EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.1.2024
COM(2024) 44 final
2024/0022(NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
over het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie, opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, inzake de vaststelling van richtsnoeren voor kaders voor samenwerking
TOELICHTING
1.Onderwerp van het voorstel
Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie (hierna het “Gespecialiseerd Comité”) dat is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (hierna de “overeenkomst” genoemd).
Er wordt voorgesteld dat de Unie steun verleent aan de vaststelling van een besluit van het Gespecialiseerd Comité over richtsnoeren voor beheerders in de energiesector om kaders voor samenwerking uit te werken tussen beheerders in de energiesector in de EU en in het Verenigd Koninkrijk.
Concreet gaat het om kaders voor samenwerking tussen:
(a)het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB-E) en de transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit in het Verenigd Koninkrijk,
(b)het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSOG) en de transmissiesysteembeheerders voor gas in het Verenigd Koninkrijk, en
(c)het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en de overeenkomstig artikel 310 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aangewezen regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk.
2.Achtergrond van het voorstel
2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK
De overeenkomst heeft tot doel samenwerking tussen de EU en het VK tot stand te brengen, onder meer op het gebied van energie. Deel twee (Handel, vervoer, visserij en andere regelingen), rubriek één, titel VIII (Energie) omvat verbintenissen voor de vaststelling van drie kaders voor samenwerking.
Overeenkomstig artikel 317, lid 1, van de overeenkomst moeten het eerste en het tweede kader voor samenwerking tussen het bij Verordening (EU) 2019/943 opgerichte ENTSB-E en het bij Verordening (EG) nr. 715/2009 opgerichte ENTSOG, enerzijds, en de transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas in het Verenigd Koninkrijk, anderzijds, worden vastgelegd.
Volgens artikel 317, lid 1, van de overeenkomst moeten de kaders voor samenwerking
(a)ten minste de volgende gebieden bestrijken:
i. elektriciteits- en gasmarkten;
ii. netwerktoegang;
iii. beveiliging van de elektriciteits- en gasvoorziening;
iv. offshore-energie;
v. infrastructuurplanning;
vi. efficiënt gebruik van elektriciteits- en gasinterconnectoren; en
vii. het koolstofvrij maken van gas en gaskwaliteit
(b)de transmissiesysteembeheerders in het Verenigd Koninkrijk geen status verlenen die vergelijkbaar is met het lidmaatschap van ENTSB-E of ENTSOG.
Overeenkomstig artikel 318 van de overeenkomst moet het derde kader tussen ACER, opgericht bij Verordening (EU) 2019/942, en de overeenkomstig artikel 310 aangewezen regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk worden vastgelegd.
Volgens artikel 318 van de overeenkomst moeten de kaders voor samenwerking
(a)ten minste de volgende gebieden bestrijken:
i. elektriciteits- en gasmarkten;
ii. netwerktoegang;
iii. het voorkomen van marktmisbruik op groothandelsmarkten voor elektriciteit en gas;
iv. beveiliging van de elektriciteits- en gasvoorziening;
v. infrastructuurplanning;
vi. offshore-energie;
vii. efficiënt gebruik van elektriciteits- en gasinterconnectoren;
viii. samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders, en
ix. het koolstofvrij maken van gas en gaskwaliteit
(b)de overeenkomstig artikel 310 aangewezen regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk geen status verlenen die vergelijkbaar is met die van deelname aan ACER.
Het Gespecialiseerd Comité voor energie stelt richtsnoeren op voor de kaders voor samenwerking en verspreidt deze onder de transmissiesysteembeheerders en de regelgevingsinstanties.
2.2.Het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie
Het bij artikel 8, lid 1, punt l), van de overeenkomst ingestelde Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie behandelt aangelegenheden die onder deel twee (Handel, vervoer, visserij en andere regelingen), rubriek één, titel VIII (Energie) vallen.
