn met de statuten.

    (43)Om op adequate wijze te kunnen controleren of deze verordening wordt nageleefd, moet een SEAP de Commissie en de betrokken overheidsinstanties haar jaarverslag toezenden, alsook alle informatie over omstandigheden die de uitvoering van haar taken ernstig in gevaar dreigen te brengen. Indien de Commissie, door lezing van het jaarverslag of anderszins, over aanwijzingen komt te beschikken dat de SEAP een ernstige inbreuk op deze verordening of andere toepasselijke wettelijke voorschriften pleegt, moet zij de SEAP en/of haar leden verzoeken om uitleg te verschaffen en/of maatregelen te nemen. In extreme gevallen en wanneer geen corrigerende maatregelen zijn genomen, kan de Commissie het besluit tot oprichting van de SEAP intrekken; dat heeft de ontbinding van de SEAP tot gevolg.

    (44)Na de vaststelling van de verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP) hebben het Europees Parlement en de Raad de Commissie verzocht te overwegen een rechtskader voor te stellen voor het waarborgen van de voorzieningszekerheid (gezamenlijke verklaring van 11 juli 2023). Deze gezamenlijke verklaring van de medewetgevers sloot aan bij de conclusies van de Europese Raad van december 2013 waarin werd opgeroepen tot een integrale regeling voor EU-brede voorzieningszekerheid, en bij de aanbeveling van het Europees Parlement van 8 juni 2022 waarin de Commissie werd opgeroepen om onverwijld een dergelijke regeling voor te stellen.

    (45)De huidige crisis, die het gevolg is van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, niet alleen tekortkomingen in de defensie-industriesector van de Unie en van Oekraïne aan het licht gebracht, maar ook uitdagingen gecreëerd voor de werking van de interne markt voor defensieproducten. De aanhoudende verslechtering van de geopolitieke context heeft immers al geleid tot een aanzienlijke toename van de vraag, die van invloed kan zijn op de werking van de interne markt voor de productie en verkoop, in de Unie, van bepaalde defensieproducten en de componenten daarvan. Hoewel sommige lidstaten omwille van de nationale veiligheid maatregelen hebben genomen of waarschijnlijk zullen nemen om hun eigen voorraden in stand te houden, ondervinden andere lidstaten moeilijkheden bij de aanvoer van de relevante defensieproducten. Soms worden hele productieketens belemmerd door een probleem met de aanvoer van één grondstof of een bepaalde component. Om de werking van de interne markt onder alle omstandigheden te waarborgen en ervoor te zorgen dat zij bestand is tegen alle mogelijke schokken, moeten op gecoördineerde wijze geharmoniseerde regels worden vastgesteld om de voorzieningszekerheid op het gebied van defensieproducten te verhogen. Die maatregelen moeten gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU.

    (46)Om de algemene publieke beleidsdoelstelling van veiligheid na te streven, moeten faciliteiten voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk worden opgezet, en moeten de administratieve lasten daarvan tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten de lidstaten aanvragen voor de planning, de bouw en de exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk afhandelen. Dergelijke aanvragen moeten voorrang krijgen bij het afwegen van juridische belangen in individuele gevallen.

    (47)Gezien de doelstelling van deze verordening, de noodsituatie en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, moeten de lidstaten per geval overwegen om gebruik te maken van defensiegerelateerde vrijstellingen uit hoofde van het nationale en toepasselijke recht van de Unie, indien zij van oordeel zijn dat het gebruik van dergelijke vrijstellingen de verwezenlijking van die doelstelling zou vergemakkelijken. Dat zou met name kunnen gelden voor het recht van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid, dat onontbeerlijk is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen en een duurzame en veilige ontwikkeling tot stand te brengen. De uitvoering van dat recht zou echter ook belemmeringen op regelgevingsgebied kunnen opwerpen die het potentieel van de defensie-industrie van de Unie om de productie en levering van relevante defensieproducten op te voeren, bemoeilijken. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de Unie en haar lidstaten om met spoed na te gaan welke acties zij zouden kunnen ondernemen om de negatieve gevolgen van eventuele belemmeringen te verzachten. Dergelijke acties op Unie-, regionaal of nationaal niveau mogen het milieu, de gezondheid of de veiligheid niet in gevaar brengen.

    (48)Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad heeft tot doel de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied te harmoniseren, zodat kan worden voldaan aan de veiligheidseisen van de lidstaten en de uit het VWEU voortvloeiende verplichtingen waaraan moet worden voldaan. Die richtlijn bevat met name specifieke bepalingen waarin dringende situaties als gevolg van een crisis worden geregeld, in het bijzonder kortere termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. In bijzonder dringende omstandigheden, met name tijdens voorzienings- en veiligheidscrises, zouden deze regels echter zelfs met die bepalingen onverenigbaar kunnen zijn wanneer twee of meer lidstaten voornemens zijn tot een gemeenschappelijke aanbesteding over te gaan. In sommige gevallen kunnen de veiligheidsbelangen van die lidstaten alleen gewaarborgd worden door het openstellen van een bestaande raamovereenkomst voor aanbestedende diensten van lidstaten die er oorspronkelijk geen partij bij waren, ook al was in die mogelijkheid niet voorzien in de oorspronkelijke raamovereenkomst.

    (49)Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten wijzigingen van een overheidsopdracht strikt beperkt blijven tot hetgeen in de gegeven omstandigheden absoluut noodzakelijk is, waarbij de beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid zoveel mogelijk in acht worden genomen. In dat verband moet het mogelijk zijn om van Richtlijn 2009/81/EG af te wijken door de in de raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden te verhogen en deze voor aanbestedende diensten van andere lidstaten open te stellen. Wat die extra hoeveelheden betreft, moeten voor die aanbestedende diensten dezelfde voorwaarden gelden als voor de oorspronkelijke aanbestedende dienst die de oorspronkelijke raamovereenkomst heeft gesloten. In dergelijke gevallen moet de oorspronkelijke aanbestedende dienst ook elke marktdeelnemer toestaan die aan de voorwaarden van de aanbestedende dienst voldoet die oorspronkelijk waren vastgesteld in de aanbestedingsprocedure voor de raamovereenkomst, met inbegrip van de eisen voor kwalitatieve selecties als bedoeld in de artikelen 39 tot en met 46 van Richtlijn 2009/81/EG, om aan die raamovereenkomst deel te nemen. Daarnaast moeten passende transparantiemaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle potentieel geïnteresseerde partijen op de hoogte worden gebracht.

    (50)Hoewel de EU en haar lidstaten snel en doortastend hebben gereageerd op de onmiddellijke uitdagingen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, is het tijd dat de EU overschakelt van noodmaatregelen naar het opbouwen van haar paraatheid voor de lange termijn. Weerbaarheid is een eerste voorwaarde voor de paraatheid en het concurrentievermogen van de EDTIB. De EU heeft al instrumenten en kaders ontwikkeld om de paraatheid en weerbaarheid van de industrie te vergroten teneinde toekomstige crisissituaties aan te kunnen pakken. Dergelijke maatregelen zijn echter niet beschikbaar voor de ondersteuning van de EDTIB.

    (51)Het is daarom nodig een modulaire en geleidelijke regeling voor voorzieningszekerheid in de EU vast te stellen om te zorgen voor een grotere solidariteit en doeltreffendheid in reactie op spanningen in de toeleveringsketens of op veiligheidscrises, en om potentiële knelpunten tijdig in kaart te kunnen brengen. Een dergelijke regeling moet de EU en haar lidstaten in staat stellen te anticiperen en te reageren op de gevolgen van voorzieningscrises, wanneer tekorten aan civiele componenten of componenten voor tweeërlei gebruik, of aan grondstoffen, de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten ernstig in gevaar brengen, alsook op de gevolgen van voorzieningscrises die rechtstreeks verband houden met een veiligheidscrisis binnen de Unie of in haar buurlanden en die leiden tot tekorten aan bepaalde defensieproducten.

    (52)Om te kunnen anticiperen op potentiële tekorten, moeten de nationale bevoegde instanties de Commissie inlichten als zij kennis krijgen van een risico op ernstige verstoring van de levering van in een crisis relevante producten of als zij beschikken over concrete en betrouwbare informatie over andere desbetreffende risicofactoren of gebeurtenissen die zich voordoen. Met het oog op een gecoördineerde aanpak moet de Commissie, wanneer zij kennis krijgt van een risico van ernstige verstoring van de levering van defensieproducten of beschikt over concrete of betrouwbare informatie over andere desbetreffende risicofactoren of gebeurtenissen die zich voordoen, een buitengewone vergadering van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie bijeenroepen om de ernst van de verstoringen en het eventueel inleiden van de procedure voor het activeren van een voorzieningscrisistoestand te bespreken, en na te gaan of het passend, noodzakelijk en evenredig kan zijn dat de lidstaten een dialoog aangaan met belanghebbenden voor de vaststelling, voorbereiding en mogelijke coördinatie van dergelijke preventieve maatregelen. De Commissie moet in voorkomend geval overleggen en samenwerken met betrokken derde landen om verstoringen van de toeleveringsketen gezamenlijk aan te pakken, overeenkomstig de internationale verplichtingen en onverminderd de procedurele vereisten.

    (53)In het licht van de complexiteit van de toeleveringsketens op defensiegebied en het risico van tekorten in de nabije toekomst, moet deze verordening in instrumenten voorzien voor een gecoördineerde aanpak van het inventariseren en monitoren van de toeleveringsketens van bepaalde defensieproducten en een doeltreffende, evenredige aanpak van mogelijke marktverstoringen.

    (54) Het inventariseren van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie moet tot doel hebben een analyse te maken van hun sterke en zwakke punten om de voorzieningszekerheid en weerbaarheid te waarborgen. Daartoe moet de Commissie vaststellen welke producten, componenten en grondstoffen van cruciaal belang worden geacht voor de levering van defensieproducten die van bijzonder belang zijn voor de defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten (in een crisis relevante producten), op basis van de input en het advies van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie. De inventarisatie moet gebaseerd zijn op openbaar en commercieel beschikbare gegevens en, indien nodig, op gegevens die zijn verkregen via vrijwillige informatieverzoeken aan ondernemingen, in overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

    (55)Om toekomstige verstoringen van de verschillende stadia van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie en de handel in de Unie te kunnen voorspellen en erop voorbereid te zijn, moet de Commissie, bijgestaan door het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie en op basis van de resultaten van de inventarisatie, een lijst van indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing vaststellen en ontwikkelen. Dergelijke indicatoren kunnen onder meer betrekking hebben op atypische toenames van de aanlooptijd, de beschikbaarheid van de nodige grondstoffen en halffabricaten en het nodige menselijke kapitaal voor de productie van in een crisis relevante producten, geschikte productieapparatuur, de voorspelde vraag, prijsstijgingen die normale prijsschommelingen overstijgen, de gevolgen van veiligheidscrises, ongevallen, aanvallen, natuurrampen of andere ernstige gebeurtenissen, het effect van handelsbeleid, tarieven, uitvoerbeperkingen, handelsbelemmeringen en andere handelsgerelateerde maatregelen, en het effect van bedrijfssluitingen, bedrijfsmigratie of overnames van cruciale marktpartijen. De monitoringactiviteiten van de Commissie moeten gericht zijn op deze indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing.

    (56)Om de lasten voor ondernemingen die aan dit toezicht meewerken tot een minimum te beperken en ervoor te zorgen dat de verkregen informatie zinvol wordt verwerkt, moet de Commissie voorzien in gestandaardiseerde en veilige middelen voor het verzamelen van informatie. Deze middelen moeten ervoor zorgen dat alle verzamelde informatie vertrouwelijk wordt behandeld, waarbij het zakengeheim en de cyberbeveiliging worden gewaarborgd.

    (57)Op basis hiervan moet de Commissie een lijst opstellen van de in een crisis relevante defensieproducten, grondstoffen of componenten daarvan die gevoelig zijn voor verstoringen of potentiële verstoringen van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan die tot aanzienlijke tekorten leiden. De Commissie moet deze lijst regelmatig bijwerken om ervoor te zorgen dat de aandacht beperkt blijft tot mogelijke verstoringen of knelpunten die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid op het gebied van relevante defensieproducten en grondstoffen en componenten daarvan.

    (58)Aangezien het besluit om de voorzieningscrisistoestand of de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand te activeren en de mogelijke naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen gevoelige materie zijn, onder meer gezien de mogelijk aanzienlijke gevolgen van dergelijke maatregelen voor private ondernemingen in de Unie, moet aan de Raad de bevoegdheid worden verleend om een uitvoeringshandeling vast te stellen tot activering, verlenging en beëindiging van dergelijke toestanden.

    (59)Indien de voorzieningscrisistoestand of de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand is geactiveerd, moet de Commissie, in overleg met de lidstaat van vestiging, van ondernemingen die met deze producten, grondstoffen of componenten daarvan omgaan de informatie kunnen vragen die nodig is om ervoor te zorgen dat in een crisis relevante producten tijdig beschikbaar zijn. Dergelijke informatie moet als basis dienen voor het besluit van de Commissie over passende maatregelen uit hoofde van deze verordening om mogelijke verstoringen of knelpunten aan te pakken die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid op het gebied van relevante defensieproducten alsook van relevante grondstoffen en componenten.

    (60)Een dergelijk mechanisme voor identificatie, inventarisatie en continue monitoring moet een bijna-realtimeanalyse mogelijk maken van de productiecapaciteit in de Unie, de kritieke factoren die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid op het gebied van relevante defensieproducten en de stand van de voorraden. Het moet de Commissie ook in staat stellen noodmaatregelen te ontwikkelen voor bestaande of verwachte tekorten.

    (61)Preventie van tekorten aan relevante defensieproducten is van essentieel belang voor het behoud van de doelstelling van algemeen belang van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en rechtvaardigt, waar nodig, evenredige uitholling van de grondrechten van ondernemingen die in een crisis relevante producten aanbieden, zoals de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) en het recht op eigendom overeenkomstig artikel 17 van het Handvest, onverminderd artikel 52 van het Handvest. Dergelijke uitholling kan met name gerechtvaardigd zijn wanneer verscheidene lidstaten zich specifiek hebben ingespannen om de vraag te consolideren door middel van gezamenlijke aanbestedingen, waardoor wordt bijgedragen aan de verdere integratie en soepele werking van de interne markt voor relevante defensieproducten.

    (62)Als laatste middel om te waarborgen dat kritieke sectoren tijdens een crisis kunnen blijven opereren en uitsluitend als dit daartoe noodzakelijk en evenredig is, zouden relevante ondernemingen door de Commissie kunnen worden verplicht om bestellingen van in een crisis relevante producten te aanvaarden en voorrang te geven. Het besluit over een als prioritair aangemerkte bestelling moet worden genomen overeenkomstig alle toepasselijke wettelijke verplichtingen van de Unie, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De prioriteringsverplichting moet voorrang krijgen op elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke prestatieverplichting, behalve wanneer die rechtstreeks verband houden met militaire orders, maar er moet rekening worden gehouden met de legitieme doelstellingen van de ondernemingen en met de nodige kosten en inspanningen voor elke verandering in de productiesequentie. Elke als prioritair aangemerkte bestelling moet worden geplaatst tegen een billijke en redelijke prijs, waarbij rekening wordt gehouden met de alternatieve kosten van de onderneming ten opzichte van bestaande opdrachten. 

    (63)De verplichting om voorrang te geven aan de productie van bepaalde producten, mag de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid (artikel 16 van het Handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest) niet onevenredig aantasten. Elke beperking van die rechten moet, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

    (64)Wanneer op basis van de beoordeling door de Commissie, ondersteund door de hoge vertegenwoordiger, de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand geactiveerd, moeten ook de in het kader van de voorzieningscrisistoestand beschikbare maatregelen beschikbaar zijn. Daarnaast moet de Raad de maatregelen activeren die hij passend acht voor de crisis. Daartoe moet de Raad er met name op letten dat een hoog niveau van veiligheid van de Unie, de lidstaten en de Europese burgers moet worden gewaarborgd.

    (65)Wanneer de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand wordt geactiveerd, moet de Raad, om gevallen aan te pakken waarin een lidstaat ernstige moeilijkheden ondervindt of kan ondervinden bij het plaatsen van een bestelling of bij de uitvoering van een contract voor de levering van defensieproducten als gevolg van tekorten of ernstige risico’s op tekorten aan in een crisis relevante producten, maatregelen op het niveau van de Unie kunnen activeren die erop gericht zijn de beschikbaarheid van in een crisis relevante goederen te waarborgen, zoals als prioritair aangemerkte verzoeken, teneinde de goede werking van de interne markt en de toeleveringsketens op defensiegebied te waarborgen.

    (66)Als laatste redmiddel moeten als prioritair aangemerkte verzoeken gericht zijn op het aanpakken van situaties waarin de productie of levering van in een crisis relevante producten die defensieproducten zijn, niet met andere maatregelen kan worden bereikt. Het als prioritair aangemerkte verzoek moet gebaseerd zijn op objectieve, feitelijke, meetbare en onderbouwde gegevens. Het moet rekening houden met de legitieme belangen van de ondernemingen en met de kosten en inspanningen die vereist zijn voor een eventuele wijziging van de productiesequentie. Wanneer de verplichting tot uitvoering van het als prioritair aangemerkte verzoek wordt aanvaard, moet deze voorrang hebben op elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke prestatieverplichting. Elk als prioritair aangemerkt verzoek moet tegen een billijke en redelijke prijs worden geplaatst.

    (67)Ter ondersteuning van de Commissie bij de uitvoering van deze verordening moet een Europees Comité voor paraatheid van de defensie-industrie worden opgericht, bestaande uit de Commissie, de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap en de lidstaten. Daarnaast zullen de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap en de Commissie buiten het kader van de huidige verordening op eigen initiatief vergaderingen van de leden in het kader van het Comité bijeenroepen en voorzitten om de gezamenlijke programmerings- en aanbestedingsfunctie uit te oefenen en strategische sturing en advies te verstrekken ten behoeve van het verbeteren van de industriële paraatheid van de EDTIB op defensiegebied in overeenstemming met de strategie voor de Europese defensie-industrie.

    (68)Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en de rechtshandelingen die uitvoering geven aan die artikelen.

    (69)Overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU moeten beleidsuitgaven die voortvloeien uit titel V, hoofdstuk 2, VEU ten laste komen van de begroting van de Unie, met uitzondering van uitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.

