EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52024DC0251

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Gemeenschappelijk uitvoeringsplan voor het migratie- en asielpact

COM/2024/251 final

Brussel, 12.6.2024

COM(2024) 251 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Gemeenschappelijk uitvoeringsplan voor het migratie- en asielpact

{SWD(2024) 251 final}


Inleiding

De hervorming van het migratie- en asielbeleid die in het migratie- en asielpact 1 wordt beoogd, betekent een historische doorbraak. Hiermee wordt de EU het rechtskader en de instrumenten geboden om het doeltreffende beheer van haar buitengrenzen verder te verbeteren, snelle en efficiënte procedures voor asiel en terugkeer op te zetten, en tegelijkertijd sterke waarborgen te bieden. De hervorming zorgt voor een eerlijk en doeltreffend systeem voor collectief migratiebeheer op basis van solidariteit en verantwoordelijkheid, waarbij geen enkele lidstaat onder druk wordt gezet of er alleen voor komt te staan.

De succesvolle goedkeuring van deze hervorming geeft ook blijk van de collectieve inzet van de EU en haar lidstaten om oplossingen te willen vinden voor gemeenschappelijke uitdagingen en van een versterkt wederzijds vertrouwen. Het is een nieuw hoofdstuk in de uitvoering van de tweeledige aanpak waarin wij tegelijk duurzame structurele hervormingen en een gerichte operationele respons nastreven, ook door middel van brede partnerschappen met partnerlanden. Dit heeft de EU de afgelopen vier jaar in staat gesteld eerdere verdeeldheid achter zich laten en tot een hechte gemeenschappelijke aanpak van migratie en grensbeheer komen 2 .

Wij moeten nu dit positieve momentum aangrijpen om het pact te vertalen van wetgevingshandelingen naar een operationele realiteit. De rechtsinstrumenten die het migratie- en asielpact vormen zullen vanaf medio 2026 van toepassing worden 3 , twee jaar na de inwerkingtreding op 11 juni 2024. Dit gemeenschappelijk uitvoeringsplan zal de EU en haar lidstaten helpen zich doeltreffend voor te bereiden op de uitvoering. Het plan zal ervoor zorgen dat de overgangsperiode van twee jaar op een doeltreffende manier wordt gebruikt en dat alle relevante belanghebbenden de noodzakelijke administratieve, operationele en juridische stappen nemen.

Op grond van de verordening asiel- en migratiebeheer en de asielprocedureverordening is de Commissie verplicht een gemeenschappelijk uitvoeringsplan te presenteren 4 . Gezien het belang van de uitvoering en de complexe aard ervan, heeft de Commissie besloten de goedkeuring ervan te vervroegen van september naar juni 2024, zodat de lidstaten zoveel mogelijk tijd hebben om hun nationale uitvoeringsplannen op te stellen, die uiterlijk 12 december 2024 klaar moeten zijn.

Doelstelling van het gemeenschappelijk uitvoeringsplan

Het gemeenschappelijk uitvoeringsplan hanteert een pragmatische aanpak en is gericht op de fundamentele aspecten waarmee de lidstaten rekening moeten houden bij het ontwikkelen van hun nationale uitvoeringsplannen en die op het niveau van de Unie en op nationaal niveau operationeel moeten zijn om ervoor te zorgen dat het migratie- en asielpact medio 2026 operationeel wordt. Het plan biedt een raamwerk voor een gezamenlijk werkprogramma voor de komende twee jaar, inclusief de juridische en operationele eindproducten, de structuren voor de gesprekken, en relevante operationele en financiële steun.

De grondgedachte van het gemeenschappelijk uitvoeringsplan is dat het gemeenschappelijk is: gemeenschappelijk voor alle lidstaten, gemeenschappelijk voor alle wetgevingsinstrumenten van het migratie- en asielpact dat moet worden uitgevoerd, en met als gemeenschappelijke doelstelling ervoor zorgen dat zij tegen het einde van de overgangsperiode over een goed voorbereid systeem beschikken.

In de eerste plaats is het gemeenschappelijk uitvoeringsplan gemeenschappelijk omdat het alle lidstaten samenbrengt, in erkenning van het feit dat migratie in een Unie van 27 lidstaten een gemeenschappelijke Europese opgave is die een gemeenschappelijke Europese oplossing vereist. Het succes van het systeem zal onvermijdelijk afhangen van de paraatheid van alle lidstaten, waarbij de acties van één lidstaat gevolgen zullen hebben voor alle lidstaten. Het doel van het gemeenschappelijk uitvoeringsplan is om de uitvoering van het pact voor iedereen beheersbaar te maken en het proces samen te beheren.

Het plan is het resultaat van een nauwe samenwerking met de lidstaten en de betrokken EU-agentschappen, met name via de Ministeriële Conferentie over de operationalisering van het pact, georganiseerd door het Belgische voorzitterschap op 29 en 30 april 2024 in Gent, en via verschillende bijeenkomsten van het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel (Scifa) van de Raad. De Commissie heeft ook overleg gevoerd met het maatschappelijk middenveld, waaronder de deskundigengroep van de Commissie, over de standpunten van migranten op het gebied van migratie, asiel en integratie, en met de UNHCR.

In de tweede plaats is het gemeenschappelijk uitvoeringsplan gemeenschappelijk omdat het alle wetgevingsinstrumenten omvat die het migratie- en asielpact vormen, die met elkaar verbonden zijn en afzonderlijk niet doeltreffend kunnen werken. De instrumenten van het pact vormen samen een geïntegreerd stelsel, dat de alomvattende en evenwichtige Europese aanpak van migratie weerspiegelt en zowel solidariteit als verantwoordelijkheid, de bescherming van rechten en de naleving van verplichtingen waarborgt. Deze alomvattende aanpak is verankerd in de verordening asiel- en migratiebeheer 5 . Als gevolg hiervan moet de Commissie de belangrijkste elementen van deze alomvattende aanpak laten terugkomen in het gemeenschappelijk uitvoeringsplan.

In de derde plaats streeft het gemeenschappelijk uitvoeringsplan de gemeenschappelijke doelstelling na om tegen het einde van de overgangsperiode over een goed voorbereid systeem te beschikken, wat essentieel is om het wederzijdse vertrouwen op te bouwen dat nodig is om de nieuwe evenwichtige aanpak te laten functioneren. Een goede voorbereiding is cruciaal en ligt ten grondslag aan de belangrijkste verplichtingen uit hoofde van het pact, aangezien dit de basis vormt voor de lidstaten die als lidstaat onder migratiedruk worden beschouwd of die met een aanzienlijke migratiesituatie of met een crisis te kampen te hebben. Een goede voorbereiding stelt de lidstaten in staat te profiteren van solidariteit of van verlaging van de solidariteitsverplichtingen. Het zorgt ervoor dat het pact als een samenhangend geheel werkt.

Gemeenschappelijk betekent echter niet “hetzelfde” voor iedereen. Het gemeenschappelijk uitvoeringsplan biedt de lidstaten de flexibiliteit die zij nodig hebben om de verplichtingen krachtens het pact aan te passen aan hun nationale stelsels. Elke lidstaat heeft te maken met eigen uitdagingen en bevindt zich in een andere voorbereidingsfase, maar geen enkele lidstaat begint helemaal vanaf nul. Veel van de innovaties in het pact bouwen voort op bestaande praktijken of bestaande vereisten. De lidstaten worden aangemoedigd hun kennis en ervaring aan te wenden en beste praktijken te delen.

Daarnaast moeten drie elementen in overweging worden genomen om het juiste ambitieniveau tijdens de overgangsperiode vast te stellen.

Op de eerste plaats is het, hoewel wij in principe twee jaar de tijd hebben om ons voor te bereiden op de toepassing van het nieuwe rechtskader, belangrijk te benadrukken dat sommige elementen al eerder dan medio 2026 operationeel zullen moeten zijn. Zo zal de eerste jaarlijkse solidariteitscyclus in juni 2025 van start gaan en zal de Commissie in oktober 2025 de eerste voorstellen moeten doen voor besluiten van de Commissie ter bepaling van de lidstaten waar sprake is van migratiedruk, van een risico van migratiedruk of van een significante migratiesituatie.

Op de tweede plaats moeten er op korte termijn maatregelen worden genomen zodat alle essentiële elementen van het nieuwe stelsel tegen het einde van de overgangsperiode aanwezig zijn, maar het volledig implementeren van alle mogelijkheden die het migratie- en asielpact biedt, betekent ook werk op de middellange tot lange termijn. De uitvoering van het pact is geen eenmalig proces, maar een dynamisch proces. Er zullen verdere maatregelen op de middellange en lange termijn nodig zijn om de efficiëntie van de nationale migratie- en asielstelsels te vergroten en deze verder te integreren als onderdeel van een Europees migratie- en asielbeleid.

De eerste vijfjarige Europese migratie- en asielstrategie, die eind 2025 zal worden gepubliceerd, weerspiegelt een strategische en toekomstgerichte visie, en bouwt voort op de ontwikkeling van alomvattende nationale migratie- en asielstrategieën die tegen juni 2025 door de lidstaten aan de Commissie moeten worden voorgelegd.

Op de derde plaats blijft het cruciaal dat de werkzaamheden aan de externe dimensie van migratie worden voortgezet. Hoewel optreden op dit gebied niet gebonden is aan wettelijke verplichtingen, is het voor de Unie van essentieel belang om de samenwerking met de partnerlanden verder te intensiveren, met name op drie belangrijke gebieden: de bestrijding van migrantensmokkel, doeltreffende terugkeer, overname en re-integratie, en legale migratiemogelijkheden.

Afbeelding 1: Tijdlijn van de belangrijkste mijlpalen tijdens de uitvoeringsperiode van twee jaar



1Het gemeenschappelijk uitvoeringsplan en de nationale uitvoeringsplannen

Het gemeenschappelijk uitvoeringsplan

Het migratie- en asielpact omvat tien brede wetgevingshandelingen. Om het begrip en de uitvoering van deze complexe teksten te vergemakkelijken, worden in het gemeenschappelijk uitvoeringsplan de verschillende verplichtingen die voortvloeien uit de verschillende rechtshandelingen en de maatregelen die nodig zijn om deze te operationaliseren gegroepeerd in tien bouwstenen. Deze pragmatische benadering maakt het mogelijk om de middelen te richten op de grondbeginselen die nodig zijn om het nieuwe stelsel te laten werken.

Het is geen kwestie van kiezen; alle bouwstenen moeten worden uitgevoerd en zijn onderling afhankelijk. Zo raakt een goed opvangstelsel (bouwsteen 3) overbelast als procedures niet tijdig worden uitgevoerd (bouwsteen 4); of als personen die internationale bescherming genieten te lang in de huisvesting voor verzoekers verblijven (bouwsteen 10). Solidariteit (bouwsteen 7) en verantwoordelijkheid (bouwsteen 6) of het nieuwe stelsel om de migratiestromen aan de buitengrens van de EU te beheren (bouwsteen 2) kunnen pas operationeel zijn als Eurodac (bouwsteen 1) op tijd operationeel is. Eerbiediging van waarborgen en rechten (bouwsteen 9) is een transversale dimensie van alle wetgevingshandelingen en een aspect dat in elk van de bouwstenen geoperationaliseerd zal moeten worden. Hoewel het mogelijk zou zijn om prioriteit te geven aan bepaalde maatregelen binnen de bouwstenen, zal de uitvoering van elke bouwsteen parallel moeten plaatsvinden.

Afbeelding 2: Tien bouwstenen om de kernverplichtingen van het migratie- en asielpact uit te voeren

Elke bouwsteen omvat de wettelijke verplichtingen en de gevolgen daarvan voor de voltooiing van het regelgevingskader, de administratieve processen, de organisatie en de menselijke en infrastructuurcapaciteiten die de lidstaten, de Commissie en de EU-agentschappen moeten uitvoeren.

In het gemeenschappelijk uitvoeringsplan wordt ook gespecificeerd hoe de werkzaamheden op EU-niveau de uitvoering op nationaal niveau ondersteunen, door het bevorderen van de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en “twinning” (onder meer door het identificeren van goede praktijken en gebieden waar de lidstaten elkaar kunnen ondersteunen) en door praktische modellen, richtsnoeren en gemeenschappelijke checklists te ontwikkelen om een gemeenschappelijke en geharmoniseerde uitvoering te garanderen. De gedetailleerde elementen van elke bouwsteen worden weergegeven in een checklist in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

Nationale uitvoeringsplannen

Zoals bepaald in de verordening asiel- en migratiebeheer en de asielprocedureverordening stelt elke lidstaat, met de steun van de Commissie en de relevante organen, diensten en agentschappen van de Unie, uiterlijk 12 december 2024, op basis van het huidige gemeenschappelijke uitvoeringsplan, een nationaal uitvoeringsplan op waarin de maatregelen en termijnen voor de uitvoering daarvan worden vastgelegd.

Elke lidstaat heeft verschillende uitdagingen die moeten worden aangepakt en bevindt zich op een ander beginpunt. In het nationale uitvoeringsplan van elke lidstaat moet daarom eerst de huidige situatie in kaart worden gebracht, inclusief de nationale context, het huidige wetgevingskader en de administratieve praktijken, de organisatiestructuur en andere bestaande structuren, de bestaande capaciteiten en de uitdagingen die verband houden met geografische omstandigheden.

Om ervoor te zorgen dat de lidstaten de fundamentele elementen invoeren die voor elke bouwsteen zijn uiteengezet en die nodig zijn voor een gemeenschappelijke en vergelijkbare benadering in alle lidstaten, heeft de Commissie een model ontwikkeld voor de nationale uitvoeringsplannen, die de structuur met bouwstenen weerspiegelt en die als bijlage bij deze mededeling is gevoegd.

De Commissie moedigt de lidstaten aan om voor de ontwikkeling en uitvoering van hun nationale uitvoeringsplan te werken op grond van een interministeriële en sectoroverschrijdende taskforce op nationaal niveau. Efficiënte coördinatie is een essentiële voorwaarde om tegen medio 2026 alle aspecten van het migratie- en asielpact te kunnen uitvoeren.

Om een robuust nationaal uitvoeringsplan te ontwikkelen, nodigt de Commissie de lidstaten uit om voor elke bouwsteen de volgende stappen te ondernemen:

·De nationale wettelijke kaders evalueren en doorgaan met de noodzakelijke aanpassingen van de regelgevende en administratieve regels. Het nationale uitvoeringsplan moet de termijnen bevatten voor het indienen en vaststellen van dergelijke maatregelen op nationaal niveau.

·De huidige organisatiestructuur evalueren en, waar nodig, aanpassen, inclusief coördinatiestructuren binnen diensten, tussen diensten en ministeries en op interministerieel niveau, om ervoor te zorgen dat ze geschikt zijn voor het beoogde doel. Indien nodig moeten de lidstaten de oprichting van nieuwe structuren of de reorganisatie van diensten overwegen en plannen, of geïntegreerde systemen voor casemanagement overwegen. Het nationale uitvoeringsplan moet een beschrijving bevatten van de huidige structuren en organisatie (op nationaal niveau, maar ook van de taken die zijn gedelegeerd aan regionale of lokale overheden), de benodigde veranderingen en de termijnen voor de uitvoering.

·De administratieve processen, operationele standaardprocedures en protocollen evalueren en, waar nodig, aanpassen. Dit proces moet worden gebruikt om de huidige beschikbare informatiemiddelen te identificeren, evenals de noodzaak om nieuwe te ontwikkelen. Het nationale uitvoeringsplan moet de belangrijkste eindproducten bevatten die op dit gebied nodig zullen zijn, evenals de tijdlijn voor de uitvoering ervan.

·De bestaande capaciteit op het gebied van personele middelen evalueren en de behoeften in kaart brengen, ook wat werving en opleiding betreft. Het nationale uitvoeringsplan moet een weerspiegeling zijn van het huidige personeelsbestand en de eventuele uitbreiding die nodig is voor de verschillende profielen en een duidelijke planning bieden van de verschillende stappen om eventueel nieuw personeel te werven. Het plan moet ook de opleidingsbehoeften omvatten, met inbegrip van de planning van een dergelijke opleiding en de geplande tijdlijn voor de uitvoering ervan.

·Identificeren welke activiteiten zullen worden ondernomen door belanghebbenden of relevante organisaties (bv. advocatenverenigingen, ngo’s, particuliere entiteiten) en de capaciteitsbehoeften die daardoor zouden worden gedekt. Het plan moet ook voorzien in de planning van het uitbesteden van dergelijke activiteiten en in de mechanismen om het toezicht op en de kwaliteitscontrole van de door deze belanghebbenden of organisaties uitgevoerde activiteiten te waarborgen.

·De bestaande capaciteit evalueren en de behoeften op het gebied van infrastructuur en uitrusting en de mogelijke logistieke vereisten in kaart brengen. Dit omvat capaciteiten op het gebied van fysieke infrastructuur voor opvang en bewaring op het eigen grondgebied en aan de grenzen, evenals IT-infrastructuur, internetconnectiviteit en de beveiligingsomgeving. Het nationale uitvoeringsplan moet de huidige capaciteitsniveaus met betrekking tot deze elementen en de benodigde uitbreiding omvatten en voorzien in een duidelijke planning van de verschillende stappen voor de aanschaf van uitrusting en bouw of renovatie.

Voor alle bouwstenen moeten de lidstaten de kosten evalueren om de behoeften en de middelen op elkaar af te stemmen, met volledige inachtneming van de nationale begrotingscycli en de beschikbaarheid van EU-middelen.

De Commissie stimuleert alle lidstaten om door middel van regelmatige uitwisselingen en raadplegingen samen te werken met en gebruik te maken van de sociale partners, lokale en regionale overheden en andere belanghebbenden, met name vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Dit helpt bij het identificeren van uitdagingen, het verbeteren van beleidsoplossingen en het verzekeren van een breder draagvlak tijdens de voorbereiding van de nationale uitvoeringsplannen en vervolgens tijdens de uitvoering ervan, waarbij dezelfde actoren vaak een cruciale rol spelen.

De Commissie nodigt de lidstaten uit om hun ontwerpplannen uiterlijk tegen oktober 2024 te delen, om een dialoog mogelijk te maken over de behoeften en beschikbare middelen en het proces uiterlijk 12 december 2024 tijdig af te ronden.

Belangrijke indicatieve mijlpalen waarmee de lidstaten rekening moeten houden bij hun planning:

uiterlijk op 1 juli 2024 moeten de lidstaten nationale coördinatiestructuren opzetten en de nationale coördinator benoemen (indien dit nog niet is gebeurd);

tegen oktober 2024 moeten de lidstaten het ontwerp van hun nationale uitvoeringsplan bij de Commissie indienen;

uiterlijk op 12 december 2024 moeten de lidstaten hun nationale uitvoeringsplan doorgeven aan de Commissie;

in de eerste helft van 2025 zal de Commissie in de context van de tussentijdse evaluatie van het AMIF en het BMVI het besluit over de toewijzing van middelen in het kader van de nationale programma’s vaststellen, op basis van geactualiseerde statistieken die de verdeelsleutel voor de periode 2021-2023 weerspiegelen;

in de eerste helft van 2025 zal de Commissie een deel van de middelen uit de tussentijdse evaluatie van het meerjarig financieel kader via de thematische faciliteit aan de lidstaten toewijzen;

in de eerste helft van 2025 moeten de lidstaten aanbestedingen uitschrijven voor de aanschaf van uitrusting en voor bouwactiviteiten;

in de eerste helft van 2025 moeten de lidstaten het wervingsproces starten;

medio 2026 moeten de lidstaten klaar zijn om het migratie- en asielpact toe te passen.

2Tien bouwstenen om het migratie- en asielpact uit te voeren

BOUWSTEEN 1

Een gemeenschappelijk migratie- en asielinformatiesysteem: Eurodac

Eurodac is het grootschalige IT-systeem dat, onder meer, de werking van het pact in de praktijk zal ondersteunen, met name bij het bepalen van de verantwoordelijkheid en het monitoren van secundaire bewegingen.

Eurodac zal biometrische gegevens, identiteitsgegevens en andere informatie opslaan en verwerken van personen die om internationale bescherming verzoeken, van personen die na een opsporings- en reddingsoperatie zijn ontscheept en van personen die zijn aangehouden in verband met een irreguliere buitengrensoverschrijding of die illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven. Op deze manier helpt het systeem nieuwe verzoeken om internationale bescherming te vergelijken met de aanvragen die al in de database zijn geregistreerd, om de regels voor het bepalen van de verantwoordelijkheid krachtens de verordening asiel- en migratiebeheer toe te passen, en om secundaire bewegingen te monitoren en personen te signaleren die een bedreiging kunnen vormen voor de binnenlandse veiligheid.

Het nieuwe Eurodac is een operationele ruggengraat die het nieuwe rechtskader ondersteunt. De tijdige ontwikkeling en inwerkingtreding van het hervormde Eurodac-systeem is een cruciale voorwaarde voor de uitvoering van alle andere elementen van het pact. Het zal de lidstaten in staat stellen de nieuwe solidariteitsregels in de praktijk te brengen, of het nu gaat om herplaatsing of solidariteitscompensatie. Het zal ook van groot belang zijn voor de toepassing van de nieuwe verantwoordelijkheidsregels, in het bijzonder de nieuwe tijdlijnen voor de verschuiving en beëindiging van de verantwoordelijkheid of de nieuwe grond voor de beëindiging van asielbeslissingen die in het kader van de grensprocedure worden genomen.

Met het migratie- en asielpact zal Eurodac onderdeel worden van een interoperabel en geïntegreerd migratie- en grensbeheersysteem. De vereisten van het nieuwe systeem gaan veel verder dan louter een transformatie van het huidige Eurodac. Gezien het veel bredere toepassingsgebied van de databank en de aanzienlijk toegenomen functionaliteiten zal het nieuwe systeem volledig vanaf nul moeten worden opgebouwd. Dit geldt zowel voor de databank zelf die eu-LISA gaat bouwen als voor elk van de nationale componenten die de lidstaten moeten bouwen en die op de databank moeten worden aangesloten. Wat betreft de manier waarop bevoegde autoriteiten de Eurodac-verordening toepassen, moeten biometrische gegevens worden afgenomen met volledige inachtneming van de waardigheid en lichamelijke integriteit van de persoon. De lidstaten moeten bij hun evaluatie en planning rekening houden met de potentiële gevolgen voor de werklast van de gegevensbeschermingsautoriteiten.

