EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.5.2023
COM(2023) 280 final
2023/0169(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen en de samenwerking op het gebied van de bescherming van volwassenen
{SEC(2023) 208 final} - {SWD(2023) 154 final} - {SWD(2023) 155 final} - {SWD(2023) 156 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De EU streeft ernaar een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht in stand te houden, waarin het vrije verkeer van personen, de toegang tot de rechter en de volledige eerbiediging van de grondrechten gewaarborgd zijn.
Er zijn steeds meer volwassenen in de EU die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen (hierna “volwassenen” genoemd). Dit is het gevolg van de vergrijzing van de bevolking en de daaruit voortvloeiende toename van leeftijdsgebonden ziekten, alsook van het groeiende aantal personen met een handicap. Afhankelijk van de nationale wetgeving van de lidstaat waar zij wonen, kunnen zij door een gerechtelijke of administratieve autoriteit onder een beschermingsmaatregel zijn geplaatst of worden zij bijgestaan door een derde die zij vooraf hebben aangewezen (via “vertegenwoordigingsbevoegdheden”) om hun belangen te behartigen.
Dit groeiende aantal volwassenen dat ondersteuning nodig heeft bij het nemen van beslissingen, in combinatie met de toenemende mobiliteit van mensen in de EU, leidt tot tal van problemen waarmee volwassenen in grensoverschrijdende situaties te maken kunnen krijgen. In sommige gevallen moeten volwassenen bijvoorbeeld hun activa of onroerende goederen in een ander land beheren, spoedeisende hulp of geplande medische verzorging in het buitenland krijgen of om een of andere redenen naar een ander land verhuizen. Bij gebrek aan statistieken wordt het aantal volwassenen dat in grensoverschrijdende situaties in de EU door een gerechtelijke of administratieve autoriteit onder een beschermingsmaatregel is geplaatst, geraamd op 145 000 tot 780 000.
In dergelijke grensoverschrijdende situaties worden volwassenen geconfronteerd met de complexe en soms tegenstrijdige regels van het internationaal privaatrecht van de lidstaten. Deze regels bepalen welk gerecht of welke andere autoriteit bevoegd is om beschermingsmaatregelen te nemen (hierna “autoriteit” genoemd), welk recht op hun zaak van toepassing is en hoe een in het buitenland genomen beslissing of vastgestelde vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden erkend of uitgevoerd. Dit leidt tot situaties waarin volwassenen, hun familie en hun vertegenwoordigers in grote rechtsonzekerheid verkeren wat betreft de regels die op hun zaak van toepassing zijn, het resultaat van de procedures en de formaliteiten die zij moeten vervullen. Om ervoor te zorgen dat hun bescherming over de grenzen heen behouden blijft of dat zij hun rechten in het buitenland kunnen doen gelden, moeten zij vaak lange en dure procedures doorlopen. In sommige gevallen worden hun bescherming en de aan hun vertegenwoordiger toevertrouwde bevoegdheden uiteindelijk niet erkend, noch door de buitenlandse rechter, noch door niet‑gerechtelijke actoren zoals banken, medisch personeel of vastgoedmakelaars.
Onder auspiciën van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (HCCH) is het Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen (HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000) vastgesteld, dat een aantal van deze problemen aanpakt. Het verdrag bevat een uitgebreide reeks regels inzake internationale bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en handhaving van beschermingsmaatregelen, evenals bepalingen inzake vertegenwoordigingsbevoegdheden. Het voorziet ook in mechanismen voor de samenwerking tussen de autoriteiten en de centrale autoriteiten van de landen die het verdrag hebben bekrachtigd (verdragsluitende partijen). Dit verdrag wordt unaniem beschouwd als een efficiënt internationaal privaatrechtelijk instrument dat geschikt is voor gebruik over de hele wereld.
De bekrachtiging van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 door de lidstaten en daarbuiten is essentieel voor de doeltreffende werking ervan. Toch zijn er momenteel slechts twaalf lidstaten partij bij dit verdrag.
Het is een oude doelstelling van de EU om ervoor te zorgen dat alle lidstaten het HCCH‑Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 bekrachtigen (of ertoe toetreden). Sinds 2008 is het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 expliciet onderschreven door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Het Europees Parlement heeft niet alleen de bekrachtiging van het verdrag door alle lidstaten, maar ook een eventueel wetgevingsinitiatief van de EU op het gebied van de bescherming van volwassenen als aanvulling op het verdrag actief gesteund.
Op EU-niveau zijn meer dan twintig verordeningen vastgesteld om de regels van het internationaal privaatrecht te harmoniseren, en als gevolg daarvan zijn veel belemmeringen in de justitiële samenwerking tussen de lidstaten weggenomen op basis van het beginsel van wederzijds vertrouwen. Er bestaat echter geen instrument dat de justitiële samenwerking tussen de lidstaten regelt als het gaat over de bescherming van volwassenen.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel maakt deel uit van een pakket waarin ook een voorstel van de Commissie is opgenomen voor een besluit van de Raad waarbij de veertien lidstaten die geen partij zijn bij het verdrag, worden gemachtigd om in het belang van de Europese Unie partij te worden bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.
Hierin zullen gemeenschappelijke regels inzake internationaal privaatrecht in de EU worden vastgelegd die door de autoriteiten van de lidstaten zullen worden toegepast ten aanzien van derde landen die partij zijn bij het verdrag. Dit zal de rechten van volwassenen buiten de EU-grenzen bevorderen.
Voor de betrekkingen tussen de lidstaten neemt dit voorstel voor een verordening de regels van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 over met betrekking tot de bevoegdheid en het toepasselijke recht door rechtstreeks te verwijzen naar de overeenkomstige bepalingen van het verdrag. Op andere gebieden bouwt het voorstel voor een verordening voort op het verdrag om de regels verder te vereenvoudigen en de samenwerking tussen de lidstaten efficiënter te maken. Ook de invoering van gedigitaliseerde instrumenten en een Europese verklaring van vertegenwoordiging in de verordening zullen voor meer vereenvoudiging en een betere samenwerking in de EU zorgen.
De meerwaarde van de voorgestelde verordening is dus de vereenvoudiging en modernisering van de regels van het verdrag voor de situatie binnen de EU en de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van de bescherming van volwassenen. Terwijl de regels van het verdrag afgestemd zijn op een wereldwijde toepassing door landen met verschillende rechtsstelsels in het algemeen en op de bescherming van volwassenen in het bijzonder, zou de verordening kunnen zorgen voor beter gestroomlijnde regels en nauwere samenwerking op basis van het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en op basis van de ervaring die is opgedaan met de harmonisatie van andere gebieden van het grensoverschrijdende burgerlijk recht in de EU.
Hieruit volgt dat de voorgestelde verordening van toepassing zou zijn tussen de lidstaten, terwijl het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 van toepassing zou zijn op niet-EU-landen die partij zijn bij het verdrag. Volwassenen in de EU kunnen banden hebben met zowel lidstaten als niet-EU-landen (bijvoorbeeld omdat zij er onroerend goed bezitten of er persoonlijke banden hebben). Daarom is een samenhangend internationaal privaatrechtelijk kader voor de bescherming van volwassenen, zowel in de EU als ten aanzien van derde landen die partij zijn bij het verdrag, van cruciaal belang om de bescherming van volwassenen in internationale situaties te waarborgen.
Het voorstel voor een verordening en het voorstel voor een besluit van de Raad vullen elkaar aan en worden daarom samen gepresenteerd.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De EU en haar lidstaten zijn partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD), dat sinds de vaststelling ervan in 2006 de internationale hoeksteen vormt van de rechten van personen met een handicap.
De samenhang en de positieve wisselwerking tussen de regels in het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 en de in het UNCRPD vastgelegde rechten zijn al meermaals erkend. Zo hebben een juridische studie in opdracht van de speciale rapporteur van de VN voor de rechten van personen met een handicap en de daarmee verband houdende gezamenlijke verklaring van die speciale rapporteur en de onafhankelijke deskundige over het genot van alle mensenrechten door ouderen deze kwestie verduidelijkt. Zij concludeerden namelijk dat het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 voldoende ruimte laat voor interpretatie en praktische verbeteringen en kan evolueren om rekening te houden met de modernisering van de nationale wetgevingen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie in maart 2021 de strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030 vastgesteld. Met deze strategie wil de Commissie het leven van personen met een handicap in Europa en de rest van de wereld verbeteren. De strategie gaat met name in op de “verbetering van de toegang tot de rechter, rechtsbescherming, vrijheid en veiligheid” voor personen met een handicap. De uitvoering van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 in overeenstemming met het UNCRPD is een van de doelstellingen van de strategie. Daartoe is in 2021 een juridische studie verricht, waaruit bleek dat met een EU-initiatief inzake de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen, de rechten zouden kunnen worden gewaarborgd van personen met een handicap die ondersteuning nodig hebben bij de behartiging van hun belangen. In deze juridische studie wordt geconcludeerd dat, naast de bekrachtiging van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, een EU-verordening ter verbetering en vereenvoudiging van de justitiële samenwerking in de EU de rechten van volwassenen aanzienlijk zou verbeteren.
Dit voorstel is een belangrijke stap voorwaarts voor de eerbiediging van het in het UNCRPD verankerde recht op autonomie, omdat dit voor een aanzienlijke vereenvoudiging zou zorgen van het verkeer van vertegenwoordigingsbevoegdheden die vooraf door een volwassene zijn verleend voor een periode waarin deze niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen. Met name voorziet dit voorstel in de aanvaarding van authentieke akten teneinde hun bewijskracht in de EU snel te erkennen, en in de invoering van een Europese verklaring van vertegenwoordiging zodat vertegenwoordigers gemakkelijk de aard en de omvang van hun bevoegdheden over de grenzen heen kunnen aantonen.
Tot slot bouwt dit voorstel ook voort op eerdere initiatieven van de Commissie inzake de digitalisering van de justitiële samenwerking. In haar mededeling van 2 december 2020 heeft de Commissie toegezegd om bij grensoverschrijdende samenwerking in de EU van digitale kanalen de norm te maken. Op 1 december 2021 heeft de Commissie een voorstel voor de digitalisering van de justitiële samenwerking ingediend teneinde de bestaande wetgevingsinstrumenten in burgerlijke en strafzaken volledig te digitaliseren. Met het oog op de digitalisering van de bescherming van volwassenen bouwt dit voorstel voor een verordening voort op het digitaliseringsvoorstel.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor de bevoegdheid van de EU op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken is artikel 81, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Artikel 81, lid 3, VWEU betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen is echter niet van toepassing omdat de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen geen familierechtelijke aangelegenheid is.
Het begrip “familierecht” in de zin van artikel 81, lid 3, VWEU moet autonoom worden uitgelegd, ongeacht de definitie in de nationale wetgeving van de lidstaten. Tot dusver heeft de EU-wetgever het begrip vrij strikt geïnterpreteerd en het beperkt tot de regels inzake familierelaties, zoals huwelijkszaken, ouderlijke verantwoordelijkheid of onderhoudsverplichtingen. Verordening (EU) nr. 650/2012 betreffende de erfopvolging werd bijvoorbeeld niet beschouwd als een familierechtelijke aangelegenheid en werd vastgesteld op basis van artikel 81, lid 2, VWEU.
Het is niet ongewoon dat volwassenen onder de bescherming van familieleden vallen. In sommige lidstaten wordt de wettelijke bescherming van kwetsbare volwassenen van rechtswege toegekend aan de echtgenoot of aan familieleden. De familie van de volwassene, als die inderdaad een familie heeft, is echter slechts een van de aspecten die in overweging moeten worden genomen om bescherming te kunnen garanderen. De betrokkenheid van familieleden is geen noodzakelijk of door het internationaal privaatrecht geregeld element. Het cruciale element bij de bescherming van volwassenen is daarentegen de geboden ondersteuning en het behoud van het recht van de volwassene op waardigheid, individuele autonomie, non-discriminatie en sociale inclusie, ongeacht zijn of haar familiebanden.
Tot slot moet worden opgemerkt dat noch dit voorstel, noch het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 enige verwijzing naar familierelaties (zoals “ouder”, “kinderen” of “echtgeno(o)t(e)”) bevat, in tegenstelling tot de verordeningen betreffende familierechtelijke aangelegenheden.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De beleidsdoelstelling van efficiënte en geharmoniseerde regels voor alle lidstaten inzake internationaal privaatrecht in grensoverschrijdende gevallen van bescherming van volwassenen, kan het best worden bereikt door een EU-initiatief.
De huidige problemen waarmee volwassenen in grensoverschrijdende situaties te maken krijgen, hebben een inherente EU-dimensie omdat zij van grensoverschrijdende aard zijn en raken aan de grondrechten van volwassenen en hun recht op vrij verkeer. De regels inzake internationale bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning moeten worden toegepast in een grensoverschrijdende context en vereisen dus de betrokkenheid van ten minste twee landen. Tegenstrijdige of uiteenlopende regels inzake internationaal privaatrecht van de lidstaten op het gebied van de bescherming van volwassenen leiden in grensoverschrijdende situaties in de EU tot tal van problemen, zoals het wegvallen van de bescherming van volwassenen, niet-erkenning van buitenlandse maatregelen, aanvullende gerechtelijke procedures of niet-erkenning van de door een volwassene geuite wensen en voorkeuren. De lidstaten afzonderlijk konden deze problemen niet op een bevredigende wijze aanpakken.
Evenzo moeten er voor de modernisering en digitalisering van de justitiële samenwerking geharmoniseerde regels worden toegepast (bijvoorbeeld uniforme formulieren om grensoverschrijdende procedures te stroomlijnen), en interoperabele instrumenten worden gebruikt (formulieren, software, registers enz.), die alleen op EU-niveau kunnen worden ontwikkeld.
•Evenredigheid
Dit voorstel heeft ten doel de grondrechten van de volwassenen te beschermen, de doeltreffendheid en snelheid van grensoverschrijdende procedures betreffende de bescherming van volwassenen te verbeteren, en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in grensoverschrijdende aangelegenheden te vergroten. Daartoe worden in het voorstel de regels van de lidstaten inzake internationale bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en handhaving van beschermingsmaatregelen en aanvaarding van authentieke akten geharmoniseerd. Het bevat ook regels voor de uitoefening van vertegenwoordigingsbevoegdheden in alle lidstaten. Tot slot voorziet het voorstel in de ontwikkeling van instrumenten om de samenwerking tussen de lidstaten op dit gebied te verbeteren en te versnellen.
Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
Zo wordt niet geraakt aan de nationale regels inzake ondersteuning van volwassenen met verminderde capaciteiten; het voorstel is alleen van toepassing op bevoegdheidsgeschillen, collisie of erkenning van buitenlandse maatregelen of documenten in grensoverschrijdende situaties.
Bovendien is de bij dit voorstel ingevoerde Europese verklaring van vertegenwoordiging facultatief en komt zij niet in de plaats van gelijkwaardige nationale documenten waaruit een vertegenwoordiging blijkt.
Volgens het voorstel moeten de lidstaten een register van maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden aanleggen en dit koppelen aan de registers van andere lidstaten. Dit moet ervoor zorgen dat de bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende gevallen wordt gehandhaafd en dat hun recht op individuele autonomie, met inbegrip van de vrijheid om hun eigen keuzes te maken met betrekking tot hun persoon en/of toekomstige regelingen, wordt geëerbiedigd wanneer zij zich binnen de EU verplaatsen. De gegevens die krachtens dit voorstel via de koppeling tussen de registers moeten worden bijgehouden en gedeeld, zijn echter uiterst beperkt en bevatten alleen informatie over de bestaande bescherming van een volwassene. Bovendien blijven de lidstaten verantwoordelijk voor het aanwijzen van de nationale autoriteiten die toegang hebben tot het systeem van gekoppelde registers.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
•Keuze van het instrument
De vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake internationale bevoegdheid, erkenning van beschermingsmaatregelen, aanvaarding van authentieke akten, en toepasselijk recht inzake beschermingsmaatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden in grensoverschrijdende situaties kan alleen worden bereikt door gemeenschappelijke regels die in de hele EU van toepassing zijn.
Een volledige samenwerking tussen de autoriteiten en het wegnemen van belemmeringen voor volwassenen en hun vertegenwoordigers kan bovendien beter worden bereikt op basis van het beginsel van wederzijds vertrouwen. De Europese verklaring van vertegenwoordiging, de digitalisering van grensoverschrijdende communicatie en de versoepeling van taalbarrières kunnen alleen in een verordening worden vastgelegd. Tot slot garandeert alleen een verordening een volledig consistente uitlegging en toepassing van de regels in de EU. In overeenstemming met eerdere EU-instrumenten inzake internationaal privaatrecht is het aangewezen rechtsinstrument derhalve een verordening.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Niet van toepassing.
•Raadpleging van belanghebbenden
Aan dit voorstel, en aan het parallelle voorstel voor een besluit van de Raad over hetzelfde onderwerp, ging een uitgebreide en brede raadpleging van belanghebbenden vooraf.
De openbare raadpleging en het verzoek om input vonden begin 2022 plaats. De meeste respondenten, waaronder lidstaten en beroepsorganisaties die advocaten en notarissen vertegenwoordigen, steunden een EU-initiatief dat de lidstaten zou verplichten het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 te bekrachtigen en pleitten voor een EU-instrument als aanvulling op het verdrag. Sommige respondenten (ngo’s voor de bescherming van de rechten van personen met een handicap) toonden zich bezorgd over de grondrechten van volwassenen indien een EU-instrument het verkeer zou bevorderen van beslissingen die de grondrechten van volwassenen zouden kunnen schenden.
In het kader van de raadplegingsstrategie van de Commissie werd op 29 september 2022 een onlinevergadering met belanghebbenden georganiseerd. Voorts heeft de Commissie op 27 oktober 2022 een onlinevergadering met deskundigen uit de lidstaten gehouden om informatie te verstrekken over het initiatief inzake de bescherming van volwassenen en om een eerste gedachtewisseling te houden. De lidstaten die reeds partij zijn bij het verdrag moedigden andere lidstaten sterk aan om het verdrag te bekrachtigen. De redenen die de lidstaten aanvoerden om het verdrag niet te bekrachtigen waren onder meer een regeringswisseling, lopende interne besprekingen en het geringe aantal gemelde grensoverschrijdende zaken, maar er was geen kritiek op het verdrag zelf.
Tot slot is tijdens een bijeenkomst op 7 en 8 november 2022 het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (EJN-civiel) geraadpleegd over zijn mogelijke rol in een toekomstig initiatief.
