Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0678

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst (ETS Luchtvaart)

    COM/2023/678 final

    Brussel, 30.10.2023

    COM(2023) 678 final

    2023/0385(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

    (ETS Luchtvaart)

    (Voor de EER relevante tekst)


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de beoogde vaststelling van het besluit van het Gemengd Comité tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.De EER-overeenkomst

    De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) waarborgt gelijke rechten en plichten binnen de interne markt voor burgers en marktdeelnemers in de EER. Zij voorziet in de opname van EU-wetgeving met betrekking tot de vier vrijheden in de 30 EER-staten (de EU-lidstaten, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein). Daarnaast heeft de EER-overeenkomst betrekking op samenwerking op andere belangrijke gebieden, zoals onderzoek en ontwikkeling, onderwijs, sociaal beleid, milieu, consumentenbescherming, toerisme en cultuur, gezamenlijk “flankerend en horizontaal” beleid genoemd. De EER-overeenkomst is op 1 januari 1994 van kracht geworden. De Europese Unie is samen met haar lidstaten partij bij de EER-overeenkomst.

    2.2.Het Gemengd Comité van de EER

    Het Gemengd Comité van de EER is verantwoordelijk voor het beheer van de EER-overeenkomst. Het is een forum voor het uitwisselen van standpunten in verband met de werking van de EER-overeenkomst. De besluiten van het Gemengd Comité worden bij consensus genomen en zijn bindend voor de partijen. Het Secretariaat-generaal van de Europese Commissie is verantwoordelijk voor de coördinatie van EER-aangelegenheden aan EU-zijde. 

    2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité van de EER

    Naar verwachting zal het besluit van het Gemengd Comité van de EER tot wijziging van bijlage XX (Energie) bij de EER-overeenkomst (hierna “de beoogde handeling” genoemd) door het Gemengd Comité van de EER worden vastgesteld.

    De beoogde handeling heeft tot doel Richtlijn (EU) 2023/958 wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel (ETS Luchtvaart) 1 samen met Besluit (EU) 2023/136 wat betreft de kennisgeving inzake compensatie in het kader van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel voor in de Unie gevestigde vliegtuigexploitanten 2 , op te nemen in de EER-overeenkomst.

    De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig de artikelen 103 en 104 van de EER-overeenkomst.

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    De Commissie legt het bijgaande ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER voor aan de Raad met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. Zodra dit standpunt is vastgesteld, moet het zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER worden gepresenteerd.

    In bijgaand ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER is bepaald dat emissierechten in mindering zullen worden gebracht op het aantal emissierechten dat IJsland anders zou veilen, zodat die emissierechten in 2025 en 2026 alleen aan vliegtuigexploitanten kunnen worden toegewezen voor vluchten die van een luchtvaartterrein in IJsland vertrekken en aankomen op een luchtvaartterrein in de EER, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk, of die vertrekken van een luchtvaartterrein in de EER en aankomen in IJsland. Deze voorwaardelijke toewijzing vindt op zodanige wijze plaats dat het beginsel van gelijke behandeling van luchtvaartmaatschappijen op dezelfde route en de doelstellingen, beginselen en andere bepalingen van de EER-overeenkomst volledig worden geëerbiedigd en nageleefd.

    Eventuele extra emissierechten die aan vliegtuigexploitanten worden toegewezen, zijn afhankelijk van versnelde acties met het oog op klimaatneutraliteit.

    In 2026 moet in het door de Commissie vastgestelde verslag ook de luchtvaartconnectiviteit van IJsland worden geëvalueerd, waarbij ook aandacht wordt besteed aan concurrentievermogen en koolstoflekkage, alsook aan de milieu- en klimaateffecten, en aan de in dit ontwerpbesluit beschreven aanpassingen. De resultaten van de evaluatie moeten in voorkomend geval in aanmerking worden genomen bij de toekomstige herziening van Richtlijn 2003/87/EG na de periode van 2024 tot en met 2026.

    Deze aanpassing gaat verder dan wat kan worden beschouwd als louter technische aanpassingen in de zin van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad 3 . Het standpunt van de Unie wordt derhalve door de Raad vastgesteld.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Het Gemengd Comité van de EER is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de EER-overeenkomst. De door het Gemengd Comité van de EER vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 103 en 104 van de EER-overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

    De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de EER-overeenkomst. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU, in samenhang met artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, in samenhang met artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad, vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de materiële rechtsgrondslag van de in de EER-overeenkomst op te nemen EU-rechtshandeling.

    Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Aangezien bij het besluit van het Gemengd Comité Richtlijn (EU) 2023/958 samen met Besluit (EU) 2023/136 in de EER-overeenkomst wordt opgenomen, is het passend dit besluit van de Raad op dezelfde materiële rechtsgrondslag te baseren als de opgenomen handelingen. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit moet artikel 192, lid 1, VWEU zijn, in samenhang met artikel 2018, lid 9, VWEU en artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad.

    5.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Aangezien de handeling van het Gemengd Comité van de EER strekt tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.

    2023/0385 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

    (ETS Luchtvaart)


    (Voor de EER relevante tekst)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 5 , en met name artikel 1, lid 3,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 6 (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

    (2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten om onder meer bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst te wijzigen.

    (3)Richtlijn (EU) nr. 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad 7 en Besluit (EU) 2023/136 van het Europees Parlement en de Raad 8 moeten in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

    (4)Bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (5)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel, PB L 130 van 16.5.2023, blz. 115.
    (2)    Besluit (EU) 2023/136 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de kennisgeving inzake compensatie in het kader van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel voor in de Unie gevestigde vliegtuigexploitanten, PB L 19 van 20.1.2023, blz. 1.
    (3)    Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
    (4)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61-64.
    (5)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
    (6)    PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
    (7)    Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel, PB L 130 van 16.5.2023, blz. 115.
    (8)    Besluit (EU) 2023/136 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de kennisgeving inzake compensatie in het kader van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel voor in de Unie gevestigde vliegtuigexploitanten, PB L 19 van 20.1.2023, blz. 1.
    Top

    Brussel, 30.10.2023

    COM(2023) 678 final

    BIJLAGE

    bij het

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst







    (ETS Luchtvaart)


    BIJLAGE

    ONTWERPBESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

    Nr. […]

    van […]

    tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

    HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

    Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd), en met name artikel 98,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel 1 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

    (2)Besluit (EU) 2023/136 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de kennisgeving inzake compensatie in het kader van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel voor in de Unie gevestigde vliegtuigexploitanten 2 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

    (3)Richtlijn (EU) 2023/958 voorziet in een speciaal mechanisme om het kostenverschil tussen duurzame luchtvaartbrandstoffen en fossiele brandstoffen te overbruggen, waardoor bepaalde eilanden in de Unie meer steun krijgen. Dit hogere niveau van steun moet ook gelden voor IJsland.

    (4)Richtlijn (EU) 2023/958 verlengt, voor de laatste keer, een tijdgebonden vrijstelling voor vluchten van en naar relevante derde landen. IJsland bevindt zich in een specifieke geografische situatie en is van oordeel dat dit bijzondere negatieve effecten heeft op de luchtvaartconnectiviteit en het risico van koolstoflekkage. Om dit aan te pakken, moet voor de overgangsperiode van die tijdgebonden vrijstelling, en op zodanige wijze dat het beginsel van gelijke behandeling van luchtvaartmaatschappijen op dezelfde route en de doelstellingen, beginselen en andere bepalingen van de EER-overeenkomst volledig in acht worden genomen, een mechanisme worden ingesteld voor de voorwaardelijke toewijzing van extra emissierechten aan vliegtuigexploitanten voor vluchten die vertrekken van een luchtvaartterrein in IJsland en aankomen op een luchtvaartterrein in de EER, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk, of die vertrekken van een luchtvaartterrein in de EER en aankomen in IJsland. De emissierechten die in het kader van dit mechanisme worden toegewezen, moeten in mindering worden gebracht op het aantal emissierechten dat anders door IJsland voor veiling wordt toegewezen. Extra emissierechten die op grond van een dergelijk mechanisme aan vliegtuigexploitanten worden toegewezen, zijn afhankelijk van versnelde inspanningen van die exploitanten om de doelstelling van klimaatneutraliteit te verwezenlijken.

    (5)In 2026 moet een verslag worden opgesteld waarin de luchtvaartconnectiviteit van IJsland wordt geëvalueerd, waarbij ook aandacht wordt besteed aan concurrentievermogen en koolstoflekkage, alsook aan de milieu- en klimaateffecten, en aan de in dit besluit beschreven aanpassingen. De resultaten van de evaluatie moeten in voorkomend geval in aanmerking worden genomen bij de toekomstige herziening van Richtlijn 2003/87/EG na de periode van 2024 tot en met 2026.

    (6)Bijlage XX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    In bijlage XX bij de EER-overeenkomst wordt punt 21al (Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad) als volgt gewijzigd:

    1.De volgende streepjes worden toegevoegd:

    “-32023 D 0136: Besluit (EU) 2023/136 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2023 (PB L 19 van 20.1.2023, blz. 1),

    -32023 L 0958: Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 115).”.

    2.De aanpassingen b) tot en met d) worden vervangen door de volgende aanpassingen:

    “b)In artikel 3 quater, lid 6, derde alinea, punt c), worden de woorden “en op luchthavens in IJsland” ingevoegd na de woorden “duurzaam luchtvervoer”.

    c)    In artikel 3 quinquies, lid 1, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

       “Van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026 wijst IJsland jaarlijks kosteloze emissierechten toe aan vliegtuigexploitanten, overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling dat van toepassing is uit hoofde van de EER-overeenkomst, met inbegrip van de gelijke behandeling van luchtvaartmaatschappijen op dezelfde route, tot een niveau van het aantal emissierechten dat IJsland overeenkomstig artikel 3 quinquies, lid 3, moet veilen, voor vluchten die vertrekken van een luchtvaartterrein in IJsland en aankomen op een luchtvaartterrein in de EER, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk, of die vertrekken van een luchtvaartterrein in de EER en aankomen in IJsland. De aanvullende kosteloze toewijzing voor 2025 en 2026 is niet hoger dan het niveau van de kosteloze toewijzing in 2024 en is onderworpen aan de toepassing van de lineaire verminderingsfactor als bedoeld in artikel 9. Indien er onvoldoende emissierechten zijn, wordt voor alle toewijzingen een uniforme aanpassing toegepast. Het aantal emissierechten dat gelijk is aan de aanvullende kosteloze toewijzing uit hoofde van deze alinea, wordt in mindering gebracht op het aantal emissierechten dat IJsland overeenkomstig artikel 3 quinquies, lid 3, moet veilen. Alle kosteloze toewijzingen uit hoofde van deze alinea worden door IJsland beheerd in het EU-register. Vliegtuigexploitanten dienen een aanvraag in bij de IJslandse bevoegde autoriteit, die overeenkomstig deze alinea emissierechten toewijst, op voorwaarde dat de vliegtuigexploitant een plan voor klimaatneutraliteit indient en publiceert. Het plan voor klimaatneutraliteit moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit van IJsland en de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs; in dat plan moet het volgende worden vermeld:

    -    de in artikel 10 ter, lid 4, derde alinea, beschreven gegevens;

    -    verdere maatregelen die de vliegtuigexploitant heeft genomen of gepland om de doelstelling van deze richtlijn tot en met 31 december 2026 te verwezenlijken; en

    -    hoe de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij op het gebied van publieke belangenbehartiging aansluiten bij de doelstelling van klimaatneutraliteit.

    Het plan wordt ingediend samen met een bevestiging van een onafhankelijke verificateur overeenkomstig de verificatie- en accreditatieprocedures van artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG.

    De bovengenoemde toewijzing door de IJslandse bevoegde autoriteit voor de aanvullende toewijzing van emissierechten geschiedt na de indiening en publicatie door de vliegtuigexploitant van het plan voor klimaatneutraliteit. De onafhankelijke verificateur onderzoekt elk jaar of de vliegtuigexploitant de maatregelen die in het plan voor klimaatneutraliteit zijn gepland en toegezegd, naleeft. Indien de onafhankelijke verificateur meldt dat een vliegtuigexploitant zijn eigen plan niet heeft nageleefd, vordert de IJslandse bevoegde autoriteit de kosteloos toegewezen emissierechten terug.”.

    d)Artikel 3 quinquies, lid 4, is niet van toepassing op de EVA-staten.”.

    3.De aanpassingen e) en f) worden geschrapt. De aanpassingen g) tot en met t) worden hernummerd tot aanpassingen e) tot en met r).

    4.Na aanpassing r) worden de volgende aanpassingen ingevoegd:

    “s)Na artikel 30, lid 8, punt d), wordt het volgende ingevoegd:

    “e)een evaluatie van de luchtvaartconnectiviteit van IJsland, waarbij ook aandacht wordt besteed aan concurrentievermogen en koolstoflekkage, alsook aan de milieu- en klimaateffecten, en aan de in Besluit nr. XX/2023 van het Gemengd Comité van de EER [dit besluit] beschreven aanpassingen.

    e bis)Tijdens de in artikel 102 van de EER-overeenkomst bedoelde procedure voor een toekomstige herziening van deze richtlijn houdt het Gemengd Comité van de EER rekening met de resultaten en elementen van de in artikel 30, lid 8, bedoelde evaluatie.””.

    5.De aanpassingen u) en v) worden hernummerd tot aanpassingen t) en u).

    Artikel 2

    De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Richtlijn (EU) 2023/958 en Besluit (EU) 2023/136 zijn authentiek.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op [...], of op de dag volgend op de laatste kennisgeving aan het Gemengd Comité van de EER uit hoofde van artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst, naargelang wat zich het laatst voordoet 3*.

    Artikel 4

    Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, […].

       Voor het Gemengd Comité van de EER

       De voorzitter

       […]

       De secretarissen

       van het Gemengd Comité van de EER

       […]



    Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen

    bij Besluit nr. .../... van het Gemengd Comité van de EER tot opname van Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit (EU) 2023/136 van het Europees Parlement en de Raad in de EER-overeenkomst

    Richtlijn (EU) 2023/958 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 omvat passende tenuitvoerlegging van de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie vastgestelde maatregelen. De overeenkomstsluitende partijen zijn het erover eens dat de opname van de richtlijn het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst onverlet laat.

    (1)    PB L 130 van 16.5.2023, blz. 115.
    (2)    PB L 19 van 20.1.2023, blz. 1.
    (3) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
    Top