In deze context moeten alle actoren de volgende maatregelen nemen, zodat de belangrijkste functionaliteiten van Eurodac beschikbaar zijn en de systemen van de lidstaten klaar zijn om deze tegen het einde van de overgangsperiode te gebruiken:

Lidstaat

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en waar nodig aanpassen om juridische en operationele toegang tot het systeem voor alle bevoegde autoriteiten, zoals asielautoriteiten of grenswachters, te waarborgen, in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van de verordening in kennis stellen van de aangewezen en controlerende autoriteiten voor Eurodac.

üHet nieuwe Eurodac brengt veel nieuwe functionaliteiten met zich mee, maar deze kunnen niet allemaal worden beschouwd als een cruciale voorwaarde om andere elementen van het pact tegen medio 2026 in te voeren (bijvoorbeeld de nieuwe categorie personen die tijdelijke bescherming genieten). Daarom moet er, gezien de uitdagende deadline, overeenstemming worden bereikt tussen de lidstaten, eu-LISA en de Commissie over de vraag welke Eurodac-functionaliteiten prioriteit moeten krijgen voor de uitvoering van het pact. Op dezelfde manier moet er consensus worden bereikt over het relatieve gewicht van de verschillende technische oplossingen die moeten worden uitgevoerd (gecentraliseerde oplossingen en nationale systemen, zie hieronder).

üDe lidstaten moeten hun interne processen en operationele standaardprocedures herzien om de vlotte uitwisseling van informatie tussen autoriteiten en de juiste registratie van informatie in Eurodac te waarborgen, met bijzondere aandacht voor de EU-eisen inzake gegevensbescherming.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten de essentiële functionaliteiten van Eurodac op nationaal niveau uitvoeren en de paraatheid ervan testen, om een goede verzameling en verspreiding van informatie via de nationale toegangspunten te waarborgen. Gezien de uitdagende deadlines moeten de lidstaten alle opties overwegen die de ontwikkeling en uitvoering ervan op nationaal niveau zouden kunnen beperken en vereenvoudigen, zoals het gebruik van kant-en-klare producten. Ook moet in een vroeg stadium worden nagedacht over de keuze tussen een meer centrale systeemontwikkeling door eu-LISA of een meer nationale systeemontwikkeling. Niet alleen zou het de ontwikkeling aanzienlijk vereenvoudigen, maar het zou ook de levering van Eurodac kunnen versnellen en flexibiliteit kunnen waarborgen als er op het laatste moment nog aanpassingen nodig zijn.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat zij over voldoende en goed opgeleid personeel beschikken om de Eurodac-controles uit te voeren, waarbij werving en opleiding moeten worden opgenomen in de tijdlijn van de planning.

üDe lidstaten moeten hun personeel ook adequaat uitrusten om de benodigde informatie tijdig te verzamelen en naar Eurodac te uploaden (bv. Eurodac-apparatuur, apparatuur waarmee gezichtsopnamen kunnen worden gemaakt enz.). Dit zou kunnen betekenen dat er aanbestedingen moeten worden uitgeschreven om de benodigde hardware aan te schaffen voor de gegevensverzameling voor Eurodac en dat er aan de connectiviteitsvereisten moet worden voldaan. Er moet worden geanticipeerd op en rekening worden gehouden met de aanbestedingstermijnen.

Commissie

Wettelijke verplichting

üDe Commissie zal tegen september 2024 het regelgevend comité voor Eurodac 6 bijeenroepen om de uitvoeringshandeling waarin de Eurodac-verordening voorziet, te kunnen vaststellen.

üDe Commissie zal negen gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen actualiseren in het kader van de interoperabiliteitsverordening, de verordening betreffende het Europees reisinformatie- en autorisatiesysteem (Etias) en de verordening betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) 7 , zodat deze systemen gebruik kunnen maken van Eurodac-gegevens. Zij zal ook de uitvoeringshandeling betreffende systeemoverschrijdende statistieken vaststellen.

Praktische ondersteuning

üDe Commissie zal nauw samenwerken met eu-LISA om de belangrijkste beslissingen die de lidstaten moeten nemen te vergemakkelijken.

üDe Commissie zal de technische werkzaamheden onder leiding van eu-LISA aanvullen met de nodige ondersteuning via de bestaande Eurodac-deskundigengroep (het “Eurodac-contactcomité”) 8 om de correcte toepassing van de verordening te vergemakkelijken (onder meer door de betekenis van sommige bepalingen te verduidelijken) en de gebieden in kaart te brengen die in de overgangsperiode verdere aandacht behoeven.

eu-LISA

Wettelijke verplichting

üTegen eind 2024 zal eu-LISA het herziene Eurodac Interface Control Document (ICD), waarin de nieuwe functionaliteiten tot uiting komen, op centraal niveau moeten vaststellen. Met het oog hierop moet er in een vroeg stadium overeenstemming worden bereikt tussen alle lidstaten, de Commissie en eu-LISA over de technische oplossing voor de uitvoering van het Eurodac Interface Control Document (ICD) en de functionaliteiten ervan, die in belangrijke mate de richting voor de nationale uitvoering zullen bepalen. In dit kader zal de Commissie samen met eu-LISA een conceptnota opstellen om met de lidstaten te bespreken, zowel over de technische oplossingen voor de databank als over de belangrijkste functionaliteiten die tegen 12 juni 2026 operationeel moeten zijn.

Praktische ondersteuning

üeu-LISA zal de gebruikershandleiding actualiseren en Eurodac-gebruikers opleiden in het technische gebruik van Eurodac.

üeu-LISA zal de interoperabiliteitsvereisten identificeren en oppakken die de integratie van Eurodac in het interoperabiliteitskader mogelijk maken.

üeu-LISA zal de ontwikkeling ondersteunen van technologische oplossingen om relevante ondersteuning door Frontex-teams en EUAA-asielondersteuningsteams mogelijk te maken, als de lidstaten daarom vragen.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen eind juni 2024 moeten de lidstaten, de Commissie en eu-LISA overeenstemming bereiken over de belangrijkste functionaliteiten van Eurodac, om ervoor te zorgen dat deze functionaliteiten uiterlijk op 12 juni 2026 operationeel zijn;

tegen eind juni 2024 moeten de lidstaten, de Commissie en eu-LISA overeenstemming bereiken over het soort technische oplossing dat moet worden uitgevoerd (al dan niet gecentraliseerd);

tegen september 2024 moet de Commissie het regelgevend comité voor Eurodac bijeenroepen;

uiterlijk op 12 december 2024 moeten de lidstaten overeenstemming bereiken over het Eurodac Interface Control Document;

uiterlijk op 12 december 2024 moet de Commissie zorgen voor een akkoord over de stabiele teksten van de uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen die nodig zijn voor de belangrijkste functionaliteiten van Eurodac;

op 12 juni 2026 wordt het vernieuwde Eurodac operationeel.



BOUWSTEEN 2

Een nieuw systeem voor het beheer van migratiestromen aan de buitengrenzen van de EU

De uitvoering van het pact zal een naadloze aanpak creëren om het doeltreffende beheer van de buitengrenzen van de Europese Unie verder te verbeteren. Het pact biedt de nodige instrumenten om de aankomst van onderdanen van derde landen te beheren en snelle en efficiënte procedures voor asiel en terugkeer op te zetten, met sterke waarborgen voor de betrokkenen. De screeningverordening, de asielprocedureverordening en de verordening terugkeergrensprocedure zorgen samen voor een geharmoniseerde aanpak.

Alle illegale migranten zullen worden geregistreerd en onderworpen aan een screening van hun identiteit, veiligheidsrisico, kwetsbaarheid en gezondheid. Dit geldt ook voor personen die op het grondgebied zijn aangehouden en die nog niet aan een screening of grenscontrole zijn onderworpen. Hetzelfde geldt voor alle personen die bij een grensdoorlaatpost om internationale bescherming verzoeken. In een tweede fase zal een verplichte grensprocedure van toepassing zijn voor degenen die waarschijnlijk geen internationale bescherming nodig hebben, een veiligheidsrisico vormen of de autoriteiten misleiden. De screeningverordening en de asielprocedureverordening bevatten ook nieuwe bepalingen om de identificatie van staatlozen te verbeteren.

De succesvolle uitvoering van de nieuwe verplichtingen vereist dat de screening en de grensprocedures voor asiel en (indien relevant) terugkeer een naadloos proces vormen, waarbij een zorgvuldige besluitvorming wordt gewaarborgd, met volledige inachtneming van alle waarborgen en de rechten van de betrokkenen.

Elke lidstaat moet over de capaciteit beschikken om alle illegale aankomsten te screenen en een bepaald aantal personen dat om internationale bescherming verzoekt (en repatrianten) gedurende de duur van de grensprocedure onder adequate omstandigheden op te vangen. De “toereikende capaciteit 9 voor het behandelen van asielverzoeken en de terugkeer aan de grens is op het niveau van de Unie vastgesteld op 30 000, waarbij het individuele aandeel van de lidstaten in die toereikende capaciteit elke drie jaar door de Commissie wordt berekend, in overeenstemming met de formule die is vastgelegd in de asielprocedureverordening.

Er kan een snelle procedure worden toegepast zonder de kwaliteit van de besluitvorming of de rechten van de verzoeker te ondermijnen. Hoewel personen tijdens de screening en de grensprocedure geen toestemming hebben om het EU-grondgebied binnen te komen, hebben zij wel het recht om te blijven. De lidstaten moeten deze procedures uitvoeren in overeenstemming met de waarborgen en garanties die worden geboden door de wetgevingsinstrumenten van het pact en met volledige eerbiediging van de grondrechten zoals vastgelegd in het EU-Handvest, met inbegrip van de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte met betrekking tot beslissingen die in de grensprocedure zijn genomen 10 .

Het nieuwe grenssysteem bouwt voort op bestaande structuren en kennis. Veel lidstaten passen al screeningsprotocollen toe waar de nieuwe wettelijke verplichtingen voor een groot deel op zijn gebaseerd. Bovendien passen ten minste 14 lidstaten de asielgrensprocedure al toe of hanteren zij enkele goede praktijken aan de grens.

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en aanpassen aan de nieuwe bepalingen en ervoor zorgen dat grenscontroles, screening en de asiel- en terugkeergrensprocedures één naadloos geheel vormen, om te voldoen aan de nieuwe strikte termijnen (zeven dagen voor de screening, twaalf weken voor de asielgrensprocedure en twaalf weken voor de terugkeergrensprocedure).

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten hun administratieve processen evalueren, te beginnen met hun processen en operationele standaardprocedures, evenals hun instrumenten om te zorgen voor een adequate informatiestroom bij elke stap en tussen de betrokken autoriteiten, en om te voldoen aan de nieuwe strikte termijnen en rapportageverplichtingen. Met het oog hierop moeten de lidstaten overwegen geïntegreerde casemanagementsystemen op te zetten, zodat relevante informatie wordt verzameld en gedeeld met de verschillende relevante diensten.

üDe lidstaten moeten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat migranten tijdens de screening en de grensprocedures beschikbaar blijven voor de autoriteiten (en om illegale binnenkomst en ongeoorloofde verplaatsing te voorkomen 11 ). Deze maatregelen zouden protocollen kunnen omvatten voor een beoordeling van maatregelen om het risico op onderduiken te beperken, inclusief alternatieven voor bewaring (die in de wet moet worden gedefinieerd), met name voor gezinnen met kinderen, en het mogelijke gebruik van bewaring.

üDe lidstaten moeten de screening integreren in hun nationale strategieën voor geïntegreerd grensbeheer.

üDe lidstaten moeten de screening van identiteit, veiligheidsrisico, kwetsbaarheid en gezondheid op het grondgebied integreren in reeds bestaande nationale aanhoudings-/terugkeerpraktijken.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten de locaties identificeren waar de screening en de grensprocedures worden uitgevoerd. Indien nodig moeten zij deze opschalen of de benodigde infrastructuur aanleggen. De infrastructuur moet screeningfaciliteiten omvatten voor illegale migranten en personen die om internationale bescherming verzoeken, die moeten voldoen aan de normen van de terugkeerrichtlijn (in het geval van illegale migranten) en de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen (in het geval van personen die om internationale bescherming verzoeken). De infrastructuur moet ook opvangcentra omvatten voor personen die om internationale bescherming verzoeken (inclusief passende capaciteit voor bewaring) om te voldoen aan de eisen van de lidstaat inzake “toereikende capaciteit” en die moeten voldoen aan de normen van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen 12 , waarbij ook rekening wordt gehouden met de specifieke vereisten voor gezinnen met kinderen 13 . Dit vereist een grondige beoordeling van de bestaande capaciteit en het plannen van de bouw of renovatie van infrastructuur, onmiddellijk nadat de Commissie de toereikende capaciteit heeft vastgesteld die elke lidstaat moet verwezenlijken.

üDe lidstaten moeten zorgen voor voldoende bekwaam personeel 14 om de screening en de asiel-/terugkeergrensprocedures uit te voeren binnen de korte termijnen waarin de wetgeving voorziet, met inachtneming van alle waarborgen van de grondrechten. De lidstaten moeten ook zorgen voor voldoende justitiële capaciteit om te waarborgen dat een eventueel beroep binnen de termijn voor de grensprocedures kan worden behandeld.

üIndien nodig zullen de lidstaten de nodige apparatuur moeten aanschaffen om de screening- en grensprocedures uit te voeren (bv. Eurodac-apparatuur, apparatuur om frauduleuze documenten te herkennen) en moeten zorgen voor voldoende internetconnectiviteit om toegang te krijgen tot de verschillende databanken.

üDe lidstaten moeten er ook voor zorgen dat naar behoren gemachtigd personeel van de screeningautoriteiten toegang heeft tot de databanken van de EU en Interpol, en tot de gegevens van Europol.

üDe lidstaten moeten de noodzakelijke gegevensverzamelingscapaciteit ontwikkelen om aan de rapportageverplichtingen te kunnen voldoen wanneer de “toereikende capaciteit” of het jaarlijkse maximumaantal verzoeken is bereikt.

Commissie

Wettelijke verplichting

üTegen augustus 2024 (twee maanden na de inwerkingtreding van de asielprocedureverordening) zal de Commissie de uitvoeringshandeling vaststellen waarin de toereikende capaciteit wordt berekend die elke lidstaat gedurende drie jaar moet verwezenlijken.

Praktische ondersteuning

üDe Commissie zal samen met het Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA) en het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) modellen ontwikkelen voor de grensprocedure (inclusief waarborgen voor de grondrechten). De Commissie zal indien nodig ook het Praktisch handboek voor grenswachters herzien. Om te zorgen voor consensus tussen grenswachters en medewerkers die asielverzoeken en terugkeerzaken behandelen, zal de Commissie specifieke bijeenkomsten organiseren waarbij deze drie partijen bij elkaar worden gebracht.

üDe Commissie zal alle noodzakelijke maatregelen nemen, onder meer in de follow-up van de artikel 25 bis-procedure van de EU-visumcode, gepresenteerd in afdeling 5, en in het kader van “gerichte terugkeeracties” in de context van de werkzaamheden van de EU-terugkeercoördinator (zie bouwsteen 5) om ervoor te zorgen dat de terugkeergrensprocedure doeltreffend werkt, rekening houdend met de nationaliteiten die onder de verplichte grensprocedure vallen.

üDe Commissie zal de screening integreren in de beleidscyclus van het Europees geïntegreerd grensbeheer.

EU-agentschappen

Wettelijke verplichting

üHet EUAA zal richtsnoeren ontwikkelen over doeltreffende alternatieven voor bewaring.

üDe aankomende reguliere “convergentieverslagen” van het EUAA moeten de lidstaten ondersteunen bij het vaststellen van de nationaliteiten die in beginsel onder de grensprocedure vallen en bij het in kaart brengen van gevallen waarvoor het erkenningspercentage van 20 % in eerste aanleg niet representatief is vanwege aanzienlijke verschillen tussen de beslissingen in eerste aanleg en de uiteindelijke beslissingen.

üHet EUAA zal bijzondere aandacht moeten besteden aan de toepassing van de grensprocedure door de lidstaten. Wanneer uit de monitoring van het EUAA blijkt dat niet aan de voorwaarden voor de opvang van kinderen wordt voldaan, heeft de Commissie de verplichting een openbare aanbeveling uit te brengen om de grensprocedures voor gezinnen met kinderen op te schorten.

Praktische ondersteuning

üHet EUAA zal de opleidingsmodules en richtsnoeren bijwerken. Voorbeelden van noodzakelijke actualisaties zijn de operationele processen voor screening, de toolbox voor screening/kwetsbaarheid en het praktische instrument voor eerstelijnsfunctionarissen.

üFrontex zal de lidstaten operationele ondersteuning bieden op het gebied van screening, met name de opleiding van screeningsautoriteiten.

üDe raad van bestuur van Frontex moet screening, als nieuw instrument voor het beheer van de Schengenbuitengrenzen, opnemen in de bijlage bij de technische en operationele strategie voor Europees geïntegreerd grensbeheer (TO-EIBM).

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

uiterlijk op 12 augustus 2024 stelt de Commissie de uitvoeringshandeling vast voor de berekening van de toereikende capaciteit voor elke lidstaat;

uiterlijk op 12 december 2024 moet het EUAA richtsnoeren over de vereisten voor personeel in de grensprocedure en richtsnoeren over verschillende praktijken met betrekking tot alternatieven voor bewaring in het kader van de grensprocedure vaststellen;

uiterlijk op 11 april 2026 (d.w.z. twee maanden vóór de datum waarop de asielprocedureverordening van toepassing wordt) stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de locaties voor de grensprocedures;

uiterlijk op 12 juni 2026 moeten de lidstaten het opzetten van hun toereikende capaciteit hebben afgerond.



BOUWSTEEN 3

Anders denken over opvang

Het begrip opvangcapaciteit omvat het vermogen om materiële opvangvoorzieningen te bieden (huisvesting, voedsel, kleding, producten voor persoonlijke hygiëne en een dagvergoeding die altijd een geldbedrag moet omvatten) aan personen die om internationale bescherming verzoeken, rekening houdend met hun geslacht, leeftijd en eventuele bijzondere opvangbehoeften. Ook omvat dit begrip de capaciteit om fysieke en mentale gezondheidszorg, onderwijs voor minderjarigen, en maatregelen voor en informatie over vroegtijdige integratie te bieden, evenals de bescherming van de rechten van verzoekers 15 .

Convergentie naar passende normen voor opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken, zodat de levensomstandigheden in alle lidstaten vergelijkbaar zijn, is van essentieel belang voor het goed functioneren van het Europese migratie- en asielstelsel, ook voor overdrachten onder de verantwoordelijkheidsregels. Het bestaan van passende opvangvoorzieningen is een wezenlijk element bij de beslissing of een lidstaat goed voorbereid is. Het bieden van materiële opvang in overeenstemming met de normen in de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen is ook een cruciale factor bij de beslissing of de grenscapaciteit als “toereikend” kan worden beschouwd 16 .

De meeste lidstaten hebben te kampen met talrijke uitdagingen op het gebied van opvang. De herschikte richtlijn opvangvoorzieningen schaalt niet alleen het huidige systeem op, maar biedt ook de mogelijkheid om de manier waarop opvangsystemen op nationaal niveau zijn georganiseerd te heroverwegen. De richtlijn bevat belangrijke nieuwe instrumenten voor het beheer van de opvang die zorgen voor meer flexibiliteit en efficiëntie en die secundaire bewegingen voorkomen. De herschikte richtlijn opvangvoorzieningen biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid om verzoekers toe te wijzen aan accommodaties en geografische gebieden, waarbij het verstrekken van materiële opvangvoorzieningen afhankelijk wordt gesteld van het feitelijk verblijf in de accommodatie waar de verzoekers zijn toegewezen of in een specifiek gebied. De lidstaten moeten deze mogelijkheden ten volle benutten. Bovendien hoeven de lidstaten alleen in de basisbehoeften te voorzien als de verzoekers zich niet in de lidstaat bevinden waar zij zich zouden moeten bevinden.

De herschikte richtlijn opvangvoorzieningen zorgt ook voor een verdere harmonisering van de normen en versterkt de waarborgen voor personen die om internationale bescherming verzoeken, waaronder snellere toegang tot de arbeidsmarkt (na zes maanden in plaats van negen maanden), lichamelijke en geestelijke gezondheidszorg en meer bescherming voor gezinnen, kinderen en kwetsbare verzoekers 17 .

Gezien de talrijke actoren die betrokken zijn bij het beheer van de opvang van asielzoekers, zijn partnerschappen van meerdere belanghebbenden met de relevante actoren in sommige lidstaten vaak van cruciaal belang gebleken om de opvangsystemen goed te kunnen beheren. Dit omvat de betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale en economische partners, internationale organisaties, ngo’s of door migranten geleide organisaties.

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en alle noodzakelijke wetgevingshandelingen vaststellen om de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen uiterlijk op 12 juni 2026 om te zetten en deze aan de Commissie mee te delen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten de flexibele oplossingen waarin de herschikte richtlijn voorziet, kunnen toepassen, bijvoorbeeld met betrekking tot de verblijfplaats en toewijzing van verzoekers aan specifieke gebieden, moeten deze mogelijkheden in intern recht worden omgezet. De wetgeving moet ook voorzien in alternatieven voor bewaring.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten de Commissie informeren welke autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen.

üDe lidstaten moeten overwegen de organisatie van de nationale opvangstelsels te evalueren om de wijze waarop deze zijn georganiseerd te optimaliseren. De lidstaten zouden bijvoorbeeld opvangcentra kunnen combineren met wooneenheden, ondersteunende diensten en financiële bijstand, afhankelijk van het profiel van de verzoeker om internationale bescherming, d.w.z. geslacht, leeftijd, gezinssamenstelling, kwetsbaarheden en behoeften.

üNieuwe technologieën bieden geautomatiseerde instrumenten, die momenteel in veel lidstaten ontbreken, voor een efficiënter beheer van de opvangcapaciteit. De lidstaten worden daarom aangemoedigd om de oprichting van een geïntegreerd casemanagementsysteem te overwegen om op doeltreffende wijze relevante kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en informatie over de opvangcapaciteitsniveaus te verzamelen en te delen. Dit geïntegreerde systeem zou dan de toegang tot diensten voor alle relevante actoren kunnen vergemakkelijken en zou ook kunnen helpen achterhalen of een verzoeker is ondergedoken.