Concluderend is uit alle raadplegingsactiviteiten van de Commissie gebleken dat het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 op grote steun kan rekenen en dat de feedback over het algemeen positief is. Voorts bleek uit het overleg dat de meeste belanghebbenden een praktische behoefte aan aanvullende maatregelen op EU-niveau zagen en dergelijke aanvullende maatregelen steunden.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
In 2021 werd een juridische studie uitgevoerd. De auteurs van de studie kwamen tot de volgende conclusies: i) er bestaan aanzienlijke lacunes en verschillen in de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen (regels inzake bevoegdheid, erkenning van vertegenwoordigingsbevoegdheden, ontbreken van rechtszekerheid en praktische problemen voor de autoriteiten); ii) de algemene bekrachtiging in de EU van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 zou een aantal van die problemen tussen de lidstaten en niet-EU-landen rechtstreeks aanpakken; en iii) een EU-instrument zou de bescherming van volwassenen verder versterken en hun leven en het werk van de bevoegde autoriteiten vergemakkelijken.
In 2022 werd een aanvullende studie voltooid om de voorbereiding van een effectbeoordeling te ondersteunen, met daarin verder bewijsmateriaal en een analyse van de bestaande problemen en van het effect van verschillende beleidsopties. In het kader van deze studie vonden nog meer raadplegingen van belanghebbenden plaats.
Een onderzoeksmissie van het Europees Netwerk van inspectiediensten voor Justitie (RESIJ) wees op de ontoereikende bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende zaken en deed de volgende aanbevelingen: i) de opleiding van de autoriteiten over de beschikbare instrumenten verbeteren; ii) de terminologie harmoniseren; iii) een Europese verklaring van vertegenwoordiging in het leven roepen; iv) interoperabele nationale registers over de bescherming van volwassenen opzetten; en v) gemeenschappelijke EU-regels vaststellen.
Aanvullende expertise over het onderwerp van grensoverschrijdende bescherming van volwassenen werd ook verzameld uit andere bronnen, zoals de studie van het Europees Parlement bij zijn verslag over het wetgevingsinitiatief (2016) en het verslag van het Europees Rechtsinstituut (2020).
•Effectbeoordeling
Op basis van de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie en de conclusies van de inleidende effectbeoordeling heeft de Commissie een effectbeoordeling voor dit voorstel opgesteld. In de effectbeoordeling zijn de volgende beleidsopties in overweging genomen: i) het basisscenario; ii) een besluit van de Raad waarbij de lidstaten worden verplicht binnen een bepaalde termijn partij te worden bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000; iii) een verordening tot omzetting van een aantal regels van het verdrag en tot vaststelling van aanvullende regels ter bevordering van de autonomie van de partijen, vereenvoudiging van de regels inzake de erkenning en uitvoering van buitenlandse beslissingen, aanvaarding van authentieke akten, invoering van een Europese verklaring van vertegenwoordiging, verlening van rechtsbijstand, onderlinge koppeling van registers en totstandbrenging van snelle en efficiënte communicatie; en iv) een combinatie van de punten ii) en iii), namelijk een besluit van de Raad betreffende zaken waarbij niet-EU-landen betrokken zijn en een verordening die voortbouwt op de regels van het verdrag en die de werking ervan tussen de lidstaten verbetert.
In het effectbeoordelingsverslag werden de verwachte effecten, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang met het juridisch en beleidskader van de EU van elk van deze opties onderzocht. Op basis van deze beoordeling is gekozen voor de “pakket”-optie bestaande uit een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de bekrachtiging van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 en voor een verordening om de justitiële samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren.
De conclusie van de effectbeoordeling luidde dat de gekozen optie, dankzij een consistent rechtskader, voor een aanzienlijke verbetering zou zorgen van de bescherming van volwassenen door rechtszekerheid te bieden, langdurige juridische procedures te beperken en te vermijden, en uiteindelijk de erkenning van de bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende zaken, binnen en buiten de EU-grenzen, te vergemakkelijken.
De gekozen beleidsoptie zou ook de meest doeltreffende zijn om de problemen in verband met de bescherming van volwassenen aan te pakken, aangezien de juridische, sociale en psychologische voordelen het grootst zouden zijn. De gekozen optie zou een duidelijk positief effect hebben op de bescherming van de rechten, waaronder de grondrechten, van volwassenen, zoals hun recht op eigendom, toegang tot de rechter, individuele autonomie en vrij verkeer. Het zou ook een positief sociaal en psychologisch effect hebben, aangezien het tot meer rechtszekerheid zou leiden, het welzijn en de sociale integratie van volwassenen ten goede zou komen en hun emotionele leed zou verzachten. Het zou de kosten verminderen die momenteel door volwassenen in grensoverschrijdende situaties en door de lidstaten worden gedragen. Andere effecten zouden niet significant zijn. Deze beleidsoptie zou in overeenstemming zijn met het beginsel van “digitaal als de norm”, aangezien de grensoverschrijdende procedures voor de bescherming van volwassenen krachtens de verordening gedigitaliseerd zouden worden.
Door de vaststelling van gemeenschappelijke EU-regels zou de gekozen optie de meeste kosten en administratieve lasten in verband met gerechtelijke procedures, vertalingen en andere procedures met niet-gerechtelijke actoren wegnemen. Aangenomen wordt dat de gemiddelde besparing voor de volwassene of de vertegenwoordiger in een grensoverschrijdende zaak 40 tot 9 000 EUR zou bedragen.
Het effectbeoordelingsverslag heeft op 20 januari 2023 een positief advies van de Raad voor regelgevingstoetsing gekregen.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Niet van toepassing.
•Grondrechten
Deze verordening bevordert het recht op autonomie en de vrijheid om eigen keuzes te maken door het verkeer van de door de volwassenen opgestelde vertegenwoordigingsbevoegdheden te vergemakkelijken. Dit wordt met name gewaarborgd door de invoering van een Europese verklaring van vertegenwoordiging, waarmee door een volwassene aangewezen vertegenwoordigers de aard en de omvang van hun bevoegdheden in het buitenland gemakkelijk kunnen aantonen. Dit zal ook worden gewaarborgd door de regels inzake de aanvaarding van authentieke akten, die ervoor zullen zorgen dat de bewijskracht van deze documenten in de EU wordt erkend. Voorts zal de koppeling van de registers ervoor zorgen dat de in een lidstaat geregistreerde vertegenwoordigingsbevoegdheden niet door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat worden genegeerd bij gebrek aan informatie over het bestaan ervan en dat de wensen en voorkeuren van de volwassene dus worden gerespecteerd.
Bovendien zal dit voorstel ervoor zorgen dat in grensoverschrijdende zaken de regels van het internationaal privaatrecht inzake de bescherming van volwassenen worden toegepast en geïnterpreteerd in overeenstemming met het UNCRPD. Deze verordening zal de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten bij de uitvoering ervan verder vergemakkelijken via EJN-civiel, het e-justitieportaal en opleidingsactiviteiten.
Tot slot worden andere rechten van volwassenen die momenteel regelmatig internationaal worden bedreigd of geschonden, met dit voorstel gehandhaafd, zoals het recht op gelijkheid voor de wet, eigendom, toegang tot de rechter en vrij verkeer.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De lidstaten moeten mogelijk eenmalige kosten maken om zich aan de verordening aan te passen, met name kosten die voortvloeien uit het opzetten van de centrale autoriteiten of de noodzaak om rechters en andere bevoegde autoriteiten op te leiden op het gebied van de nieuwe regelgeving. Er kan sprake zijn van beperkte terugkerende kosten, bijvoorbeeld voor de permanente opleiding van autoriteiten of het toezicht op de toepassing van de verordening. Deze kosten zullen naar verwachting niet significant zijn en worden gecompenseerd door de efficiëntieverbeteringen en kostenbesparingen die de verordening met zich meebrengt.
De lidstaten moeten mogelijk ook kosten maken voor de installatie en het onderhoud van de toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem op hun grondgebied en voor de aanpassing van hun nationale IT-systemen, zodat deze interoperabel zijn met de toegangspunten. Daarnaast moeten de lidstaten wellicht door de Commissie ontwikkelde referentie-implementatiesoftware gebruiken, wat ook enige kosten met zich kan meebrengen. Deze kosten zijn nodig om de elektronische communicatie tussen de bevoegde autoriteiten via een gedecentraliseerd IT-systeem mogelijk te maken, naast de communicatie tussen personen en bevoegde autoriteiten via het Europese elektronische toegangspunt dat op het Europese e-justitieportaal beschikbaar is. Deze kosten zouden echter niet alleen voor dit voorstel nodig zijn, aangezien het gedecentraliseerde IT-systeem voor alle EU-instrumenten inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken zou worden gebruikt. Bovendien zouden de lidstaten voor de financiering van deze kosten subsidies kunnen aanvragen in het kader van de desbetreffende financiële programma’s van de EU.
De lidstaten zullen specifieke eenmalige kosten hebben voor het opzetten van een of meer gedigitaliseerde registers en het koppelen ervan aan de registers van andere lidstaten, gevolgd door terugkerende onderhoudskosten.
Die kosten zouden ruimschoots worden gecompenseerd door de totale besparingen op procedurekosten door volwassenen en hun vertegenwoordigers.
Ook de digitalisering van de communicatie tussen de autoriteiten onderling en tussen natuurlijke personen en de autoriteiten, en de koppeling van registers zouden extra kosten voor de Commissie met zich meebrengen. De Commissie zal de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voorzien van gemeenschappelijke referentie-implementatiesoftware, maar zal ook een nieuwe module van het in het digitaliseringsvoorstel geïntroduceerde Europees elektronisch toegangspunt ontwikkelen en onderhouden, alsook koppelingssoftware voor de registers. De bijzonderheden over deze kosten worden verstrekt in het financieel overzicht en de effectbeoordeling bij dit voorstel.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Een verordening is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten en hoeft dus niet in nationaal recht te worden omgezet.
Het voorstel voorziet in passende controle-, evaluatie- en rapportageverplichtingen. Ten eerste zou op de praktische toepassing van de verordening worden toegezien door middel van regelmatige vergaderingen van EJN-civiel, waaraan deskundigen uit de lidstaten deelnemen. Bovendien zou de Commissie tien jaar na de inwerkingtreding van de verordening een volledige beoordeling van de toepassing ervan uitvoeren. De beoordeling zou plaatsvinden op basis van onder meer de inbreng van de autoriteiten van de lidstaten, externe deskundigen en belanghebbenden.
•Artikelsgewijze toelichting
•Hoofdstuk I bakent het toepassingsgebied van de verordening af, namelijk burgerlijke zaken betreffende de bescherming van volwassenen (artikel 1) door middel van een niet-uitputtende lijst van aangelegenheden die onder de verordening vallen en een uitputtende lijst van aangelegenheden die van de verordening zijn uitgesloten. Hierin worden ook het onderwerp van de verordening (artikel 2) gepresenteerd, alsook de definities van de termen die in de verordening worden gebruikt (artikel 3).
•Hoofdstuk II bevat de algemene regels inzake internationale bevoegdheid met een directe verwijzing naar de regels in hoofdstuk II van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000. De artikelen 6 en 7 van de verordening voorzien in een aanvullende en niet-exclusieve bevoegdheidsgrond die in de EU van toepassing is wanneer een volwassene een bevoegdheidskeuze heeft gemaakt. Die keuze moet worden gevolgd onder drie cumulatieve voorwaarden die in artikel 6 worden genoemd, met de verplichting om de centrale autoriteit van de lidstaat waar de volwassene gewoonlijk verblijft, hiervan in kennis te stellen.
•Hoofdstuk III bevat de regels inzake toepasselijk recht met een directe verwijzing naar de regels in hoofdstuk III van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.
•Afdeling 1 van hoofdstuk IV voorziet in de automatische erkenning van door de autoriteiten van de lidstaten genomen maatregelen, om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, dat gebaseerd is op het beginsel van wederzijds vertrouwen in de EU. De gronden voor niet-erkenning zijn tot het noodzakelijke minimum beperkt en hebben met name tot doel de grondrechten van volwassenen ook in grensoverschrijdende situaties te waarborgen. Zo kan, ongeacht de nationale procedures en wetgeving, een maatregel die wordt genomen zonder de volwassene de gelegenheid te geven te worden gehoord, niet worden erkend. De uitzondering van openbare orde kan slechts in uitzonderlijke omstandigheden worden ingeroepen, met name in het geval van duidelijke schendingen van de grondrechten van volwassenen. Afdeling 2 van dat hoofdstuk schaft het exequatur af (procedures om een in een lidstaat genomen maatregel in een andere lidstaat uitvoerbaar te verklaren) voor maatregelen die zijn genomen door de autoriteiten van een lidstaat. Afdeling 3 bevat de procedureregels die van toepassing zijn wanneer bij de autoriteiten van een lidstaat een maatregel wordt ingeroepen of aangevochten of wanneer de erkenning of handhaving ervan wordt gevraagd.
•Hoofdstuk V bevat de regels voor de aanvaarding in een lidstaat van authentieke akten die zijn verleden door bevoegde autoriteiten in een andere lidstaat, waardoor het verkeer ervan in de EU wordt vergemakkelijkt. De aanvaarding van authentieke akten garandeert dat zij in andere lidstaten dezelfde volledige bewijskracht hebben als in hun lidstaat van oorsprong. Dit omvat zowel de inhoud van de vastgelegde akten als de daarin vervatte feiten. Authentieke akten hebben ook hetzelfde vermoeden van authenticiteit en uitvoerbaarheid als in hun lidstaat van oorsprong.
•In afdeling 1 van hoofdstuk VI over samenwerking worden centrale autoriteiten opgericht om bijstand te verlenen bij de toepassing van de verordening en om de bescherming van volwassenen te verbeteren in grensoverschrijdende zaken die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen. Het voorstel bevat specifieke procedures voor: i) het lokaliseren van een volwassene of een persoon die de volwassene wellicht kan bijstaan; ii) het verkrijgen van toestemming van de centrale autoriteit voordat een volwassene in een andere lidstaat wordt geplaatst; en iii) de aanwijzing van een overheidsinstantie of een persoon die namens of onder toezicht van een overheidsinstantie optreedt als vertegenwoordiger van de volwassene in het buitenland. Afdeling 2 bevat regels voor de directe samenwerking en communicatie tussen autoriteiten, zo nodig via de centrale autoriteiten, om te helpen bij de uitvoering van een maatregel of in gevallen van ernstig gevaar. Artikel 27 voorziet in een rechtsgrondslag voor directe communicatie tussen gerechtelijke en administratieve autoriteiten. Afdeling 3 bevat algemene regels voor de samenwerking tussen de centrale autoriteiten of de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten. Deze afdeling bevat ook regels inzake het recht op rechtsbijstand voor aanvragers die in hun lidstaat van oorsprong rechtsbijstand genieten. Dit garandeert de toegang van de verzoeker tot de rechter in procedures over de erkenning of niet-erkenning van een maatregel, of tot de betekening of kennisgeving van een document in een andere lidstaat.
•In hoofdstuk VII wordt een Europese verklaring van vertegenwoordiging ingevoerd waarmee vertegenwoordigers van volwassenen gemakkelijk en efficiënt hun bevoegdheden in een andere lidstaat kunnen uitoefenen. De lidstaten moeten een autoriteit aanwijzen die de verklaring afgeeft. Deze autoriteit moet voldoende kennis hebben van de zaak waarop de verklaring betrekking heeft en moet toegang krijgen tot de relevante informatie om de verklaring snel op verzoek te kunnen afgeven. Deze verklaring komt niet in de plaats van andere verklaringen die in bepaalde lidstaten worden gebruikt. Elke beschermingsmaatregel of authentieke akte gaat vergezeld van attesten voor de erkenning, handhaving of aanvaarding ervan door de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten. De voorgestelde verklaring moet echter worden gebruikt als een op zichzelf staand document om de bevoegdheden van de vertegenwoordiger aan te tonen, met name wanneer deze namens of ter ondersteuning van de volwassene contact moet opnemen met niet-gerechtelijke actoren.
•Hoofdstuk VIII heeft ten doel de verstrekking van informatie over de bescherming van een volwassene aan de bevoegde autoriteiten in de EU te verbeteren. Dit garandeert dat in een andere lidstaat genomen maatregelen of door de volwassene in een andere lidstaat verleende vertegenwoordigingsbevoegdheden in de hele EU worden geëerbiedigd. De lidstaten worden daarom verplicht een of meer registers van door hun autoriteiten genomen maatregelen op te zetten. Wanneer het nationale recht voorziet in door een bevoegde autoriteit bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden, moeten de lidstaten bovendien een register van deze bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden aanleggen. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat deze registers, alsook elk ander bestaand register van vertegenwoordigingsbevoegdheden dat naar nationaal recht is opgezet, aan elkaar worden gekoppeld via een door de Commissie ontwikkeld systeem voor het koppelen van registers. In het register moet een minimale reeks gegevens worden opgenomen om de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten voldoende informatie te verschaffen over het bestaan van een maatregel of vertegenwoordigingsbevoegdheid ten aanzien van een bepaalde volwassene.
•Hoofdstuk IX voorziet in het verplichte gebruik van digitale communicatie tussen bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten, en het facultatieve gebruik van digitale communicatie tussen natuurlijke personen en bevoegde autoriteiten.
•De bijlagen bij het voorstel bevatten een reeks formulieren die de noodzaak aan vertalingen moeten beperken en de communicatie en de overdracht van informatie in grensoverschrijdende zaken in de EU moeten vergemakkelijken.
•De bijlagen I en II hebben ten doel de erkenning en de handhaving van door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregelen en de aanvaarding van door de autoriteiten van een lidstaat verleden authentieke akten te vergemakkelijken.
•De bijlagen IV tot en met X zijn standaardformulieren die ten doel hebben de communicatie tussen natuurlijke personen en bevoegde autoriteiten of tussen bevoegde of centrale autoriteiten van verschillende lidstaten te vergemakkelijken.
•Tot slot bevat het voorstel een formulier dat door de bevoegde autoriteiten moet worden gebruikt voor de afgifte van de Europese verklaring van vertegenwoordiging (bijlage III).
2023/0169 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen en de samenwerking op het gebied van de bescherming van volwassenen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Deze verordening heeft tot doel om voor grensoverschrijdende zaken regels vast te stellen betreffende de bescherming van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen. In deze verordening zijn met name regels vastgesteld inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen, de aanvaarding van authentieke akten en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten.