    (70)Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Hoofdstuk I

    Algemene bepalingen

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt een begroting vast en bevat een reeks maatregelen die de paraatheid van de defensie-industrie van de Unie en haar lidstaten moeten ondersteunen door middel van het versterken van het concurrentie- en reactievermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) en van het vermogen daarvan om de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten te waarborgen, en die bij moeten dragen tot het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (“de Oekraïense DTIB”), met name door middel van:

    1)de vaststelling van het programma voor de Europese defensie-industrie (het “programma”), dat maatregelen omvat ter versterking van het concurrentievermogen, het reactievermogen en de capaciteit van de EDTIB, hetgeen ook de oprichting van een fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST: Fund for the Acceleration of Defence Supply Chain Transformation) kan omvatten;

    2)de vaststelling van een programma voor samenwerking met Oekraïne met het oog op het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (het “instrument voor steun aan Oekraïne”);

    3)een rechtskader tot vaststelling van de vereisten en procedures voor het opzetten van de structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP: Structure for European Armament Programme) en de effecten daarvan overeenkomstig hoofdstuk III;

    4)een rechtskader dat erop is gericht de voorzieningszekerheid te waarborgen, belemmeringen en knelpunten weg te nemen en de productie van defensieproducten te ondersteunen overeenkomstig hoofdstuk IV;

    5)de oprichting van een Comité voor paraatheid van de defensie-industrie overeenkomstig hoofdstuk V.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1)“aankoopovereenkomst”: een overheidsopdracht aan een of meer ondernemingen die tot doel heeft de snelle ontwikkeling en/of productie van een product te ondersteunen en op grond waarvan het recht om binnen een bepaalde termijn en tegen een bepaalde prijs een bepaald aantal producten te kopen, afhangt van de voorfinanciering van een deel van de aanloopkosten waarmee de betrokken ondernemingen worden geconfronteerd. Een aankoopovereenkomst is weliswaar juridisch bindend voor de deelnemende aanbestedende diensten en voor de contractant, maar moet verder worden uitgevoerd door het sluiten van overeenkomsten met de betrokken contractanten;

    2)“knelpunt”: een congestiepunt in een productiesysteem dat de productie stopzet of ernstig vertraagt;

    3)“blendingverrichting”: een door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van een blendingfaciliteit of -platform zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Verordening (EU, Euratom) [2018/1046], waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, of van commerciële financiële instellingen en investeerders;

    4)“gemeenschappelijke aanbesteding”: een aanbesteding die door ten minste drie lidstaten gezamenlijk wordt uitgevoerd;

    5)“zeggenschap”: het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit;

    6)“gerubriceerde informatie”: informatie of materiaal in ongeacht welke vorm waarvan de openbaarmaking zonder machtiging de belangen van de Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden en die/dat een EU-rubricering of een overeenkomstige rubricering draagt die strookt met de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie;

    7)“defensieproducten”: alle defensiegerelateerde producten als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2009/43/EG;

    8)“uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de bestuursvoorzitter rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;

    9)“jurische entiteit”: een uit hoofde van het recht van de Unie, het nationale recht of het internationale recht opgerichte en erkende rechtspersoon, die rechtspersoonlijkheid bezit en de bekwaamheid bezit in eigen naam te handelen, rechten uit te oefenen en verplichtingen te hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;

    10)“innovatieactie op defensiegebied”: een actie die hoofdzakelijk bestaat uit activiteiten met als rechtstreeks doel het creëren van plannen en regelingen of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde defensieproducten, -procedés of -diensten, eventueel met inbegrip van prototyping, tests, demonstraties, proefprojecten, grootschalige productvalidatie en marktreplicatie;

    11)“middelgrote beursgenoteerde onderneming” of “midcap”: onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is en die ten hoogste 3 000 werknemers tewerkstelt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

    12)“entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of een juridische entiteit die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt;

    13)“afnameovereenkomst” : een contractuele overeenkomst tussen ten minste [drie] lidstaten en ten minste één fabrikant van defensieproducten die hetzij een verbintenis van de lidstaten bevat om gedurende een bepaalde periode een bepaalde hoeveelheid defensieproducten aan te kopen, hetzij een verbintenis van de fabrikant van defensieproducten om de lidstaten de mogelijkheid te bieden dit te doen;

    14)“aanbestedingsagent”: een aanbestedende dienst zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU die gevestigd is in een lidstaat of in een geassocieerd land, het Europees Defensieagentschap, een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma of een internationale organisatie, door lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne aangewezen om namens hen een gemeenschappelijke aanbesteding uit te voeren;

    15)“doorlooptijd”: de periode tussen het plaatsen van een kooporder en het voltooien van de order door de fabrikant;

    16)“grondstoffen”: de materialen die nodig zijn voor de productie van defensieproducten;

    17)“excellentiekeurmerk”: kwaliteitskeurmerk dat aantoont dat een voorstel dat is ingediend naar aanleiding van een in het kader van het instrument gedane oproep tot het indienen van voorstellen, alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden voor beoordeling heeft gehaald, maar bij gebrek aan beschikbare middelen in het werkprogramma voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen; 

    18)“veiligheidscrisis”: een situatie in een lidstaat, een geassocieerd derde land of een niet-geassocieerd derde land waarin zich een schadelijke gebeurtenis heeft voorgedaan of waarin een dergelijke gebeurtenis geacht worden op handen te zijn, die de omvang van schadelijke gebeurtenissen in het dagelijks leven duidelijk overschrijdt en het leven en de gezondheid van mensen ernstig in gevaar brengt of beperkt, dan wel maatregelen vereist om de bevolking van de eerste levensbehoeften te voorzien, of die een aanzienlijke invloed heeft op de waarde van onroerend goed, waaronder gewapende conflicten en oorlogen;

    19)“gevoelige informatie”: informatie en gegevens, met inbegrip van gerubriceerde informatie, die moeten worden beschermd tegen ongeoorloofde toegang of openbaarmaking op grond van in het recht van de Unie of in het nationale recht vastgelegde verplichtingen, dan wel om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van een natuurlijke persoon of rechtspersoon te waarborgen;

    20)“kleine en middelgrote ondernemingen” of “kmo’s”: kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie;

    21)“bij de gemeenschappelijke aanbesteding betrokken subcontractanten”: elke entiteit die kritieke productiemiddelen levert met unieke kenmerken die essentieel zijn voor de werking van een product, en waaraan ten minste 15 % van de waarde van de opdracht wordt toegewezen;

    22)“kleine middelgrote beursgenoteerde onderneming” of “kleine midcap”: een onderneming niet zijnde een kmo, met niet meer dan 499 werknemers, berekend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG, en waarvan de jaaromzet 100 miljoen EUR niet overschrijdt of het jaarlijkse balanstotaal 86 miljoen EUR niet overschrijdt;

    23)“in een crisis relevante producten”: defensieproducten of essentiële componenten of grondstoffen daarvan of producten of diensten die essenieel zijn voor de productie ervan, waarvan is vastgesteld dat zij ernstig worden getroffen door een verstoring of potentiële verstoring van de werking van de interne markt en de toeleveringsketens daarvan, waardoor daadwerkelijke of potentiële aanzienlijke tekorten ontstaan.

    Hoofdstuk II

    Afdeling 1: algemene bepalingen voor het programma en het instrument voor steun aan Oekraïne

    Artikel 3

    Gebruik van financiering die niet gekoppeld is aan kosten

    1.Subsidies kunnen de vorm aannemen van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, op grond van artikel 180, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    2.Wanneer de subsidie van de Unie de vorm aanneemt van financiering die niet gekoppeld is aan kosten voor acties ter versterking van de EDTIB, kan de hoogte van de bijdrage van de Unie die aan elke actie wordt toegekend, worden vastgesteld op basis van factoren zoals:

    a)de complexiteit van de gemeenschappelijke aanbesteding, waarvoor een deel van de verwachte omvang van de overheidsopdracht in het kader van de gemeenschappelijke aanbesteding en de bij gelijkaardige acties opgedane ervaring als maatstaf kan dienen;

    b)de kenmerken van de samenwerking die waarschijnlijk zullen leiden tot betere resultaten op het gebied van interoperabiliteit en langetermijninvesteringssignalen voor de industrie, met name wanneer de gemeenschappelijke aanbesteding activiteiten omvat die in aanmerking zouden komen voor financiering uit de begroting van de Unie, zoals onderzoek en ontwikkeling, testen en certificering, initiële productie of activiteiten in het kader van operationele ondersteuning;

    c)het aantal deelnemende lidstaten en geassocieerde landen of de opname van extra lidstaten of geassocieerde landen in bestaande samenwerkingsverbanden;

    d)de inspanningen in verband met het opvoeren van de nodige productiecapaciteit;

    e)de aankoop van extra hoeveelheden voor andere lidstaten (pool voor de paraatheid op defensiegebied).

    3.Wanneer de subsidie van de Unie de vorm aanneemt van financiering die niet gekoppeld is aan kosten voor acties ter versterking van de Oekraïense DTIB, kan de hoogte van de bijdrage van de Unie behalve op de in lid 2 bedoelde factoren ook worden gebaseerd op factoren zoals:

    a)de complexiteit van het toetredingsproces van Oekraïne, met inbegrip van structurele hervormingen en maatregelen ter bevordering van de convergentie met het acquis van de Unie;

    b)de inspanningen om de Oekraïense aanbestedingsprocedures op defensiegebied en het klimaat voor de Oekraïense defensie-industrie aan te passen, onder meer om aan de NAVO-normen te voldoen;

    c)de inspanningen en risico’s in verband met de aanhoudende aanvalsoorlog, rekening houdend met de noodzaak om de door de oorlog beschadigde infrastructuur op veerkrachtige wijze te herstellen en te moderniseren, waartoe in voorkomend geval passende maatregelen worden getroffen om deze gevolgen te vermijden, te voorkomen of te beperken en, indien mogelijk, te compenseren.

    Artikel 4

    Doelstellingen

    1.Het programma en het instrument voor steun aan Oekraïne hebben tot doel de industriële paraatheid van de EDTIB en de Oekraïense DTIB op defensiegebied te verbeteren, met name door:

    a)het initiëren en versnellen van de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen, onder meer door het creëren en opvoeren van productiecapaciteit en het openstellen van de toeleveringsketens voor grensoverschrijdende samenwerking en de doeltreffende beschikbaarheid en levering in de hele Unie, waarbij met name kmo’s, kleine midcaps en andere midcaps in aanzienlijke mate worden betrokken;

    b)het stimuleren van samenwerking op het gebied van aanbestedingen op defensiegebied om bij te dragen tot solidariteit, verdringingseffecten te voorkomen, de doeltreffendheid van overheidsuitgaven te vergroten en buitensporige versnippering tegen te gaan, wat uiteindelijk leidt tot een toename van de standaardisering van defensiesystemen en een grotere interoperabiliteit.

    2.Bij acties die bijdragen tot het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de Oekraïense DTIB wordt rekening gehouden met de mogelijke toekomstige integratie ervan in de EDTIB, om aldus bij te dragen tot wederzijdse stabiliteit, veiligheid, vrede, welvaart en duurzaamheid.

    3.De in lid 1, punt a), genoemde doelstellingen worden nagestreefd met de nadruk op het initiëren en versnellen van de aanpassing van de industrie aan de snelle structurele veranderingen die het gevolg zijn van de veranderende veiligheidsomgeving. Hiertoe kunnen onder meer in de hele Unie de toeleveringsketens voor in een crisis relevante producten geschikt gemaakt worden voor betere en snellere aanpassing, productiecapaciteiten worden gecreërd of opgevoerd, en de productiedoorlooptijd daarvan voor defensieproducten worden verkort, rekening houdend met de doelstellingen van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie en het advies van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

    4.De in lid 1, punt b), genoemde doelstellingen worden nagestreefd met de nadruk op de ontwikkeling van de EDTIB in de hele Unie, zodat deze met name kan voorzien in de behoeften van de lidstaten op het gebied van defensieproducten wat betreft kwaliteit, beschikbaarheid, leveringstermijn en locatie, in overeenstemming met de prioriteiten inzake defensievermogens die de lidstaten gezamenlijk zijn overeengekomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), en met name in het kader van het vermogensontwikkelingsplan, rekening houdend met de doelstellingen van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie en de adviezen van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

    5.De in lid 2, punt c), genoemde doelstellingen worden nagestreefd met de nadruk op het versterken van de grensoverschrijdende samenwerking tussen de EDTIB en de Oekraïense DTIB, rekening houdend met de behoeften van Oekraïne op het gebied van defensieproducten, door het creëren van productiecapaciteit of het opvoeren ervan in overeenstemming met de NAVO-normen, de bescherming van activa, technische bijstand en uitwisseling van personeel, intensievere samenwerking bij de gemeenschappelijke aanbesteding van defensieproducten voor Oekraïne en het verlenen van vergunningen voor samenwerking bij productie onder licentie via publiek-private partnerschappen of andere vormen van samenwerking, zoals joint ventures. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de doelstelling om Oekraïne te helpen zich geleidelijk aan te passen aan de regels, normen, beleidsmaatregelen en praktijken van de Unie (het “acquis”) met het oog op toekomstig lidmaatschap van de Unie.

    Artikel 5

    Begroting

    1.De financiële middelen voor de uitvoering van het programma en het instrument voor steun aan Oekraïne bestaan uit:

    a)voor acties ter versterking van de EDTIB: 1 500 miljoen EUR in lopende prijzen voor de periode van [… - een specifieke datum invoegen] tot en met 31 december 2027, alsmede aanvullende bijdragen overeenkomstig artikel 6;

    b)voor acties ter versterking van de Oekraïense DTIB: het bedrag van de aanvullende bijdragen overeenkomstig artikel 6, voor zover daarvoor gereserveerd en onder voorbehoud van de sluiting van de in artikel 57 bedoelde overeenkomst.

    2.Om in te spelen op onvoorziene situaties of op nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie tot 20 % van het aan de in lid 1 bedoelde acties toegewezen bedrag opnieuw toewijzen, met uitzondering van de in artikel 6, lid 2, bedoelde aanvullende financiële middelen, die niet opnieuw worden toegewezen.

    3.Het in de leden 1 en 5 van dit artikel bedoelde bedrag en de bedragen van de in artikel 6 bedoelde aanvullende bijdragen kunnen ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van prijsonderzoeken en institutionele informatietechnologiesystemen en -platforms, en alle andere uitgaven gerelateerd aan technische en administratieve bijstand of personeel die de Commissie doet voor het beheer van het programma/andere elementen van het onderwerp.

    4.In aanvulling op artikel 12, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 worden ongebruikte vastleggings- en betalingskredieten automatisch overgedragen en kunnen zij worden vastgelegd respectievelijk gebruikt tot en met 31 december van het volgende begrotingsjaar. Het overgedragen bedrag wordt in het volgende begrotingsjaar als eerste gebruikt. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van overgedragen vastleggingskredieten overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    5.In afwijking van artikel 209, lid 3, eerste, tweede en vierde alinea, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vormen alle ontvangsten en terugbetalingen van financieringsinstrumenten die op grond van deze verordening zijn vastgesteld interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 voor het programma of het vervolgprogramma ervan.

    6.In aanvulling op artikel 15 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 worden vastleggingskredieten die overeenstemmen met het bedrag van terugvorderingen en vrijmakingen in het kader van de begrotingsprocedure opnieuw ter beschikking gesteld van het programma of het instrument voor steun aan Oekraïne of van de opvolgers daarvan.

    7.Vastleggingen in de begroting voor activiteiten waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

    8.Ook na 2027 kunnen nog kredieten in de Uniebegroting worden opgenomen ter dekking van de uitgaven die nodig zijn voor het vervullen van de doelstellingen in artikel 4 en voor het beheren van acties die aan het eind van het programma nog niet voltooid zijn, alsmede van de uitgaven voor kritieke operationele activiteiten en diensten.

    Artikel 6

    Aanvullende financiële middelen

    1.De lidstaten, instellingen, organen en agentschappen van de Europese Unie, derde landen, internationale organisaties, internationale financiële instellingen of andere derde partijen kunnen overeenkomstig artikel 208, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 aanvullende financiële bijdragen aan het programma leveren, ook aan het in artikel 19 bedoelde fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST). Dergelijke financiële bijdragen vormen externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 2, punt a), ii) [punt a) herschikking FR], punt d) of punt e), of artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    2.Eventuele aanvullende bedragen die in het kader van de desbetreffende beperkende maatregelen van de Unie worden ontvangen, vormen externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en worden gebruikt voor acties in het kader van het instrument voor steun aan Oekraïne, met inbegrip van acties ter versterking van de Oekraïense DTIB.

    3.De aan de lidstaten in gedeeld beheer toegewezen middelen kunnen op verzoek van de betrokken lidstaat naar het programma worden overgeschreven onder de in de relevante bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad 6 vermelde voorwaarden. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 op directe wijze dan wel overeenkomstig punt c) van die alinea op indirecte wijze uit. Zij worden toegevoegd aan de in artikel 5, lid 3, punt a), bedoelde middelen. Die middelen worden ten voordele van de betrokken lidstaat gebruikt.

    4.Indien de Commissie geen juridische verbintenis in direct of indirect beheer voor overeenkomstig lid 3 overgedragen middelen is aangegaan, en uiterlijk in het jaar 2028, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen op verzoek van de lidstaat weer naar een of meer van de respectieve bronprogramma’s worden overgedragen, overeenkomstig de voorwaarden van de relevante bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad.

    Afdeling 2: het programma

    Artikel 7

    Alternatieve, gecombineerde en cumulatieve financiering

    1.Het programma wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie. Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdrage niet dezelfde kosten dekt. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage, of er kan één reeks regels van een van de bijdragende programma’s van de Unie op alle bijdragen worden toegepast, en er kan één juridische verbintenis worden aangegaan. De cumulatieve steun uit de Uniebegroting mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie en kan op een pro-ratabasis worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

    2.Om in het kader van het programma een excellentiekeurmerk toegekend te krijgen voldoen acties aan alle volgende voorwaarden: 

    a)zij zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma; 

    b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen; 

    c)zij worden wegens budgetbeperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen gefinancierd. 

    3.Overeenkomstig de relevante bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 mag het EFRO of het ESF+ voorstellen ondersteunen die zijn ingediend naar aanleiding van een krachtens het programma gedane oproep tot het indienen van voorstellen en die overeenkomstig het programma een excellentiekeurmerk toegekend hebben gekregen. 

    Artikel 8

    Uitvoering en vormen van financiering door de Unie

    1.Het programma wordt uitgevoerd in direct beheer in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 of in indirect beheer met organen zoals bedoeld in artikel 62, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    2.Financiering door de Unie kan worden verstrekt in een van de vormen die zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, met name subsidies, prijzen, aanbestedingen en financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen uit hoofde van het InvestEU-programma overeenkomstig titel X van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    3.In afwijking van artikel 192, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan de Commissie in artikel 11, lid 3, punt d), bedoelde activiteiten waarvoor financiering door de Unie in de vorm van een subsidie wordt verstrekt en waarbij winst wordt gemaakt, het percentage van de winst terugvorderen dat overeenkomt met de bijdrage van de Unie aan de subsidiabele kosten die daadwerkelijk zijn gemaakt door de begunstigde die de actie uitvoert, tot het definitieve bedrag van de bijdrage van de Unie. De winst wordt berekend als het overschot van de ontvangsten ten opzichte van de subsidiabele kosten van de actie, waarbij de ontvangsten beperkt zijn tot financiering door de Unie, financiering door de lidstaten, met inbegrip van aanbestedingen, andere tijdens de actie gegenereerde inkomsten en eventuele inkomsten uit de actie. Het werkprogramma kan nadere bijzonderheden bevatten.

    4.In afwijking van artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kunnen financiële bijdragen, indien voor de uitvoering van een actie relevant en noodzakelijk, betrekking hebben op acties die zijn gestart en kosten die zijn gemaakt vóór de datum van indiening van het voorstel voor die acties, mits die acties niet vóór 5 maart 2024 van start zijn gegaan en niet zijn voltooid vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

    Artikel 9

    Met het programma geassocieerde derde landen

    Het programma staat open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de EER, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“geassocieerde landen”).

    Artikel 10

    In aanmerking komende juridische entiteiten

    1.Naast de overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgestelde criteria zijn de in de leden 2 tot en met 7 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

    2.Ontvangers van financiering door de Unie zijn gevestigd in de Unie of in een geassocieerd land.

    3.De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers die voor de actie worden gebruikt, bevinden zich op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land. Indien de ontvangers in de Unie of in een geassocieerd land niet over alternatieven of relevante infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen beschikken, kunnen zij hun infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen gebruiken die zich buiten het grondgebied van de lidstaten of van de geassocieerde landen bevinden of aldaar worden gehouden, mits een dergelijk gebruik niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en de lidstaten, en strookt met de in artikel 4 vastgelegde doelstellingen.

    4.In verband met de uitvoering van een door het programma ondersteunde actie mogen de ontvangers niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan.

    5.In afwijking van lid 4 komt een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, in aanmerking als ontvanger indien de verkrijging van de zeggenschap over die juridische entiteit door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land is onderworpen aan screening in de zin van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad en, indien nodig, aan passende beperkende maatregelen, rekening houdend met de in artikel 4 van deze verordening vastgestelde doelstellingen, of indien door de lidstaat of het geassocieerde land waarin zij is gevestigd overeenkomstig diens nationale procedures goedgekeurde garanties ter beschikking van de Commissie zijn gesteld.

    De garanties moeten de waarborg bieden dat de betrokkenheid bij een actie van een dergelijke juridische entiteit niet strijdig is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten zoals vastgesteld in het kader van het GBVB op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), noch met de in artikel 4 vastgestelde doelstellingen. De garanties moeten ook aan artikel 11, lid 8, punt c), voldoen. De garanties moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van een actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

    a)de zeggenschap over de juridische entiteit niet zodanig wordt uitgeoefend dat het vermogen ervan om de actie uit te voeren en resultaten te boeken wordt belemmerd of beperkt, dat er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow die nodig zijn voor de actie, of dat de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie, worden ondermijnd;

    b)de toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.

    Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit dit passend acht, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.

    De Commissie informeert het in artikel 57 bedoelde comité over juridische entiteiten die overeenkomstig dit lid in aanmerking komen voor steun.

    6.Bij het uitvoeren van een subsidiabele actie kunnen de ontvangers ook samenwerken met juridische entiteiten die buiten het grondgebied van de lidstaten of van geassocieerde landen zijn gevestigd of onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, onder meer door gebruik te maken van de activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen van deze juridische entiteiten, mits dit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten. Dergelijke samenwerking moet stroken met de in artikel 4 vastgestelde doelstellingen en voldoen aan artikel 11, lid 8, punt c).

    Een niet-geassocieerd derde land of een andere entiteit uit een niet-geassocieerd derde land krijgt niet zonder toestemming toegang tot gerubriceerde informatie in verband met de uitvoering van de actie, en mogelijke negatieve effecten op het gebied van de voorzieningszekerheid ten aanzien van inputs die essentieel zijn voor de actie, worden vermeden.

    De kosten in verband met die activiteiten komen niet in aanmerking voor steun uit het programma.

    7.De leden 2 tot en met 6 zijn niet van toepassing op:

    a)aanbestedende diensten van lidstaten en geassocieerde landen;

    b)internationale organisaties;

    c)structuren voor een Europees bewapeningsprogramma;

    d)het Europees Defensieagentschap.

    Artikel 11

    Subsidiabele acties

    1.Alleen acties ter verwezenlijking van de doelstellingen als vastgelegd in artikel 4 komen in aanmerking voor subsidie. Een subsidiabele actie heeft betrekking op een of meer van de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde activiteiten.

    2.Activiteiten in verband met de samenwerking van overheidsinstanties op het gebied van aanbestedingen op defensiegebied (samenwerkingsacties op defensiegebied) kunnen betrekking hebben op de samenwerking voor gemeenschappelijke aanbesteding van defensieproducten, gedurende de hele levenscyclus van defensieproducten, ook met het oog op het opbouwen van een pool voor de paraatheid van de defensie-industrie zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, punt c).

    3.Activiteiten in verband met het versnellen van de aanpassing aan structurele veranderingen van de productiecapaciteit van defensieproducten, met inbegrip van de componenten en overeenkomstige grondstoffen daarvan, voor zover zij uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van defensieproducten (acties ter versterking van de industrie), kunnen betrekking hebben op :

    a)de optimalisering, uitbreiding, modernisering, opwaardering of herbestemming van bestaande, of de totstandbrenging van nieuwe, productiecapaciteit, voor zover die componenten en grondstoffen uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van defensieproducten, met name om de productiecapaciteit te vergroten of de productiedoorlooptijd te verkorten, onder meer op basis van de aanbesteding of aankoop van de benodigde gereedschapswerktuigen en alle andere noodzakelijke productiemiddelen;

    b)het opzetten van grensoverschrijdende partnerschappen in de industrie, onder meer via publiek-private partnerschappen of andere vormen van samenwerking in de industrie, in het kader van een gezamenlijke inspanning van de industrie, met inbegrip van activiteiten die gericht zijn op de coördinatie van het betrekken of reserveren en het aanleggen van voorraden van defensieproducten, componenten en overeenkomstige grondstoffen, voor zover die componenten en grondstoffen uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van defensieproducten, alsook om de productiecapaciteit en productieplannen te coördineren;

    c)het opbouwen en beschikbaar stellen van gereserveerde productiecapaciteit voor snelle toenames in de vraag naar defensieproducten (voortdurend beschikbare faciliteiten), de componenten en overeenkomstige grondstoffen daarvan, voor zover die componenten en grondstoffen uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van defensieproducten, in overeenstemming met de bestelde of geplande productievolumes;

    d)het bevorderen van de industrialisering en commercialisering van defensieproducten die zijn ontwikkeld in het kader van door de Unie gefinancierde acties of andere samenwerkingsactiviteiten die met steun van ten minste twee lidstaten zijn uitgevoerd, ook door het aangaan van grensoverschrijdende industriële partnerschappen, publiek-private partnerschappen of andere vormen van industriële samenwerking, door het opvoeren van de initiële productie en, in voorkomend geval, door productie onder licentie;

    e)het testen, met inbegrip van de nodige infrastructuur en, indien nodig, het certificeren van de reconditionering van defensieproducten om de veroudering ervan aan te pakken en ze voor eindgebruikers bruikbaar te maken.

    4.Activiteiten ter ondersteuning van de uitrol van een Europees defensieproject van gemeenschappelijk belang.

    5.Ondersteunende activiteiten (“ondersteunende acties”) kunnen betrekking hebben op:

    a)activiteiten die gericht zijn op het vergroten van de interoperabiliteit en de onderlinge uitwisselbaarheid, met inbegrip van de wederzijdse certificering van defensieproducten en activiteiten die leiden tot wederzijdse erkenning van certificering, of op het vergemakkelijken van de toepassing van militaire normen;

    b)activiteiten ter verbetering van de voorzieningszekerheid en de weerbaarheid, met name door het vergemakkelijken van de toegang tot de defensiemarkt voor kmo’s, kleine midcaps, andere midcaps en start-ups, en door ondersteuning bij het verkrijgen van de nodige kwaliteits- en productiecertificaten;

    c)de opleiding, omscholing of bijscholing van personeel in verband met de in dit artikel bedoelde activiteiten;

    d)de aanschaf van systemen voor fysieke en cyberbeveiliging in verband met de in lid 3 bedoelde activiteiten, met inbegrip van de daadwerkelijke inzet daarvan tegen dreigingen;

    e)coördinatie- en (technische) ondersteuningsacties, met name om vastgestelde knelpunten in productiecapaciteit en toeleveringsketens aan te pakken teneinde de productie van in een crisis relevante producten veilig te stellen en te versnellen zodat de effectieve levering en tijdige beschikbaarheid ervan kan worden gewaarborgd;

    f)steun van de Unie aan structuren voor een Europees bewapeningsprogramma, met name met het oog op het beheren en onderhouden van een pool voor de paraatheid van de defensie-industrie zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, punt b);

    g)activiteiten in verband met noodgevallen, met inbegrip van innovatie op defensiegebied in verband met noodgevallen wanneer de in artikel 52 bedoelde maatregel wordt geactiveerd.

    6.Voor de in lid 2, lid 3, punt d), en lid 55, punt a), bedoelde activiteiten wordt de actie uitgevoerd door juridische entiteiten die samenwerken binnen een consortium van ten minste drie in aanmerking komende juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste drie verschillende lidstaten of geassocieerde landen. Ten minste drie van die in aanmerking komende juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten of geassocieerde landen, staan gedurende de gehele periode waarin de actie wordt uitgevoerd niet direct of indirect onder zeggenschap van dezelfde juridische entiteit, noch mogen zij onder elkaars zeggenschap staan.

    7.In afwijking van lid 6 kan de actie worden uitgevoerd door een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma.

    8.De volgende acties zijn in het kader van het programma niet subsidiabel:

    a)acties in verband met goederen of diensten die krachtens het toepasselijke internationale recht verboden zijn;

    b)acties in verband met dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met de selectie en inzet ervan bij aanvallen op mensen;

    c)acties in verband met goederen of diensten die onderworpen zijn aan zeggenschap of beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen, direct of indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, ook met betrekking tot technologieoverdracht;

    d)acties of delen daarvan die al volledig uit andere publieke of particuliere bronnen worden gefinancierd.

    Artikel 12

    Specifieke bepalingen voor gemeenschappelijke aanbestedingsacties

    1.Slechts de volgende juridische entiteiten komen in aanmerking voor financiering in het kader van het programma:

    a)aanbestedende overheidsdiensten van lidstaten of geassocieerde landen;

    b)internationale organisaties;

    c)de structuren voor een Europees bewapeningsprogramma;

    d)het Europees Defensieagentschap.

    2.De lidstaten en geassocieerde landen die deelnemen aan een gemeenschappelijke aanbesteding wijzen met eenparigheid van stemmen een in aanmerking komende juridische entiteit aan als aanbestedingsagent die namens hen optreedt met het oog op die gemeenschappelijke aanbesteding. De aanbestedingsagent voert namens de deelnemende landen de aanbestedingsprocedures uit en sluit de daaruit voortvloeiende overeenkomsten met de contractanten. De aanbestedingsagent kan aan de actie deelnemen als een begunstigde en kan optreden als de coördinator van het consortium, en kan derhalve middelen uit het programma en van de deelnemende lidstaten en geassocieerde landen beheren en combineren.

    3.Deze verordening doet geen afbreuk aan de in Richtlijn 2009/81/EG vastgelegde voorschriften betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied.

    4.De in lid 2 vermelde aanbestedingsprocedures zijn gebaseerd op een overeenkomst die door de deelnemende lidstaten en geassocieerde landen met de aanbestedingsagent moet worden ondertekend onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in het werkprogramma. In de overeenkomst worden met name de praktische regelingen bepaald die van toepassing zijn op de gemeenschappelijke aanbesteding en op het besluitvormingsproces met betrekking tot de keuze van de procedure, de beoordeling van de inschrijvingen en de gunning van de opdracht.

    5.De aanbestedingsagent past op aanbestedingsprocedures en in overeenkomsten met contractanten en subcontractanten in het kader van de gemeenschappelijke aanbesteding op overeenkomstige wijze voorwaarden toe die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 10.

    6.Aanbestedingsagenten verstrekken de Commissie garanties en beperkende maatregelen zoals bedoeld in artikel 10, lid 6. Verdere informatie over de garanties en de beperkende maatregelen wordt op verzoek ter beschikking gesteld aan de Commissie. De Commissie informeert het in artikel 58 bedoelde comité over elke overeenkomstig dit lid verstrekte kennisgeving.

    7.De gemeenschappelijke aanbestedingsovereenkomst bevat bepalingen betreffende de aankoop van aanvullende hoeveelheden defensieproducten voor andere lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne.

    Dergelijke regels doen geen afbreuk aan het toepasselijke recht van de Unie en zijn in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving van de lidstaten betreffende de uitvoer van defensiegerelateerde producten.

    Artikel 13

    Specifieke bepalingen voor acties ter versterking van de industrie

    1.Voor activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 3, punten a), b) en c), mogen acties, om subsidiabel te zijn, uitsluitend betrekking hebben op de productiecapaciteit voor defensieproducten, met inbegrip van de componenten en grondstoffen daarvan, voor zover deze uitsluitend bestemd zijn of worden gebruikt voor de productie van defensieproducten.

    2.Deze acties laten de mededingingsregels van de Unie, en met name artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), onverlet.

    Artikel 14

    Specifieke bepalingen voor activiteiten die bijdragen tot een Europees mechanisme voor militaire verkoop

    1.Om te waarborgen dat EU-defensieproducten tijdig en in de juiste hoeveelheden beschikbaar zijn, en zo het concurrentievermogen van de EDTIB en, in voorkomend geval, van de Oekraïense DTIB te bevorderen, steunt de Commissie de volgende reeks maatregelen (EU-mechanisme voor militaire verkoop):

    a)de opstelling van één gecentraliseerde en geactualiseerde catalogus van door de EDTIB ontwikkelde defensieproducten;

    b)de inrichting van een pool voor de paraatheid van de defensie-industrie, om de beschikbaarheid van in de EU vervaardigde defensieproducten te vergroten en de leveringstermijnen daarvan te verkorten, en zo te zorgen voor een onmiddellijke en preferentiële aankoops- of gebruiks-/lease-optie voor lidstaten, geassocieerde landen en Oekraïne;

    c)het vergemakkelijken en versnellen van aanbestedingsprocedures in een geest van solidariteit;

    d)de ondersteuning van bestuurlijke capaciteitsopbouw in verband met aanbestedingen van defensieproducten, met als doel gezamenlijke aanbesteding te vergemakkelijken.

    2.De Commissie stelt op basis van overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie de technische specificaties op voor het IT-platform dat nodig is voor de opstelling van de in lid 1, punt a), van dit artikel bedoelde catalogus, en schaft dat platform aan.

    3.Wanneer de lidstaten gezamenlijk aanvullende hoeveelheden aankopen of door inbreng in natura bijdragen aan de opbouw van een pool voor de paraatheid van de defensie-industrie zoals bedoeld in lid 2, punt b), in het kader van een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma, dan verleent de Commissie financiële steun aan het initiatief door middel van:

    a)steun voor de gemeenschappelijke aanbesteding van aanvullende hoeveelheden zoals bedoeld in artikel 11, lid 2;

    b)een bijdrage aan de directe en indirecte kosten voor het beheren en het onderhouden van de pool voor de paraatheid van de defensie-industrie zoals bedoeld in artikel 11, lid 5, punt f);

    c)een bijdrage aan de bestuurlijke capaciteitsopbouw zoals bedoeld in artikel 11, lid 5.

    4.Wanneer lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne aankopen doen uit de door een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma beheerde pool voor de paraatheid van de defensie-industrie, wordt de aanschaf beschouwd als een door een regering aan een andere regering gegunde opdracht zoals bedoeld in artikel 13, punt f), van Richtlijn 2009/81/EG.

    Artikel 15

    Specifieke bepalingen voor activiteiten die bijdragen aan Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang

    1.De Commissie kan in het in artikel 18 bedoelde werkprogramma Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang aanwijzen voor financiering.

    2.Bij het aanwijzen van de in lid 1 bedoelde projecten zorgt de Commissie ervoor dat zij:

    a)terdege rekening houdt met de richtsnoeren die zijn verstrekt in het kader van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, en vooral met betrekking tot de bijdrage die het project levert aan de prioriteit ten aanzien van vermogens zoals die is vastgesteld in het kader van het GBVB, en met name in het kader van het vermogensontwikkelingsplan, en aan de doelstellingen van het strategisch kompas voor veiligheid en defensie;

    b)de algemene financieringsbehoeften en de potentiële gevolgen voor de begroting van de Unie in kaart brengt;

    c)rekening houdt met de standpunten van de lidstaten.

    3.Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang moeten voldoen aan de volgende algemene criteria:

    a)het project is gericht op de ontwikkeling van vermogens, met inbegrip van vermogens die de toegang tot strategische domeinen en betwiste terreinen waarborgen, van strategische hulpmiddelen en, in voorkomend geval, van systemen die fungeren als Europese defensie-infrastructuur van gemeenschappelijk belang en voor gemeenschappelijk gebruik;

    a)de potentiële algemene voordelen van het project wegen op tegen de kosten, ook op langere termijn.

    4.Bij een Europees defensieproject van gemeenschappelijk belang zijn ten minste vier lidstaten betrokken. De Europese Commissie wordt in voorkomend geval in de gelegenheid gesteld aan het project deel te nemen.

    5.Een Europees defensieproject van gemeenschappelijk belang wordt geacht bij te dragen tot de defensievermogens die van cruciaal belang zijn voor de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, en wordt derhalve beschouwd als zijnde van algemeen belang. Zij kunnen worden vastgesteld in het kader van de structuren voor een Europees bewapeningsprogramma zoals bedoeld in hoofdstuk 3.

    6.De lidstaten kunnen, onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, steunregelingen toepassen en administratieve steun verlenen aan Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang.

    7.De in artikel 17 bedoelde financiële bijdrage van de Unie bedraagt ten hoogste 25 % van het in artikel 5, lid 1, bedoelde bedrag.

    8.De uitrol van Europese defensieprojecten van gemeenschappelijk belang kan worden beschouwd als een dwingende reden van groot openbaar belang in de zin van artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, punt c), van Richtlijn 92/43/EEG en van hoger openbaar belang in de zin van artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60. Daarom kunnen de planning, de bouw en de exploitatie van desbetreffende productiefaciliteiten worden beschouwd als zijnde van hoger openbaar belang, mits aan de overige voorwaarden van deze bepalingen is voldaan.

    Artikel 16

    Toekenningscriteria

    1.Elk voorstel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    a)paraatheid van de defensie-industrie: bijdrage aan het concurrentievermogen, verhoging van de productiecapaciteit, verkorting van de doorlooptijden, wegwerken van knelpunten, waardoor de interoperabiliteit en de onderlinge uitwisselbaarheid worden vergroot;

    b)weerbaarheid van de defensie-industrie: bijdrage aan de weerbaarheid, verbetering van de tijdige beschikbaarheid en levering op alle locaties, verbetering van de voorzieningszekerheid in de hele Unie en vergroting van de niet-afhankelijkheid van bronnen uit niet-geassocieerde derde landen;

    c)industriële samenwerking op defensiegebied: bevordering van daadwerkelijke samenwerking op het gebied van bewapening tussen de lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne en van de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen in verschillende lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne gevestigde ondernemingen, waarbij met name kmo’s, kleine midcaps en andere midcaps in aanzienlijke mate worden betrokken als ontvangers, als subcontractanten of als andere ondernemingen in de toeleveringsketen;

    d)de kwaliteit van de uitvoeringsplanning van de actie, met name van maatregelen voor het nakomen van leveringstermijnen, ook wat betreft de processen en monitoring ervan.

    2.Het werkprogramma bevat nadere bijzonderheden over de toepassing van de in lid 1 bedoelde toekenningscriteria, met inbegrip van eventuele wegingscriteria die moeten worden toegepast. In het werkprogramma worden geen individuele drempels vastgelegd.

    Artikel 17

    Financiële bijdrage van de Unie

    1.In afwijking van artikel 190 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan het programma tot 100 % van de subsidiabele kosten financieren. Voor activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 3, bedraagt de steun uit het programma echter niet meer dan 35 % van de subsidiabele kosten daarvan.

    2.Een actie komt in aanmerking voor een verhoogd financieringspercentage wanneer zij aan een of meer van de volgende criteria voldoet:

    a)de actie wordt ontwikkeld in het kader van een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP), zoals bedoeld in hoofdstuk III van deze verordening of in het kader van een PESCO-project, op voorwaarde dat dit project voldoet aan verplichtingen die vergelijkbaar zijn met die uit hoofde van artikel 22, lid 1, artikel 23, lid 1, en de artikelen 25 en 26 van deze verordening, en daarvoor geen vergelijkbaar verhoogd financieringspercentage in een ander EU-financieringsprogramma is toegekend;

    b)Oekraïne ontvangt defensieproducten die in het kader van het programma worden geproduceerd of aangekocht en die het kader van de Europese Vredesfaciliteit financieel worden ondersteund;

    c)de lidstaten bereiken overeenstemming over een gemeenschappelijke aanpak voor de uitvoer van defensieproducten die zijn ontwikkeld en aangekocht in het kader van een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP);

    d)de begunstigde is een kmo of kleine midcap, of de meerderheid van de begunstigden die aan een consortium deelnemen, zijn kmo’s of kleine midcaps.

    3.Het werkprogramma bevat nadere bijzonderheden, en met name, in voorkomend geval, de in lid 3 bedoelde verhoogde financieringspercentages.

    Artikel 18

    Werkprogramma’s

    1.Het programma wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma’s zoals bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. De werkprogramma’s bevatten een beschrijving van de acties en de desbetreffende financiële middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het programma te verwezenlijken en, waar toepasselijk, het totale bedrag dat voor blendingverrichtingen is gereserveerd.

    2.De werkprogramma’s worden door de Commissie bij uitvoeringshandeling vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 19

    Fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST)

    1.Om de benodigde investeringen voor vergroting van de productiecapaciteit op defensiegebied van kmo’s en kleine midcaps aan te trekken, de risico’s van die investeringen te verminderen en ze te versnellen, kan een blendingverrichting worden ingericht die steun verleent in de vorm van vreemd en/of eigen vermogen (fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST)). Het fonds wordt uitgevoerd overeenkomstig titel X van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en Verordening (EU) 2021/523 7 .

    2.De specifieke doelstellingen van het FAST zijn:

    a)in overeenstemming met de mix van vreemd en eigen vermogen een bevredigend multiplicatoreffect tot stand brengen en bijdragen tot het aantrekken van zowel publieke als private financiering;

    b)steun verlenen aan kmo’s (met inbegrip van start-ups en scale-ups) en kleine midcaps in de hele Unie, die moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering en die:

    i) defensietechnologieën industrialiseren en/of defensieproducten produceren of vergevorderde plannen hebben om dat te gaan doen; of

    ii) deel uitmaken van de toeleveringsketen van de defensie-industrie of vergevorderde plannen hebben om daar deel van uit te gaan maken;

    c)de investeringen op het gebied van de productie van defensietechnologie en -producten versnellen en aldus de voorzieningszekerheid van de waardeketens van de defensie-industrie van de Unie versterken.

    Afdeling 3: het instrument voor steun aan Oekraïne

    Artikel 20

    Specifieke bepalingen voor het instrument voor steun aan Oekraïne

    1.Artikel 13 is van toepassing op acties in het kader van het instrument voor steun aan Oekraïne. De artikelen 8, 11, 12, 14, 16, 17 en 18 zijn van overeenkomstige toepassing.

    2.In afwijking van artikel 17, lid 1, kunnen met activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 3, tot 100 % van de subsidiabele kosten gefinancierd worden.

    3.De verwijzingen naar geassocieerde landen in de artikelen 8, 9, 11, 12, 14 en 16 zijn niet van toepassing op deze afdeling.

    4.De verwijzingen naar blendingverrichtingen in artikel 8 zijn niet van toepassing op deze afdeling.

    Artikel 21

    In aanmerking komende juridische entiteiten

    1.Naast de overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 vastgestelde criteria zijn de in de leden 2 tot en met 7 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

    2.Ontvangers van financiering door de Unie zijn gevestigd in de Unie of in Oekraïne.