üDe lidstaten moeten de nodige administratieve maatregelen nemen en procedures ontwikkelen om de nieuwe maatregelen in de herschikte richtlijn om secundaire bewegingen en misbruiken tegen te gaan, te weerspiegelen (na de omzetting ervan in intern recht), zoals de verplichting om alleen in de basisbehoeften te voorzien wanneer verzoekers zich niet in de lidstaat bevinden waar zij zouden moeten zijn, of de mogelijkheid om verzoekers toe te wijzen aan specifieke accommodaties en geografische gebieden, waarbij het verstrekken van materiële opvangvoorzieningen afhankelijk wordt gesteld van het feitelijk verblijf in de accommodatie of het gebied waaraan de verzoeker is toegewezen 18 .

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten zullen moeten zorgen voor voldoende opvangcapaciteit, onder meer op het gebied van infrastructuur, huisvesting, financiële bijstand enz. (ook met betrekking tot personen met bijzondere opvangbehoeften 19 ), om aan de verwachte vraag te voldoen en een toereikende levensstandaard te garanderen. Deze capaciteit moet voorzien in verwachte herplaatsingen (als de lidstaat voor deze solidariteitsmaatregel kiest), capaciteit voor paraatheidsdoeleinden 20 en capaciteit voor het uitvoeren van doeltreffende alternatieven voor bewaring. Dit vereist een grondige beoordeling van de bestaande capaciteit en het plannen van de noodzakelijke veranderingen.

üDe lidstaten moeten zorgen voor capaciteit om voldoende en aangepaste toegang tot fysieke en geestelijke gezondheidszorg te bieden en voor een snellere en doeltreffende toegang tot maatregelen voor vroegtijdige integratie (bv. onderwijs, taalcursussen, toegang tot de arbeidsmarkt binnen zes maanden na de registratie van het verzoek, arbeidsondersteuning). De lidstaten moeten zorgen voor voldoende en adequaat opgeleid personeel op het gebied van de opvang en toegang tot diensten (zoals tolken, vertalers, maatschappelijk werkers, medisch personeel, ook voor de geestelijke gezondheidszorg, en kinderbeschermingsfunctionarissen). Dit vereist een grondige beoordeling van de bestaande capaciteit en het plannen van de noodzakelijke werving en opleiding van personeel. De opleiding moet de kernonderdelen van het Europees asielcurriculum omvatten die verband houden met opvangvoorzieningen, evenals het door het EUAA ontwikkelde instrument voor het herkennen van verzoekers met speciale opvangbehoeften. Wanneer lokale en regionale overheden, het maatschappelijk middenveld of internationale organisaties deelnemen aan de uitvoering van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen, zullen de lidstaten hun de nodige middelen moeten toewijzen.

Commissie

Praktische ondersteuning

üDe Commissie zal via de deskundigengroep op het gebied van opvang (het “contactcomité opvang”) 21 de nodige technische ondersteuning bieden om de juiste toepassing van de herschikte richtlijn te vergemakkelijken, onder meer door de betekenis van een aantal bepalingen te verduidelijken, en de gebieden te identificeren die tijdens de overgangsperiode verdere aandacht behoeven, onder meer met het oog op de omzetting van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen.

EU-agentschappen

Wettelijke verplichting

üHet EUAA zal een standaardmodel voor informatieverstrekking ontwikkelen, evenals richtsnoeren voor alternatieven voor bewaring.

Praktische ondersteuning

üHet EUAA zal via zijn opvangnetwerk ondersteuning bieden en zal bestaande richtsnoeren, instrumenten en opleidingsmateriaal bijwerken en zijn normen en indicatoren voor opvang en kwetsbaarheid herzien. Dit omvat met name de richtsnoeren voor opvang – normen en indicatoren uit 2024.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen eind 2025 zal het EUAA voorzien in een standaardmodel voor informatieverstrekking;

uiterlijk op 12 juni 2026 moeten de lidstaten de vereisten van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen in interne wetgeving hebben omgezet;

uiterlijk op 12 juni 2026 moeten de lidstaten de Commissie informeren welke autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het voldoen aan de verplichtingen van de richtlijn opvangvoorzieningen. De lidstaten worden aangemoedigd om deze informatie, indien mogelijk, eerder dan de vereiste wettelijke termijn te verstrekken, om de contacten met de Commissie voor uitvoeringsdoeleinden te vergemakkelijken.

BOUWSTEEN 4

Eerlijke, efficiënte en gelijklopende asielprocedures

Snellere en meer geharmoniseerde procedures zijn van cruciaal belang om de integriteit van het algehele asielstelsel te behouden, secundaire bewegingen terug te dringen en misbruik te voorkomen. De asielprocedureverordening en de kwalificatieverordening stroomlijnen en bevorderen de convergentie van het beoordelings- en besluitvormingsproces van individuele asielverzoeken in heel Europa en versterken de waarborgen, rechten en garanties voor verzoekers en personen die internationale bescherming genieten. In de asielprocedureverordening zijn ook bepalingen opgenomen die het herkennen van staatloosheid moeten vergemakkelijken.

De asielprocedureverordening stroomlijnt de toegang tot de asielprocedure en harmoniseert de tijdlijnen, waardoor procedures korter en efficiënter worden. De verordening stelt bijvoorbeeld duidelijke termijnen vast voor de drie stappen van de asielprocedure, d.w.z. de verzoeker die de wens uit om te verzoeken om internationale bescherming (“het verzoek doen”) en de daaruit voortvloeiende ontvangst door de autoriteiten van de lidstaten en de registratie van het verzoek (“de registratie”) en de verzoeker die het verzoek indient (“de indiening”). In de verordening wordt verduidelijkt wat elk van de drie stappen inhoudt, welke verplichtingen de verzoeker en de autoriteiten hebben, en wat de termijnen voor elke stap zijn (5 dagen voor de registratie, 21 dagen voor de indiening). In de verordening zijn ook termijnen vastgesteld voor de behandeling van het verzoek (6 maanden voor een beslissing in de reguliere procedure, 3 maanden voor de versnelde procedure en tussen 10 dagen en 2 maanden voor de niet-ontvankelijkheidscontroles).

De lidstaten moeten ook nieuwe regels toepassen die verplicht worden, zoals de verplichte versnelde procedures (tot nu toe optioneel), evenals het strengere verplichte regime dat van toepassing is op volgende verzoeken (inclusief de verplichting om verzoeken in behandeling te nemen die zijn ingediend na afwijzing in een andere lidstaat als een volgend verzoek). Zij moeten ook de nodige aanpassingen doorvoeren om een verzoek als impliciet ingetrokken te kunnen beschouwen wanneer de verzoeker bepaalde verplichtingen niet nakomt, zoals de verplichting om biometrische gegevens te verstrekken, of om het nieuwe begrip van wat “doeltreffende bescherming” inhoudt toe te passen om veilige derde landen aan te wijzen en het begrip “het eerste land van asiel” toe te passen. Bovendien zal de beroepsprocedure voor de meeste onrechtmatige verzoeken en volgende verzoeken geen automatische schorsende werking hebben. Dat betekent dat indien het verzoek is afgewezen en de betrokken persoon geen toestemming van een rechtbank heeft gekregen om te blijven, de autoriteiten een terugkeerbesluit kunnen uitvoeren.

De lidstaten moeten ook de nieuwe vereisten van de kwalificatieverordening toepassen, zoals de verplichting om een alternatief voor binnenlandse bescherming te beoordelen en de verplichting om de status van internationale bescherming in te trekken wanneer bepaalde strafbare feiten zijn gepleegd of de betrokken persoon anderszins een bedreiging voor de veiligheid vormt.

De veranderingen die zijn geïntroduceerd in de asielprocedureverordening en de procedurele aspecten van de kwalificatieverordening bieden de lidstaten de mogelijkheid om de huidige uitdagingen in verband met langdurige asielprocedures en bestaande achterstanden aan te pakken. Eerbiediging van de grondrechten van verzoekers en personen die internationale bescherming genieten in overeenstemming met het Handvest en de specifieke rechten waarin de twee verordeningen voorzien, is essentieel voor de correcte uitvoering van deze bouwsteen (zie bouwsteen 9).

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en de nodige aanpassingen doorvoeren om de doeltreffende toepassing van de twee verordeningen te waarborgen. In die zin zijn enkele van de elementen die bijzondere aandacht vereisen de manier waarop de toegang tot de procedure is georganiseerd (d.w.z. de stappen, de tijdlijnen, de betrokken autoriteiten), de niet-automatische opschortende werking voor een bepaalde soort besluiten en de manier waarop de uiteindelijke beslissing wordt gedefinieerd. Voor dit laatste is het van cruciaal belang ervoor te zorgen dat de definitie een soepele toepassing van de regels op volgende aanvragen mogelijk maakt, zonder dat er parallelle procedures ontstaan voor een eerste aanvraag in de beroepsfase en een tweede in de administratieve fase.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten verantwoordelijkheden toewijzen die zijn aangepast aan het nieuwe kader en de duidelijk onderscheiden stappen van de asielprocedure, dat wil zeggen het doen/ontvangen van verzoeken, het registreren van verzoeken en het indienen van aanvragen.

üDe lidstaten moeten efficiënte interne processen ontwikkelen voor de uitwisseling van informatie tussen verschillende diensten (bv. om te voldoen aan de informatieverplichting wanneer de ontvangende autoriteit een andere is dan de registrerende autoriteit) en met andere lidstaten (bv. wanneer een verzoek al is afgewezen in een andere lidstaat).

üDe lidstaten moeten de werkmethoden evalueren en zo nodig aanpassen en, indien nodig, operationele standaardprocedures ontwikkelen voor de verschillende stappen van de asielprocedure, met volledige inachtneming van de nieuwe termijnen (voor reguliere en versnelde procedures en voor de niet-ontvankelijkheidscontroles) en verplichtingen, ook voor beroepsprocedures, terwijl in alle vereiste waarborgen en garanties wordt voorzien 22 .

üDe lidstaten moeten de huidige organisatie van hun asielbureaus evalueren, rekening houdend met de bestaande uitdagingen in verband met achterstanden en de gemiddelde duur van de asielprocedure.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat asielbesluiten worden vastgesteld en gecommuniceerd in overeenstemming met de nieuwe vereisten. De lidstaten moeten, indien van toepassing, ook in hun administratieve procedures de nodige elementen inbouwen om de begrippen “veilig derde land” en “eerste land van asiel” toe te passen, en met name het begrip “doeltreffende bescherming”. Zij moeten ook de verplichting inbouwen om een verzoek als impliciet ingetrokken te beschouwen in de gevallen waarin de verordening voorziet (het besluit is onmiddellijk van kracht, zonder opschortingsperiode, tenzij de lidstaat anders bepaalt). Zij moeten in hun besluitvormingsprocedures ook de verplichting opnemen om een alternatief voor binnenlandse bescherming te beoordelen en de verplichting om de status van internationale bescherming in te trekken wanneer bepaalde strafbare feiten zijn gepleegd of de betrokken persoon anderszins een bedreiging voor de veiligheid vormt.

üDe lidstaten moeten het bewustzijn vergroten over de informatie over het land van herkomst en de landenrichtsnoeren van het EUAA en ervoor zorgen dat deze producten in aanmerking worden genomen door de functionarissen bij de asielopvang, onder meer om een gedegen beoordeling van het verplichte alternatief voor interne bescherming te ondersteunen. De lidstaten moeten ook het bewustzijn onder rechters vergroten over de informatie over het land van herkomst en de landenrichtsnoeren van het EUAA.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten zorgen voor voldoende bekwaam personeel (asielmedewerkers, tolken enz.), rekening houdend met de huidige tekortkomingen, achterstanden en de gemiddelde duur van de asielprocedure, evenals met nieuwe verplichtingen. Zij moeten ervoor zorgen dat de aangeboden opleiding kernonderdelen van het Europees asielcurriculum omvat.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat asielbureaus adequaat zijn uitgerust (met Eurodac-apparatuur enz.) om hun taken efficiënt te kunnen uitvoeren binnen de nieuwe tijdlijnen en met inachtneming van de nieuwe verplichtingen.

Commissie

Wettelijke verplichting

üDe Commissie zal het begrip “veilig derde land” uiterlijk op 12 juni 2025 evalueren en waar nodig gerichte wijzigingen voorstellen.

Praktische ondersteuning

üDe Commissie zal bijeenkomsten organiseren van de deskundigengroepen op het gebied van asielprocessen en kwalificatie (het “contactcomité asielprocessen” en het “contactcomité kwalificatie”) 23 om de correcte toepassing van het rechtskader te vergemakkelijken, onder meer door de betekenis van sommige bepalingen te verduidelijken, en de gebieden die verdere aandacht behoeven in kaart te brengen. De Commissie zal streven naar gezamenlijke contactcomités die alle procedurele aspecten van zowel de asielprocedureverordening als de kwalificatieverordening bestrijken. De Commissie zal ook helpen bij het coördineren van het identificeren en verspreiden van goede praktijken.

EU-agentschappen

Praktische ondersteuning

üHet EUAA zal een netwerk van eenheden van verantwoordelijke nationale autoriteiten opzetten en alle informatie- en opleidingsmaterialen bijwerken, evenals richtsnoeren en indien nodig indicatoren waarmee rekening moet worden gehouden tijdens het hele besluitvormingsproces (ook voor rechterlijke instanties).

üHet EUAA zal doorgaan met het verstrekken van informatie over landen van herkomst en landenrichtsnoeren aan alle nationale administratieve en justitiële autoriteiten en zal bestaande databanken zoals het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en paraatheid aanpassen aan de nieuwe kaders.

üHet EUAA verstrekt de Commissie op haar verzoek informatie en analyses over specifieke derde landen die in aanmerking komen om op het niveau van de Unie te worden aangewezen als veilige derde landen.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

uiterlijk op 12 juni 2025 evalueert de Commissie het begrip “veilig derde land” en stelt zij in voorkomend geval gerichte wijzigingen voor;

uiterlijk op 12 juni 2026 informeren de lidstaten de Commissie welke autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het ontvangen van verzoeken, het registreren van verzoeken en het indienen van verzoeken op grond van de asielprocedureverordening;

uiterlijk op 12 juni 2026 benoemen de lidstaten een nationaal contactpunt voor de doeleinden van de kwalificatieverordening en delen zij het adres ervan mee aan de Commissie. De Commissie stelt de andere lidstaten van deze gegevens in kennis.



BOUWSTEEN 5

Efficiënte en eerlijke terugkeerprocedures

Het migratiebeleid van de EU is slechts duurzaam als personen die geen recht hebben om in de EU te blijven, ook daadwerkelijk worden teruggestuurd. Deze bouwsteen somt verdere stappen op richting een gemeenschappelijk EU-stelsel voor terugkeer, waarin repatrianten worden gestimuleerd om mee te werken, beschikbaar te blijven gedurende het hele proces en, waar mogelijk, vrijwillig terug te keren. De maatregelen die gericht zijn op het stimuleren van vrijwillige terugkeer moeten een aanvulling zijn op geloofwaardige en goed functionerende gedwongen terugkeer. De lidstaten moeten ook worden uitgerust met instrumenten en procedures die een efficiënt intern beheer en een betere samenwerking en informatie-uitwisseling met andere lidstaten mogelijk maken met het oog op een doeltreffender terugkeerproces.

Om de mazen tussen de asiel- en de terugkeerprocedure te dichten, worden de lidstaten in de asielprocedureverordening verplicht ervoor te zorgen dat iedere verzoeker aan wie een negatief asielbesluit is afgegeven, tegelijkertijd of kort daarna ook een terugkeerbesluit ontvangt. Tegen de twee besluiten moet gezamenlijk beroep worden aangetekend bij dezelfde rechterlijke instantie, in dezelfde gerechtelijke procedure en binnen dezelfde termijnen als het terugkeerbesluit wordt genomen als onderdeel van het daarmee samenhangende negatieve asielbesluit. Als het terugkeerbesluit afzonderlijk wordt uitgevaardigd, kan er afzonderlijk beroep tegen worden aangetekend, maar binnen dezelfde termijnen 24 . Er zullen strengere regels van toepassing zijn op personen die proberen de procedures te vertragen door middel van het aanteken van beroep of het indienen van volgende asielverzoeken, met als enig doel de terugkeer uit de Unie te belemmeren.

Sommige lidstaten hebben het beheer van de bij het terugkeerproces betrokken actoren onder één autoriteit gecentraliseerd, terwijl andere lidstaten werkafspraken hebben gemaakt tussen verschillende actoren en autoriteiten om de efficiëntie en duurzaamheid van het terugkeerproces te verbeteren.

Er zijn 19 lidstaten die al negatieve asielbesluiten samen met terugkeerbesluiten uitvaardigen, sommige als onderdeel van dezelfde handeling en andere als twee afzonderlijke handelingen, maar nog steeds tegelijkertijd. Vijf lidstaten beschikken al over gedigitaliseerde IT-systemen voor het beheer van terugkeerzaken, en elf lidstaten zijn bezig er een te ontwikkelen op basis van het door Frontex ontwikkelde casemanagementsysteem voor terugkeer (Recamas). Door de EU gefinancierde casemanagementsystemen voor overnameovereenkomsten vergemakkelijken de overnameprocedures met een aantal derde landen waarmee de meeste lidstaten verbonden zijn.

Bovendien zijn veel actoren op nationaal niveau bij het terugkeerproces betrokken en is samenwerking voor een efficiënt proces essentieel. Bij de lopende thematische Schengenevaluatie op het gebied van terugkeer voor een doeltreffend EU-stelsel voor terugkeer wordt vooral gekeken naar de manier waarop de kloof tussen de actoren in het terugkeerproces kan worden overbrugd. De resultaten van de evaluatie (inclusief de beste praktijken) moeten als relevant worden beschouwd bij de uitvoering van de elementen van het pact die verband houden met efficiëntere en eerlijkere terugkeerprocedures in heel Europa 25 .

Vrijwillige terugkeer, geschraagd door een geloofwaardige gedwongen terugkeer, vormt samen met re-integratie de duurzamere, kosteneffectievere en humanere/waardigere manier om terugkeer uit te voeren en moet de voorkeur blijven krijgen. Het is belangrijk om de stimulansen voor vrijwillige terugkeer te versterken en coherente ondersteuning bij re-integratie te bieden, onder meer door gebruik te maken van het door Frontex geleide EU-programma voor re-integratie. Momenteel nemen 25 van de 31 lidstaten en met Schengen geassocieerde landen deel aan en maken zij gebruik van het EU-programma voor re-integratie van Frontex.

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten de nationale regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat het terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd als onderdeel van het negatieve asielbesluit of, als het als afzonderlijke handeling wordt uitgevaardigd, dat het terugkeerbesluit tegelijkertijd met het asielbesluit wordt uitgevaardigd, of kort daarna.

üDe lidstaten moeten er ook voor zorgen dat beroepen tegen negatieve asielbesluiten en het terugkeerbesluit gezamenlijk worden behandeld of binnen de termijnen die zijn vastgelegd in de asielprocedureverordening. De lidstaten zouden bijvoorbeeld in de wetgeving voor beide gezamenlijke termijnen kunnen vastleggen.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten hun interne procedures evalueren om een duidelijk proces en werkstroom op te zetten voor de manier waarop zaken worden beheerd, zodat een naadloos proces kan worden gewaarborgd tussen de uitvaardiging van een negatief asielbesluit en het terugkeerbesluit, vanaf het moment dat de persoon niet langer recht heeft op verblijf in de EU tot het terugkeerbesluit, tot een overnameverzoek aan een derde land en vervolgens tot de vrijwillige/gedwongen terugkeer en het verlenen van ondersteuning bij re-integratie. De lidstaten moeten ook structuren opzetten die ervoor zorgen dat beroepen tegen negatieve asielbesluiten en het terugkeerbesluit gezamenlijk worden behandeld of binnen de termijnen die zijn vastgelegd in de asielprocedureverordening.

üDe lidstaten worden aangemoedigd om actieve stappen te ondernemen om een modern en performant IT-beheersysteem voor terugkeerzaken op te zetten dat voorziet in informatieverwerking en controles die de wetgevende en administratieve wijzigingen en werkstroomvereisten weerspiegelen. Het gebruik van het bestaande casemanagementsysteem voor terugkeer en van de hulpmiddelen voor re-integratiebijstand moet ook worden ondersteund en uitgebreid.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten zowel de infrastructuurvereisten als de personeelscapaciteit evalueren om te kunnen voorzien in doeltreffende maatregelen die de beschikbaarheid van de repatriant gedurende de gehele procedure waarborgen om het risico op onderduiken voorkomen, waar relevant ook door de toepassing van alternatieven voor bewaring.

üDe lidstaten moeten zorgen voor capaciteit om de terugkeerbegeleiding te versterken, om ervoor te zorgen dat personen die moeten worden teruggestuurd, snel tijdens het hele proces worden begeleid.

üDe lidstaten moeten de stimulansen voor vrijwillige terugkeer versterken en de ondersteuning bij re-integratie stroomlijnen, in nauwe samenwerking met Frontex.

Commissie

Praktische ondersteuning

üDe terugkeercoördinator zal een sleutelrol spelen bij de follow-up van specifiek geïdentificeerde uitdagingen op het gebied van terugkeer en door efficiëntiewinsten, interne samenhang en samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. De terugkeercoördinator zal dit doen door middel van gerichte terugkeeracties, voortbouwend op het werk dat al is gestart om de gezamenlijke planning van vluchten en identificatiemissies te verbeteren, onder meer door het gebruik van de steun van Frontex, de uitwisseling van praktijken en ervaringen op het gebied van de gezamenlijke uitvaardiging van negatieve asielbesluiten en terugkeerbesluiten te optimaliseren, en samenwerking bij de terugkeer van repatrianten die een veiligheidsrisico vormen. Het netwerk op hoog niveau voor terugkeer en Frontex zullen deze inspanningen ook ondersteunen.

üDe Commissie zal met de lidstaten samenwerken om de praktische uitvoering van de Team Europa-aanpak te verbeteren en de doeltreffende samenwerking met derde landen op het gebied van overname te versterken, waarbij gebruik zal worden gemaakt van alle invloed en stimulansen waarover zij beschikken, zoals de follow-up van artikel 25 bis van het visumcodemechanisme dat samenwerking op het gebied van visa en overname aan elkaar koppelt (zoals beschreven in afdeling 5), evenals handel, visa, ontwikkeling en ander beleid.

üDe Commissie zal algemene beleidslijnen ontwikkelen voor de digitalisering van het EU-terugkeersysteem, met een holistische benadering van alle elementen van de uitvoering van het pact.

EU-agentschappen

Praktische ondersteuning

üFrontex zal, in nauwe samenwerking met de Commissie en de terugkeercoördinator, een sleutelrol spelen bij de uitvoering van deze bouwsteen door de lidstaten in alle fasen van het terugkeerproces te ondersteunen. Het versterken en ten volle benutten van de steun van Frontex voor identificatie, terugkeeroperaties en duurzame ondersteuning bij re-integratie zal van cruciaal belang zijn.

üEen voorspelbaar coördinatiesysteem binnen Frontex, gebaseerd op een gezamenlijke planning van het gebruik van Frontex-steun door de lidstaten, zou een betere bundeling van middelen tijdens alle fasen van terugkeer mogelijk moeten maken. Dit systeem moet voortbouwen op de werkzaamheden op het gebied van gerichte terugkeeracties, waarbij de nadruk ligt op het versterken van de samenhang, coördinatie, efficiëntieverbetering en uitwisseling van beste praktijken tussen en binnen de lidstaten, onder leiding van de terugkeercoördinator.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen eind 2024 moeten alle lidstaten actief gebruikmaken van het EU-programma voor re-integratie van Frontex;

tegen januari 2025 zal Frontex, in nauwe samenwerking met de Commissie en de lidstaten, een alomvattend planningssysteem opzetten, gericht op de belangrijkste prioritaire derde landen;

tegen juni 2025 zal de terugkeercoördinator als “gerichte actie” een handleiding ontwikkelen om actoren binnen de lidstaten die betrokken zijn bij terugkeer te begeleiden en via een efficiënte werkstroom met elkaar te verbinden;

in 2025 zal de Commissie mechanismen opzetten om de lidstaten die nog geen terugkeerbesluiten in combinatie met negatieve asielbesluiten uitvaardigen, te ondersteunen bij het ontwikkelen van capaciteiten om dit wel te doen;

tegen medio 2026 zal Frontex, op basis van de kloofanalyse van Frontex, de lidstaten helpen bij het opzetten van een IT-casemanagementsysteem voor terugkeer.

BOUWSTEEN 6

Een eerlijk en efficiënt systeem: waarborgen dat de nieuwe verantwoordelijkheidsregels werken

Het tot stand brengen van een doeltreffende en stabiele verdeling van verantwoordelijkheden in de hele Unie en het verminderen van stimulansen voor secundaire bewegingen is een van de topprioriteiten van het pact en een essentieel element om het vertrouwen tussen de lidstaten op te bouwen.

De huidige Dublin III-verordening 26 bevat de criteria en mechanismen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming. Als verzoekers om internationale bescherming zich niet in de lidstaat bevinden die verantwoordelijk is voor de behandeling van hun verzoek, moeten zij naar die lidstaat worden overgebracht. Er zijn belangrijke uitdagingen geweest bij de uitvoering van de Dublinverordening, vooral met betrekking tot de uitvoering van overdrachten.

De onlangs vastgestelde verordening asiel- en migratiebeheer hervormt het Dublin-stelsel door eerlijkere en efficiëntere verantwoordelijkheidsregels in te voeren. De juiste toepassing van de nieuwe regels is van fundamenteel belang voor het doeltreffend functioneren van het Europese asielstelsel en voor het waarborgen van de solidariteit tussen de lidstaten. Het garanderen van systematische en snelle overdrachten naar de verantwoordelijke lidstaat zal helpen om “asielshoppen” aan te pakken en zo illegale aankomsten te ontmoedigen en om een aantal factoren terug te dringen die mensen ertoe aanzetten om zich op ongeoorloofde wijze tussen lidstaten te verplaatsen.

In dit proces is het snel oplossen van de huidige tekortkomingen van cruciaal belang. De nieuwe verantwoordelijkheidsregels zijn een belangrijke evolutie ten opzichte van het huidige stelsel. Bij de verordening asiel- en migratiebeheer wordt bijvoorbeeld een nieuw verantwoordelijkheidscriterium op basis van diploma’s en kwalificaties ingevoerd en wordt de verantwoordelijkheid stabieler gemaakt door als regel de termijnen voor het verschuiven en beëindigen van de verantwoordelijkheid te verlengen. Tegelijkertijd worden de familiecriteria versterkt, onder meer door de introductie van een nieuwe verplichting om prioriteit te geven aan familiezaken.

De nieuwe verordening zorgt voor efficiëntere procedures door de termijnen te verkorten en door de terugnameprocedure om te zetten in een kennisgeving. Er zijn ook nieuwe verplichtingen voor verzoekers om misbruik van het stelsel terug te dringen (zoals de verplichting om een verzoek in te dienen in de lidstaat van eerste binnenkomst) en voor de lidstaat om te reageren in geval van secundaire bewegingen (zoals de verplichting om alleen te voorzien in de basisbehoeften van de verzoeker in geval van onderduiken) of als de verzoeker een veiligheidsrisico vormt. Deze worden gecompenseerd door nieuwe garanties voor de verzoekers 27 .

In het werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld “The Dublin Roadmap in action — Enhancing the effectiveness of the Dublin III Regulation: identifying good practices in the Member States” 28 (De routekaart van Dublin in actie — verbetering van de effectiviteit van de Dublin III-verordening: goede praktijken in de lidstaten in kaart brengen) worden praktijken in kaart gebracht die de lidstaten kunnen helpen bij het aanpakken van enkele van de bestaande uitdagingen van het huidige stelsel, terwijl wordt overgegaan naar een nieuw stelsel.

Om met succes over te stappen van het Dublin III-stelsel naar de wettelijke en operationele normen van de verordening asiel- en migratiebeheer moeten de volgende maatregelen worden genomen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen om een doeltreffende toepassing van de verordening asiel- en migratiebeheer te waarborgen. De lidstaten moeten onder meer bijzondere aandacht besteden aan doeltreffende voorzieningen in rechte 29 , uitsluiting van het recht op opvangvoorzieningen in geval van onderduiken en afstemming op de nieuwe termijnen in het kader van de verschillende procedures.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten de structuur en de werking van de nationale Dublin-eenheden evalueren en waar nodig aanpassen. Dit omvat het evalueren van de werkmethoden van de Dublin-eenheden en het bijwerken van operationele standaardprocedures om de nieuwe procedures te kunnen uitvoeren (namelijk kennisgevingen inzake terugname, herplaatsingen en compensatie van de verantwoordelijkheid, evenals de voortzetting van de bepaling van de verantwoordelijkheid in afwezigheid van de verzoeker) en om te voldoen aan de kortere termijnen voor alle procedures.

üDe lidstaten moeten coördinatiestructuren en werkmethoden ontwikkelen tussen hun Dublin-eenheden en andere autoriteiten om de doeltreffende toepassing van de nieuwe regels te waarborgen. Dit omvat bijvoorbeeld de ontwikkeling van specifieke methoden voor samenwerking met de screenings- en rechtshandhavingsautoriteiten (bv. om de uitkomst van de veiligheidscontrole tijdens de screening te bespreken, of veiligheidsrelevante informatie uit te wisselen voordat een overdracht wordt uitgevoerd) en de opvangautoriteiten (het monitoren van de aanwezigheid in de accommodatie enz.).

Met het oog hierop moeten de lidstaten overwegen om een IT-casemanagementsysteem te ontwikkelen of hun bestaande systeem bij te werken, zodat de hervormde Dublin-procedure kan worden geïntegreerd in de andere asiel- en opvanggerelateerde processen. Een geïntegreerd casemanagementsysteem zal de naleving van de nieuwe verplichtingen vergemakkelijken en bestaande procedures efficiënter maken. Het zal ook zorgen voor een beter overzicht van de verschillende fasen van de procedure en voor een doeltreffendere samenwerking en communicatie tussen de bevoegde nationale autoriteiten (bv. op het gebied van asiel, opvang, terugkeer, migratie en grensbeheer). De lidstaten moeten ook de automatisering van bepaalde onderdelen van de procedure overwegen, waaronder de automatische berekening van de toepasselijke termijnen, het versturen van herinneringen als termijnen bijna verstrijken of het doen van suggesties voor volgende stappen in de procedure.

üDe lidstaten worden aangemoedigd een inventarisatie te maken van de diploma’s en andere kwalificaties vanaf niveau twee van de internationale standaardclassificatie van het onderwijs (ISCED), met als doel de doeltreffende toepassing van het nieuwe criterium op diploma’s en kwalificaties te vergemakkelijken. Deze inventarisatie zou ook een lijst kunnen bevatten van onderwijsinstellingen in de lidstaten die het recht hebben dergelijke diploma’s en kwalificaties af te geven.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat er in elke fase van de procedure prioriteit wordt gegeven aan gezinsgerelateerde zaken, bijvoorbeeld door specifieke operationele standaardprocedures te ontwikkelen. De lidstaten moeten samenwerkingsregelingen overwegen met organisaties die belast zijn met het opsporen van familieleden.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten over de noodzakelijke personele, materiële en financiële middelen beschikken om hun taken krachtens de verordening asiel- en migratiebeheer uit te voeren, met inbegrip van voldoende en adequaat opgeleid personeel. In deze context moeten de lidstaten de capaciteit van de nationale Dublin-eenheden evalueren en indien nodig uitbreiden zodat zij al hun taken binnen de nieuwe, kortere termijnen kunnen uitvoeren. De lidstaten zullen ook moeten zorgen voor voldoende capaciteit om de doeltreffende uitvoering van overdrachtsbesluiten te waarborgen, door bijvoorbeeld onderduiken te beperken 30 , de communicatie tussen de lidstaten te verbeteren, de flexibiliteit in de verantwoordelijke lidstaat te vergroten en de overdragende lidstaat te ondersteunen 31 . Hiervoor zijn personele middelen en de noodzakelijke logistiek nodig, waaronder bijvoorbeeld speciale faciliteiten voor Dublinoverdrachten.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat DubliNet op nationaal niveau wordt bijgewerkt, zodat DubliNet operationeel blijft en de uitwisseling van alle informatie die vereist is op grond van de verordening asiel- en migratiebeheer mogelijk wordt gemaakt.

Commissie

Wettelijke verplichting

üDe Commissie zal tegen september 2024 het nieuwe regelgevend comité asiel- en migratiebeheer bijeenroepen, om de op grond van de verordening vereiste uitvoeringshandelingen vast te stellen.

üDe Commissie zal de uitvoeringsvoorschriften vaststellen die nodig zijn voor de werking van de verordening asiel- en migratiebeheer, ter vervanging van Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie (“de Dublin-uitvoeringsvoorschriften”) 32 .

Praktische ondersteuning

üDe Commissie zal, in samenwerking met het EUAA, bijeenkomsten organiseren van de Dublin-deskundigengroep (het “contactcomité Dublin”) om de juiste toepassing van de nieuwe bepalingen te vergemakkelijken (onder meer door de betekenis van sommige bepalingen te verduidelijken), de gebieden te identificeren die tijdens de overgangsperiode meer aandacht vereisen en, waar nodig, het ontwikkelen van richtsnoeren. Zij zal ernaar streven deze bijeenkomsten zo te organiseren dat ze opeenvolgend worden gehouden met die van het Dublin-netwerk van het EUAA, dat zich meer op operationele uitdagingen richt.

üDe Commissie voorziet, in samenwerking met eu-LISA en de lidstaten, een gefaseerde upgrade van DubliNet zodat het is aangepast aan het nieuwe wettelijke kader en de behoeften van de nationale Dublin-eenheden.

üDe Commissie zal een gemeenschappelijke structuur van inventarisaties voor diploma’s en andere kwalificaties en onderwijsinstellingen ondersteunen, op basis van bestaande EU-databanken (zoals http://eter-project/com ) en verdere activiteiten uitvoeren in de context van het Europees kwalificatiekader en Europass 33 met betrekking tot de interoperabiliteit van de databanken voor kwalificaties, evenals met het netwerk van nationale informatiecentra voor academische erkenning (het ENIC-NARIC-netwerk).

EU-agentschappen

Wettelijke verplichting

üTegen april 2025 (tien maanden na de inwerkingtreding van de verordening asiel- en migratiebeheer) zal het EUAA het model voor gezinsgerelateerde zaken en richtlijnen voor het opsporen en identificeren van gezinsleden ontwikkelen.

üHet EUAA zal ook, met de steun van de lidstaten, aangepaste en uitgebreide informatiebrochures en -materialen ontwikkelen en begeleiding bieden bij het houden van persoonlijke interviews via videoconferentie.

Praktische ondersteuning

üHet EUAA zal de werking en het toepassingsgebied van zijn netwerk van Dublin-eenheden aanpassen zodat dit het nieuwe systeem weerspiegelt en de richtsnoeren bijwerken ter ondersteuning van de toepassing van de nieuwe verantwoordelijkheidsregels.

üeu-LISA zal verantwoordelijk zijn voor de technische en operationele upgrade van DubliNet. De eerste fase (prioritaire upgrade) wordt tussen medio 2024 en medio 2026 uitgerold en waarborgt de geschiktheid van de DubliNet-formulieren. Deze fase omvat ook belangrijke technologische en veiligheidsupgrades. In de tweede fase, in de periode 2026-2028, wordt de automatisering van processen en de volledige integratie met nationale systemen voortgezet.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen september 2024 zal de Commissie het regelgevend comité voor de verordening inzake asiel- en migratiebeheer bijeenroepen;

de Commissie streeft ernaar om uiterlijk op 12 juni 2025 de uitvoeringshandelingen ter vervanging van de Dublin-uitvoeringsvoorschriften vast te stellen;

de Commissie streeft ernaar om uiterlijk op 12 juni 2025 de gedelegeerde handelingen vast te stellen die vereist zijn op grond van de verordening asiel- en migratiebeheer;

tegen september 2024 zal de Commissie een conceptnota uitbrengen over de geleidelijke upgrade van DubliNet;

tegen april 2025 zal het EUAA het model voor gezinsgerelateerde zaken en richtsnoeren voor het opsporen en identificeren van gezinsleden ontwikkelen;

uiterlijk op 12 maart 2026 moeten de lidstaten de Commissie informeren welke bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het voldoen aan de verplichtingen van de verordening asiel- en migratiebeheer. Kort daarna publiceert de Commissie een geconsolideerde lijst van deze autoriteiten.



BOUWSTEEN 7

Samen solidair

Solidariteit is een fundamenteel beginsel van de EU, vastgelegd in artikel 80 van het VWEU. Voor het eerst zal de Unie over een permanent, juridisch bindend, maar flexibel solidariteitsmechanisme beschikken om ervoor te zorgen dat geen enkele lidstaat alleen komt te staan wanneer de druk hoog is. Het is de tegenhanger van de verbeterde verantwoordelijkheidsregels zoals beschreven in de bouwstenen 2 en 6.

Met de verordening asiel- en migratiebeheer wordt een solidariteitsmechanisme geïntroduceerd met minimumdrempels van 30 000 herplaatsingen en 600 miljoen EUR aan financiële steun op Unieniveau, die de Commissie moet respecteren bij de berekening van de jaarlijkse behoeften. Alle lidstaten moeten hieraan deelnemen, maar kunnen als solidariteitsmaatregel kiezen tussen herplaatsingen, financiële solidariteit of alternatieve maatregelen (personele middelen of steun in natura). De verordening asiel- en migratiebeheer voorziet in de oprichting van het EU-solidariteitsforum op hoog niveau, dat wordt voorgezeten door de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt, waar de toezeggingen moeten plaatsvinden, en van het EU-solidariteitsforum op technisch niveau, dat wordt voorgezeten door de solidariteitscoördinator, dat verantwoordelijk is voor het operationeel maken van de jaarlijkse solidariteitspool zoals vastgelegd in de jaarlijkse uitvoeringshandeling van de Raad.

Afbeelding 3: De jaarlijkse cyclus inzake migratiebeheer

Veel van de maatregelen die nodig zijn om de jaarlijkse solidariteitscyclus uit te kunnen voeren, moeten op het niveau van de Unie worden getroffen. De Commissie zal de overeenkomstige stappen ondernemen die nodig zijn voor de eerste jaarlijkse cyclus inzake migratiebeheer, en zij neemt alle noodzakelijke juridische, administratieve en operationele maatregelen om ervoor te zorgen dat elke stap van de jaarlijkse cyclus soepel verloopt, met inbegrip van het operationeel maken van de eerste jaarlijkse solidariteitspool die de Raad eind 2025 moet vatstellen.

Er zijn ook maatregelen op nationaal niveau nodig. Net als bij veel van de voorgaande bouwstenen kunnen de Commissie en de lidstaten bestaande praktijken benutten, voortbouwend op de ervaringen tot nu toe met ad-hocsolidariteitsmechanismen. Met name de uitvoering sinds 2022 van het vrijwillige solidariteitsmechanisme 34 vormt een bron van inspiratie voor de Commissie en de lidstaten wat betreft praktijken, praktische ervaringen en lessen over de wijze waarop het solidariteitsbeginsel kan worden uitgevoerd — zowel wat de herplaatsing van verzoekers om internationale bescherming betreft als ook financiële solidariteit. Deze ervaringen en investeringen moeten in overweging worden genomen bij het operationaliseren van de verplichtingen krachtens deze bouwsteen.

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen om de doeltreffende toepassing van de verordening asiel- en migratiebeheer te waarborgen.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten de noodzakelijke besluitvormingsprocedures en -structuren opzetten voor deelname aan de jaarlijkse cyclus inzake migratiebeheer, bijvoorbeeld door een nationaal coördinator aan te stellen en een nationaal coördinatiemechanisme op te zetten. Met name moeten de lidstaten bepalen op welke wijze zij intern kiezen hoe zij zullen bijdragen aan de solidariteit en tijdig toezeggingen doen middels het EU-solidariteitsforum op hoog niveau. Middels raadpleging op nationaal niveau wordt ook een bijdrage geleverd aan het raadplegingsproces van de Commissie dat voorafgaat aan de vaststelling van het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad.

üDe lidstaten hebben ook processen nodig om de vereiste informatie en gegevens te verzamelen en aan de Commissie door te geven voor de opstelling van het Europees jaarverslag over asiel en migratie, binnen de in de verordening gestelde termijnen (rapportage uiterlijk op 1 juni en vanaf 2025 een update uiterlijk op 1 september). Voor dit doel moeten de lidstaten de noodzakelijke operationele standaardprocedures en coördinatiestructuren ontwikkelen.

üLidstaten die kiezen voor of profiteren van herplaatsing moeten voldoen aan de termijn van 1,5 maand voor het voltooien van het herplaatsingsproces (deze termijn begint te lopen vanaf de overdracht van de relevante informatie aan de lidstaat van herplaatsing), zoals vastgelegd in de verordening. Voor dit doel moeten de lidstaten operationele standaardprocedures en interne werkstromen vaststellen. Deze werkstromen moeten betrekking hebben op de identificatie van personen die in aanmerking komen voor herplaatsing door het onderzoeken van alle relevante factoren, zoals het bestaan van betekenisvolle banden tussen de betrokken persoon en de lidstaat van herplaatsing, en op informatie over de procedures, en moeten in belang zijn van het kind en de daarmee samenhangende waarborgen bieden. Deze procedures moeten ook betrekking hebben op veiligheidscontroles en de overdracht van veiligheidsgerelateerde informatie door de begunstigde lidstaten, en, indien relevant, op de veiligheidsverificatie door de lidstaat van herplaatsing.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten en de EU-agentschappen moeten zorgen voor de nodige middelen om kwalitatieve en tijdige input te leveren voor het Europees jaarverslag over asiel en migratie (rapportage uiterlijk op 1 juni en vanaf 2025 een update uiterlijk op 1 september), met inbegrip van deelname aan de belangrijkste bijeenkomsten van het Blueprint-netwerk (EU-netwerk voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie) 35 in juli en september vanaf 2025.

üDe lidstaten moeten de noodzakelijke capaciteit ontwikkelen om hun solidariteitsbehoeften en specifieke steunacties in de vorm van financiële bijdragen of steun in natura in kaart te brengen, deze voorleggen aan het EU-solidariteitsforum op technisch niveau en er vervolgens voor zorgen dat een dergelijke financiële bijdrage of bijdrage in natura doeltreffend wordt opgenomen.

üZowel de begunstigde als de bijdragende lidstaten moeten zorgen voor de noodzakelijke capaciteit om herplaatsingen uit te voeren (zie ook bouwsteen 6) als zij voor deze maatregel kiezen of ervan profiteren. Dit betekent dat er moet worden gezorgd voor de noodzakelijke middelen en voldoende bekwaam personeel, ook in de Dublin-eenheden en voor eventuele aanvullende veiligheidscontroles, dat de noodzakelijke infrastructuur wordt gebouwd en dat de apparatuur wordt aangekocht die nodig is om herplaatsingen binnen de vereiste termijn uit te voeren. De lidstaten moeten zorgen voor dekking via een casemanagementsysteem en voor vervoers- en opvangcapaciteit, met inbegrip van herplaatsingscentra en interviewfaciliteiten (op afstand).

Commissie

Wettelijke verplichting

üDe Commissie zal uiterlijk op 15 oktober 2025 het eerste Europees jaarverslag over asiel en migratie vaststellen, op basis van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en informatie die is verstrekt door de lidstaten en de EU-agentschappen. Dit zal een situatiebeeld opleveren van het gebied van migratie en asiel en dienen als een instrument voor vroegtijdige waarschuwing en bewustmaking.

üUiterlijk op 15 oktober 2025 zal de Commissie ook de eerste uitvoeringshandeling van de Commissie vaststellen ter bepaling van de lidstaten waar sprake is van migratiedruk, van een risico van migratiedruk of van een significante migratiesituatie, evenals het eerste voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad tot vaststelling van de jaarlijkse solidariteitspool.

üDe Commissie zal de eerste solidariteitscoördinator benoemen, die het EU-solidariteitsforum op technisch niveau zal oprichten en bijeenroepen. Het bestaande solidariteitsplatformpact zal overgaan in een solidariteitsforum op technisch niveau.

üDe Commissie zal het regelgevend comité voor de verordening asiel- en migratiebeheer bijeenroepen (zie bouwsteen 6) en de twee uitvoeringshandelingen vaststellen die verband houden met de werking van solidariteit. De eerste betreft de uniforme voorwaarden voor het opstellen en indienen van informatie en documenten met het oog op herplaatsing, met inbegrip van informatie in verband met veiligheidscontroles. De tweede betreft de voorschriften voor de werking van de financiële bijdragen.

üIn samenwerking met het EUAA zal de Commissie ook voorzien in instrumenten om de te herplaatsen personen te identificeren en te koppelen aan de bijdragende lidstaat, om ervoor te zorgen dat de begunstigde lidstaat zijn verplichtingen nakomt om rekening te houden met het bestaan van betekenisvolle banden tussen de betrokken lidstaat en de lidstaat van herplaatsing, mede gelet op de redelijke voorkeuren die door die lidstaat zijn geuit.