Krachtens artikel 8, lid 4, punten a) en c), van de overeenkomst heeft het Gespecialiseerd Comité de bevoegdheid om toezicht te houden op de uitvoering en de goede werking van de overeenkomst te verzekeren op het gebied waarop het bevoegd is. Het comité heeft de bevoegdheid om besluiten, inclusief wijzigingen, en aanbevelingen vast te stellen ten aanzien van alle aangelegenheden waarin de overeenkomst voorziet of waarvoor de Partnerschapsraad zijn bevoegdheden krachtens artikel 7, lid 4, punt f), van de overeenkomst aan dat comité heeft gedelegeerd. Deze bevoegdheid wordt nader gespecificeerd in deel twee, rubriek één, titel VIII (Energie), waarin is bepaald dat dit specifieke Gespecialiseerd Comité onder meer tot taak heeft overeenstemming te bereiken over richtsnoeren voor de kaders voor samenwerking overeenkomstig de artikelen 317 en 318 van de overeenkomst.
Artikel 8, lid 7, van de overeenkomst bepaalt dat de gespecialiseerde comités (inclusief het Gespecialiseerd Comité voor energie) gezamenlijk worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Unie en een vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de overeenkomst worden de besluiten en aanbevelingen van een comité in onderlinge overeenstemming tussen de partijen genomen.
2.3.De beoogde handeling van het Gespecialiseerd Comité
Het Gespecialiseerd Comité moet een besluit vaststellen over de vaststelling van richtsnoeren voor kaders voor samenwerking tussen respectievelijk i) ENTSB-E en de transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit van het Verenigd Koninkrijk, ii) ENTSOG en de transmissiesysteembeheerders voor gas van het Verenigd Koninkrijk, en iii) ACER en de regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk die is aangewezen overeenkomstig artikel 310 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst (“de beoogde handeling”).
Het besluit van het Gespecialiseerd Comité bevat richtsnoeren voor de relevante beheerders in de Europese Unie en in het Verenigd Koninkrijk over de parameters waarmee zij bij het ontwikkelen van hun kaders voor samenwerking rekening moeten houden.
Het Gespecialiseerd Comité moet de beoogde handeling zo spoedig mogelijk vaststellen, hetzij tijdens zijn volgende vergadering, hetzij via de schriftelijke procedure in bijlage I bij de overeenkomst, naargelang wat zich het eerst voordoet.
3.Namens de Unie in te nemen standpunt
Besluit van het Gespecialiseerd Comité voor energie over de richtsnoeren voor kaders voor samenwerking In het kader van het voorgestelde besluit zou het Gespecialiseerd Comité drie reeksen richtsnoeren aannemen, respectievelijk voor i) de werkregelingen tussen ENTSB-E en de transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit van het Verenigd Koninkrijk; ii) de werkregelingen tussen ENTSOG en de transmissiesysteembeheerders voor gas van het Verenigd Koninkrijk en iii) de administratieve regelingen tussen ACER en de regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk die is aangewezen overeenkomstig artikel 310 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De regelgevingsinstantie voor Groot-Brittannië (GEMA) en de regelgevingsinstantie voor Noord-Ierland (Utility Regulator) moeten gezamenlijk optreden als onderdeel van een unieke delegatie die de regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigt.
Elk richtsnoer wordt nauwkeurig beschreven in de bijbehorende bijlagen bij het besluit en bouwt voort op de relevante bepalingen van artikel 317, lid 1, en artikel 318 van de overeenkomst. Elk richtsnoer volgt dezelfde aanpak: de betrokken beheerders wordt gevraagd de nodige samenwerkingsregelingen te ontwikkelen en uit te voeren, met een opsomming van de samenwerkingsgebieden waarop de besluitvormingsautonomie van elke partij behouden moet blijven; het verzoekt beheerders in het Verenigd Koninkrijk gezamenlijk op te treden, ontzegt beheerders in het Verenigd Koninkrijk een status die gelijkwaardig is aan lidmaatschap en vraagt de voorgestelde regelingen aan het Gespecialiseerd Comité voor te leggen.
