Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0454

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

    COM/2023/454 final

    Brussel, 20.7.2023

    COM(2023) 454 final

    2023/0286(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft een kaderbesluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen binnen de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot het opstellen en vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem.

    Het beoogt Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad van 13 november 2020 1 , dat op 31 december 2023 verstrijkt, te vervangen.

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Internationaal verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen

    Het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna “het GS-verdrag” genoemd) heeft tot doel de internationale handel alsook de verzameling, vergelijking en analyse van statistieken, in het bijzonder die betreffende de buitenlandse handel, te vergemakkelijken. Als bijlage bevat het verdrag de GS-nomenclatuur, een internationaal geharmoniseerd systeem dat de deelnemende landen een gemeenschappelijke basis biedt om de verhandelde goederen in te delen voor douanedoeleinden. De GS-nomenclatuur bevat met name de omschrijving van de goederen, in de vorm van posten en onderverdelingen, en de desbetreffende cijfercodes, op basis van een zescijferig codesysteem. De GS-nomenclatuur wordt om de vijf jaar herzien 2 . Zij wordt wereldwijd door meer dan 190 overheden toegepast: dat betekent dat meer dan 98 % van alle goederen die in de wereld worden verhandeld, volgens deze nomenclatuur worden ingedeeld.

    Het GS-verdrag is op 1 januari 1988 in werking getreden.

    De Europese Unie en al haar lidstaten zijn partij bij het verdrag 3 .

    2.2.De Werelddouaneorganisatie (WDO)

    De Werelddouaneorganisatie (WDO), die in 1952 werd opgericht als de Internationale Douaneraad, is een onafhankelijk intergouvernementeel lichaam dat tot taak heeft douanediensten effectiever en efficiënter te laten functioneren. De WDO vertegenwoordigt 185 douanediensten over de hele wereld. Het bestuursorgaan van de WDO is de Raad. Elk lid van de Raad heeft één stem. De besluiten van de Raad worden genomen bij tweederdemeerderheid van de aanwezige en stemgerechtigde leden. In afwachting van de inwerkingtreding van de wijziging van het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad oefent de Unie de rechten en plichten van een voorlopig lidmaatschap van de WDO uit.

    Het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) is een technisch comité van de WDO dat belast is met de voorbereidende werkzaamheden in verband met het GS-verdrag. De belangrijkste taken van het HSC zijn:

    ·het opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen of ander advies als leidraad voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de uitoefening van andere bevoegdheden en functies die de WDO-Raad of de verdragsluitende partijen noodzakelijk achten. Het kan voorbereidende instanties zoals subcomités of werkgroepen oprichten;

    ·het opstellen van aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van de wetteksten van het geharmoniseerde systeem, onder andere door indelingsgeschillen tussen de verdragsluitende partijen te beslechten, en zo het handelsverkeer te bevorderen;

    ·het doen van voorstellen tot wijziging en modernisering van het geharmoniseerde systeem om rekening te houden met de ontwikkeling van de technologie of wijzigingen in de handelspatronen en met andere behoeften van gebruikers van het geharmoniseerde systeem;

    ·het bevorderen van een brede toepassing van het geharmoniseerde systeem en algemene vraagstukken en beleidskwesties in verband daarmee onderzoeken.

    In overeenstemming met artikel 6, lid 2, van het GS-verdrag komt het HSC in de regel twee keer per jaar bijeen. In de praktijk vinden de vergaderingen van het HSC in maart en september plaats.

    De Unie en haar lidstaten hebben samen slechts één stem in het HSC. Besluiten van het HSC met betrekking tot aangelegenheden die onder dit kaderbesluit vallen, worden bij gewone meerderheid genomen.

    Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag worden de toelichtingen, de indelingsadviezen, de andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem, opgesteld tijdens een zitting van het HSC, geacht door de WDO-Raad te zijn goedgekeurd indien geen van de partijen bij het GS-verdrag aan het einde van de tweede maand, volgende op de maand waarin die zitting waarop zij zijn vastgesteld, werd gesloten, de secretaris-generaal van de WDO heeft meegedeeld dat zij verzoekt de zaak aan de WDO-Raad voor te leggen.

    Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van het GS-verdrag keurt de Raad, indien een zaak ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel aan de Raad is voorgelegd, deze toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen of aanbevelingen goed, tenzij een lid van de Raad dat partij is bij dit Verdrag, verzoekt deze in hun geheel of ten dele aan het HSC terug te zenden voor een nieuw onderzoek.