(2)De Unie heeft zich ten doel gesteld om met volledige eerbiediging van de grondrechten de Unie tot stand te brengen, in stand te houden en te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie onder meer maatregelen nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, met name wanneer dit nodig is voor de goede werking van de interne markt.
(3)Overeenkomstig artikel 81, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) kan het daarbij onder meer gaan om maatregelen die gericht zijn op het waarborgen van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen en de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken.
(4)De Unie heeft een aantal wetgevingshandelingen aangenomen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen. Met uitzondering van de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde regel inzake de bekwaamheid van natuurlijke personen in het kader van grensoverschrijdende verbintenissen uit overeenkomst in burgerlijke en handelszaken, regelt geen van die wetgevingshandelingen van de Unie de grensoverschrijdende aspecten van de handelingsbekwaamheid van natuurlijke personen. Evenzo regelt geen enkele rechtshandeling van de Unie de burgerrechtelijke aspecten van de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen die vanwege belemmeringen als gevolg van een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens, in combinatie met een reeks persoonlijke factoren en factoren die verband houden met hun leefomgeving, niet in staat zijn hun belangen te behartigen, of die het nodig kunnen hebben dat de ondersteuning en waarborgen die hun bij de uitoefening van hun handelingsbekwaamheid in een lidstaat worden geboden, in de hele Unie van toepassing zijn.
(5)Bij gebreke van dergelijke gemeenschappelijke regels kunnen er zich verschillende problemen voordoen voor volwassenen die niet in staat zijn hun belangen in grensoverschrijdende situaties te behartigen, onder meer wanneer die volwassenen naar een andere lidstaat verhuizen of wanneer zij onroerende goederen of andere activa bezitten in een andere lidstaat. Er kunnen zich bijvoorbeeld problemen voordoen wanneer in een lidstaat genomen maatregelen ter bescherming van volwassenen, waaronder ondersteunende maatregelen voor de uitoefening van de handelingsbekwaamheid, in andere lidstaten moeten worden ingeroepen, of wanneer de vertegenwoordigingsbevoegdheden die door de volwassenen zijn toegekend aan hun vertegenwoordigers voor wanneer de volwassenen niet in staat zijn hun belangen te behartigen, later in het buitenland moeten worden ingeroepen. Deze moeilijkheden kunnen ernstige negatieve gevolgen hebben voor de rechtszekerheid in grensoverschrijdende zaken, voor de rechten en het welzijn van volwassenen en voor de eerbiediging van hun waardigheid. Met name de grondrechten van volwassenen, zoals toegang tot de rechter, het recht op autonomie, het recht op eigendom en op vrij verkeer, kunnen negatief worden beïnvloed.
(6)Uniforme regels van internationaal privaatrecht voor grensoverschrijdende situaties zijn dus noodzakelijk om de bescherming van de grondrechten van volwassenen met een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens te verbeteren. Op internationaal niveau voorziet het Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen (“HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000”) in regels inzake de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van die volwassenen, alsook in regels inzake het toepasselijke recht voor vertegenwoordigingsbevoegdheden en inzake de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten of de centrale autoriteiten van de verdragsluitende partijen.
(7)Het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 belet de verdragsluitende partijen niet om bij hun samenwerking op het gebied van de bescherming van volwassenen verder te gaan dan de bepalingen van dat verdrag zelf of zelfs om in hun onderlinge betrekkingen af te wijken van de regels ervan. In overeenstemming met artikel 49, leden 2 en 3, van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 worden er in deze verordening regels vastgesteld op de door dat verdrag bestreken gebieden met betrekking tot volwassenen die hun gewone verblijfplaats in een lidstaat hebben. De bij deze verordening vastgestelde regels mogen in de betrekkingen tussen de lidstaten en derde staten die partij zijn bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, geen afbreuk doen aan de toepassing van dat verdrag.
(8)In deze verordening moet een aantal regels van het HCCH‑Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 worden overgenomen, met name de regels inzake de internationale bevoegdheid en het toepasselijke recht, en die regels moeten rechtstreeks toepasselijk worden gemaakt in de betrekkingen tussen de lidstaten. Het is echter passend dat de Unie in de betrekkingen tussen de lidstaten de bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties binnen de Unie verder verbetert, voortbouwend op het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en op de ervaring die op andere gebieden van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken is opgedaan. Deze verordening moet derhalve de regels van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 aanvullen door regels vast te stellen die erop gericht zijn de procedures en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te vereenvoudigen, te stroomlijnen en te moderniseren. Het moet met name mogelijk zijn het recht op autonomie van volwassenen en hun recht om hun handelingsbekwaamheid op voet van gelijkheid met anderen uit te oefenen, te bevorderen door in een grensoverschrijdende context het gebruik van vertegenwoordigingsbevoegdheden te vergemakkelijken, waarbij volwassenen hun bescherming vooraf hebben geregeld voor wanneer zij niet meer in staat zullen zijn hun eigen belangen te behartigen, en door volledige en onmiddellijke uitvoering te geven aan de door de volwassenen gemaakte keuzes.
(9)Gelet op de complementariteit van deze verordening en het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, alsook op de noodzaak om te zorgen voor blijvende bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties waarbij lidstaten en derde landen betrokken zijn, moet de uitlegging van de regels van deze verordening en die van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, voor zover mogelijk, op elkaar worden afgestemd.
(10)Bovendien moet bij de uitlegging van de in deze verordening vastgestelde regels worden uitgegaan van de doelstellingen ervan, namelijk het verbeteren van de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden en andere rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties, waaronder het recht op autonomie, de toegang tot de rechter, het recht op eigendom, het recht om te worden gehoord, het recht op vrij verkeer en gelijkheid. In dit verband bouwt deze verordening voort op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) en op het internationaal recht inzake de mensenrechten op dit gebied. De volwassenen die onder deze verordening vallen, zijn voor het merendeel personen met een handicap. Hun rechten, waaronder het recht op gelijkheid voor de wet, integriteit, toegang tot de rechter en eerbiediging van hun inherente waardigheid en individuele autonomie, worden gewaarborgd door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (“UNCRPD”), waarbij zowel de Unie als haar lidstaten partij zijn. De door het UNCRPD gewaarborgde rechten moeten zowel in nationale als in grensoverschrijdende zaken worden beschermd, en wanneer er maatregelen worden genomen ten aanzien van personen met een handicap, moeten die maatregelen in overeenstemming zijn met het UNCRPD. Deze verordening, waarin er regels van internationaal privaatrecht zijn vastgesteld voor grensoverschrijdende zaken, moet worden toegepast in overeenstemming met de mensenrechtenverplichtingen uit hoofde van het UNCRPD, met name de artikelen 3, 9, 12 en 19. Als partijen bij het UNCRPD moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun nationale materiële en procedurele wetgeving inzake de behandeling van volwassenen strookt met de mensenrechtenverplichtingen uit hoofde van het UNCRPD. De lidstaten moeten met name de gelijkheid van volwassenen voor de wet en hun recht om op voet van gelijkheid met anderen in alle aspecten van het leven handelingsbekwaam te zijn, met de ondersteuning die zij nodig kunnen hebben, eerbiedigen, alsook de autonomie en integriteit van de volwassenen conform artikel 12 van het UNCRPD.
(11)Naast de bescherming in grensoverschrijdende situaties van de grondrechten en fundamentele vrijheden en andere rechten van volwassenen, waaronder de eerbiediging van hun wil en voorkeuren, heeft deze verordening ook tot doel de doeltreffendheid en snelheid van gerechtelijke en administratieve procedures betreffende de bescherming van volwassenen te verhogen door de mechanismen voor samenwerking in grensoverschrijdende procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Voorts is het de bedoeling de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in grensoverschrijdende zaken te vergroten, zowel voor volwassenen en hun vertegenwoordigers als voor andere partijen, ongeacht of deze openbare of particuliere entiteiten zijn. Het bieden van meer rechtszekerheid en van eenvoudigere, gestroomlijnde en gedigitaliseerde procedures moet personen ook aanmoedigen om hun recht op vrij verkeer uit te oefenen.
(12)Deze verordening moet van toepassing zijn op burgerlijke zaken in verband met de bescherming van volwassenen, met name wat betreft maatregelen, authentieke akten en vertegenwoordigingsbevoegdheden die gericht zijn op de bescherming van volwassenen. De bescherming is vereist vanwege ontoereikendheid van of een stoornis in de persoonlijke vermogens van de volwassene, welke permanent of tijdelijk en onder meer van fysieke of psychosociale aard kan zijn, of verband kan houden met een leeftijdsgerelateerde ziekte, zoals de ziekte van Alzheimer, of welke het gevolg kan zijn van een gezondheidsaandoening, zoals een coma. De bescherming is met name vereist wanneer obstakels voor de interactie met een reeks omgevings- en persoonlijke factoren de deelname van volwassenen aan de samenleving op voet van gelijkheid met anderen belemmeren, met name wanneer de ontoereikendheid van of stoornis in de persoonlijke vermogens van de volwassene van dien aard is dat zij die volwassene ervan weerhouden zijn of haar eigen belangen te behartigen, waaronder eigendomsbelangen en persoonlijke of gezondheidsbelangen. Ernstige verwaarlozing van de persoonlijke of eigendomsbelangen van de verwanten voor wie de volwassene verantwoordelijk is, kan ook wijzen op een ontoereikendheid van of stoornis in de persoonlijke vermogens van de volwassene.
(13)Wanneer er ter bescherming van een kind maatregelen zijn genomen die van kracht blijven of van kracht worden nadat het kind meerderjarig is geworden, moeten deze maatregelen onder deze verordening vallen zodra het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
(14)De voor beschermingsmaatregelen gebruikte terminologie loopt in de rechtsstelsels van de lidstaten uiteen; deze terminologische verschillen mogen geen gevolgen hebben voor de erkenning van dergelijke beschermingsmaatregelen in andere lidstaten.
(15)Ongeacht de juridische terminologie die in elke lidstaat wordt gebruikt, moeten maatregelen ter bescherming van volwassenen die met inachtneming van de grondrechten van de betrokken volwassenen worden genomen, vrij kunnen circuleren in de Unie. Daartoe moet deze verordening worden uitgelegd in overeenstemming met het Handvest en het UNCRPD. Ter bescherming van het recht op autonomie moeten er in deze verordening waarborgen worden opgenomen en moet het mogelijk zijn de erkenning te weigeren van maatregelen die zijn genomen zonder dat de volwassene de mogelijkheid werd geboden om te worden gehoord, behalve in gerechtvaardigde uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de urgentie van de situatie of in gevallen die kennelijk strijdig zijn met de openbare orde. Wanneer er wordt beoordeeld of een door de autoriteiten van een andere lidstaat genomen maatregel niet kennelijk strijdig is met de openbare orde, moeten de autoriteiten van een lidstaat waar om erkenning wordt verzocht, beoordelen of die maatregel, in het licht van de artikelen 3, 9, 12 en 19 van het UNCRPD, de grondrechten van de volwassene eerbiedigt.
(16)Om een uniforme uitlegging van deze verordening te waarborgen, moeten in deze verordening met name de begrippen “volwassenen”, “vertegenwoordigers” en “autoriteiten” worden gedefinieerd, aangezien deze begrippen in de rechtsstelsels van de lidstaten verschillende betekenissen kunnen hebben. Voor de toepassing van deze verordening is een volwassene een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Afhankelijk van de context kan het bijvoorbeeld gaan om volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen, dan wel om volwassenen die vertegenwoordigingsbevoegdheden hebben toegekend die moeten worden uitgeoefend wanneer die volwassenen niet meer in staat zijn hun belangen te behartigen.
(17)Verwijzingen naar een “vertegenwoordiger” in deze verordening moeten, naar gelang van het geval, worden opgevat als verwijzingen naar een of meer vertegenwoordigers.
(18)Voor de toepassing van deze verordening en in overeenstemming met de terminologie van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, moet het begrip “autoriteit” worden uitgelegd als een verwijzing naar de gerechtelijke of administratieve autoriteiten die maatregelen nemen ter bescherming van de volwassene. Meer in het algemeen moet onder een “bevoegde autoriteit” worden verstaan een overheidsinstantie van een lidstaat die verantwoordelijk is op het gebied van de bescherming van volwassenen. Hieronder vallen autoriteiten die maatregelen nemen, autoriteiten die authentieke akten verlijden en autoriteiten die attesten, formulieren of de Europese verklaring van vertegenwoordiging afgeven. Hieronder vallen ook andere autoriteiten of entiteiten die in een officiële hoedanigheid optreden in aangelegenheden die verband houden met de bescherming van volwassenen, zoals de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op of de tenuitvoerlegging van maatregelen.
(19)De regels inzake internationale bevoegdheid en toepasselijk recht met betrekking tot de bescherming van volwassenen moeten dezelfde zijn als die van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, teneinde discrepanties te voorkomen en ervoor te zorgen dat dezelfde regels, voor zover mogelijk, van toepassing zijn op zaken waarbij lidstaten en derde landen die partij zijn bij dat verdrag betrokken zijn. Het is mogelijk dat sommige lidstaten, op het moment dat deze verordening van toepassing wordt, geen partij zijn bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000. Om rekening te houden met alle scenario’s moet het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 aan deze verordening worden gehecht.
(20)Het is passend het bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 ingestelde stelsel van internationale bevoegdheid aan te vullen om naar behoren rekening te houden met de bevoegdheidskeuze door volwassenen in de Unie. Om het recht op autonomie van volwassenen beter te beschermen, moet de bevoegdheidskeuze die volwassenen maken wanneer zij regelingen treffen voor hun toekomstige vertegenwoordiging, worden geëerbiedigd zonder dat er daartoe aanvullende procedures nodig zijn, met name inzake de goedkeuring door de autoriteiten van de lidstaten van de gewone verblijfplaats van de volwassenen. Aangezien de persoonlijke of financiële situatie van een volwassene kan evolueren tussen het tijdstip waarop de bevoegdheidskeuze wordt gemaakt en het tijdstip waarop de volwassene bescherming nodig heeft, moeten de gekozen gerechten echter de mogelijkheid hebben om te beoordelen of de door de volwassene gemaakte keuze nog steeds in het belang van die volwassene is op het tijdstip waarop de betrokken zaak bij hen aanhangig wordt gemaakt. Bij deze beoordeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met het standpunt van de betrokken volwassene en met het belang van de veranderingen in zijn of haar levensomstandigheden en bezittingen sinds het tijdstip waarop de bevoegdheidskeuze is gemaakt.
(21)De vaststelling van een extra bevoegdheidsgrond op basis van de keuze van de volwassene mag het mechanisme van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 niet verstoren, en mag geen afbreuk doen aan de doeltreffendheid van de communicatie tussen autoriteiten, en moet positieve en negatieve bevoegdheidsconflicten voorkomen. De mechanismen die zijn ingesteld bij de artikelen 7, 9, 10 en 11 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, waarbij voorrang wordt gegeven aan bepaalde bevoegdheidsgronden, de gevolgen van bepaalde maatregelen worden beperkt en wordt voorzien in de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de gewone verblijfplaats en de autoriteiten met een subsidiaire of parallelle bevoegdheid, moeten derhalve ook in de Unie van toepassing zijn op autoriteiten die hun bevoegdheid uitoefenen op grond van de keuze van de volwassene. Deze bepalingen moeten dus ten aanzien van de door een volwassene gekozen autoriteiten op dezelfde wijze van toepassing zijn als zij van toepassing zijn ten aanzien van de autoriteiten van de gewone verblijfplaats.
(22)De autoriteiten die overwegen hun bevoegdheid uit te oefenen op grond van de keuze van de volwassene, mogen hun bevoegdheid niet uitoefenen wanneer de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de volwassene hun bevoegdheid reeds hebben uitgeoefend, met name wanneer die autoriteiten een maatregel hebben genomen of hebben besloten dat er geen maatregelen hoeven te worden genomen, of wanneer er bij die autoriteiten een procedure aanhangig is.
(23)In deze verordening moeten de regels inzake toepasselijk recht van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 volledig worden overgenomen. Met het oog op een consistente toepassing van deze verordening moet de verwijzing naar hoofdstuk III van dat verdrag betreffende het toepasselijke recht worden gelezen als een verwijzing naar het gehele hoofdstuk, met inbegrip van de regels van artikel 16 van het verdrag betreffende de wijziging of beëindiging van vertegenwoordigingsbevoegdheden.
(24)Het wederzijdse vertrouwen in de rechtsbedeling in de Unie rechtvaardigt het beginsel dat in een lidstaat gegeven maatregelen ter bescherming van volwassenen in alle lidstaten moeten worden erkend, zonder dat er daartoe een speciale procedure vereist is. Dit mag niet beletten dat een belanghebbende verzoekt om een beslissing inzake het al dan niet bestaan van gronden voor de weigering van erkenning. Het moet toekomen aan het nationale recht van de lidstaat waar een dergelijk verzoek wordt ingediend, om te bepalen wie moet worden beschouwd als een belanghebbende die het recht heeft een dergelijk verzoek in te dienen. Om het recht van volwassenen op toegang tot de rechter te waarborgen en hen toereikende rechtsmiddelen te bieden, moeten volwassenen, ongeacht de aard en de omvang van de maatregel, het recht hebben om te verzoeken om een beslissing inzake het al dan niet bestaan van weigeringsgronden.
(25)De erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds vertrouwen. Daarom moeten de gronden voor niet-erkenning tot een minimum worden beperkt in het licht van de onderliggende doelstelling van deze verordening, namelijk het vergemakkelijken van de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen en van het verkeer van vertegenwoordigingsbevoegdheden, en het doeltreffend beschermen van de rechten van volwassenen. Met name mag de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaat van oorsprong niet worden getoetst.
(26)De erkenning van een maatregel mag alleen worden geweigerd indien er een of meer gronden voor weigering van erkenning voorhanden zijn. Teneinde het beginsel van wederzijds vertrouwen te eerbiedigen, moet de in deze verordening vastgestelde lijst van gronden voor weigering van erkenning uitputtend zijn. Maatregelen ter bescherming van volwassenen kunnen van lange duur zijn en kunnen meerdere aanpassingen vergen. In de regels inzake de weigering van erkenning van maatregelen moet er rekening worden gehouden met dergelijke aanpassingen in de loop der tijd. Een latere maatregel die is genomen in een derde land dat op grond van de regels van deze verordening bevoegd zou zijn geweest, moet derhalve in de plaats komen van een eerdere maatregel, voor zover beide maatregelen onverenigbaar zijn. Om te voorkomen dat er in de lidstaten onverenigbare maatregelen worden genomen, moet deze verordening voorzien in een gesloten bevoegdheidsstelsel en in het mechanisme voor wederzijdse informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten.