Praktische ondersteuning

üDe Commissie zal in 2024 een test (“dry-run”) van het Europees jaarverslag over asiel en migratie uitvoeren om te anticiperen op eventuele lacunes in de gegevens en informatie en tekortkomingen in het proces en om deze aan te pakken. Om een kritische consolidatie van de vereiste gegevens en het delen van analyses te waarborgen, zal de Commissie ten volle gebruikmaken van het Blueprint-netwerk.

üDe Commissie zal, in samenwerking met het EUAA, een reeks bijeenkomsten van deskundigen van de Commissie organiseren (het uitgebreide “contactcomité Dublin”) om de juiste toepassing van het nieuwe stelsel te vergemakkelijken (onder meer door de betekenis van sommige bepalingen te verduidelijken), de gebieden te identificeren die tijdens de overgangsperiode meer aandacht vereisen en goede praktijken te identificeren en verspreiden.

EU-agentschappen

Wettelijke verplichting

üHet EUAA, Frontex, Europol en het FRA moeten relevante gegevens en informatie van de lidstaten verzamelen en hun input leveren aan de Commissie voor het opstellen van het Europees jaarverslag over asiel en migratie, binnen de in de verordening gestelde termijnen.

Praktische ondersteuning

üHet EUAA zal modellen en procedures opstellen voor solidariteitstoezeggingen en -bijdragen.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

uiterlijk op 30 oktober 2024 zal de Commissie de dry-run voor het Europees jaarverslag over asiel en migratie afronden en de resultaten presenteren aan het EU-mechanisme voor paraatheid en beheer van crises in verband met migratie;

begin 2025 zal de Commissie de solidariteitscoördinator benoemen en voorzien van de nodige middelen om zijn of haar taken doeltreffend uit te voeren;

begin mei 2025 zal de Commissie de lidstaten en EU-agentschappen om de nodige informatie vragen met het oog op het starten van de eerste jaarlijkse cyclus inzake migratiebeheer op 1 juni 2025;

de Commissie zal ernaar streven om uiterlijk op 12 juni 2025 de twee geplande uitvoeringshandelingen vast te stellen met betrekking tot solidariteit (respectievelijk voor herplaatsing en financiële bijdragen).



BOUWSTEEN 8

Paraatheid, noodplanning en crisisrespons

Om beter te kunnen reageren op toekomstige uitdagingen omvat het nieuwe wetgevingskader verschillende nieuwe en aanvullende maatregelen om de paraatheid, noodplanning en crisisrespons in de hele EU te waarborgen. Dit zou moeten helpen de weerbaarheid van het stelsel te vergroten in reactie op de ontwikkelingen van migratiesituaties en tegelijk de risico’s van crisissituaties te matigen.

Het niveau van paraatheid en noodplanning zijn belangrijke elementen om een lidstaat als “goed voorbereid” te beschouwen. Dit is nauw verbonden met het in stand houden van adequate opvangstelsels in de hele EU (zie bouwsteen 3) en dus essentieel voor het goed functioneren van de verantwoordelijkheidsverplichtingen (zie bouwsteen 6). Een lidstaat kan niet als goed voorbereid worden beschouwd als er geen noodplanning is, wat weer gevolgen kan hebben voor de mogelijkheid voor de lidstaat om te profiteren van solidariteit of kortingen op solidariteitsbijdragen (bouwsteen 7). In die zin zal het Europees jaarverslag over asiel en migratie, als eerste stap in de jaarlijkse cyclus inzake migratiebeheer, informatie moeten bevatten over het niveau van paraatheid in de Unie en in de lidstaten. Paraatheid en noodplanning ondersteunen ook een snelle, efficiënte en gecoördineerde respons in het geval van een migratiecrisis, waarbij rekening wordt gehouden met specifieke geografische kenmerken, waaronder grensregio’s.

Paraatheid houdt de toewijzing in van de noodzakelijke personele, materiële en financiële middelen en infrastructuur om de werking van de asiel- en migratiestelsels te waarborgen, evenals de coördinatie tussen de relevante autoriteiten, op nationaal en EU-niveau.

Noodplanning zoals voorgeschreven door de richtlijn opvangvoorzieningen maakt deel uit van paraatheid. Deze noodplanning is gericht op het opbouwen en in stand houden van veerkrachtigere opvangstelsels in de hele EU die efficiënt kunnen functioneren, ook in crisissituaties. Om deze reden is het van cruciaal belang dat deze noodplanning ook de asielprocedures omvat (zie bouwsteen 4). Als er geen noodmaatregelen zijn om asielverzoeken te verwerken, zou de druk op de opvangstelsels in situaties van migratiedruk of een migratiecrisis alleen maar groter worden. Het opnemen van asielprocedures in de noodplannen voor opvang die vereist zijn krachtens de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen zal ook de synergieën tussen de verschillende betrokken actoren vergemakkelijken en ervoor zorgen dat processen worden gestroomlijnd en de noodzakelijke maatregelen worden genomen. Deze noodplannen moeten regelmatig worden beoordeeld en herzien (minimaal elke drie jaar).

Tegelijkertijd moeten, hoewel ze een breder toepassingsgebied hebben, de nationale strategieën die in het kader van de verordening asiel- en migratiebeheer moeten worden voorbereid de nieuw geïntroduceerde verplichtingen op het gebied van noodplanning omvatten, en wel op een consistente manier en zodanig dat ze de bestaande verplichtingen op het gebied van grensbeheer en terugkeer aanvullen (zie de bouwstenen 2 en 5). 

Operationeel gezien zorgt het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (de blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie) in zijn twee fasen (monitoring en paraatheid enerzijds en crisisbeheersing anderzijds) via het Blueprint-netwerk voor een participatief kader voor het monitoren van en anticiperen op migratiestromen en migratiesituaties, het opbouwen van veerkracht en het organiseren van een gecoördineerde respons in het geval van een migratiecrisis. De EU-agentschappen spelen ook een sleutelrol bij het bieden van gerichte steun en bij het monitoren van de paraatheid en de noodplanning, in overeenstemming met hun respectieve mandaten.

De activiteiten in het kader van deze bouwsteen dragen ook bij aan de ontwikkeling van een sectoroverschrijdende benadering van paraatheid en crisisrespons op EU-niveau die alle gevaren en de hele samenleving omvat, gebaseerd op de conclusies van de Europese Raad van maart 2024.

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten 

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen. De lidstaten moeten met name de relevante bepalingen van de richtlijn opvangvoorzieningen met betrekking tot noodplanning omzetten.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten tegen april 2025 (binnen tien maanden na de inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn opvangvoorzieningen) nationale noodplannen voor opvang (en asiel) ontwikkelen, met gebruikmaking van het nieuw ontwikkelde EUAA-model.

üDe lidstaten moeten de nodige administratieve maatregelen treffen ter ondersteuning van het ontwerp, de vaststelling, de uitvoering en de regelmatige evaluatie van alomvattende noodplannen op het gebied van migratie en asiel. Dit zou kunnen inhouden dat er interministeriële coördinatiestructuren worden opgezet die de werkterreinen die betrekking hebben op verschillende noodplannen onder verschillende rechtsgrondslagen (grenzen, opvang, asiel enz.) samenbrengen.

üDe lidstaten moeten er ook voor zorgen dat relevante informatie over de paraatheid wordt verzameld en voor zover relevant gedeeld binnen de termijnen van de verordening asiel- en migratiebeheer, met het oog op het opstellen van het Europees jaarverslag over asiel en migratie (zie bouwsteen 7).

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten wordt verzocht systematische evaluaties uit te voeren ter ondersteuning van de operationele paraatheid en de noodplanning, zodat zij in geval van nood de relevante capaciteitsniveaus doeltreffend kunnen op- en afschalen. De lidstaten moeten daarom rekening houden met de benodigde middelen, bijvoorbeeld in termen van opgeleid personeel, IT en andere apparatuur, maar ook op het gebied van opvang, logistiek en de bredere infrastructuur.

Commissie

Praktische ondersteuning

üDe Commissie en het EUAA zullen de lidstaten, wanneer zij daarom vragen, ondersteunen bij het opstellen en evalueren van hun nationale noodplannen op het gebied van opvang en asiel, en de uitwisseling van beste praktijken en kennis op het gebied van migratie vergemakkelijken via het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer.

Wettelijke verplichting

üHet EUAA zal een model ontwikkelen voor de nationale noodplannen op het gebied van opvang en asiel, wat momenteel gepland staat voor het vierde kwartaal van 2024, en de lidstaten ondersteuning bieden bij het ontwikkelen en evalueren van hun noodplannen, wanneer de lidstaten daarom verzoeken.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen eind 2024 zal het EUAA een model voor noodplannen ontwikkelen;

uiterlijk op 12 april 2025 stellen de lidstaten hun nationale noodplannen vast en geven zij deze door aan het EUAA.



BOUWSTEEN 9

Nieuwe waarborgen voor verzoekers om internationale bescherming en kwetsbare personen, en meer toezicht op de grondrechten

Het pact bevat en verduidelijkt belangrijke waarborgen en garanties voor verzoekers om internationale bescherming en mensen met specifieke behoeften, met name minderjarigen en gezinnen met kinderen of alleenstaande vrouwen en moeders. In alle nieuwe rechtshandelingen zijn nieuwe en verbeterde rechten voorzien. Deze zijn samengebracht in deze horizontale bouwsteen.

De uitvoering van deze rechten, waarborgen en garanties dient om de menselijke waardigheid te beschermen en een echt en doeltreffend recht op asiel te garanderen, ook voor de meest kwetsbaren, evenals de toegang tot doeltreffende voorzieningen in rechte. Deze waarborgen en garanties dienen om de grondrechten te beschermen in overeenstemming met het EU-Handvest. Tegelijkertijd helpen ze ook de integriteit van procedures in alle bouwstenen te beschermen.

Deze rechten, waarborgen en garanties kunnen als volgt worden samengevat: 

Nieuwe en versterkte rechten op informatie voor verzoekers om internationale bescherming in de nieuwe wetgevingshandelingen, zodat verzoekers tijdig weten wat hun rechten en plichten zijn en wat de gevolgen zijn van het niet nakomen van hun verplichtingen. Het verstrekken van informatie is noodzakelijk voor de toepassing van de regels ter bestrijding van misbruik door verzoekers. Bij het verstrekken van informatie moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het profiel van de verzoeker.

Een nieuw recht op gratis juridisch advies voor verzoekers om internationale bescherming in de administratieve fase van de procedure. Dit geldt voor alle administratieve procedures, inclusief de grensprocedure en de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor het behandelen van verzoeken om internationale bescherming. Alle verzoekers behouden het recht om zich in de beroepsfase te laten bijstaan en vertegenwoordigen door een advocaat.

Identificatie in een vroeger stadium van kwetsbaarheden en speciale procedurele en opvangbehoeften, met duidelijkere termijnen voor eerste en individuele beoordelingen en een snelle follow-up voor slachtoffers van marteling en geweld.

Sterkere garanties om ervoor te zorgen dat bewaring een maatregel is die pas in laatste instantie wordt gebruikt, na een geïndividualiseerde beoordeling, met waarborgen wanneer de fysieke of mentale gezondheid ernstig in gevaar is (als bewaring van verzoekers met bijzondere opvangbehoeften hun fysieke en mentale gezondheid ernstig in gevaar zou brengen, kunnen deze verzoekers niet in bewaring worden genomen).

— Nieuwe garanties voor minderjarigen: Bij de uitvoering van het pact moeten de lidstaten er altijd voor zorgen dat de bescherming van het kind centraal staat, en in het bijzonder dat de belangen van het kind de eerste overweging voor de lidstaten zijn 36 .

Bovendien voorzien de instrumenten van het pact in nieuwe garanties voor minderjarigen, zoals hieronder uiteengezet.

Er moet snel een vertegenwoordiger worden benoemd voor alle niet-begeleide minderjarigen — met strengere opleidingsnormen — om te waarborgen dat de belangen van het kind volledig worden gerespecteerd, met inbegrip van hun welzijn (er wordt onmiddellijk een tijdelijke vertegenwoordiger aangewezen, ook voor het nemen van de vingerafdrukken 37 , en een permanente vertegenwoordiger binnen de 15 dagen vanaf het doen van het verzoek, met een verhouding van 1 vertegenwoordiger voor 30 niet-begeleide minderjarigen). Als de niet-begeleide minderjarige internationale bescherming gaat genieten, zijn er verdere waarborgen met betrekking tot voogden van toepassing (vereisten voor voogden, elke voogd vertegenwoordigt een evenredig en beperkt aantal niet-begeleide minderjarigen, mogelijkheid om klachten in te dienen tegen de voogd, toezicht op en monitoring van voogden).

Het pact bevat ook versterkte garanties voor niet-begeleide minderjarigen met betrekking tot de grensprocedure. Zij worden automatisch uitgesloten, tenzij zij om ernstige redenen een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid of de openbare orde. In dat geval moeten echter alle procedurele en opvangrechten voor alleenstaande minderjarigen van toepassing zijn, met inbegrip van de automatische opschortende werking van het beroep bij een afgewezen asielverzoek.

Voor alle minderjarigen gelden nieuwe bepalingen om te voorkomen dat kinderen vermist raken (vingerafdrukken vanaf 6 jaar) en sterkere garanties om alternatieven voor bewaring te garanderen (aangezien kinderen in de regel niet in bewaring mogen worden genomen), om rekening te houden met het standpunt van de kinderen en om kindvriendelijke informatie te verstrekken.

Er wordt een verplichting ingevoerd voor een multidisciplinaire benadering van de leeftijdsbeoordeling om het gebruik van ingrijpende medische onderzoeken, die alleen mogen worden gebruikt als de eerste multidisciplinaire beoordeling geen uitsluitsel geeft, tot een minimum te beperken. De toegang tot onderwijs moet zo snel mogelijk worden gewaarborgd voor alle kinderen en uiterlijk binnen twee maanden na indiening van een asielverzoek, terwijl de toegang tot gezondheidszorg gelijk moet zijn aan die van minderjarigen die onderdaan zijn van de lidstaat.

Bovendien moet, wanneer gezinnen met kinderen aan de grensprocedure zijn onderworpen, voorrang worden gegeven aan de behandeling van verzoeken van minderjarigen en hun gezinsleden en moeten de opvangfaciliteiten voor minderjarigen en hun gezinsleden aangepast zijn aan hun behoeften, met volledige inachtneming van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen.

Recht om te blijven en recht op een doeltreffende voorziening in rechte: Een persoon heeft het recht om tijdens de administratieve fase van de procedure in de lidstaten te blijven waar het verzoek wordt behandeld. De uitzonderingen op dit recht zijn duidelijk omschreven. In geval van een negatief besluit heeft een persoon recht op een doeltreffende voorziening in rechte (beroep) die voorziet in een volledig en ex nunc onderzoek van zowel de feiten als de juridische gronden bij, ten minste, een rechterlijke instantie van eerste aanleg. Het beroep kan automatisch een opschortende werking hebben, wat betekent dat de persoon het recht heeft om gedurende de duur van het beroep te blijven, met duidelijk omschreven uitzonderingen. Een van die uitzonderingen is de grensprocedure, waarbij beroepen in de regel geen automatische opschortende werking hebben, maar de persoon het recht heeft om bij een rechterlijke instantie te verzoeken om het recht te blijven zolang het beroep duurt.

Onafhankelijk mechanisme voor het toezicht op de grondrechten tijdens de screeningfase en de asielgrensprocedure. Bovendien moeten de lidstaten voorzien in een doeltreffend mechanisme voor het onderzoeken van beschuldigingen van niet-naleving van de grondrechten, zodat slachtoffers toegang kunnen krijgen tot burgerrechtelijke of strafrechtelijke procedures.

Het nationale onafhankelijke toezichtsmechanisme moet toezicht houden op de naleving van het Unierecht en het internationale recht, wat betreft de toegang tot de asielprocedure, het beginsel van non-refoulement, de belangen van het kind en de relevante regels inzake bewaring, tijdens screening en de asielgrensprocedure. Het moet ervoor zorgen dat gefundeerde beschuldigingen van niet-naleving van de grondrechten doeltreffend worden behandeld en dat er indien nodig onderzoek wordt gedaan naar dergelijke beschuldigingen.

Het onafhankelijke toezichtsmechanisme moet zijn taken uitvoeren op basis van controles ter plaatse en willekeurige en onaangekondigde controles, en toegang hebben tot alle relevante locaties, inclusief opvang- en bewaringsfaciliteiten. Bij het toezichtsmechanisme kunnen relevante internationale en niet-gouvernementele organisaties betrokken zijn. Indien dat niet het geval is, moet het onafhankelijke toezichtsmechanisme nauwe banden met hen tot stand brengen en onderhouden. De toezichthoudende instanties hebben de bevoegdheid om jaarlijks aanbevelingen aan de lidstaten te doen en hun bevindingen kunnen relevant zijn voor procedures op nationaal en EU-niveau 38 .

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Lidstaten

Wetgeving

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen om de doeltreffende toepassing van de nieuwe rechten en garanties te waarborgen. Bij de evaluatie van hun nationale regelgevingskaders zullen de lidstaten aanpassingen moeten overwegen om de doeltreffende toepassing van het nieuwe recht op gratis juridisch advies voor verzoekers in alle procedures te garanderen (binnen het toepassingsgebied en de voorwaarden van de verordening asiel- en migratiebeheer en de asielprocedureverordening), met inbegrip van de grensprocedure en de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek. Als de lidstaat ook tijdens de administratieve fase voor alle procedures al gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging biedt, zijn aanpassingen aan hun stelsels niet nodig.

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het nationale rechtskader voorziet in alternatieven voor bewaring, relevante waarborgen voor de bescherming van kinderen, met inbegrip van bepalingen om de doeltreffende toepassing van de nieuwe multidisciplinaire leeftijdsbeoordeling te waarborgen, evenals verbeterde garanties inzake vertegenwoordiging en voogdij voor niet-begeleide minderjarigen.

üDe lidstaten moeten het rechtskader voor een onafhankelijk toezichtsmechanisme voor de grondrechten bieden voor de screening- en grensprocedure, dat voldoet aan de eisen die zijn vastgelegd in de screeningverordening en de asielprocedureverordening. Waar de lidstaten al over een mechanisme voor toezicht op de grondrechten beschikken, moet het rechtskader de onafhankelijkheid ervan en het toepassingsgebied, de taken en de bevoegdheden waarborgen die zijn vastgelegd in de screeningverordening en de asielprocedureverordening. Bovendien moeten de lidstaten relevante bepalingen in het interne recht vaststellen om beschuldigingen van niet-naleving van de grondrechten met betrekking tot de screening te onderzoeken en er, in voorkomend geval, voor zorgen dat burgerrechtelijke of strafrechtelijke procedures worden ingesteld wanneer sprake is van niet-eerbiediging of niet-handhaving van grondrechten.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten informatiemateriaal ontwikkelen en ervoor zorgen dat verzoekers tijdens de procedures en tijdens de opvang tijdig inzicht krijgen in hun rechten en plichten. In deze context moeten de lidstaten de werkstromen en procedures voor de juiste informatieverstrekking evalueren of, indien nodig, ontwikkelen. De informatievoorziening moet worden aangepast aan de specifieke kenmerken van het profiel van de verzoeker, zoals kwetsbaarheden, en aan procedurele en opvangbehoeften (bv. als de verzoeker een specifieke handicap heeft, een kind is of slachtoffer is van mensenhandel of geweld) en de rechten en plichten van de verzoekers moeten in duidelijke taal worden uitgelegd. De werkstromen moeten een bevestiging van de ontvangen informatie bevatten.

üDe lidstaten moeten de bestaande praktijken en operationele standaardprocedures evalueren en aanpassen als dat nodig is voor een vroegtijdige identificatie en follow-up van specifieke procedure- of opvangbehoeften om te voldoen aan de nieuwe termijnen (d.w.z. dat de beoordeling van bijzondere opvangbehoeften en bijzondere procedurele behoeften binnen 30 dagen na het doen van het verzoek moet zijn afgerond).

In deze context moeten de lidstaten er ook voor zorgen dat de noodzakelijke administratieve processen (bv. passende informatiestromen tussen de relevante autoriteiten) aanwezig zijn om de grensprocedure niet toe te passen of te staken in het geval van verzoekers met bijzondere procedurele en opvangbehoeften die niet passen binnen de grensprocedure, ook om gezondheidsredenen.

In het geval van gezinnen met kinderen moeten de administratieve processen ook de verplichting omvatten om gezinnen met kinderen een lagere prioriteit te geven in de gevallen waarin de asielprocedureverordening voorziet (tenzij om ernstige redenen wordt geoordeeld dat zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid en de openbare orde van een lidstaat).

üDe lidstaten moeten specifieke instructies of protocollen ontwikkelen om alternatieven voor bewaring te beoordelen om ervoor te zorgen dat bewaring niet automatisch wordt gebruikt, ook door naar behoren geïndividualiseerde beoordelingen uit te voeren en doeltreffende alternatieven voor bewaring toe te passen. De lidstaten moeten de nodige juridische en organisatorische maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de nieuwe termijnen voor rechterlijke toetsing van besluiten tot bewaring worden nageleefd (niet later dan 15 dagen of, in uitzonderlijke situaties, niet later dan 21 dagen vanaf het begin van de bewaring).

Wat kinderen betreft, geldt als algemene regel dat zij niet in bewaring mogen worden genomen. Om die reden moeten de lidstaten er bij het ontwikkelen van specifieke instructies of protocollen over bewaring voor zorgen dat kinderen alleen in uitzonderlijke omstandigheden in bewaring worden genomen, indien dat strikt noodzakelijk is, pas in laatste instantie en gedurende een zo kort mogelijke periode, nadat is vastgesteld dat andere, minder dwingende alternatieve maatregelen niet doeltreffend kunnen worden toegepast, en nadat is geoordeeld dat bewaring in hun belang is.

üDe lidstaten moeten bestaande procedures evalueren of nieuwe procedures ontwikkelen om de toegang tot gratis juridisch advies te waarborgen (als dergelijk gratis juridisch advies niet al door de lidstaat wordt aangeboden), in overeenstemming met de voorwaarden voor toegang in de asielprocedureverordening en de verordening asiel- en migratiebeheer. Als de lidstaat tijdens de administratieve fase voor alle procedures al gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging biedt, zijn aanpassingen aan hun stelsels niet nodig.