    2.3.De beoogde handelingen

    Het voorgestelde kaderbesluit betreft de volgende handelingen, als beschreven in artikel 7, lid 1, punten b) en c), van het GS-verdrag die door het HSC in overweging worden genomen en onder voorbehoud van goedkeuring door de WDO-Raad via een “stilzwijgende procedure” voorlopig worden aangenomen:

    ·toelichtingen, die de interpretatie van de aantekeningen, de posten en de onderverdelingen van de GS-nomenclatuur verduidelijken;

    ·indelingsadviezen, die de besluiten weergeven van het HSC met betrekking tot de indeling van specifieke producten;

    ·andere adviezen en aanbevelingen met betrekking tot de indeling van goederen in de GS-nomenclatuur, zoals indelingsbesluiten of andere door het HSC vastgestelde richtsnoeren.

    Overeenkomstig artikel 34, lid 7, punt a), iii), van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie 4 trekken de douaneautoriteiten van de lidstaten hun indelingsbesluiten in wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur, met ingang van de datum van bekendmaking van de mededeling van de Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    3.1.Praktische beperkingen bij het opstellen en het vaststellen van de standpunten van de EU 

    Wil de Unie doeltreffend aan het HSC deelnemen, dan moet om praktische redenen intensief en efficiënt worden samengewerkt om de EU-standpunten op te stellen en vast te stellen.

    Ten eerste behandelt het HSC in elk van de twee jaarlijkse vergaderingen een aanzienlijk aantal zeer technische kwesties. Uit tabel 1 blijkt dat het aantal door het HSC bestudeerde technische agendapunten en het aantal te nemen besluiten met rechtsgevolgen de afgelopen vijf vergaderingen (2021-2023) zeer hoog lag.

    Tabel 1 aantal en soort HSC-besluiten

    1

    Vergadering

    HSC/67

    HSC/68

    HSC/69

    HSC/70

    HSC/71

    2

    Datum 5

    8-30.4.2021

    30.8-28.9.2021

    23.2-25.3.2022

    1-23.9.2022

    13-24.3.2023

    3

    Technische gegevens

    122

    68

    96

    96

    81

    4

    Toelichtingen

    40

    8

    18

    17

    16

    5

    Indelingsadviezen

    21

    29

    22

    10

    18

    6

    Indelingsbesluiten/richtsnoeren

    53

    27

    44

    63

    46

    7

    Totaal 4+5+6

    114

    64

    84

    90

    80

    Ten tweede draagt de Unie nog altijd zeer fors bij aan de werkzaamheden van het HSC; ze dient een groot aantal voorstellen en onderwerpen in (indelingsvragen of geschillen met derde landen, voorstellen voor wijzigingen van de GS-toelichtingen) die regelmatig op de agenda van het HSC worden gezet. Op de 67e vergadering van het HSC droeg de EU vier agendapunten aan, op de 68e drie, op de 69e zes, op de 70e twaalf en op de 71e zestien.

    Ten derde blijft de beschikbaarheid van werkdocumenten en de bijbehorende bijlagen een uitdaging, hoewel de situatie iets is verbeterd na herhaalde verzoeken van de Unie en andere verdragsluitende partijen aan het WDO-secretariaat om deze kwestie aan te pakken. In het reglement van orde van het HSC (artikel 10) staat dat alle basiswerkdocumenten in beginsel ten minste 30 dagen vóór de aanvangsdatum van de zitting naar de lidstaten van het Comité moeten worden gestuurd. De praktijk wijst uit dat dit niet altijd wordt nageleefd, en dat verschillende documenten en bijlagen later beschikbaar worden gesteld. Deze documenten en bijlagen bevatten belangrijke aanvullende technische informatie, juridische interpretaties of standpuntnota’s en worden op eigen initiatief of op uitnodiging van het WDO-secretariaat door de verdragsluitende partijen of andere belanghebbenden zoals internationale organisaties voorgelegd.

    Tabel 2 toont de beschikbaarheid van het aantal werkdocumenten (inclusief bijlagen) van het HSC in de afgelopen twee jaar.

    Tabel 2 Beschikbaarheid van werkdocumenten, inclusief bijlagen

    Vergadering

    Beschikbaarheid van documenten (incl. bijlagen)

    >30d/vergadering

    30d-15d/vergadering

    <15d/vergadering

    HSC/67

    31

    16

    4

    HSC/68

    44

    9

    10

    HSC/69

    42

    41

    8

    HSC/70

    95

    15

    2

    HSC/71

    46

    64

    3

    Tot slot worden de WDO-vergaderingen sinds de COVID-19-pandemie meestal in hybride vorm georganiseerd. Om de vergaderingen beter voor te bereiden en te stroomlijnen, organiseert het WDO-secretariaat voorafgaand aan de vergaderingen van de voorbereidende HSC-werkgroep of het HSC een discussieforum waar afgevaardigden hun standpunten kenbaar kunnen maken. Dit heeft ook een behoorlijke impact op de tijd die uitgetrokken moet worden om de EU-standpunten te bepalen. Het wordt echter belangrijk geacht de EU-standpunten in deze voorbereidende gremia tot uitdrukking te brengen om de steun van andere delegaties te krijgen en om mogelijke problemen bij het verdedigen van EU-standpunten tijdens de besprekingen in vergaderingen van het HSC (of de voorbereidende HSC-werkgroep) op te sporen, te onderzoeken en aan te pakken.

    Deze beperkingen, die al werden onderkend toen de Commissie het voorstel tot vaststelling van Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad indiende, blijven relevant.

    3.2.Beoordeling van de werking van het nieuwe kader dat bij Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad is ingevoerd

    Met Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad is een flexibel en pragmatisch kader ingevoerd voor een soepele en efficiënte voorbereiding en vaststelling van de standpunten van de Unie, zodat de belangen van de Unie in de WDO doeltreffend kunnen worden verdedigd.

    De indelingsdeskundigen van de Commissie beoordelen ten eerste stelselmatig alle agendapunten, heroverwegen de indelingspraktijk van de lidstaten en bereiden de ontwerpstandpunten voor, zo nodig aan de hand van extern overleg met Europese brancheorganisaties of andere belanghebbenden. Deze ontwerpstandpunten worden vervolgens met deskundigen van de lidstaten in de Groep douanedeskundigen besproken. Na vaststelling door de Commissie worden deze ontwerpstandpunten ter bespreking en goedkeuring aan de Raad toegezonden.

    Met een dergelijke intensievere samenwerking tussen de instellingen, ondanks het aanzienlijke volume en het zeer technische karakter van de door het HSC behandelde kwesties en de zeer beperkte tijd tussen de beschikbaarheid van documenten en de eigenlijke bespreking op de vergaderingen van het HSC, zijn de standpunten vlot, efficiënt en snel vastgesteld, waardoor de EU haar standpunten en belangen in de WDO in alle gevallen kon bepalen, uitdrukken en actief kon verdedigen.

    Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad verstrijkt op 31 december 2023, overeenkomstig artikel 3 ervan.

    3.3.Doel en inhoud van het voorstel

    Dit voorstel strekt ertoe Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad te vervangen door een besluit van de Raad dat van toepassing is op dezelfde periode (drie jaar, tot en met 31 december 2026). Gezien het vrij nieuwe kader dat in 2020 is ingevoerd, wordt opnieuw een vervaldatum voorgesteld en wordt de werking van het kader dat door dit nieuwe besluit van de Raad is gecreëerd, in afwachting van een mogelijke nieuwe verlenging beoordeeld.

    Voorgesteld wordt Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad zonder ingrijpende wijzigingen te vervangen. De enige wijzigingen van dit ontwerpbesluit hebben betrekking op aanpassingen in verband met wijzigingen in artikel 8 van het verdrag en de opname in het besluit van bijlagen die eerder in document ST 11651/20 van de Raad zijn bekendgemaakt.

    De betreffende, door het HSC voorbereide besluiten kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, en de daaraan gehechte gecombineerde nomenclatuur (GN). Indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur worden gebruikt ter ondersteuning van de indeling in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie over de indeling van goederen in de GN, in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten. De douaneautoriteiten van de lidstaten zijn verplicht hun indelingsbesluiten in te trekken wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van de GS-nomenclatuur als gevolg van deze indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de GS-toelichtingen.

    Gezien het aantal onderwerpen waarover het HSC in elk van zijn vergaderingen wordt gevraagd te besluiten, het zeer technische karakter ervan en de beperkte tijd om het standpunt van de Unie voor te bereiden door het korte tijdsbestek waarin de werkdocumenten doorgaans beschikbaar worden gesteld, is geoordeeld dat een nieuw kaderbesluit van de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, waarin het standpunt van de Unie op basis van de richtsnoeren en criteria voor de overgrote meerderheid van de onderwerpen wordt vastgelegd waarover het HSC moet besluiten, (d.w.z. toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten, richtsnoeren of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem) ter vervanging van Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad noodzakelijk is, aangezien de vaststelling van afzonderlijke besluiten overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, een efficiënte en tijdige werking in dit beleidsterrein in de weg zou kunnen staan.

    Daarom moet het namens de Unie in te nemen standpunt in de WDO op basis van richtsnoeren en criteria en de voor de bepaling van het standpunt van de Unie voor elke vergadering benodigde stappen door een besluit van de Raad krachtens artikel 218, lid 9, VWEU, op basis van een voorstel van de Commissie worden vastgesteld.

    Te dien einde wordt met het voorstel een kader geschapen waarin de beginselen en criteria worden opgesomd op basis waarvan het standpunt van de Unie wordt vastgelegd. Deze beginselen en criteria zijn in overeenstemming met het staande douanebeleid en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie om goederen bij invoer in te delen volgens de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan.

    De namens de Unie in te nemen standpunten moeten de beginselen van vereenvoudiging en vergemakkelijking van de indeling in het douanetarief, de samenhang met de algemene regels voor de interpretatie van de GS omwille van de rechtszekerheid en de bevordering van de in de Unie desbetreffende uitgewerkte beste praktijken in acht nemen.

    Bij de vaststelling van deze standpunten moet worden uitgegaan van de algemene criteria in het GS-verdrag (de algemene regels voor de interpretatie van het GS) en de objectieve kenmerken en eigenschappen van de goederen. Indien van toepassing moet ook rekening worden gehouden met specifieke criteria die voortkomen uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de indeling van goederen en uit richtsnoeren betreffende de indeling in het douanetarief die zijn uitgewerkt door de WDO (GS-nomenclatuur en de interpretatie daarvan in de GS-toelichtingen, indelingsadviezen en indelingsbesluiten van het HSC) of door de Unie (gecombineerde nomenclatuur en interpretatie daarvan in de GN-toelichtingen, indelingsverordeningen of -besluiten van de Commissie of conclusies van het Comité douanewetboek - Afdeling tarief- en statistieknomenclatuur).

    Overeenkomstig Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad is in dit voorstel voor een kaderbesluit verder het volgende bepaald:

    - de Commissie stelt de Raad (of zijn voorbereidende instanties) ruim van tevoren in kennis van elke bijeenkomst van het betreffende WDO-orgaan waarin een onder het kaderbesluit vallend besluit kan worden genomen;

    - de Raad kan zijn afwijzing van het voorgestelde standpunt voor een of meer van de afzonderlijk te nemen GS-besluiten kenbaar maken;

    - om de rechten van de Unie te behouden en te vermijden dat een besluit over een kwestie waarover de Raad binnen de in artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt in kan nemen, in de WDO wordt vastgesteld, kan de Commissie namens de Unie verzoeken dat de kwestie aan de WDO-Raad wordt voorgelegd of aan het HSC wordt teruggezonden voor een nieuw onderzoek;

    - in gevallen waarin het standpunt van de Unie ten aanzien van een kwestie wezenlijk verschilt van het door het HSC vastgestelde besluit, legt de Commissie de Raad vóór het verstrijken van de in artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag vastgelegde termijn haar beoordeling voor of het onderhavige HSC-besluit kan worden aanvaard of dat de kwestie moet worden terugverwezen naar het HSC voor een nieuw onderzoek. De Raad kan zijn afwijzing van het voorgestelde standpunt voor een of meer van de betreffende afzonderlijke GS-besluiten kenbaar maken.

    In overeenstemming met artikel 218, lid 10, VWEU, zal het Europees Parlement onverwijld en ten volle worden geïnformeerd.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 6 .

    Daarom is artikel 218, lid 9, VWEU de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie in de WDO moet worden ingenomen met betrekking tot het vaststellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het GS in het kader van het GS-verdrag.

    4.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Het Comité voor het geharmoniseerd systeem en de Raad zijn lichamen die zijn opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen.

    De door het HSC voor te bereiden handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen kunnen, nadat ze door de Raad zijn aangenomen, beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, te weten: bijlage 1 bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief. Dit komt omdat in artikel 34, lid 7, punt a), iii), van het douanewetboek van de Unie 7 is bepaald dat “de douaneautoriteiten BTI-beschikkingen 8 intrekken...wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie...ten gevolge van... indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen aangenomen door het GS-comité;”. Daarnaast worden dergelijke door het HSC voorbereide besluiten (indelingsbesluiten, indelingsadviezen of wijzigingen in de toelichtingen op de GS-nomenclatuur) gebruikt ter ondersteuning van de indeling die is voorzien in de uitvoeringsverordeningen van de Commissie betreffende de indeling van goederen in de gecombineerde nomenclatuur, in de toelichtingen op de GN en in de door de douaneautoriteiten van de lidstaten verstrekte indelingsbesluiten.De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

    De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.3.Materiële rechtsgrondslag

    4.3.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

    4.3.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Aangezien de hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling betrekking hebben op de interpretatie van het tarief en de sluiting van een internationale overeenkomst in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek, en op de uitvoering van de GS-nomenclatuur en van de gecombineerde nomenclatuur van de EU, wordt de materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit gevormd door artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

    4.4.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit wordt gevormd door artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    5.Gevolgen voor de begroting

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

    6.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Ja

    2023/0286 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31, artikel 43, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Bij Besluit 87/369/EEG van de Raad 9 heeft de Unie haar goedkeuring gehecht aan het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen 10 , alsmede van het daarbij behorende protocol van wijziging 11 (het GS-verdrag), waarbij onder meer het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) is ingesteld.

    (2)Overeenkomstig artikel 7, lid 1, punten b) en c), van het GS-verdrag is het HSC verantwoordelijk voor het opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen zoals richtsnoeren voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem te verzekeren.

    (3)Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag worden de toelichtingen, de indelingsadviezen, de andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en de aanbevelingen ter verzekering van de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het geharmoniseerde systeem, opgesteld tijdens een zitting van het HSC (hierna “HSC-besluiten” genoemd), geacht door de WDO-Raad te zijn goedgekeurd indien geen van de partijen bij het GS-verdrag aan het einde van de tweede maand, volgende op de maand waarin de zitting waarop zij zijn vastgesteld, werd gesloten, de secretaris-generaal van de WDO heeft meegedeeld dat zij verzoekt de zaak terug te zenden aan het HSC voor nieuw onderzoek of aan de WDO-Raad voor te leggen.

    (4)Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van het GS-verdrag keurt de Raad, indien een zaak ingevolge het bepaalde in het tweede lid van dit artikel aan de Raad is voorgelegd, deze toelichtingen, indelingsadviezen, andere adviezen of aanbevelingen goed, tenzij een lid van de Raad dat partij is bij dit verdrag, verzoekt deze in hun geheel of ten dele aan het HSC terug te zenden voor een nieuw onderzoek.

    (5)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de WDO met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het GS-verdrag, aangezien de betreffende, door het HSC voorbereide besluiten beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 12 .

    (6)Het is in het belang van de Unie dat de standpunten van de Unie in het HSC overeenkomstig de beginselen, criteria en richtsnoeren voor de tariefindeling van goederen worden vastgesteld. Het is eveneens in het belang van de Unie dat deze standpunten snel worden vastgesteld zodat de Unie haar rechten in het HSC kan uitoefenen.

    (7)Om de rechten van de Unie te behouden moet de Commissie ook namens de Unie kunnen verzoeken om een kwestie aan de WDO-Raad voor te leggen of overeenkomstig artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag terug te zenden naar het HSC voor een nieuw onderzoek, om te vermijden dat een besluit wordt vastgesteld over een kwestie waarover de Raad ofwel binnen de in artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt kan innemen, ofwel een standpunt heeft ingenomen dat wezenlijk verschilt van het in het HSC vastgestelde besluit.

    (8)In het licht van de steeds veranderende en zeer technische aard van de indeling van goederen in het kader van het GS-verdrag, het grote aantal behandelde vraagstukken in de HSC-vergaderingen die twee keer per jaar plaatsvinden en de korte tijd die beschikbaar is om de door het WDO-secretariaat en de verdragsluitende partijen in voorbereiding op de HSC-vergadering verstrekte documenten te bestuderen, en de daaruit voortvloeiende noodzaak om in het standpunt van de Unie rekening te houden met en op doeltreffende wijze gebruik te maken van nieuwe informatie die voor of tijdens deze vergaderingen worden voorgelegd, moeten voor de bepaling van het standpunt van de Unie de nodige stappen worden vastgesteld in overeenstemming met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag van de Europese Unie.

    (9)Bij Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad is een efficiënte en snelle procedure vastgesteld om het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen voor de goedkeuring van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem, en voor het opstellen van deze handelingen in de Werelddouaneorganisatie. Aangezien het op 31 december 2023 verstrijkt, moet het door een nieuw besluit worden vervangen.

    (10)Gezien de herhaalde late beschikbaarheid van werkdocumenten voor de vergaderingen van het HSC en met het oog op de bescherming van de rechten en belangen van de Unie binnen de WDO, zou de Commissie het WDO-secretariaat moeten vragen om de beschikbaarheid van de werkdocumenten te waarborgen overeenkomstig het reglement van orde van het HSC, en deze documenten ten minste 30 dagen vóór de aanvangsdatum van de zitting te versturen.

    (11)Om ervoor te zorgen dat de Raad het in dit besluit vervatte beleid regelmatig kan evalueren en, in voorkomend geval, kan herzien, en in de geest van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, zoals verankerd in artikel 13, lid 2, van het VEU, moet de geldigheid van dit besluit in de tijd worden beperkt,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen voor de goedkeuring van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem, en voor het opstellen van deze handelingen in de Werelddouaneorganisatie, wordt bepaald overeenkomstig de beginselen, criteria en oriëntaties van deel I van de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 2

    Het uit hoofde van artikel 1 in te nemen standpunt van de Unie wordt uitgewerkt overeenkomstig deel II van de bijlage.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Het verstrijkt op 31 december 2026.

    Artikel 4

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Besluit (EU) 2020/1707 van de Raad van 13 november 2020 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem (PB L 385 van 17.11.2020, blz. 11).
    (2)    Sinds de invoering ervan in 1988 is de GS-nomenclatuur zes keer herzien. Deze herzieningen zijn in werking getreden in 1996, 2002, 2007, 2012, 2017 en 2022.
    (3)    Besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 inzake de sluiting van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, alsmede van het daarbij behorende protocol van wijziging (PB L 198 van 20.7.1987, blz. 1).
    (4)    PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
    (5)    Inclusief de werkgroep van het HSC voorafgaand aan de zitting.
    (6)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, zaak C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (7)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
    (8)    Bindende tariefinlichting: vooraf door de douanediensten aan de marktdeelnemers geleverde indelingsbesluiten om rechtszekerheid met betrekking tot de indeling en de tariefbehandeling van in- en uitgevoerde goederen te waarborgen. 
    (9)    Besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 inzake de sluiting van het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, alsmede van het daarbij behorende protocol van wijziging ( PB L 198 van 20.7.1987, blz. 1 ).
    (10)    PB L 198 van 20.7.1987, blz. 3.
    (11)    PB L 198 van 20.7.1987, blz. 11.
    (12)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
    Top

    Brussel, 20.7.2023

    COM(2023) 454 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie (WDO) met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem


    BIJLAGE

    I. Standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het GS-verdrag

    1. BEGINSELEN

    In het kader van de Werelddouaneorganisatie (WDO) moet de Unie:

    a)    de indeling van goederen in het douanetarief en de uniforme interpretatie en toepassing van het geharmoniseerde systeem (GS) bevorderen, vergemakkelijken en daar een bijdrage aan leveren, en het aantal gevallen en geschillen over uiteenlopende interpretaties van het GS reduceren;

    b)    werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van besluiten van het Comité voor het geharmoniseerd systeem (HSC) en erop toezien dat de in de WDO vastgestelde besluiten in overeenstemming zijn met het Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (GS-verdrag) 1 ;

    c)    erop toezien dat de in de WDO vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de algemene regels voor de interpretatie van het GS;

    d)    de standpunten uitdragen die in overeenstemming zijn met de beste praktijken die door de Unie in het betrokken gebied zijn ontwikkeld;

    e)    de vereenvoudiging en modernisering van de GS-nomenclatuur bevorderen aan de hand van de ontwikkeling van de behoeften van de gebruikers en de ontwikkeling van nieuwe technologieën;

    f)    zorgen voor samenhang met haar andere beleidsgebieden, met inbegrip van de bescherming van de financiële belangen van de Unie, en met de internationale verplichtingen, voor zover relevant in het licht van de specifieke aard van de indeling in het douanetarief.

    2. CRITERIA

    De standpunten die namens de Unie in de WDO moeten worden ingenomen 

    (a)worden aan de hand van de volgende algemene criteria bepaald:

    het beginsel dat, omwille van de rechtszekerheid en een eenvoudige verificatie, het doorslaggevende criterium voor de indeling van goederen voor douanedoeleinden in het algemeen moet worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals in de tekst van de desbetreffende posten van het GS en in de aantekeningen op de afdelingen of hoofdstukken, en

    de algemene regels voor de interpretatie van het GS zoals vastgelegd in de bijlage bij het GS-verdrag;

    (b)houden, wanneer dit van toepassing is, rekening met de volgende specifieke criteria:

    -    de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende de indeling van goederen in het douanetarief,

    -    GS-nomenclatuur en GS-toelichtingen, indelingsadviezen en -besluiten van het HSC,

    -    onderverdelingen van de gecombineerde nomenclatuur (GN) 2 en toelichtingen op de GN,

    -    indelingsverordeningen en -besluiten van de Commissie,

    -    conclusies van het Comité douanewetboek - Afdeling tarief- en statistieknomenclatuur, en

    -    andere rechtshandelingen of richtsnoeren betreffende de indeling van goederen in het douanetarief, die door de Raad of de Commissie zijn ontwikkeld.

    3. ORIËNTATIES

    De Unie zet zich, waar passend, in om ervoor te zorgen dat de WDO overeenkomstig de in de punten 1 en 2 bedoelde beginselen en criteria de volgende besluiten vaststelt:

    a)    het voorstellen en opstellen van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen als leidraad voor de interpretatie van het GS;

    b)    het opstellen van aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie en de toepassing van het GS te verzekeren.

    II. Bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de vaststelling van toelichtingen, indelingsadviezen of andere adviezen omtrent de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit te verzekeren in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het GS-verdrag

    Vóór elke vergadering van het HSC worden, wanneer het HSC besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie vaststelt, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Commissie meegedeelde recentste technische en andere relevante informatie, overeenkomstig de onder I geformuleerde beginselen, criteria en beleidslijnen. Met het oog op de bescherming van de rechten en belangen van de Unie binnen de WDO, besteedt de Commissie bijzondere aandacht aan de beschikbaarheid van werkdocumenten overeenkomstig het reglement van orde van het HSC.

    Daartoe zendt de Commissie, tijdig en vóór de in punt 1 genoemde vergaderingen, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie toe aan de Raad met het oog op de bespreking en goedkeuring van de nadere bijzonderheden van het namens de Unie tot uitdrukking te brengen standpunt. De Raad onderzoekt de documenten van de Commissie zo spoedig mogelijk.

    Indien de Raad een specifiek deel van het voorstel niet goedkeurt, zal de Commissie geen Unie-standpunt over dat deel aan het HSC presenteren.

    In gevallen waarin het standpunt van de Unie wezenlijk verschilt van het door het HSC vastgestelde besluit, zendt de Commissie de Raad tijdig en vóór de in artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag bepaalde termijn een schriftelijk document ter bespreking en goedkeuring, waarin is vastgelegd dat het betreffende besluit kan worden aanvaard of dat de kwestie moet worden voorgelegd aan de WDO-Raad of moet worden terugverwezen naar het HSC voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag.

    Om de rechten van de Unie te behouden en te vermijden dat een besluit over een kwestie waarover de Raad binnen de in artikel 8, lid 3, van het GS-verdrag bepaalde termijn geen standpunt in kan nemen, in de WDO wordt vastgesteld, verzoekt de Commissie namens de Unie dat de kwestie aan de WDO-Raad wordt voorgelegd of aan het HSC wordt teruggezonden voor een nieuw onderzoek krachtens artikel 8, lid 2, van het GS-verdrag.

    (1)    PB L 198 van 20.7.1987, blz. 3.
    (2)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 9). 1.
    Top