    3.De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers die voor de actie worden gebruikt, bevinden zich op het grondgebied van een lidstaat of van Oekraïne. Indien de ontvangers in de Unie of in Oekraïne niet over alternatieven of relevante infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen beschikken, kunnen zij hun infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen gebruiken die zich buiten het grondgebied van de lidstaten of van Oekraïne bevinden of aldaar worden gehouden, mits een dergelijk gebruik niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en de lidstaten, en strookt met de in artikel 4 vastgelegde doelstellingen.

    4.In verband met de uitvoering van een door het instrument voor steun aan Oekraïne ondersteunde actie mogen de ontvangers niet onder zeggenschap van een derde land of een entiteit uit een derde land staan.

    5.In afwijking van lid 4 komt een in de Unie gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap staat van een derde land of een entiteit uit een derde land, in aanmerking als ontvanger indien zij is onderworpen aan screening in de zin van Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad en, indien nodig, aan beperkende maatregelen, rekening houdend met de in artikel 4 van deze verordening vastgestelde doelstellingen, of indien door de lidstaat waarin zij is gevestigd overeenkomstig diens nationale procedures goedgekeurde garanties ter beschikking van de Commissie zijn gesteld.

    De garanties moeten de waarborg bieden dat de betrokkenheid bij een actie van een dergelijke juridische entiteit niet strijdig is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten zoals vastgesteld in het kader van het GBVB op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), noch met de in artikel 4 vastgestelde doelstellingen. De garanties moeten ook aan artikel 11, lid 8, punt c), voldoen. De garanties moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van een actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

    a)de zeggenschap over de juridische entiteit niet zodanig wordt uitgeoefend dat het vermogen ervan om de actie uit te voeren en resultaten te boeken wordt belemmerd of beperkt, dat er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow die nodig zijn voor de actie, of dat de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie, worden ondermijnd;

    b)de toegang van een derde land of van een entiteit uit een derde land tot gevoelige informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat afgegeven nationale veiligheidsmachtiging.

    Indien de lidstaat waarin de legale entiteit is gevestigd, dit als passend beschouwd, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.

    De Commissie informeert het in artikel 57 bedoelde comité over juridische entiteiten die overeenkomstig dit lid in aanmerking komen voor steun.

    6.Bij het uitvoeren van een subsidiabele actie kunnen de ontvangers ook samenwerken met juridische entiteiten die buiten het grondgebied van de lidstaten of van Oekraïne zijn gevestigd of onder zeggenschap staan van een derde land of van een entiteit uit een derde land, onder meer door gebruik te maken van de activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen van deze juridische entiteiten, mits dit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten. Dergelijke samenwerking moet stroken met de in artikel 4 vastgestelde doelstellingen en voldoen aan artikel 11, lid 8, punt c).

    Een derde land of entiteit uit een derde land krijgt niet zonder toestemming toegang tot gerubriceerde informatie in verband met de uitvoering van de actie, en mogelijke negatieve effecten op het gebied van de voorzieningszekerheid ten aanzien van inputs die essentieel zijn voor de actie worden vermeden.

    De kosten in verband met die activiteiten komen niet in aanmerking voor steun uit het programma.

    7.De leden 2 tot en met 6 zijn niet van toepassing op:

    a)aanbestedende diensten van lidstaten en van Oekraïne;

    b)internationale organisaties;

    c)de structuren voor een Europees bewapeningsprogramma;

    d)het Europees Defensieagentschap.

    Hoofdstuk III

    Structuur voor een Europees bewapeningsprogramma

    Artikel 22

    Specifieke doelstelling en activiteiten van een SEAP

    1.Een structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP) bevordert het concurrentievermogen van de EDTIB en de Oekraïense DTIB door de vraag naar defensieproducten gedurende hun hele levenscyclus te bundelen.

    2.Om de in lid 1 genoemde doelstelling te verwezenlijken, zijn de belangrijkste taken van een SEAP:

    a)de gemeenschappelijke aanbesteding van defensieproducten, -technologieën of -diensten, met inbegrip van O&O op defensiegebied, testen en certificering, eenmalige investeringen in verband met initiële productie of operationele ondersteuning;

    b)het gezamenlijke levenscyclusbeheer van defensieproducten, met inbegrip van de aankoop van reserveonderdelen, logistieke diensten en, in voorkomend geval, het aangaan van publiek-private partnerschappen om de efficiëntie en ruime beschikbaarheid van defensieproducten te waarborgen;

    c)het dynamische beschikbaarheidsbeheer voor aanvullende hoeveelheden, waarbij wordt gezorgd voor een onmiddellijke en preferentiële aankoops- of gebruiks-/lease-optie voor lidstaten, geassocieerde landen en Oekraïne (pool voor de paraatheid van de defensie-industrie).

    Artikel 23

    Vereisten met betrekking tot de oprichting van een SEAP

    1.Een SEAP voldoet aan de volgende vereisten:

    a)een SEAP ondersteunt de gezamenlijke ontwikkeling en aankoop van defensieproducten en -diensten in overeenstemming met de prioriteiten inzake defensievermogens die de lidstaten gezamenlijk zijn overeengekomen in het kader van het GBVB, onder meer in het kader van het vermogensontwikkelingsplan;

    b)een SEAP wordt opgericht door ten minste drie landen (lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne);

    c)van een SEAP zijn ten minste twee lidstaten lid;

    d)een SEAP begeleidt de levenscyclus van het defensieproduct of de defensietechnologie tot de buitenbedrijfstelling ervan.

    2.Een SEAP maakt gebruik van gestandaardiseerde procedures voor het opzetten en beheren van samenwerkingsprogramma’s op defensiegebied. en neemt alle door de Commissie aan haar verstrekte richtsnoeren of modellen in acht, met inbegrip van richtsnoeren inzake projectbeheer, financiering en verslaglegging.

    Artikel 24

    Aanvraag voor de oprichting van een SEAP

    1.De lidstaten die een aanvraag indienen voor de oprichting van een SEAP (als de “aanvragers”) dienen een aanvraag in bij de Commissie. De aanvraag bevat het volgende:

    a)een aan de Commissie gericht verzoek om oprichting van de SEAP;

    b)de in artikel 27 bedoelde voorgestelde statuten van de SEAP, die naar behoren zijn ondertekend en goedgekeurd door alle juridische entiteiten die kandidaat zijn voor de voorgestelde SEAP;

    c)een beschrijving van het defensiematerieel dat of de defensietechnologie of -dienst die door de SEAP gezamenlijk zal worden aanbesteed en beheerd, waarbij met name wordt ingegaan op de vereisten van artikel 23, lid 1, punten a) en d);

    d)een verklaring van de gastlidstaat dat hij de SEAP vanaf het tijdstip van oprichting erkent als internationale instelling in de zin van artikel 143, lid 1, punt g), en artikel 151, lid 1, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG en in de zin van artikel 11, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/262. De beperkingen en voorwaarden voor de in deze bepalingen bedoelde vrijstellingen worden vastgesteld in een overeenkomst tussen de leden van de SEAP.

    2.De Commissie beoordeelt de aanvraag op basis van de in deze verordening gestelde voorwaarden. Het resultaat van deze beoordeling wordt meegedeeld aan de aanvragers, die zo nodig wordt verzocht de aanvraag aan te vullen of te wijzigen.

    3.De Commissie stelt, rekening houdend met de resultaten van de in lid 2 bedoelde beoordeling en volgens de in artikel 58, lid 3, bedoelde procedure, een uitvoeringshandeling vast:

    a)tot oprichting van de SEAP nadat zij zich ervan heeft vergewist dat aan de vereisten van deze verordening is voldaan; of

    b)tot afwijzing van de aanvraag indien zij tot de conclusie komt dat niet aan de vereisten van deze verordening is voldaan, onder meer wanneer de in lid 1, onder d), bedoelde verklaring ontbreekt.

    4.Het besluit inzake de aanvraag wordt ter kennis gebracht van de aanvragers. Bij een eventuele weigering wordt het besluit in heldere en nauwkeurige bewoordingen aan de aanvragers toegelicht.

    5.Het besluit tot oprichting van de SEAP wordt ook bekendgemaakt in de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 25

    Status en zetel van een SEAP

    1.Een SEAP heeft rechtspersoonlijkheid vanaf de datum waarop het besluit tot oprichting ervan in werking treedt.

    2.Een SEAP heeft in elke lidstaat de ruimste handelingsbevoegdheid die krachtens het nationale recht van die lidstaat aan rechtspersonen wordt toegekend. Zij kan met name overeenkomsten sluiten en in rechte optreden. Alle nationale financieringsinstanties van de lidstaten beschouwen haar (en haar nationale knooppunten) als een in aanmerking komende ontvanger van nationale financiële bijdragen.

    3.Een SEAP heeft een statutaire zetel, die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt.

    Artikel 26

    Criteria voor het lidmaatschap

    1.De volgende juridische entiteiten kunnen lid worden van een SEAP:

    a)lidstaten;

    b)geassocieerde landen;

    c)Oekraïne.

    2.De lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne kunnen te allen tijde na de oprichting van de SEAP lid worden onder billijke en redelijke voorwaarden die in de in artikel 27 bedoelde statuten zijn vastgelegd, en toetreden als waarnemers zonder stemrecht onder de in de statuten vastgelegde voorwaarden.

    3.Een SEAP kan ook samenwerken met niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen, onder meer door gebruik te maken van de activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen daarvan, mits dit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten.

    Artikel 27

    Statuten

    1.De statuten van een SEAP bevatten ten minste het volgende:

    a)een lijst van leden, waarnemers en in voorkomend geval van juridische entiteiten die leden vertegenwoordigen, alsook de voorwaarden en de procedure voor wijzigingen in het lidmaatschap en de vertegenwoordiging van de SEAP, conform artikel 26;

    b)de specifieke doelstelling, de taken en activiteiten van de SEAP, conform artikel 23;

    c)een lijst van het defensiematerieel dat en/of de defensietechnologie en/of -diensten die gezamenlijk zijn aanbesteed en die gezamenlijk eigendom zullen zijn, indien van toepassing, en die in aanmerking komen voor vrijstelling van btw en/of accijnzen;

    d)de statutaire zetel van de SEAP, conform artikel 25;

    e)de naam van de SEAP;

    f)de duur en de ontbindingsprocedure van de SEAP, conform artikel 32;

    g)de aansprakelijkheidsregeling, conform artikel 30;

    h)de rechten en verplichtingen van de leden, waaronder de verplichting bij te dragen aan een sluitende begroting en stemrechten;

    i)de organen van de leden, hun rol, taken, samenstelling en besluitvormingsprocedures, met inbegrip van de wijze waarop de statuten worden gewijzigd, conform artikel 28;

    j)de vaststelling van de werktaal of werktalen van de SEAP;

    k)verwijzing naar de uitvoeringsvoorschriften van de statuten;

    l)het beveiligingsbeleid voor de behandeling van gerubriceerde informatie.

    2.Indien de leden van een SEAP besluiten een pool voor de paraatheid van de defensie-industrie zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, punt b), te gebruiken/te beheren, bevatten de statuten bovendien de regels voor het beheer van een pool voor de paraatheid van de defensie-industrie zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, punt b), in voorkomend geval met inbegrip van een gemeenschappelijke aanpak van uitvoer.

    Artikel 28

    Wijziging van de statuten

    1.Elke wijziging van de statuten in verband met de kwesties als bedoeld in artikel 27, lid 1, punten a) tot en met h), wordt door de SEAP ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd. De Commissie past artikel 24, lid 2, op overeenkomstige wijze toe.

    2.Elke andere wijziging van de statuten dan de in lid 1 bedoelde wijzigingen wordt binnen tien dagen na de aanneming ervan door de SEAP aan de Commissie voorgelegd.

    3.De Commissie kan bezwaar maken tegen wijzigingen als bedoeld in lid 1, binnen zestig dagen nadat deze zijn voorgelegd en onder opgave van de redenen waarom de wijziging niet voldoet aan de voorschriften van deze verordening.

    4.De wijziging treedt niet in werking voordat de bezwaartermijn is verstreken of voordat de Commissie van die termijn afstand heeft gedaan of voordat de gemaakte bezwaren zijn opgeheven.

    5.Het verzoek om wijziging bevat het volgende:

    a)de tekst van de voorgestelde wijziging of, in voorkomend geval, de tekst van de wijziging zoals deze is vastgesteld, met inbegrip van de datum waarop deze in werking treedt;

    b)de gewijzigde, geconsolideerde versie van de statuten.

    Artikel 29

    Specifieke voorwaarden inzake aanbestedingen

    1.Een SEAP kan een aanbestedingsagent aanwijzen die in haar naam zal optreden.

    2.Bij de aanbesteding voor een SEAP is de aanbestedingsagent gebonden aan dezelfde regels als de betrokken SEAP.

    3.Wanneer een SEAP voor eigen rekening en in eigen naam een defensieproduct aankoopt, wordt zij beschouwd als een internationale organisatie in de zin van artikel 12, punt c), van Richtlijn 2009/81/EG. Wanneer een SEAP namens zijn leden een defensieproduct aankoopt, stelt zij, in afwijking van artikel 10 van Richtlijn 2009/81/EG, haar eigen regels vast in overeenstemming met de beginselen van transparantie, non-discriminatie en mededinging.

    4.Aanbestedingen van een SEAP moeten voldoen aan de vereisten van artikel 12, leden 3 tot en met 6.

    Artikel 30

    Aansprakelijkheid en verzekering

    1.Een SEAP is aansprakelijk voor haar schulden.

    2.De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de SEAP is beperkt tot hun respectieve bijdragen aan de SEAP. De leden kunnen in de statuten bepalen dat zij een algemene aansprakelijkheid aanvaarden die verder gaat dan hun respectieve bijdragen of dat zij een onbeperkte aansprakelijkheid aanvaarden.

    3.In geval van beperkte financiële aansprakelijkheid van haar leden sluit de SEAP de nodige verzekeringen af tegen alle aan de totstandbrenging en het beheer van de vermogens inherente risico’s.

    4.De Unie is niet aansprakelijk, ook niet voor eventuele schulden van de SEAP.

    Artikel 31

    Toepasselijk recht en rechterlijke bevoegdheid

    1.De oprichting en de interne werking van een SEAP worden beheerst door:

    a)het recht van de Unie, met name deze verordening, en de in artikel 24, lid 3, punt a), bedoelde uitvoeringshandelingen;

    b)het recht van de staat waar de SEAP haar statutaire zetel heeft, voor kwesties die niet of slechts gedeeltelijk worden geregeld door de in punt a) bedoelde rechtshandelingen;

    c)de statuten en de bijbehorende uitvoeringsvoorschriften.

    2.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor geschillen met betrekking tot de SEAP tussen de leden onderling, tussen de leden en de SEAP, alsook voor alle geschillen waarbij de Unie partij is.

    3.De wetgeving van de Unie inzake rechterlijke bevoegdheid is van toepassing op geschillen tussen een SEAP en derden. Voor geschillen die niet onder de wetgeving van de Unie vallen, wordt overeenkomstig het recht van de staat waar de SEAP haar statutaire zetel heeft, bepaald welk gerecht bevoegd is voor de beslechting van het geschil in kwestie.

    Artikel 32

    Ontbinding en insolventie

    1.In de statuten wordt de procedure vastgesteld die moet worden toegepast in geval van ontbinding van het SEAP naar aanleiding van een besluit van de ledenvergadering of indien de Commissie de in artikel 33, lid 6, bedoelde uitvoeringshandeling tot vaststelling van de SEAP intrekt. De ontbinding kan leiden tot het overdragen van de activiteiten aan een andere juridische entiteit.

    2.Onverwijld en uiterlijk tien dagen na de vaststelling door de ledenvergadering van een besluit tot ontbinding van de SEAP, stelt de SEAP de Commissie van dat besluit in kennis. De Commissie publiceert een passende kennisgeving van het besluit tot ontbinding in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    3.Onverwijld en uiterlijk tien dagen na afsluiting van de ontbindingsprocedure stelt de SEAP de Commissie van die afsluiting in kennis. De Commissie publiceert een passende kennisgeving van de afsluiting in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. De SEAP houdt op te bestaan op de dag van publicatie van de kennisgeving.

    4.Indien de SEAP op enig moment niet in staat is haar schulden te betalen, stelt zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis. De Commissie publiceert een passende kennisgeving daarvan in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 33

    Verslaglegging en controle

    1.Een SEAP stelt een jaarlijks activiteitenverslag op met een technische beschrijving en een financieel verslag betreffende haar activiteiten als bedoeld in artikel 22. Dat verslag wordt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar aan de Commissie toegezonden.

    2.De Commissie kan aanbevelingen doen aan de SEAP met betrekking tot de onderwerpen die in het jaarlijkse activiteitenverslag aan de orde komen.

    3.Een SEAP en de betrokken lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke omstandigheid die de goede uitvoering van de taak van de SEAP ernstig in gevaar dreigt te brengen of die haar vermogen om de in het kader van deze verordening vastgestelde voorwaarden na te leven, dreigt te beperken.

    4.Indien de Commissie over aanwijzingen komt te beschikken dat een SEAP een ernstige inbreuk pleegt op deze verordening, op de uitvoeringshandeling waarbij zij is opgericht, op haar statuten of op andere toepasselijke rechtsvoorschriften, verzoekt zij de SEAP en/of haar leden om uitleg.

    5.Indien de Commissie, na de SEAP en/of haar leden in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een redelijke termijn opmerkingen in te dienen, tot de conclusie komt dat de SEAP een ernstige inbreuk pleegt op deze verordening, op de uitvoeringshandeling waarbij zij is opgericht, op haar statuten of op andere toepasselijke rechtsvoorschriften, kan zij de SEAP en haar leden voorstellen corrigerende maatregelen te nemen.

    6.Indien geen corrigerende maatregelen worden genomen, kan de Commissie de uitvoeringshandeling tot oprichting van de SEAP intrekken. De intrekkingshandeling wordt bekendgemaakt in de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. De bekendmaking van de handeling leidt tot de ontbinding van de SEAP.

    Hoofdstuk IV

    Voorzieningszekerheid

    Afdeling 1

    Paraatheid

    Artikel 34

    Voorwaarden voor het openstellen van raamovereenkomsten voor andere lidstaten

    1.Wanneer ten minste twee lidstaten een overeenkomst sluiten om gezamenlijk defensieproducten aan te kopen en wanneer bijzonder dringende omstandigheden dit rechtvaardigen, kunnen de in de leden 2 tot en met 6 vastgestelde regels worden toegepast op raamovereenkomsten die geen regels bevatten betreffende de mogelijkheid om de overeenkomst ingrijpend te wijzigen, zodat de bepalingen ervan van toepassing kunnen zijn op aanbestedende diensten die oorspronkelijk geen partij waren bij de raamovereenkomst.

    2.In afwijking van artikel 29, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst een bestaande, volgens een van de procedures van artikel 25 van die richtlijn gesloten raamovereenkomst met een onderneming die voldoet aan de bepalingen van artikel 10, leden 1 en 2, zodanig aanpassen dat de bepalingen ervan van toepassing kunnen zijn op aanbestedende diensten die oorspronkelijk geen partij waren bij de raamovereenkomst.

    3.In afwijking van artikel 29, lid 2, derde alinea, van Richtlijn 2009/81/EG kan een aanbestedende dienst de hoeveelheden die zijn vastgelegd in een bestaande raamovereenkomst met een onderneming die voldoet aan de bepalingen van artikel 10, leden 1 en 2, substantieel wijzigen voor zover dat strikt noodzakelijk is voor de toepassing van lid 2 van dit artikel. Wanneer de in een bestaande raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden overeenkomstig dit lid ingrijpend worden aangepast, wordt elke marktdeelnemer die voldoet aan de oorspronkelijk in aanbestedingsprocedure voor de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden van de aanbestedende dienst, met inbegrip van de eisen voor kwalitatieve selecties als bedoeld in de artikelen 39 tot en met 46 van Richtlijn 2009/81/EG, en die voldoet aan de bepalingen van artikel 10, leden 1 en 2, in de gelegenheid gesteld om zich bij die raamovereenkomst aan te sluiten. De aanbestedende dienst biedt die mogelijkheid door middel van een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte ad-hocaankondiging.

    4.Het beginsel van non-discriminatie is van toepassing op opdrachten en raamovereenkomsten als bedoeld in de leden 2 en 3 met betrekking tot de extra hoeveelheden, en in het bijzonder de verhoudingen tussen de aanbestedende diensten van de lidstaten bedoeld in lid 1.

    5.De aanbestedende diensten die in de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde gevallen een overeenkomst hebben aangepast, doen hiervan mededeling in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dergelijke mededelingen worden overeenkomstig artikel 32 van Richtlijn 2009/81/EG bekendgemaakt.

    6.De aanbestedende diensten mogen geen oneigenlijk gebruik van de in de leden 2 en 3 geboden mogelijkheid maken en deze evenmin gebruiken om de mededinging te hinderen, te beperken of te vervalsen.

    Artikel 35

    Aanbesteding

    1.In afwijking van [artikel 168 van de herschikking van het Financieel Reglement] kunnen de lidstaten, geassocieerde landen en, in voorkomend geval, Oekraïne de Commissie verzoeken:

    a)met hen een gezamenlijke aanbesteding uit te voeren als bedoeld in [artikel 168, lid 2, van de herschikking van het Financieel Reglement], waarbij lidstaten, geassocieerde landen of Oekraïne de gezamenlijk aangekochte defensieproducten volledig kunnen verwerven, huren of leasen;

    b)op te treden als aankoopcentrale om defensieproducten voor rekening van de belangstellende lidstaten of in hun naam aan te kopen, als bedoeld in [artikel 168, lid 3, van de herschikking van het Financieel Reglement].

    2.De in lid 1 bedoelde aanbestedingsprocedure moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

    a)deelname aan de start van de aanbestedingsprocedure staat open voor alle lidstaten, geassocieerde landen en Oekraïne, in afwijking van [artikel 168, leden 2 en 3, van de herschikking van het Financieel Reglement];

    b)de Commissie nodigt ten minste vier deskundigen met relevante ervaring voor de onderhandelingen van deelnemende landen met productiecapaciteit voor het betrokken defensieproduct uit om een gezamenlijk onderhandelingsteam te vormen;

    c)de deelnemende landen vermelden uitdrukkelijk of zij besluiten parallelle onderhandelingen over dat product te voeren. Voor het besluit om parallelle onderhandelingen over dat product te voeren, is unanieme goedkeuring door de deelnemende landen vereist;

    3.In het kader van de in lid 1, punt b, bedoelde aanbesteding kan de Commissie relevante componenten en grondstoffen van defensieproducten aankopen met het oog op de opbouw van strategische reserves.

    Wanneer bijzonder dringende omstandigheden dit rechtvaardigen, kan de Commissie, in afwijking van artikel 172, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, verzoeken om levering van de goederen of diensten vanaf de dag van verzending van de ontwerpovereenkomsten die voortvloeien uit de voor de toepassing van deze verordening uitgevoerde aanbesteding; dit mag niet later zijn dan 24 uur na de gunning.

    4.Om aankoopovereenkomsten met marktdeelnemers te sluiten, kunnen vertegenwoordigers van de Commissie of door de Commissie aangewezen deskundigen in samenwerking met de betrokken nationale autoriteiten bezoeken ter plaatse uitvoeren op de locaties van de productiefaciliteiten van relevante defensieproducten.

    5.Eigendom en uitvoer van defensieproducten die op grond van dit artikel zijn aangekocht, blijven onder de bevoegdheid van de deelnemende landen vallen.

    6.De Commissie zorgt ervoor dat de deelnemende landen gelijk worden behandeld bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedures en bij de uitvoering van de daaruit voortvloeiende overeenkomsten.

    7.Het gebruik van aanbesteding uit hoofde van lid 1 laat andere instrumenten waarin het Financieel Reglement voorziet onverlet.

    8.Naast de in het Financieel Reglement vastgestelde voorwaarden zijn criteria om in aanmerking te komen die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 10 van deze verordening, van overeenkomstige toepassing op inschrijvers, contractanten en subcontractanten in opdrachten die voortvloeien uit de overeenkomstig dit artikel uitgevoerde aanbesteding.

    Artikel 36

    Aankoopovereenkomsten voor defensieproducten

    1.Gezamenlijke aankopen als bedoeld in artikel 35 kunnen de vorm aannemen van aankoopovereenkomsten voor defensieproducten die na onderhandelingen in naam en voor rekening van de deelnemende landen zijn gesloten. Dergelijke overeenkomsten kunnen voorzien in een vooruitbetalingsmechanisme voor de productie van dergelijke producten in ruil voor het recht op het resultaat, waarbij dat mechanisme slechts betrekking mag hebben op die delen van de opdracht die eenmalige kosten en/of de reservering van productiecapaciteit betreffen.

    2.Wanneer de in lid 1 van dit artikel bedoelde overeenkomsten een vooruitbetalingsmechanisme omvatten, wordt de vooruitbetaling aan de contractant gedekt door de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële middelen. Bijdragen van de deelnemende landen als bedoeld in artikel 6 worden op gelijkwaardige basis per door de deelnemende landen besteld artikel in aanmerking genomen.

    3.In gevallen waarin de uitonderhandelde hoeveelheden de vraag overschrijden, stelt de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaten een mechanisme vast voor de herverdeling ten gunste van nationale voorraden of de opbouw van de pool voor de paraatheid van de defensie-industrie als bedoeld in artikel 14, lid 1, punt b).

    Artikel 37

    Vergemakkelijking van afnameovereenkomsten

    1.De Commissie zet een systeem op om het sluiten van afnameovereenkomsten in verband met de industriële opschaling van de productiecapaciteit van de EDTIB en van de Oekraïense DTIB, rekening houdend met het advies en de raad van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie en met inachtneming van de mededingings- en aanbestedingsregels.

    2.Het in lid 1 bedoelde systeem stelt belangstellende lidstaten, geassocieerde landen en, in voorkomend geval, Oekraïne in staat biedingen te doen onder vermelding van:

    a)het volume en de kwaliteit van de defensieproducten die zij voornemens zijn aan te kopen;

    b)de beoogde prijs of het beoogde prijsbereik;

    c)de beoogde geldigheidsduur van de afnameovereenkomst.

    3.Het in lid 1 bedoelde systeem stelt fabrikanten van defensieproducten die voldoen aan de voorwaarden van artikel 10 in staat aanbiedingen te doen onder vermelding van:

    a)het volume en de kwaliteit van de defensieproducten waarvoor zij afnameovereenkomsten willen sluiten;

    b)de beoogde prijs of het beoogde prijsbereik waartegen zij willen verkopen;

    c)de beoogde geldigheidsduur van de afnameovereenkomst.

    4.Op basis van de overeenkomstig de leden 2 en 3 ontvangen biedingen en aanbiedingen brengt de Commissie relevante fabrikanten van defensieproducten in contact met geïnteresseerde lidstaten en geassocieerde landen en, in voorkomend geval, met Oekraïne.

    5.Op basis van het in lid 4 bedoelde contact kunnen belangstellende lidstaten en geassocieerde landen, alsook, in voorkomend geval, Oekraïne de Commissie verzoeken een gezamenlijke aanbestedingsprocedure of een aanbestedingsprocedure in hun naam en/of voor hun rekening overeenkomstig artikel 35 uit te voeren.

    6.De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële middelen kunnen betrekking hebben op die delen van de opdracht die eenmalige kosten en/of de reservering van productiecapaciteit betreffen.

    Artikel 38

    Versnelling van de vergunningsprocedure voor de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten

    1.De lidstaten zorgen ervoor dat administratieve aanvragen met betrekking tot de planning, de bouw en de exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de Unie en de kwalificering en certificering van eindproducten efficiënt en tijdig worden verwerkt. Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat die aanvragen zo snel als wettelijk mogelijk worden behandeld.

    2.De lidstaten zorgen ervoor dat in het plannings- en vergunningverleningsproces voorrang wordt gegeven aan de bouw en exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten, wanneer juridische belangen worden afgewogen in een individueel geval.

    Artikel 39

    Vereenvoudiging van het proces van wederzijdse certificering

    1.De lidstaten stellen een lijst van nationale certificeringinstanties voor defensiedoeleinden vast en delen deze mee aan de Commissie, die deze op haar beurt aan de lidstaten ter beschikking stelt.

    2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een officiële lijst op van de aldus door de lidstaten aangewezen nationale certificeringsinstanties voor defensiedoeleinden en houdt deze actueel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    3.Een certificeringsinstantie van een lidstaat kan de certificeringsinstantie van een andere lidstaat om basisinformatie vragen over het toepassingsgebied van de certificering van een bepaald defensieproduct.

    Afdeling 2

    Bewaking en monitoring van toeleveringsketens

    Artikel 40

    Inventarisatie van de toeleveringsketens op defensiegebied

    1.De Commissie voert in samenwerking met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie een inventarisatie uit van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie.

    2.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie stelt een lijst op van defensieproducten die van cruciaal belang zijn voor de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, met name voor de versterking van de defensievermogens van de lidstaten en de paraatheid van de EDTIB (“belangrijke defensieproducten”). Deze lijst wordt regelmatig en ten minste elk jaar bijgewerkt.

    3.De Commissie ontwikkelt, na raadpleging van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, een kader en een methodologie voor de identificatie van in een crisis relevante producten, waarbij de nadruk ligt op het in kaart brengen van knelpunten, en van de bijbehorende productiecapaciteit in de Unie.

    4.De in lid 1 bedoelde inventarisatie en de in lid 6 bedoelde identificatie bieden een analyse van de sterke en zwakke punten van de Unie met betrekking tot de toeleveringsketens van in een crisis relevante producten en dienen als basis voor de planning van het overeenkomstig hoofdstuk II vastgestelde programma.

    5.Daartoe zal de Commissie onder meer gebruikmaken van openbaar en commercieel beschikbare gegevens en relevante niet-vertrouwelijke informatie van ondernemingen, het resultaat van soortgelijke uitgevoerde analyses, onder meer in de context van het recht van de Unie inzake grondstoffen en hernieuwbare energie, en de overeenkomstig artikel 66, lid 1, uitgevoerde evaluaties. Indien dit niet volstaat om de in een crisis relevante producten te identificeren, kan de Commissie, na raadpleging van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, vrijwillige informatieverzoeken richten aan relevante actoren die betrokken zijn bij de desbetreffende waardeketens en die gevestigd zijn in de Unie.

    6.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een lijst van in een crisis relevante producten op en werkt deze regelmatig bij. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 58, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    7.De Commissie stelt het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie regelmatig in kennis van de geaggregeerde resultaten van de overeenkomstig lid 4 uitgevoerde activiteiten. 

    8.De Commissie stelt, op basis van de resultaten van de overeenkomstig lid 4 uitgevoerde activiteiten en na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, een lijst van indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing op. De Commissie evalueert, na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, regelmatig, en ten minste om de twee jaar, de lijst van indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing.

    9.Alle uit hoofde van dit artikel verkregen informatie wordt behandeld met inachtneming van de vertrouwelijkheidsverplichtingen in artikel 61.

    10.Dit artikel doet geen afbreuk aan de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van de lidstaten als bedoeld in artikel 346, lid 1, punt a), VWEU.

    Artikel 41

    Monitoring

    1.De Commissie voorziet, in overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, in de regelmatige monitoring van de productiecapaciteiten in de Unie die nodig zijn voor de levering van in een crisis relevante producten, als geïdentificeerd overeenkomstig artikel 40, lid 6, om vast te stellen welke factoren de levering van de belangrijke defensieproducten waartoe die capaciteiten mede bijdragen, kunnen verstoren, in gevaar kunnen brengen of negatief kunnen beïnvloeden. De monitoring omvat de volgende activiteiten:

    a)de monitoring van de overeenkomstig artikel 40, lid 8, vastgestelde indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing;

    b)de monitoring door de lidstaten van de integriteit van de activiteiten die worden uitgevoerd door de cruciale marktpartijen als bedoeld in artikel 42, en de rapportage door de lidstaten over belangrijke gebeurtenissen die de reguliere uitvoering van dergelijke activiteiten kunnen belemmeren;

    c)de vaststelling van beste praktijken voor preventieve risicobeperking en vergroting van de transparantie van de productiecapaciteiten in de Unie die nodig zijn voor de levering van in een crisis relevante producten.

    De Commissie stelt, na raadpleging van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, de frequentie van de monitoring vast.

    2.De Commissie besteedt bijzondere aandacht aan kmo’s om de administratieve lasten als gevolg van de informatieverzameling tot een minimum te beperken.

    3.De Commissie kan, na raadpleging van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, cruciale marktpartijen als bedoeld in artikel 42, lidstaten, nationale brancheorganisaties in de defensiesector en andere relevante belanghebbenden uitnodigen om op vrijwillige basis informatie te verstrekken met het oog op de uitvoering van monitoringactiviteiten overeenkomstig lid 1, eerste alinea, punt a). 

    4.Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, punt b), kunnen de lidstaten, wanneer zulks nodig en evenredig is, op vrijwillige basis informatie opvragen bij cruciale marktpartijen als bedoeld in artikel 42. 

    5.Voor de toepassing van lid 3 zorgen de nationale bevoegde instanties voor het opstellen en bijhouden van een lijst met contactpersonen van alle relevante, op hun grondgebied gevestigde ondernemingen die daadwerkelijk of potentieel bijdragen tot de levering van de belangrijke defensieproducten. Die lijst wordt aan de Commissie toegezonden. Met het oog op interoperabiliteit voorziet de Commissie in een model voor de lijst van contactpersonen.

    6.Onverminderd hun wezenlijke veiligheidsbelangen en de bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie die voortvloeit uit door de lidstaten gesloten overeenkomsten, verstrekken de lidstaten in voorkomend geval aan het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie alle aanvullende relevante informatie, met name over de mogelijke of toekomstige vaststelling op nationaal niveau van maatregelen voor de aanbesteding, aankoop of productie van in een crisis relevante producten.

    7.Op basis van de informatie die middels de activiteiten uit hoofde van lid 1 is verzameld, brengt de Commissie verslag uit over alle bevindingen aan het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie in de vorm van regelmatige updates. Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie komt bijeen om de resultaten van de monitoring te beoordelen. In voorkomend geval kan de voorzitter van het het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie nationale brancheorganisaties in de defensiesector, cruciale marktpartijen en deskundigen uit de academische wereld en het maatschappelijk middenveld uitnodigen voor dergelijke vergaderingen.

    8.Dit artikel doet geen afbreuk aan de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van de lidstaten als bedoeld in artikel 346, lid 1, punt a), VWEU.

    Artikel 42

    Cruciale marktpartijen

    1.De lidstaten brengen, in samenwerking met de Commissie, de op hun grondgebied gevestigde cruciale marktpartijen die betrokken zijn bij de levering van belangrijke defensieproducten in kaart, rekening houdend met de volgende elementen:

    a)het marktaandeel in de Unie of wereldwijd van de cruciale marktpartij op de markt voor dat product;

    b)het belang van een marktpartij om een toereikend voorzieningsniveau ten aanzien van een product in de Unie te handhaven, rekening houdend met de beschikbaarheid van alternatieve middelen voor het leveren van dat product;

    c)de gevolgen die een verstoring van de levering van het door de marktpartij geleverde product zou kunnen hebben voor de levering van in een crisis relevante producten.

    2.De lidstaten brengen verslag uit over belangrijke gebeurtenissen die de reguliere uitvoering van de in lid 1 bedoelde activiteiten kunnen belemmeren.

    Afdeling 3

    Voorzieningscrisis — preventie en verzachtende maatregelen

    Artikel 43

    Waarschuwingen en preventieve maatregelen

    1.Indien een nationale bevoegde instantie kennis krijgt van een risico op een ernstige verstoring ten aanzien van een in een crisis relevant product, of beschikt over concrete en betrouwbare informatie over een andere relevante risicofactor of reële gebeurtenis met gevolgen voor de levering van een in een crisis relevant product, waarschuwt zij onverwijld het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

    2.Indien het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie of de Commissie, onder meer op basis van indicatoren voor vroege waarschuwing, na een waarschuwing op grond van lid 1 of via internationale partners, kennis krijgen van een risico op een ernstige verstoring ten aanzien van een in een crisis relevant product, of beschikken over concrete en betrouwbare informatie over een andere relevante risicofactor of reële gebeurtenis met gevolgen voor de levering van een in een crisis relevant product, treft de Commissie onverwijld de volgende preventieve maatregelen:

    a)zij roept een buitengewone vergadering van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie bijeen voor de coördinatie van de volgende acties:

    1)de ernst van de verstoringen van de beschikbaarheid en levering van de betrokken in een crisis relevante producten bespreken;

    2)de Commissie aanbevelen actie te ondernemen overeenkomstig hoofdstuk II van deze verordening;

    3)de aanpak door de nationale bevoegde instanties bespreken, onder meer om de mate van paraatheid van cruciale marktpartijen te beoordelen;

    4)een dialoog aangaan met belanghebbenden op het gebied van de productiecapaciteiten in de Unie die nodig zijn voor de levering van in een crisis relevante producten, teneinde preventieve maatregelen vast te stellen, voor te bereiden en eventueel te coördineren;

    5)de activering van de in artikel 44 bedoelde voorzieningscrisistoestand bespreken, voor zover nodig en evenredig.

    b)zij gaat namens de Unie overleg of samenwerking aan met relevante derde landen teneinde in overeenstemming met internationale verplichtingen naar op samenwerking gebaseerde oplossingen voor verstoringen van de toeleveringsketens te zoeken, die in voorkomend geval coördinatie in relevante internationale fora kunnen omvatten.

    Artikel 44

    Activering van de voorzieningscrisistoestand

    1.Een voorzieningscrisis wordt geacht zich voor te doen indien:

    a)er sprake is van ernstige verstoringen bij de levering van producten die geen defensieproducten zijn, of van ernstige belemmeringen voor de handel in dergelijke producten binnen de Unie die leiden tot aanzienlijke tekorten daaraan; en

    b)dergelijke aanzienlijke tekorten de levering, reparatie of het onderhoud van defensieproducten verhinderen, en wel in zodanige mate dat er sprake zou zijn van ernstige nadelige gevolgen voor de werking van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie, hetgeen weer uitwerkt op de samenleving, de economie en de veiligheid van de Unie.

    2.Wanneer de Commissie of het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie kennis krijgen van een mogelijke voorzieningscrisis overeenkomstig artikel 43, beoordeelt de Commissie of aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de mogelijke positieve en negatieve effecten en gevolgen van de de voorzieningscrisistoestand op de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie, alsook met de aan de hand van andere relevante kaders voor crisisbeheersing van de Unie uitgevoerde beoordelingen. Indien die beoordeling concrete en betrouwbare aanwijzingen oplevert, kan de Commissie, na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, de Raad voorstellen de voorzieningscrisistoestand te activeren.

    3.De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot activering van de voorzieningscrisistoestand door middel van een uitvoeringshandeling van de Raad. De duur van de voorzieningscrisistoestand wordt in de uitvoeringshandeling vermeld en bedraagt ten hoogste twaalf maanden.

    4.De Commissie brengt regelmatig, en ten minste om de drie maanden, verslag uit aan de Raad en het Europees Parlement over de stand van zaken met betrekking tot de crisis.

    5.Vóór het verstrijken van de duur van de voorzieningscrisis beoordeelt de Commissie of het passend is om de voorzieningscrisistoestand te verlengen. Indien deze beoordeling concrete en betrouwbare aanwijzingen oplevert dat er nog steeds aan de voorwaarden voor activering van de voorzieningscrisistoestand wordt voldaan, kan de Commissie, na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, de Raad voorstellen de voorzieningscrisistoestand te verlengen.

    6.De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot verlenging van de voorzieningscrisistoestand door middel van een uitvoeringshandeling van de Raad. De duur van de verlenging wordt beperkt en in de uitvoeringshandeling van de Raad vermeld.

    7.De Commissie kan voorstellen de voorzieningscrisistoestand eenmaal of vaker te verlengen wanneer dit naar behoren gerechtvaardigd is.

    8.Tijdens de voorzieningscrisistoestand beoordeelt de Commissie, na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, of een vroegtijdige beëindiging van de crisistoestand passend is. Indien de beoordeling daar aanleiding toe geeft, kan de Commissie aan de Raad voorstellen de crisistoestand te beëindigen.

    9.De Raad kan besluiten tot beëindiging van de voorzieningscrisistoestand door middel van een uitvoeringshandeling van de Raad.

    10.Tijdens de crisistoestand roept de Commissie, op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief, indien nodig buitengewone vergaderingen van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie bijeen. De lidstaten werken nauw samen met de Commissie, brengen haar tijdig op de hoogte van alle nationale maatregelen van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie met betrekking tot de desbetreffende toeleveringsketen op defensiegebied, en zorgen voor de coördinatie van deze maatregelen.

    11.Na het verstrijken van de periode waarvoor de voorzieningscrisistoestand was geactiveerd of in geval van vroegtijdige beëindiging op grond van lid 8 van dit artikel, houden de overeenkomstig de artikelen 46 en 47 genomen maatregelen onmiddellijk op van toepassing te zijn.

    12.De Commissie actualiseert de inventarisatie en de monitoring van de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie op grond van de artikelen 40 en 41, rekening houdend met de ervaring die men in de crisis heeft opgedaan, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de duur van de voorzieningscrisistoestand.

    Artikel 45

    Bij een voorzieningscrisis te gebruiken instrumentarium voor noodsituaties

    1.Wanneer de voorzieningscrisistoestand wordt geactiveerd op grond van artikel 44 en indien dit nodig is om de voorzieningscrisis in de Unie aan te pakken, kan de Commissie de in de artikelen 45 en 46 bedoelde maatregelen nemen onder de daarin vastgelegde voorwaarden.

    2.De Commissie moet, na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, de toepassing van de in de artikelen 46 en 47 bedoelde maatregelen beperken tot de in een crisis relevante producten die als gevolg van de voorzieningscrisis worden verstoord of dreigen te worden verstoord. Het gebruik van de in lid 1 van dit artikel bedoelde maatregelen is evenredig en beperkt tot wat noodzakelijk is om ernstige verstoringen die van invloed zijn op de toeleveringsketens van de in een crisis relevante producten in de Unie aan te pakken, en moet in het belang van de Unie zijn. Bij het gebruik van die maatregelen wordt voorkomen dat met name kmo’s onevenredige administratieve lasten worden opgelegd.

    3.Wanneer de voorzieningscrisistoestand wordt geactiveerd overeenkomstig artikel 44 en indien gepast om de voorzieningscrisis in de Unie aan te pakken, kan het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie passende en doeltreffende noodmaatregelen overwegen en daarover advies verstrekken.

    4.De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte van alle overeenkomstig lid 1 genomen maatregelen en licht de redenen voor haar actie toe.

    5.De Commissie kan, na overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, richtsnoeren verstrekken over de invoering en het gebruik van de noodmaatregelen.

    Artikel 46

    Verzamelen van informatie

    1.Wanneer overeenkomstig artikel 44 de leveringscrisistoestand wordt geactiveerd, kan de Commissie de betrokken ondernemingen die bijdragen tot de productie van in een crisis relevante producten die geen defensieproducten zijn, met voorafgaande toestemming van de lidstaten waarin zij zijn gevestigd, verzoeken om binnen een bepaalde termijn informatie te verstrekken over hun productievermogens, hun productiecapaciteit en de huidige primaire verstoringen. De gevraagde informatie blijft beperkt tot wat noodzakelijk is om de aard van de voorzieningscrisis te beoordelen of om mogelijke verzachtende of noodmaatregelen op het niveau van de Unie of op nationaal niveau vast te stellen en te beoordelen. De informatieverzoeken mogen er niet toe leiden dat informatie wordt verstrekt waarvan de openbaarmaking strijdig zou zijn met de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten.

    2.Alvorens een verzoek om informatie te versturen, kan de Commissie een facultatief overleg met een representatief aantal relevante ondernemingen organiseren om de passende en evenredige inhoud van een dergelijk verzoek vast te stellen. De Commissie stelt het verzoek om informatie op in overleg met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

    3.De Commissie gebruikt beveiligde middelen om het verzoek om informatie te versturen en behandelt alle verkregen informatie overeenkomstig artikel 61. Daartoe delen de nationale bevoegde instanties de Commissie de overeenkomstig artikel 41, lid 5, opgestelde lijst van contactpersonen mee.

    4.De Commissie zendt zonder onnodige vertraging een afschrift van het verzoek om informatie aan de nationale bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan de productielocatie van de geadresseerde onderneming zich bevindt. Indien de nationale bevoegde instantie daarom verzoekt, zendt de Commissie de van de desbetreffende onderneming verkregen informatie aan haar door overeenkomstig het recht van de Unie.

    5.Het verzoek om informatie vermeldt de rechtsgrondslag, beperkt zich tot het strikt noodzakelijke minimum, is evenredig wat betreft de gedetailleerdheid en de omvang van de gegevens en de frequentie van de toegang tot de gevraagde gegevens, houdt rekening met de legitieme doelstellingen van de onderneming en de kosten en inspanningen die noodzakelijk zijn om de gegevens beschikbaar te stellen, en vermeldt de termijn waarbinnen de informatie moet worden verstrekt. Het verzoek vermeldt eveneens de in artikel 55 bedoelde sancties.

    6.De eigenaren van de ondernemingen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of de statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de gevraagde informatie namens de betrokken onderneming of ondernemersvereniging.

    7.Indien een in de Unie gevestigde onderneming vanuit een derde land een verzoek om informatie ontvangt over haar activiteiten met betrekking tot een kritieke toeleveringsketen van de Unie op defensiegebied, informeert zij de Commissie daar tijdig over en op een zodanige wijze dat deze de mogelijkheid krijgt om soortgelijke informatie op te vragen van de onderneming. De Commissie informeert het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie dat er sprake is van een dergelijk verzoek uit een derde land.

    8.Indien een onderneming in antwoord op een verzoek uit hoofde van dit artikel onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekt of de informatie niet binnen de gestelde termijn verstrekt, wordt haar een geldboete opgelegd overeenkomstig artikel 55, tenzij de onderneming voldoende redenen heeft om de gevraagde informatie niet te verstrekken.

    Artikel 47

    Als prioritair aangemerkte bestellingen

    1.Wanneer overeenkomstig artikel 44 de crisistoestand wordt geactiveerd, kan een lidstaat die, als gevolg van tekorten of ernstige risico’s op tekorten in een kritieke toeleveringsketen van de Unie op defensiegebied, ernstige moeilijkheden ondervindt of zou kunnen ondervinden bij het plaatsen van een bestelling of bij de uitvoering van een opdracht voor de levering van belangrijke defensieproducten, de Commissie verzoeken een onderneming de verplichting op te leggen een bestelling inzake in een crisis relevante producten die geen defensieproducten zijn, te aanvaarden, dan wel met voorrang te behandelen (“als prioritair aangemerkte bestelling”).

    2.Naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in lid 1 kan de Commissie, na raadpleging van de lidstaat van vestiging van de betrokken onderneming en met zijn instemming, de betrokken onderneming in kennis stellen van haar voornemen om een als prioritair aangemerkte bestelling op te leggen.

    3.De in lid 2 bedoelde kennisgeving bevat informatie over de rechtsgrondslag van het verzoek, details inzake het betrokken product en de betrokken specificaties en hoeveelheden, alsmede het tijdschema en de termijn waarbinnen de bestelling zou moeten worden uitgevoerd, en vermeldt de redenen die het gebruik van de als prioritair aangemerkte bestelling rechtvaardigen.

    4.Gerekend vanaf de kennisgeving als bedoeld in lid 2, antwoordt de onderneming de Commissie binnen vijf werkdagen en deelt zij mee of zij de bestelling al dan niet kan aanvaarden. Wanneer de urgentie van de situatie zulks vereist, kan de Commissie, op basis van een motivering van die urgentie, de termijn waarbinnen de onderneming moet antwoorden, verkorten.

    5.Indien de onderneming de als prioritair aangemerkte bestelling afwijst, verstrekt zij de Commissie een gedetailleerde motivering van die afwijzing.

    6.Indien de onderneming de als prioritair aangemerkte bestelling aanvaardt, wordt de bestelling geacht te zijn aanvaard onder de in de bestelling van de Commissie, in de zin van lid 1, beschreven voorwaarden en is de onderneming hier wettelijk aan gebonden.

    7.Indien de onderneming aan welke de kennisgeving is gericht de als prioritair aangemerkte bestelling afwijst, wordt de bestelling geacht te zijn geweigerd. Met inachtneming van de door de onderneming aangevoerde rechtvaardigingen kan de Commissie:

    a)de bestelling niet verder doorzetten;

    b)de betrokken ondernemingen er bij uitvoeringshandelingen toe verplichten de als prioritair aangemerkte bestelling tegen een billijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren.

    8.De Commissie houdt rekening met de bezwaren die de onderneming uit hoofde van lid 7 heeft aangevoerd en motiveert waarom het, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en de grondrechten van de onderneming uit hoofde van het Handvest van de grondrechten van de Unie, noodzakelijk was de in lid 7, punt b), bedoelde uitvoeringshandeling vast te stellen in het licht van de in lid 1 beschreven omstandigheden.

    9.De Commissie vermeldt in de in lid 7, punt b), bedoelde uitvoeringshandeling de rechtsgrondslag van de als prioritair aangemerkte bestelling, stelt de termijn vast waarbinnen de order moet worden uitgevoerd, alsmede het product, de specificaties, het volume en alle andere parameters die in acht moeten worden genomen. De Commissie vermeldt ook de in artikel 55 bedoelde sancties voor niet-naleving van de verplichting.

    10.Indien de onderneming de als prioritair aangemerkte bestelling van de Commissie uit hoofde van lid 6 heeft aanvaard of indien de Commissie overeenkomstig lid 7, punt b), een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, geldt dat de als prioritair aangemerkte bestelling:

    a)wordt geplaatst tegen een billijke en redelijke prijs, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de alternatieve kosten van de marktdeelnemer bij het vervullen van de als prioritair aangemerkte bestellingen ten opzichte van bestaande contractuele verplichtingen;

    a)voorrang heeft op elke privaatrechtelijke of publiekrechtelijke prestatieverplichting, behalve wanneer die rechtstreeks verband houden met militaire orders.

    11.Elk conflict tussen een als prioritair aangemerkte bestelling en een maatregel in het kader van een ander prioriteringsmechanisme van de Unie wordt door de Commissie opgelost op basis van een afweging van het algemeen belang.

    12.Indien de onderneming overeenkomstig lid 6 heeft ingestemd met de bestelling van de Commissie of wanneer de Commissie overeenkomstig lid 7, lid b), een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, kan de onderneming de Commissie verzoeken de als prioritair aangemerkte bestelling te herzien indien zij van oordeel is dat zulks voldoende gerechtvaardigd is om een van de volgende redenen:

    a)indien de onderneming wegens ontoereikende productievermogens of productiecapaciteiten niet in staat is de als prioritair aangemerkte bestelling uit te voeren, zelfs niet wanneer de bestelling met voorrang wordt behandeld;

    b)indien aanvaarding van de bestelling een onredelijke economische last zou meebrengen en de onderneming in bijzonder moeilijke omstandigheden zou brengen.

    13.De onderneming verstrekt alle relevante en onderbouwde informatie aan de hand waarvan de Commissie de gegrondheid van de aangevoerde bezwaren kan beoordelen.

    14.Op basis van het onderzoek van de door de onderneming aangevoerde redenen en bewijzen kan de Commissie, na raadpleging van de lidstaat van vestiging, haar uitvoeringshandeling wijzigen om de onderneming geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van haar verplichtingen uit hoofde van dit artikel.

    15.Dit artikel laat het gebruik van nationale mechanismen of initiatieven met een gelijkwaardig effect onverlet.

    16.Wanneer een in de Unie gevestigde onderneming onderworpen is aan een maatregel van een derde land die een als prioritair aangemerkte bestelling inhoudt, stelt zij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt het comité vervolgens in kennis van het bestaan van dergelijke maatregelen.

    17.Wanneer een onderneming overeenkomstig lid 6 of lid 7, punt b), een als prioritair aangemerkte bestelling aanvaardt of verplicht is die te aanvaarden en met voorrang te behandelen, wordt zij afgeschermd van contractuele of niet-contractuele aansprakelijkheid in verband met het vervullen van de als prioritair aangemerkte verzoeken. De aansprakelijkheid wordt alleen uitgesloten voor zover de schending van contractuele verplichtingen noodzakelijk was om te voldoen aan de opgelegde prioritering.

    18.Wanneer een marktdeelnemer, nadat deze er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd of de verplichting opgelegd heeft gekregen om voorrang te geven aan de bestellingen waar de Commissie om heeft verzocht, opzettelijk of door grove nalatigheid niet voldoet aan de verplichting om voorrang te geven aan die bestellingen, wordt hem overeenkomstig artikel 54 een geldboete opgelegd, tenzij de onderneming voldoende redenen heeft om niet te voldoen aan de verplichting om voorrang te geven aan die bestellingen.

    19.De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast met de praktische en operationele regelingen voor het werken met als prioritair aangemerkte verzoeken.

    20.De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    Afdeling 4

    Veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand

    Artikel 48

    Activering van de voorzieningscrisistoestand

    1.Een veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisis wordt geacht zich voor te doen indien:

    a)een veiligheidscrisis is ontstaan of geacht wordt te zijn ontstaan;

    b)er sprake is van ernstige verstoringen van de levering van producten of van ernstige belemmeringen voor de handel in defensieproducten binnen de Unie die leiden tot aanzienlijke tekorten aan defensieproducten of aan de bijbehorende halffabricaten of grondstoffen of verwerkte materialen.

    2.Wanneer zich een veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisis voordoet, of wanneer de Commissie of het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie kennis krijgen van een mogelijke veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisis overeenkomstig artikel 43, beoordeelt de Commissie, ondersteund door de hoge vertegenwoordiger, of aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan. Bij die beoordeling wordt rekening gehouden met de mogelijke positieve en negatieve effecten en gevolgen van de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand voor de toeleveringsketens op defensiegebied van de Unie. Indien die beoordeling concrete en betrouwbare aanwijzingen oplevert, kan de Commissie de Raad voorstellen de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand te activeren.

    3.De Raad kan, op voorstel van de Commissie en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, een uitvoeringshandeling vaststellen om de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand te activeren wanneer dat passend is om de crisis aan te pakken, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van veiligheid van de Unie, de lidstaten en de burgers van de Unie te waarborgen.

    4.De Raad stelt in de uitvoeringshandeling tot activering van de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand vast welke van de in de artikelen 49 tot en met 54 genoemde maatregelen passen bij de crisis, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van veiligheid van de Unie, de lidstaten en de burgers van de Unie te waarborgen, en welke maatregelen derhalve moeten worden geactiveerd.

    5.De veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand wordt voor een periode van maximaal twaalf maanden geactiveerd. Uiterlijk drie weken voor het verstrijken van de periode waarvoor de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand was geactiveerd, dient de Commissie, ondersteund door de hoge vertegenwoordiger, bij de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld of die periode moet worden verlengd. In het verslag analyseert de Commissie met name de veiligheidssituatie en de economische gevolgen van de veiligheidscrisis in de Unie als geheel en in de lidstaten, alsook de impact van de eerder uit hoofde van deze verordening geactiveerde maatregelen.

    6.Indien uit de in lid 4 bedoelde beoordeling blijkt dat het passend is de periode waarvoor de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand geactiveerd is, te verlengen, kan de Commissie bij de Raad een voorstel tot verlenging indienen waarin aangegeven wordt welke van de maatregelen geschikt zijn om te verlengen. De verlenging mag maximaal zes maanden bedragen. De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, herhaaldelijk besluiten om de periode waarvoor de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand geactiveerd is, te verlengen, wanneer dat passend is om de crisis aan te pakken, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van veiligheid van de Unie, de lidstaten en de Europese burgers te waarborgen.

    7.De Commissie kan, na raadpleging van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, de Raad voorstellen een uitvoeringshandeling vast te stellen waarbij in aanvulling op eventueel reeds geactiveerde maatregelen nog andere van de in de artikelen 49 tot en met 54 opgenomen maatregelen worden geactiveerd, of waarbij die maatregelen juist weer worden gedeactiveerd, al naargelang wat passend is om de crisis aan te pakken, rekening houdend met de noodzaak om een hoog niveau van veiligheid van de Unie, de lidstaten en de burgers van de Unie te waarborgen.

    8.Na het verstrijken van de periode waarvoor de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand is geactiveerd, zijn de overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 54 genomen maatregelen niet langer van toepassing.

    Bij de voorbereiding en uitvoering van de in de artikelen 49 tot en met 54 genoemde maatregelen handelt de Commissie waar mogelijk in nauwe samenwerking met het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, dat voorziet in tijdige adviezen. De Commissie stelt het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie in kennis van de genomen maatregelen.

    9.Wanneer de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand is geactiveerd, kan de Commissie de in de artikelen 46 en 47 bedoelde maatregelen nemen, onder de daarin en in artikel 45 vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 49

    Verzamelen van informatie

    Wanneer de Raad deze maatregel overeenkomstig artikel 48, lid 4, activeert, kan de Commissie de in artikel 46 bedoelde maatregel nemen met betrekking tot defensieproducten, overeenkomstig de aldaar vastgestelde voorwaarden.

    Artikel 50

    Prioritering van defensieproducten (als prioritair aangemerkte verzoeken)

    1.Wanneer de Raad deze maatregel overeenkomstig artikel 48, lid 4, activeert, kan een lidstaat die, als gevolg van tekorten of ernstige risico’s op tekorten aan in een crisis relevante producten, ernstige moeilijkheden ondervindt of zou kunnen ondervinden bij het plaatsen van een bestelling of bij de uitvoering van een opdracht voor de levering van defensieproducten, indien deze moeilijkheden de veiligheid van de Unie en van haar lidstaten kunnen ondermijnen, de Commissie verzoeken een onderneming de verplichting op te leggen bepaalde bestellingen inzake in een crisis relevante producten, te aanvaarden, dan wel met voorrang te behandelen (“als prioritair aangemerkte verzoeken”). Deze verzoeken mogen alleen betrekking hebben op defensieproducten.

    2.Naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in lid 1 kan de Commissie, na raadpleging van de lidstaat van vestiging van de betrokken onderneming en met zijn voorafgaande instemming, de onderneming ertoe verplichten de als prioritair aangemerkte verzoeken te aanvaarden. In het verzoek van de Commissie wordt uitdrukkelijk vermeld dat het de marktdeelnemer vrijstaat het verzoek af te wijzen.

    3.Indien de onderneming waaraan het in lid 1 bedoelde verzoek is gericht, het verzoek om voorrang te geven aan de verzoeken uitdrukkelijk heeft aanvaard, stelt de Commissie, na raadpleging van de lidstaat van vestiging van de betrokken onderneming en met zijn voorafgaande instemming, een uitvoeringshandeling vast die voorziet in:

    a)de rechtsgrondslag van de als prioritair aangemerkte verzoeken waaraan de onderneming moet voldoen;

    b)de in een crisis relevante producten waarvoor het als prioritair aangemerkte verzoek geldt en de hoeveelheden die daarvan moeten worden geleverd;

    c)de termijnen waarbinnen het als prioritair aangemerkte verzoek moet worden afgehandeld;

    d)de begunstigden van het als prioritair aangemerkte verzoek, en

    e)de vrijstelling van contractuele aansprakelijkheid onder de in lid 5 vastgestelde voorwaarden.

    4.De als prioritair aangemerkte verzoeken worden geplaatst tegen een billijke en redelijke prijs, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de alternatieve kosten van de marktdeelnemer bij het vervullen van de als prioritair aangemerkte verzoeken ten opzichte van bestaande contractuele verplichtingen. De als prioritair aangemerkte verzoeken hebben voorrang op alle eerdere private of publieke contractuele verplichtingen met betrekking tot de producten waarop het als prioritair aangemerkte verzoek van toepassing is, uit hoofde van het privaat- of publiekrecht.

    5.De marktdeelnemer op wie dat als prioritair aangemerkte verzoek betrekking heeft, is niet aansprakelijk voor de niet-nakoming van contractuele verplichtingen die onder het recht van een lidstaat vallen, indien:

    a)de niet-nakoming van contractuele verplichtingen strikt noodzakelijk is voor de naleving van de vereiste prioritering;

    b)de in lid 3 bedoelde uitvoeringshandeling is nageleefd en

    c)het als prioritair aangemerkte verzoek niet alleen werd aanvaard om ten onrechte een eerdere prestatieverplichting te vermijden.

    6.Wanneer een marktdeelnemer, nadat deze er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd om voorrang te geven aan de bestellingen waar de Commissie om heeft verzocht, opzettelijk of door grove nalatigheid niet voldoet aan de verplichting om voorrang te geven aan die bestellingen, wordt hem overeenkomstig artikel 55 een geldboete opgelegd, tenzij de onderneming voldoende redenen heeft om niet te voldoen aan de verplichting om voorrang te geven aan die bestellingen.

    7.Dit artikel laat het gebruik van nationale mechanismen of initiatieven met een gelijkwaardig effect onverlet.

    8.Wanneer een in de Unie gevestigde onderneming onderworpen is aan een maatregel van een derde land die een als prioritair aangemerkt verzoek inhoudt, stelt zij de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt het comité vervolgens in kennis van het bestaan van dergelijke maatregelen.

    9.De in lid 3 bedoelde uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 58, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 51

    Overdrachten van defensieproducten binnen de EU

    1.Wanneer de Raad deze maatregel overeenkomstig artikel 48, lid 4, activeert, en onverminderd Richtlijn 2009/43/EG en de prerogatieven van de lidstaten uit hoofde van die richtlijn, zorgen de lidstaten ervoor dat aanvragen in verband met overdrachten binnen de EU efficiënt en tijdig worden verwerkt. Daartoe zorgen alle betrokken nationale autoriteiten ervoor dat de behandeling van een aanvraag niet langer dan twee werkdagen in beslag neemt.

    2.Overdrachten van in een crisis relevante producten kunnen niet worden aangemerkt als gevoelig in de zin van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2009/43/EG.

    3.De lidstaten leggen geen beperkingen op aan de overdracht binnen de Unie van defensiegerelateerde producten zoals gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2009/43/EG. Indien de lidstaten dergelijke beperkingen opleggen om redenen van veiligheid of defensie, gebeurt dat alleen als die beperkingen:

    a)transparant zijn, dat wil zeggen in openbare verklaringen en documenten zijn vastgelegd;

    b)naar behoren gemotiveerd zijn, dat wil zeggen dat de achterliggende redenen en het verband met veiligheid of defensie gespecificeerd moeten worden;

    c)evenredig zijn, dat wil zeggen dat zij niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is;

    d)relevant en specifiek zijn, dat wil zeggen dat een beperking specifiek moet gelden voor een defensiegerelateerd product of een categorie defensiegerelateerde producten;

    e)niet discriminerend zijn.

    Artikel 52

    Steun voor innovatieacties op defensiegebied in verband met noodgevallen

    Wanneer de Raad deze maatregel overeenkomstig artikel 48, lid 4, activeert, worden innovatieacties in verband met een van de volgende activiteiten geacht subsidiabel te zijn uit hoofde van het programma zoals bedoeld in hoofdstuk II:

    a)activiteiten die gericht zijn op snelle aanpassing en wijziging van civiele producten voor defensietoepassingen;

    b)activiteiten die gericht zijn op een zeer sterke verkorting van de leveringstermijn van defensieproducten;

    c)activiteiten die gericht zijn op een aanzienlijke vereenvoudiging van de technische specificaties van defensieproducten om de massaproductie ervan mogelijk te maken;

    d)activiteiten die gericht zijn op een aanzienlijke vereenvoudiging van het productieproces van defensieproducten om de massaproductie ervan mogelijk te maken.

    Artikel 53

    Certificering in een veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand

    1.Wanneer de Raad deze maatregel overeenkomstig artikel 48, lid 4, activeert, zorgen de lidstaten ervoor dat de administratieve procedures in verband met de certificering en, indien nodig, technische aanpassingen zo snel mogelijk worden verwerkt, conform hun toepasselijke nationale wet- en regelgeving.

    2.Indien het nationale recht een dergelijke status erkent, wordt aan certificering van in een crisis relevante defensieproducten de hoogst mogelijke status van nationaal belang verleend.

    3.Wanneer deze maatregel wordt geactiveerd, worden in een lidstaat gecertificeerde defensieproducten geacht ook in een andere lidstaat te zijn gecertificeerd, zonder dat zij aan aanvullende controles worden onderworpen.

    4.De in artikel 48, lid 3, bedoelde uitvoeringshandeling van de Raad kan preciezere bepalingen inzake de werkingssfeer van deze maatregel bevatten.

    5.Deze maatregel doet geen afbreuk aan de wezenlijke veiligheidsbelangen van de lidstaten.

    Artikel 54

    Nationale versnelde procedures voor het verlenen van vergunningen

    1.Wanneer de Raad deze maatregel overeenkomstig artikel 48, lid 4, activeert en indien het nationale recht een dergelijke status erkent, wordt aan de planning, de bouw en de exploitatie van productiefaciliteiten voor in een crisis relevante producten de hoogst mogelijke status van nationaal belang verleend, en worden deze activiteiten navenant behandeld in het kader van vergunningsprocedures, met inbegrip van procedures met betrekking tot milieubeoordelingen, alsook, indien het nationale recht daarin voorziet, in het kader van de ruimtelijke ordening.

    2.De leveringszekerheid van defensieproducten kan worden beschouwd als een dwingende reden van groot openbaar belang in de zin van artikel 6, lid 4, en artikel 16, lid 1, punt c), van Richtlijn 92/43/EEG en van hoger openbaar belang in de zin van artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60. Daarom kunnen de planning, de bouw en de exploitatie van desbetreffende productiefaciliteiten worden beschouwd als zijnde van hoger openbaar belang, mits aan de overige voorwaarden van deze bepalingen is voldaan.

    Afdeling 5

    Sancties

    Artikel 55

    Sancties

    1.De Commissie kan, door middel van een uitvoeringshandeling, aan ondernemingen of verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers, aan welke de in de artikelen 46 en 48 bedoelde maatregelen voor het verzamelen van informatie gericht zijn, of op welke een van de verplichtingen rust om de Commissie in kennis te stellen van een verplichting vanuit een derde land, uit hoofde van artikel 47, lid 16, en artikel 50, lid 8, dan wel om voorrang te geven aan de productie van in een crisis relevante producten, uit hoofde van artikel 47 of artikel 49, indien zij dit noodzakelijk en evenredig acht:

    a)geldboeten van ten hoogste 300 000 EUR opleggen wanneer opzettelijk of door grove nalatigheid onjuiste, onvolledige of misleidende informatie is verstrekt in antwoord op een verzoek overeenkomstig de artikelen 46 en 48, of de inlichtingen niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt;

    b)geldboeten van ten hoogste 150 000 EUR opleggen wanneer opzettelijk of door grove nalatigheid niet is voldaan aan de verplichting om de Commissie in kennis te stellen van een verplichting vanuit een derde land uit hoofde van artikel 47, lid 16, en artikel 50, lid 8;

    c)dwangsommen van ten hoogste 1,5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorafgaande boekjaar voor elke werkdag waarin opzettelijk of door grove nalatigheid niet is voldaan aan de verplichting uit hoofde van artikel 47 om prioriteit te verlenen aan de productie van in een crisis relevante producten, met ingang van de datum die is vastgesteld in het besluit waarbij de als prioritair aangemerkte bestelling is geplaatst. Indien de betrokken onderneming een kmo is, bedragen de opgelegde dwangsommen niet meer dan 0,5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorafgaande boekjaar;

    d)geldboeten van ten hoogste 300 000 EUR opleggen wanneer opzettelijk of door grove nalatigheid niet is voldaan aan de verplichting tot het verlenen van prioriteit aan de productie van in een crisis relevante producten uit hoofde van artikel 49.

    2.Alvorens een besluit op grond van lid 1 van dit artikel te nemen, stelt de Commissie de betrokken ondernemingen en verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers, in de gelegenheid te worden gehoord overeenkomstig artikel 56. Om te bepalen of geldboeten of dwangsommen noodzakelijk en evenredig zijn houdt zij rekening met alle naar behoren gemotiveerde redenen die zij hebben aangevoerd.

    3.De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 58, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

    4.Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete of de dwangsom houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, ook in gevallen van niet-naleving van de in artikel 47 vastgelegde verplichting om een als prioritair aangemerkte bestelling te aanvaarden en daaraan voorrang te geven, en met de vraag of de ondernemingen of de verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers als bedoeld in lid 1, de als prioritair aangemerkte bestelling ten dele heeft voldaan.

    5.De boetes vormen externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement voor het programma en het instrument voor steun aan Oekraïne.

    Artikel 56

    Recht om te worden gehoord voor het opleggen van geldboeten en dwangsommen

    1.Alvorens een besluit op grond van artikel 55 vast te stellen, ziet de Commissie erop toe dat de betrokken ondernemingen en verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers, in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken over:

    a)de voorlopige bevindingen van de Commissie, met inbegrip van alle zaken waartegen de Commissie bezwaren heeft gemaakt;

    b)de maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen in het licht van de voorlopige bevindingen als bedoeld in punt a) van dit lid.

    2.De betrokken ondernemingen en verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers, kunnen hun opmerkingen over de voorlopige bevindingen van de Commissie indienen binnen een termijn die de Commissie in haar voorlopige bevindingen vaststelt en die niet minder dan 14 werkdagen bedraagt.

    3.De Commissie legt de geldboeten of dwangsommen uitsluitend op op basis van punten van bezwaar waarover de betrokken ondernemingen en verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers, opmerkingen hebben kunnen maken.

    4.Wanneer de Commissie de betrokken ondernemingen en verenigingen, met inbegrip van hun eigenaren of vertegenwoordigers, in kennis heeft gesteld van haar voorlopige bevindingen als bedoeld in lid 1), verleent zij desgevraagd toegang tot het dossier van de Commissie volgens de voorwaarden van een overeengekomen inzageverlening, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van de ondernemingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen of dat van personen bij de bescherming van bedrijfsgeheimen of andere vertrouwelijke informatie. Het recht tot inzage van het dossier geldt niet voor vertrouwelijke inlichtingen en interne documenten van de Commissie of de autoriteiten van de lidstaten. Met name geldt het recht tot inzage niet voor de correspondentie tussen de Commissie en de autoriteiten van de lidstaten. Niets in dit lid belet de Commissie om voor het bewijs van een inbreuk noodzakelijke inlichtingen bekend te maken of te gebruiken.

    Hoofdstuk V

    Governance, evaluatie en controle

    Artikel 57

    Comité voor paraatheid van de defensie-industrie

    1.Hierbij wordt het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie opgericht.

    2.De algemene taak van het comité bestaat erin de Commissie bij te staan en te voorzien van advies en aanbevelingen op grond van deze verordening, en met name van hoofdstuk IV [Voorzieningszekerheid].

    3.Teneinde de Commissie bij te staan bij de uitvoering van de in hoofdstuk II bedoelde maatregelen, helpt het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie haar bij het identificeren van prioritaire financieringsgebieden, rekening houdend met de prioriteiten inzake defensievermogens die de lidstaten gezamenlijk zijn overeengekomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), en met name in het kader van het vermogensontwikkelingsplan.

    4.De Commissie zorgt voor een regelmatige informatiestroom naar het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie over geplande of reeds genomen maatregelen in verband met de activering van de voorzieningscrisistoestand of de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand. De Commissie verstrekt de nodige informatie via een beveiligd IT-systeem.

    5.Voor de toepassing van de voorzieningscrisistoestand als bedoeld in artikel 44, verleent het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie de Commissie ondersteuning bij de volgende taken:

    a)analyseren van door de lidstaten of de Commissie verzamelde crisisrelevante informatie;

    b)beoordelen of aan de criteria voor activering of deactivering van de voorzieningscrisistoestand is voldaan;

    c)verstrekken van richtsnoeren voor de uitvoering van de geselecteerde maatregelen in reactie op voorzieningscrises op het niveau van de Unie;

    d)evalueren van nationale crisismaatregelen;

    e)faciliteren van het uitwisselen en delen van informatie, onder meer met andere crisisrelevante organen op het niveau van de Unie, alsook in voorkomend geval derde landen, in het bijzonder ontwikkelingslanden, en internationale organisaties.

    6.Voor de toepassing van de veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand als bedoeld in artikel 48, vervult het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie de volgende taken:

    a)vergemakkelijken van gecoördineerd optreden door de Commissie en de lidstaten;

    b)vaststellen van adviezen en richtsnoeren, met inbegrip van specifieke responsmaatregelen, voor de lidstaten teneinde de tijdige beschikbaarheid en levering van in een crisis relevante producten te waarborgen;

    c)bijstand verlenen en adviseren inzake de activering van maatregelen als bedoeld in de artikelen 49 tot en met 54;

    d)een forum bieden voor de coördinatie van de acties van de Raad, de Commissie en andere relevante organen van de Unie.

    7.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, de hoge vertegenwoordiger en het hoofd van het Europees Defensieagentschap, de lidstaten en geassocieerde landen. Elke lidstaat of elk geassocieerd land wijst één vertegenwoordiger en één plaatsvervanger aan. Het comité wordt voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde taken voorgezeten door de Commissie. Het secretariaat van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie wordt verzorgd door de Commissie.

    8.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie komt bijeen wanneer de situatie dat vereist, op verzoek van de Commissie of een lidstaat of een geassocieerd land. Het stelt zijn reglement van orde vast op grond van een voorstel van de Commissie.

    9.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie kan op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief adviezen uitbrengen. Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie streeft ernaar oplossingen te vinden die de ruimst mogelijke steun genieten.

    10.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie nodigt ten minste eenmaal per jaar vertegenwoordigers van nationale brancheorganisaties in de defensiesector en geselecteerde vertegenwoordigers van de industrie uit, rekening houdend met de noodzaak om te zorgen voor een evenwichtige geografische vertegenwoordiging (gestructureerde dialoog met de defensie-industrie). Wanneer de in artikel 44 bedoelde voorzieningscrisistoestand of de in artikel 48 bedoelde veiligheidsgerelateerde voorzieningscrisistoestand is geactiveerd, nodigt het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie hooggeplaatste vertegenwoordigers van de industrie uit om in een bijzondere configuratie bijeen te komen teneinde kwesties in verband met in een crisis relevante producten te bespreken.

    11.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie nodigt de vertegenwoordigers van andere crisisrelevante organen op het niveau van de Unie als waarnemers uit voor de desbetreffende vergaderingen van het comité.

    12.Het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie nodigt, in voorkomend geval en met name met het oog op acties ter versterking van de Oekraïense DTIB, overeenkomstig zijn reglement van orde en met inachtneming van de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, een vertegenwoordiger van Oekraïne uit om als waarnemer vergaderingen bij te wonen.

    13.De Commissie zorgt voor transparantie en biedt alle leden van het comité gelijke toegang tot informatie, zodat het besluitvormingsproces de situatie en de behoeften van alle lidstaten weerspiegelt.

    14.De Commissie kan, op eigen initiatief of op voorstel van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie, op ad-hocbasis werkgroepen oprichten om het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie te ondersteunen bij zijn werkzaamheden met het oog op het onderzoeken van specifieke kwesties op basis van de in lid 1 bedoelde taken. De lidstaten wijzen deskundigen aan voor de werkgroepen.

    15.De Commissie richt een werkgroep inzake wettelijke, regelgevende en administratieve belemmeringen op. De doelstellingen van deze werkgroep zijn om:

    a)bestaande of potentiële juridische, regelgevende en administratieve belemmeringen op internationaal, EU- en nationaal niveau in kaart te brengen voor de verwezenlijking van de in artikel 4 genoemde doelstellingen;

    b)mogelijke oplossingen en/of verzachtende maatregelen in kaart te brengen als antwoord op vastgestelde belemmeringen.

    Artikel 58

    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Het EDA wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen als waarnemer, teneinde zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De EDEO wordt eveneens uitgenodigd om bijstand te verlenen bij de werkzaamheden van het comité.

    3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    4.Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 59

    Kaderovereenkomst EU – UA

    1.De Commissie sluit een kaderovereenkomst met Oekraïne voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde acties die betrekking hebben op Oekraïne of in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen.

    2.De met Oekraïne gesloten kaderovereenkomst, in haar geheel beschouwd, en de opdrachten en overeenkomsten die zijn gesloten met in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, waarborgen dat aan de in artikel 129 van het Financieel Reglement vastgestelde verplichtingen kan worden voldaan.

    3.In de kaderovereenkomst worden de verplichtingen vastgelegd van de Oekraïense autoriteiten en organen waaraan taken tot uitvoering van de begroting zijn toevertrouwd, om alle nodige maatregelen te nemen, ook van wettelijke, regelgevende en administratieve aard, teneinde de beginselen van goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie te eerbiedigen, de zichtbaarheid van het optreden van de Unie bij het beheer van de middelen van de Unie te waarborgen, de passende controle- en auditverplichtingen na te komen en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden op zich te nemen, en de financiële belangen van de Unie te beschermen, met name door middel van gedetailleerde bepalingen inzake:

    a)de activiteiten in verband met controle, toezicht, monitoring, evaluatie, rapportage en audit van financiering door de Unie uit hoofde van het programma, alsmede onderzoeken, fraudebestrijdingsmaatregelen en samenwerking;

    b)regels inzake belastingen, rechten en heffingen overeenkomstig artikel 27, leden 9 en 10, van Verordening (EU) 2021/947;

    c)het recht van de Commissie om, gedurende de hele projectcyclus, toezicht te houden op de activiteiten uit hoofde van deze verordening die door de in Oekraïne gevestigde juridische entiteiten worden uitgevoerd, waaronder ook die met betrekking tot de samenwerking voor gezamenlijke aanbestedingen, om daar in voorkomend geval aan deel te nemen als waarnemer en om aanbevelingen te doen ter verbetering van dergelijke activiteiten, en de toezegging van de Oekraïense autoriteiten om hun uiterste best te doen dergelijke aanbevelingen van de Commissie uit te voeren en over die uitvoering verslag uit te brengen;

    d)de in de artikel 64, lid 2, bedoelde verplichtingen, met inbegrip van nauwkeurige regels en een tijdschema voor het verzamelen van gegevens door Oekraïne en toegang voor de Commissie en OLAF;

    e)de bescherming van veiligheidsbelangen, met inbegrip van een niveau van bescherming van gerubriceerde informatie en vertrouwelijkheid dat gelijkwaardig is aan het niveau waarin de artikelen 59 en 60 voorzien;

    f)bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens.

    4.De financiering wordt pas aan Oekraïne toegekend nadat de kaderovereenkomst in werking is getreden en de partijen de acties hebben uitgevoerd die nodig zijn om de daarin vastgestelde eisen uit te voeren.

    Artikel 60

    Toepassing van de regelgeving inzake gerubriceerde informatie

    1.De herkomst van nieuwe gerubriceerde informatie die bij de uitvoering van de in artikel 11 vermelde subsidiabele acties wordt gegenereerd, valt onder de verantwoordelijkheid van de deelnemende lidstaten, die het toepasselijke beveiligingskader zullen vaststellen overeenkomstig de desbetreffende nationale wetgeving.

    2.Een dergelijk beveiligingskader laat onverlet dat de Commissie toegang kan verkrijgen tot de nodige informatie voor de uitvoering van de actie.

    3.De Commissie beschermt door haar ontvangen gerubriceerde informatie overeenkomstig de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en Besluit 2013/488/EU vastgestelde beveiligingsvoorschriften.

    4.Het toepasselijke beveiligingskader voor de actie moet worden ingesteld vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst of het contract. De desbetreffende documenten maken integrerend deel uit van de subsidieovereenkomst.

    5.De Commissie stelt goedgekeurde en geaccrediteerde bestaande systemen ter beschikking om de uitwisseling van gerubriceerde informatie tussen de Commissie, de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap, de lidstaten en geassocieerde landen en, waar passend, met de aanvragers en de ontvangers te vergemakkelijken.

    Artikel 61

    Vertrouwelijkheid en verwerking van informatie

    1.Informatie die naar aanleiding van de toepassing van deze verordening is ontvangen, wordt slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

    2.De lidstaten, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, overeenkomstig het recht van de Unie en het toepasselijke nationale recht.

    3.De lidstaten, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger/het hoofd van het Agentschap zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of niet gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.

    4.De Commissie deelt geen informatie op een manier die kan leiden tot de identificatie van een individuele entiteit wanneer het delen van de informatie resulteert in potentiële commerciële of reputatieschade voor die entiteit of in de onthulling van handelsgeheimen.

    5.De Commissie behandelt informatie die gegevens van een entiteit of bedrijfsgeheimen bevat op een wijze die niet minder streng is dan de behandeling van gevoelige niet-gerubriceerde informatie, met inbegrip van de toepassing van het “need-to-know”-beginsel en van passende versleutelde omgevingen voor het gebruik en de uitwisseling van gegevens.

    Artikel 62

    Bescherming van persoonsgegevens

    1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ), noch aan de verplichtingen van de Commissie en, in voorkomend geval, van andere instellingen, organen en instanties van de Unie in verband met de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) bij het vervullen van hun verantwoordelijkheden.

    2.Persoonsgegevens worden niet verwerkt of meegedeeld tenzij zulks strikt noodzakelijk is voor de toepassing van deze verordening. In dergelijke gevallen zijn in voorkomend geval de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 van toepassing.

    3.Wanneer de verwerking van persoonsgegevens niet strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde mechanismen, worden persoonsgegevens zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet kan worden geïdentificeerd.

    Artikel 63

    Audits

    Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen, organen en instanties van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.

    Artikel 64

    Bescherming van de financiële belangen van de Unie

    1.Indien een geassocieerd land aan het programma deelneemt door middel van een krachtens de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of op basis van een ander rechtsinstrument vastgesteld besluit, verleent het geassocieerde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

    2.De in de artikel 59 genoemde overeenkomst voorziet in de verplichtingen van Oekraïne:

    a)om passende maatregelen te nemen om fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden die de financiële belangen van de Unie schaden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren, om dubbele financiering te voorkomen en juridische stappen te ondernemen om middelen waaraan geen wettige bestemming is gegeven terug te vorderen;

    b)om regelmatig te controleren of de verstrekte financiering naar behoren is gebruikt overeenkomstig alle toepasselijke voorschriften, met name wat betreft het voorkomen, opsporen en corrigeren van fraude, corruptie, belangenconflicten en onregelmatigheden;

    c)om een betalingsverzoek uit hoofde van het programma vergezeld te laten gaan van een verklaring dat de middelen zijn gebruikt in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en voor het beoogde doel en op passende wijze zijn beheerd, met name in overeenstemming met Oekraïense voorschriften aangevuld met internationale normen, inzake het voorkomen, opsporen en corrigeren van onregelmatigheden, fraude, corruptie en belangenconflicten;

    d)om de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, in voorkomend geval, het EOM expliciet toe te staan hun in artikel 129, lid 1, van het Financieel Reglement vastgelegde rechten uit te oefenen, bij toepassing van het evenredigheidsbeginsel.

    Artikel 65

    Informatie, communicatie en publiciteit

    1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van de middelen en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren.

    2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het programma, de op grond van het programma ondernomen acties en de resultaten ervan.

    3.De aan het programma toegewezen financiële middelen dragen bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 4 bedoelde doelstellingen.

    4.De aan het programma toegewezen financiële middelen kunnen bijdragen aan de organisatie van verspreidingsactiviteiten, netwerkevenementen en bewustmakingsactiviteiten, met name om de toeleveringsketens open te stellen teneinde de grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen.

    Artikel 66

    Evaluatie

    1.Uiterlijk op 30 juni 2027 stelt de Commissie een verslag op met een evaluatie van de uitvoering van de in deze verordening vervatte maatregelen en de resultaten daarvan, alsmede van de mogelijkheid om de toepasbaarheid ervan uit te breiden en te voorzien in financiering, met name in het licht van de ontwikkeling van de beveiligingscontext en van eventuele aanhoudende risico’s in verband met de levering van defensieproducten. Het evaluatieverslag bouwt voort op raadplegingen van de lidstaten en de belangrijkste belanghebbenden.

    2.De Commissie legt dit verslag, eventueel vergezeld van relevante wetgevingsvoorstellen, aan het Europees Parlement en de Raad voor.

    Artikel 67

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

    3.2.5.Bijdragen van derden

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma voor de Europese defensie-industrie en van een kader van maatregelen ter waarborging van de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten (“EDIP-verordening”)

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

    Defensie-industriebeleid van de Unie

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

     een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 11  

     de verlenging van een bestaande actie 

     de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    Het programma bevat een reeks maatregelen die de paraatheid van de Unie en haar lidstaten op defensiegebied moeten ondersteunen door middel van het versterken van het concurrentie- en reactievermogen van de Europese technologische en industriële defensiebasis (EDTIB) en van het vermogen daarvan om de tijdige beschikbaarheid en levering van defensieproducten te waarborgen, en die bij moeten dragen tot het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (“de Oekraïense DTIB”), met name door middel van:

    (1)de vaststelling van het programma voor de Europese defensie-industrie (het “programma”), dat maatregelen omvat ter versterking van het concurrentievermogen, het reactievermogen en de capaciteit van de EDTIB, hetgeen ook de oprichting van een fonds voor de versnelde transformatie van defensietoeleveringsketens (FAST: Fund for the Acceleration of Defence Supply Chain Transformation) kan omvatten;

    (2)de vaststelling van een programma voor samenwerking met Oekraïne met het oog op het herstel, de wederopbouw en de modernisering van de technologische en industriële defensiebasis van Oekraïne (het “instrument voor steun aan Oekraïne”);

    (3)een rechtskader tot vaststelling van de vereisten en procedures voor het opzetten van de structuur voor een Europees bewapeningsprogramma (SEAP: Structure for European Armament Programme) en de effecten daarvan;

    (4)een rechtskader dat erop is gericht de voorzieningszekerheid te waarborgen, belemmeringen en knelpunten weg te nemen en de productie van defensieproducten te ondersteunen;

    (5)de oprichting van een Comité voor paraatheid van de defensie-industrie.

     

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    N.v.t.

    1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    Verwachte resultaten: Het EDIP moet bijdragen tot het dichten van de financieringskloof tot 2027 door op voorspelbare, continue en tijdige wijze financiële steun te verlenen voor de versterking van de Europese en de Oekraïense DTIB op basis van een geïntegreerde aanpak.

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

    Gezien de korte uitvoeringsperiode zullen de resultaten en gevolgen van het programma worden beoordeeld tijdens de retrospectieve beoordeling aan het einde van de uitvoering van het programma.

    De Commissie zal ervoor zorgen dat de nodige indicatoren voor het toezicht op de uitvoering van het programma door de met de uitvoering belaste entiteit zullen worden vastgesteld. Dat zijn onder andere:

    - verhoging van de productiecapaciteit voor defensieproducten binnen de EU;

    - vermindering van de productiedoorlooptijd;

    - aantal lidstaten dat deelneemt aan samenwerking met het oog op gemeenschappelijke aanbestedingen;

    - aantal marktdeelnemers dat gefaciliteerde toegang krijgt tot financiering;

    - aantal nieuwe grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden met in andere lidstaten of geassocieerde landen gevestigde ondernemingen;

    - verhoging van de steun aan Oekraïne.

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    De verordening zal worden uitgevoerd via direct beheer en indirect beheer, met name voor de uitvoering van blendingverrichtingen. De Commissie zal moeten beschikken over de nodige deskundigen om doeltreffend toezicht te kunnen houden op de uitvoering, ook wanneer de uitvoering aan derden wordt toevertrouwd op basis van een bijdrageovereenkomst.

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

    Zoals benadrukt in de gezamenlijke mededeling over de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers (JOIN(2022) 24 final), leiden decennia van onderinvestering tot lacunes in de defensievermogens waarover de strijdkrachten van de EU-lidstaten beschikken, en tot industriële lacunes binnen de Unie. De versnippering van de vraag heeft ook geleid tot nationale industriële silo’s en een overeenkomstige veelheid aan soortgelijke defensiesystemen, die vaak onderling niet interoperabel zijn. De huidige context van de defensiemarkt wordt gekenmerkt door een toenemende bedreiging voor de veiligheid, een snelle verhoging van de defensiebegrotingen van de lidstaten, die de aankoop van soortgelijk materieel beogen. Dit resulteert in een grotere vraag naar defensieproducten, die de productiecapaciteit van de EDTIB voor dergelijke producten, die momenteel is afgestemd op de vraag in vredestijd, te boven gaat. In dit verband zijn aanzienlijke investeringen nodig waarvoor defensiebedrijven, die normaal gesproken geen aanzienlijke zelfgefinancierde industriële investeringen doen, de risico’s moeten verminderen, evenals regelgevende steun om bestaande knelpunten, zoals de toegang tot geschoold personeel en grondstoffen, weg te nemen. Het optreden van de Unie door het verminderen van de risico’s van industriële investeringen door middel van subsidies en het stimuleren van de samenwerking met het oog op gemeenschappelijke aanbestedingen zal een snellere aanpassing aan de aanhoudende structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. De voorgestelde maatregelen zullen ook de weerbaarheid van de EDTIB en de Oekraïense DTIB bevorderen door middel van grensoverschrijdende industriële partnerschappen en samenwerking tussen relevante ondernemingen in een gezamenlijke inspanning van de industrie om toenemende versnippering van de toeleveringsketens te voorkomen.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    N.v.t.

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    In het programma worden twee lopende EU-instrumenten, het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) en de verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP), alsmede bestaande EU-programma’s zoals het Europees Defensiefonds geïntegreerd. Het programma zal ook andere defensie-initiatieven van de EU, zoals de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) of het strategisch kompas voor veiligheid en defensie, in aanmerking nemen. Het zal synergieën tot stand brengen met andere EU-programma’s.

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    N.v.t.

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

     beperkte geldigheidsduur

       van kracht van 2025 tot en met 31.12.2027

       financiële gevolgen vanaf 2025 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2026 tot en met 2033 voor betalingskredieten.

     onbeperkte geldigheidsduur

    uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 12   

     Direct beheer door de Commissie

    door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

       door de uitvoerende agentschappen;

     Gedeeld beheer met de lidstaten

     Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:

    derde landen of de door hen aangewezen organen;

    internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    publiekrechtelijke organen;

    privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    organen waaraan of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

    Opmerkingen

    Het programma voor de Europese defensie-industrie wordt uitgevoerd in direct beheer en in indirect beheer overeenkomstig het Financieel Reglement.

    2.BEHEERSMAATREGELEN 

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Overeenkomstig artikel 63 van het programma zal de Commissie uiterlijk op 30.6.2027 een evaluatieverslag over het programma opstellen en dit voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad. In het verslag worden de impact en de doeltreffendheid van de acties in het kader van het programma geëvalueerd. Daartoe zal de Commissie de nodige monitoringregelingen treffen om ervoor te zorgen dat de relevante gegevens betrouwbaar en soepel worden verzameld.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    De Commissie zou de algemene verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van het programma. De Commissie is met name voornemens het programma voornamelijk in direct beheer uit te voeren. Het gebruik van direct beheer verduidelijkt de verantwoordelijkheden (uitvoering door ordonnateurs), verkort de leveringsketen (verkorting van de subsidietoekenningstermijn en de betalingstermijn), vermijdt belangenconflicten en vermindert de uitvoeringskosten (geen beheerskosten voor een met de uitvoering belaste entiteit).

    De Commissie moet de financieringsprioriteiten en -voorwaarden vaststellen door middel van een of meer meerjarige werkprogramma’s. De vaststelling van prioriteiten moet worden ondersteund door de werkzaamheden van het Comité voor paraatheid van de defensie-industrie. Er moet een programmacomité van de lidstaten worden opgericht, waarin het Europees Defensieagentschap moet worden verzocht zijn standpunten en deskundigheid aan het comité kenbaar te maken als waarnemer, en de Europese Dienst voor extern optreden, met inbegrip van zijn Militaire Staf, moet worden uitgenodigd om het comité bij te staan. De Commissie zal de meerjarige werkprogramma’s goedkeuren na advies van het comité in het kader van de onderzoeksprocedure.

    De financiering in het kader van het programma zal voornamelijk de vorm aannemen van subsidies die tot 100 % van de kosten van de actie dekken, evenals leningen. De Commissie kan in haar subsidies gebruikmaken van vereenvoudigde kostenopties (bv. financiering die niet gekoppeld is aan kosten) om de administratieve lasten voor de begunstigden te verminderen en de inspanningen te richten op de resultaten van de acties, met name wanneer de ontvangers van financiering aanbestedende diensten van de lidstaten zijn.

    Bij de opstelling van de betalingsregeling zal rekening worden gehouden met het voorstel van de begunstigde (om de begunstigde in staat te stellen problemen met de kasmiddelen te voorkomen) en tegelijkertijd de bescherming van de begroting van de Unie worden gewaarborgd. De Commissie kan, als steunverlenende autoriteit, haar financiële bijdrage verlagen, inhouden of beëindigen in geval van een gebrekkige of ontoereikende uitvoering van de acties of vertragingen.

    De controlestrategie voor het programma, met inbegrip van controles vooraf en achteraf, zal voortbouwen op de ervaring die is opgedaan met het EDF en de daaraan voorafgaande programma’s, EDIDP en PADR.

    Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan acties die Oekraïne ten goede komen. De bestaande controlemechanismen bieden een kader waarmee ervoor wordt gezorgd dat alle passende maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie worden genomen. Dat kader zal garanderen dat rekening wordt gehouden met het evenredigheidsbeginsel en de specifieke voorwaarden voor de uitvoering van het programma.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Het programma heeft tot doel de versterking van de Europese en de Oekraïense DTIB te ondersteunen.

    De met het programma geassocieerde risico’s zijn een ontoereikend begrotingsvolume in vergelijking met de werkelijke behoeften, moeilijkheden om knelpunten in de productie op te sporen en de hoogdringendheid van de behoeften van de strijdkrachten van de Unie die mogelijk niet in lijn is met de productieprocessen. Aangezien het instrument een aanvulling vormt op andere initiatieven waarover de Raad overeenstemming heeft bereikt ter ondersteuning van de strijdkrachten van de lidstaten van de EU en van Oekraïne, is coördinatie van de vraag tussen de lidstaten een voorwaarde.

    Daarom zou de Commissie het programma in direct beheer uitvoeren door voort te bouwen op de deskundigheid die is opgedaan bij de uitvoering van het Europees Defensiefonds en van ASAP en Edirpa, tijdig meerjarige werkprogramma’s opstellen en vaststellen en de subsidietoekenningstermijn verkorten.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

    De begroting van het programma wordt voornamelijk in direct beheer uitgevoerd. Op basis van de ervaring van de Commissie met het beheer van subsidies worden de totale controlekosten van het programma door de Commissie geraamd op minder dan 1 % van de kosten van de desbetreffende beheerde financiering.

    Wat het verwachte foutenpercentage betreft, wordt beoogd die onder de drempel van 2 % te houden. De Commissie is van mening dat de uitvoering van het programma in direct beheer, met degelijk opgeleide (ervaren personeel, mogelijk gerekruteerd uit de ministeries van Defensie van de lidstaten) en goed bemande teams die onder toezicht van gedelegeerde ordonnateurs opereren, duidelijke regels toepassen en op passende wijze gebruik maken van de op output gebaseerde instrumenten, het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel van 2 % zal houden.

    Er kan een financiële bijdrage worden verstrekt in de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan de kosten als bedoeld in artikel 125, lid 1, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is bevoegd om onderzoek uit te voeren met betrekking tot de werkzaamheden die in het kader van dit initiatief worden ondersteund. De uit deze verordening voortvloeiende overeenkomsten, met inbegrip van overeenkomsten met internationale organisaties, voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger, en in audits door de Europese Rekenkamer, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) of het OLAF, indien nodig ter plaatse. Functionarissen van de Commissie die over de vereiste veiligheidsmachtiging beschikken, kunnen ook bezoeken ter plaatse afleggen.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

    ·Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort uitgave

    Bijdrage

    Nummer  

    GK/NGK 13

    van EVA-landen 14

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 15

    van andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    [XX.YY.YY.YY]

    GK/NGK

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    ·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort 
    uitgave

    Bijdrage

    Nummer  

    GK/NGK

    van EVA-landen

    van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

    van andere derde landen

    andere bestemmingsontvangsten

    5

    13.0106 — Ondersteunende uitgaven voor het programma EDIP

    NGK

    JA

    p.m.

    JA

    JA

    5

    13.0801 — programma EDIP

    GK

    JA

    p.m.

    JA

    JA

    6

    14.01xx — Ondersteunende uitgaven voor het instrument voor steun aan Oekraïne

    NGK

    NEE

    p.m.

    JA

    JA

    6

    14.0901 — Instrument voor steun aan Oekraïne

    GK

    NEE

    p.m.

    JA

    JA

    3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

    3.2.1.Financieringsbron van kredieten in het kader van het nieuwe programma voor de Europese defensie-industrie

    Bijdrage vanuit het Europees Defensiefonds

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Totaal

    Vermogensontwikkeling

    411,200

    585,248

    1 000,000

    Defensieonderzoek

    3,552

    208,600

    287,848

    500,000

    Totaal EDF

    3,552

    619,800

    876,648

    1 500,000

    3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarig 
    financieel kader

    5

    Veiligheid en defensie — Cluster 13 — Defensie

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    13.0801 — Beleidskredieten voor het programma EDIP

    Vastleggingen

    (1)

    615,248

    872,096

    1 487,344

    Betalingen

    (2)

    310,000

    440,000

    737,344

    1 487,344

    13.0106 — Ondersteunende uitgaven voor het programma EDIP

    Vastleggingen = betalingen

    (3)

    3,552

    4,552

    4,552

    12,656

    TOTAAL kredieten voor het budget van het programma onder rubriek 5

    Vastleggingen

    =1+3

    3,552

    619,800

    876,648

    1 500,000

    Betalingen

    =2+3

    3,552

    314,552

    440,552

    737,344

    1 500,000



    Rubriek van het meerjarig 
    financieel kader

    06

    NABUURSCHAP EN INTERNATIONAAL BELEID — Cluster 14 — Extern optreden

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    14.0901 — Instrument voor steun aan Oekraïne

    Vastleggingen

    (1)

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    Betalingen

    (2)

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    14.01xx — Ondersteunende uitgaven voor het instrument voor steun aan Oekraïne

    Vastleggingen = betalingen

    (3)

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    TOTAAL kredieten voor het budget van het programma onder rubriek 6

    Vastleggingen

    =1

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    Betalingen

    =2

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

    Vastleggingen

    (4)

    615,248

    872,096

    1 487,344

    Betalingen

    (5)

    310,000

    440,000

    737,344

    1 487,344

    TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

    Vastleggingen = betalingen

    (6)

    3,552

    4,552

    4,552

    12,656

    TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 van het meerjarig financieel kader

    Vastleggingen

    =4+6

    3,552

    619,800

    876,648

    1 500,000

    Betalingen

    =5+6

    3,552

    314,552

    440,552

    737,344

    1 500,000



    Rubriek van het meerjarig 
    financieel kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    Personele middelen

    3,712

    3,712

    3,712

    11,136

    Andere administratieve uitgaven

    0,258

    0,258

    0,131

    0,647

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    3,970

    3,970

    3,843

    11,783

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader

    Vastleggingen

    7,522

    623,770

    880,491

    1 511,783

    Betalingen

    7,522

    318,522

    448,395

    737,344

    1 511,783

    3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen

    3,712

    3,712

    3,712

    11,136

    Andere administratieve uitgaven

    0,258

    0,258

    0,131

    0,647

    Subtotaal RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    3,970

    3,970

    3,843

    11,783

    Buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    Personele middelen

    3,552

    3,552

    3,552

    10,656

    Andere administratieve uitgaven (vroegere “BA”-onderdelen)

    Subtotaal
    buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    3,552

    3,552

    3,552

    10,656

    TOTAAL

    7,522

    7,522

    7,395

    22,439

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    Jaar 
    2025

    Jaar 
    2026

    Jaar 2027

    Jaar N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    □ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

    19

    19

    19

    20 01 02 03 (delegaties)

    1

    1

    1

    01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

    01 01 01 11 (eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 16

    20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

    20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

    13 01 Ondersteunende uitgaven voor het programma voor de Europese defensie-industrie   17

    - centrale diensten

    31

    31

    31

    - delegaties

    2

    2

    2

    01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

    01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    TOTAAL

    53

    53

    53

    13 is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

    Voor de benodigde posten zoals opgenomen in de lijst van het aantal ambten zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    De gevraagde VTE’s zullen werken op het gebied van beleidsontwikkeling, juridische kwesties, met bijzondere aandacht voor subsidie- en aanbestedingskwesties, financieel beheer, contractbeheer, audit en evaluatie.

    Extern personeel

    De gevraagde VTE’s zullen werken op het gebied van beleidsontwikkeling, juridische kwesties, met bijzondere aandacht voor subsidie- en aanbestedingskwesties, financieel beheer, contractbeheer, audit en evaluatie.

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

    Het voorstel/initiatief:

       kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

    Rubriek 5. Zie details in punt 3.2.

       hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

       hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    3.2.5.Bijdragen van derden 

    Het voorstel/initiatief:

       voorziet niet in medefinanciering door derden

       voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2025

    2026

    2027

    Totaal

    zoals gespecificeerd in artikel 6

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    TOTAAL medegefinancierde kredieten

    p.m.

    p.m.

    p.m.

    p.m.

     

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor overige ontvangsten

    geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 18

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel ………….

    Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

    (1)    Kader voor de toezeggingen van de EU aan Oekraïne op het gebied van veiligheid, bekrachtigd door de Raad op 27 november 2023.
    (2)    PB C  van , blz. .
    (3)    PB C  van , blz. .
    (4)    Verordening (EU) 2023/2418 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2023 tot vaststelling van een instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa) (PB L, 2023/2418, 26.10.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2418/oj).
    (5)    Verordening (EU) 2023/1525 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juli 2023 betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (ASAP) (PB L 185 van 24.7.2023, blz. 7, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/1525/oj).
    (6)    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
    (7)    Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/523/oj).
    (8)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
    (9)    Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
    (10)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
    (11)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (12)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
    (13)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (14)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (15)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (16)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    (17)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (18)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
    Top