üDe lidstaten moeten werkstromen, protocollen en processen evalueren of invoeren om ervoor te zorgen dat de belangen van het kind individueel worden beoordeeld en in alle stadia van de procedure prioriteit krijgen, rekening houdend met de aanbeveling van de Commissie over specifieke maatregelen voor de bescherming van migrerende kinderen 39 ; met name om te waarborgen dat er een geïntegreerd casemanagementsysteem is dat in synergie samenwerkt met nationale kinderbeschermingsdiensten, internationale organisaties en maatschappelijke organisaties, in het bijzonder op het gebied van operationele ondersteuning en monitoringprocessen, en om ervoor te zorgen dat alle relevante procedures en opvangstelsels worden aangepast om prioritair rekening te houden met de leeftijd, behoeften en kwetsbaarheden van kinderen.

üDe lidstaten moeten de operationele standaardprocedures voor leeftijdsbeoordeling evalueren en aanpassen om de nieuwe multidisciplinaire leeftijdsbeoordeling toe te passen. De Praktische gids van het EASO over leeftijdsbeoordeling 40 bevat nuttige elementen voor de ontwikkeling van dergelijke procedures.

üDe lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de noodzakelijke administratieve processen aanwezig zijn om niet-begeleide minderjarigen uit te sluiten van de grensprocedure (tenzij om ernstige redenen wordt geoordeeld dat zij een gevaar vormen voor de nationale veiligheid en de openbare orde van een lidstaat).

üDe lidstaten moeten hun stelsels voor de benoeming van vertegenwoordigers voor niet-begeleide minderjarigen en de werkstromen en procedures voor de vroegtijdige identificatie en evaluatie van hun behoeften evalueren, rekening houdend met de nieuwe kwaliteits- en toezichtsvereisten voor vertegenwoordigers en de nieuwe termijnen. Zij moeten ook hun stelsels voor de benoeming van voogden evalueren, om ervoor te zorgen dat aan de nieuwe vereisten van de kwalificatieverordening wordt voldaan (noodzakelijke expertise, vertrouwelijkheidsvoorschriften, aantoonbare antecedenten) en aan de nieuwe toezichts- en monitoringvereisten. Zij moeten ook (als die er nog niet zijn) de noodzakelijke procedures en administratieve structuren opzetten om ervoor te zorgen dat niet-begeleide minderjarigen klachten kunnen indienen met betrekking tot hun aangewezen voogd.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten zorgen voor voldoende capaciteit om de specifieke behoeften van verzoekers te identificeren en om in alle stappen van de procedure en bij de opvang aan deze specifieke behoeften te kunnen voldoen. Wat de infrastructuur betreft, vereist dit dat de lidstaten over voldoende accommodatie beschikken die is aangepast aan de specifieke behoeften van verzoekers. Hiervoor is ook voldoende en adequaat opgeleid personeel nodig, waaronder maatschappelijk werkers, tolken, medisch personeel, kinderbeschermingsfunctionarissen enz.

Wanneer gezinnen met kinderen (of een niet-begeleide minderjarige) onderworpen zijn aan de grensprocedure, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de opvangvoorzieningen aangepast zijn aan hun behoeften, na beoordeling van de belangen van het kind, en dat zij voldoen aan een levensstandaard die toereikend is voor de fysieke, mentale, spirituele, morele en sociale ontwikkeling van de minderjarige, met volledige inachtneming van de vereisten van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen.

üDe lidstaten moeten over voldoende capaciteit beschikken om alternatieven voor bewaring in te voeren en de doeltreffendheid ervan te maximaliseren.

üDe lidstaten moeten capaciteit creëren voor gratis juridisch advies in de verschillende procedures, hetzij rechtstreeks, hetzij via dienstverleningsovereenkomsten met gekwalificeerde derde partijen. Dit biedt ook de mogelijkheid om eventuele bestaande capaciteitstekorten met betrekking tot gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging in de beroepsfase te identificeren en aan te pakken.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat zij over voldoende capaciteit beschikken om alle waarborgen voor kinderen, inclusief niet-begeleide minderjarigen, te waarborgen. Gezien de aanzienlijke toename van de waarborgen die in alle instrumenten van het pact zijn opgenomen, moeten de lidstaten de bestaande capaciteiten zorgvuldig evalueren en serieus overwegen om hun nationale diensten voor kinderbescherming te versterken. Er moet voortdurend voldoende en adequaat opgeleid personeel beschikbaar zijn om beoordelingen van de belangen van het kind te kunnen uitvoeren en voor de follow-up te zorgen, waarbij er gedurende het hele proces moet worden gezorgd voor waarborgen voor de kinderbescherming en multidisciplinaire ondersteuning.

üDe lidstaten moeten over voldoende capaciteit beschikken om ervoor te zorgen dat alle verzoekende kinderen binnen twee maanden na indiening van de asielaanvraag toegang hebben tot onderwijs. Mogelijk moeten de opvangfaciliteiten en -infrastructuur dienovereenkomstig worden aangepast.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat er voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaars beschikbaar zijn voor het multidisciplinaire karakter van de leeftijdsbeoordeling (waaronder kinderartsen, psychologen, maatschappelijk werkers enz.). De hiervoor genoemde Praktische gids van het EASO over leeftijdsbeoordeling bevat nuttige elementen om de personeelsbehoeften in kaart te brengen.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat binnen de nieuwe termijnen voldoende en gekwalificeerde vertegenwoordigers voor niet-begeleide minderjarigen kunnen worden aangesteld (zo snel mogelijk en binnen 15 dagen na het doen van het verzoek) en met inachtneming van de maximale verhouding (1 vertegenwoordiger voor 30 niet-begeleide minderjarigen) 41 . De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat er voldoende voogden voor de lange termijn zijn voor niet-begeleide minderjarigen die internationale bescherming gaan genieten, en dat deze voogden een evenredig en beperkt aantal niet-begeleide minderjarigen vertegenwoordigen. Om te voldoen aan de nieuwe verplichtingen inzake vertegenwoordiging en voogdij moeten de lidstaten een grondige beoordeling uitvoeren van de huidige capaciteit en tekortkomingen. Er moeten diensten voor niet-begeleide minderjarigen die op de grens van de volwassenheid staan beschikbaar zijn om doorlopende ondersteuning en diensten te waarborgen, om ze voor te bereiden op vertrek uit het opvangsysteem en te helpen met maatregelen voor vroegtijdige integratie.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat het onafhankelijke mechanisme voor het toezicht op de grondrechten over voldoende capaciteit en passende financiële middelen beschikt om zijn taken uit te voeren, inclusief het plannen en waarborgen van de relevante partnerschappen, voldoende gekwalificeerd personeel, administratieve regelingen en lopende kosten. Zij zullen in dit voortdurende proces ook nauwe banden moeten onderhouden met internationale en maatschappelijke organisaties.

Commissie

üDe Commissie zal volledige ondersteuning (met inbegrip van financiële steun) verlenen aan de uitvoering van deze bouwsteen, onder meer door te zorgen voor een adequate uitwisseling in het kader van de bijeenkomsten van deskundigen en door te helpen bij het coördineren en identificeren van beste praktijken in de relevante netwerken, waaronder het EU-netwerk voor kinderrechten, bijeenkomsten van de Europese kindergarantiecoördinatoren of het Europees justitieel netwerk voor burgerrechtelijke en handelszaken.

De Commissie zal een speciale bijeenkomst organiseren van de deskundigengroep inzake migrerende kinderen, waarbij vertegenwoordigers van de verschillende nationale overheden aanwezig zullen zijn om de kindgerelateerde bepalingen in alle instrumenten van het pact te bespreken.

EU-agentschappen

Wettelijke verplichting

üHet EUAA zal richtsnoeren verstrekken over alternatieven voor bewaring en een model voor informatieverstrekking.

üHet bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) zal advies geven over het toezicht op de grondrechten. Dit werk is al begonnen en zal in 2024 met de lidstaten worden gedeeld.

Praktische ondersteuning 

üHet EUAA zal zijn richtsnoeren over kwetsbaarheden — normen en indicatoren herzien om de nieuwe wetgeving te weerspiegelen, en trainingsmodules met betrekking tot kwetsbaarheid en de bescherming van minderjarigen bijwerken.

üHet EUAA zal op verzoek van de lidstaten operationele ondersteuning bieden voor juridisch advies.

üHet Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten zal zijn richtsnoeren inzake minderjarigen/voogdij bijwerken.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen het vierde kwartaal van 2024 zal het FRA richtsnoeren over het toezicht op de grondrechten vaststellen;

tegen eind 2025 zal het EUAA modellen en materialen voor informatievoorziening ontwikkelen.


BOUWSTEEN 10

Hervestiging, inclusie en integratie

In het pact wordt de verbintenis van de EU om de veilige en legale trajecten te verbeteren voor mensen die bescherming nodig hebben, opnieuw bevestigd. Om een levensvatbaar alternatief te bieden voor illegale en gevaarlijke reizen en de partnerschappen met niet-EU-landen die grote populaties vluchtelingen opvangen, te versterken, zal de EU blijven helpen om tegemoet te komen aan de toenemende wereldwijde hervestigingsbehoeften en de kwaliteit van de processen voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden te verbeteren.

Bovendien moeten de lidstaten zich blijven inspannen voor de integratie en inclusie van migranten om een succesvol migratie- en asielbeleid te verwezenlijken. Dit is ook een investering in de samenhang van onze samenlevingen en ons economisch welzijn op de lange termijn. Integratieondersteuning is het meest doeltreffend als deze in een vroeg stadium begint. De samenwerking met sociale en economische partners is vaak van cruciaal belang gebleken om de arbeidsmarktintegratie van personen die internationale bescherming genieten, te bevorderen. Het vereenvoudigen en bespoedigen van de erkenning van kwalificaties en de validering van vaardigheden van onderdanen van derde landen door de lidstaten, zoals aanbevolen door de Commissie in november 2023 42 , zou hun integratie vergemakkelijken.

De kaderverordening inzake een Unieplan voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden (de “verordening hervestiging”) bouwt voort op de expertise die de EU-lidstaten hebben ontwikkeld tijdens de uitvoering van zes door de EU gefinancierde ad-hocregelingen voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden. Het geeft het streven van de EU om veilige en legale mogelijkheden voor bescherming te scheppen een meer permanente basis, terwijl het vrijwillige karakter van de inspanningen van de lidstaten volledig wordt gerespecteerd.

De verordening hervestiging voorziet in een geharmoniseerde aanpak van de toelating van personen die bescherming nodig hebben, met inbegrip van gemeenschappelijke toelatingscriteria en weigeringsgronden, en heeft tot doel convergentie op het gebied van de status van internationale bescherming te bevorderen. Bovendien zal het nieuwe Unieplan voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden details verschaffen over het aantal personen dat bescherming nodig heeft dat, over een periode van twee jaar, moet worden toegelaten en over de geografische prioriteiten voor dergelijke toelatingen, wat de voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van het proces vergroot.

De kwalificatieverordening zorgt voor een verdere harmonisering en verduidelijking van de rechten van personen die internationale bescherming genieten, waardoor de lidstaten nieuwe mogelijkheden krijgen om de integratie te optimaliseren en te bevorderen. De doeltreffende en snelle toegang tot deze rechten is van het allergrootste belang om overbelasting van de opvangstelsels voor verzoekers te voorkomen (zie bouwsteen 3). Het is ook belangrijk dat de verantwoordelijkheidsvoorschriften werken (zie bouwsteen 6) om ervoor te zorgen dat Dublinoverdrachten kunnen worden uitgevoerd.

Het is belangrijk dat personen die bescherming genieten, zich in een vroege fase op eigen kracht leren ontwikkelen, aangezien dit een belangrijke factor is voor betere algemene integratieresultaten voor deze personen en de gemeenschappen waarin zij leven, waardoor de financiële lasten voor de lidstaten worden verminderd. De lidstaten moeten het pact gebruiken als een kans om eventuele lacunes in hun integratiestrategieën op te sporen en aan te pakken, en te zorgen voor een doeltreffende verlening van rechten aan personen die internationale bescherming genieten, ook met het oog op de uitvoering van de doelstellingen en aanbevelingen die zijn vastgelegd in het actieplan voor integratie en inclusie 2021-2027. Naast de ondersteuning van arbeidsmarktintegratie zijn het waarborgen van de toegang tot onderwijs en opleiding, het leren van de taal, gezondheidszorg en huisvesting hiervan fundamentele onderdelen.

De kwalificatieverordening biedt ook mogelijkheden om ongeoorloofde verplaatsingen tussen de lidstaten van personen die internationale bescherming genieten aan te pakken. De nieuwe voorschriften bepalen dat als een begunstigde wordt aangetroffen in een andere lidstaat dan de lidstaat die bescherming heeft verleend, zonder recht om daar te blijven of te verblijven, de berekening van de verblijfsperiode van vijf jaar die nodig is om in aanmerking te komen voor de status van langdurig ingezetene opnieuw wordt gestart.

In deze context moeten de volgende maatregelen worden genomen om de doeltreffende uitvoering van deze bouwsteen te garanderen:

Met betrekking tot de kaderverordening inzake een Unieplan voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden:

Lidstaten

Wetgevend

üDe lidstaten moeten hun nationale regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen om een doeltreffende toepassing van de verordening hervestiging te waarborgen.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten een nationaal contactpunt opzetten voor de uitvoering van het Unieplan voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden.

üDe lidstaten moeten de nationale procedures en praktijken evalueren en aanpassen en de werkstromen aanpassen of invoeren om te voldoen aan de verplichtingen die in de verordening zijn vastgelegd, met name met betrekking tot de toelatingsprocedure en de beoordeling van de toelatingscriteria en gronden om toegang te weigeren.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üElke lidstaat moet zorgen voor voldoende en deskundig personeel om de in de verordening vastgelegde verplichtingen uit te voeren, met name de toelatingsprocedure.

Commissie

Wettelijke verplichtingen

üDe Commissie zal het Comité op hoog niveau inzake hervestiging en toelating op humanitaire gronden bijeenroepen, dat de uitvoering van de verordening hervestiging zal bespreken en de Commissie hierover zal adviseren. Het Comité op hoog niveau zal ook strategische aansturing bieden om de geografische prioriteiten voor toelating te identificeren.

üDe Commissie zal het tweejarige Unieplan voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden voorstellen, op basis van de uitkomst van de bespreking door het Comité op hoog niveau en de prognoses van de UNHCR over de wereldwijde hervestigingsbehoeften. Het plan zal indicaties bevatten over de vrijwillige bijdragen van de lidstaten op grond van de verordening, en een indicatie van de regio’s van waaruit toelating zou moeten plaatsvinden. Dit Unieplan zal door de Raad als uitvoeringshandeling worden vastgesteld.

Praktische ondersteuning

üDe deskundigengroep voor hervestiging van de Commissie en het EUAA-netwerk voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden zullen de mogelijkheden bieden om beste praktijken uit te wisselen, de capaciteitsopbouw te verbeteren en operationele uitwisselingen tussen de lidstaten en andere relevante belanghebbenden, waaronder internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld, te bevorderen.

EU-agentschappen

üHet EUAA zal een sleutelrol spelen bij het verlenen van operationele ondersteuning aan de lidstaten bij de uitvoering van het Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden.

Met betrekking tot de kwalificatieverordening:

Lidstaten

Wetgevend

üDe lidstaten moeten hun regelgevingskaders evalueren en indien nodig aanpassen om ervoor te zorgen dat de nieuwe elementen van de kwalificatieverordening doeltreffend op nationaal niveau kunnen worden toegepast, met name met betrekking tot verblijfstitels en reisdocumenten, het vrije verkeer van personen die internationale bescherming genieten en de toegang tot onderwijs voor volwassenen 43 , gelijke behandeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden, vrijheid van vereniging en aansluiting, en arbeidsgerelateerde onderwijsmogelijkheden voor volwassenen, validering van vaardigheden, “meest fundamentele prestaties”, of mogelijke conditionaliteit van bepaalde vormen van sociale bijstand aan de doeltreffende deelname aan integratiemaatregelen.

Organisatorische en administratieve processen

üDe lidstaten moeten een nationaal contactpunt opzetten voor de uitvoering van de kwalificatieverordening.

üDe lidstaten moeten de nationale procedures evalueren en waar nodig aanpassen, met name om te voldoen aan de verplichting om binnen de nieuwe termijnen verblijfstitels en reisdocumenten af te geven (verblijfstitels moeten worden afgegeven binnen 90 dagen na de kennisgeving van het besluit waarbij internationale bescherming wordt verleend) en naleving van uniforme formaten en normen van de EU 44 . Reisdocumenten moeten langer dan één jaar geldig zijn. De lidstaten moeten de kosten voor de afgifte van verblijfstitels evalueren en indien nodig aanpassen, aangezien deze gratis moeten zijn of de kosten ervan niet hoger mogen zijn dan de kosten die aan identiteitsdocumenten voor onderdanen verbonden zijn. Zij moeten ook de administratieve maatregelen (“voorlopige maatregelen”) nemen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat personen die bescherming genieten, toegang hebben tot hun rechten als de verblijfsvergunning niet binnen 15 dagen na het besluit tot verlening van internationale bescherming is afgegeven. Ook moeten zij bij de afgifte van verblijfstitels de nodige maatregelen nemen om de eenheid van het gezin te behouden.

üDe lidstaten moeten de procedures voor het opsporen van ongeoorloofde verplaatsingen van personen die internationale bescherming genieten, evalueren en zo nodig aanpassen, en zij moeten zorgen voor de noodzakelijke herstart van de verblijfsperiode die nodig is om in aanmerking te komen voor de status van langdurig ingezetene.

üDe lidstaten moeten werkstromen evalueren/ontwikkelen voor tijdige toegang tot maatregelen voor vroegtijdige integratie en ondersteuning bij heroriëntering voor verzoekers om internationale bescherming zodra hen bescherming wordt verleend.

üDe lidstaten moeten de procedures die nodig zijn voor de erkenning van kwalificaties en van eerdere leerresultaten en ervaring (“validering van vaardigheden”) van personen die internationale bescherming genieten, evalueren en indien nodig bijwerken of opzetten. De lidstaten worden aangemoedigd ten volle gebruik te maken van de maatregelen die zijn opgenomen in de aanbeveling van de Commissie betreffende de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landen 45 . Als de toegang tot bepaalde vormen van sociale bijstand afhankelijk wordt gesteld van de daadwerkelijke deelname aan integratiemaatregelen, moeten de lidstaten ook de nodige administratieve maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze integratiemaatregelen toegankelijk en gratis zijn (tenzij de persoon die bescherming geniet over voldoende middelen beschikt).

üDe lidstaten moeten de informatie verstrekken die is opgenomen in bijlage I bij de verordening.

Capaciteiten (personele middelen, infrastructuur en uitrusting)

üDe lidstaten moeten zorgen voor de capaciteit om aangepast communicatie- en informatiemateriaal over rechten en plichten te ontwikkelen en te verspreiden onder personen die internationale bescherming genieten, in overeenstemming met bijlage 1 bij de verordening, met inbegrip van informatie over de gevolgen van het niet nakomen van de verplichtingen.

üDe lidstaten moeten zorgen voor voldoende personeel en uitrusting om binnen de nieuwe termijnen verblijfstitels en reisdocumenten af te geven (verblijfstitels binnen 90 dagen vanaf de kennisgeving van het besluit waarbij internationale bescherming wordt verleend) en normen. De lidstaten moeten ook zorgen voor voldoende capaciteit (personeel, uitrusting) om voorlopige maatregelen te treffen (bv. tijdelijke verblijfstitels) om de toegang tot rechten te waarborgen als verblijfstitels niet binnen 15 dagen na het besluit tot verlening van internationale bescherming zijn afgegeven.

üDe lidstaten moeten de capaciteiten evalueren en waar nodig aanpassen om aan personen die internationale bescherming genieten doeltreffende toegang tot hun rechten te bieden, zoals vastgelegd in de kwalificatieverordening. In die zin moeten de lidstaten over voldoende capaciteit beschikken om doeltreffende toegang tot de arbeidsmarkt, gelijke behandeling op het gebied van arbeidsvoorwaarden, vrijheid van vereniging en aansluiting, en arbeidsgerelateerde onderwijsmogelijkheden voor volwassenen, sociale zekerheid en sociale bijstand (de minimale “meest fundamentele prestaties” 46 ), gezondheidszorg, integratiemaatregelen, onderwijs en opleiding voor zowel kinderen als volwassenen, erkenning van kwalificaties en validering van vaardigheden te bieden, evenals toegang tot huisvesting, voortbouwend op de inspanningen die zijn geleverd bij de uitvoering van de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen.

De lidstaten worden aangemoedigd een benadering waarbij meerdere belanghebbenden betrokken zijn te volgen, met inbegrip van samenwerking met sociale en economische partners, internationale en maatschappelijke organisaties, in het bijzonder door migranten geleide organisaties, en lokale en regionale autoriteiten.

üDe lidstaten moeten ervoor zorgen dat autoriteiten en organisaties die de kwalificatieverordening toepassen voldoende zijn opgeleid en gebonden zijn aan het beginsel van vertrouwelijkheid met betrekking tot de persoonlijke informatie die zij hebben verkregen bij de uitvoering van hun taken (wat moet worden vastgelegd in de interne wetgeving).

Commissie/EU-agentschappen

üDe Commissie zal, in samenwerking met het EUAA, een reeks bijeenkomsten van deskundigengroepen van de Commissie organiseren om de juiste toepassing van de nieuwe bepalingen te vergemakkelijken (onder meer door de betekenis van de nieuwe bepalingen te verduidelijken). De Commissie zal ernaar streven gezamenlijke bijeenkomsten van deskundigen te organiseren tussen de contactcomités kwalificatie en opvang, om synergieën te bevorderen met maatregelen voor vroegtijdige integratie waarin de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen voorziet en de integratiemaatregelen en -rechten die zijn opgenomen in de kwalificatieverordening.

üHet EUAA zal aangepaste informatiefolders en -materialen ontwikkelen, evenals richtsnoeren ter ondersteuning van de toepassing van de nieuwe voorschriften.

Belangrijke mijlpalen om rekening mee te houden:

tegen het derde kwartaal van 2024 zal de Commissie een Comité op hoog niveau inzake hervestiging en toelating op humanitaire gronden bijeenroepen;

tegen 2025 zal de Commissie een voorstel vaststellen voor het eerste Unieplan voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden (voor de periode 2026-2027);

uiterlijk op 12 juni 2026 zetten de lidstaten een nationaal contactpunt op voor de uitvoering van de kwalificatieverordening



3Operationele en financiële ondersteuning voor de uitvoering van het pact

3.1Operationele ondersteuning

De lidstaten kunnen rekenen op de steun van de Commissie en de EU-agentschappen bij het ontwikkelen en uitvoeren hun nationale uitvoeringsplan.

Om geïndividualiseerde ondersteuning en bijstand te bieden, heeft de Commissie bilateraal overleg gevoerd met elke afzonderlijke lidstaat. In het voorjaar van 2024 hebben de diensten van de Commissie voor elke lidstaat en met Schengen geassocieerd land een multidisciplinair landenteam opgericht om hun nationale behoeftebeoordeling te ondersteunen en samen te werken met de verantwoordelijke nationale autoriteiten. Elk team wordt geleid door een senior manager van de Commissie, bijgestaan door een technisch aanspreekpunt en deskundigen op elk van de relevante beleidsterreinen. In de teams zijn ook vertegenwoordigers van de relevante EU-agentschappen aanwezig. De Commissie is al begonnen met het uitvoeren van een behoeftebeoordeling voor elke lidstaat. Deze beoordeling heeft tot doel de voorbereiding van de nationale uitvoeringsplannen te ondersteunen.

De EU-agentschappen zullen in de eerste plaats horizontale ondersteuning bieden, zoals opleidingen, instrumenten en begeleiding, die beschikbaar is voor alle lidstaten, aangevuld met directe operationele ondersteuning aan de lidstaten om tijdelijke capaciteitstekorten op te vullen en de opbouw van nationale capaciteiten op langere termijn te ondersteunen.

Het EUAA verleent momenteel operationele ondersteuning aan twaalf lidstaten. Het agentschap heeft ook extra personele en financiële middelen gekregen om zich voor te bereiden op de inwerkingtreding van het pact.

Frontex zal assisteren op het gebied van screeninggerelateerde opleiding en deskundigen/teams beschikbaar stellen aan de lidstaten voor het uitvoeren van screening. Frontex biedt ook belangrijke ondersteuning bij grensbeheer, terugkeer, het verzamelen van gegevens en gegevensanalyse.

eu-LISA zal een nieuwe Eurodac-databank opzetten en de lidstaten ondersteunen bij het realiseren van de nationale componenten die nodig zijn om verbinding te maken met deze databank.

Bovendien moet, wanneer de lidstaten bij de ontwikkeling van hun nationale uitvoeringsplannen gemeenschappelijke aanbestedingsbehoeften vaststellen, aandacht worden besteed aan de potentiële voordelen van gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures, bijvoorbeeld via het EUAA of eu-LISA, zowel wat het tijdsaspect als de schaalvoordelen betreft.

3.2Financiële planning en ondersteuning

Het berekenen van de uitvoeringskosten op nationaal niveau is van fundamenteel belang om een goede begroting op te stellen voor de nationale uitvoeringsplannen, wat op zichzelf een voorwaarde is voor een succesvolle uitvoering.

Naast financiering vanuit de nationale begrotingen kunnen de lidstaten gebruikmaken van bestaande en nieuw beschikbare middelen uit het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) 47 en het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (BMVI) 48 , evenals uit andere beschikbare EU-middelen, zoals de middelen voor het cohesiebeleid, als mogelijke financieringsbronnen om de geïdentificeerde kosten te dekken.

De tussentijdse evaluatie van de nationale programma’s in het kader van de AMIF- en BMVI-verordeningen, en de herziening van het meerjarig financieel kader voor 2021-2027, zorgen voor extra middelen voor de jaren 2025-2027.

De tussentijdse evaluatie van de nationale programma’s biedt de gelegenheid om ruim 1 miljard EUR toe te wijzen aan het AMIF en 600 miljoen EUR aan het BMVI. Deze toewijzing zal plaatsvinden op basis van de in de wetgeving vastgelegde verdeelsleutel.

De herziening van het meerjarig financieel kader voor 2021-2027 resulteerde in een totale verhoging met 2 miljard EUR van het budget voor migratie en grensbeheer. Dit is als volgt verdeeld: 810 miljoen EUR voor het AMIF, 1 miljard EUR voor het BMVI en 190 miljoen EUR voor het EUAA. Deze extra middelen voor het AMIF en het BMVI worden toegevoegd aan de thematische faciliteit van deze middelen en van daaruit toegewezen op basis van de behoeften in de verschillende lidstaten.

De Commissie werkt al nauw samen met de lidstaten om doeltreffende koppelingen te creëren tussen de komende herprogrammering en het voorbereidingsproces van de gemeenschappelijke en nationale uitvoeringsplannen, zodat geïdentificeerde lacunes kunnen worden aangepakt en via de nationale programma’s relevante operationele stappen kunnen worden gezet. Voor de komende jaren zal het volgende meerjarig financieel kader het sleutelmoment zijn om te komen tot een samenhangend en doeltreffend gebruik van de EU-middelen voor EU-prioriteiten, met inbegrip van steun aan de lidstaten bij het aanpakken van de vastgestelde lacunes en behoeften op het gebied van asiel en grensbeheer.

De extra middelen uit de tussentijdse evaluatie van de programma’s en de herziening van het meerjarig financieel kader zullen niet alle verwachte behoeften dekken. Het zal daarom noodzakelijk zijn om prioriteiten te stellen bij de toewijzing van de beschikbare nationale en EU-middelen en deze voornamelijk in te zetten voor de meest urgente en middelenintensieve behoeften, zoals maatregelen voor het opzetten van adequate capaciteit voor het uitvoeren van de grensprocedure, het bieden van juridisch advies en het versterken van de asiel- en opvangstelsels in de lidstaten 49 .

Daarnaast kunnen de lidstaten bijvoorbeeld de uitvoering van het pact ondersteunen met middelen voor het cohesiebeleid, die al een grote rol hebben gespeeld bij de uitvoering van tijdelijke beschermingsmaatregelen voor mensen die de Russische agressieoorlog in Oekraïne ontvluchtten. In de conclusies van de Europese Raad van februari 2024 werd herinnerd aan het potentieel van de middelen voor het cohesiebeleid om migratiegerelateerde behoeften te ondersteunen 50 .

Daarom moeten synergieën worden gecreëerd tussen het AMIF, dat maatregelen voor aankomst en opvang ondersteunt, en de middelen voor het cohesiebeleid, namelijk het Europees Sociaal Fonds (ESF+) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), die de integratie en inclusie op lange termijn van mensen met een migratieachtergrond ondersteunen. Deze complementariteiten worden verder beschreven in de Toolkit 2021 over het gebruik van EU-middelen voor de integratie van mensen met een migratieachtergrond voor de programmeringsperiode 2021-2027 51 .

De lidstaten kunnen ook steun krijgen vanuit het instrument voor technische ondersteuning, in het kader waarvan de Commissie een speciale oproep zal doen om de lidstaten te ondersteunen bij het ontwikkelen van hun nationale uitvoeringsplannen. Bovendien heeft het instrument voor technische ondersteuning de steun aan de lidstaten voor de uitvoering van het pact aangemerkt als vlaggenschipinitiatief voor 2025. Steun vanuit het instrument voor technische ondersteuning kan de vorm aannemen van strategisch of technisch advies, studies waarin de behoefte aan of mogelijkheden van hervorming op specifieke gebieden, opleiding of werkmissies binnen het land door deskundigen worden beoordeeld. Dit instrument zou kunnen worden gebruikt om de operationalisering van de nationale uitvoeringsplannen te ondersteunen, inclusief de hervormingen die nodig zijn in het kader van het pact, en om het gebruik van relevante EU-middelen te helpen vergemakkelijken.

Als onderdeel van de bilaterale uitwisselingen tussen het multidisciplinaire landenteam dat door de Commissie is opgericht en de lidstaten ter voorbereiding van hun nationale uitvoeringsplannen, zullen de lidstaten worden uitgenodigd na te denken over de beste manier om nationale en andere middelen van de Unie te combineren om de uitvoeringskosten van het pact te dekken.

4Externe dimensie van migratie

Het migratie- en asielpact weerspiegelt een benadering van migratiebeheer die overheidsbreed is en de volledige route omvat, en streeft naar samenhang tussen en effectiviteit in alle acties en maatregelen die de Unie en haar lidstaten intern en extern nemen.

De EU heeft een tweeledige aanpak gevolgd, waarbij de wetgevende werkzaamheden op EU-niveau worden vergezeld door operationele activiteiten samen met de lidstaten en partners. Acties en maatregelen op het gebied van de externe dimensie van migratie zijn niet gebonden aan de specifieke bouwstenen binnen het gemeenschappelijk uitvoeringsplan. Niettemin is een sterke samenwerking van de EU met derde landen van herkomst en doorreis, waarvan een aantal grote groepen migranten en vluchtelingen huisvesten, belangrijk voor de duurzaamheid van het pact.

De EU heeft vier EU-actieplannen ontwikkeld die een volledige-routebenadering volgen, voor de belangrijkste migratieroutes naar de EU (de routes via de Westelijke Balkan, het centrale Middellandse Zeegebied, het Atlantische/westelijke Middellandse Zeegebied en het oostelijke Middellandse Zeegebied). Deze effenen de weg voor collectieve operationele maatregelen om de samenwerking met partnerlanden langs de routes te versterken en de veiligheid voor de zich verplaatsende mensen te vergroten.

Nu de werkzaamheden goed op gang zijn en er duidelijke resultaten worden geboekt, kunnen de actieplannen sturing bieden voor de activiteiten van de EU en de lidstaten die de uitvoering van het pact aanvullen, de impact van de middelen van de EU en de lidstaten vergroten en zich gericht toespitsen op derde landen. In deze actieplannen wordt de toolbox gebruikt die al wordt ingezet om de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie op te bouwen.

4.1Migratie als onderdeel van de brede en strategische aanpak met partnerlanden

De Commissie werkt samen met de lidstaten als Team Europa om brede partnerschappen verder uit te diepen op basis van wederzijdse belangen, waarvan migratie er vaak één is. Op maat gesneden partnerschappen die gedeelde doelen als stabiliteit en veiligheid weerspiegelen; economische ontwikkeling en hervormingen; investeringen, handel en werkgelegenheid; energie; de groene en de digitale transitie; en intermenselijke contacten kunnen het vertrouwen en een gedeelde strategische visie verdiepen.

Deze benadering heeft ook een intensivering van de operationele activiteiten met partners mogelijk gemaakt, die het volledige spectrum van samenwerkingen op het gebied van migratie en ontheemding bestrijken: het aanpakken van de oorzaken, het beschermen van vluchtelingen en kwetsbare migranten en de daarmee samenhangende uitdagingen, het versterken van het grensbeheer, het voorkomen van illegaal vertrek en het aanpakken van mensenhandel of migrantensmokkel, het verhogen van het terugkeer-, overname- en re-integratiepercentage, en het creëren van legale migratiemogelijkheden. Er is nu een duidelijk streven om nauwere partnerschappen met belangrijke derde landen te sluiten, die de samenwerking op het gebied van migratie een plaats geven tussen andere grote gedeelde belangen. Deze benadering is bijvoorbeeld gevolgd voor brede en strategische partnerschappen met Tunesië, Mauritanië en Egypte. In alle partnerschappen benadrukt de EU consequent het belang van eerbiediging van de grondrechten en het internationaal recht 52 .

Om de inspanningen op EU-niveau aan te vullen en een belangrijke extra dimensie te bieden aan dergelijke strategische en brede partnerschappen, worden de lidstaten aangemoedigd om acties te plannen die deze samenwerking binnen Team Europa met belangrijke derde landen kunnen versterken, voortbouwend op hun ervaring en bijzondere betrekkingen. Deze acties kunnen zich richten op het volledige scala van migratiegerelateerde activiteiten, met inbegrip van steun voor capaciteitsopbouw en uitrusting, en kunnen partners ondersteunen bij hun eigen activiteiten op het gebied van vluchtelingenhulp, asiel en terugkeer. Het samenbrengen van deze inspanningen in specifieke Team Europa-initiatieven op het gebied van migratie kan een krachtige collectieve impact hebben. Hierbij is het belangrijk om de coördinatie van nationale maatregelen voort te zetten via de bestuursstructuren van de EU, ook in de Raad.

Om de externe dimensie van het pact te ondersteunen overschrijdt het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) 53 momenteel de indicatieve uitgavendoelstelling van 10 % voor acties op het gebied van migratie en gedwongen ontheemding in de periode 2021-2027. Ondersteuning van migratiegerelateerde samenwerking is ook een belangrijk thema van de werkzaamheden in het kader van het instrument voor pretoetredingssteun (IPA).

Om de Unie in staat te stellen de noodzakelijke steun te bieden in tijden van buitengewone geopolitieke spanningen, zijn in de context van de tussentijdse evaluatie van het meerjarig financieel kader 2021-2027 de prioriteiten van rubriek 6 “Nabuurschap en internationaal beleid” van het meerjarig financieel kader, zoals migratie en externe uitdagingen, versterkt met 7,6 miljard EUR. Deze financiering zal helpen de doeltreffende migratiesamenwerking met derde landen in stand te houden, inclusief steun voor Syrische vluchtelingen in Turkije (2 miljard EUR) en de bredere regio (1,6 miljard EUR), evenals de voortzetting van acties die eerder zijn ondernomen via het EU-trustfonds voor Afrika. De financiering zal ook helpen de Westelijke Balkan, het Zuidelijk Nabuurschap en Afrika te ondersteunen, inclusief partnerschappen en financiering voor migratieroutes.

De sociaaleconomische ontwikkeling en het creëren van duurzame werkgelegenheid, waardoor de druk van de oorzaken van illegale migratie in de landen van herkomst en doorreis wordt verminderd, wordt bijvoorbeeld ondersteund via projecten in het kader van de “Global Gateway”-strategie.

Acties in of met betrekking tot derde landen die worden gefinancierd in het kader van het solidariteitsmechanisme van het pact moeten via het AMIF worden uitgevoerd binnen het toepassingsgebied van de relevante wetgeving en samenhangen met het externe beleid van de EU.

4.2Actieprioriteiten

Het hele spectrum van migratiegerelateerde steun aan derde landen kan het pact helpen aanvullen. Toch zijn drie gebieden van bijzonder operationeel belang: de bestrijding van migrantensmokkel, doeltreffende terugkeer en overname, en legale migratiemogelijkheden.

Bestrijding van migrantensmokkel

De Commissie en de lidstaten moeten blijven samenwerken aan innovatieve en duurzame maatregelen om illegale migratie te voorkomen. De Commissie zal voortbouwen op de wereldwijde alliantie ter bestrijding van migrantensmokkel en de oproep tot actie van die alliantie.

Er vinden bijeenkomsten van deskundigen plaats en er worden oproepen gedaan tot het indienen van voorstellen voor nieuwe projecten en acties om samen te werken met partnerlanden 54 en internationale organisaties, zoals het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC), onder meer over de aanpak van de digitale dimensie van migrantensmokkel. Een vervolg op politiek niveau vond al plaats in Kopenhagen met de conferentie over migratiepartnerschappen in mei 2024. De volgende internationale conferentie over de wereldwijde alliantie staat gepland voor november 2024 in Brussel.

Het ontmantelen van criminele groepen die zich bezighouden met migrantensmokkel is een belangrijk onderdeel van het optreden van de EU in partnerlanden. De EU heeft aanzienlijke steun verleend en zal deze blijven verlenen aan onze partners in de Westelijke Balkan, Turkije en het Zuidelijk Nabuurschap. Voortdurende samenwerking met partnerlanden is noodzakelijk om de op maat gemaakte operationele partnerschappen ter bestrijding van mensensmokkel operationeel te maken 55 .

Het voorkomen van illegale migratie met verbeterde grensbeheeracties en versterkte capaciteiten op het gebied van opleiding en uitrusting voor partnerlanden is een cruciaal element in de strijd tegen migrantensmokkel en maakt deel uit van de oproep tot actie van de wereldwijde alliantie ter bestrijding van migrantensmokkel. Dit omvat door de EU gefinancierde programma’s en ook de intensivering van de samenwerking met Frontex in partnerlanden door middel van statusovereenkomsten en werkafspraken.

Dergelijke operationele maatregelen ter verbetering van het vermogen van de EU om migrantensmokkel te bestrijden moeten worden aangevuld met snelle vorderingen bij de onderhandelingen over het voorstel van de Commissie voor een nieuwe richtlijn ter bestrijding van smokkel die de sancties aanscherpt voor diegenen die levens op het spel zetten voor financieel gewin, en de voorgestelde verordening ter versterking van politiële samenwerking, waardoor Europol samen met het Europees Centrum tegen migrantensmokkel een echt centraal punt kan worden in de strijd tegen migrantensmokkel en mensenhandel.

Terugkeer, overname en duurzame re-integratie

Wil het pact volledig effect sorteren, dan is een humaan en doeltreffend terugkeer- en overnamebeleid van cruciaal belang. Het moet duidelijk zijn dat mensen die geen recht hebben om in de EU te verblijven op een veilige, duurzame en waardige manier naar hun land van herkomst zullen worden teruggestuurd.

Het nieuwe wetgevingskader zal een aantal mazen tussen de asiel- en de terugkeerprocedure dichten. Doeltreffende samenwerking met derde landen is echter ook van cruciaal belang om de naleving van de internationale verplichting tot overname van eigen onderdanen te waarborgen.

De hefboomwerking van alle relevante EU-beleidsmaatregelen en andere EU-instrumenten, waaronder diplomatie, ontwikkeling, handel en visa, evenals mogelijkheden voor legale migratie, kunnen een rol spelen bij het strategisch stimuleren van goede samenwerking op het gebied van overname.

Het visumbeleid biedt nieuwe instrumenten met artikel 25 bis van de visumcode. Krachtens deze wetgeving beoordeelt de Commissie elk jaar de mate van samenwerking van derde landen op het gebied van overname. De afgelopen vier jaar is dit proces van groot belang gebleken bij het identificeren en aanpakken van problemen met derde landen en bij het versterken van de dialoog om de samenwerking op het gebied van overname te verbeteren. Voorbeelden van de bereikte verbeteringen zijn te zien in de samenwerking met Gambia, Irak en Bangladesh. Vóór de zomer zal de Commissie het vijfde beoordelingsverslag en relevante voorstellen voor visummaatregelen uitbrengen.

Om de grensprocedure van het pact tot een succes te maken, moet het volledige potentieel van dit mechanisme worden benut om de samenwerking op het gebied van overname te vergroten met derde landen waar het percentage ingewilligde asielverzoeken van eigen onderdanen 20 % of lager is.

De Commissie, Frontex en de lidstaten moeten ook hun gezamenlijke inspanningen op het gebied van duurzame re-integratie blijven versterken, door begeleiding bij terugkeer en ondersteuning bij re-integratie op maat te bieden aan vrijwillige en gedwongen repatrianten (met middelen van de EU of de lidstaten, in samenwerking met VN-agentschappen en ngo’s), en door partners te helpen bij capaciteitsopbouw en samen te werken om de steun te richten op zowel de repatrianten als de ontvangende gemeenschappen.

Het Parlement en de Raad moeten ook snel de lopende herziening van het opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht voltooien, die moet leiden tot meer toezicht op visumvrije landen en mogelijk misbruik van visumvrij reizen beter moet aanpakken door het mechanisme gemakkelijker te activeren en afschrikwekkender te maken.

Legale migratiemogelijkheden

Legale migratie speelt een belangrijke en aanvullende rol bij het ondersteunen van de arbeidsmarktbehoeften van de EU 56 , en ook bij het verbeteren van het migratiebeheer en het bevorderen van de samenwerking met de landen van herkomst en doorreis, en draagt uiteindelijk bij aan het terugdringen van illegale migratie. Het ontwikkelen van samenwerking met partnerlanden op het gebied van arbeidsmigratie, ondersteund door gemeenschappelijke EU-regels voor legale migratie en alternatieve routes voor personen die internationale bescherming nodig hebben, zorgt voor een evenwichtige aanpak van migratie.

De voordelen komen niet alleen voort uit gedegen migratiebeheer, maar ook uit overmakingsstromen en de overdracht van vaardigheden en kennis naar partnerlanden. Een actief beleid om de arbeidsmigratie in de lidstaten te optimaliseren, levert een belangrijke bijdrage aan het aanpakken van tekorten op de arbeidsmarkt. Het verbeteren van het beheer van arbeidsmigratie, het onderwijs en de stelsels voor beroepsonderwijs en -opleiding, en een gezamenlijke benadering van de erkenning van kwalificaties en vaardigheden, zijn essentiële elementen voor het bevorderen van vaardigheden als motor voor economische groei, tot wederzijds voordeel van de EU en haar partners.

De EU werkt samen met partnerlanden in het kader van de “Global Gateway”-strategie bij het ontwikkelen van de vaardigheden van de beroepsbevolking in derde landen, met name om het vermogen van de partnerlanden om met de EU samen te werken op innovatieve gebieden, zoals de groene transitie en digitalisering, te bevorderen. Het vergroten van het vaardighedenbestand biedt mogelijkheden van een “win-win”-situatie om de economische integratie en sterke nieuwe internationale partnerschappen op te bouwen.

Om een brede aanpak van migratie te waarborgen moeten de EU en haar lidstaten hun inspanningen voortzetten om talentpartnerschappen met belangrijke derde landen te ontwikkelen om de internationale eerlijke arbeidsmobiliteit te versterken, en tegelijkertijd de negatieve gevolgen van braindrain te vermijden. De Commissie heeft tot op heden talentpartnerschappen opgezet met Marokko, Tunesië, Egypte, Pakistan en Bangladesh. Tijdens rondetafelgesprekken die met elk van deze landen werden gehouden en waaraan geïnteresseerde lidstaten deelnamen, zijn gemeenschappelijke doelstellingen geïdentificeerd, evenals sectoren en beroepen van wederzijds belang waarop zij zich moeten richten. Om hierin te slagen moeten de lidstaten hun aanbod van legale migratiemogelijkheden verder mobiliseren en coördineren, en hun actieve deelname aan de talentpartnerschappen vergroten, bijvoorbeeld door bilaterale overeenkomsten onder de paraplu van het talentpartnerschap te brengen, wat zou helpen de collectieve invloed van de EU te versterken. De Commissie zal samen met de lidstaten de mogelijkheid onderzoeken om het bereik van de talentpartnerschappen uit te breiden naar andere partnerlanden.

De EU-talentenpool zal ook bijdragen aan eerlijke arbeidsmigratie, als het eerste EU-brede platform dat internationale werving faciliteert met ingebouwde waarborgen om uitbuiting en oneerlijke praktijken te voorkomen en dat werkzoekenden in derde landen informeert over de mogelijkheden om, op alle vaardigheidsniveaus, in de EU in knelpuntberoepen te werken. De snelle ingebruikname van het instrument is afhankelijk van de snelle goedkeuring van het rechtskader door het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie voert ook maatregelen uit die zijn uiteengezet in het pakket “mobiliteit van vaardigheden en talent” van november 2023 om de validering van vaardigheden en erkenning van buiten de EU verworven kwalificaties te ondersteunen, wat een obstakel blijft voor de werving van migranten en de integratie op de arbeidsmarkt. De Commissie zal de samenwerking met de lidstaten en de sociale partners voortzetten via het platform voor arbeidsmigratie, dat sectoroverschrijdende besprekingen over praktische zaken faciliteert.

De Commissie zal veilige en legale mogelijkheden voor bescherming ook blijven bevorderen en nauw samenwerken met de lidstaten om hun inspanningen op het gebied van vrijwillige hervestiging en toelating op humanitaire gronden te ondersteunen. In het kader van de ad-hocregeling van de EU voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden voor de periode 2024-2025 hebben de lidstaten in totaal meer dan 60 000 toezeggingen gedaan, waaruit blijkt dat zij zich blijvend willen inzetten om te voorzien in de wereldwijde hervestigingsbehoeften. De Commissie zal innovatieve aanvullende mogelijkheden voor mensen die bescherming nodig hebben, als alternatief voor illegale migratie, blijven bevorderen.

5Bestuur en toezicht

De gemeenschappelijke inspanning die van essentieel belang is voor de succesvolle uitvoering van het pact moet worden weerspiegeld in het bestuur ervan. Dit zal de consistentie van de uitvoering ten goede komen, terwijl de lidstaten tegelijkertijd de noodzakelijke flexibiliteit behouden. Er moet voor worden gezorgd dat alle juridische, administratieve en operationele maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van het pact tijdig en op een samenhangende en efficiënte manier worden doorgevoerd. Er moet rekening worden gehouden met het onderling verbonden karakter van de afzonderlijke werkgebieden, en ook een doeltreffende coördinatie mogelijk maken tussen de verschillende actoren en instellingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het pact op EU- en nationaal niveau.

5.1Bestuur en toezicht tijdens de transitiefase

De Commissie zal toezicht houden op het gemeenschappelijk uitvoeringsplan en de nationale uitvoeringsplannen. Daartoe zal de Commissie regelmatige contacten onderhouden met elke lidstaat, onder meer door regelmatige bilaterale bijeenkomsten en bijeenkomsten van bestaande groepen en netwerken te bezoeken, en tegelijkertijd onnodige administratieve belasting voorkomen.

Bovendien zal de Commissie in volledige coördinatie samenwerken met de structuren in de Raad, en zal zij zowel het Europees Parlement als de Raad volledig op de hoogte houden. In deze context zal de Commissie, om te zorgen voor een doeltreffende en transparante uitwisseling van informatie tussen alle lidstaten, regelmatig updates verstrekken aan het Europees Parlement en de Raad over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het gemeenschappelijk uitvoeringsplan en de nationale uitvoeringsplannen. Hoewel de Commissie verplicht is dit elke zes maanden te doen, kunnen updates vaker worden verstrekt, indien het Europees Parlement en de Raad dit wensen.

Om de samenhang en coördinatie van de uitvoeringswerkzaamheden te garanderen, zal de Commissie een (horizontaal) pactcoördinatieplatform instellen, dat indien nodig periodiek bijeen zal worden geroepen, in volledige complementariteit met de bijeenkomsten van de Raad. Het pactcoördinatieplatform zal de diensten van de Commissie, de coördinatoren van de lidstaten voor de uitvoering van het pact op nationaal niveau en EU-agentschappen samenbrengen om te zorgen voor het vereiste en regelmatige overzicht en de inventarisatie van de uitvoering op verschillende niveaus en werkgebieden. Het pactcoördinatieplatform zal een overzicht bijhouden van alle activiteiten, met inbegrip van een vergaderkalender en de conclusies van de besprekingen, en voorzien in een virtueel portaal voor relevante documenten. De Commissie zal indien nodig ook het Europees Parlement en andere relevante belanghebbenden hierbij betrekken.

De belangrijkste activiteiten in het kader van de uitvoering van het pact zullen worden uitgevoerd in bestaande groepen en netwerken. De Commissie zal het werk van alle bestaande groepen en netwerken stroomlijnen en ervoor zorgen dat de bijeenkomsten worden georganiseerd wanneer daar behoefte aan is en dat overlappingen worden vermeden.

Er bestaan momenteel al drie niveaus die een belangrijke rol zullen spelen bij het garanderen van een tijdige en consistente uitvoering van het pact:

·Het regelgevingsniveau, dat de relevante regelgevende comités omvat die de Commissie moeten bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden in overeenstemming met de relevante verordeningen. Deze comités bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Er worden drie comités opgericht, op grond van de verordening asiel- en migratiebeheer, de Eurodac-verordening en de screeningverordening, die tot doel hebben alle uitvoeringshandelingen die in beide handelingen worden vermeld, vast te stellen in het kader van de onderzoeksprocedure 57 . Een lijst met uitvoeringshandelingen die de Commissie moet vaststellen is te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

·Het niveau van de technische deskundigen, dat alle bestaande door de Commissie geleide deskundigengroepen 58 omvat, zoals uiteengezet in Besluit C(2016) 3301 van de Commissie. De Commissie zal ten volle gebruikmaken van deze bestaande deskundigengroepen om het gemeenschappelijk inzicht te versterken en een samenhangende toepassing van de bepalingen van het pact te bevorderen. De werkzaamheden van deze groepen zouden kunnen resulteren in handboeken of richtsnoeren, of in updates van bestaande documenten. Om synergieën tussen de verschillende deskundigengroepen te realiseren en extra belasting voor de lidstaten te voorkomen, zal de Commissie, waar relevant, zoveel mogelijk gezamenlijke bijeenkomsten van deskundigengroepen organiseren. Bovendien zal de Commissie het huidige solidariteitsplatformpact omzetten in het solidariteitsforum op technisch niveau, dat moet zorgen voor de operationalisering van de jaarlijkse solidariteitspool. Tijdens de overgangsfase kan deze groep advies geven bij het opstellen van de uitvoeringsvoorschriften op het gebied van solidariteit.

·Het operationele niveau, dat de netwerken van de agentschappen omvat die zijn gericht op operationele aspecten, waaronder de ontwikkeling van richtsnoeren en modellen. De Commissie zal samenwerken met de EU-agentschappen om volledige complementariteit met de werkzaamheden van de comités en deskundigengroepen te waarborgen. Het opvangnetwerk zal bijvoorbeeld de werkzaamheden van de deskundigengroep voor opvang aanvullen. Het werk van de Frontex-rondetafelconferentie op hoog niveau over terugkeer zal het werk van de deskundigengroep voor terugkeer aanvullen.

De Commissie zal ernaar streven om opeenvolgende bijeenkomsten van de deskundigengroepen van de Commissie en de operationele netwerken van de agentschappen te organiseren, om de complementariteit tussen de juridische interpretatie en de operationele toepassing van de nieuwe maatregelen te maximaliseren (bv. het contactcomité Dublin gevolgd door het Dublin-netwerk) en om administratieve belasting te vermijden.

5.2Toezicht na de datum van toepassing van het pact

Zodra het pact van toepassing wordt, zullen de toezichtsactiviteiten waarin de relevante mechanismen voorzien, zoals het toezichtsmechanisme van het EUAA of het Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht, van start gaan met betrekking tot de verplichtingen van het pact. Deze toezichtsactiviteiten zullen het mogelijk maken om eventuele onjuiste of gedeeltelijke toepassing van het wettelijke en operationele kader op te sporen, zodat de tijdige uitvoering van noodzakelijke corrigerende maatregelen kan worden gewaarborgd. De Commissie staat ook klaar om passende procedures in te zetten, waar dit noodzakelijk en gerechtvaardigd wordt geacht, inclusief inbreukprocedures, om haar rol als hoedster van de Verdragen ten volle te vervullen.

Het EUAA zal medio 2026 starten met zijn programma om toezicht te houden op de operationele en technische toepassing van het Europese asielstelsel. In overeenstemming met de EUAA-verordening moet elke lidstaat minstens één keer in de vijf jaar worden gemonitord. Het EUAA kan ook thematisch toezicht ten aanzien van specifieke aspecten starten. Wanneer er ernstige zorgen bestaan over de werking van het asiel- of opvangstelsel van een lidstaat, initieert het EUAA op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie een ad-hocmonitoring.

Het Schengenmechanisme voor evaluatie en toezicht is relevant in zoverre dat het de screeningverordening en de verordening terugkeergrensprocedure zal bestrijken, aangezien deze rechtsinstrumenten van het pact deel uitmaken van het Schengenacquis. Elke lidstaat zal om de zeven jaar worden geëvalueerd. Via dit mechanisme kunnen ook thematische evaluaties en onaangekondigde bezoeken worden uitgevoerd. In de verordening inzake het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme is voorzien in een specifieke procedure met kortere termijnen voor gevallen waarin ernstige tekortkomingen worden vastgesteld.

Conclusie

Het gemeenschappelijk uitvoeringsplan is de operationele blauwdruk op basis waarvan de Commissie voorstelt om samen met de lidstaten en relevante EU-agentschappen vooruitgang te boeken met de uitvoering van het migratie- en asielpact. Het zal fungeren als leidraad voor onze werkzaamheden om onze gemeenschappelijke doelstelling te verwezenlijken: tegen het einde van de overgangsperiode, medio 2026, over een goed voorbereid stelsel beschikken. De volgende belangrijke stap is het opstellen door de lidstaten van hun nationale uitvoeringsplannen, uiterlijk tegen 12 december 2024.

Met onze gedeelde en gecoördineerde inzet kan het migratie- en asielpact worden verwezenlijkt. De lidstaten kunnen bij elke stap rekenen op de Commissie en de EU-agentschappen, ook voor het verlenen van operationele, technische en financiële steun.

(1)     https://home-affairs.ec.europa.eu/policies/migration-and-asylum/pact-migration-and-asylum/legislative-files-nutshell_nl .
(2)    Mededeling van de Commissie, Een evenwichtige aanpak van migratie: billijk en daadkrachtig (COM(2024) 126 final).
(3)    Behalve Verordening (EU) 2024/1350 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden, en tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1147, die op 11 juni 2024 van toepassing is geworden.
(4)    Artikel 84 van Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende asiel- en migratiebeheer (PB L, 2024/1351, 22.5.2024); artikel 75 van Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie (PB L, 2024/1348, 22.5.2024).
(5)

   Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013 (PB L, 2024/1351, 22.5.2024).

(6)    In de Eurodac-verordening is bepaald dat de Commissie bij de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden moet worden bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling moet vaststellen in overeenstemming met de verordening. Zie het gedeelte over bestuur.
(7)      Verordening (EU) 2019/817 en Verordening (EU) 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen, Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias), Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening).
(8)    Het Eurodac-contactcomité is een bestaande informele deskundigengroep van de Commissie, opgericht overeenkomstig Besluit C(2016) 3301 van de Commissie. Overeenkomstig dat besluit voorziet de deskundigengroep de Commissie van advies en expertise over de uitvoering van de wetgeving van de Unie en de coördinatie en samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden in dat verband, over de voorbereiding van wetgevingsvoorstellen, beleidsinitiatieven en gedelegeerde handelingen, en kan zij waar nodig de Commissie ook voorzien van advies en expertise in de vroege voorbereidingsfase van uitvoeringshandelingen vóór indiening bij het regelgevend comité.
(9)    Het begrip “toereikende capaciteit” vereist dat de lidstaten straks voldoende opvangcapaciteit en personele middelen paraat hebben, met inbegrip van gekwalificeerd en goed opgeleid personeel, om te allen tijde een bepaald aantal verzoeken te kunnen behandelen en terugkeerbesluiten te kunnen uitvoeren. Wanneer de toereikende capaciteit van een bepaalde lidstaat is bereikt, is de betrokken lidstaat niet langer verplicht om mensen naar de grensprocedure te verwijzen, in plaats daarvan kan de lidstaat voor verzoekers de versnelde procedure op het grondgebied in werking stellen. Op dezelfde manier is de lidstaat, wanneer de lidstaat het jaarlijkse maximumaantal verzoeken heeft bereikt zoals vastgelegd in de wetgeving (toereikende capaciteit vermenigvuldigd met twee in 2026, met drie in 2027 en met vier in 2028), niet langer verplicht om de grensprocedure uit te voeren en kunnen aanvragers worden doorverwezen naar de versnelde procedure op het grondgebied, zelfs als er capaciteit beschikbaar is voor de grensprocedure. Verzoekers die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid en de openbare orde moeten echter altijd worden onderworpen aan de grensprocedure.
(10)    Zie bouwsteen 9.
(11)    Alle maatregelen die de lidstaten nemen om illegale binnenkomst te voorkomen, moeten in overeenstemming zijn met de herschikte richtlijn opvangvoorzieningen (zie bouwsteen 3).
(12)    Zie bouwsteen 3.
(13)    Zie bouwsteen 9.
(14)    Bijvoorbeeld grenswachters, asielambtenaren en medewerkers belast met terugkeerzaken, tolken, specialisten op het gebied van de beoordeling van kwetsbaarheid, medisch personeel voor gezondheidscontroles, personeel gespecialiseerd in leeftijdsbeoordeling, juridisch adviseurs, kinderbeschermingsfunctionarissen enz.
(15)    Voor specifieke verplichtingen gekoppeld aan de nieuwe eisen wat kwetsbare verzoekers betreft, waaronder kinderen, zie bouwsteen 9.
(16)    Zie bouwsteen 2.
(17)    Zie bouwsteen 9.
(18)    Zie bouwsteen 9.
(19)    Zie bouwsteen 9.
(20)    Zie bouwsteen 8.
(21)    Dit is een bestaande informele deskundigengroep van de Commissie, opgericht overeenkomstig Besluit C(2016) 3301 van de Commissie.
(22)    Zie bouwsteen 9.
(23)    Dit zijn bestaande informele deskundigengroepen van de Commissie, opgericht overeenkomstig Besluit C(2016) 3301 van de Commissie.
(24)    Wanneer een terugkeerbesluit als afzonderlijke handeling wordt uitgevaardigd, kan er in afzonderlijke gerechtelijke procedures beroep tegen worden aangetekend. De termijnen voor het instellen van beroep moeten tussen de vijf en tien dagen liggen voor de grensprocedure, de versnelde procedure, de niet-ontvankelijkheidscontroles en de impliciete intrekking. In alle overige gevallen moeten de termijnen voor het indienen van beroep tussen de twee weken en één maand liggen.
(25)    De Commissie zal het verslag en het voorstel voor aanbevelingen van de Raad in het eerste kwartaal van 2025 vaststellen.
(26)    Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (herschikking).
(27)    Zie bouwsteen 9.
(28)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Langetermijnprognose van toekomstige instromen en uitstromen van de EU-begroting (2024-2028) (COM(2023) 390 final).
(29)    Zie ook bouwsteen 9.
(30)    Bijvoorbeeld door meer personeel te laten toezien op de aanwezigheid in opvangcentra of door opvangcentra te creëren voor Dublinoverdrachten. Zie SWD(2023) 390 final voor meer voorbeelden.
(31)    Door bijvoorbeeld flexibiliteit aan de dag te leggen wat betreft het aantal overdrachten dat zij per dag/per maand kunnen accepteren, over de uren waarbinnen overdrachten kunnen plaatsvinden, door meer alternatieve dagen te bieden voor het uitvoeren van overdrachten, waardoor Dublinoverdrachten bij verschillende grensdoorlaatposten mogelijk zijn. Zie SWD(2023) 390 final voor meer voorbeelden.
(32)    Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend.
(33)    https://europass.europa.eu/nl.
(34)    https://home-affairs.ec.europa.eu/policies/migration-and-asylum/migration-management/relocation-eu-solidarity-practice_en; Website van het Franse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in 2022 (22 juni 2022). Eerste stap in de geleidelijke uitvoering van het Europees migratie- en asielpact: werkwijze van een vrijwillig solidariteitsmechanisme.
(35) ()    Aanbeveling (EU) 2020/1366 van de Commissie van 23 september 2020 over een EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie (Blauwdruk paraatheid en crisisbeheer in verband met migratie).
(36)    In overeenstemming met de aanbeveling van de Commissie over de ontwikkeling en versterking van geïntegreerde systemen voor kinderbescherming in het belang van het kind (C(2024) 2680 final).
(37)    Een niet-begeleide minderjarige moet gedurende het gehele tijdsbestek van de afname van zijn of haar biometrische gegevens worden vergezeld door een vertegenwoordiger of, indien geen vertegenwoordiger is aangewezen, een persoon die is opgeleid om de belangen van het kind en zijn of haar algemene welzijn zo goed mogelijk te beschermen. Een dergelijke opgeleide persoon mag niet de ambtenaar zijn die verantwoordelijk is voor het afnemen van de biometrische gegevens, moet onafhankelijk handelen en mag geen opdrachten ontvangen van de ambtenaar of de dienst die verantwoordelijk is voor het afnemen van de biometrische gegevens.
(38)    Artikel 10, lid 2, van de screeningverordening.
(39)    C(2024) 2680 final.
(40)     Praktische gids van het EASO over leeftijdsbeoordeling | Asielagentschap van de Europese Unie (europa.eu) .
(41)    Deelnemen aan activiteiten van het Europees Netwerk van voogdijinstellingen kan helpen expertise te delen en goede praktijken in kaart te brengen.
(42)    Aanbeveling van de Commissie (EU) 2023/2611 van 15 november 2023 betreffende de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landen (C(2023) 7700 final).
(43)    Als lidstaten kiezen voor de mogelijkheid om onderwijsgerelateerde beurzen en leningen aan volwassenen te weigeren, moet dit in de interne wetgeving worden opgenomen.
(44)    Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende verblijfstitels en Verordening (EG) nr. 2252/2004 betreffende reisdocumenten.
(45)    Aanbeveling van de Commissie (EU) 2023/2611 van 15 november 2023 betreffende de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landen (C(2023) 7700 final).
(46)    Inkomenssteun, hulp bij ziekte/zwangerschap, hulpverlening aan ouders/bij kinderopvang en huurtoeslag indien die krachtens de nationale wetgeving aan onderdanen van de lidstaten wordt verstrekt.
(47)    Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (PB L 251 van 15.7.2021, blz. 1).
(48)    Verordening (EU) 2021/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting, in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer, van het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 251 van 15.7.2021, blz. 48).
(49)    Overweging 72 en artikel 21, lid 8, van Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 betreffende asiel- en migratiebeheer (PB L, 2024/1351, 22.5.2024); overweging 11 en artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad van 14 mei 2024 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU (PB L, 2024/1348, 22.5.2024).
(50)    Conclusies van de Europese Raad van 1 februari 2024 (EUCO 2/24).
(51)    Toolkit over het gebruik van EU-middelen voor de integratie van mensen met een migratieachtergrond voor de programmeringsperiode 2021-2027, Europese Commissie, november 2021.
(52)    COM(2024) 126 final, afdeling IV.1, Een nieuw paradigma op basis van brede partnerschappen.
(53)

    Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1).

(54)    Oproepen tot het indienen van voorstellen voor projecten in het kader van gemeenschappelijke operationele partnerschappen, met een budget van 12 miljoen EUR, staan momenteel open: EU-portaal voor financiering en aanbestedingen (europa.eu) .
(55)    In 2022 zijn operationele partnerschappen ter bestrijding van smokkel opgezet samen met Marokko, Niger (opgeschort) en de Westelijke Balkan, en in 2023 met Tunesië.
(56)    Zie “Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in de EU: een actieplan” (COM(2024) 131).
(57)    Voor sommige uitvoeringshandelingen is in de verordeningen bepaald dat de Commissie niet wordt bijgestaan door het comité. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de uitvoeringshandeling waarin de toereikende capaciteit van elke lidstaat wordt vastgelegd.
(58)    Deze omvatten het contactcomité Dublin, het contactcomité kwalificaties, het Eurodac-contactcomité, het contactcomité opvang, het contactcomité asielprocedures, de contactgroep terugkeerrichtlijn, de deskundigengroep voor overname, de deskundigengroep voor beheer van de buitengrenzen, de deskundigengroep voor hervestiging en het Europees Integratienetwerk, het EU-mechanisme voor paraatheid en crisisbeheersing. Het mandaat voor deze deskundigengroepen moet wellicht worden geëvalueerd en aangepast om ervoor te zorgen dat dit nu naar de instrumenten van het pact verwijst (in plaats van naar de oude instrumenten).
Top

Brussel, 12.6.2024

COM(2024) 251 final

BIJLAGE

bij de

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Gemeenschappelijk uitvoeringsplan voor het migratie- en asielpact





{SWD(2024) 251 final}


Model voor nationale uitvoeringsplannen

I.Overzicht van situatie en belangrijkste lacunes

(algemene beschrijving van de situatie in de afgelopen jaren, beoordeling van de belangrijkste probleemgebieden)

II.Bouwstenen

1.Eurodac

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

2.Grensprocedure/screening

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

3.Opvang (inclusief pre-integratiemaatregelen; bewaring/alternatieven voor bewaring)

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

4.Asielprocedure

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

5.Terugkeer

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

6.Verantwoordelijkheid

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten.

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

7.Solidariteit

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

8.Noodgevallen/crisis

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

9.Horizontaal: Juridische waarborgen/rechtsbijstand/kwetsbaarheidskwesties/monitoring van de grondrechten

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten.

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

10.Hervestiging, inclusie en integratie

·Stand van zaken: overzicht van basiscapaciteiten, belangrijkste administratieve actoren/bevoegde autoriteiten

·Definitie van doelen

·Vereisten: a) wet- en regelgeving, b) organisatie/administratieve processen, c) personeel (personeelsbezetting en opleiding), d) infrastructuur, e) IT-behoeften, f) kosten en inkoopbehoeften

·Mijlpalen: 6 maanden, 12 maanden, 18 maanden

III.Coördinatie/bestuur

·Coördinatiemechanismen

·Monitoring en gegevensverzameling

IV.Conclusie

Samenvatting van de vereisten, inclusief indicatieve financieringsbronnen (nationaal, EU-fondsen), met name welke elementen aan bod moeten komen bij de tussentijdse evaluatie van de fondsen voor binnenlandse zaken en via de specifieke toewijzingen die voortvloeien uit de herziening van het meerjarig financieel kader.

Top