(27)Bij procedures ter bescherming van een volwassene moet, als basisbeginsel, worden uitgegaan van het standpunt van de volwassene zelf. Volwassenen moeten dus daadwerkelijk en reëel de gelegenheid worden geboden om vrijelijk hun mening kenbaar te maken overeenkomstig de artikelen 20, 25, 26 en 47 van het Handvest en de artikelen 3, 9, 12, 13 en 19 van het UNCRPD. De volwassene moet de gelegenheid krijgen om zijn of haar mening kenbaar te maken, behalve in spoedeisende gevallen. waaronder gevallen waarin de volwassene absoluut niet in staat is zijn of haar mening te uiten. Een maatregel die is genomen zonder dat de volwassene de mogelijkheid werd geboden om te worden gehoord, mag, afgezien van uitzonderlijke spoedeisende omstandigheden en de bewezen onbekwaamheid om zich uit te spreken, niet worden erkend. Het feit dat de volwassene de gelegenheid heeft gehad te worden gehoord, moet in de Unie op uniforme wijze worden beoordeeld en mag niet worden beoordeeld in het licht van de fundamentele procedurele beginselen van de lidstaat waar om erkenning wordt verzocht. Een voorbeeld van een spoedeisend geval is een situatie waarin de volwassene met spoed moet worden geopereerd en vanwege zijn of haar medische toestand niet in staat is zijn of haar mening te uiten.
(28)De kwestie van de procedure en de methode voor het horen van de volwassene moet aan het nationale recht worden overgelaten, met inachtneming van het recht van volwassenen op toegankelijkheid. Wanneer de volwassene in een grensoverschrijdende context moet worden gehoord, moeten de autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van de specifieke instrumenten voor internationale justitiële samenwerking, waaronder, in voorkomend geval, die van Verordening (EU) 2020/1783.
(29)Teneinde rekening te houden met de verschillende regelingen voor de bescherming van volwassenen in de lidstaten, moeten authentieke akten ter bescherming van volwassenen en van hun belangen in alle lidstaten worden aanvaard. Een door een autoriteit van een lidstaat verleden authentieke akte ter bescherming van een volwassene of van zijn of haar belangen kan met name door een volwassene toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheden vastleggen voor een periode waarin die volwassene niet in staat zal zijn zijn of haar belangen te behartigen, of voorafgaande richtsnoeren waarin de wensen en voorkeuren van de volwassene worden vastgelegd of waarin directe instructies worden gegeven met betrekking tot bepaalde aangelegenheden, zoals gezondheidszorg, welzijn of de aanwijzing van een vertegenwoordiger door een autoriteit. Dergelijke authentieke akten moeten in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht hebben als in de lidstaat van oorsprong, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht. Bij de vaststelling van de bewijskracht of de meest vergelijkbare bewijskracht van een bepaalde authentieke akte in een andere lidstaat moet worden gelet op de aard en de reikwijdte van haar bewijskracht in het recht van de lidstaat van oorsprong.
(30)Om het verkeer van maatregelen en authentieke akten in de Unie te vergemakkelijken, moeten deze vergezeld gaan van attesten wanneer zij in het buitenland moeten worden erkend, ten uitvoer gelegd of, in voorkomend geval, aanvaard. De procedures voor correctie, intrekking en betwisting van attesten die worden gebruikt voor de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen en de aanvaarding van authentieke akten moeten aan het nationale recht worden overgelaten. In het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie voeren de autoriteiten gerechtelijke taken uit wanneer zij attesten afgeven en ligt deze afgifte in het verlengde van de betrokken voorafgaande gerechtelijke procedure. De lidstaten moeten daarom voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen met betrekking tot een dergelijke afgifte.
(31)In alle lidstaten moeten er centrale autoriteiten worden aangewezen. De centrale autoriteiten moeten met name de bevoegde autoriteiten bijstaan in grensoverschrijdende procedures en moeten met elkaar samenwerken in algemene aangelegenheden en in specifieke gevallen. In individuele gevallen mag de samenwerking niet beperkt blijven tot een specifiek onderdeel van de gerechtelijke of administratieve procedure, en moet zij worden opgestart en voortgezet wanneer er sprake is van een grensoverschrijdend element en er behoefte is aan samenwerking.
(32)Om onnodige tussenschakels te vermijden en de communicatie te versnellen, moeten de bevoegde autoriteiten rechtstreeks informatie of bijstand kunnen vragen aan de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat, maar ook, in voorkomend geval, hun verzoek via de centrale autoriteit van hun lidstaat kunnen verzenden.
(33)Volgens artikel 19 van het UNCRPD moeten personen met een handicap de mogelijkheid hebben om, op voet van gelijkheid met anderen, hun verblijfplaats te kiezen en te beslissen waar en met wie zij leven, en mogen zij niet worden verplicht om in een bepaalde woonomgeving te leven. In het kader van deze verordening kunnen er zich situaties voordoen waarin de autoriteiten van een lidstaat een maatregel moeten nemen met betrekking tot de verblijfplaats of de tijdelijke plaatsing van een volwassene. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om gevallen waarin de autoriteiten de volwassene helpen te beslissen over zijn of haar verblijfplaats of waarin een volwassene niet in staat is zijn of haar mening te uiten en hij of zij geen vertegenwoordiger heeft gemachtigd om te beslissen over zijn of haar verblijfplaats en er een toelating voor een zorginstelling is vereist. Wanneer een dergelijke plaatsing in een andere lidstaat ten uitvoer moet worden gelegd, moet er, voordat de maatregel wordt genomen, een raadplegingsprocedure worden gevolgd om de toestemming van de centrale autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging te verkrijgen. Het verzoek om toestemming van de autoriteit van oorsprong moet de redenen voor de voorgestelde maatregel bevatten, alsook, indien mogelijk, de mening van de betrokken volwassene, in het licht van artikel 19 van het UNCRPD. De centrale autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging moet onverwijld kunnen beslissen of de toestemming al dan niet wordt verleend. Indien er binnen zes weken geen antwoord is ontvangen, mag dit niet worden opgevat als een toestemming en zonder toestemming mag de maatregel niet ten uitvoer worden gelegd. De raadpleging kan achterwege blijven wanneer er sprake is van plaatsing bij een particulier en er geen toezicht vereist is van een overheidsinstantie van de lidstaat van tenuitvoerlegging.
(34)Wanneer de volwassene nauwe banden heeft met een andere lidstaat dan die waarvan de autoriteiten krachtens deze verordening bevoegd zijn, bijvoorbeeld op grond van zijn of haar regelmatige aanwezigheid of het bezit van complexe financiële activa in die staat, kan het nodig zijn om in die andere lidstaat een vertegenwoordiger aan te wijzen. In dergelijke situaties kan de geografische nabijheid van de vertegenwoordiger en een goede kennis van de wetgeving noodzakelijk zijn om de continuïteit van de bescherming van de volwassene te waarborgen. Wanneer die vertegenwoordiger moet worden aangewezen door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, moet het mogelijk zijn om de aanwijzing van een dergelijke vertegenwoordiger aan te vragen bij de autoriteiten van die andere lidstaat waarmee de volwassene nauwe banden heeft, en moeten de gemaakte kosten kunnen worden teruggevorderd.
(35)Vertegenwoordigers van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen, moeten zich in de Unie ongehinderd kunnen beroepen op hun bevoegdheden om die volwassenen te vertegenwoordigen en de belangen van die volwassenen te behartigen. Daarom moeten vertegenwoordigers hun hoedanigheid en bevoegdheden in een andere lidstaat gemakkelijk kunnen aantonen, bijvoorbeeld in een lidstaat waar er zich onroerende goederen of andere activa van de betrokken volwassenen bevinden. Om hen daartoe in staat te stellen, moet er een Europese verklaring van vertegenwoordiging (“de verklaring”) worden ingevoerd. Die verklaring moet een uniforme verklaring zijn die wordt afgegeven voor gebruik in een andere lidstaat. Met het oog op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel mag de verklaring niet in de plaats komen van interne documenten met gelijkaardige strekking in de lidstaten.
(36)De verklaring kan door de vertegenwoordiger van de volwassene worden aangevraagd op basis van een bestaande maatregel of bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden (de “bronmaatregel” en de “door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden”). De verklaring mag dus alleen worden afgegeven wanneer een volwassene daadwerkelijk niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen en de vertegenwoordiger het recht heeft die volwassene actief te vertegenwoordigen met betrekking tot een of meer specifieke aangelegenheden. De verklaring moet informatie bevatten over de omvang van de bevoegdheden die de vertegenwoordiger namens een volwassene mag uitoefenen en, in voorkomend geval, over de aangelegenheden waarvoor de vertegenwoordiger niet gerechtigd is op te treden of onder bepaalde voorwaarden gerechtigd is op te treden.
(37)Het gebruik van de verklaring mag niet verplicht zijn. Dit betekent dat een vertegenwoordiger van een volwassene die gerechtigd is een verklaring aan te vragen, dat niet hoeft te doen en dus de vrijheid heeft om gebruik te maken van nationale documenten of andere krachtens deze verordening beschikbare instrumenten (een maatregel of een authentieke akte) wanneer hij of zij zich beroept op zijn of haar bevoegdheden in een andere lidstaat. Personen die in eigen naam handelen, mogen niet worden verplicht een verklaring over te leggen; de verklaring mag dus alleen worden afgegeven aan vertegenwoordigers die moeten aantonen dat zij bevoegd zijn om ter ondersteuning van of namens een volwassene op te treden.
(38)Om de afgifte van de verklaring te bespoedigen en ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit die de verklaring afgeeft over voldoende informatie over het betrokken geval beschikt, moet de bevoegdheid tot afgifte van de verklaring berusten bij de bevoegde autoriteit die de maatregel heeft genomen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden heeft bevestigd, of bij een andere bevoegde autoriteit die toegang heeft tot informatie over de bronmaatregel of de bronvertegenwoordigingsbevoegdheden (“autoriteit van afgifte”). Het is aan elke lidstaat om zijn autoriteiten van afgifte aan te wijzen en te bepalen of er andere bevoegde instanties bij de afgifteprocedure kunnen worden betrokken. De lidstaten moeten de Commissie de nodige informatie verstrekken over de autoriteiten die bevoegd zijn om een verklaring af te geven, zodat die informatie openbaar kan worden gemaakt.
(39)Om ervoor te zorgen dat de procedure voor afgifte van de verklaring in de hele Unie uniform is, moet deze verordening voorzien in regels voor de afgifte van de verklaring. De autoriteit van afgifte moet de verklaring, op aanvraag en na verificatie van de te staven gegevens, afgeven. De procedure voor het aanvragen en afgeven van de verklaring zou soepeler moeten verlopen omdat de autoriteit van afgifte toegang heeft tot de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden en voorts weet of deze nog geldig is of zijn en welke informatie er daarin is opgenomen. Indien mogelijk moet de autoriteit van afgifte het bij deze verordening ingestelde systeem van gekoppelde beschermingsregisters raadplegen alvorens de verklaring af te geven, teneinde te verifiëren of er in een andere lidstaat sprake is van een tegenstrijdige maatregel of tegenstrijdige vertegenwoordigingsbevoegdheden. Wanneer de aanvrager in de aanvraag voor een verklaring aangeeft dat de verklaring moet dienen als bewijs van zijn of haar bevoegdheden voor een specifiek doel of in een specifieke context moet de autoriteit van afgifte, voor zover mogelijk, in de verklaring voldoende gedetailleerde informatie opnemen over dat doel of die context. Het origineel van de verklaring moet bij de autoriteit van afgifte blijven, die een of meer gewaarmerkte afschriften van de verklaring aan de aanvrager moet verstrekken. Voor de afgifte van de verklaring moet het in de bijlage bij deze verordening opgenomen verplichte formulier worden gebruikt. Om de vertaalkosten te beperken wanneer de verklaring in een andere lidstaat wordt overgelegd, moet het in de bijlage bij deze verordening opgenomen formulier beschikbaar zijn in alle talen van de Unie.
(40)Om ervoor te zorgen dat de verklaring en de gewaarmerkte afschriften daarvan actueel blijven en gebaseerd zijn op een geldige bronmaatregel of door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden, moet de geldigheid van de verklaring en van de gewaarmerkte afschriften daarvan in de tijd worden beperkt. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verklaring kan de autoriteit van afgifte een nieuwe verklaring afgeven indien alle elementen voor de afgifte van de verklaring zijn geverifieerd. Het doel van de beperkte geldigheidsduur is ervoor te zorgen dat de autoriteit van afgifte regelmatig verifieert of de juridische situatie van de volwassene niet is gewijzigd, bijvoorbeeld als gevolg van een latere maatregel betreffende de volwassene of een intrekking van de bevoegdheden van de vertegenwoordiger. In beginsel mag de geldigheidsduur van de verklaring niet meer dan een jaar bedragen. De autoriteit van afgifte kan echter per geval een andere geldigheidsduur vaststellen, met name rekening houdend met het vermoeden van geldigheid van de verklaring en de aan de afgegeven verklaring verbonden gevolgen, met name de bescherming van derden die transacties verrichten met de vertegenwoordiger. De autoriteit van afgifte moet met name rekening houden met de aard en de verwachte duur van de bescherming, de geldigheid van de bronmaatregel, eventuele regelingen die de volwassene heeft getroffen in de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden, en met de doelstelling dat de verklaring een nauwkeurige weergave moet zijn van de juridische situatie van de volwassene gedurende de gehele geldigheidsduur van de verklaring. Tegen deze achtergrond kan de autoriteit een verklaring afgeven met een geldigheidsduur van minder dan een jaar, bijvoorbeeld wanneer de bronmaatregel minder dan een jaar geldig is, of kan zij een verklaring afgeven met een geldigheidsduur van meer dan een jaar, bijvoorbeeld wanneer de bronmaatregel meerdere jaren geldig is en de kans op een wijziging van de omstandigheden met betrekking tot de volwassene minimaal is. De geldigheidsduur van de gewaarmerkte afschriften van de verklaring moet overeenstemmen met de geldigheidsduur van de verklaring.
(41)De verklaring moet in alle lidstaten dezelfde rechtsgevolgen hebben. De verklaring mag geen zelfstandige executoriale titel zijn, maar moet bewijskracht hebben en moet worden geacht nauwkeurig de elementen weer te geven die in de verklaring zijn opgenomen en die zijn vastgesteld krachtens het recht dat van toepassing is op de bescherming van een bepaalde volwassene of krachtens enig ander recht dat van toepassing is op specifieke elementen. Dit vermoeden van nauwkeurigheid wordt versterkt door het feit dat de autoriteit van afgifte vóór de afgifte van de verklaring, onder meer via het systeem van gekoppelde registers, moet verifiëren of de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden geldig blijft of blijven en niet is of zijn vervangen door een latere maatregel of andere bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden. De bewijskracht van de verklaring mag zich echter niet uitstrekken tot elementen die niet door deze verordening worden geregeld, zoals de vraag of een bepaald activum al dan niet toebehoorde aan de volwassene
(42)Eenieder die in contact treedt met een vertegenwoordiger die conform een geldige verklaring is gerechtigd om een volwassene met betrekking tot een bepaalde aangelegenheid te vertegenwoordigen, moet passende garanties krijgen indien hij of zij, op basis van de in de verklaring geattesteerde informatie, te goeder trouw heeft gehandeld. Dezelfde garanties moeten worden geboden aan eenieder die, op basis van de in een geldige verklaring geattesteerde informatie, de vertegenwoordiger van de volwassene toegang geeft tot de onroerende goederen of andere activa van de volwassene, betalingen verricht aan de vertegenwoordiger of goederen van die vertegenwoordiger koopt of ontvangt, mits de vertegenwoordiger conform een geldige verklaring gerechtigd is om met betrekking tot die aangelegenheden namens de volwassene op te treden. De bescherming moet worden verleend indien er gewaarmerkte afschriften worden overgelegd die nog steeds geldig zijn.
(43)Om de toegang tot de rechter te waarborgen en de betrouwbaarheid van de verklaring te vergroten, moet worden voorzien in rechtsmiddelen tegen beslissingen van de autoriteit van afgifte tot afgifte of weigering van afgifte van een verklaring of tegen beslissingen tot correctie, wijziging of intrekking van een verklaring. Wanneer een verklaring wordt gecorrigeerd, gewijzigd of ingetrokken, stelt de autoriteit van afgifte de personen aan wie gewaarmerkte afschriften zijn afgegeven, daarvan in kennis teneinde onrechtmatig gebruik van gewaarmerkte afschriften te voorkomen.
(44)Om een continue bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties in de Unie te waarborgen, moeten de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten toegang hebben tot relevante informatie over het bestaan van door andere autoriteiten genomen maatregelen, met inbegrip van maatregelen die in een andere lidstaat zijn genomen. Voorts is het voor het waarborgen van het recht op autonomie en de vrijheid om eigen keuzes te maken van cruciaal belang dat de wil van een volwassene zoals uitgedrukt in de vertegenwoordigingsbevoegdheden, wordt geëerbiedigd, zelfs wanneer die vertegenwoordigingsbevoegdheden door de volwassene in een andere lidstaat zijn toegekend of door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat zijn bevestigd. Om de informatieverstrekking aan de relevante bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten te verbeteren en te voorkomen dat er parallelle procedures worden gevoerd of dat er geen rekening wordt gehouden met vertegenwoordigingsbevoegdheden, moeten de lidstaten worden verplicht een of meer registers met gegevens over de bescherming van volwassenen op te zetten en bij te houden. Beschermingsregisters moeten verplichte informatie bevatten over de door de betrokken autoriteiten genomen maatregelen en, indien het betrokken nationale recht voorziet in een bevestiging door een bevoegde autoriteit van de vertegenwoordigingsbevoegdheden, verplichte informatie over die bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden. Teneinde de interoperabiliteit en de beschikbaarheid van informatie met betrekking tot de bescherming van volwassenen in de Unie te waarborgen, moeten de lidstaten die vóór de aanneming van deze verordening registers van beschermingsmaatregelen, bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of andere soorten vertegenwoordigingsbevoegdheden die krachtens hun nationale recht zijn geregistreerd, hebben opgezet, dezelfde verplichte informatie beschikbaar stellen in die registers.
(45)Om ervoor te zorgen dat de via het systeem van gekoppelde registers verstrekte informatie relevant is, mag het de lidstaten niet worden belet om, naast de verplichte informatie, aanvullende informatie beschikbaar te stellen via het systeem van gekoppelde registers. De lidstaten moeten met name de mogelijkheid hebben om via het systeem van gekoppelde registers informatie beschikbaar te stellen over de aard van de maatregel, de naam van de vertegenwoordiger of historische gegevens over maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden die vóór de toepassing van deze verordening zijn geregistreerd.
(46)Om de toegang tot de informatie in beschermingsregisters of registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden voor in andere lidstaten gevestigde bevoegde en centrale autoriteiten met een gerechtvaardigd belang te vergemakkelijken, moeten die registers van maatregelen, bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of andere soorten vertegenwoordigingsbevoegdheden aan elkaar worden gekoppeld. Deze verordening moet de rechtsgrondslag bieden voor die koppeling.
(47)De koppeling van de registers van de lidstaten is een essentieel onderdeel van het samenwerkingsmechanisme om de rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties te waarborgen en de rechtszekerheid in de Unie te garanderen. De lidstaten moeten er derhalve voor zorgen dat de in hun registers opgeslagen informatie actueel is. Wanneer de autoriteiten van een lidstaat een in een andere lidstaat genomen maatregel wijzigen of beëindigen, moeten zij ervoor zorgen dat er passende informatie wordt verstrekt aan de autoriteiten van die andere lidstaat, met name om die andere lidstaat in staat te stellen zijn beschermingsregister(s) bij te werken.
(48)Er moet worden gezorgd voor moderne en tijdsefficiënte middelen voor schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten. Voor de procedures uit hoofde van deze verordening moet de schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten in de regel langs elektronische weg geschieden, via een beveiligd en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de back-endsystemen van de lidstaten en interoperabele toegangspunten (waaronder het Europees elektronisch toegangspunt), via welke deze systemen aan elkaar moeten worden gekoppeld. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten gebaseerd zijn op het e-Codex-systeem, dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad.
(49)Verzending via het gedecentraliseerde IT-systeem kan onmogelijk zijn als gevolg van een storing van het systeem of wanneer digitale verzending gezien de aard van de informatie onuitvoerbaar is, zoals de verzending van bewijzen in fysieke of materiële vorm. Indien het gedecentraliseerde IT-systeem niet wordt gebruikt, moet de communicatie geschieden met de meest geschikte alternatieve middelen. Dergelijke alternatieve middelen moeten onder meer inhouden dat de verzending zo snel mogelijk en op een veilige manier geschiedt met andere veilige elektronische middelen of per post.
(50)Andere communicatiemiddelen kunnen geschikter zijn om de flexibiliteit van bepaalde grensoverschrijdende procedures ter bescherming van volwassenen te waarborgen. Daarom mag communicatie via het gedecentraliseerde IT-systeem niet verplicht zijn voor de rechtstreekse communicatie tussen autoriteiten, met name wanneer de autoriteiten behoefte hebben aan rechtstreekse persoonlijke communicatie. In dergelijke gevallen kan er gebruik worden gemaakt van minder formele communicatiemiddelen, zoals e-mail. Aangezien de autoriteiten gevoelige gegevens verwerken, moet er bij de keuze van de passende communicatiemiddelen altijd rekening worden gehouden met de veiligheid en betrouwbaarheid van de informatie-uitwisseling.
(51)Er moet worden voorzien in een moderne vorm van toegang tot de rechter, die natuurlijke en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat stelt elektronisch te communiceren via het Europees elektronisch toegangspunt, dat bij Verordening (EU) [.../...] van het Europees Parlement en de Raad [de digitaliseringsverordening] is ingesteld op het Europees e-justitieportaal.
(52)Het Europees elektronisch toegangspunt moet de elektronische communicatie van natuurlijke en rechtspersonen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogelijk maken in het kader van de procedure betreffende de erkenning of niet-erkenning van een maatregel, de afgifte van attesten en de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting of betwisting van de Europese verklaring van vertegenwoordiging. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen alleen via het Europees elektronisch toegangspunt communiceren wanneer de betrokken particulier of de betrokken particuliere entiteit vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dit communicatiemiddel.
(53)Elke verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening moet plaatsvinden in overeenstemming met de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad. Persoonsgegevens mogen in het kader van deze verordening uitsluitend voor de daarin vermelde specifieke doeleinden worden verwerkt, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679.
(54)In het algemeen moeten de uit hoofde van deze verordening te verwerken persoonsgegevens met name gegevens zijn die zijn opgenomen in de documenten die worden behandeld door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten betreffende de onder deze verordening vallende volwassenen en hun vertegenwoordigers. Die persoonsgegevens moeten met name betrekking hebben op de informatie die nodig is om een maatregel te nemen betreffende de onder deze verordening vallende volwassenen en om hun blijvende bescherming in grensoverschrijdende situaties te waarborgen. Bij de toepassing van deze verordening worden die persoonsgegevens behandeld door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten. Daarnaast kan het nodig zijn dat de Commissie deze gegevens verwerkt met het oog op de ontwikkeling en het onderhoud van de digitale communicatiemiddelen. Deze verordening mag de opslagperiode voor de informatie en persoonsgegevens die door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten worden verwerkt niet beperken, aangezien de bescherming van volwassenen vaak op lange termijn moet worden gewaarborgd en de maatregelen en authentieke akten gedurende een lange periode relevant blijven.
(55)Naast de hierboven beschreven gegevensverwerking, moeten uit hoofde van deze verordening ook persoonsgegevens worden verwerkt om het systeem voor de koppeling van beschermingsregisters en andere registers van vertegenwoordigingsbevoegdheden op te zetten en om het onderhoud en de goede werking van dat systeem te waarborgen. Een dergelijke aanvullende verwerking wordt gerechtvaardigd door de noodzaak voor de in de lidstaten gevestigde bevoegde en centrale autoriteiten met een gerechtvaardigd belang om toegang te hebben tot informatie over de vraag of een bepaalde volwassene in een andere lidstaat bescherming geniet, teneinde de blijvende bescherming van die volwassene in grensoverschrijdende situaties te waarborgen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid te vergroten. De lidstaten moeten verantwoordelijk zijn voor het technisch beheer, het onderhoud en de beveiliging van hun registers en, voor zover hun nationale recht daarin voorziet, voor de juistheid en betrouwbaarheid van de daarin opgenomen gegevens. Gegevens over betrokkenen moeten in de eerste plaats worden opgeslagen in de door de lidstaten bijgehouden registers. Daarnaast kan het nodig zijn dat de Commissie gegevens verwerkt met het oog op de ontwikkeling en het onderhoud van het systeem van gekoppelde registers en dat zij gegevens waartoe via het systeem van gekoppelde registers toegang wordt verkregen, tijdelijk opslaat.
(56)De bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten moeten persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming, in het bijzonder Verordening (EU) 2016/679. Deze verordening moet de rechtsgrondslag bieden voor de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, van Verordening (EU) 2016/679. Deze verordening moet ook de rechtsgrondslag bieden voor de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/1725.
(57)Daarnaast kunnen uit hoofde van deze verordening verwerkte gegevens over volwassenen ook persoonsgegevens over de gezondheidstoestand van die volwassenen omvatten. Die gezondheidsgerelateerde persoonsgegevens kunnen ofwel expliciet zijn opgenomen in de documenten die uit hoofde van deze verordening worden verwerkt, ofwel indirect worden afgeleid uit het feit dat een volwassene, vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van zijn of haar persoonlijke vermogens, niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen. Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679 moeten persoonsgegevens over gezondheid worden behandeld als een bijzondere categorie persoonsgegevens. In deze verordening moeten er voorwaarden en waarborgen worden vastgesteld voor de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten, conform artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2016/679. De gegevens zullen door de autoriteiten van de lidstaten in het kader van hun rechtsbevoegdheid worden verwerkt overeenkomstig punt f) van dat artikel, of de verwerking zal, overeenkomstig punt g) van dat artikel, noodzakelijk zijn om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van deze verordening, die tot doel heeft de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden en andere rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties te verbeteren, de doeltreffendheid en snelheid van gerechtelijke en administratieve procedures met betrekking tot de bescherming van volwassenen te verhogen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid bij grensoverschrijdende transacties te versterken. Evenzo moeten er in deze verordening voorwaarden en waarborgen worden vastgesteld voor de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens door de Commissie, conform artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725. Die verwerking van gegevens zal noodzakelijk zijn voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering conform punt f) van dat artikel, of de verwerking zal noodzakelijk zijn om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van deze verordening conform punt g) van dat artikel.
(58)Er moeten passende waarborgen worden vastgesteld voor een dergelijke verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en dergelijke gegevens mogen alleen uit hoofde van deze verordening worden verwerkt indien dit noodzakelijk is voor en evenredig is aan de in het kader van deze verordening gespecificeerde verwerkingsdoeleinden. Bij het opzetten van het systeem van gekoppelde registers moeten er verschillende waarborgen worden ingevoerd. De via het systeem van gekoppelde registers verwerkte gegevens moeten beperkt blijven tot wat nodig is om toegang te krijgen tot informatie over de maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden betreffende een bepaalde volwassene. De via het systeem van gekoppelde registers verwerkte gegevens moeten derhalve beperkt blijven tot de persoonsgegevens die voorkomen in de in deze verordening omschreven verplichte informatie, tenzij de lidstaten via het systeem van gekoppelde registers toegang verlenen tot aanvullende gegevens, zoals gegevens over geregistreerde vertegenwoordigingsbevoegdheden of over de naam van een vertegenwoordiger en de omvang van de vertegenwoordiging. In het systeem van gekoppelde registers mogen er geen persoonsgegevens worden opgeslagen, met uitzondering van een tijdelijke opslag die nodig is om de toegang tot die gegevens te waarborgen. De toegang tot gegevens via het systeem van gekoppelde registers mag niet openbaar zijn. Alleen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten die krachtens hun nationale recht toegang hebben tot de nationale registers, mogen toegang hebben tot het systeem van gekoppelde registers, mits zij ook een gerechtvaardigd belang hebben bij de toegang tot de betrokken gegevens. Uitvoeringshandelingen moeten voorzien in verdere gegevensbeschermingswaarborgen met betrekking tot de digitale communicatie en de koppeling van registers.
(59)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op [datum] een advies uitgebracht.
(60)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen wat betreft het opzetten van het gedecentraliseerde IT-systeem en het gedecentraliseerde systeem van gekoppelde registers waarin deze verordening voorziet, moeten er aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(61)De aan het publiek te verstrekken formulieren en informatie en de communicatie tussen bevoegde autoriteiten en natuurlijke personen uit hoofde van deze verordening moeten toegankelijk zijn overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad. Bij de beoordeling en tenuitvoerlegging van de toegankelijkheidsvoorschriften moet er rekening worden gehouden met de aard en de rechtsgevolgen van de informatie of de communicatie. Met name moeten de attesten en de Europese verklaring van vertegenwoordiging de inhoud van de genomen maatregel of de toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheden nauwkeurig, gedetailleerd en zonder vereenvoudigingen weergeven.
(62)Teneinde ervoor te zorgen dat de in de artikelen 15 en 17 bedoelde attesten en de in hoofdstuk VII bedoelde Europese verklaring van vertegenwoordiging worden bijgewerkt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met X bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(63)Overeenkomstig het beginsel van wederzijds vertrouwen en teneinde grensoverschrijdende procedures te vergemakkelijken, moeten de administratieve formaliteiten met betrekking tot het verkeer van openbare documenten worden vereenvoudigd voor aangelegenheden betreffende de bescherming van volwassenen. Daarom moeten de in het kader van deze verordening ingediende openbare documenten worden vrijgesteld van legalisatie of soortgelijke formaliteiten, zoals een apostille. Deze vrijstelling moet gelden voor openbare documenten die door een overheidsinstantie van een lidstaat worden afgegeven en aan overheidsinstanties van een andere lidstaat worden overgelegd. Die vrijstelling moet met name gelden in het kader van gerechtelijke procedures met een grensoverschrijdend element of in de bij deze verordening vastgestelde procedures, en moet betrekking hebben op openbare documenten die rechtstreeks verband houden met de bescherming van volwassenen en andere bewijsstukken.
(64)In de betrekkingen tussen de lidstaten moet deze verordening voorrang hebben op het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000. Om er echter voor te zorgen dat het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 wordt toegepast ten aanzien van derde landen die partij zijn bij dat verdrag en waarop deze verordening niet van toepassing is, mag deze verordening niet van toepassing zijn in bepaalde specifieke omstandigheden waarbij de volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats in de Unie heeft en het grensoverschrijdende element van de betrokken zaak dat derde land betreft. Voorts moet de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van een lidstaat en de autoriteiten van een partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 worden geregeld door de desbetreffende bepalingen van dat verdrag.
(65)Deze verordening mag niet van toepassing zijn op kinderen jonger dan 18 jaar, zelfs niet wanneer zij vóór die leeftijd handelingsbekwaam zijn geworden. Dit moet overlapping voorkomen met het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad en het HCCH-Verdrag van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen. Dit moet ook voorkomen dat bepaalde personen noch onder deze verordening, noch onder die twee instrumenten vallen.
(66)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.
(67)[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.] OF
(68)[Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.]
(69)Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de bescherming van de rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties in de Unie, het verhogen van de doeltreffendheid en snelheid van grensoverschrijdende procedures betreffende de bescherming van volwassenen en het vergroten van de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in die situaties, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de rechtstreekse toepasselijkheid en het bindend karakter van deze verordening beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden er regels vastgesteld die:
a)de lidstaat aanwijzen waarvan de autoriteiten bevoegd zijn maatregelen te nemen ter bescherming van de persoon of de goederen van de volwassene;
b)het recht aanwijzen dat door die autoriteiten bij de uitoefening van hun bevoegdheid moet worden toegepast;
c)het recht aanwijzen dat van toepassing is op de vertegenwoordiging van de volwassene;
d)voorzien in de erkenning en de tenuitvoerlegging van deze maatregelen in alle lidstaten;
e)voorzien in de aanvaarding van authentieke akten in alle lidstaten;
f)samenwerking tot stand brengen tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken;
g)de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten digitaliseren en voorzien in digitale communicatiemiddelen tussen natuurlijke en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten;
h)een Europese verklaring van vertegenwoordiging invoeren;
i)een systeem van koppeling van de beschermingsregisters van de lidstaten opzetten.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1.Deze verordening is in burgerlijke zaken van toepassing op de bescherming in grensoverschrijdende situaties van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen.
2.Deze verordening is ook van toepassing op maatregelen met betrekking tot een volwassene die op het tijdstip waarop de maatregelen werden genomen, de leeftijd van 18 jaar niet had bereikt.
3.De in lid 1 bedoelde aangelegenheden kunnen met name het volgende omvatten:
a)de vaststelling van de handelingsonbekwaamheid van een volwassene en de instelling van een beschermingsregeling;
b)de plaatsing van de volwassene onder de bescherming van een gerechtelijke of administratieve autoriteit;
c)voogdij, curatele en overeenkomstige rechtsinstituten;
d)de aanwijzing en de taken van enige persoon of instantie die belast is met de zorg voor de persoon of de goederen van de volwassene, of die de volwassene vertegenwoordigt of bijstaat;
e)beslissingen over de plaatsing van de volwassene in een inrichting of op een andere plaats waar bescherming kan worden geboden;
f)het beheer over, de instandhouding of de vervreemding van de goederen van de volwassene;
g)de machtiging tot een bijzondere interventie ter bescherming van de persoon of de goederen van de volwassene.
4.Deze verordening is niet van toepassing op:
a)onderhoudsverplichtingen;
b)de sluiting, de nietigverklaring en de ontbinding van een huwelijk of van een daarmee gelijk te stellen relatie, alsook de scheiding van tafel en bed;
c)huwelijksvermogensregimes of soortgelijke regimes die van toepassing zijn op met het huwelijk gelijk te stellen relaties;
d)trusts of erfopvolging;
e)sociale zekerheid;
f)overheidsmaatregelen van algemene aard op het gebied van gezondheidszorg;
g)maatregelen met betrekking tot een persoon genomen op grond van door die persoon begane strafbare feiten;
h)beslissingen inzake het recht op asiel en inzake toelating;
i)maatregelen uitsluitend gericht op de openbare veiligheid.
5.Lid 4 laat met betrekking tot de daarin bedoelde aangelegenheden onverlet de bevoegdheid van een persoon om als vertegenwoordiger van de volwassene op te treden.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)“volwassene”: een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt;
2)“maatregel”: elke door een autoriteit van een lidstaat genomen maatregel, ongeacht de benaming ervan, ter bescherming van een volwassene;
3)“vertegenwoordigingsbevoegdheid”: door een volwassene op grond van een overeenkomst of een eenzijdige handeling toegekende bevoegdheden die moeten worden uitgeoefend wanneer die volwassene niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen;
4)“lidstaat van oorsprong”: de lidstaat waar de maatregel is genomen of de authentieke akte formeel is verleden;
5)“authentieke akte”: een document inzake de bescherming van een volwassene dat in een lidstaat formeel als authentieke akte is verleden of geregistreerd en waarvan de authenticiteit:
a)betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de authentieke akte, en
b)is vastgesteld door een overheidsinstantie of door een andere daartoe door de lidstaat van oorsprong bevoegd verklaarde instantie;
6)“autoriteit”: elke gerechtelijke of administratieve autoriteit van een lidstaat die bevoegd is maatregelen te nemen ter bescherming van de persoon of de goederen van een volwassene;
7)“autoriteit van oorsprong”: de autoriteit die de maatregel heeft genomen of de authentieke akte heeft verleden;
8)“bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden”: vertegenwoordigingsbevoegdheden ten aanzien waarvan een bevoegde autoriteit heeft bevestigd dat de vertegenwoordiger aan wie deze bevoegdheden zijn toegekend, deze bevoegdheden mag uitoefenen;
9)“bevoegde autoriteit”: een overheidsinstantie van een lidstaat met verantwoordelijkheden op het gebied van de bescherming van volwassenen;
10)“systeem van gekoppelde registers”: een systeem voor de koppeling van beschermingsregisters en registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden;
11)“gedecentraliseerd IT-systeem”: een netwerk van IT-systemen en interoperabele toegangspunten onder de individuele verantwoordelijkheid en het individuele beheer van elke lidstaat en het Europees elektronisch toegangspunt, dat de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie mogelijk maakt;
12)“beschermingsregister”: een register waarin maatregelen ter bescherming van een volwassene of bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn geregistreerd;
13)“Europees elektronisch toegangspunt”: een interoperabel toegangspunt als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening [...] [de digitaliseringsverordening].
Artikel 4
Verwijzingen naar het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000
Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar het HCCH-Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen (“HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000”), is dat verdrag, dat aan deze verordening is gehecht, van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk II
BEVOEGDHEID
Artikel 5
Algemene bevoegdheid
Onverminderd artikel 6 van deze verordening, wordt de bevoegdheid bepaald overeenkomstig hoofdstuk II van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.
Artikel 6
Bevoegdheidskeuze
1.Niettegenstaande artikel 5, zijn de autoriteiten van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats heeft, bevoegd indien aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:
a)de volwassene heeft gekozen voor de autoriteiten van die lidstaat toen hij of zij nog in staat was zijn of haar belangen te behartigen;
b)de bevoegdheidsuitoefening is in het belang van de volwassene;
c)de autoriteiten van een lidstaat die krachtens de artikelen 5 tot en met 8 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 bevoegd zijn, hebben hun bevoegdheid niet uitgeoefend.
2.Wanneer de autoriteiten van een lidstaat hun bevoegdheid overeenkomstig lid 1 uitoefenen, stellen zij de overeenkomstig artikel 18 aangewezen centrale autoriteit van de lidstaat van de gewone verblijfplaats van de volwassene daarvan in kennis door middel van het formulier in bijlage IV.
3.De in lid 1 bedoelde bevoegdheidskeuze wordt schriftelijk vastgelegd, en gedateerd en ondertekend door de volwassene. Als “schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de keuze duurzaam wordt geregistreerd.
4.De verwijzingen naar artikel 5 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 in artikel 7, leden 1, 2 en 3, de artikelen 9 en 10, en artikel 11, leden 1 en 2, van dat verdrag worden geacht ook naar dit artikel te verwijzen. De in artikel 10, lid 4, van dat verdrag bedoelde informatie wordt, in voorkomend geval, ook verstrekt aan de autoriteit die overeenkomstig lid 1 haar bevoegdheid heeft uitgeoefend.
Artikel 7
Niet-exclusieve bevoegdheid
De bevoegdheid die krachtens artikel 6 van deze verordening aan de door de volwassene gekozen autoriteiten wordt toegekend, is niet exclusief en belet met name niet dat de autoriteiten die krachtens de artikelen 5 en 6 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 bevoegd zijn, hun bevoegdheid uitoefenen wanneer de door de volwassene gekozen autoriteiten hun bevoegdheid niet hebben uitgeoefend of daarvan afstand hebben gedaan.
Hoofdstuk III
TOEPASSELIJK RECHT
Artikel 8
Bepaling van het toepasselijke recht
Het recht dat van toepassing is op de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen wordt bepaald overeenkomstig hoofdstuk III van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.
Hoofdstuk IV
ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING VAN MAATREGELEN
Afdeling 1
Erkenning van maatregelen
Artikel 9
Erkenning van een maatregel
1.Een door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregel wordt in de andere lidstaten erkend zonder dat er daartoe een speciale procedure vereist is.
2.Iedere belanghebbende, met inbegrip van de volwassene op wie de maatregel betrekking heeft, kan de autoriteiten van een lidstaat verzoeken een beslissing te nemen over de erkenning of niet-erkenning van een in een andere lidstaat genomen maatregel.
3.Indien de uitkomst van een procedure voor de autoriteit van een lidstaat afhangt van de beslissing over een incidentele vordering met betrekking tot de weigering of niet-weigering van erkenning, is die autoriteit bevoegd om van die vordering kennis te nemen.
Artikel 10
Gronden voor weigering van de erkenning
De erkenning van een in een andere lidstaat genomen maatregel kan in de volgende gevallen worden geweigerd:
a)indien de maatregel, behalve in spoedeisende gevallen, is genomen in het kader van een gerechtelijke of administratieve procedure zonder dat de volwassene in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord;
b)indien de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
c)indien de maatregel onverenigbaar is met een maatregel die naderhand is genomen in een derde land dat ingevolge artikel 5 of artikel 6 bevoegd zou zijn geweest, en deze latere maatregel voldoet aan de vereisten voor erkenning in de aangezochte lidstaat;
d)indien de in artikel 14 bedoelde procedure niet in acht is genomen.
Afdeling 2
Uitvoerbaarheid en tenuitvoerlegging van maatregelen
Artikel 11
Uitvoerbaarheid (afschaffing van het exequatur)
Een door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregel die in die lidstaat uitvoerbaar is, is in een andere lidstaat uitvoerbaar zonder dat er een verklaring van uitvoerbaarheid nodig is.
Artikel 12
Tenuitvoerlegging
1.Onverminderd afdeling 3 wordt de procedure voor de tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat genomen maatregelen beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging. Een in een lidstaat genomen maatregel die in de aangezochte lidstaat uitvoerbaar is, wordt in de aangezochte lidstaat onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een in die lidstaat genomen maatregel.
2.Niettegenstaande lid 1, zijn de in de aangezochte lidstaat wettelijk vastgestelde gronden voor weigering of voor schorsing van de tenuitvoerlegging van toepassing voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de in artikel 10 genoemde gronden.
Afdeling 3
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 13
Geen inhoudelijke toetsing
Een door de autoriteiten van een lidstaat genomen maatregel mag in geen geval inhoudelijk worden getoetst.
Artikel 14
Procedure
1.Een persoon die de erkenning van een in een lidstaat genomen maatregel vraagt of betwist, of de tenuitvoerlegging van een dergelijke maatregel vraagt of zich op een dergelijke maatregel beroept voor de autoriteiten van een andere lidstaat, legt de volgende documenten over:
a)een afschrift van de maatregel dat voldoet aan de voorwaarden tot vaststelling van de echtheid ervan;
b)een krachtens artikel 15 afgegeven attest.
2.De autoriteit waarbij een in een andere lidstaat genomen maatregel wordt aangevoerd of waarbij de erkenning of tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat genomen maatregel wordt gevraagd of betwist, kan, indien nodig, van de aanvrager een vertaling of transliteratie van de inhoud van het in lid 1, punt b), bedoelde attest verlangen.
Artikel 15
Attest
De autoriteit van oorsprong geeft op verzoek van een belanghebbende een attest af door middel van het formulier in bijlage I, waarin de inhoud van de maatregel wordt weergegeven.
Hoofdstuk V
AUTHENTIEKE AKTEN
Artikel 16
Aanvaarding van authentieke akten
1.Een in een lidstaat verleden authentieke akte heeft in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht als in de lidstaat van oorsprong, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht, mits dit niet kennelijk strijdig is met de openbare orde van de betrokken lidstaat.
2.De overgelegde authentieke akte voldoet aan de voorwaarden voor de vaststelling van de authenticiteit ervan in de lidstaat van oorsprong.
Artikel 17
Attest
Een persoon die van een authentieke akte gebruik wenst te maken in een andere lidstaat, kan de bevoegde autoriteit die de authentieke akte in de lidstaat van oorsprong formeel heeft verleden of geregistreerd, verzoeken het formulier in bijlage II in te vullen, waarin wordt vermeld welke bewijskracht de authentieke akte in de lidstaat van oorsprong heeft.
Hoofdstuk VI
SAMENWERKING
Afdeling 1
Centrale autoriteiten
Artikel 18
Aanwijzing van een centrale autoriteit
1.Elke lidstaat wijst een of meer centrale autoriteiten aan om bijstand te verlenen bij de toepassing van deze verordening en preciseert de bevoegdheid ratione loci en ratione materiae van elke autoriteit.
2.Wanneer een lidstaat meer dan één centrale autoriteit heeft aangewezen, moeten mededelingen direct aan de bevoegde centrale autoriteit worden toegezonden. Wordt een mededeling toegezonden aan een centrale autoriteit die niet bevoegd is, dan zendt deze autoriteit die mededeling door aan de bevoegde centrale autoriteit en stelt zij de afzender daarvan in kennis.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de centrale autoriteiten over toereikende en passende middelen op het gebied van personeel, hulpbronnen en moderne communicatiemiddelen beschikken teneinde hen in staat te stellen hun taken uit hoofde van deze verordening naar behoren uit te voeren.
Artikel 19
Taken van de centrale autoriteiten
1.De centrale autoriteiten werken met elkaar samen en bevorderen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in hun lidstaten bij de toepassing van deze verordening.
2.De centrale autoriteiten verstrekken informatie over de nationale wetgeving, procedures en diensten op het gebied van de bescherming van volwassenen en nemen de maatregelen die zij passend achten om de toepassing van deze verordening te verbeteren.
3.De centrale autoriteiten vergemakkelijken met alle mogelijke middelen de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten.
Artikel 20
Plaats waar een volwassene of een persoon die ondersteuning kan bieden zich bevindt
De centrale autoriteit van een lidstaat verleent, rechtstreeks of via de bevoegde autoriteiten, op verzoek van een autoriteit van een andere lidstaat bijstand bij het achterhalen van de verblijfplaats van:
a)een volwassene wanneer blijkt dat deze zich mogelijk op het grondgebied van de aangezochte lidstaat bevindt en bescherming behoeft;
b)een persoon die volgens de door de volwassene of een andere bevoegde autoriteit verstrekte informatie de volwassene waarschijnlijk ondersteuning kan bieden, wanneer blijkt dat die persoon zich mogelijk op het grondgebied van de aangezochte lidstaat bevindt.
Artikel 21
Plaatsing
1.Indien een autoriteit van een lidstaat overweegt de volwassene te plaatsen in een in een andere lidstaat gevestigde inrichting of andere instelling waar bescherming kan worden geboden, vraagt zij daarvoor eerst de toestemming aan een centrale autoriteit van die andere lidstaat. Daartoe zendt zij, met behulp van het formulier in bijlage VI, de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat een verslag over de volwassene toe, met vermelding van de redenen voor de voorgestelde maatregel.
2.Lid 1 is niet van toepassing wanneer er wordt overwogen de volwassene bij een particulier te plaatsen.
3.Tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk blijkt, wordt de beslissing tot verlening of weigering van toestemming uiterlijk zes weken na de ontvangst van het verzoek toegezonden aan de verzoekende autoriteit.
4.De leden 1, 2 en 3 beletten de centrale autoriteiten of de bevoegde autoriteiten niet om met de centrale autoriteiten of de bevoegde autoriteiten van een of meer andere lidstaten overeenkomsten of regelingen aan te gaan of te handhaven ter vereenvoudiging van de raadplegingsprocedure voor het verkrijgen van toestemming in het kader van hun wederzijdse betrekkingen.
Artikel 22
Aanwijzing van een vertegenwoordiger in het buitenland
1.Wanneer de autoriteit van een lidstaat overweegt een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat aan te wijzen als vertegenwoordiger van een volwassene met het oog op de verlening van ondersteuning bij de tenuitvoerlegging van een maatregel, zendt zij haar verzoek toe aan de centrale autoriteit van de aangezochte staat door middel van het formulier in bijlage VII.
2.Indien de aangezochte centrale autoriteit zulks verlangt, zorgt de verzoekende autoriteit voor de onverwijlde terugbetaling van het volgende:
a)de aan de vertegenwoordiger betaalde vergoedingen, en
b)de kosten van de tenuitvoerlegging van de maatregel in die andere lidstaat.
3.De aangezochte centrale autoriteit kan, alvorens het verzoek uit te voeren, de verzoekende autoriteit verzoeken om een passend deposito of voorschot te storten ter dekking van de verschuldigde kosten.
4.De verplichting voor de partijen om de in lid 2 bedoelde vergoedingen en kosten te betalen of het in lid 3 bedoelde deposito of voorschot te storten, wordt beheerst door het recht van de lidstaat van de verzoekende autoriteit.
Artikel 23
Vergaderingen van de centrale autoriteiten
1.Op gezette tijden worden er vergaderingen van de centrale autoriteiten gehouden teneinde de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.
2.De vergaderingen van de centrale autoriteiten worden met name door de Commissie bijeengeroepen in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG van de Raad.
Afdeling 2
Bevoegde autoriteiten
Artikel 24
Tenuitvoerlegging van maatregelen
De bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat om bijstand verzoeken bij de tenuitvoerlegging van maatregelen.
Artikel 25
Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten
1.Wanneer een maatregel wordt overwogen, kunnen de autoriteiten van een lidstaat, indien de omstandigheden van de volwassene dit vereisen, elke autoriteit van een andere lidstaat die informatie heeft die relevant is voor de bescherming van de volwassene, verzoeken deze informatie te verstrekken.
2.Het in lid 1 bedoelde verzoek wordt rechtstreeks of via de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat toegezonden.
Artikel 26
Ernstig gevaar
1.Wanneer de volwassene is blootgesteld aan een ernstig gevaar, doen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar maatregelen voor de bescherming van de volwassene zijn genomen of worden overwogen, indien hun wordt medegedeeld dat de verblijfplaats van de volwassene is overgebracht naar of dat de volwassene zich bevindt in een andere lidstaat, aan de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaat mededeling van dit gevaar en van de genomen of overwogen maatregelen.
2.De in lid 1 bedoelde informatie wordt rechtstreeks of via de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat toegezonden.
Artikel 27
Rechtstreekse communicatie en samenwerking tussen autoriteiten
1.Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten van de lidstaten onderling samenwerken en rechtstreeks met elkaar communiceren of informatie aan elkaar vragen, mits bij deze communicatie de procedurele rechten van partijen bij de procedure en de vertrouwelijkheid van de informatie in acht worden genomen.
2.De in lid 1 bedoelde samenwerking kan plaatsvinden met alle middelen die de autoriteit passend acht, en kan met name betrekking hebben op mededelingen in het kader van:
a)artikel 5;
b)dit hoofdstuk.
3.Voor mededelingen uit hoofde van artikel 8 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 kunnen de autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van het formulier in bijlage VIII bij deze verordening.
4.Voor informatieverstrekking aan de autoriteiten van een andere lidstaat uit hoofde van de artikelen 7, 10 en 11 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, kunnen de autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van het formulier in bijlage IX bij deze verordening.
Afdeling 3
Algemene bepalingen
Artikel 28
Bemiddeling en alternatieve geschillenbeslechting
De centrale autoriteiten en bevoegde autoriteiten van de lidstaten moedigen, rechtstreeks of via andere instanties, het gebruik van bemiddeling of andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting aan om tot minnelijke schikkingen te komen voor de bescherming van de persoon of de goederen van een volwassene in situaties waarop deze verordening van toepassing is.
Artikel 29
Niet-openbaarmaking van informatie
De centrale autoriteiten en bevoegde autoriteiten van de lidstaten maken de voor de toepassing van deze verordening verzamelde of toegezonden informatie niet openbaar noch bevestigen zij deze, indien zij vaststellen dat zulks:
a)de gezondheid, veiligheid of vrijheid van de volwassene of een andere persoon in gevaar brengt;
b)een bedreiging vormt voor de goederen van de volwassene.
Artikel 30
Kosten van de centrale autoriteiten en de bevoegde autoriteiten
1.De door de centrale autoriteiten en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening verleende bijstand is kosteloos.
2.Onverminderd artikel 37, lid 2, draagt elke centrale autoriteit en elke bevoegde autoriteit de eigen kosten voor de toepassing van deze verordening.
Artikel 31
Talen
1.De uit hoofde van dit hoofdstuk ingediende verzoeken of aanvragen worden gesteld in de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van vestiging van de betrokken centrale autoriteit of de betrokken bevoegde autoriteit of in een andere officiële taal van de instellingen van de Europese Unie die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden, tenzij de centrale autoriteit of bevoegde autoriteit van deze lidstaat vrijstelling van vertaling heeft verleend.
2.De documenten die bij het verzoek of de aanvraag zijn gevoegd, worden niet vertaald in de overeenkomstig lid 1 bepaalde taal, tenzij een vertaling noodzakelijk is om de gevraagde bijstand te verlenen.
Artikel 32
Formulieren
De bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten kunnen de in de bijlagen V en X bij deze verordening opgenomen formulieren gebruiken voor de verzending en de ontvangstbevestiging van een verzoek uit hoofde van dit hoofdstuk.
Artikel 33
Rechtsbijstand
De aanvrager die in de lidstaat van oorsprong in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in aanmerking voor de meest gunstige rechtsbijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de aangezochte lidstaat is vastgesteld:
a)voor procedures tot erkenning of tenuitvoerlegging van een maatregel;
b)voor de betekening of kennisgeving van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk in een andere lidstaat;
c)voor de uit hoofde van dit hoofdstuk vastgestelde procedures.
Hoofdstuk VII
EUROPESE VERKLARING VAN VERTEGENWOORDIGING
Artikel 34
Instelling van een Europese verklaring van vertegenwoordiging
1.Bij deze verordening wordt er een Europese verklaring van vertegenwoordiging (“de verklaring”) ingesteld, die wordt afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt en die de in artikel 40 omschreven rechtsgevolgen heeft.
2.Het gebruik van de verklaring is niet verplicht.
3.De verklaring komt niet in de plaats van de interne documenten die in de lidstaten voor soortgelijke doeleinden worden gebruikt. Zodra de verklaring is afgegeven om in een andere lidstaat te worden gebruikt, heeft zij echter ook in de lidstaat waarvan de bevoegde autoriteiten haar overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk hebben afgegeven, de in artikel 40 omschreven rechtsgevolgen.
Artikel 35
Doel van de verklaring
1.De verklaring wordt afgegeven ten behoeve van vertegenwoordigers die zich in een andere lidstaat moeten beroepen op hun bevoegdheid om volwassenen te vertegenwoordigen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen.
2.De verklaring kan worden gebruikt om aan te tonen dat de vertegenwoordiger op grond van een maatregel of een bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheid bevoegd is de volwassene te vertegenwoordigen, met name met betrekking tot een of meer van de volgende aangelegenheden:
a)de controle, het beheer en de vervreemding van de onroerende goederen of andere activa van de volwassene;
b)de verwerving van onroerende goederen of andere activa namens of voor rekening van de volwassene;
c)de uitvoering van een door de volwassene gesloten overeenkomst;
d)de uitoefening, voor rekening van de volwassene, van een handels‑ of andere activiteit;
e)de vervulling van de verantwoordelijkheden en wettelijke verplichtingen van de volwassene;
f)de afhandeling van gerechtelijke procedures namens of voor rekening van de volwassene;
g)medische beslissingen, waaronder het verlenen en weigeren van toestemming voor de uitvoering van een medische behandeling;
h)beslissingen betreffende het persoonlijke welzijn en de verblijfplaats van de volwassene.
Artikel 36
Bevoegdheid tot afgifte van de verklaring
1.De verklaring wordt afgegeven in de lidstaat waar een maatregel is genomen of waar de vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn bevestigd met betrekking tot een volwassene.
2.De autoriteit van afgifte van de in lid 1 bedoelde lidstaat is:
a)de bevoegde autoriteit die een maatregel heeft genomen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden heeft bevestigd met betrekking tot de volwassene;
b)een andere door de lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit die toegang heeft tot de informatie over de genomen maatregel of de bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden.
Artikel 37
Aanvraag voor een verklaring
1.De verklaring wordt afgegeven op aanvraag van een vertegenwoordiger die krachtens een in een lidstaat genomen maatregel of in een lidstaat bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden bevoegd is de volwassene te vertegenwoordigen (“de aanvrager”).
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de eventuele vergoeding voor het verkrijgen van de verklaring niet hoger is dan de kosten voor het opstellen ervan.
Artikel 38
Afgifte van de verklaring
1.Na ontvangst van de aanvraag voor de verklaring verifieert de autoriteit van afgifte of:
a)de aanvrager het recht heeft de verklaring aan te vragen conform de bevoegdheden die aan hem of haar zijn toegekend uit hoofde van de maatregel die is genomen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden die zijn bevestigd in de lidstaat van de autoriteit van afgifte (“de bronmaatregel” of “de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden”);
b)de te staven gegevens in overeenstemming zijn met die bronmaatregel of die door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden;
c)die bronmaatregel of die door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden geldig blijft of blijven en niet is of zijn vervangen door een latere maatregel of latere bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden.
2.De autoriteit van afgifte verifieert alle in lid 1 vermelde elementen, met name aan de hand van de informatie en documenten waarover zij beschikt. Zij kan ook verder onderzoek verrichten dat nodig is om deze elementen te verifiëren. In dit verband kan zij de aanvrager en/of de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat verzoeken om de informatie of documenten die zij nodig acht om de te staven gegevens te verifiëren.
3.Met het oog op de verificatie van de in lid 1 vermelde elementen raadpleegt de autoriteit van afgifte, indien mogelijk, ook het in hoofdstuk VIII vastgestelde systeem van gekoppelde registers.
4.De aanvrager verstrekt de autoriteit van afgifte, op verzoek, de in lid 1 bedoelde documenten of informatie. Evenzo verstrekken de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten de autoriteit van afgifte, op verzoek, de documenten of informatie waarover zij beschikken, indien die bevoegde autoriteiten krachtens het nationale recht gemachtigd zouden zijn dergelijke informatie aan een andere nationale autoriteit te verstrekken.
5.De autoriteit van afgifte geeft de verklaring onverwijld af zodra alle in lid 1 vermelde elementen met goed gevolg zijn geverifieerd. De verklaring wordt ook afgegeven indien de gewone verblijfplaats van de volwassene naar een andere lidstaat of een derde land is overgebracht. De verklaring wordt niet afgegeven indien de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of de te staven elementen worden betwist, tenzij deze maatregel of bevoegdheden voorlopig van toepassing is of zijn.
6.De verklaring wordt afgegeven door middel van het formulier in bijlage III.
7.De verklaring wordt opgesteld en afgegeven in de taal van de lidstaat van de autoriteit van afgifte. De verklaring mag op verzoek van de aanvrager ook worden afgegeven in een andere officiële taal van de instellingen van de Unie. Dit schept geen verplichting voor de autoriteit die de verklaring afgeeft om voor een vertaling of transliteratie van de vertaalbare inhoud van de vrije tekstvelden te zorgen.
8.De autoriteit van afgifte doet al het nodige om de volwassene en eenieder met een gerechtvaardigd belang in kennis te stellen van de afgifte van een verklaring.
9.De verklaring is geldig voor een periode van een jaar. In gerechtvaardigde gevallen kan de autoriteit van afgifte beslissen dat de geldigheidsduur langer of korter moet zijn, met name wanneer de geldigheidsduur van de bronmaatregel langer of korter is dan een jaar.
Artikel 39
Inhoud van de verklaring
1.In de verklaring wordt vermeld welke bevoegdheden de vertegenwoordiger van een volwassene heeft of, in voorkomend geval, in negatieve zin, welke bevoegdheden hij of zij niet heeft. In voorkomend geval worden in de verklaring ook de beperkingen van deze bevoegdheden of de aan die bevoegdheden verbonden voorwaarden vermeld.
Artikel 40
Rechtsgevolgen van de verklaring
1.De verklaring heeft rechtsgevolgen in alle lidstaten, zonder dat er daartoe een speciale procedure vereist is.
2.De verklaring wordt geacht nauwkeurig de elementen weer te geven die zijn vastgesteld krachtens het recht dat van toepassing is op de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of krachtens enig ander recht dat op specifieke elementen ervan van toepassing is. De persoon die in de verklaring is vermeld als vertegenwoordiger van een volwassene, wordt geacht over de in de verklaring genoemde bevoegdheden te beschikken, zonder dat aan die bevoegdheden andere voorwaarden of beperkingen worden verbonden dan die welke in de verklaring zijn vermeld. Dit vermoeden geldt echter niet voor elementen die niet onder deze verordening vallen.
3.Eenieder die op basis van de in een geldige verklaring geattesteerde informatie in contact treedt met een persoon die volgens de verklaring de vertegenwoordiger van de volwassene is met betrekking tot een bepaalde aangelegenheid, wordt geacht in contact te zijn getreden met een persoon die bevoegd is de volwassene met betrekking tot die aangelegenheid te vertegenwoordigen, tenzij de betrokkene weet dat de inhoud van de verklaring onjuist of ongeldig is of als gevolg van grove nalatigheid geen weet heeft van deze onjuistheid of ongeldigheid.
Artikel 41
Gewaarmerkte afschriften van de verklaring
1.De autoriteit van afgifte bewaart het origineel van de verklaring en verstrekt een of meer gewaarmerkte afschriften aan de aanvrager.
2.Voor de toepassing van artikel 42, lid 3, en artikel 44, lid 2, houdt de autoriteit van afgifte een lijst bij van de overeenkomstig lid 1 van dit artikel afgegeven gewaarmerkte afschriften.
3.Het einde van de geldigheidsduur van een gewaarmerkt afschrift komt overeen met het einde van de geldigheidsduur van de verklaring overeenkomstig artikel 38, lid 9, en wordt op het gewaarmerkte afschrift vermeld als vervaldatum. Na het verstrijken van deze geldigheidsduur, moet iedere houder van een gewaarmerkt afschrift die de verklaring voor de in artikel 35 genoemde doeleinden wil kunnen gebruiken, een nieuwe verklaring aanvragen bij de autoriteit van afgifte.
Artikel 42
Correctie, wijziging of intrekking van de verklaring
1.Schrijffouten in de verklaring worden door de autoriteit van afgifte op verzoek van eenieder met een gerechtvaardigd belang dan wel ambtshalve, gecorrigeerd.
2.Op verzoek van eenieder met een gerechtvaardigd belang of, indien mogelijk krachtens het nationale recht, ambtshalve, wijzigt de autoriteit van afgifte de verklaring of trekt zij deze in, indien is aangetoond dat de verklaring of onderdelen daarvan onjuist of ongeldig zijn.
3.De autoriteit van afgifte stelt eenieder die overeenkomstig artikel 41, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de verklaring heeft ontvangen, onverwijld in kennis van elke correctie, wijziging of intrekking van de verklaring.
Artikel 43
Beroepsprocedures
1.Tegen de door de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 38 genomen beslissingen betreffende de afgifte van een verklaring of de weigering tot afgifte van een verklaring, kan door eenieder met een gerechtvaardigd belang beroep worden ingesteld.
Tegen de door de autoriteit van afgifte overeenkomstig artikel 42 en artikel 44, lid 1, punt a), genomen beslissingen kan door eenieder met een gerechtvaardigd belang beroep worden ingesteld.
Het beroep moet bij een gerechtelijke autoriteit van de lidstaat van de autoriteit van afgifte worden ingesteld, overeenkomstig het recht van die lidstaat.
2.De lidstaten delen de Commissie mee welke gerechtelijke autoriteiten bevoegd zijn voor de behandeling van de in lid 1 bedoelde beroepsprocedures.
3.Indien uit de beslissing over het in lid 1 bedoelde beroep blijkt dat de verklaring onjuist of ongeldig is, corrigeert of wijzigt de bevoegde gerechtelijke autoriteit de verklaring of trekt zij deze in of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de verklaring corrigeert, wijzigt of intrekt.
Indien uit de beslissing over het in lid 1 bedoelde beroep blijkt dat de weigering tot afgifte van de verklaring ongegrond was, geeft de bevoegde gerechtelijke autoriteit de verklaring af of zorgt zij ervoor dat de autoriteit van afgifte de zaak opnieuw behandelt en een nieuwe beslissing neemt.
Artikel 44
Opschorting van de rechtsgevolgen van de verklaring
1.De rechtsgevolgen van de verklaring kunnen worden opgeschort door een van de volgende bevoegde autoriteiten:
a)de autoriteit van afgifte, op verzoek van eenieder met een gerechtvaardigd belang, in afwachting van een wijziging of intrekking van de verklaring overeenkomstig artikel 42;
b)de in artikel 43 bedoelde gerechtelijke autoriteit, op verzoek van eenieder die gerechtigd is beroep in te stellen tegen een beslissing van de autoriteit van afgifte, in afwachting van een beslissing over het beroep.
2.De autoriteit van afgifte of, in voorkomend geval, de gerechtelijke autoriteit stelt eenieder die overeenkomstig artikel 41, lid 1, gewaarmerkte afschriften van de verklaring heeft ontvangen, onverwijld in kennis van de opschorting van de rechtsgevolgen van de verklaring.
Zolang de rechtsgevolgen van de verklaring zijn opgeschort, mogen er geen gewaarmerkte afschriften van de verklaring worden afgegeven.
Hoofdstuk VIII
INSTELLING EN KOPPELING VAN BESCHERMINGSREGISTERS
Artikel 45
Instelling van beschermingsregisters
1.Uiterlijk [twee jaar na de begindatum van toepassing van deze verordening] worden er door de lidstaten op hun grondgebied een of meer registers ingesteld en bijgehouden waarin er informatie wordt geregistreerd over beschermingsmaatregelen en, indien hun nationale recht voorziet in de bevestiging van vertegenwoordigingsbevoegdheden door een bevoegde autoriteit, over die vertegenwoordigingsbevoegdheden (“beschermingsregisters”).
2.De informatie die in de in lid 1 bedoelde registers wordt geregistreerd, omvat het volgende (“verplichte informatie”):
a)de vermelding dat er een maatregel is genomen of, in voorkomend geval, dat er vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn toegekend of bevestigd;
b)de datum van de eerste maatregel en de datum van latere maatregelen of, in voorkomend geval, de datum waarop de vertegenwoordigingsbevoegdheden door een volwassene zijn toegekend of door een bevoegde autoriteit zijn bevestigd;
c)in het geval van voorlopige toepassing van een maatregel of een beslissing inzake vertegenwoordigingsbevoegdheden, de datum waarop de termijn voor het aanvechten van de maatregel of de beslissing inzake vertegenwoordigingsbevoegdheden verstrijkt;
d)in voorkomend geval, de datum waarop de maatregelen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden verstrijken of zullen worden herzien;
e)de bevoegde autoriteit die de maatregel heeft genomen, gewijzigd of beëindigd, dan wel de vertegenwoordigingsbevoegdheden heeft geregistreerd, bevestigd, gewijzigd of beëindigd;
f)naam, geboorteplaats en -datum van de volwassene en, in voorkomend geval, zijn of haar nationaal identificatienummer.
3.De in lid 1 bedoelde informatie wordt zo spoedig mogelijk in de beschermingsregisters bekendgemaakt nadat aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a)de autoriteiten van de lidstaat hebben:
i)een maatregel genomen, gewijzigd of beëindigd, of
ii)de door een volwassene toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheden bevestigd, gewijzigd of beëindigd;
b)de termijn voor het instellen van beroep tegen de maatregel of tegen de beslissing over de vertegenwoordigingsbevoegdheden is verstreken, tenzij de maatregel of de vertegenwoordigingsbevoegdheden voorlopig van toepassing is of zijn.
4.Lid 1 belet de lidstaten niet om in hun beschermingsregisters aanvullende documenten of gegevens op te nemen, zoals de naam van de vertegenwoordiger of de aard en de omvang van de vertegenwoordiging.
Artikel 46
Interoperabiliteit van registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden
Uiterlijk [twee jaar na de begindatum van toepassing van deze verordening] zorgen de lidstaten waar het nationale recht voorziet in elektronische registers met informatie over andere vertegenwoordigingsbevoegdheden die door een bevoegde autoriteit zijn geregistreerd, en waar het nationale recht niet voorziet in de bevestiging van dergelijke vertegenwoordigingsbevoegdheden, ervoor dat die registers de in artikel 45, lid 2, bedoelde verplichte informatie bevatten.
Artikel 47
Koppeling van registers
1.Door middel van uitvoeringshandelingen zet de Commissie een gedecentraliseerd systeem van gekoppelde registers (“systeem van gekoppelde registers”) op dat bestaat uit:
a)de in artikel 45 bedoelde beschermingsregisters van de lidstaten waarin er beschermingsmaatregelen zijn opgenomen en, in voorkomend geval, de in artikel 45 bedoelde beschermingsregisters van de lidstaten waarin er bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn opgenomen en de in artikel 46 bedoelde registers van de lidstaten waarin er andere vertegenwoordigingsbevoegdheden zijn opgenomen;
b)een centraal elektronisch toegangspunt tot de informatie in het systeem.
2.Het systeem van gekoppelde registers voorziet in een zoekfunctie in alle officiële talen van de Unie teneinde het volgende beschikbaar te stellen:
a)de in artikel 45, lid 2, bedoelde verplichte informatie;
b)alle andere documenten of gegevens in de beschermingsregisters of andere registers van vertegenwoordigingsbevoegdheden die de lidstaten via het systeem van gekoppelde registers beschikbaar wensen te stellen.
Artikel 48
Voorwaarden voor toegang tot gegevens via het systeem van gekoppelde registers
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 47, lid 2, bedoelde informatie kosteloos beschikbaar is via het systeem van gekoppelde registers.
2.De via het systeem van gekoppelde registers beschikbare informatie is alleen beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten of de centrale autoriteiten van een lidstaat die:
a)krachtens hun nationale recht toegang hebben tot de verplichte informatie;
b)een gerechtvaardigd belang hebben bij toegang tot deze informatie.
3.Voor de toepassing van lid 2, punt a), voorzien de lidstaten in de middelen om die bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten toegang te verlenen tot het systeem van gekoppelde registers.
4.Op verzoek van die bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten verleent het systeem van gekoppelde registers hun automatisch toegang tot de in artikel 47, lid 2, bedoelde informatie.
Hoofdstuk IX
DIGITALE COMMUNICATIE
Artikel 49
Middelen voor communicatie tussen bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten
1.Schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten of centrale autoriteiten, met inbegrip van de uitwisseling van de in de bijlagen I tot en met X opgenomen formulieren, geschiedt via een beveiligd en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem.
2.Het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem kan ongeschikt zijn voor rechtstreekse communicatie tussen autoriteiten uit hoofde van artikel 27, lid 1, en in plaats daarvan mogen er andere communicatiemiddelen worden gebruikt.
3.Indien elektronische communicatie overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is wegens de verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem, wegens de aard van het verzonden materiaal of wegens uitzonderlijke omstandigheden, vindt de verzending plaats met behulp van de snelste, meest geschikte alternatieve middelen, rekening houdend met de noodzaak om een veilige en betrouwbare uitwisseling van informatie te waarborgen.
Artikel 50
Communicatie via het Europees elektronisch toegangspunt
1.Het Europees elektronisch toegangspunt dat overeenkomstig artikel 4 van Verordening EU [...] [de digitaliseringsverordening] op het Europees e-justitieportaal is ingesteld, kan worden gebruikt voor elektronische communicatie tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten van afgifte van de lidstaten in verband met:
a)procedures voor een beslissing over de erkenning of niet-erkenning van een in een lidstaat genomen maatregel overeenkomstig artikel 10;
b)een aanvraag voor de afgifte van het attest overeenkomstig de artikelen 15 en 17;
c)een aanvraag voor de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting of betwisting van de Europese verklaring van vertegenwoordiging overeenkomstig hoofdstuk VII.
2.Artikel 4, lid 3, artikel 5, leden 2 en 3, en artikel 6 van Verordening EU [...] [de digitaliseringsverordening] zijn van toepassing op elektronische communicatie overeenkomstig lid 1.
Artikel 51
Elektronische handtekeningen en elektronische zegels
1.Het in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde algemene kader voor het gebruik van vertrouwensdiensten is van toepassing op de elektronische communicatie uit hoofde van deze verordening.
2.Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 49, lid 1, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.
3.Indien een document dat wordt verzonden in het kader van de elektronische communicatie als bedoeld in artikel 50, een zegel of handgeschreven handtekening vereist of daarvan is voorzien, mogen in de plaats daarvan geavanceerde elektronische zegels, geavanceerde elektronische handtekeningen, gekwalificeerde elektronische zegels of gekwalificeerde elektronische handtekeningen zoals omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 worden gebruikt.
Artikel 52
Rechtsgevolgen van elektronische documenten
Documenten die worden verzonden in het kader van elektronische communicatie worden hun rechtsgevolgen niet ontzegd en worden niet beschouwd als ontoelaatbaar bij grensoverschrijdende gerechtelijke procedures uit hoofde van deze verordening louter op grond van het feit dat het document elektronisch is.