Het voorgestelde standpunt dat namens de Unie in het Gespecialiseerd Comité moet worden ingenomen, bestaat dus in het ondersteunen van de vaststelling van het besluit door het Gespecialiseerd Comité.
4.Rechtsgrondslag
4.1.Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1.Beginselen
In artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het volgende vastgelegd: “De Raad stelt, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, een besluit vast tot schorsing van de toepassing van een overeenkomst en tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.” (accenten toegevoegd)
4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval
Het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie is een orgaan dat is ingesteld bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.
De door het Gespecialiseerd Comité voor energie vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen, aangezien in artikel 10 van de overeenkomst is bepaald dat de door het Gespecialiseerd Comité vastgestelde besluiten “bindend zijn voor de partijen”, en voldoet aan de verplichtingen die door de partijen zijn overeengekomen in artikel 317, lid 1, en artikel 318 van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU, en de Raad moet een besluit vaststellen tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen.
4.2.Materiële rechtsgrondslag
4.2.1.Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gebied van energie. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 194, lid 1, VWEU.
4.3.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
2024/0022 (NLE)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
over het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie, opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, inzake de vaststelling van richtsnoeren voor kaders voor samenwerking
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Op 29 april 2021 heeft de Raad Besluit (EU) 2021/689 betreffende de sluiting van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst”) vastgesteld. Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
(2)Krachtens artikel 8, lid 4, punt c), van de overeenkomst kan het Gespecialiseerd Comité voor energie (het “Gespecialiseerd Comité”) besluiten en aanbevelingen vaststellen over alle aangelegenheden waarin deze overeenkomst of een aanvullende overeenkomst voorziet of waarvoor de Partnerschapsraad bevoegdheden aan het comité heeft gedelegeerd, op het gebied waarop het bevoegd is. Krachtens artikel 10, lid 2, van de overeenkomst neemt een comité besluiten en doet het aanbevelingen in onderlinge overeenstemming.
(3)Artikel 317, lid 1, van de overeenkomst vereist dat elke partij waarborgt dat transmissiesysteembeheerders efficiënte en inclusieve werkregelingen ontwikkelen ter ondersteuning van de plannings- en operationele taken in verband met de verwezenlijking van de doelstellingen van de titel Energie van de overeenkomst, met inbegrip van kaders voor samenwerking tussen het overeenkomstig Verordening (EU) 2019/943 opgerichte Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (“ENTSB-E”) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009 (“ENTSOG”), enerzijds, en de transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas in het Verenigd Koninkrijk, anderzijds.
(4)Deze kaders omvatten geen lidmaatschap van ENTSB-E of ENTSOG noch impliceren zij een daarmee vergelijkbare status voor transmissiesysteembeheerders van het Verenigd Koninkrijk.
(5)Artikel 318 van de overeenkomst vereist dat elke partij waarborgt dat het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators en de overeenkomstig artikel 310 van de overeenkomst aangewezen regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk zo snel mogelijk contacten leggen en administratieve regelingen treffen om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst te vergemakkelijken.
(6)Dit kader omvat geen deelname aan het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators noch impliceert het een daarmee vergelijkbare status voor de regelgevingsinstantie in het Verenigd Koninkrijk die is aangewezen overeenkomstig artikel 310 van de overeenkomst.
(7)Het Gespecialiseerd Comité moet zo snel als praktisch haalbaar een besluit vaststellen over richtsnoeren voor de kaders voor samenwerking als bedoeld in artikel 317, lid 1, en artikel 318. Nadat elke partij de binnenlandse procedures heeft afgerond, stelt het Gespecialiseerd Comité het besluit vast, hetzij tijdens zijn volgende vergadering, hetzij door middel van een schriftelijke procedure, naargelang wat zich het eerst voordoet.
(8)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Gespecialiseerd Comité moet worden ingenomen, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gespecialiseerd Comité voor energie in te nemen standpunt is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte ontwerphandeling van het Gespecialiseerd Comité.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Commissie.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter