EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0516

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende Europese grensoverschrijdende verenigingen

COM/2023/516 final

Brussel, 5.9.2023

COM(2023) 516 final

2023/0315(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende Europese grensoverschrijdende verenigingen

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2023) 306 final} - {SWD(2023) 292 final} - {SWD(2023) 293 final} - {SWD(2023) 294 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Ten grondslag aan het voorstel ligt de resolutie van het Europees Parlement van 17 februari 2022, die erop gericht is verenigingen en andere organisaties zonder winstoogmerk (hierna “non-profitorganisaties” genoemd) in de EU te stimuleren met het oog op de voltooiing van de interne markt, de bescherming van hun grondrechten en de bevordering een democratische ruimte in de EU. Met name werd de Commissie in de resolutie op grond van artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzocht om twee nieuwe wetgevingsvoorstellen in te dienen: een verordening (op grond van artikel 352 VWEU) tot vaststelling van de rechtsvorm van “Europese vereniging”, en een richtlijn tot harmonisatie van gemeenschappelijke minimumnormen voor non-profitorganisaties (op grond van artikel 114 VWEU). De Europese Commissie heeft positief gereageerd op de oproep van het Europees Parlement om een gunstig klimaat te creëren voor de non-profitsector, waar verenigingen de meest voorkomende rechtsvorm zijn.

Het voorstel heeft tot doel de werking van de interne markt voor verenigingen zonder winstoogmerk te verbeteren door maatregelen vast te stellen om de voorwaarden voor het oprichten en exploiteren van Europese grensoverschrijdende verenigingen (European cross-border associations - ECBA’s) te coördineren, teneinde verenigingen zonder winstoogmerk die actief zijn op de interne markt, te helpen hun recht op vrij verkeer uit te oefenen.

Verenigingen zonder winstoogmerk vertegenwoordigen de belangrijkste rechtsvorm van non-profitorganisaties in de Europese Unie en geschat wordt dat er 3,8 miljoen verenigingen zonder winstoogmerk in de EU-lidstaten zijn. Van de vier rechtsvormen die van oudsher deel uitmaken van de sociale economie komen verenigingen zonder winstoogmerk ook het meest voor 1 . Daarvan zijn er 310 000 actief in meer dan één lidstaat, terwijl er nog eens 185 000 in theorie grensoverschrijdende activiteiten zouden kunnen ontplooien indien de belemmeringen zouden worden weggenomen. Verenigingen zonder winstoogmerk zijn organisaties die worden gedreven door de kernbeginselen van de sociale economie: de voorrang van mensen en sociale en milieudoeleinden op winst, de herinvestering van de meeste winsten en overschotten om activiteiten uit te voeren in het belang van de leden/gebruikers (“collectief belang”) of de ruime samenleving (“algemeen belang”), en de democratische of participatieve governance.

Verenigingen zonder winstoogmerk zijn actief in sectoren met een maatschappelijke impact, zoals gezondheidszorg, sociale diensten, sociale inclusie, cultuur, sport, onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en opleiding, en zijn goed voor 2,9 % van het bbp van de EU. Via hun op lidmaatschap gebaseerde structuur hebben zij ook een rechtstreeks hefboomeffect op burgers die lid, donor of begunstigde van hun activiteiten zijn. Wanneer de activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk tegen vergoeding worden verricht, vormen zij een dienst in de zin van artikel 57 VWEU.

Verenigingen zonder winstoogmerk leveren een positief effect bij het waarborgen van sociale rechtvaardigheid en welvaart voor EU-burgers en spelen een belangrijke rol voor de groei binnen de interne markt. Hun sociaaleconomisch potentieel wordt echter niet ten volle benut. Het volledige potentieel van de interne markt kan alleen worden ontsloten als alle deelnemers de rechten genieten waarin deze voorziet. Hiertoe hebben verenigingen zonder winstoogmerk een voorspelbaar rechtskader nodig dat hen in staat stelt hun activiteiten naadloos uit te voeren, ook wanneer zij over de grenzen heen actief zijn op de interne markt.

Momenteel worden verenigingen zonder winstoogmerk en hun activiteiten op verschillende wijzen gereguleerd door specifieke wetgeving in 24 lidstaten 2 , wat tot rechtsonzekerheid leidt en verschillende administratieve procedures en vereisten met zich meebrengt. De regels inzake oprichting, lidmaatschap en bestuur omvatten verschillende vereisten. Het aantal natuurlijke of rechtspersonen waaruit een vereniging zonder winstoogmerk moet bestaan, varieert bijvoorbeeld van 3 tot 20, afhankelijk van de lidstaat. Er gelden verschillende vereisten om lid te worden van of een uitvoerende rol te vervullen binnen de vereniging zonder winstoogmerk, die in sommige gevallen betrekking hebben op nationaliteit of rechtmatig verblijf. Hoewel alle verenigingen zonder winstoogmerk een uitvoerend en besluitvormingsorgaan hebben, verschillen de regels met betrekking tot hun bestuur van lidstaat tot lidstaat. Bovendien gelden voor de verkrijging van rechtspersoonlijkheid van verenigingen zonder winstoogmerk verschillende regels, waarbij sommige lidstaten rechtspersoonlijkheid verlenen bij registratie en andere bij erkenning door de nationale instanties of eenvoudigweg door middel van oprichting. Ook de mogelijkheden om economische activiteiten uit te oefenen variëren. Bovendien erkent een zeer grote meerderheid van de lidstaten geen verenigingen uit andere lidstaten die grensoverschrijdende activiteiten willen ontplooien. Hierdoor zijn verenigingen zonder winstoogmerk die economische activiteiten willen uitoefenen in een andere lidstaat gedwongen om in die lidstaat een nieuwe vereniging zonder winstoogmerk op te richten en te registreren, hetgeen leidt tot verdere administratieve kosten en formaliteiten. Dit heeft ook gevolgen voor het kanaliseren van kapitaal tussen verenigingen zonder winstoogmerk, waardoor een naadloze kapitaalstroom wordt belemmerd en het vermogen van verenigingen zonder winstoogmerk om hun activiteiten in een andere lidstaat uit te oefenen, wordt ondermijnd. De regels lopen tevens uiteen wat betreft de toegang tot kapitaal en er bestaan moeilijkheden bij het verkrijgen van financiële leningen, kredieten en garanties binnen kredietinstellingen. Het feit dat deze verenigingen geen winstoogmerk hebben, maakt deze belemmeringen bijzonder scherp en verhoogt de financiële last die zij moeten dragen wanneer zij in de Unie over de grenzen heen actief zijn.

Zoals in het kader van de effectbeoordeling ter ondersteuning van dit voorstel is vastgesteld, brengen deze verschillen ongerechtvaardigde nalevingskosten met zich mee voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meerdere lidstaten activiteiten willen uitoefenen, leiden zij tot onzekerheid omtrent de toepasselijke verplichtingen en kunnen zij de verlening en verdere ontwikkeling van diensten met een maatschappelijke impact op de interne markt ontmoedigen. Deze heterogeniteit ondermijnt niet alleen de goede werking van de interne markt, maar heeft ook negatieve gevolgen voor de vrijheid van vereniging, evenals voor de vrijheid van meningsuiting en van informatie, en belemmert uiteindelijk verenigingen zonder winstoogmerk om hun volledige potentieel te benutten om in de EU economische en maatschappelijke waarde te genereren.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2023 als onderdeel van het kader voor de sociale economie met betrekking tot de kernambitie van de Commissie “Een economie die werkt voor de mensen” 3 , waarmee wordt bijgedragen aan het streven naar een economie die volledig kan inspelen op de behoeften van de EU-burgers en zo sociale rechtvaardigheid en welvaart waarborgt. In die zin hangt het samen met in het actieplan voor de sociale economie 4 aangekondigde maatregelen en vormt het samen daarmee het “kader voor de sociale economie”, namelijk: het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over “de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie in de lidstaten” 5 ; en twee werkdocumenten van de diensten van de Commissie waarin toepasselijke fiscale kaders voor entiteiten van de sociale economie (“relevant taxation frameworks for social economy entities”) 6 en aan de jurisprudentie van de EU ontleende beginselen inzake niet-discriminerende belasting van liefdadigheidsorganisaties en hun donoren (“non-discriminatory taxation of charitable organisations and their donors: principles drawn from EU case-law”) 7 worden vastgesteld. De aanbeveling van de Raad bevordert met name een gunstig klimaat voor entiteiten van de sociale economie, waaronder verenigingen, en de werkdocumenten van de diensten van de Commissie over belastingaangelegenheden zorgen voor duidelijkheid en een beter begrip van de toepasselijke belastingregels voor entiteiten van de sociale economie en grensoverschrijdende donaties voor non-profitorganisaties. Deze teksten vormen derhalve een aanvulling op dit wetgevingsvoorstel, aangezien zij alomvattende strategieën voor entiteiten van de sociale economie, waaronder verenigingen zonder winstoogmerk, uitstippelen en ingaan op belastingaangelegenheden die niet in het voorstel worden geregeld.

Het voorstel volgt gedeeltelijk een aantal oplossingen die zijn aangenomen in het kader van EU-regels inzake vennootschapsrecht 8 en diensten op de interne markt. De EU-regels inzake vennootschapsrecht (Richtlijn EU 2017/1132) 9 harmoniseren onder andere de oprichtings-, kapitaal- en openbaarmakingsvereisten en transacties (binnenlandse fusies en splitsingen, grensoverschrijdende omzettingen, fusies en splitsingen voor vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid), waardoor ondernemingen overal in de EU kunnen worden opgericht en activiteiten kunnen ontplooien. De dienstenrichtlijn 10 vergemakkelijkt de uitoefening van de vrijheid van vestiging voor dienstverleners en het vrije verkeer van diensten, waarbij een hoge kwaliteit van diensten gewaarborgd blijft. In diezelfde zin beoogt het voorstel de beperkingen aan te pakken die verenigingen zonder winstoogmerk ondervinden bij de uitoefening van de vrijheden van de interne markt, en hen in staat te stellen overal in de EU activiteiten uit te voeren, via de nieuwe rechtsvorm van Europese grensoverschrijdende vereniging (ECBA).

In het licht van het bovenstaande vult de richtlijn een lacune in de wetgeving op, aangezien er op EU-niveau geen specifieke wetgeving bestaat waarin de voorwaarden worden geregeld waaronder verenigingen zonder winstoogmerk grensoverschrijdend actief kunnen zijn op de interne markt 11 . In die zin verschilt de gerichte aanpak van het voorstel sterk van de brede aanpak die werd gevolgd in het voorstel van de Commissie van 1992 tot invoering van een Europese rechtsvorm voor verenigingen (d.w.z. de Europese vereniging) 12 , aangezien het niet de bedoeling is een Europees statuut voor verenigingen in te voeren, maar daarentegen een nieuwe nationale rechtsvorm te creëren die de grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk en hun mobiliteit vergemakkelijkt en de nationale tradities in acht neemt.

Voorts houdt het voorstel verband met EU-regels voor andere bestaande Europese rechtsvormen die in het algemeen bedoeld zijn om grensoverschrijdende activiteiten tussen de lidstaten en meer in het algemeen in de hele Unie te vergemakkelijken en te versterken, met name het Europees economisch samenwerkingsverband (EESV) 13 , de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) 14 , het Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) 15 en de Europese consortia voor digitale infrastructuur (EDIC’s) 16 . Hoewel zij op lidmaatschap zijn gebaseerd, zijn deze rechtsvormen in het kader van dit voorstel niet vergelijkbaar met verenigingen zonder winstoogmerk. Zij zijn ofwel opgezet om zeer specifieke en afgebakende taken uit te voeren 17 (ERIC en EDIC), hebben een zeer beperkt soort lidmaatschap 18 (EGTS en ERIC), hebben geen beperkte aansprakelijkheid (EESV en EGTS) of hebben geen non-profitdoel en geen beperking inzake de verdeling van de winst (EESV).

Ten slotte wordt met deze richtlijn niet beoogd bepaalde rechtsgebieden te regelen die relevant zijn voor ECBA’s op de interne markt, met name belastingen, arbeidsrecht, mededinging, intellectuele eigendom, bestrijding van witwassen en insolventie.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is ingebed in de bredere politieke doelstellingen van de Europese Green Deal (met inbegrip van het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”) en is relevant voor de uitvoering van ander EU-beleid op gebieden als democratie en grondrechten.

Het voorstel maakt ook deel uit van de prioriteit van de Commissie “een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” 19 en ondersteunt de politieke doelstelling van het digitale decennium 2030 door het gebruik van digitale middelen te verbeteren en aan te moedigen teneinde de administratieve lasten in verband met grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk te verminderen. Dit is uiteindelijk van belang voor het versterken van de vrijheid van meningsuiting en van informatie in het maatschappelijk middenveld en voor het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid.

Wat grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk betreft, is het voorstel in overeenstemming met de bevindingen van het jaarverslag van 2022 over de toepassing van het Handvest van de grondrechten van de EU 20 , waarin wordt benadrukt dat maatschappelijke organisaties kunnen pleiten voor beleid en wetgeving buiten de grenzen van de lidstaten en dat hun rol bijzonder relevant is in de context van de huidige uitdagingen waarmee de EU wordt geconfronteerd. In dit verband heeft de Conferentie over de toekomst van Europa 21 de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld erkend en erop gewezen dat er een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en non-profitorganisaties moet komen. Het voorstel zou een positief hefboomeffect kunnen hebben op de allianties van Europese universiteiten met als doel een diepere, flexibele grensoverschrijdende samenwerking op lange termijn te bevorderen 22 . Het voorstel is voorts parallel aan het aangekondigde pakket “Verdediging van de democratie” 23 opgesteld.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 50 en 114 VWEU.

Artikel 50, leden 1 en 2, VWEU, dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid verleent om bepalingen vast te stellen ter verwezenlijking van de vrijheid van vestiging, dient als rechtsgrondslag voor maatregelen die de uitoefening van het recht van vestiging van verenigingen met een economische activiteit en hun mobiliteit vergemakkelijken, bijvoorbeeld verplaatsing van de statutaire zetel.

Bij artikel 114 VWEU wordt het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid verleend om de maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Doel van het voorstel is de uitoefening van het recht van vestiging van verenigingen zonder winstoogmerk en de daadwerkelijke uitoefening van het recht op vrij verkeer te vergemakkelijken door maatregelen vast te stellen om de voorwaarden voor de oprichting en werking van ECBA’s te coördineren, en aldus te voorzien in onder meer de automatische erkenning van hun rechtspersoonlijkheid door de lidstaten, ervoor te zorgen dat zij onderworpen zijn aan één enkele registratieplicht en te voorzien in geharmoniseerde regels inzake mobiliteit (d.w.z. verplaatsing van de statutaire zetel). Door binnen het nationale rechtstelsel van de lidstaten een nieuwe rechtsvorm te creëren voor verenigingen zonder winstoogmerk die zich bezighouden met grensoverschrijdende activiteiten en door de voorwaarden voor hun activiteiten en mobiliteit in de hele Unie vast te stellen, leidt dit voorstel tot een onderlinge aanpassing van het juridisch en administratief optreden in de lidstaten met betrekking tot verenigingen zonder winstoogmerk en draagt het derhalve bij aan de werking van de interne markt.

In het licht hiervan is artikel 50 VWEU de passende rechtsgrondslag voor maatregelen die rechtstreeks beogen het recht van vestiging van verenigingen en hun mobiliteit binnen de interne markt te verbeteren.

Artikel 50 VWEU wordt gecombineerd met artikel 114 VWEU. De voorgestelde richtlijn beoogt namelijk niet alleen de vrijheid van vestiging te vergemakkelijken, maar er ook voor te zorgen dat verenigingen zonder winstoogmerk ten volle gebruik kunnen maken van het vrije verkeer van goederen, een economische activiteit kunnen uitoefenen, diensten kunnen ontvangen en gebruik kunnen maken van de vrijheid om kapitaal te ontvangen. Dit wordt bewerkstelligd door beperkingen weg te nemen, met name die in verband met de regulering van economische activiteiten en het kanaliseren van kapitaal. Artikel 114 VWEU is dus een aanvullende rechtsgrondslag voor een optreden met betrekking tot verenigingen zonder winstoogmerk die economische activiteiten op de interne markt ontplooien, omdat het zorgt voor de harmonisering van de uiteenlopende beperkende bepalingen van de lidstaten inzake de uitoefening van een economische activiteit door deze verenigingen en het recht van deze verenigingen om kapitaal te ontvangen, hetgeen een rechtstreeks effect heeft op de werking van de interne markt.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De algemene doelstelling van het voorstel is het wegnemen van belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten en grensoverschrijdende mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk op de interne markt.

Maatregelen op EU-niveau hebben een duidelijke toegevoegde waarde, omdat de problemen die met dit voorstel worden aangepakt, een sterke grensoverschrijdende dimensie hebben. Momenteel is er weinig coördinatie tussen de lidstaten om grensoverschrijdende economische activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk, hun mobiliteit en hun vermogen om de vrijheden van de interne markt te genieten, te bevorderen. Een dergelijke coördinatie is theoretisch mogelijk, maar lijkt in de nabije toekomst onwaarschijnlijk. Nadat de Commissie in 2005 haar voorstel tot invoering van het statuut voor een Europese vereniging heeft ingetrokken, hebben bijvoorbeeld slechts drie lidstaten wetgeving vastgesteld om grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk te vergemakkelijken door middel van registratierechten. Op enkele lidstaten na, is het individuele optreden of niet-optreden van lidstaten met name gericht op het reguleren van verenigingen zonder winstoogmerk in hun specifieke nationale context en heeft het geen betrekking op de grensoverschrijdende dimensie. De richtlijn heeft een uitsluitend grensoverschrijdende focus, aangezien daarin een rechtsvorm wordt vastgesteld voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meer dan één lidstaat actief willen zijn (de Europese grensoverschrijdende vereniging), de voorwaarden voor de werking van deze verenigingen worden bepaald en zij tot doel heeft deze verenigingen zonder winstoogmerk te helpen ten volle gebruik te maken van de vrijheden van de interne markt door te zorgen voor de erkenning van hun rechtspersoonlijkheid in de hele Unie en voor meer duidelijkheid over de administratieve procedures die van toepassing zijn bij grensoverschrijdende activiteiten. Indien alleen een beroep wordt gedaan op de maatregelen van de lidstaten, zullen de juridische en administratieve belemmeringen die verenigingen zonder winstoogmerk ondervinden wanneer zij grensoverschrijdende activiteiten ontplooien, waarschijnlijk blijven bestaan, waardoor de rechtsonzekerheid en administratieve rompslomp zullen aanhouden en er geen gelijk speelveld zal ontstaan voor verenigingen zonder winstoogmerk op de interne markt.

Door maatregelen te nemen, zal de EU een duidelijk en voorspelbaar kader bieden dat verenigingen zonder winstoogmerk in staat stelt ten volle te profiteren van hun vrijheden op de interne markt wanneer zij grensoverschrijdend actief zijn. De doelstelling van dit initiatief kan derhalve niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan beter op het niveau van de Unie worden bereikt.

Evenredigheid

Het voorstel is gericht op verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn of willen zijn, en zal de lidstaten er niet noodzakelijkerwijs toe aanzetten hun bestaande nationale regels inzake verenigingen zonder winstoogmerk te wijzigen, noch zal het directe gevolgen hebben voor verenigingen zonder winstoogmerk die niet geïnteresseerd zijn in grensoverschrijdende activiteiten. De inhoud en de vorm van het voorstel zijn derhalve evenredig met de omvang en reikwijdte van de geconstateerde problemen waarmee verenigingen zonder winstoogmerk te maken hebben bij grensoverschrijdende activiteiten of mobiliteit.

De nieuwe rechtsvorm die specifiek is ontworpen en wordt ingevoerd op nationaal niveau, en die het centrale element van dit voorstel is, zal de lidstaten de flexibiliteit bieden om deze aan hun respectieve context aan te passen. De bepalingen van de voorgestelde richtlijn vereisen geen wijziging van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de bestaande vormen van op hun grondgebied gevestigde verenigingen zonder winstoogmerk.

Uit de analyse van de beleidsopties in de effectbeoordeling, waarbij rekening werd gehouden met de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang en evenredigheid ervan, is gebleken dat alle opties een positief effect kunnen hebben en dat de optie in het voorgelegde voorstel het hoogst scoorde in dat opzicht.

Keuze van het instrument

Dit voorstel heeft de vorm van een richtlijn en een verordening.

Het gebruik van een richtlijn is vereist op grond van artikel 50 VWEU. Bovendien wordt een richtlijn beschouwd als het meest geschikte en evenredige rechtsinstrument om ruimte te laten voor de aanpassing van de omzettingsmaatregelen aan de nationale context, waardoor verenigingen de nieuwe rechtsvorm ook gemakkelijker kunnen aannemen.

De verordening is van technische aard en wijzigt Verordening (EU) nr. 1024/2012 24 tot instelling van het Informatiesysteem interne markt (IMI) om ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties van de lidstaten via het IMI samenwerken en informatie uitwisselen wanneer zij de overeenkomstig de bepalingen van het voorstel vastgestelde nationale voorschriften toepassen. Zij wijzigt ook Verordening (EU) 2018/1724 25 tot oprichting van één digitale toegangspoort om ervoor te zorgen dat de lidstaten onlinetoegang verlenen tot informatie die relevant is voor de ECBA’s en verenigingen zonder winstoogmerk, en om de uitwisseling van bewijs tussen bevoegde instanties tijdens de in de voorgestelde richtlijn vastgestelde procedures betreffende ECBA’s te vergemakkelijken. De verordening is het geschikte instrument in het licht van het beginsel van het parallellisme van vorm.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Dit voorstel is het resultaat van uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden, met name verenigingen zonder winstoogmerk, non-profitorganisaties, EU-burgers die deelnemen aan activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk en andere non-profitorganisaties, alsook lidstaten en overheidsinstanties, bedrijven, deskundigen en onderzoekers op het gebied van non-profitwetgeving.

Op 5 augustus 2022 werden een openbare raadpleging en een verzoek om input gepubliceerd, die tot 3 november 2022 liepen 26 . De input en bijdragen van belanghebbenden werden meegenomen in het proces om de omvang van het probleem en de beleidsopties te bepalen.

De Commissie heeft opdracht gegeven tot een externe studie ter ondersteuning van de voorbereiding van dit voorstel. In dit verband werden aanvullende gerichte raadplegingen van belanghebbenden gehouden.

De effectbeoordeling ter ondersteuning van het voorstel van de Commissie bouwt voort op de resultaten van de volgende raadplegingsactiviteiten:

een verzoek om input, waarop 50 reacties zijn ontvangen;

een openbare raadpleging, waarop 64 reacties zijn ontvangen;

in het kader van de externe studie, een gerichte raadpleging via een online-enquête, met reacties van binnenlandse en grensoverschrijdende verenigingen (in totaal 88, met inbegrip van overkoepelende organisaties), dienstverleners (in totaal 12), academische wereld/onderzoeksinstellingen (in totaal 14) en verantwoordelijke instanties (in totaal 11);

in het kader van de externe studie, 64 interviews met verenigingen en overkoepelende organisaties waarin nationale verenigingen zijn verenigd.

Hoewel het absolute aantal reacties in het kader van de raadplegingsactiviteiten over het algemeen beperkt kan lijken, wordt de representativiteit van de bijdragen versterkt door de bijdragen van 29 overkoepelende organisaties, die de stem van 3 026 verenigingen vertegenwoordigden.

Globaal gezien is uit de raadplegingsactiviteiten gebleken dat belanghebbenden ruim erkennen dat de grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk moeten worden versterkt en dat zij tevens EU-maatregelen steunen om grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk op de interne markt te vergemakkelijken 27 .

De meeste respondenten maakten melding van terugkerende uitdagingen en belemmeringen bij de uitoefening van grensoverschrijdende activiteiten. In het verzoek om input wezen belanghebbenden op bestaande belemmeringen op gebieden als het aanbieden van diensten in een andere lidstaat zonder registratie, problemen in verband met erkenning in een andere lidstaat, toegang tot financiering en verschillende btw-regelingen en benaderingen in verschillende EU-landen. In de openbare raadpleging kwamen kwesties zoals belastinggerelateerde zaken, registratieprocessen en administratieve formaliteiten het vaakst terug. De antwoorden in het kader van de gerichte raadplegingen van belanghebbenden waren vergelijkbaar: er werd gewezen op kwesties zoals verschillende nationale regelingen voor de oprichting van verenigingen zonder winstoogmerk, moeilijkheden bij het fuseren van verenigingen zonder winstoogmerk in verschillende lidstaten en andere belastingkwesties.

Wat de voorkeursoptie betreft, was 36 % (22 van de 64) van alle respondenten van de openbare raadpleging (waarvan 67 % — dus 43 van de 64 — deel uitmaakt van de non-profitsector) voorstander van “een nieuwe rechtsvorm voor verenigingen”. Ook 16 van de 38 respondenten die aangaven dat zij onder de rechtsvorm van vereniging vielen (d.w.z. 42 % van die respondenten), waren hier voorstander van. De “harmonisatie van gemeenschappelijke minimumnormen” (beleidsoptie 2) was de voorkeursoptie van 42 % (26 van de 64) van alle respondenten en van 32 % (12 van de 38) van de respondenten met de rechtsvorm van vereniging.

In het kader van de gerichte enquête (waarop 140 reacties zijn ontvangen) waren de verenigingen zonder winstoogmerk die reageerden, voorstander van EU-optreden, waarbij zij mogelijk de voorkeur gaven aan de invoering van een nieuwe rechtsvorm omdat dit de activiteiten van verenigingen in een andere lidstaat zou vergemakkelijken, terwijl er ook brede steun was voor andere beleidsopties.

Gedetailleerde informatie over de raadplegingsstrategie, de resultaten en de conclusies van de raadplegingen van belanghebbenden is te vinden in bijlage 2 bij het effectbeoordelingsverslag en op Geef uw mening (europa.eu) .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Ter ondersteuning van de analyse die aan de effectbeoordeling ten grondslag ligt, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de resultaten van een externe studie waartoe zij opdracht heeft gegeven om verder bewijs inzake grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen te verzamelen. Hiertoe behoorden een vergelijkende juridische analyse van de verenigingswetten en -regelingen in de EU, gerichte enquêtes en de kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling van de effecten van potentiële maatregelen.

Daarnaast werd de effectbeoordeling ondersteund met bewijs dat afkomstig was uit de studie inzake een vergelijkende juridische analyse van de verenigingswetten en -regelingen in de EU , die in september 2022 werd gepubliceerd, en uit de studie inzake een vergelijkende juridische analyse van fusieregels met betrekking tot verenigingen in de EU (die in juli 2023 werd gepubliceerd).

Naast deze ondersteunende studies is er gebruikgemaakt van aanvullende deskundigheid in de vorm van literatuuronderzoek en de reacties naar aanleiding van de raadpleging van belanghebbenden.

In dit verband heeft de Commissie in juni en november 2022 informatie verstrekt aan en gesproken met de deskundigengroep van de Commissie inzake sociale economie en sociale ondernemingen (Geces) over het initiatief inzake grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk.

Naast de ondersteunende studies en raadplegingen van belanghebbenden heeft de Commissie bijzondere aandacht besteed aan de resolutie van het Europees Parlement van 17 februari 2022, waarin aanbevelingen werden gedaan aan de Commissie over een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en non-profitorganisaties, alsook aan de studie van het Europees Parlement die aan zijn resolutie ten grondslag ligt 28 .

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling voor dit voorstel is op 2 maart 2023 door de Raad voor regelgevingstoetsing onderzocht. Na het negatieve advies van 31 maart werd op 8 mei 2023 een herziene effectbeoordeling bij de Raad ingediend. Naar aanleiding van het positieve advies met punten van voorbehoud van de Raad voor regelgevingstoetsing van 8 juni 2023 werd de effectbeoordeling bij dit voorstel herzien om naar behoren rekening te houden met de aanbevelingen van de Raad, bijvoorbeeld om de keuze van de rechtsgrondslag nader toe te lichten, de verschillende effecten van de beleidsopties te verduidelijken, ook wat subsidiariteit en evenredigheid betreft, en de beoordelingsmethode van de beleidsopties op meer gedetailleerde wijze te presenteren.

In de effectbeoordeling zijn beleidsopties geanalyseerd op basis van de analyse van de belemmeringen die zijn vastgesteld op vier belangrijke gebieden van de interne markt: met betrekking tot het recht van vestiging van verenigingen zonder winstoogmerk wanneer zij grensoverschrijdend actief zijn, hun vermogen om diensten te verlenen en goederen te leveren, en kapitaal te verzenden en te ontvangen; de mogelijkheden voor grensoverschrijdend lidmaatschap van en grensoverschrijdende deelname aan bestuursorganen van verenigingen zonder winstoogmerk wanneer deze grensoverschrijdend actief zijn; grensoverschrijdende mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk.

In het scenario zonder beleidsinterventie op EU-niveau zullen verenigingen zonder winstoogmerk uitsluitend door het nationale recht gereguleerd blijven. In dit basisscenario is uit de effectbeoordeling gebleken dat bestaande belemmeringen hoogstwaarschijnlijk zullen blijven bestaan of in sommige gevallen zullen verergeren in het licht van maatschappelijke uitdagingen en marktontwikkelingen. Op een paar landen na beschikken de lidstaten momenteel niet over wetgeving die specifiek betrekking heeft op grensoverschrijdende activiteiten en mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat de lidstaten plannen maken voor wetgeving op dit gebied. Zonder passende manier om erkenning te verkrijgen en mobiliteit te vergemakkelijken, zouden maatregelen op het niveau van de lidstaten beperkte voordelen hebben.

Daarom werd een beoordeling verricht van drie beleidsopties ter vermindering van de vastgestelde belemmeringen waarmee verenigingen zonder winstoogmerk te maken hebben wanneer zij grensoverschrijdend actief zijn op de interne markt.

De eerste beleidsoptie werd geanalyseerd aan de hand van twee subopties waarin het volgende werd voorgesteld: a) de invoering van een Europese rechtsvorm, de “Europese vereniging” genaamd, die alle aspecten van de werking van deze nieuwe rechtsvorm zou regelen en naast nationale rechtsvormen zou bestaan zonder deze te vervangen. De rechtsvorm van Europese vereniging zou gunstig zijn voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meerdere lidstaten actief willen zijn, maar zou mogelijk minder geschikt zijn voor kleine verenigingen zonder winstoogmerk met incidentele grensoverschrijdende activiteiten; b) de invoering van een rechtsvorm op EU-niveau, de “Europese grensoverschrijdende vereniging” genaamd, die specifiek betrekking heeft op grensoverschrijdende aspecten. In tegenstelling tot de suboptie onder punt a) schrijft deze suboptie niet volledig de rechtsvorm voor, maar worden alleen de grensoverschrijdende aspecten uitputtend voorgeschreven. Beide subopties zouden gebaseerd zijn op artikel 352 VWEU, waardoor de nieuwe rechtsvorm tot stand zou komen door middel van een verordening.

In de tweede beleidsoptie wordt de harmonisatie van gemeenschappelijke minimumnormen voor grensoverschrijdende activiteiten en mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk tussen de lidstaten voorgesteld. Voor deze optie zouden bestaande bepalingen moeten worden geschrapt of gewijzigd en nieuwe bepalingen in de wetgeving van de lidstaten moeten worden ingevoerd om deze doelstellingen te verwezenlijken. Deze optie zou een volledig online af te wikkelen registratie, digitale registers en gestandaardiseerde procedures aanmoedigen om de registratie van verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en op EU-niveau te vergemakkelijken. Verenigingen zonder winstoogmerk zouden automatisch baat hebben bij deze harmonisatiemaatregelen en, afhankelijk van de reikwijdte van de harmonisatie, zouden de nieuwe regels betrekking kunnen hebben op alle verenigingen zonder winstoogmerk. Een gedeeltelijke harmonisatie van de nationale wetgevingen zou de regels voor verenigingen zonder winstoogmerk die in een grensoverschrijdende context actief zijn, vereenvoudigen en rechten en waarborgen bieden voor hun grensoverschrijdende mobiliteit en activiteiten. Gezien het materiële toepassingsgebied van het initiatief zou het rechtsinstrument voor deze optie een richtlijn zijn en zou artikel 114 of artikel 50 VWEU of een combinatie daarvan de rechtsgrondslag zijn.

Als derde mogelijkheid werd een beleidsoptie beoordeeld waarbij op nationaal niveau een aanvullende rechtsvorm van vereniging zonder winstoogmerk wordt gecreëerd die voor grensoverschrijdende doeleinden is ontworpen en door de lidstaten wordt erkend. Deze beleidsoptie zou elke lidstaat verplichten om in zijn nationaal rechtsstelsel een rechtsvorm van vereniging zonder winstoogmerk in te voeren die is toegespitst op grensoverschrijdende doeleinden. Op EU-niveau zouden alleen vereisten en waarborgen worden voorgeschreven die nodig zijn om de genoemde grensoverschrijdende doeleinden te vergemakkelijken, en zou de rechtsvorm naast de bestaande rechtsvormen voor verenigingen zonder winstoogmerk naar nationaal recht bestaan, met inachtneming van de uiteenlopende nationale tradities op het gebied van het verenigingsrecht. “Grensoverschrijdende verenigingen” zouden zich niet noodzakelijkerwijs in elke lidstaat afzonderlijk hoeven te registreren, aangezien hun rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid automatisch zouden worden erkend, en zelfs wanneer aanvullende formaliteiten gerechtvaardigd zijn, mogen “grensoverschrijdende verenigingen” niet worden verplicht informatie te verstrekken die reeds aan een bevoegde instantie van een lidstaat is verstrekt. In plaats daarvan wordt informatie digitaal uitgewisseld tussen de instanties van de lidstaten.

De derde beleidsoptie biedt een combinatie van aspecten van de eerste en de tweede beleidsoptie, in die zin dat er een aanvullende nieuwe rechtsvorm wordt gecreëerd voor verenigingen zonder winstoogmerk (vergelijkbaar met de eerste beleidsoptie), die echter alleen bepalingen bevat die relevant zijn voor grensoverschrijdende aspecten en die de lidstaten door omzetting kunnen aanpassen aan hun respectieve nationale kader (vergelijkbaar met de tweede beleidsoptie), waarbij wordt vermeden dat de regels inzake bestaande rechtsvormen op nationaal niveau moeten worden gewijzigd.

Hoewel alle beleidsopties zouden bijdragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van het initiatief (zij het op verschillende wijze en in verschillende mate), hebben de belangrijkste verschillen tussen de opties betrekking op de mate waarin zij voldoen aan de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit en hun mate van juridische haalbaarheid met betrekking tot het geconstateerde probleem. In dit verband kwam de derde optie als voorkeursoptie naar boven, aangezien zij bijdraagt tot het oplossen van het geconstateerde probleem en de specifieke doelstellingen aanpakt, en tegelijkertijd gericht is en evenwichtig is wat kosten en baten betreft 29 .

Voorts werden in de studie die aan de effectbeoordeling ten grondslag ligt, ook de economische, sociale en milieueffecten van de voorkeursbeleidsoptie geëvalueerd en werd geconcludeerd dat over het algemeen wordt verwacht dat de derde beleidsoptie op lange termijn een positief effect zal hebben op de bevoegde instanties zonder gepaard te gaan met aanzienlijke aanpassingskosten.

Vanuit economisch oogpunt brengt het voorstel geen kosten met zich mee. De verenigingen zonder winstoogmerk die deze nieuwe rechtsvorm aannemen, kunnen worden geconfronteerd met bepaalde kosten, die zullen afhangen van de mate waarin de geharmoniseerde bepalingen afwijken van de nationale regels, maar deze kosten zullen niet aanzienlijk zijn. Er kunnen niet-aanzienlijke kosten voor overheidsdiensten ontstaan indien een onlineregister moet worden ontwikkeld of aangepast. Er zouden geen aanpassings- en administratieve kosten ontstaan voor verenigingen die deze rechtsvorm niet wensen aan te nemen. Deze beleidsoptie zal zowel de eenmalige kosten voor het opstarten van activiteiten als de terugkerende kosten van grensoverschrijdend actieve verenigingen zonder winstoogmerk verlagen in vergelijking met het basisscenario. Met name wordt de vermindering van extra opstartkosten (bv. informatiekosten en directe kosten) geraamd op 2 150 EUR per geval. Binnen het beoordeelde tijdsbestek van 15 jaar zouden besparingen van extra kosten kunnen oplopen tot 338 miljoen EUR, en zelfs 378 miljoen EUR in het gunstigste scenario (358 miljoen EUR voor de centrale schatting van 166 500 nieuwe grensoverschrijdende verenigingen binnen het beoordeelde tijdsbestek van 15 jaar). De vermindering van extra bedrijfskosten (terugkerende kosten, bv. administratieve en nalevingskosten) voor verenigingen zonder winstoogmerk die momenteel grensoverschrijdend actief zijn, wordt geraamd op 770 miljoen EUR per jaar. Binnen het beoordeelde tijdsbestek van 15 jaar zouden kostenbesparingen kunnen oplopen tot 8,5 miljard EUR, wat zou bijdragen tot een algemene vermindering van de regeldruk. In de effectbeoordeling wordt ook een gunstigste schatting gemaakt van de potentiële indirecte economische voordelen die worden gegenereerd: 157 000176 000 extra verenigingen die grensoverschrijdend actief zijn en die 64 00071 000 banen en 3,57 miljard EUR–4 miljard EUR aan toegevoegde waarde creëren, wat overeenkomt met de maximale potentiële benutting over een tijdsbestek van 15 jaar 30 .

Wat de sociale gevolgen betreft, bleek het moeilijk een causaal verband vast te stellen tussen een richtlijn ter vereenvoudiging van de regelgeving en administratieve voorschriften inzake grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk en de mogelijke sociale gevolgen. Niettemin werden in de effectbeoordeling indirecte, maar niet-meetbare, positieve effecten vastgesteld. Met name wordt ervan uitgegaan dat de richtlijn de toegang voor burgers zal verbeteren in sectoren die sociale diensten in verscheidene lidstaten aanbieden (bv. gezondheidszorg en sociale diensten, gemeenschapsdiensten, maatschappelijk werk, onderwijs en opleiding, diensten voor arbeidsvoorziening enz.). Zij zal de convergentie tussen de verschillende modellen in de lidstaten verder bevorderen, wat zal leiden tot een algemene verbetering van de kwaliteit van dergelijke diensten in de EU. Wat de grondrechten betreft, zou deze richtlijn ook het recht op vrijheid van vergadering en vereniging op niet-discriminerende wijze kunnen versterken, aangezien verenigingen zonder winstoogmerk die gebruikmaken van de nieuwe rechtsvormen op dezelfde wijze zouden worden behandeld als reeds bestaande verenigingen zonder winstoogmerk naar nationaal recht. Op basis van deskresearch en de openbare raadpleging wordt verwacht dat de derde beleidsoptie, die betere voorwaarden voor verenigingen zonder winstoogmerk zal scheppen om actief te zijn op de interne markt, een sterk positief effect zal hebben op de bescherming van het recht op vrijheid van vergadering en vereniging en de vrijheid van meningsuiting en van informatie van verenigingen zonder winstoogmerk en hun leden in de EU.

In beginsel wordt niet verwacht dat de aard en de doelstellingen van het initiatief meetbare directe milieueffecten zullen opleveren. Wat de mogelijke indirecte voordelen betreft, wordt verwacht dat de voorkeursoptie een positief effect zal hebben door de positie en de aanwezigheid te verbeteren van verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn op het gebied van milieu en klimaatverandering, zoals bevordering van biodiversiteit, natuurbehoud en de strijd tegen klimaatverandering.

Het initiatief zou ook een indirect economisch effect hebben op innovatie en concurrentie in kritieke sectoren van groot maatschappelijk belang (bv. gezondheidszorg en sociale diensten, maatschappelijk werk, arbeidsintegratie, opleidings- en onderwijsdiensten, diensten voor arbeidsvoorziening en onderzoek en ontwikkeling). Doordat er minder belemmeringen voor verenigingen zonder winstoogmerk binnen de interne markt zijn, zullen er meer diensten en producten op de nationale markten worden aangeboden, en zal er meer samenwerking en concurrentie zijn. Dit zal de innovatie en de verhouding prijs/kwaliteit van diensten en goederen ten goede komen.

Tot slot draagt het initiatief bij tot de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en ondersteunt het met name SDG 8 ( Aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve werkgelegenheid en waardig werk voor iedereen ), door het scheppen van banen te bevorderen en gelijke en inclusieve toegang tot economische kansen te verbeteren. Ook draagt het bij tot SDG 16 ( Vrede, justitie en inclusieve samenlevingen ) door het maatschappelijk middenveld te versterken door onder meer verenigingen te beschermen.

Grondrechten

Hoewel het voorstel gericht is op de werking van de interne markt voor verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn, zal het ook een positief effect hebben op de bescherming en bevordering van de grondrechten. Zo zal de verbetering van de voorwaarden waaronder verenigingen zonder winstoogmerk actief kunnen zijn op de interne markt, het genot van de vrijheid van meningsuiting en van informatie (artikel 11 van het Handvest) en de vrijheid van vergadering en vereniging (artikel 12 van het Handvest) in de EU versterken. Hierdoor zullen verenigingen zonder winstoogmerk met grensoverschrijdende ambities doeltreffend kunnen uitbreiden, wat ertoe zal bijdragen dat ook de hun toekomende grondrechten op grotere schaal worden uitgeoefend, dankzij een meer geharmoniseerd rechtskader dat de specifieke nationale kenmerken niet veronachtzaamt.

Vanuit dit oogpunt zal dit initiatief positieve overloopeffecten hebben op de versterking van het maatschappelijk middenveld in de EU en de afzwakking van de waargenomen algemene trend van krimpende burgerruimten in Europa, doordat grensoverschrijdende activiteiten en de mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk worden vergemakkelijkt en deze verenigingen in staat worden gesteld leden, vrijwilligers en belangengroepen die actief zijn op de interne markt te mobiliseren. Het zou het voor verenigingen zonder winstoogmerk gemakkelijker maken om in alle lidstaten activiteiten te ontplooien en hen in staat stellen om, ten eerste, hun economisch potentieel te ontsluiten en, ten tweede, hun potentieel te gebruiken om de drempel voor burgerbetrokkenheid bij verenigingen zonder winstoogmerk in de hele Unie te verlagen (zoals aangegeven in het effectbeoordelingsverslag, punt 4 inzake algemene doelstellingen). Uiteindelijk zal het initiatief een indirect positief effect hebben op de democratische ruimte van de EU.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum worden de gevolgen voor de begroting en de benodigde personele en administratieve middelen uiteengezet.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende toezicht, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezicht houden op de uitvoering van de richtlijn en zal om de zeven jaar verslag uitbrengen aan de Raad en het Europees Parlement. Met het oog op toezicht en rapportage zal de Commissie de belangrijkste belanghebbenden vragen om feedback over het effect van het voorstel, met inbegrip van de voor- en nadelen en eventuele praktische uitvoeringsproblemen voor de lidstaten en verenigingen zonder winstoogmerk. Een regelmatige terugkoppeling maakt het ook mogelijk bij de lidstaten gegevens te verzamelen over op hun grondgebied geregistreerde ECBA’s.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Om de correcte uitvoering van dit voorstel te waarborgen, zijn toelichtende stukken nodig waarin het verband tussen de onderdelen ervan en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

Artikelsgewijze toelichting

Bij de voorgestelde richtlijn worden maatregelen vastgesteld om de voorwaarden voor het oprichten en exploiteren van ECBA’s te coördineren, teneinde verenigingen zonder winstoogmerk te helpen hun rechten met betrekking tot de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van kapitaal, de vrijheid om diensten te verrichten en te ontvangen, en het vrije verkeer van goederen op de interne markt uit te oefenen.

Zij omvat de volgende bepalingen:

Hoofdstuk 1 bevat in de eerste plaats de algemene bepalingen zoals het onderwerp en het toepassingsgebied (artikel 1) en de definities (artikel 2). In de tweede plaats worden de kenmerken van een ECBA (artikel 3) en de daarop toepasselijke regels (artikel 4) nader omschreven. In de derde plaats worden aan ECBA’s rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid verleend en wordt voorzien in de automatische erkenning daarvan in alle lidstaten (artikel 5). In de vierde plaats worden gemeenschappelijke regels voor ECBA’s vastgesteld met betrekking tot hun statuten (artikel 6), bestuur (artikel 7) en lidmaatschap (artikel 8).

Hoofdstuk 2 bevat een opsomming van de rechten van ECBA’s en de verboden beperkingen ten aanzien van ECBA’s. Voor een ECBA gelden de beginselen van gelijke behandeling (artikel 9) en non-discriminatie (artikel 10). Alle besluiten die administratieve instanties in de lidstaten met betrekking tot een ECBA nemen, moeten aan rechterlijke toetsing kunnen worden onderworpen (artikel 11). Een ECBA moet zich slechts in één lidstaat registreren om rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid te verkrijgen, en uitsluitend om dwingende redenen van algemeen belang mag zowel de lidstaat van herkomst als de lidstaat van ontvangst om aanvullende formaliteiten vragen (artikel 12). Een ECBA moet een aanvraag voor financiering kunnen indienen in de lidstaat (lidstaten) waarin zij actief is en mag niet worden beperkt in haar vermogen om financiering te verstrekken of te ontvangen, behalve voor zover dergelijke beperkingen bij wet zijn voorgeschreven, gerechtvaardigd zijn door een dwingende reden van algemeen belang, geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te verwezenlijken (artikel 13). Voorts moet een ECBA diensten kunnen verlenen en ontvangen en goederen kunnen verhandelen (artikel 14). Bovendien mag een ECBA niet worden onderworpen aan bepaalde beperkingen, bijvoorbeeld op grond van de nationaliteit van haar leden (artikel 15).

Hoofdstuk 3 heeft betrekking op de regels voor de oprichting en registratie van een ECBA en bestaat uit twee afdelingen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een ECBA wordt opgericht door middel van registratie en ten minste drie stichtende leden heeft (artikel 16). Dit hoofdstuk bevat ook de regels voor de binnenlandse omzetting van een vereniging zonder winstoogmerk in een ECBA (artikel 17). Het bevat de regels voor de aanvraag tot registratie (artikel 18) en voor de registratieprocedure (artikel 19). Het bepaalt dat de lidstaten een register moeten opzetten voor de registratie van ECBA’s (artikel 20) en specificeert de inhoud van het ECBA-certificaat (artikel 21).

Hoofdstuk 4 bevat de regels inzake de mobiliteitsrechten van ECBA’s. Dit betreft met name de mogelijkheid voor een ECBA om haar statutaire zetel te verplaatsen zonder dat deze verplaatsing leidt tot de ontbinding van de betrokken ECBA (artikel 22) en de procedure voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een ECBA (artikel 23).

Hoofdstuk 5 bevat bepalingen over de ontbinding van een ECBA. Meer bepaald worden hierin de regels vastgesteld betreffende de vrijwillige ontbinding (artikel 24) en de onvrijwillige ontbinding (artikel 27). Bovendien wordt in dit hoofdstuk vastgesteld dat de ontbinding van een ECBA leidt tot haar liquidatie, die in overeenstemming moet zijn met de aan het non-profitdoel gekoppelde beperking inzake de verdeling van de activa (artikel 25).

Hoofdstuk 6 bevat bepalingen over handhaving, samenwerking en toezicht op de regels in het voorstel. Dit betreft de aanwijzing van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de uit dit voorstel voortvloeiende verplichtingen (artikel 27); de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties van de lidstaten en het toezicht door de Commissie op het gebruik van het Informatiesysteem interne markt (IMI) in het kader van deze samenwerking (artikel 28); de regels voor toezicht op en verslaglegging betreffende deze voorgestelde richtlijn (artikel 29).

Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen op grond waarvan de Commissie uitvoeringshandelingen kan vaststellen (artikel 30), betreffende de omzetting van dit voorstel (artikel 31) en de inwerkingtreding (artikel 32), alsook de adressaten van het voorstel (artikel 33).

De richtlijn gaat vergezeld van een verordening van technische aard tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 tot instelling van het Informatiesysteem interne markt (IMI) om ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties van de lidstaten samenwerken en informatie via het IMI uitwisselen wanneer zij de overeenkomstig de bepalingen van het voorstel vastgestelde nationale voorschriften toepassen (artikel 1). Zij wijzigt ook Verordening (EU) 2018/1724 31 tot oprichting van één digitale toegangspoort om ervoor te zorgen dat de lidstaten onlinetoegang verlenen tot informatie over ECBA’s en verenigingen zonder winstoogmerk en om de uitwisseling van bewijsstukken tussen bevoegde instanties in het kader van de in de voorgestelde richtlijn vastgestelde procedures betreffende ECBA’s te vergemakkelijken (artikel 2).




2023/0315 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende Europese grensoverschrijdende verenigingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 50 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 32 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Overeenkomstig artikel 26, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Met het oog op de vervulling van deze doelstelling bepaalt artikel 50 VWEU dat het Europees Parlement en de Raad bij wege van richtlijnen besluiten teneinde de vrijheid van vestiging voor een bepaalde werkzaamheid te verwezenlijken. Daarnaast bepaalt artikel 114 VWEU dat het Europees Parlement en de Raad de maatregelen vaststellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

(2)Het wegnemen van belemmeringen voor de ontwikkeling van activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk in alle lidstaten is van essentieel belang voor de verwezenlijking van hun vrijheid van vestiging en andere fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid om kapitaal te verstrekken en te ontvangen en de vrijheid om diensten te verlenen en te ontvangen op de interne markt. Door de onderlinge aanpassing van de nationaalrechtelijke bepalingen die van invloed zijn op de uitoefening van die vrijheden, draagt deze richtlijn bij tot het doel om de werking van de interne markt te verbeteren. Op die manier zal deze richtlijn verder bijdragen tot de doelstellingen om de Europese integratie te versterken, de sociale rechtvaardigheid en welvaart voor EU-burgers te bevorderen en de daadwerkelijke uitoefening van de vrijheid van vergadering en vereniging in de hele Unie te vergemakkelijken.

(3)Het Europees Parlement heeft op 17 februari 2022 een resolutie aangenomen met aanbevelingen aan de Commissie over een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk 33 .

(4)Op 9 december 2021 heeft de Europese Commissie een actieplan voor de sociale economie goedgekeurd 34 . In dat actieplan heeft de Commissie specifieke maatregelen voorgesteld om kansen te creëren zodat entiteiten van de sociale economie kunnen opstarten en opschalen, en om de zichtbaarheid van de sociale economie en haar potentieel te vergroten. Het Europees Parlement heeft het actieplan in zijn resolutie van 6 juli 2022 35 verwelkomd.

(5)In aansluiting op het actieplan voor de sociale economie heeft de Commissie concrete maatregelen aanbevolen om de sociale economie te ondersteunen, waarbij het menselijk belang en sociale en milieugerelateerde doelen voorrang krijgen op winst. Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad van 13 juni 2023 over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie 36 bevat aanbevelingen voor de lidstaten om strategieën voor de sociale economie te ontwerpen en uit te voeren. Op dezelfde dag heeft de Commissie ook twee werkdocumenten gepubliceerd om een beter inzicht te geven in de relevante belastingregels voor entiteiten van de sociale economie 37 en grensoverschrijdende donaties van algemeen nut 38 .

(6)Uit de rechtsvormen die in de non-profitsector en de sociale economie beschikbaar zijn, kiest de grote meerderheid voor de rechtsvorm van vereniging zonder winstoogmerk. Verenigingen zonder winstoogmerk dragen niet alleen bij aan de doelstellingen van de Unie en de verwezenlijking van doelen die in het algemeen belang zijn, maar leveren ook een belangrijke bijdrage aan de interne markt door op regelmatige basis een breed scala aan economische activiteiten te ontplooien, bijvoorbeeld door diensten aan te bieden in sectoren als sociale diensten en de gezondheidszorg, communicatie en informatie, belangenbehartiging, cultuur, milieubescherming, onderwijs, recreatie en sport, en bij de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Dit is niet alleen het geval wanneer de uitoefening van economische activiteiten de hoofdactiviteit of het hoofddoel van de vereniging zonder winstoogmerk is, maar ook in andere gevallen.

(7)Een volledig functionerende interne markt voor de activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk is van essentieel belang om de economische en sociale groei in alle lidstaten te bevorderen. Op dit moment beletten belemmeringen op de interne markt dat verenigingen zonder winstoogmerk hun activiteiten buiten hun nationale grenzen kunnen uitbreiden, waardoor de doeltreffende werking van de interne markt wordt belemmerd. De totstandbrenging van een volledig doeltreffende interne markt vereist volledige vrijheid van vestiging voor alle activiteiten die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie.

(8)Om een echte interne markt voor de economische activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk tot stand te brengen, moeten alle ongerechtvaardigde beperkingen van de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van diensten, het vrije verkeer van goederen en het vrije verkeer van kapitaal die nog steeds van toepassing zijn in de wetgeving van bepaalde lidstaten, worden weggenomen. Deze beperkingen beletten verenigingen zonder winstoogmerk om grensoverschrijdend actief te zijn, niet in de laatste plaats omdat zij daardoor specifiek middelen moeten toewijzen aan onnodige administratieve of nalevingsactiviteiten, wat een bijzonder afschrikkend effect heeft gelet op hun non-profitkarakter.

(9)Deze belemmeringen zijn het gevolg van inconsistenties in de nationale rechtskaders van de lidstaten. Het rechtskader waarbinnen verenigingen zonder winstoogmerk hun activiteiten in de Unie uitoefenen, is gebaseerd op nationale wetgeving, zonder harmonisatie op Unieniveau. Momenteel bestaat er voor verenigingen zonder winstoogmerk geen uniforme erkenning van hun rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid in de hele Unie en moeten zij zich vaak een tweede keer registreren of zelfs een nieuwe juridische entiteit oprichten om activiteiten uit te oefenen in een andere lidstaat dan die waar zij zijn gevestigd. De fundamentele elementen met betrekking tot de mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk binnen de Unie blijven onvoldoende gereguleerd, wat leidt tot juridische onduidelijkheid voor alle verenigingen zonder winstoogmerk met grensoverschrijdende activiteiten. Wanneer verenigingen zonder winstoogmerk bijvoorbeeld van plan zijn hun statutaire zetel naar een nieuwe lidstaat te verplaatsen, blijven er daarover onzekerheden bestaan. Met name het ontbreken van de mogelijkheid om de statutaire zetel te verplaatsen zonder een liquidatieprocedure te doorlopen, belemmert verenigingen zonder winstoogmerk om binnen de Unie over de grenzen heen te handelen, te verhuizen en te herstructureren. De nationale regels lopen uiteen en bieden vaak geen duidelijke oplossingen en procedures voor de uitoefening van grensoverschrijdende mobiliteit en economische activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk.

(10)Om de activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk op de interne markt te vergemakkelijken, moet het mogelijk zijn om middelen en kapitaal efficiënt over de grenzen heen toegankelijk te maken en te kanaliseren. Dit geldt voor de vergoeding voor economische activiteiten, maar ook voor donaties, erfenissen of andere vormen van financiering. Verschillende regelgevingskaders en bestaande beperkingen in de lidstaten met betrekking tot het ontvangen en aanvragen van donaties en soortgelijke bijdragen in welke vorm dan ook leiden tot versnippering van de interne markt en vormen een belemmering voor de werking hiervan.

(11)Bovendien leggen bepaalde lidstaten in hun wetgeving vereisten inzake nationaliteit of rechtmatig verblijf op aan leden van verenigingen zonder winstoogmerk of aan de leden van het uitvoerend orgaan van dergelijke verenigingen zonder winstoogmerk. Dergelijke vereisten moeten worden afgeschaft om de uitoefening van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van vereniging van EU-burgers te beschermen.

(12)De vrijheid van vereniging is van cruciaal belang voor de werking van de democratie, aangezien zij een essentiële voorwaarde is voor de uitoefening van andere grondrechten door personen, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie. Zoals erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) en in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), is vrijheid van vereniging een grondrecht.

(13)Daarom moeten er geharmoniseerde regels komen om verenigingen zonder winstoogmerk te helpen grensoverschrijdende activiteiten uit te oefenen. De bestaande nationale regels inzake grensoverschrijdende verenigingen moeten worden geharmoniseerd zodat die verenigingen zonder winstoogmerk een rechtsvorm kunnen aannemen die specifiek is ontworpen om grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken. Die rechtsvorm moet in de interne rechtsorde van de lidstaten worden opgenomen door de respectieve nationale regels inzake verenigingen zonder winstoogmerk aan te passen. Deze rechtsvorm, die wordt aangeduid als “Europese grensoverschrijdende vereniging” (European cross-border association - ECBA), moet automatisch door alle lidstaten worden erkend en zal het voor verenigingen zonder winstoogmerk mogelijk maken om belemmeringen die zij op de interne markt ondervinden, te overwinnen, met inachtneming van de tradities van de lidstaten ten aanzien van verenigingen zonder winstoogmerk.

(14)Het feit dat verenigingen zonder winstoogmerk in staat worden gesteld ten volle de vrijheid van vestiging in de Unie te genieten door middel van een eenmalige registratie die geldig zou zijn in de hele Unie en de automatische erkenning van hun rechtspersoonlijkheid, houdt bovendien rechtstreeks verband met en is noodzakelijk voor de werking van de interne markt en de mogelijkheid om de uit die vrijheid voortvloeiende rechten daadwerkelijk uit te oefenen.

(15)Vakbonden en vakbondsverenigingen mogen geen ECBA oprichten omdat zij een bijzondere status in het nationale recht hebben.

(16)Politieke partijen en verenigingen van politieke partijen mogen evenmin een ECBA oprichten, aangezien zij een bijzondere status hebben binnen het nationale recht en het recht van de Unie, zoals vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad 39 .

(17)Kerken en andere religieuze organisaties en levensbeschouwelijke of niet-confessionele organisaties in de zin van artikel 17 VWEU, alsmede verenigingen van deze entiteiten, mogen evenmin een ECBA oprichten, omdat de Unie niet bevoegd is om hun status te reguleren en omdat zij een bijzondere status hebben in het nationale recht.

(18)De oprichting van een ECBA moet het resultaat zijn van een overeenkomst tussen natuurlijke personen die burger van de Unie, in de Unie rechtmatig verblijvende onderdanen van derde landen, of in de Unie gevestigde juridische entiteiten zijn, met uitzondering van personen die zijn veroordeeld wegens witwaspraktijken, daarmee verband houdende basisdelicten 40 of terrorismefinanciering, of die onderworpen zijn aan maatregelen die hun activiteiten in een lidstaat om dezelfde redenen verbieden. Gezien het non-profitdoel van de ECBA, moeten juridische entiteiten, wanneer zij een ECBA oprichten, eveneens een non-profitdoel hebben.

(19)Het non-profitdoel van een ECBA moet inhouden dat wanneer winst wordt gemaakt door middel van economische activiteiten, deze alleen mag worden gebruikt voor het nastreven van de doelen van de ECBA, zoals vastgesteld in haar statuten, en deze niet mag worden verdeeld. Daarom moet er sprake zijn van een vergrendeling van activa, wat inhoudt dat activa niet onder de leden mogen worden verdeeld, zelfs niet bij ontbinding. In geval van ontbinding moeten restactiva belangeloos worden overgedragen, bijvoorbeeld aan andere verenigingen zonder winstoogmerk die hetzelfde doel nastreven.

(20)In een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen, moeten ECBA’s doelstellingen nastreven die verenigbaar zijn met de in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) verankerde waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Daarnaast mag het niet mogelijk zijn om ECBA’s te gebruiken voor terrorismefinanciering, belastingontduiking, belastingontwijking, witwassen van geld of andere strafbare feiten of illegale doeleinden.

(21)Het grensoverschrijdende element van een ECBA staat centraal. Daarom moet een ECBA ten minste een deel van haar activiteiten grensoverschrijdend in de Unie, in ten minste twee lidstaten, uitvoeren of dit als doel in haar statuten hebben, en over stichtende leden beschikken die banden hebben met ten minste twee lidstaten, hetzij op basis van staatsburgerschap of verblijf in het geval van natuurlijke personen, hetzij op basis van de plaats van hun statutaire zetel, in het geval van juridische entiteiten.

(22)Om ervoor te zorgen dat ECBA’s de doelstellingen verwezenlijkingen die aan hun oprichting ten grondslag liggen, moet de mate van harmonisatie van de kenmerken en rechten van een ECBA in verhouding staan tot de omvang en reikwijdte van de geconstateerde problemen waarmee verenigingen zonder winstoogmerk te maken hebben wanneer zij grensoverschrijdende activiteiten uitoefenen.

(23)Met het oog op een gelijk speelveld voor alle ECBA’s is het een essentiële voorwaarde dat de belangrijkste kenmerken van de rechtspersoonlijkheid en de handelingsbevoegdheid van een ECBA, de automatische erkenning ervan in alle lidstaten en de registratieprocedure in de hele Unie worden geharmoniseerd zonder dat de lidstaten voor deze kwesties uiteenlopende regels vaststellen. De aspecten van de activiteiten van ECBA’s die niet door deze richtlijn worden geharmoniseerd, moeten worden geregeld door de nationale regels die gelden voor de meest vergelijkbare soort vereniging zonder winstoogmerk naar nationaal recht. Dergelijke entiteiten moeten, ongeacht hun naam in het nationale rechtsstelsel, in alle gevallen gebaseerd zijn op lidmaatschap, een non-profitdoel hebben en rechtspersoonlijkheid bezitten. Met het oog op transparantie en rechtszekerheid moeten de lidstaten de Commissie van die regels in kennis stellen.

(24)Om ervoor te zorgen dat de lidstaten over de geschikte instrumenten ter bestrijding van terrorismefinanciering beschikken en om de transparantie van bepaalde kapitaalstromen te waarborgen, mogen de regels die krachtens deze richtlijn op ECBA’s van toepassing zijn, geen afbreuk aan de maatregelen die de lidstaten om redenen van openbare orde en openbare veiligheid hebben vastgesteld om misbruik van verenigingen zonder winstoogmerk te voorkomen en om de transparantie van bepaalde kapitaalstromen te waarborgen wanneer dat vereist is op grond van het Unierecht of het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht.

(25)Om de juridische en administratieve belemmeringen voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meer dan één lidstaat actief zijn, weg te nemen en de werking van de interne markt te garanderen, moeten alle lidstaten de rechtspersoonlijkheid en de handelingsbevoegdheid van een ECBA automatisch erkennen. Deze rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid moeten worden verleend bij de registratie van de ECBA in een lidstaat.

(26)ECBA’s moeten vrij kunnen beslissen over hun huishoudelijk reglement. Elke beperking van deze vrijheid die door een lidstaat wordt opgelegd, moet op algemene en niet-discriminerende wijze worden toegepast, bij wet zijn voorgeschreven, gerechtvaardigd zijn door een dwingende reden van algemeen belang, geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is voor de verwezenlijking van dat doel.

(27)De artikelen 52, 62 en 65 VWEU en relevante rechtspraak zijn eveneens van toepassing op ECBA’s. Deze artikelen van het VWEU voorzien in de rechtvaardiging van maatregelen die de vrijheid van vestiging, de vrijheid van dienstverlening en het vrije verkeer van kapitaal beperken om redenen zoals openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid. Voorts is het begrip “dwingende redenen van algemeen belang”, waarnaar in sommige bepalingen van deze richtlijn wordt verwezen, door het Hof van Justitie ontwikkeld in zijn rechtspraak. Maatregelen van lidstaten die de uitoefening van die vrijheden van het Verdrag kunnen belemmeren of minder aantrekkelijk kunnen maken, mogen alleen worden toegestaan indien zij kunnen worden gerechtvaardigd door in het Verdrag vermelde doelstellingen of door dwingende redenen van algemeen belang die door het Unierecht worden erkend. Hoewel er geen uitputtende definitie bestaat, heeft het Hof van Justitie erkend dat er diverse rechtvaardigingen mogelijk zijn, zoals openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, handhaving van de maatschappelijke orde, doelstellingen van het sociaal beleid, bescherming van afnemers van diensten, consumentenbescherming, bescherming van werknemers, mits aan de andere voorwaarden is voldaan. Dergelijke maatregelen moeten hoe dan ook geschikt zijn om de verwezenlijking van het betrokken doel te waarborgen en mogen niet verder gaan dan nodig is voor de verwezenlijking van dat doel.

(28)Om een gemeenschappelijke en passende aanpak inzake bestuur in de hele Unie te waarborgen, moeten ECBA’s een besluitvormingsorgaan hebben, dat wil zeggen het orgaan dat alle leden omvat en dat in sommige lidstaten traditioneel de algemene vergadering wordt genoemd. ECBA’s moeten ook een uitvoerend orgaan hebben, dat in sommige lidstaten gewoonlijk een uitvoerend comité of raad van bestuur wordt genoemd; het uitvoerend orgaan moet verantwoordelijk zijn voor het bestuur, beheer en gedrag van de ECBA. Dit orgaan moet er ook voor zorgen dat de statuten van een ECBA en de wettelijke verplichtingen worden nageleefd, en vertegenwoordigt een ECBA tevens ten aanzien van derden en in rechte. Het uitvoerend orgaan van een ECBA moet bestaan uit ten minste drie personen, die natuurlijke personen of, via hun vertegenwoordigers, juridische entiteiten kunnen zijn.

(29)Om ervoor te zorgen dat ECBA’s hun activiteiten doeltreffend kunnen uitoefenen en te waarborgen dat zij op dezelfde manier worden behandeld als verenigingen zonder winstoogmerk naar nationaal recht, mogen ECBA’s niet ongunstiger worden behandeld dan de meest vergelijkbare vereniging zonder winstoogmerk in het nationale rechtsstelsel van de lidstaat van herkomst waar zij actief is.

(30)Overeenkomstig het non-discriminatiebeginsel en om de vrijheid van vereniging te waarborgen, mag er bij de uitvoering en toepassing van deze richtlijn geen sprake zijn van discriminatie van groepen of personen op welke grond dan ook, zoals geboorte, leeftijd, huidskleur, geslacht en gender, seksuele gerichtheid, genderidentiteit, gezondheidstoestand, immigratie- of verblijfsstatus, genetische kenmerken, taal, nationale, etnische of sociale afkomst, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, lichamelijke of geestelijke handicap, vermogen, ras, godsdienst of overtuiging of andere status.

(31)Om de samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie te vergemakkelijken, moeten de lidstaten een bevoegde instantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de voorschriften tot omzetting van deze richtlijn (“bevoegde instantie”). De Commissie moet de lijst van bevoegde instanties publiceren. Om een volledig overzicht te hebben van de juridische behandeling van ECBA’s in de lidstaten, moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de namen en taken van eventuele andere relevante instanties dan de bevoegde instanties, die zijn opgericht of aangewezen in het kader van de nationale regels die van toepassing zijn op de meest vergelijkbare vereniging zonder winstoogmerk naar nationaal recht.

(32)Overeenkomstig het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht zoals neergelegd in artikel 47 van het Handvest en artikel 13 EVRM, moeten besluiten van de bevoegde instanties bij de toepassing van nationale bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn aan rechterlijke toetsing kunnen worden onderworpen. Een dergelijke rechterlijke toetsing moet ter beschikking staan van ECBA’s, alsook van alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen, met betrekking tot besluiten die bevoegde instanties ten aanzien van ECBA’s hebben genomen, ook wanneer het gaat om nalaten van handelen. Het recht op rechterlijke toetsing omvat het recht op een eerlijke en openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat, zoals neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(33)Gezien hun non-profitdoel moeten ECBA’s op niet-discriminerende basis financiering uit een publieke of particuliere bron kunnen aanvragen in de lidstaat (lidstaten) waar zij actief zijn. Het recht van een ECBA om financiering te ontvangen en te verstrekken mag niet worden beperkt, behalve wanneer een beperking bij wet is voorgeschreven, door een dwingende reden van algemeen belang wordt gerechtvaardigd, geschikt is om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, niet verder gaat dan nodig is om dat doel te verwezenlijken en in overeenstemming is met het Unierecht.

(34)Om ervoor te zorgen dat ECBA’s ten volle van de interne markt kunnen profiteren, moeten zij diensten kunnen verlenen en ontvangen, en goederen kunnen verhandelen zonder inmenging van de lidstaten. Beperkingen mogen alleen worden toegestaan indien zij bij wet zijn voorgeschreven, worden gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang, geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is voor het verwezenlijken van dat doel. Dit mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van andere handelingen van de Unie. Daaronder begrepen zijn de bepalingen van handelingen van de Unie die de fundamentele vrijheden versterken, zoals de bepalingen van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad 41 die de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten waarborgen, alsook de bepalingen van andere handelingen van de Unie die specifieke economische activiteiten regelen die ECBA’s uitoefenen.

(35)Om een echte interne markt voor verenigingen zonder winstoogmerk tot stand te brengen, moeten bepaalde beperkingen van de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van diensten en het vrije verkeer van kapitaal die nog steeds van toepassing zijn in de wetgeving van bepaalde lidstaten, worden weggenomen. Daarom mogen de lidstaten geen discriminerende eisen opleggen op basis van de nationaliteit van de leden van een ECBA of het uitvoerend orgaan daarvan, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald. De lidstaten mogen de geldigheid van een vergadering evenmin afhankelijk maken van de fysieke aanwezigheid van de leden. Om ECBA’s in staat te stellen ten volle te profiteren van de voordelen van de interne markt, mogen de lidstaten niet eisen dat de statutaire zetel van een ECBA zich in dezelfde lidstaat bevindt als haar hoofdbestuur of hoofdvestiging. De lidstaten mogen ECBA’s ook geen algemeen verbod op het verrichten van economische activiteiten opleggen en evenmin toestaan dat zij alleen economische activiteiten uitoefenen indien deze verband houden met een in de statuten van een ECBA omschreven doel.

(36)Registratie van een ECBA moet een constitutieve voorwaarde zijn voor de oprichting van de ECBA. Om zich te kunnen registreren, moet een ECBA over ten minste drie stichtende leden beschikken. Zowel in de Unie gevestigde juridische entiteiten met een non-profitdoel als natuurlijke personen die burger van de Unie zijn of rechtmatig verblijven op het grondgebied van de Unie, moeten stichtende leden van een ECBA kunnen zijn. Het moet ook mogelijk zijn om verenigingen zonder winstoogmerk om te zetten in een ECBA in dezelfde lidstaat.

(37)Om ervoor te zorgen dat ECBA’s grensoverschrijdend actief kunnen zijn en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, moeten zij zich slechts eenmaal, in de lidstaat van herkomst, registreren om rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid te verkrijgen. Met het oog op automatische erkenning van deze registratie in de hele Unie moet de registratieprocedure worden geharmoniseerd. Dit betreft met name de documenten en informatie die vereist zijn voor een aanvraag tot registratie van een ECBA en de uit te voeren controles.

(38)De lidstaten mogen van geregistreerde ECBA’s alleen kunnen vereisen dat zij een verklaring afleggen, informatie verstrekken, vergunningen aanvragen of verkrijgen of bepaalde activiteiten uitoefenen, indien deze vereisten i) op algemene en niet-discriminerende wijze worden toegepast, ii) bij wet zijn voorgeschreven, iii) gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang, iv) geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te verwezenlijken. Dergelijke vereisten kunnen bijvoorbeeld verband houden met de specifieke kenmerken van bepaalde sectoren, zoals de gezondheidszorg. Wanneer de lidstaten in dergelijke aanvullende procedures voorzien, moet dit openbaar worden gemaakt om ervoor te zorgen dat een ECBA aan deze vereisten kan voldoen.

(39)Om fraude te voorkomen, is het belangrijk dat de lidstaten de identiteit van de stichtende leden en de wettelijke vertegenwoordigers van de ECBA verifiëren. De verificatie van de identiteit is met name van belang indien de aanvraag tot registratie elektronisch wordt ingediend. Gezien de uiteenlopende praktijken in de lidstaten moet de bepaling van de specifieke methoden voor het verifiëren van de identiteit een voorrecht van de betrokken lidstaat blijven.

(40)Met inachtneming van de vrijheid van vestiging en vereniging moet de registratie van een ECBA worden geweigerd wanneer niet aan de in deze richtlijn vastgestelde formele eisen voor registratie is voldaan, wanneer de aanvraag onvolledig is of wanneer de in de statuten omschreven doelen in strijd zijn met het Unierecht of met het nationale recht dat in overeenstemming is met het Unierecht. Bovendien moet de registratie worden geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de in deze richtlijn vastgestelde basisvereisten voor de oprichting van een ECBA, namelijk het non-profitdoel, het minimumaantal stichtende leden en het grensoverschrijdende element in de zin dat activiteiten in ten minste twee lidstaten worden verricht en dat de stichtende leden banden hebben met ten minste twee lidstaten. Elke weigering om een ECBA te registreren moet schriftelijk gebeuren en naar behoren met redenen worden omkleed door de bevoegde instantie.

(41)De lidstaten moeten worden verplicht een register op te zetten ten behoeve van de registratie en het bijhouden en publiceren van informatie over ECBA’s. Dit register moet informatie over ECBA’s en de ingediende documenten bevatten. Aangezien de informatie in het register achterhaald kan raken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de ECBA de bevoegde instantie in kennis stelt van eventuele wijzigingen van de informatie over die ECBA en dat de in het register bijgehouden informatie wordt geactualiseerd. De lidstaten moeten voor de toepassing van deze richtlijn gebruik kunnen maken van hun bestaande nationale registers. Met het oog op transparantie, met name voor de leden van een ECBA en haar eventuele schuldeisers, zijn het ECBA-certificaat, de liquidatie en de ontbinding van een ECBA inlichtingen die gedurende maximaal zes maanden na de ontbinding van een ECBA openbaar moeten worden gemaakt. De interoperabiliteitsoplossingen die zijn ontwikkeld in het kader van de uitvoering van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een hoog niveau van interoperabiliteit van de overheidssector in de Unie 42 kunnen de lidstaten verder ondersteunen bij het streven naar grensoverschrijdende interoperabiliteit van hun registers. Om ervoor te zorgen dat informatie over het bestaan van een ECBA ook na de ontbinding ervan nog beschikbaar is, moeten alle in het register bewaarde en opgeslagen gegevens tot twee jaar na de ontbinding worden bewaard.

(42)De Verordeningen (EU) 2016/679 43 en (EU) 2018/1725 44 van het Europees Parlement en de Raad zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn, met inbegrip van de verwerking van persoonsgegevens om het nationale register of de nationale registers van ECBA’s en hun wettelijke vertegenwoordigers bij te houden, toegang te krijgen tot persoonsgegevens in die registers en persoonsgegevens uit te wisselen in het kader van de administratieve samenwerking en wederzijdse bijstand tussen de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn, in voorkomend geval via het bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Informatiesysteem interne markt (IMI) 45 , en op het bijhouden van gegevens overeenkomstig deze richtlijn.

(43)Om ECBA’s in staat te stellen ten volle te profiteren van de voordelen van de interne markt en omdat mobiliteitsrechten rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de werking van de interne markt, moeten ECBA’s hun statutaire zetel van een lidstaat naar een andere kunnen verplaatsen. Een dergelijke verplaatsing van de statutaire zetel mag er niet toe leiden dat een ECBA in de lidstaat van herkomst moet worden ontbonden of dat een nieuwe juridische entiteit in de nieuwe lidstaat van herkomst moet worden opgericht, noch mag zij gevolgen hebben voor de activa of passiva van een ECBA die vóór de verplaatsing bestonden, met inbegrip van bedingen in overeenkomsten, kredieten, rechten en verplichtingen. In geval van mobiliteit moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de belangen van eventuele schuldeisers van de ECBA worden beschermd. Om werknemers van ECBA’s te beschermen, moeten ECBA’s worden verplicht hen tijdig in kennis te stellen van elke voorgenomen verplaatsing en hen in de gelegenheid te stellen het voorstel voor een dergelijke verplaatsing te onderzoeken. Andere bepalingen van Unierecht en nationaal recht betreffende de bescherming van werknemers, zoals Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad 46 , kunnen eveneens van toepassing zijn.

(44)Om de procedure voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een ECBA te harmoniseren, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat over de verplaatsing van de statutaire zetel wordt beslist door het besluitvormingsorgaan van de betrokken ECBA. De ECBA moet het verzoek met de relevante documenten indienen bij de bevoegde instantie van de lidstaat waar de statutaire zetel naar zal worden verplaatst en tegelijkertijd de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst op de hoogte brengen wanneer zij het verzoek tot verplaatsing indient. In voorkomend geval moeten de voorgestelde statuten van de ECBA worden gewijzigd overeenkomstig de nationaalrechtelijke voorschriften van de lidstaat waarnaar de ECBA volgens haar verzoek voornemens is de statutaire zetel te verplaatsen. Bij de verplaatsing van de statutaire zetel wordt de ECBA een ECBA naar het nationale recht van de nieuwe lidstaat van herkomst. Deze wijziging van het toepasselijke recht als gevolg van de verplaatsing van de statutaire zetel mag, om overlappingen te voorkomen, er niet toe leiden dat de bevoegde instantie van de nieuwe lidstaat van herkomst elementen verifieert die al tijdens de registratie in de vorige lidstaat zijn geverifieerd en door deze richtlijn zijn geharmoniseerd. De bevoegde instantie van de lidstaat waarnaar de ECBA voornemens is de statutaire zetel te verplaatsen, mag het verzoek tot verplaatsing alleen afwijzen indien niet aan de vereisten van het nationale recht ter omzetting van deze richtlijn is voldaan, en mag dit verzoek niet op andere gronden afwijzen. In het bijzonder mag de bevoegde instantie het verzoek niet afwijzen wegens de niet-naleving van vereisten uit hoofde van haar nationale recht die geen grond hadden kunnen zijn om de registratie overeenkomstig artikel 19 af te wijzen. Om de verplaatsing van de statutaire zetel van een ECBA op de interne markt te vergemakkelijken, moet de bevoegde instantie van de nieuwe lidstaat van herkomst overeenkomstig artikel 21, lid 2, een bijgewerkt certificaat afgeven, waarin het unieke registratienummer is aangepast, alsook de tweeletterige landcode van de lidstaat waarnaar de statutaire zetel van de ECBA is verplaatst, het postadres van de statutaire zetel en eventuele andere elementen.

(45)Overeenkomstig de vrijheid van vergadering en vereniging mag een ECBA alleen worden ontbonden bij besluit van haar leden of bij besluit van de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst. Wanneer de ontbinding van een ECBA het gevolg is van een besluit van haar leden, moet dit besluit tijdens een buitengewone vergadering worden genomen met twee derde van de stemmen, die ten minste de helft van het totale aantal leden vertegenwoordigen. Een ECBA kan, in laatste instantie, alleen onvrijwillig worden ontbonden bij besluit van de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst van de ECBA, wanneer een ECBA niet in overeenstemming met haar non-profitdoel handelt, wanneer haar activiteiten een bedreiging voor de openbare orde vormen of wanneer de leden van het uitvoerend orgaan van een ECBA zijn veroordeeld voor een bijzonder ernstig strafbaar feit of de ECBA zelf is veroordeeld voor een strafbaar feit, voor zover het nationale recht in deze mogelijkheid voorziet. In dit geval moet de bevoegde instantie de ECBA middels een ingebrekestelling in kennis stellen van haar punten van zorg en de ECBA horen om deze de kans te geven daarop te reageren.

(46)De ontbinding van de ECBA moet tot de liquidatie ervan leiden. De liquidatie van ECBA’s moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures 47 op grond waarvan het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan een insolventieprocedure wordt ingeleid van toepassing is op dergelijke procedures en de gevolgen daarvan. In overeenstemming met het non-profitdoel van ECBA’s moeten alle activa van een ontbonden ECBA worden overgedragen aan een entiteit zonder winstoogmerk die een activiteit uitoefent die vergelijkbaar is met die van de ontbonden ECBA, of worden overgedragen aan een lokale overheid die deze moet gebruiken voor een activiteit die vergelijkbaar is met die van de ontbonden ECBA.

(47)Om een ECBA in staat te stellen te bewijzen dat zij in een lidstaat is geregistreerd en om grensoverschrijdende procedures verder te vergemakkelijken en formaliteiten te vereenvoudigen en te verminderen, moeten de bevoegde instanties als laatste stap van het registratieproces een certificaat (“ECBA-certificaat”) afgeven dat de essentiële registratiegegevens bevat, waaronder de naam van de ECBA, het adres van haar statutaire zetel en de namen van de wettelijke vertegenwoordigers. Om het gebruik van dit certificaat in verschillende lidstaten zonder extra aanpassingen of nalevingskosten te vergemakkelijken, moet de Commissie een gestandaardiseerd model opstellen dat in alle talen van de Unie beschikbaar is. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze handeling te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een gestandaardiseerd model op te stellen, ook met betrekking tot de technische specificaties van het model. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 48 . Deze uitvoeringshandelingen moeten worden vastgesteld volgens de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde onderzoeksprocedure.

(48)Het begrip “bijzonder ernstig strafbaar feit” moet door de lidstaten worden gedefinieerd en kan terrorisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, illegale drugshandel, illegale wapenhandel, witwassen van geld, corruptie, vervalsing van betaalmiddelen, computercriminaliteit en georganiseerde criminaliteit omvatten.

(49)Om de lidstaten in staat te stellen de wettelijke bepalingen van deze richtlijn inzake administratieve samenwerking doeltreffend uit te voeren en de samenwerking te vergemakkelijken, moeten de lidstaten gebruikmaken van het Informatiesysteem interne markt (IMI). De bevoegde instanties moeten met name het IMI gebruiken om de bevoegde instanties van de andere lidstaten in kennis te stellen van de oprichting van een nieuwe ECBA en tevens van de omzetting van een vereniging zonder winstoogmerk in een ECBA. Als een bevoegde instantie een aanvraag tot registratie ontvangt, moet zij via het IMI contact opnemen met de bevoegde instanties van de lidstaat of lidstaten waar deze documenten zijn afgegeven om bijvoorbeeld de rechtmatigheid ervan te controleren. In geval van een verplaatsing van de statutaire zetel van een ECBA moet de bevoegde instantie van de nieuwe lidstaat van herkomst de bevoegde instanties van de andere lidstaten van deze verplaatsing in kennis stellen en het IMI actualiseren met de relevante informatie. In geval van vrijwillige of onvrijwillige ontbinding moet de bevoegde instantie ook de bevoegde instanties van de andere lidstaten in kennis stellen van de ontbinding en het IMI actualiseren met de relevante informatie.

(50)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de werking van de interne markt door het wegnemen van juridische en administratieve belemmeringen voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meer dan één lidstaat actief zijn, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en beter op het niveau van de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(51)Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 27 juni 2023 heeft hij een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld om de voorwaarden voor het oprichten en exploiteren van “Europese grensoverschrijdende verenigingen” (European cross-border associations, “ECBA’s”) te coördineren, teneinde verenigingen zonder winstoogmerk te helpen hun rechten met betrekking tot de vrijheid van vestiging, het vrije verkeer van kapitaal, de vrijheid om diensten te verrichten en te ontvangen en het vrije verkeer van goederen op de interne markt uit te oefenen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)“lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar de ECBA haar statutaire zetel vestigt of waarnaar de ECBA haar statutaire zetel verplaatst;

b)“lidstaat van ontvangst”: een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst waar de ECBA actief is;

c)“non-profitdoel”: het feit dat alle gegenereerde winst, ongeacht of de activiteiten van de vereniging van economische aard zijn of niet, alleen wordt gebruikt voor het nastreven van de doelen van de ECBA zoals gedefinieerd in haar statuten, en niet wordt verdeeld onder haar leden;

d)“vereniging zonder winstoogmerk”: een juridische entiteit naar nationaal recht die is gebaseerd op lidmaatschap, een non-profitdoel heeft en rechtspersoonlijkheid bezit;

e)“ECBA-certificaat”: een door de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst afgegeven certificaat dat dient als bewijs van de registratie van een ECBA.

Artikel 3

Europese grensoverschrijdende vereniging

1.Elke lidstaat voert in zijn rechtsstelsel de rechtsvorm van Europese grensoverschrijdende vereniging (ECBA) in. De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA een op lidmaatschap gebaseerde juridische entiteit is die op basis van een vrijwillige overeenkomst is opgericht door natuurlijke personen die burgers van de Unie zijn of die rechtmatig in de EU verblijven, of door rechtmatig in de Unie gevestigde juridische entiteiten met een non-profitdoel, met uitzondering van:

a)vakbonden, politieke partijen, religieuze organisaties en verenigingen van dergelijke entiteiten;

b)personen die zijn veroordeeld voor witwaspraktijken, daarmee verband houdende basisdelicten of terrorismefinanciering;

c)personen die onderworpen zijn aan maatregelen die hun activiteiten in een lidstaat om redenen in verband met witwaspraktijken, daarmee verband houdende basisdelicten of terrorismefinanciering verbieden.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA een non-profitdoel heeft en dat alle winst van een ECBA uitsluitend wordt gebruikt om de in haar statuten omschreven doelen na te streven, zonder enige verdeling onder haar leden.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA activiteiten in ten minste twee lidstaten verricht of dat zij zich dit in haar statuten ten doel heeft gesteld, en dat zij stichtende leden heeft die banden hebben met ten minste twee lidstaten, hetzij op basis van hun staatsburgerschap of rechtmatig verblijf in het geval van natuurlijke personen, hetzij op basis van de plaats van hun statutaire zetel, in het geval van juridische entiteiten.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de naam van de ECBA wordt voorafgegaan of gevolgd door het acroniem “ECBA”.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat de statutaire zetel van een ECBA zich in de Unie bevindt.

Artikel 4

Regels die van toepassing zijn op ECBA’s

1.Voor alle aangelegenheden die door deze richtlijn worden geharmoniseerd, zorgen de lidstaten ervoor dat op een ECBA de maatregelen van toepassing zijn waarmee deze richtlijn in de lidstaat waar deze is geregistreerd en actief is, is omgezet.

2.Voor verdere aangelegenheden met betrekking tot de oprichting of de activiteiten van ECBA’s zorgt elke lidstaat ervoor dat op ECBA’s de nationale regels van toepassing zijn die gelden voor de meest vergelijkbare vereniging zonder winstoogmerk naar nationaal recht.

3.De regels die krachtens deze richtlijn op ECBA’s van toepassing zijn, doen geen afbreuk aan de maatregelen die de lidstaten om redenen van openbare orde en openbare veiligheid hebben vastgesteld om het risico van misbruik van verenigingen zonder winstoogmerk te voorkomen en om de transparantie van bepaalde kapitaalstromen te waarborgen wanneer dat vereist is op grond van het Unierecht of het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht.

4.Uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] stelt elke lidstaat vast wat de meest vergelijkbare rechtsvorm van vereniging zonder winstoogmerk in zijn nationaal rechtsstelsel overeenkomstig lid 2 is, en stelt hij de Commissie daarvan in kennis, alsook van de nationale voorschriften die op die rechtsvorm van toepassing zijn. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke wijziging van de vastgestelde rechtsvormen en van elke wijziging van de regels die daarop van toepassing zijn. De lidstaten en de Commissie maken de in dit lid bedoelde meegedeelde informatie openbaar.

Artikel 5

Rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid verkrijgt bij registratie overeenkomstig artikel 19. De lidstaten erkennen de rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid van ECBA’s die in een andere lidstaat zijn geregistreerd, zonder dat verdere registratie vereist is.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA het recht heeft overeenkomsten te sluiten en rechtshandelingen te verrichten, in rechte op te treden, roerende en onroerende goederen te bezitten, economische activiteiten te verrichten, personeel in dienst te nemen, donaties en andere middelen van welke aard ook uit welke legale bron dan ook te ontvangen, aan te vragen en hierover te beschikken, deel te nemen aan openbare aanbestedingen en overheidsfinanciering aan te vragen.

Artikel 6

Statuten

1.Met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel en de in de artikelen 3, 7 en 8 vastgestelde regels, stelt de lidstaat van herkomst geen regels vast ter beperking van het recht van een ECBA om haar huishoudelijk reglement vast te stellen, waaronder regels betreffende het interne beheer en de bestuursstructuren, tenzij de beperkende regels:

a)bij wet zijn voorgeschreven;

b)gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang;

c)geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te verwezenlijken.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de statuten van een ECBA de volgende informatie bevatten:

a)de naam van de ECBA;

b)een gedetailleerde beschrijving van haar doelen en een uiteenzetting van haar non-profitdoel;

c)de namen en adressen van de stichtende leden, indien dit natuurlijke personen zijn, en de namen van de wettelijke vertegenwoordigers en de statutaire zetel van de stichtende leden, indien dit juridische entiteiten zijn;

d)indien een stichtend lid een juridische entiteit is, een gedetailleerde beschrijving van zijn statuten en een gedetailleerde beschrijving van zijn non-profitdoel;

e)het adres van de statutaire zetel van de ECBA;

f)de activa van de ECBA op het moment van registratie;

g)de voorwaarden en procedures voor de toelating, uitsluiting en uittreding van leden;

h)de rechten en plichten van de leden;

i)bepalingen betreffende de samenstelling, werking, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het besluitvormingsorgaan en het uitvoerend orgaan;

j)bepalingen betreffende de benoeming, het ontslag, de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de leden van het uitvoerend orgaan;

k)de regels inzake meerderheid en quorum die van toepassing zijn op het besluitvormingsorgaan;

l)de procedure voor het wijzigen van de statuten;

m)de bestaansduur van de ECBA, wanneer het een vereniging van beperkte duur betreft;

n)de wijze van vervreemding van de activa van de ECBA in geval van ontbinding.

Artikel 7

Bestuur

1.De lidstaten zorgen ervoor dat ECBA’s een besluitvormingsorgaan en een uitvoerend orgaan hebben.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat alleen natuurlijke personen die burger van de Unie zijn of rechtmatig in de Unie verblijven, en in de Unie gevestigde juridische entiteiten met een non-profitdoel, via hun vertegenwoordigers, lid kunnen zijn van het uitvoerend orgaan van een ECBA. Het uitvoerend orgaan van een ECBA bestaat uit ten minste drie personen.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat natuurlijke personen die veroordeeld zijn voor een bijzonder ernstig strafbaar feit, geen lid kunnen zijn van het uitvoerend orgaan of geen vertegenwoordiger kunnen zijn van een juridische entiteit die lid is van het uitvoerend orgaan.

Artikel 8

Lidmaatschap

1.De lidstaten zorgen ervoor dat elk lid van een ECBA één stem heeft.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de leden van een ECBA niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor handelingen of nalatigheden van de ECBA.

Hoofdstuk 2

Rechten en verboden beperkingen

Artikel 9

Gelijke behandeling

Elke lidstaat zorgt ervoor dat ECBA’s in geen enkel aspect van hun activiteiten ongunstiger worden behandeld dan de verenigingen zonder winstoogmerk naar nationaal recht zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 4.

Artikel 10

Non-discriminatie

De lidstaten zorgen ervoor dat overheidsinstanties in het kader van de toepassing van deze richtlijn groepen of personen niet discrimineren op welke grond dan ook, zoals geboorte, leeftijd, huidskleur, geslacht en gender, seksuele gerichtheid, genderidentiteit, gezondheidstoestand, immigratie- of verblijfsstatus, genetische kenmerken, taal, nationale, etnische of sociale afkomst, politieke of andere denkbeelden, lichamelijke of geestelijke handicap, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, ras, godsdienst of overtuiging, of andere status.

Artikel 11

Rechterlijke toetsing

De lidstaten zorgen ervoor dat alle door de bevoegde instanties op hun grondgebied genomen besluiten die van invloed zijn op de rechten en plichten van ECBA’s, of op de rechten en plichten van andere personen in verband met de activiteiten van ECBA’s, aan rechterlijke toetsing kunnen worden onderworpen overeenkomstig artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Unie.

Artikel 12

Eenmalige registratie

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA zich slechts één keer moet registreren. De registratie vindt plaats overeenkomstig de artikelen 18 en 19.

2.De lidstaten mogen van geregistreerde ECBA’s niet eisen dat zij een verklaring afleggen, informatie verstrekken, vergunningen aanvragen of verkrijgen voor het verrichten van bepaalde activiteiten, tenzij die vereisten:

a)bij wet zijn voorgeschreven;

b)gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang;

c)geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te verwezenlijken.

3.Lid 1 doet geen afbreuk aan de vereisten om een verklaring af te leggen, informatie te verstrekken, vergunningen aan te vragen of te verkrijgen voor het verrichten van bepaalde activiteiten waarin het Unierecht of nationale bepalingen ter uitvoering van het Unierecht voorzien.

Artikel 13

Financiering

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA, ongeacht de lidstaat van registratie, vrije en niet-discriminerende toegang heeft tot financiering uit een openbare bron overeenkomstig de algemene beginselen van het Unierecht.

2.De lidstaten leggen geen beperkingen op ten aanzien van het vermogen van een ECBA om financiering, met inbegrip van donaties, aan een legale bron te verstrekken of van een legale bron te ontvangen, behalve voor zover dergelijke beperkingen:

a)bij wet zijn voorgeschreven;

b)gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang;

c)geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te verwezenlijken.

Artikel 14

Verlening van diensten en handel in goederen

1.De lidstaten zorgen ervoor dat ECBA’s zich vrij kunnen vestigen, vrij diensten kunnen verlenen en ontvangen, en het vrije verkeer van goederen op de interne markt kunnen uitoefenen in overeenstemming met het Unierecht.

2.Onverminderd de bepalingen van andere Unierechtelijke handelingen leggen de lidstaten geen beperkingen op aan de in lid 1 bedoelde activiteiten, tenzij deze beperkingen:

a)bij wet zijn voorgeschreven;

b)gerechtvaardigd zijn door dwingende redenen van algemeen belang;

c)geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om dat doel te verwezenlijken.

Artikel 15

Verboden beperkingen

De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA niet onderworpen is aan een of meer van de volgende vereisten:

a)vereisten die direct of indirect gebaseerd zijn op de nationaliteit of het verblijf van de natuurlijke personen die lid zijn van de ECBA of het uitvoerend orgaan daarvan, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald;

b)een vereiste op grond waarvan de geldigheid van een vergadering afhankelijk is van de fysieke aanwezigheid van de leden van de ECBA, het uitvoerend orgaan of het besluitvormingsorgaan daarvan;

c)een vereiste dat de plaats van haar hoofdbestuur of haar hoofdvestiging zich in dezelfde lidstaat bevindt als haar statutaire zetel;

d)een vereiste waarbij een lidstaat van ontvangst de erkenning van een in een andere lidstaat geregistreerde ECBA afhankelijk stelt van de voorwaarde van wederkerigheid wat betreft de erkenning van zijn ECBA’s in die andere lidstaat;

e)een vereiste dat een ECBA gedurende een bepaalde periode in de lidstaat van herkomst is geregistreerd om in de lidstaat van ontvangst actief te kunnen zijn;

f)een vereiste waarbij de ontvangst van donaties van een bron binnen de Unie afhankelijk wordt gesteld van een vergunning of goedkeuring door een instantie van een lidstaat;

g)de volgende beperkingen op de regelmatige of incidentele uitoefening van economische activiteiten:

i) een algemeen verbod op het verrichten van economische activiteiten;

ii) ECBA’s alleen toestemming verlenen om economische activiteiten uit te oefenen indien deze activiteiten verband houden met de in hun statuten omschreven doelstellingen;

iii) een vereiste dat de uitoefening van economische activiteiten niet het hoofddoel of de hoofdactiviteit van de ECBA is.

Hoofdstuk 3

Oprichting en registratie

Artikel 16

Oprichting

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA wordt opgericht bij registratie.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA ten minste drie stichtende leden heeft.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat de stichtende leden hun voornemen om een ECBA op te richten kenbaar maken, hetzij door een schriftelijke overeenkomst tussen hen, hetzij door een overeenkomst op de constituerende vergadering van de ECBA die in de schriftelijke notulen wordt opgenomen; daartoe worden deze overeenkomst of notulen naar behoren ondertekend door de stichtende leden.

Artikel 17

Omzetting van verenigingen zonder winstoogmerk in een ECBA

1.De lidstaten zorgen ervoor dat in de Unie gevestigde verenigingen zonder winstoogmerk binnen dezelfde lidstaat kunnen worden omgezet in een ECBA.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat elke omzetting wordt goedgekeurd door het besluitvormingsorgaan van de omzettende entiteit.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat de omzetting niet leidt tot de ontbinding van de omzettende vereniging zonder winstoogmerk of tot het verlies of de onderbreking van haar rechtspersoonlijkheid.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat alle activa en passiva worden overgedragen aan de nieuw opgerichte ECBA.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat de omzetting van kracht wordt bij de registratie van de nieuw opgerichte ECBA overeenkomstig artikel 19.

6.De lidstaten zorgen ervoor dat de omgezette vereniging zonder winstoogmerk uit alle registers wordt geschrapt.

Artikel 18

Aanvraag tot registratie

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvraag tot registratie van een ECBA wordt ingediend bij de bevoegde instantie van de lidstaat waar de ECBA voornemens is haar statutaire zetel te vestigen. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten en informatie, gesteld in een officiële taal van die lidstaat of in een andere taal die is toegestaan krachtens het recht van die lidstaat:

a)de naam van de ECBA;

b)de statuten van de Europese grensoverschrijdende vereniging;

c)het postadres van de voorgenomen statutaire zetel en een e-mailadres;

d)de namen en adressen van de personen die bevoegd zijn om de Europese grensoverschrijdende vereniging ten aanzien van derden en in rechte te vertegenwoordigen, alsmede alle andere informatie die overeenkomstig het toepasselijke nationale recht nodig is voor hun identificatie, en de vermelding of deze personen hiertoe afzonderlijk bevoegd zijn dan wel gezamenlijk moeten optreden;

e)de schriftelijke overeenkomst van de stichtende leden of de notulen van de constituerende vergadering houdende een dergelijke overeenkomst, naar behoren ondertekend door de stichtende leden, of het besluit tot omzetting als bedoeld in artikel 17;

f)een verklaring van de leden van het uitvoerend orgaan dat zij niet onbekwaam zijn verklaard om als bestuurslid op te treden in vergelijkbare organen van verenigingen zonder winstoogmerk of van ondernemingen.

De lidstaten eisen geen andere documenten of informatie dan die welke in dit lid zijn opgesomd.

2.Onverminderd lid 3 zorgen de lidstaten ervoor dat een aanvraag tot registratie volledig is wanneer deze aanvraag de in lid 1 vermelde documenten en informatie bevat.

3.In afwijking van lid 1, tweede alinea, kunnen de lidstaten regels vaststellen op grond waarvan de bevoegde instantie bij schriftelijk besluit gericht aan de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen, kan verzoeken om documenten of informatie ter aanvulling van de in lid 1 bedoelde documenten of informatie, waarin naar behoren met redenen omkleed de bezorgdheid wordt uiteengezet dat de in de statuten van de ECBA omschreven doelen in strijd zouden zijn met het Unierecht of met bepalingen van het nationale recht die in overeenstemming zijn met het Unierecht, voor zover die documenten of informatie noodzakelijk zijn.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de aanvraag tot registratie van een ECBA online kan worden ingediend.

Artikel 19

Registratieprocedure

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA binnen dertig dagen na de indiening van een volledige aanvraag wordt geregistreerd en dat deze registratie in de hele Unie geldig is.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst de bevoegde instanties van alle andere lidstaten onverwijld in kennis stelt van elke nieuwe registratie van een ECBA.

3.Wanneer de met het oog op de registratie verstrekte informatie onvolledig is of kennelijke fouten bevat, verzoekt de bevoegde instantie de ECBA de ingediende informatie aan te vullen of te corrigeren binnen een redelijke termijn, die niet korter mag zijn dan vijftien dagen na de datum waarop de bevoegde instantie contact opneemt met de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen.

4.Onverminderd lid 1 van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde instantie na ontvangst van een volledige aanvraag overeenkomstig lid 1 van dit artikel de aanvraag tot registratie van een ECBA verifieert en deze alleen afwijst wanneer:

a)de aanvraag niet voldoet aan de in artikel 3 vastgestelde vereisten;

b)de aanvraag niet binnen de in lid 3 van dit artikel gestelde termijn wordt aangevuld of gecorrigeerd;

c)de identiteit van elke wettelijke vertegenwoordiger van de ECBA niet kon worden gecontroleerd of is vastgesteld dat zij vervalst is;

d)de bevoegde instantie, na vaststelling van het in artikel 18, lid 3, bedoelde besluit en na beoordeling van alle in antwoord op dat besluit verstrekte documenten en informatie, constateert dat de in de statuten van de ECBA omschreven doelen in strijd zouden zijn met het Unierecht of met bepalingen van het nationale recht die in overeenstemming zijn met het Unierecht;

e)een persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 18, lid 1, punt d), of een lid van het uitvoerend orgaan, is veroordeeld voor een bijzonder ernstig strafbaar feit.

Een besluit tot weigering van registratie wordt schriftelijk genomen, met redenen omkleed en gericht aan de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen.

5.Indien de bevoegde instantie besluit de aanvraag af te wijzen of niet binnen dertig dagen na de indiening van de volledige aanvraag tot een besluit is gekomen, zorgen de lidstaten ervoor dat dit besluit of het ontbreken van een dergelijk besluit aan een effectieve rechterlijke toetsing kan worden onderworpen.

Artikel 20

Register

1.Elke lidstaat zet een register op voor de registratie van ECBA’s overeenkomstig artikel 19.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende documenten en informatie in het register worden opgeslagen en worden bijgewerkt:

a)de statuten van de ECBA;

b)een kopie van het ECBA-certificaat overeenkomstig artikel 21;

c)de namen en adressen van de personen die bevoegd zijn om de Europese grensoverschrijdende vereniging ten aanzien van derden en in rechte te vertegenwoordigen, alsmede alle andere informatie die overeenkomstig het toepasselijke nationale recht nodig is voor hun identificatie, en de vermelding of deze personen hiertoe afzonderlijk bevoegd zijn dan wel gezamenlijk moeten optreden;

d)de liquidatie en ontbinding van een ECBA.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat geregistreerde ECBA’s de bevoegde instantie van hun lidstaat van herkomst binnen dertig dagen na wijzigingen van de informatie in het register in kennis stellen van deze wijzigingen.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie openbaar beschikbaar wordt gesteld in een onlineversie van het register:

a)het ECBA-certificaat overeenkomstig artikel 21;

b)de liquidatie van een ECBA;

c)de ontbinding van een ECBA.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 4 bedoelde documenten en informatie niet langer dan zes maanden na de ontbinding van een ECBA voor het publiek beschikbaar zijn.

6.De lidstaten zorgen ervoor dat persoonsgegevens na de ontbinding van een ECBA niet langer dan twee jaar in het register worden bewaard.

Artikel 21

Inhoud van het ECBA-certificaat

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instanties het ECBA-certificaat binnen vijf dagen na de registratie van een ECBA zowel digitaal als op papier afgeven. De lidstaten zorgen ervoor dat het ECBA-certificaat wordt erkend als bewijs van registratie van de ECBA. Het ECBA-certificaat bevat de volgende informatie:

a)het unieke registratienummer van de ECBA en de tweeletterige landcode van de lidstaat van herkomst;

b)de datum van registratie van de ECBA;

c)de datum van een eventuele verplaatsing van de statutaire zetel van de ECBA;

d)de naam van de ECBA;

e)het postadres van de statutaire zetel en het e-mailadres van de ECBA;

f)de doelen van de ECBA zoals vastgesteld in haar statuten.

2.Nadat de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen, heeft gemeld dat de in lid 1 van dit artikel genoemde informatie is gewijzigd, geven de lidstaten binnen vijf dagen na de kennisgeving van die wijzigingen zowel digitaal als op papier een bijgewerkt ECBA-certificaat af.

(1)Om het gebruik van het ECBA-certificaat in alle lidstaten te vergemakkelijken, het formaat ervan te harmoniseren en de administratieve lasten voor zowel de bevoegde instanties van de lidstaten als de ECBA’s te beperken, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling het model voor het ECBA-certificaat en de technische specificaties ervan vast. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Hoofdstuk 4

Mobiliteit

Artikel 22

Verplaatsing van de statutaire zetel

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA het recht heeft haar statutaire zetel van een lidstaat naar een andere te verplaatsen.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde verplaatsing er niet toe leidt dat de ECBA wordt ontbonden of een nieuwe rechtspersoon wordt opgericht in de lidstaat waarnaar de statutaire zetel wordt verplaatst. De lidstaten zorgen ervoor dat de verplaatsing van de statutaire zetel geen gevolgen heeft voor de activa of passiva van de ECBA die vóór de verplaatsing bestonden, met inbegrip van bedingen in overeenkomsten, kredieten, rechten en verplichtingen.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat de verplaatsing van kracht wordt op de datum van registratie van de ECBA in de lidstaat van herkomst waarnaar zij wordt verplaatst.

4.In afwijking van lid 1 van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde instantie van de lidstaat waarnaar de ECBA haar statutaire zetel wil verplaatsen, de verplaatsing niet toestaat in een van de volgende gevallen:

a)wanneer de ECBA niet voldoet aan de vereisten van artikel 3, lid 1, 2 of 3;

b)wanneer een besluit als bedoeld in artikel 24, lid 2, is genomen of een met redenen omklede kennisgeving als bedoeld in artikel 25, lid 3, is afgegeven;

c)wanneer een insolventieprocedure loopt;

d)wanneer in de vorige lidstaat van herkomst een procedure wegens een bijzonder ernstig strafbaar feit is ingesteld tegen de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde personen die gemachtigd zijn om de ECBA te vertegenwoordigen, een lid van het uitvoerend orgaan of de ECBA zelf, voor zover het nationale recht in deze mogelijkheid voorziet.

Artikel 23

Procedure voor de verplaatsing van de statutaire zetel

1.Onverminderd geldende bepalingen die gunstiger zijn voor werknemers op grond van het nationale recht of het Unierecht, zorgen de lidstaten ervoor dat de werknemers van een ECBA die haar statutaire zetel wil verplaatsen, tijdig en ten minste één maand voor de in lid 2 bedoelde buitengewone vergadering in kennis worden gesteld van de mogelijke verplaatsing en het recht hebben het ontwerp van het in lid 2 bedoelde besluit tot goedkeuring van de verplaatsing van de statutaire zetel te onderzoeken.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de verplaatsing van de statutaire zetel in een buitengewone vergadering wordt goedgekeurd door het besluitvormingsorgaan van de ECBA. Dat besluit wordt genomen met twee derde van de stemmen, die ten minste de helft van alle leden vertegenwoordigen.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat het besluitvormingsorgaan van de ECBA een verzoek tot verplaatsing van de statutaire zetel indient bij de bevoegde instantie van de lidstaat waarnaar zij haar statutaire zetel wil verplaatsen, en dat het de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst van dat verzoek in kennis stelt. Dit verzoek bevat het volgende:

a)het besluit van het besluitvormingsorgaan van de ECBA tot goedkeuring van de verplaatsing;

b)het ECBA-certificaat;

c)het voorgestelde adres van de statutaire zetel van de ECBA in de lidstaat waarnaar de ECBA wordt verplaatst;

d)de statuten van de ECBA, met vermelding, indien van toepassing, van haar nieuwe naam;

e)de voorgenomen datum van verplaatsing;

f)een verslag met uitleg over de waarborgen voor schuldeisers en werknemers, indien van toepassing op grond van het Unierecht of het nationale recht.

4.De lidstaten kunnen regels vaststellen op grond waarvan de bevoegde instantie van de lidstaat waarnaar de ECBA haar statutaire zetel wil verplaatsen, bij schriftelijk besluit gericht aan de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen, kan verzoeken om documenten of informatie ter aanvulling van de in lid 3 bedoelde documenten of informatie, waarin naar behoren met redenen omkleed de bezorgdheid wordt uiteengezet dat de in de statuten van de ECBA omschreven doelen in strijd zouden zijn met bepalingen van het nationale recht van die lidstaat, voor zover die documenten of informatie nodig zijn om de kwestie te beoordelen.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie van de lidstaat waarnaar de ECBA haar statutaire zetel wil verplaatsen, bevoegd is om te beslissen over het verzoek tot verplaatsing. Deze bevoegde instantie is alleen gerechtigd het verzoek af te wijzen indien:

a)niet is voldaan aan de vereisten van lid 2 van dit artikel;

b)het verzoek niet alle in lid 3 vereiste elementen bevat;

c)een van de in artikel 22, lid 4, beschreven situaties zich voordoet;

d)de bevoegde instantie, na vaststelling van het in dit lid bedoelde besluit en na beoordeling van alle in antwoord op dat besluit verstrekte documenten en informatie, constateert dat de in de statuten van de ECBA omschreven doelen in strijd zouden zijn met het nationale recht dat in overeenstemming is met het Unierecht.

6.De bevoegde instantie neemt het in lid 5 van dit artikel bedoelde besluit binnen dertig dagen na ontvangst van het in lid 3 bedoelde verzoek tot verplaatsing van de statutaire zetel.

7.Onverminderd lid 6 zorgen de lidstaten ervoor dat de verplaatsing plaatsvindt binnen dertig dagen na de indiening van een volledig verzoek.

8.Wanneer de met het oog op de verplaatsing verstrekte informatie onvolledig is of kennelijke fouten bevat, verzoekt de bevoegde instantie de ECBA de ingediende informatie aan te vullen of te corrigeren binnen een redelijke termijn, die niet korter mag zijn dan vijftien dagen na de datum waarop de bevoegde instantie contact opneemt met de in artikel 18, lid 1, punt d), bedoelde persoon die gemachtigd is om de ECBA te vertegenwoordigen.

9.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie van de nieuwe lidstaat van herkomst de ECBA registreert en het ECBA-certificaat bijwerkt wat de in artikel 21, lid 1, genoemde elementen betreft.

10.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst na de verplaatsing van de statutaire zetel de bevoegde instanties van de andere lidstaten onverwijld in kennis stelt van de verplaatsing van de statutaire zetel. Na ontvangst van deze kennisgeving schrapt de bevoegde instantie van de vorige lidstaat van herkomst de ECBA uit het register.

Hoofdstuk 5

Ontbinding

Artikel 24

Vrijwillige ontbinding

1.De lidstaten zorgen ervoor dat een ECBA alleen kan worden ontbonden bij besluit van haar leden in de volgende gevallen:

a)het doel van de ECBA is verwezenlijkt;

b)de termijn waarvoor zij is opgericht, is verstreken;

c)om welke reden dan ook in overeenstemming met haar statuten.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat het besluitvormingsorgaan van de ECBA een ECBA alleen kan ontbinden bij een besluit dat tijdens een buitengewone vergadering wordt genomen met twee derde van de stemmen, die ten minste de helft van het totale aantal leden vertegenwoordigen.

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie bij liquidatie van de ECBA als bedoeld in artikel 28 de ECBA pas uit het register schrapt wanneer de liquidatie is voltooid en dat de relevante informatie in het IMI dienovereenkomstig is bijgewerkt.

Artikel 25

Onvrijwillige ontbinding

1.In afwijking van artikel 26, lid 1, zorgen de lidstaten ervoor dat een ECBA alleen onvrijwillig kan worden ontbonden door de bevoegde instantie van de lidstaat van herkomst in de omstandigheden en onder de voorwaarden waarin dit artikel voorziet.

2.De lidstaten kunnen de onvrijwillige ontbinding van een ECBA alleen op een van de volgende gronden toestaan:

a)de ECBA heeft haar non-profitdoel niet nageleefd;

b)de activiteiten van de ECBA vormen een ernstige bedreiging voor de openbare orde of openbare veiligheid;

c)de ECBA of de leden van haar uitvoerend orgaan zijn veroordeeld voor een ernstig strafbaar feit.

3.Indien de bevoegde instantie erover bezorgd is dat sprake is van een van de in lid 2 van dit artikel genoemde gronden, stelt zij de ECBA schriftelijk en middels een met redenen omklede kennisgeving van haar punten van zorg in kennis en geeft zij de ECBA een redelijke termijn om op die punten van zorg te reageren.

4.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie een schriftelijk besluit tot ontbinding neemt wanneer zij, na de antwoorden van de ECBA overeenkomstig lid 3 van dit artikel naar behoren te hebben onderzocht, vaststelt dat de ECBA moet worden ontbonden omdat er sprake is van een van de in lid 2 van dit artikel genoemde gronden. Een besluit om een ECBA te ontbinden mag alleen worden genomen indien er geen minder beperkende maatregelen zijn waarmee de door de bevoegde instantie geuite punten van zorg kunnen worden weggenomen.

5.De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 4 van dit artikel bedoelde besluit met redenen omkleed is, aan effectieve rechterlijke toetsing kan worden onderworpen en niet van kracht wordt zolang de rechterlijke toetsing nog niet is afgerond.

6.De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde instantie de ECBA in kennis stelt van haar besluit en de ECBA pas te zijner tijd uit het register schrapt nadat het in lid 4 bedoelde besluit van kracht is geworden en nadat de in artikel 26 bedoelde liquidatie van de ECBA is voltooid. De bevoegde instantie stelt de bevoegde instanties van de lidstaten in kennis van de desbetreffende informatie.

Artikel 26

Liquidatie in geval van ontbinding

1.De lidstaten zorgen ervoor dat de ontbinding van een ECBA overeenkomstig de artikelen 24 en 25 tot de liquidatie ervan leidt.

2.De lidstaten zorgen ervoor dat de activa van de ontbonden ECBA die overblijven nadat de belangen van mogelijke schuldeisers zijn gedisconteerd, worden overgedragen aan een entiteit zonder winstoogmerk die een activiteit uitoefent die vergelijkbaar is met die van de ontbonden ECBA, of dat de activa worden overgedragen aan een lokale overheid die verplicht is deze te gebruiken voor een activiteit die vergelijkbaar is met die van de ontbonden ECBA.

Hoofdstuk 6

Toepassing en administratieve samenwerking

Artikel 27

Bevoegde instanties

1.Elke lidstaat wijst de voor de toepassing van deze richtlijn bevoegde instantie (“bevoegde instantie”) aan.

2.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde instanties. De Commissie maakt de lijst van de aangewezen bevoegde instanties op haar website bekend.

3.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en taken van eventuele andere bevoegde instanties die zijn opgericht of aangewezen in het kader van de nationale regels die van toepassing zijn op de meest vergelijkbare vereniging zonder winstoogmerk in hun nationaal rechtsstelsel, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 4.

Artikel 28

Administratieve samenwerking

1.De bevoegde instanties van de lidstaten werken met elkaar samen en verlenen elkaar op effectieve en efficiënte wijze bijstand met het oog op de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn.

2.De administratieve samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instantie uit hoofde van artikel 17, artikel 18, artikel 19, leden 2 en 4, artikel 23, leden 5, 6 en 7, artikel 24, lid 3, artikel 25, lid 6, en artikel 27 vinden plaats overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2012.

3.De lidstaten zorgen ervoor dat de in het IMI geregistreerde informatie actueel wordt gehouden en brengen elkaar op de hoogte van de wijziging van eerder verstrekte informatie in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1024/2012.

Artikel 29

Verslaglegging

Uiterlijk [zeven jaar na de omzettingstermijn] en vervolgens om de vijf jaar brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze richtlijn. Daartoe kan de Commissie de lidstaten, voor zover mogelijk met behulp van digitale instrumenten, verzoeken geaggregeerde gegevens over op hun grondgebied geregistreerde ECBA’s te delen.

Hoofdstuk 7

Slotbepalingen

Artikel 30

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 31

Omzetting

1.De lidstaten keuren de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen goed en maken deze bekend teneinde uiterlijk op [twee jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee.

2.Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

3.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 32

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 33

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese grensoverschrijdende verenigingen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Interne markt en sociale economie

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

x een nieuwe actie

¨ een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 49

¨ de verlenging van een bestaande actie

¨ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

De algemene doelstelling van dit initiatief is de werking van de interne markt te verbeteren door administratieve en regelgevende belemmeringen weg te nemen voor verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn, teneinde hun volledige potentieel te ontsluiten om economische en maatschappelijke waarde in de EU te genereren.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

Verbetering van de mogelijkheden voor een vereniging zonder winstoogmerk om haar rechtspersoonlijkheid in andere lidstaten te laten erkennen, waardoor een gelijke behandeling op de interne markt wordt gewaarborgd.

Specifieke doelstelling nr. 2

Vermindering van de regelgevingsformaliteiten voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meer dan één lidstaat actief zijn.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Een beleidsinterventie op EU-niveau zou de bestaande belemmeringen voor de grensoverschrijdende activiteiten en mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk in de EU verminderen. De verwachte gevolgen zijn:

Voor de lidstaten

Wijzigingen met betrekking tot de invoering op nationaal niveau van deze nieuwe rechtsvorm voor grensoverschrijdende doeleinden zullen voor de bevoegde instanties leiden tot aanpassingskosten en nalevingskosten/administratieve lasten die zullen variëren afhankelijk van de omvang van deze wijzigingen.

Verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn, moeten zich momenteel registreren of een secundaire vestiging oprichten in de lidstaten waar zij willen uitbreiden, afhankelijk van de omvang van hun activiteiten. Verwacht wordt dat het voorstel dit vereiste betreffende vestiging en erkenning van rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid zal wegnemen en bijgevolg de lasten voor de overheidsinstanties op de lange termijn zal verminderen. Op de korte termijn zal de invoering van een nieuwe rechtsvorm van de bevoegde instanties vereisen dat zij vertrouwd raken met het nieuwe kader en voor een goede registratie zorgen.

Afgezien van de eenmalige kosten voor de aanpassing van de registratieprocedures en registers, zullen de kosten ervan afhangen of de huidige registers worden aangepast dan wel of er een nieuw (online) register wordt opgezet. De lidstaten wordt flexibiliteit gelaten om bestaande registers aan te passen of nieuwe registers op te zetten, terwijl zij de mogelijkheid moeten bieden tot onlineregistratie in het geval van een nieuw ingevoerde rechtsvorm. Er zij op gewezen dat er in lidstaten waar geen specifiek register voor verenigingen is opgezet, andere mechanismen bestaan (of kunnen worden gebruikt) om ervoor te zorgen dat verenigingen zonder winstoogmerk zich kunnen registreren. Uit de effectbeoordeling ter ondersteuning van het wetgevingsvoorstel is gebleken dat de aanpassing naar verwachting gemiddeld tot 100 000 EUR per lidstaat aan extra eenmalige kosten met zich kan meebrengen. Dit wordt dan ook niet als bijzonder belastend beschouwd, aangezien wordt verwacht dat de overheidsinstantie, zodra deze aanpassing is doorgevoerd, haar normale werkzaamheden hervat. Er worden dus geen significante jaarlijkse extra bedrijfskosten verwacht.

In de lidstaten waar registers moeten worden opgezet, omgezet of een nieuwe “registratieregel” in een bestaand register moet worden gecreëerd, zou het raadzaam zijn om digitale registers aan te moedigen. In de effectbeoordeling wordt op basis van bekende gevallen geraamd dat een onlineregistratietool (ervan uitgaande dat er al een register bestaat) tussen 42 000 EUR en 270 000 EUR zal kosten. Op de korte tot middellange termijn zullen de bevoegde instanties mogelijk moeten investeren in de verwerving van dergelijke instrumenten en de aanpassing van de processen, alsmede in de opleiding van personeel. De aanpassings- en jaarlijkse onderhoudskosten voor digitale registers in de lidstaten worden als niet-aanzienlijk beschouwd.

Dit voorstel stimuleert ook maatregelen om te zorgen voor interoperabiliteit van nationale registers met bestaande instrumenten op EU-niveau, zoals de digitale toegangspoort, teneinde geautomatiseerde toegang tot en uitwisseling van gegevens mogelijk te maken, en/of het gebruik van overeengekomen minimumnormen om de vergelijkbaarheid van gegevens te waarborgen, en het Informatiesysteem interne markt (IMI) om de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties te bevorderen.

Tot slot zouden de lidstaten bewustmakingsactiviteiten moeten uitvoeren om de nieuwe rechtsvorm beter bekend te maken op nationaal niveau.

Voor de Europese Commissie

De kosten voor de Europese Commissie om informatie te verzamelen en toe te voegen aan het portaal één digitale toegangspoort/Your Europe worden geraamd op een eenmalig bedrag van 300 000 EUR (programma voor de interne markt) ter dekking van de extra uitgaven voor het toevoegen van informatie over verenigingen zonder winstoogmerk, en een jaarlijks bedrag van 100 000 EUR voor onderhoud.

De Europese Commissie zal ook de kosten moeten begroten die nodig zijn om het Informatiesysteem interne markt aan te passen om de in dit voorstel bedoelde administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties in de lidstaten mogelijk te maken. Deze worden geraamd op een jaarlijks bedrag van 125 000 EUR (programma voor de interne markt).

Voor verenigingen zonder winstoogmerk/kmo’s

Het initiatief legt geen nieuwe administratieve verplichtingen op aan verenigingen zonder winstoogmerk, met inbegrip van verenigingen zonder winstoogmerk die als kmo’s kunnen worden aangemerkt (rekening houdend met het feit dat verenigingen die economische activiteiten ontplooien onder de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen vallen).

Het doel is om belemmeringen voor de grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk weg te nemen. Omdat kleine verenigingen zonder winstoogmerk doorgaans over minder middelen en capaciteiten beschikken om bestaande belemmeringen te overwinnen, zullen aanpassingen aan toegangs- en exploitatievereisten naar verwachting een positief effect hebben op de concurrentiepositie van verenigingen zonder winstoogmerk met de grootte van een kmo.

Verwacht wordt dat de opstartkosten en de terugkerende kosten voor verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn, zullen dalen:

   de extra opstartkosten voor nieuwe grensoverschrijdende activiteiten zullen naar schatting met 2 150 EUR per geval dalen. Binnen het beoordeelde tijdsbestek van 15 jaar zou deze besparing van extra kosten kunnen oplopen tot 378 miljoen EUR;

   de vermindering van extra kosten in verband met grensoverschrijdende activiteiten (terugkerende kosten, bv. administratieve en nalevingskosten) wordt geraamd op 770 miljoen EUR per jaar. Binnen het beoordeelde tijdsbestek van 15 jaar zouden de kostenbesparingen kunnen oplopen tot 8,5 miljard EUR.

In de effectbeoordeling wordt uitgelegd welke mogelijkheden er zijn om de bedrijfskosten te verlagen, met name voor verenigingen zonder winstoogmerk die in meerdere lidstaten actief zijn, als gevolg van het harmonisatie-effect van het voorstel en de vereenvoudiging van de regelgevende en administratieve procedures, wat ertoe leidt dat minder informatie moet worden verzameld, minder regelmatige externe adviesverstrekking nodig is en minder intern personeel zich moet bezighouden met naleving.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

Indicator nr. 1 voor specifieke doelstelling nr. 1

De indicatoren zijn:

   niveau van naleving door de lidstaten (bv. snelheid van omzetting, inbreukzaken);

   besparing van extra kosten voor verenigingen zonder winstoogmerk als gevolg van de verminderde wettelijke en administratieve formaliteiten voor het opstarten van activiteiten en wat bedrijfskosten betreft;

   aantal, omvang en geografische spreiding van geregistreerde grensoverschrijdende verenigingen/Europese grensoverschrijdende verenigingen (European cross-border association - ECBA) in de EU.

De indicatoren zullen worden gemeten ten opzichte van het basisscenario (bv. kosten vóór de start van de uitvoering, voornamelijk op basis van gegevens van evaluatie/deskresearch/raadpleging van belanghebbenden en nationale autoriteiten, onlineregisters in de lidstaten (met geaggregeerde informatie op EU-niveau indien gegevens beschikbaar zijn), informatie die via enquêtes is verzameld). De doelstelling wordt beoordeeld aan de hand van veranderingen in de kosten voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en veranderingen in het aantal geregistreerde grensoverschrijdende verenigingen. Preciezere doelstellingen zijn moeilijk omdat de cijfers ook afhangen van verschillende andere factoren die geen verband houden met het voorstel (bv. onvoorspelbaarheid van het gebruik van de rechtsvorm, verbanden met nationale tradities, economische en maatschappelijke uitdagingen).

Indicator nr. 2 voor specifieke doelstelling nr. 2

De indicator is:

   gepercipieerde tevredenheid van verenigingen zonder winstoogmerk die de nieuwe rechtsvorm van ECBA aannemen en die grensoverschrijdend actief zijn op de interne markt.

De indicator zal worden gemeten ten opzichte van het basisscenario (bv. aantal registraties aan het begin van de uitvoering). De doelstelling wordt beoordeeld aan de hand van een toename van de cijfers.

De indicatoren zullen om de zeven jaar worden gemonitord, op zijn vroegst vanaf het moment waarop de maatregelen volledig zijn omgezet en operationeel zijn in de lidstaten, om als input te dienen voor het evaluatieverslag over de richtlijn, dat zeven jaar na de omzettingstermijn van de voorgestelde richtlijn en vervolgens om de vijf jaar wordt verwacht.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Bij de uitvoering van dit voorstel wordt een gefaseerde aanpak gehanteerd. Vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn wordt allereerst begonnen met de aanpassing van de IT-instrumenten voor de uitvoering ervan, namelijk het Informatiesysteem interne markt (IMI) en de digitale toegangspoort (Single Digital Gateway, SDG), teneinde de bevoegde instanties in de lidstaten vóór het verstrijken van de omzettingstermijn met elkaar te verbinden en de nodige informatie openbaar te maken. Om de uitvoering van de richtlijn te vergemakkelijken, zal de Commissie tegelijkertijd de werkzaamheden met betrekking tot het model voor het ECBA-certificaat uitvoeren door middel van een uitvoeringshandeling.

De voorlopige tijdlijn ziet er als volgt uit:

– 2024: inwerkingtreding van de richtlijn,

– 2025: aanpassing van het IMI, de digitale toegangspoort (SDG),

– 2025-2026: uitvoeringshandeling inzake het ECBA-certificaat,

– 2026: omzetting en toepassing door lidstaten,

– zeven jaar na de omzettingstermijn en vervolgens om de vijf jaar: verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de richtlijn.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

Het voorstel is gericht op verenigingen zonder winstoogmerk die grensoverschrijdend actief zijn op de interne markt.

De bestaande verschillen in regelgeving en/of beperkingen tussen de lidstaten tonen aan dat het probleem op nationaal niveau niet naar behoren wordt aangepakt en dat, bij gebrek aan mechanismen voor wederzijdse erkenning tussen de lidstaten, het grensoverschrijdende karakter een Europese oplossing vereist om de geconstateerde belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten en voor grensoverschrijdende mobiliteit van verenigingen zonder winstoogmerk op de eengemaakte markt weg te nemen. Bovendien is het individuele optreden of niet-optreden van de lidstaten meestal gericht op de specifieke nationale context, waarbij er doorgaans niet naar wordt gestreefd de grensoverschrijdende dimensie te vergemakkelijken.

Een samenhangend rechtskader voor grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen zonder winstoogmerk kan daarom beter op EU-niveau worden verwezenlijkt. De lidstaten zouden niet in staat zijn deze problemen op eigen kracht voldoende te verbeteren.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De empirische onderbouwing van dit voorstel is gebaseerd op onderzoek (bv. externe studies) en raadplegingsactiviteiten en werd ondersteund door een specifieke externe studie.

In het voorstel wordt ook rekening gehouden met de lessen die zijn getrokken uit de resolutie van het Europees Parlement van 17 februari 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk (2020/2026(INL)) en met de lessen die zijn getrokken uit het voorstel van de Commissie van 1992 tot invoering van een Europese rechtsvorm voor verenigingen, de Europese vereniging. Het voorstel werd echter uiteindelijk ingetrokken vanwege de kritiek van de lidstaten (bv. subsidiariteit en ongeschiktheid van de rechtsgrondslag in vergelijking met het toepassingsgebied en de doeleinden ervan, en omdat het volgens hen niet aan een aantoonbare behoefte voldeed, de bepalingen geen rekening hielden met de diversiteit van de nationale wetgevingen en het buitensporige administratieve lasten voor verenigingen met zich meebracht).

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het voorstel draagt bij tot de verwezenlijking van de politieke doelstellingen van de Europese Green Deal en het digitale decennium 2030. Meer in het bijzonder wordt ingegaan op de politieke prioriteit van de Commissie “Een economie die werkt voor de mensen”, waarmee wordt bijgedragen aan het streven naar een economie die volledig kan inspelen op de behoeften van de EU-burgers en zo sociale rechtvaardigheid en welvaart waarborgt. In die zin houdt de richtlijn verband met andere maatregelen van het actieplan voor de sociale economie van december 2021 en vormt zij daarmee het pakket sociale economie als volgt: een voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie in de lidstaten en twee werkdocumenten van de diensten van de Commissie over toepasselijke fiscale kaders voor entiteiten van de sociale economie (“relevant taxation frameworks for social economy entities”) en aan de jurisprudentie van de EU ontleende beginselen inzake niet-discriminerende belasting van liefdadigheidsorganisaties en hun donoren (“non-discriminatory taxation of charitable organisations and their donors: principles drawn from EU case-law”).

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

De kosten die nodig zijn om het toepassingsgebied van de digitale toegangspoort aan te passen aan verenigingen zonder winstoogmerk en voor het gebruik van het IMI om de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties in de lidstaten mogelijk te maken, zoals bepaald in dit voorstel, zullen worden gefinancierd in het kader van het programma voor de interne markt.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

¨ beperkte geldigheidsduur

¨    van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

¨    JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

x onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 50  

x Direct beheer door de Commissie

x door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

¨     door de uitvoerende agentschappen;

¨ Gedeeld beheer met de lidstaten

¨ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

¨ derde landen of de door hen aangewezen organen;

¨ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

¨ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

¨ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

¨ publiekrechtelijke organen;

¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

¨ organen waaraan of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Het voorstel zal gebruikmaken van IT-instrumenten die reeds door het programma voor de interne markt worden gefinancierd en door de Commissie worden beheerd, namelijk het IMI voor de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties van de lidstaten en de digitale toegangspoort.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De Commissie brengt zeven jaar na de termijn voor de omzetting van de richtlijn en vervolgens om de vijf jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze richtlijn.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Voor de administratieve samenwerking tussen de bevoegde instanties in de lidstaten waarin het voorstel voorziet, zal gebruik worden gemaakt van het reeds bestaande IMI en de digitale toegangspoort (SDG) die door de Commissie (DG GROW) worden beheerd. Daartoe breidt de voorgestelde richtlijn het toepassingsgebied van het IMI en de SDG uit. Dit vereist de inzet van middelen om het IMI aan te passen aan de behoeften van de voorgestelde richtlijn, terwijl er geen extra inzet van middelen wordt verwacht om de SDG aan te passen.

Dit voorstel verandert niets aan de beheersvorm, het uitvoeringsmechanisme voor financiering, de betalingsvoorwaarden of de controlestrategie die reeds voor het systeem bestaan en door de Commissie worden toegepast.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

Het belangrijkste vastgestelde risico houdt verband met tijds- en kostenoverschrijdingen als gevolg van onvoorziene IT-uitvoeringsproblemen met betrekking tot de aanpassing van het IMI. Dit risico wordt ingeperkt door het feit dat het IMI-systeem al bestaat en dat de bevoegde dienst van de Commissie reeds ervaring heeft met de aanpassing van het systeem aan nieuwe bedrijfsbehoeften.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

Dit voorstel is niet van invloed op de kosteneffectiviteit van bestaande controles door de Commissie.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Dit financieel memorandum heeft betrekking op personeelsuitgaven en overheidsopdrachten, en voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Programma voor de interne markt

GK/NGK 51 .

van EVA-landen 52

van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 53

van andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

1

[03.02.01.02 – “Instrumenten voor governance van de interne markt”]

GK/NGK

Ja

Ja

NEE

NEE

·

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

¨    Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

¨    Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer

1.Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

DG: GROW

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

TOTAAL

x Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel: 03.020102 – “Instrumenten voor governance van de interne markt”

Vastleggingen

(1a)

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850

Betalingen

(2 a)

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 54

(3)

TOTAAL kredieten
voor DG GROW

Vastleggingen

=1a+1b+3

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850

Betalingen

=2a+2b

+3

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850





x TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850

Betalingen

(5)

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850

□ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+6

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850

Betalingen

=5+6

0,425

0,225

0,100

0,100

0,00

0,00

0,850





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

TOTAAL

DG GROW

X Personele middelen

0,217

0,217

0,155

0,155

0,00

0,00

0,00

0,744

X Andere administratieve uitgaven

0

0,054

0,054

0,054

0,00

0,00

0,00

0,162

TOTAAL DG GROW

Kredieten

0,217

0,271

0,209

0,209

0,00

0,00

0,00

0,906

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,217

0,271

0,209

0,209

0,00

0,00

0,00

0,906

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

0,642

0,496

0,309

0,309

0,00

0,00

0,00

1,756

Betalingen

0,642

0,496

0,309

0,309

0,00

0,00

0,00

1,756

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

ò

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 55

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN nrs. 1 en 2

IMI-module ontwikkelen

IT-systeem

0,125

1

0,125

1

0,125

1

0,25

Ontwikkelingskosten één digitale toegangspoort/Your Europe

IT-systeem

0,150

1

0,300 

1

0,100 

1

0,100 

1

0,100

1

0,6

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

2

0,425

2

0,225

1

0,100

1

0,100

0,85

TOTAAL

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

¨    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,217

0,217

0,155

0,155

0,744

Andere administratieve uitgaven

0

0,054

0,054

0,054

0,162

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

0,217

0,271

0,209

0,209

0,906

Buiten RUBRIEK 7 56
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,217

0,271

0,209

0,209

0,209

0,209

1,324

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

¨    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
2024 

Jaar
2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Jaar 2028

Jaar
2029

Jaar
2030

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

1,5

1,5

1

1

1

1

1

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

01 01 01 02 (AC, END, INT — onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, INT — eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

1,5

1,5

1

1

1

1

1

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

1,5 vte’s voor het secretariaat van het comitologiecomité en voor het toezicht op de uitvoering van het voorstel, alsook om het IMI-team en het SDG/Your Europe-team bij te staan voor beleids- en bedrijfsbijdragen, zowel tijdens de uitvoering van het project als nadat de IMI-module operationeel is geworden.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

Het voorstel/initiatief:

X    kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

De Commissie zal middelen uit het programma voor de interne markt gebruiken om dit initiatief te ondersteunen, begrotingsonderdeel 03.020102 “Instrumenten voor governance van de interne markt”.

¨    hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

¨    hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

X    voorziet niet in medefinanciering door derden

voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N 57

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Geef zoveel jaren als nodig in om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

¨    voor de eigen middelen

¨    voor overige ontvangsten

geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ¨    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 58

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Geef zoveel jaren als nodig in om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

(1)    De andere juridische entiteiten in de sociale economie zijn coöperaties, onderlinge maatschappijen en stichtingen.
(2)    In Ierland, Denemarken en Zweden worden verenigingen gereguleerd op grond van beginselen die in de rechtsleer en de rechtspraak zijn ontwikkeld.
(3)     Een economie die werkt voor de mensen (europa.eu) .
(4)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Bouwen aan een economie die werkt voor de mensen: een actieplan voor de sociale economie”, COM(2021778 final.
(5)    Aanbeveling van de Raad over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie, COM(2023316 final van 13 juni 2023.
(6)    Werkdocument van de diensten van de Commissie: Relevant taxation frameworks for Social Economy Entities, SWD(2023211 final van 13 juni 2023.
(7)     Werkdocument van de diensten van de Commissie: Non-discriminatory taxation of charitable organisations and their donors: principles drawn from EU case-law, SWD( 2023 212 final van 13  juni 2023 .
(8)    De EU-regels op het gebied van vennootschapsrecht hebben tot doel aandeelhouders en andere partijen met een bijzonder belang in ondernemingen, zoals werknemers en schuldeisers, te beschermen, bedrijven efficiënter, concurrerender en duurzamer op lange termijn te maken en in verschillende EU-landen gevestigde bedrijven aan te moedigen met elkaar samen te werken. Dit wettelijke kader wordt aangevuld door EU-regels inzake verslaglegging, controle en transparantie voor ondernemingen.
(9)    Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(10)    Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).
(11)    Uit de effectbeoordeling is gebleken dat verenigingen in de meeste lidstaten aan specifieke regelgeving zijn onderworpen. In het algemeen gaat het om uitgebreide wetten, waarbij verenigingen in detail worden gereguleerd. Toch zijn grensoverschrijdende aspecten die essentieel zijn voor de mobiliteit en de activiteiten van verenigingen in geen enkele lidstaat volledig gereguleerd.
(12)    Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut van de Europese vereniging (91/273). Het voorstel, dat gebaseerd was op artikel 114 VWEU, specificeerde de regels voor de oprichting, registratie, statuten, werking, financiering, ontbinding, liquidatie en insolventie van de vereniging. In 2005 werd het voorstel ingetrokken.
(13)    Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad van 25 juli 1985 tot instelling van Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV) (PB L 199 van 31.7.1985, blz. 1).
(14)    Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).
(15)    Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).
(16)    Besluit (EU) 2022/2481 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 2030 (PB L 323 van 19.12.2022, blz. 4).
(17)    Hun potentiële activiteiten- en doelgebieden worden door de desbetreffende verordening begrensd.
(18)    Zij staan alleen open voor landen, intergouvernementele organisaties (ERIC) of autoriteiten van de lidstaten (EGTS).
(19)     Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk (europa.eu) .
(20)    https://commission.europa.eu/aid-development-cooperation-fundamental-rights/your-rights-eu/eu-charter-fundamental-rights/application-charter/annual-reports-application-charter_nl#ref-2022-report
(21)     Conferentie over de toekomst van Europa, Verslag over het eindresultaat , mei 2022.
(22)    Zie Mededeling van de Commissie over een Europese strategie voor universiteiten , COM(202216 final van 18 januari 2022 en het initiatief “Europese universiteiten” .
(23)    Zie het Verzoek om input van 16 februari 2023.
(24)    Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(25)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(26)     Eengemaakte markt — Voorstel voor een wetgevingsinitiatief betreffende grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen (europa.eu) .
(27)    Zo bleek uit de openbare raadpleging (64 reacties) dat de meerderheid van de respondenten (d.w.z. 73 %; 47 van d64) voorstander is van EU-maatregelen voor het vergemakkelijken van grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen op de eengemaakte markt.
(28)     A statute for European cross-border associations and non-profit organizations Potential benefits in the current situation | Think Tank | Europees Parlement (europa.eu) .
(29)    Zoals uiteengezet in de punten 6 en 7 van het effectbeoordelingsverslag.
(30)    Zie effectbeoordelingsverslag, punt 6.3 inzake “BO3: invoering van een aanvullende nationale rechtsvorm van vereniging die voor een grensoverschrijdend lidmaatschap en/of grensoverschrijdende doeleinden of activiteiten is ontworpen”, blz. 64-67. Verdere verduidelijkingen en toelichtingen bij de berekeningen van de cijfers in punt 6.3 (en de andere cijfers in het kader van de effectbeoordeling ter ondersteuning van dit wetgevingsinitiatief) zijn te vinden in de punten 2, 6, 7 en 8 van het effectbeoordelingsverslag en in de bijlagen 3, 4 en 6 bij het effectbeoordelingsverslag.
(31)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(32)    Ref. van het advies
(33)    Een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk. Resolutie van het Europees Parlement van 17 februari 2022 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende een statuut voor Europese grensoverschrijdende verenigingen en organisaties zonder winstoogmerk (2020/2026(INL)) (2022/C 342/17) (PB C 342 van 6.9.2022, blz. 225).
(34)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “Bouwen aan een economie die werkt voor de mensen: een actieplan voor de sociale economie”, COM(2021778 final.
(35)    Resolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2022 over het EU-actieplan voor de sociale economie (2021/2179(INI)).
(36)    Voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie, COM(2023316 final.
(37)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Relevant taxation frameworks for Social Economy Entities”, SWD(2023211 final.
(38)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Non-discriminatory taxation of charitable organisations and their donors: principles drawn from EU case-law”, SWD(2023212 final.
(39)    Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (PB 317 van 4.11.2014, blz. 1).
(40)    Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 22).
(41)    Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).
(42)    COM(2022720.
(43)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(44)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
(45)    Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(46)    Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap — Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de vertegenwoordiging van de werknemers (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 39).
(47)    Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).
(48)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(49)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(50)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(51)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(52)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(53)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(54)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(55)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(56)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(57)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(58)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top