Hoofdstuk X
GEGEVENSBESCHERMING
Artikel 53
Algemene bepalingen betreffende gegevensbescherming
1.De voor de toepassing van deze verordening vereiste persoonsgegevens worden door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten verwerkt met het oog op de stroomlijning van grensoverschrijdende procedures en de samenwerking tussen de lidstaten op de onder deze verordening vallende gebieden, en dus ter verbetering van de bescherming van volwassenen in internationale situaties. In het bijzonder worden persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening verwerkt met het oog op:
a)het bepalen van de lidstaten waarvan de autoriteiten bevoegd zijn uit hoofde van hoofdstuk II;
b)het bepalen van het recht dat van toepassing is op maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden uit hoofde van hoofdstuk III;
c)het vergemakkelijken van grensoverschrijdende procedures voor de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen uit hoofde van hoofdstuk IV, met inbegrip van het verkrijgen van een beslissing tot erkenning of niet-erkenning van een maatregel overeenkomstig artikel 10 en het overleggen van documenten ten behoeve van het aanvoeren of tenuitvoerleggen van de maatregel overeenkomstig artikel 14;
d)het vergemakkelijken van de aanvaarding van authentieke akten in alle lidstaten uit hoofde van hoofdstuk V;
e)de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten uit hoofde van hoofdstuk VI en in het kader van hun digitale communicatie overeenkomstig artikel 49;
f)de elektronische communicatie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waarvan natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen gebruikmaken in verband met specifieke procedures en aanvragen uit hoofde van deze verordening;
g)de afgifte van de attesten uit hoofde van de artikelen 15 en 17, van de in de bijlagen opgenomen formulieren ter vereenvoudiging van de grensoverschrijdende samenwerking en van een Europese verklaring van vertegenwoordiging uit hoofde van hoofdstuk VII.
2.De krachtens deze verordening te verwerken persoonsgegevens zijn die welke zijn opgenomen in de documenten die voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden behandeld door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de in lid 1 genoemde doeleinden, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679.
3.Voor de toepassing van deze verordening worden de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten die door de lidstaten zijn gemachtigd om deze verordening toe te passen, beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679. Verwerkingsverantwoordelijken zorgen voor de beveiliging, integriteit, authenticiteit en vertrouwelijkheid van de gegevens die voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden verwerkt.
4.Niettegenstaande lid 3, wordt de Commissie beschouwd als een verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door het Europees elektronisch toegangspunt overeenkomstig artikel 50. Deze verwerking heeft tot doel te voorzien in middelen voor elektronische communicatie met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, waarvan natuurlijke personen en rechtspersonen kunnen gebruikmaken in verband met specifieke procedures en aanvragen uit hoofde van deze verordening. De Commissie neemt de nodige technische maatregelen om de beveiliging van de doorgegeven persoonsgegevens te waarborgen, met name de vertrouwelijkheid en integriteit van elke doorgifte.
Artikel 54
Gegevens waartoe toegang is verkregen via het systeem van gekoppelde registers
1.Niettegenstaande artikel 53, zijn de leden 2 tot en met 5 van dit artikel van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van hoofdstuk VIII betreffende de instelling van beschermingsregisters en de koppeling van registers.
2.De verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van hoofdstuk VIII wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de grensoverschrijdende verstrekking van informatie over een maatregel of vertegenwoordigingsbevoegdheden met betrekking tot een bepaalde volwassene te vergemakkelijken. Onverminderd artikel 47, lid 2, punt b), wordt de verwerking beperkt tot de persoonsgegevens die voorkomen in de in artikel 45, lid 2, bedoelde verplichte informatie.
3.Persoonsgegevens worden opgeslagen in de in artikel 45, lid 1, bedoelde beschermingsregisters van de lidstaten of in de in artikel 46 bedoelde registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden. De bewaartermijn van gegevens in het systeem van gekoppelde registers is beperkt tot de tijd die nodig is om die registers te koppelen en om het opvragen van en de toegang tot de gegevens uit die registers mogelijk te maken.
4.De lidstaten zijn overeenkomstig artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 verantwoordelijk voor het verzamelen en opslaan van gegevens in de in de artikelen 45 en 46 bedoelde registers en voor het nemen van beslissingen over het beschikbaar stellen van die gegevens in het in artikel 47 bedoelde systeem van gekoppelde registers.
5.Met betrekking tot het in artikel 47 bedoelde systeem van gekoppelde registers wordt de Commissie beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725. Zij stelt de nodige technische oplossingen vast met het oog op de uitvoering van haar taken in het kader van deze functie. De Commissie neemt met name de nodige technische maatregelen om de beveiliging van persoonsgegevens tijdens de doorgifte ervan, en meer bepaald de vertrouwelijkheid en integriteit ervan, te waarborgen.
Hoofdstuk XI
GEDELEGEERDE HANDELINGEN
Artikel 55
Delegatie van bevoegdheden
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 56 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met X teneinde deze bijlagen bij te werken of daarin technische wijzigingen aan te brengen.
Artikel 56
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in artikel 55 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening].
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 55 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.Een overeenkomstig artikel 55 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Hoofdstuk XII
ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 57
Legalisatie of een soortgelijke formaliteit
In het kader van deze verordening is er geen legalisatie of een soortgelijke formaliteit vereist.
Artikel 58
Verhouding tot andere instrumenten
1.Deze verordening laat onverlet de toepassing van internationale verdragen waarbij een of meer lidstaten op het tijdstip van de vaststelling van de verordening partij zijn en die betrekking hebben op aangelegenheden waarop deze verordening van toepassing is.
2.Niettegenstaande lid 1, heeft deze verordening tussen de lidstaten voorrang op verdragen die uitsluitend tussen twee of meer lidstaten zijn gesloten, voor zover dergelijke verdragen betrekking hebben op aangelegenheden die onder deze verordening vallen.
Artikel 59
Verhouding tot het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000
1.Wat de verhouding tot het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 betreft, is deze verordening van toepassing:
a)met inachtneming van lid 2, wanneer de betrokken volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat heeft;
b)zelfs indien de betrokken volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van een staat die partij is bij dat verdrag en waarop deze verordening niet van toepassing is, met betrekking tot de erkenning en tenuitvoerlegging van een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat genomen maatregel of de aanvaarding van een door een bevoegde autoriteit van een lidstaat verleden authentieke akte op het grondgebied van een andere lidstaat.
2.Niettegenstaande lid 1,
a)is op een volwassene die onderdaan is van een partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 waarop deze verordening niet van toepassing is, artikel 7 van dat verdrag van toepassing;
b)is, wat betreft de overdracht van bevoegdheid tussen een autoriteit van een lidstaat en een autoriteit van een partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 waarop deze verordening niet van toepassing is, artikel 8 van dat verdrag van toepassing;
c)is, wat de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten betreft, hoofdstuk V van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 van toepassing tussen een lidstaat en een partij bij dat verdrag waarop deze verordening niet van toepassing is.
Artikel 60
Vaststelling van uitvoeringshandelingen door de Commissie
1.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake het opzetten van het gedecentraliseerde systeem voor de koppeling van registers als bedoeld in artikel 47 (“systeem van gekoppelde registers”), waarin het volgende wordt geregeld:
a)de technische specificatie ter bepaling van de methoden voor communicatie en informatie-uitwisseling langs elektronische weg op basis van de vastgestelde specificatie van de koppelapparatuur voor het systeem van gekoppelde registers;
b)de technische maatregelen ter waarborging van minimumbeveiligingsnormen inzake informatietechnologie voor het overbrengen en doorgeven van informatie binnen het systeem van gekoppelde registers;
c)de minimumcriteria voor de door het systeem van gekoppelde registers geboden zoekfunctie op basis van de in artikel 45 bedoelde informatie;
d)de minimumcriteria voor de presentatie van de resultaten van de opzoekingen in het systeem van gekoppelde registers op basis van de in artikel 45 bedoelde informatie;
e)de middelen en technische voorwaarden voor de beschikbaarheid van de door het systeem van gekoppelde registers verleende diensten;
f)een technisch semantisch glossarium, waarin de beschermingsmaatregelen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden van de lidstaten beknopt worden toegelicht;
g)de specificatie van de categorieën gegevens waartoe toegang kan worden verkregen, onder meer op grond van artikel 47, lid 2, punt b), en
h)waarborgen inzake gegevensbescherming.
2.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake het opzetten van het gedecentraliseerde IT-systeem als bedoeld in hoofdstuk IX, waarin het volgende wordt geregeld:
a)de technische specificaties ter bepaling van de methoden voor communicatie langs elektronische weg voor de doeleinden van het gedecentraliseerde IT-systeem;
b)de technische specificaties voor communicatieprotocollen;
c)de doelstellingen inzake informatiebeveiliging en relevante technische maatregelen ter waarborging van minimumnormen voor informatiebeveiliging en een hoog niveau van cyberbeveiliging voor het verwerken en verzenden van informatie binnen het gedecentraliseerde IT-systeem;
d)de minimumbeschikbaarheidsdoelstellingen en mogelijke daarmee verband houdende technische vereisten voor de door het gedecentraliseerde IT-systeem verleende diensten, en
e)waarborgen inzake gegevensbescherming.
3.De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 64 bedoelde procedure.
4.De uitvoeringshandelingen inzake het opzetten van het systeem van gekoppelde registers overeenkomstig lid 1 worden uiterlijk [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld.
5.De uitvoeringshandelingen inzake het opzetten van het gedecentraliseerde IT-systeem overeenkomstig lid 2 worden uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] vastgesteld.
Artikel 61
Referentie-implementatiesoftware
1.Met het oog op het opzetten van het in artikel 50 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem is de Commissie verantwoordelijk voor het creëren, onderhouden en ontwikkelen van referentie-implementatiesoftware die de lidstaten desgewenst in plaats van een nationaal IT-systeem als back-endsysteem kunnen gebruiken voor de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten als bedoeld in artikel 49 en tussen natuurlijke personen en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten van afgifte als bedoeld in artikel 50.
2.Het creëren, onderhouden en ontwikkelen van de referentie-implementatiesoftware wordt gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.
3.De Commissie levert, onderhoudt en ondersteunt de referentie-implementatiesoftware kosteloos.
Artikel 62
Kosten voor het opzetten van beschermingsregisters en voor het koppelen van de registers van de lidstaten
1.Het opzetten, onderhouden en ontwikkelen van het in hoofdstuk VIII bedoelde systeem van gekoppelde registers worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie.
2.Elke lidstaat draagt de kosten voor het opzetten en aanpassen van zijn in de artikelen 45 en 46 bedoelde registers teneinde deze interoperabel te maken met het gedecentraliseerde systeem voor de koppeling van registers, alsmede de kosten voor het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die registers. Dit laat onverlet de mogelijkheid om in het kader van de financiële programma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van dergelijke activiteiten.
Artikel 63
Kosten voor het gedecentraliseerde IT-systeem, het Europees elektronisch toegangspunt en de nationale IT-portalen
1.Wat het overeenkomstig hoofdstuk IX opgezette gedecentraliseerde IT-systeem betreft, draagt elke lidstaat de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van de zich op zijn grondgebied bevindende toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem.
2.Elke lidstaat draagt de kosten voor het opzetten en aanpassen van zijn nationale IT-systemen teneinde deze interoperabel te maken met de toegangspunten, alsmede de kosten voor het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.
3.De lidstaten wordt niet belet om in het kader van de desbetreffende financiële programma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in de leden 1 en 2 bedoelde activiteiten.
4.De Commissie draagt alle kosten in verband met het Europees elektronisch toegangspunt.
Artikel 64
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 65
Overgangsbepalingen
1.Deze verordening is slechts van toepassing op maatregelen die zijn genomen, authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd en vertegenwoordigingsbevoegdheden die zijn bevestigd na [de datum van toepassing van deze verordening].
2.Niettegenstaande lid 1, is deze verordening met ingang van [de datum van toepassing van deze verordening] van toepassing op vertegenwoordigingsbevoegdheden die eerder door een volwassene zijn toegekend onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van artikel 15 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000.
3.Hoofdstuk VI inzake samenwerking tussen de centrale autoriteiten is van toepassing op verzoeken en aanvragen die de centrale autoriteiten vanaf [de datum van toepassing van deze verordening] ontvangen.
4.Hoofdstuk VII betreffende de Europese verklaring van vertegenwoordiging is van toepassing op aanvragen voor de verklaring die de autoriteit van afgifte vanaf [de datum van toepassing van deze verordening] ontvangt.
5.De lidstaten nemen het in artikel 49, lid 1, bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem in gebruik op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de in artikel 60, lid 5, bedoelde uitvoeringshandeling.
6.Hoofdstuk VIII betreffende het opzetten en koppelen van beschermingsregisters en registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden is van toepassing op genomen maatregelen en bevestigde of geregistreerde vertegenwoordigingsbevoegdheden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de in artikel 60, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling.
Artikel 66
Monitoring en evaluatie
1.Uiterlijk [tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en dient zij bij het Europees Parlement, de Raad [en het Europees Economisch en Sociaal Comité] een verslag in over de evaluatie van deze verordening, zulks op basis van de door de lidstaten verstrekte en door de Commissie verzamelde gegevens. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.
2.Met ingang van [drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] verstrekken de lidstaten de Commissie jaarlijks in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, de volgende gegevens:
a)het aantal inkomende mededelingen uit hoofde van artikel 7 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 dat is ontvangen door hun autoriteiten van de autoriteiten van een andere lidstaat;
b)het aantal inkomende verzoeken uit hoofde van artikel 8 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 dat is ontvangen door hun autoriteiten van de autoriteiten van een andere lidstaat;
c)het aantal door hun bevoegde autoriteiten afgegeven Europese verklaringen van vertegenwoordiging, alsook het aantal verzoeken om correctie, wijziging of intrekking van eerder afgegeven Europese verklaringen van vertegenwoordiging en, indien mogelijk, de uitsplitsing tussen verklaringen die zijn afgegeven op basis van een bronmaatregel en die welke zijn afgegeven op basis van door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden;
d)het aantal inkomende verzoeken dat de centrale autoriteiten hebben ontvangen van de centrale autoriteiten van andere lidstaten en, indien mogelijk, de aard van die verzoeken;
e)het aantal inkomende verzoeken dat hun autoriteiten of centrale autoriteiten hebben ontvangen van de autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten en, indien mogelijk, de aard van die verzoeken;
f)de gemiddelde doorlooptijd van de door de centrale autoriteiten in het kader van deze verordening behandelde zaken, op basis van het aantal zaken dat in het betrokken jaar is afgesloten. De doorlooptijd van een zaak wordt berekend vanaf de dag waarop zij door de centrale autoriteit wordt geregistreerd tot de dag waarop het dossier definitief is afgesloten.
Artikel 67
Informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld
1.Met het oog op de beschikbaarstelling van informatie aan het publiek in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken verstrekken de lidstaten informatiebladen met een korte samenvatting van hun nationale wetgeving, waaronder, indien beschikbaar, de volgende informatie:
a)een indicatieve lijst van maatregelen ter bescherming van volwassenen;
b)een indicatieve lijst van vertegenwoordigingsbevoegdheden ter bescherming van volwassenen;
c)het bestaan van en de procedures voor de bevestiging van vertegenwoordigingsbevoegdheden;
d)de autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van de bescherming van volwassenen, hun taken en, indien mogelijk, hun contactgegevens;
e)de nationale procedures voor de vaststelling, registratie, bevestiging, wijziging en beëindiging van maatregelen en/of vertegenwoordigingsbevoegdheden.
2.De informatie wordt door de lidstaten voortdurend geactualiseerd.
Artikel 68
Toegankelijkheid
De aan het publiek verstrekte informatie en de formulieren en aanvragen die uit hoofde van deze verordening beschikbaar worden gesteld, worden voor het publiek toegankelijk gemaakt overeenkomstig de toegankelijkheidsvoorschriften van Richtlijn (EU) 2019/882.
Artikel 69
Aan de Commissie mee te delen informatie
1.De lidstaten delen aan de Commissie de volgende informatie mee:
a)de autoriteiten die bevoegd zijn om te beslissen over de erkenning of niet‑erkenning van een in een andere lidstaat genomen maatregel als bedoeld in artikel 9, lid 2;
b)de autoriteiten die bevoegd zijn om het in artikel 15 bedoelde attest af te geven;
c)de relevante bepalingen van hun nationale recht inzake de bewijskracht van authentieke akten ter bescherming van volwassenen;
d)de voorwaarden voor de vaststelling van de authenticiteit van een authentieke akte in hun nationale recht, als bedoeld in artikel 16, lid 2;
e)de autoriteiten die bevoegd zijn om het in artikel 17 bedoelde attest af te geven;
f)de namen, adressen en communicatiemiddelen van de overeenkomstig artikel 18 aangewezen centrale autoriteiten;
g)in voorkomend geval, de namen, adressen en contactgegevens van de autoriteiten en andere instanties die bevoegd zijn om bemiddeling of andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting als bedoeld in artikel 28 aan te bieden;
h)de talen die overeenkomstig artikel 31 voor vertalingen worden aanvaard;
i)de autoriteiten die bevoegd zijn om de in artikel 36, lid 2, bedoelde Europese verklaring van vertegenwoordiging af te geven;
j)de autoriteiten die bevoegd zijn voor de behandeling van de in artikel 43 bedoelde beroepsprocedures;
k)in voorkomend geval, de vergoedingen die de lidstaten conform artikel 37, lid 2, in rekening brengen voor de afgifte van de Europese verklaring van vertegenwoordiging;
l)de gerechtelijke autoriteiten die bevoegd zijn voor de behandeling van beroepsprocedures overeenkomstig artikel 43 en van verzoeken om de opschorting van de rechtsgevolgen van de verklaring overeenkomstig artikel 44;
m)de in artikel 48, lid 2, punt a), bedoelde autoriteiten die via het systeem van gekoppelde registers toegang hebben tot informatie.
2.De lidstaten delen de in lid 1, punten a) tot en met l), bedoelde informatie uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op een periode van 15 maanden na het begin van de toepassing van deze verordening mee, en de in lid 1, punt m), bedoelde informatie uiterlijk op de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 60, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling.
3.De lidstaten delen de Commissie eventuele wijzigingen van de in lid 1 bedoelde informatie mee.
4.De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde informatie openbaar via gepaste middelen, waaronder het Europees e-justitieportaal.
Artikel 70
Inwerkingtreding en toepassing
1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2.Zij is van toepassing met ingang van [de eerste dag van de maand volgend op de periode van achttien maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].
3.De artikelen 49 en 50 zijn van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 60, lid 2, bedoelde uitvoeringshandeling.
4.De artikelen 45 en 46 zijn van toepassing met ingang van [twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].
5.Artikel 47 is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van de in artikel 60, lid 1, bedoelde uitvoeringshandeling.
6.Artikel 38, lid 3, is van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de periode van twee jaar na de vaststelling van de in artikel 60, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter