Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0269

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002

    COM/2023/269 final

    Brussel, 1.6.2023

    COM(2023) 269 final

    2023/0163(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002

    (Voor de EER relevante tekst)

    {SWD(2023) 147 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    De eerste bouwstenen van het Europees maritiem veiligheidsbeleid werden gelegd in het begin van de jaren 1990, na de ongelukken met de olietankers Aegean Sea (1992) en Brear (1993). Door de groeiende internationale handel en de verdieping van de interne markt van de EU zijn de scheepvaartactiviteiten in Europa en in de wateren rond Europa toegenomen. Tegelijk werden de risico’s van de scheepvaart erkend, wat de behoefte aan een krachtiger Europees optreden op het gebied van maritieme veiligheid onderstreepte. Al in de jaren 1990 werden regels voor havenstaatcontrole en classificatiebureaus ingevoerd. De inspanningen van de EU zijn aanzienlijk versneld na de ongevallen met de olietankers Erika (1999) en Prestige (2002). Die ongevallen brachten uiterst kostbare schade toe aan het milieu, de visserij en het toerisme. Ze maakten duidelijk dat het rechtskader voor maritieme veiligheid van de EU moest worden verbeterd en dat praktische maatregelen moesten worden getroffen om verontreiniging te voorkomen en tegen te gaan. Naar aanleiding van het ongeval met de Erika werden de pakketten Erika I (COM(2000) 142) en Erika II (COM(2000) 802) voorgesteld. Die omvatten respectievelijk een reeks kortetermijnmaatregelen en een reeks complexere langetermijnacties om het Europees maritiem veiligheidsbeleid te versterken.

    Erika II beoogde met name de oprichting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) (“het Agentschap”), dat de Commissie en de EU-landen moest ondersteunen bij de toepassing van en het toezicht op de EU-wetgeving voor maritieme veiligheid, alsook bij de evaluatie van de doeltreffendheid ervan. Het EMSA werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van 27 juni 2002, om een “hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen binnen de Gemeenschap” te waarborgen.

    Vervolgens werden de doelstellingen en taken van het Agentschap geleidelijk uitgebreid om zijn activiteiten aan te passen aan de ontwikkelingen in het maritiem beleid van de EU. Verordening (EG) nr. 1406/2002 is sinds 2002 vijfmaal gewijzigd, voornamelijk als gevolg van wijzigingen in de maritieme wetgeving van de EU.

    Het EMSA is in 2017 extern geëvalueerd. De conclusie luidde dat, hoewel de doelstellingen, activiteiten en resultaten van het Agentschap toereikend zijn, het mandaat moet worden gewijzigd om het aan te passen aan de ontwikkelingen in de wetgeving, de sector en de toekomstige politieke prioriteiten.

    Voorts werd in de in december 2019 aangekondigde Europese Green Deal benadrukt dat we sneller moeten overschakelen op een klimaatneutrale economie zonder verontreiniging, onder meer door de overgang naar duurzame mobiliteit met aanzienlijke verschuivingen naar schonere brandstoffen en duurzamer maritiem vervoer. Die nieuwe strategie bouwt voort op de regels voor het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen 1 (2012) en voor de monitoring, rapportage en verificatie van CO2-emissies 2 (2015). In december 2020 nam de Commissie haar strategie voor duurzame en slimme mobiliteit aan, waarin de oprichtingsverordening van het EMSA werd herzien (“actie 77” van het actieplan bij de strategie 3 ).

    Het mandaat van het Agentschap moet om de volgende redenen worden herzien: 1) door de veranderende behoeften van de maritieme sector en het nieuwe regelgevingskader van de EU is het mandaat geen correcte afspiegeling van de activiteiten van het EMSA; 2) de administratieve en financiële bepalingen van het mandaat zijn geen afspiegeling van het recentste regelgevingskader van de EU voor het bestuur van agentschappen; 3) het Agentschap wordt geconfronteerd met krappe middelen voor het vervullen van zowel zijn huidige taken als de nieuwe taken en activiteiten die voortvloeien uit de behoeften van de sector, zoals de groene transitie, of uit ontwikkelingen op het vlak van wetgeving, zoals het nieuwe pakket maritieme veiligheid.

    De voorgestelde herziening van het mandaat van het EMSA heeft tot doel: 1) de huidige taken en doelstellingen beter te verankeren en weer te geven in de oprichtingsverordening, zodat het Agentschap wettelijk gemachtigd is die taken te vervullen en de lidstaten en de Commissie te ondersteunen met de nodige technische, operationele en wetenschappelijke bijstand om de maritieme veiligheid en de groene en digitale transitie van de sector te waarborgen; 2) te waarborgen dat de oprichtingsverordening van het EMSA toekomstbestendig is door voldoende flexibiliteit toe te staan om nieuwe taken op te nemen die inspelen op de veranderende behoeften van de maritieme sector; 3) te waarborgen dat het Agentschap over voldoende personele en financiële middelen beschikt om zijn rol te vervullen.

    Sinds de oorspronkelijke oprichtingsverordening in 2002 werd vastgesteld, hebben zich in de maritieme sector verschillende ontwikkelingen voorgedaan. De oprichtingsverordening van het Agentschap is vijf keer gewijzigd, waarbij in 2013 een ondertussen achterhaald onderscheid is gemaakt tussen kern- en neventaken. Sinds die laatste substantiële wijziging van de oprichtingsakte van het Agentschap in 2013 zijn ook de regels voor het administratief en financieel bestuur van EU-agentschappen gewijzigd. De verouderde structuur van het mandaat, in combinatie met de behoefte om de nieuwe taken van het EMSA op het gebied van maritieme veiligheid, duurzaamheid, decarbonisatie, beveiliging, cyberbeveiliging, toezicht en bijstand bij crisisbeheersing op te nemen en te weerspiegelen, vraagt om een nieuwe EMSA-verordening ter vervanging van de oprichtingsverordening.

    Een nieuwe verordening zal ook de structuur van de rechtshandeling helpen te verduidelijken, bijvoorbeeld door het onderscheid tussen kern- en neventaken te schrappen en nieuwe taken in te voeren voor elk onderdeel van het optreden van het Agentschap. Daardoor zullen de taken die al in het vorige mandaat van het Agentschap waren opgenomen, in de nieuwe verordening behouden blijven maar zal tegelijk rekening worden gehouden met de nieuwe taken en zullen de administratieve en financiële bepalingen worden aangepast aan het nieuwe kader.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Volgens de verordening heeft het EMSA de opdracht om de lidstaten en de Commissie technisch en operationeel bij te staan bij een breed scala aan activiteiten die voortvloeien uit verschillende onderdelen van de maritieme wetgeving.

    Op het gebied van maritieme veiligheid weerspiegelt de verordening de bijstand van het EMSA aan de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen, Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole en Richtlijn 2009/18/EG tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaart. Bij de herziening is rekening gehouden met de nieuwe voorstellen van de Commissie tot wijziging van die drie richtlijnen. Bovendien houdt de verordening ook verband met de EU-wetgeving voor de veiligheid en registratie van passagiersschepen, met name Richtlijn 2009/45/EG inzake veiligheidsvoorschriften en ‑normen voor passagiersschepen en Richtlijn 98/41/EG van de Raad inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen. Het Agentschap moet relevante databanken en instrumenten blijven ontwikkelen om de uitvoering van die richtlijnen te ondersteunen, en actief blijven helpen om de algemene veiligheid van passagiersschepen te garanderen. Verder wordt in de verordening voorgesteld dat het Agentschap bijstand blijft verlenen bij de toepassing van de regels voor “erkende organisaties” in het kader van Verordening (EG) nr. 391/2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties, Richtlijn 2014/90/EU inzake uitrusting van zeeschepen en Richtlijn (EU) 2022/993 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden.

    Op het gebied van duurzaamheid moet het Agentschap zijn bijstand bij de toepassing van de nieuwe voorgestelde regels voor verontreiniging vanaf schepen 4 en de invoering van sancties voor inbreuken voortzetten en uitbreiden, en tegelijk de uitvoering van aanvullende Richtlijn (EU) 2019/883 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen blijven ondersteunen. In het voorstel krijgt het Agentschap ook de opdracht om de uitvoering te blijven ondersteunen van Richtlijn 2008/56/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie) en Richtlijn (EU) 2016/802 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen. Ten slotte is het voorstel een afspiegeling de huidige werkzaamheden van het Agentschap om de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 inzake scheepsrecycling te ondersteunen.

    Op het gebied van het koolstofvrij maken van de scheepvaart wordt van het Agentschap verwacht dat het de Commissie en de lidstaten ondersteunt bij de uitvoering van nieuwe regels voor het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart en van regels die voortvloeien uit de uitbreiding van het EU-emissiehandelssysteem tot het maritiem vervoer 5 . Die activiteiten zullen worden toegevoegd aan de diensten die het Agentschap al verleent. Het Agentschap zal worden verzocht om de Commissie en de lidstaten te blijven ondersteunen bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer.

    Op het gebied van beveiliging wordt in de verordening voorgesteld de bijstand voort te zetten die het Agentschap aan de Commissie verleent bij de uitvoering van Verordening (EG) nr. 725/2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten.

    Wat monitoring en bewaking van de positie van schepen op zee betreft, is het voorstel in overeenstemming met de taken die het Agentschap al verricht voor de uitvoering van Richtlijn 2002/59/EG betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart.

    Ten slotte is het voorstel in overeenstemming met de taken die aan de Commissie zijn toebedeeld in het kader van Verordening (EU) 2019/1239 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem, waarbij het Agentschap wordt opgedragen de Commissie bij die taken te blijven bijstaan.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Het voorstel ondersteunt de uitvoering van de politieke en beleidsprioriteiten van de Unie die zijn opgenomen in de Europese Green Deal, de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit en het “Fit for 55”-pakket. Het is ook in overeenstemming met de onlangs aangekondigde acties op het gebied van maritieme veiligheid en de nieuwe mededeling van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger over een versterkte EU-strategie voor maritieme veiligheid om een vreedzaam gebruik van de zee te waarborgen en het maritieme gebied tegen nieuwe dreigingen te beschermen 6 .

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    In titel VI (artikelen 90-100) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is het prerogatief van de EU vastgelegd om bepalingen vast te stellen voor het gemeenschappelijk vervoersbeleid. Daarom heeft de EU het recht om op grond van het Verdrag op te treden door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op te richten. Overeenkomstig artikel 100, lid 2, VWEU kan de Uniewetgever passende bepalingen voor de zeevaart vaststellen. In artikel 91, lid 1, punt a), VWEU is bepaald dat de Unie op het gebied van vervoer bevoegd is om gemeenschappelijke regels voor internationaal vervoer vast te stellen. Daarom zou de voorgestelde verordening gebaseerd worden op artikel 100, lid 2, VWEU, dat als rechtsgrondslag voor Verordening (EG) nr. 1406/2002 heeft gediend.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Het subsidiariteitsbeginsel wordt volledig geëerbiedigd, omdat er behoefte is aan EU-optreden om de lidstaten en de Commissie bij te staan bij het bereiken van het vereiste niveau van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging en bescherming van het mariene milieu in de EU.

    Bovendien wordt erkend dat het Agentschap sinds zijn oprichting in 2002 doeltreffend te werk gaat. Er wordt ook erkend dat er behoefte is aan een gedecentraliseerd EU-agentschap dat de Commissie en de lidstaten op de relevante beleidsterreinen bijstaat. Zonder het EMSA zouden veel van de taken die voortvloeien uit de maritieme wetgeving van de EU, niet kunnen worden uitgevoerd met hetzelfde kwaliteitsniveau of zonder het risico van dubbel werk door de lidstaten.

     

    Evenredigheid

    Het voorstel is evenredig omdat het de enige manier is om de nodige wijzigingen in het mandaat van het Agentschap aan te brengen.

    Maatregelen op EU-niveau hebben niet tot doel om nationale maatregelen of autoriteiten te vervangen of om de relevantie ervan in twijfel te trekken. Het voorstel houdt geen nieuwe taken voor het Agentschap in, behalve de taken die het Agentschap de voorbije jaren al heeft verricht om de Commissie en de lidstaten bij te staan bij de uitvoering van het relevante beleid, alsook de nieuwe taken die voortvloeien uit het “Fit for 55”-pakket en het maritieme pakket. Het voorstel heeft tot doel een betere juridische afspiegeling te zijn van de huidige situatie.

    Keuze van het instrument

    Aangezien dit voorstel tot doel heeft een bestaande verordening te vervangen, wordt een verordening als het geschiktste instrument beschouwd.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Het mandaat van het EMSA is tweemaal extern geëvalueerd, in 2008 en in 2017. De eerste keer werd het Agentschap in het algemeen positief beoordeeld en werd geconcludeerd dat het “een leemte op het gebied van maritieme veiligheid in de Europese Unie heeft opgevuld” 7 . De evaluatie bevatte elf aanbevelingen, die volgens de evaluatie van 2017 volledig zijn opgevolgd. In die laatste evaluatie, over de periode 2013-2016, werd de algemene positieve beoordeling van het Agentschap bevestigd en werd geconcludeerd dat het EMSA een belangrijke bijdrage levert aan “een veiliger en betrouwbaarder maritiem milieu en aan het toegenomen vermogen van de lidstaten om verontreiniging van de zee te voorkomen en tegen te gaan” 8 .

    Ondanks die over het geheel genomen positieve beoordeling werd in de evaluatie van 2017 benadrukt dat er in de toekomst waarschijnlijk behoefte zou zijn aan een versterkt mandaat, zodat het EMSA de Commissie en de lidstaten, en indirect de maritieme sector, beter zou kunnen ondersteunen. In het algemeen werd in de evaluatie van 2017 geconcludeerd dat “een beëindiging of beperking van het mandaat van het EMSA aanzienlijke negatieve gevolgen zou hebben voor de maritieme veiligheid in Europa” 9 .

    In 2017 zijn ook de kosteneffectiviteit en de kostenefficiëntie van de diensten voor de bestrijding van olieverontreiniging van het EMSA specifiek beoordeeld 10 . Daarbij werd vastgesteld dat het EMSA zijn opdracht om operationele bijstand en steun te verlenen bij olieverontreiniging, naar behoren heeft vervuld. Meer bepaald werden de activiteiten van het Agentschap kosteneffectief bevonden ten opzichte de economische gevolgen van een gebrek aan capaciteit om op te treden bij olieverontreiniging en te voorkomen dat de olie de kust bereikt. De beoordeling bevatte aanbevelingen om de operationele respons te verbeteren.

    Ten slotte heeft de Commissie in 2018 een geschiktheidscontrole uitgevoerd van de EU-strategie voor zeevervoer uit 2009 11 . Daarin werd de bijdrage van het EMSA aan de betrokkenheid van de EU bij het zeevervoer onderstreept, door het verstrekken van opleiding, capaciteitsopbouw, technische bijstand en gemeenschappelijke databanken. In het rapport werd met name gewezen op de meerwaarde van het EMSA door het hosten en het bevorderen van de ontwikkeling van systemen op EU-niveau, zoals SafeSeaNet, THETIS en, zij het in mindere mate, de databank voor ongevallenonderzoek van het Europees Informatieplatform voor scheepvaartongevallen (EMCIP). In de geschiktheidscontrole werd aanbevolen om te blijven voortbouwen op de capaciteit van het EMSA, met bijzondere aandacht voor steun aan en investeringen in digitale systemen, toepassingen en databanken.

    Raadpleging van belanghebbenden

    De voornaamste raadplegingsactiviteiten ter ondersteuning van dit voorstel waren:

    een door de Commissie georganiseerde openbare raadpleging van 28 maart tot 20 juni 2022. Daar hebben echter maar 15 respondenten op geantwoord;

    twee gerichte enquêtes onder belanghebbenden om specifieke informatie te verzamelen: de ene over de eventuele taken die in het nieuwe mandaat moeten worden opgenomen, met 122 antwoorden van voornamelijk autoriteiten van lidstaten, en de andere over de geraamde kostenbesparingen door taken te laten uitvoeren op EU-niveau en niet door de lidstaten. De eerste online-enquête liep van maart tot april 2022, de tweede van november tot december 2022;

    26 gerichte interviews over specifieke onderzoeksvragen met vertegenwoordigers op EU-niveau van belangrijke belanghebbenden, georganiseerd door de consultant die belast was met de externe ondersteunende studie, van januari tot juli 2022;

    twee workshops met deskundigen uit de maritieme sector om te overleggen over verschillende aspecten van de herziening, georganiseerd door de consultant die belast was met de externe ondersteunende studie, op 13 december 2021 en 4 maart 2022;

    aanvullende gerichte raadplegingen van de lidstaten over de beleidsmaatregelen en de voortgang van de herziening, georganiseerd door de Commissie. Die vonden plaats tijdens twee vergaderingen van het EU-comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen op 2 juni en 29 november 2022, en tijdens een workshop met de maritieme directeuren van de lidstaten op 17 mei 2022.

    De standpunten van de belanghebbenden sloten aan bij de behoefte om de huidige taken van het Agentschap beter weer te geven in zijn mandaat, dat door de meerderheid als achterhaald werd beschouwd, met name op het gebied van duurzaamheid, decarbonisatie en digitalisering van de maritieme sector.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    Het voorstel is gebaseerd op een externe ondersteunende studie waarin een onderzoek werd ingesteld naar de problemen in verband met het huidige mandaat en de correcte weergave van de taken van het Agentschap. Het grootste deel werd gewijd aan de uitbreiding van de taken zodat het Agentschap de lidstaten en de sector beter kan ondersteunen bij toekomstige uitdagingen, met name de groene en digitale transitie.

    Effectbeoordeling

    Het voorstel voorziet in een wijziging van de oprichtingsverordening van het EMSA, die uitsluitend voortvloeit uit verplichtingen die reeds zijn ingevoerd of voorgesteld in andere wetgevingsteksten en die daarom beter in juridische termen moeten worden weergegeven. Het behandelt ook de huidige taken van het EMSA die niet specifiek in zijn mandaat worden genoemd, hoewel die nu een groter deel van zijn activiteiten uitmaken.

    Hoewel de herziening aanvankelijk aan een effectbeoordeling zou worden onderworpen, werd uiteindelijk duidelijk dat de beleidsdoelstelling die ook van belanghebbenden de voorkeur kreeg, geen fundamentele wijziging van de rol van het Agentschap inhield door het om te vormen tot een regelgevend agentschap. Het gaat veeleer om een betere weergave van zijn huidige rol en de taken die het verricht op basis van de flexibiliteitsmechanismen die al in zijn mandaat zijn opgenomen.

    Dat leidde tot de conclusie dat er geen wezenlijk verschillende beleidsopties waren die moesten worden overwogen in een effectbeoordeling. Daarom werd een afstemming met het basisscenario van de taken die voortvloeien uit andere wetgevingsteksten of die het Agentschap reeds verricht dankzij de flexibiliteit van zijn mandaat, passender geacht. Overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving is dan ook geen volledige effectbeoordeling uitgevoerd.

    Bij het voorstel is niettemin een werkdocument van de diensten van de Commissie gevoegd met achtergrondinformatie over het Agentschap, waarin wordt uitgelegd waarom de oprichtingsverordening moet worden gewijzigd en de taken moeten worden uitgebreid, en waarin de middelen worden voorgesteld die aan elk van die taken moeten worden toegewezen.

    In het werkdocument van de diensten van de Commissie wordt gesteld dat het mandaat duidelijk moet worden geactualiseerd en aangepast om beter weer te geven wat het Agentschap nu doet en wat het de komende jaren moet doen in overeenstemming met de prioriteiten van de EU en de behoeften van zowel de lidstaten als de sector.

    Grondrechten

    De herziening als zodanig heeft geen rechtstreekse gevolgen voor de grondrechten. De door en voor het Agentschap verzamelde gegevens zijn statistisch van aard, terwijl alle gegevens voor zeevarenden worden geanonimiseerd. Artikel 8 van het Handvest van de grondrechten (“bescherming van persoonsgegevens”) wordt dus niet geschonden. Het voorstel heeft evenmin gevolgen voor andere grondrechten.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Dit wetgevingsvoorstel zou gevolgen hebben voor de begroting en de personeelsbehoeften van het Agentschap zoals die momenteel in het meerjarig financieel kader (MFK) zijn opgenomen en die ontoereikend zijn voor de taken die het Agentschap moet uitvoeren. Naar schatting zullen er voor de rest van de periode van het meerjarig financieel kader (MFK) een extra begroting van ongeveer 50,997 miljoen EUR en ongeveer 33 extra posten nodig zijn om het Agentschap de nodige middelen te verschaffen voor de uitvoering van zijn herziene mandaat. Voor de nieuwe taken van het Agentschap die in dit wetgevingsvoorstel zijn opgenomen, zijn er dan ook extra financiële en personele middelen vereist in vergelijking met de middelen die zijn uitgetrokken in het goedgekeurd meerjarig financieel kader 2021-2027, dat voorziet in een jaarlijkse verhoging van de EU-bijdrage aan het Agentschap met 2 %.

    De budgettaire gevolgen van de extra financiële middelen voor het Agentschap zullen worden gecompenseerd door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven in rubriek 1; dat zou ook moeten leiden tot een stabilisering van de behoefte aan middelen van het Agentschap in de periode 2021-2027. Het Agentschap heeft zich ook verplicht tot een plan waarbij intern zeven posten worden herschikt om een aantal behoeften te dekken die voortvloeien uit de in dit voorstel voorgestelde versterking van de taken. Alvorens een verdere uitbreiding voor te stellen van taken waarvoor extra middelen nodig zijn, zal de Commissie met de hulp van het Agentschap de activiteiten en middelen van het EMSA blijven doorlichten om te waarborgen dat alle mogelijkheden tot herschikking binnen het Agentschap ook in de toekomst worden benut.

    De gedetailleerde berekening van de gevolgen voor de begroting en van de benodigde personele en administratieve middelen zijn opgenomen in het financieel memorandum bij dit voorstel.

    De in dit deel en in het bijgevoegde financieel memorandum beschreven gevolgen voor de begroting omvatten de volledige budgettaire gevolgen van de nieuwe verordening tot instelling van het EMSA en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002, alsook de budgettaire gevolgen voor i) de herziening van Richtlijn 2009/21/EG betreffende vlaggenstaatverplichtingen, ii) de herziening van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole, iii) de herziening van Richtlijn 2009/18/EG betreffende het onderzoek van ongevallen en iv) de herziening van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen. De gevolgen voor de begroting van de laatste vier voorstellen worden nader omschreven in de respectieve financiële memoranda.

    Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidige MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Het toezicht op en de evaluatie van het mandaat van het Agentschap zouden grotendeels worden uitgevoerd met behulp van de mechanismen die van toepassing zijn in het kader van deze verordening. Artikel 41 voorziet in een evaluatie waarbij met name de resultaten, de effectiviteit en de doelmatigheid van het Agentschap en zijn werkwijzen worden beoordeeld, en waarbij ook kan worden nagegaan of de structuur, de werking, het actiegebied en de taken van het Agentschap moeten worden gewijzigd en wat de financiële gevolgen van die wijzigingen zijn. Naar aanleiding van deze evaluatie zal de Commissie gegevens verzamelen via haar vertegenwoordiger op de vergaderingen van de raad van beheer van het Agentschap en in het kader van het toezicht dat zij samen met de lidstaten uitoefent op de werkzaamheden van het Agentschap.

    Artikelsgewijze toelichting

    In dit deel worden de belangrijkste bepalingen van de nieuwe EMSA-verordening toegelicht, zo nodig in verband met wijzigingen van de oorspronkelijke tekst van Verordening (EG) nr. 1406/2002.

    HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DOELSTELLINGEN:

    Artikel 1 en 2: Er wordt een artikel over het onderwerp en het toepassingsgebied ingevoegd, evenals een afzonderlijk artikel over de doelstellingen van het Agentschap. Die twee artikelen vervangen het vorige artikel 1 over de doelstellingen, omdat die zijn herzien om rekening te houden met de nieuwe taken van het Agentschap op het gebied van duurzaamheid, decarbonisatie, digitalisering, toezicht en maritiem bewustzijn.

    HOOFDSTUK II TAKEN VAN HET AGENTSCHAP:

    In dit nieuwe hoofdstuk worden de taken van het Agentschap beschreven en wordt het onderscheid tussen kern- en nevenactiviteiten geschrapt. In plaats daarvan wordt een thematische aanpak gevolgd, van horizontale steun tot taken op het gebied van maritieme veiligheid, duurzaamheid, decarbonisatie, beveiliging, cyberbeveiliging, maritiem toezicht, crisissen, digitalisering, vereenvoudiging, bezoeken en inspecties.

    Artikel 3 voorziet in de flexibiliteit van artikel 2 van het vorige mandaat, zodat het Agentschap technische en operationele bijstand aan de Commissie en de lidstaten kan verlenen bij taken die onder zijn bevoegdheid vallen. De artikelen omvatten bijstand aan de Commissie bij de voorbereiding van nieuwe wetgeving, maar ook voor andere wetgeving waarbij taken aan de Commissie worden toegewezen waarvoor zij bijstand van het Agentschap nodig zou kunnen hebben, overeenkomstig de taken uit hoofde van artikel 2, lid 2, punten a) tot en met d), van het vorige mandaat. Het betreft ook operationele en technische bijstand aan de lidstaten voor taken die onder de doelstellingen van artikel 2, lid 3, punten a) en b), van het vorige mandaat vallen. Dit artikel is bedoeld om het mandaat flexibel en toekomstbestendig te maken voor het geval er nieuwe taken voortvloeien uit toekomstige wetgeving op het gebied van de behoeften van de sector.

    Artikel 4 omvat de taken van het Agentschap op het gebied van maritieme veiligheid, met behoud van de taken in artikel 2, lid 4, punten c) en e), van het vorige mandaat. Het bevat ook activiteiten van het Agentschap in verband met andere wetgevingsteksten, met name over de vlaggen- en havenstaatcontrole aangezien wordt voorgesteld die te wijzigen, de wetgeving over de veiligheid van passagiersschepen en over erkende organisaties, met inbegrip van artikel 2, lid 3, punt c), van het vorige mandaat, de richtlijn inzake uitrusting van zeeschepen en de werkzaamheden op het vlak van autonome schepen.

    Artikel 5 omvat de taken van het Agentschap op het vlak van duurzaamheid, met behoud van de taken in artikel 2, lid 3, punten d), f) en g), en artikel 2 bis, lid 2, punten a) en e), van het vorige mandaat. Het bevat ook de wijzigingen die voortvloeien uit het nieuwe voorstel voor een richtlijn inzake verontreiniging vanaf schepen en de huidige activiteiten van het Agentschap op het vlak van havenontvangstvoorzieningen, de uitstoot van zwavel en stikstofoxide en de wetgeving inzake scheepsrecycling.

    Artikel 6 omvat de taken van het Agentschap om de scheepvaart koolstofvrij te maken, waarbij de taak van artikel 2 bis, lid 2, punt b), van het vorige mandaat wordt gewijzigd en verder uitgebreid. Het omvat de werkzaamheden van het Agentschap voor de FuelEU Zeevaart-verordening, voor de uitbreiding van het emissiehandelssysteem tot de scheepvaart en voor de wetgeving inzake monitoring, rapportage en verificatie. Het Agentschap krijgt de opdracht de Commissie en de lidstaten te blijven ondersteunen bij hun inspanningen om de broeikasgasuitstoot van de scheepvaart te verminderen, zowel binnen de EU als bij de door EU geleide inspanningen binnen de IMO.

    Artikel 7 omvat de taken van het Agentschap op het gebied van maritieme beveiliging en cyberbeveiliging, waarin de taak van artikel 2, lid 2, punt b), van het vorige mandaat wordt overgenomen en waaraan de betrokkenheid van het Agentschap bij de inspanningen om weerbaarheid tegen cyberdreigingen te ontwikkelen, wordt toegevoegd.

    Artikel 8 omvat de taken van het Agentschap op het vlak van maritiem toezicht en maritieme crisissen, met behoud van de taken van artikel 2, lid 4, punten a), b) en i), en artikel 2 bis, lid 2, punten c) en d), van het vorige mandaat. In het artikel wordt ook het dag en nacht actieve centrum voor maritiem bewustzijn van het Agentschap voorgesteld, dat al een cruciale rol heeft gespeeld bij het verlenen van bijstand in tijden van crisis.

    Artikel 9 omvat de taken van het Agentschap op het vlak van digitalisering en vereenvoudiging, met behoud van de taken van artikel 2, lid 4, punt d), en artikel 2 bis, lid 2, punten a) en b), van het vorige mandaat. Het weerspiegelt ook de taak van het Agentschap om de Commissie bij te staan bij de invoering van het Europees maritiem éénloketsysteem.

    Artikel 10 is een afspiegeling van het vorige artikel 3 over de bezoeken en inspecties die het Agentschap moet uitvoeren. Het voorziet ook in flexibiliteit, waardoor het Agentschap de Commissie indien nodig bijstand kan verlenen bij alle andere inspecties op het gebied van de zeevaart.

    HOOFDSTUK III ANDERE TAKEN VAN HET AGENTSCHAP OP HET GEBIED VAN INTERNATIONALE BETREKKINGEN EN SAMENWERKING MET DE EUROPESE KUSTWACHT:

    Artikel 11 bevat de taken van artikel 2, lid 4, punt h), en artikel 2, lid 5, van het vorige mandaat, maar breidt die uit met de bijstand van het Agentschap aan de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden met betrekking tot derde landen.

    Artikel 12 is een herhaling van artikel 2 ter van het vorige mandaat, en artikel 13 regelt de communicatieactiviteiten van het Agentschap.

    In HOOFDSTUK IV en HOOFDSTUK V (artikelen 14 tot en met 26) worden de regels voor de organisatie van het Agentschap vastgesteld. Die regels zijn gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1406/2002. De gewijzigde regels in dit hoofdstuk zijn het gevolg van de uitvoering van de gezamenlijke verklaring en aanpak van de Commissie, het Europees Parlement en de Raad inzake gedecentraliseerde agentschappen (2012). De belangrijkste wijzigingen zijn onder meer de invoering van een flexibiliteitsmechanisme met betrekking tot verschillende verzoeken om bijstand of de uitvoering van bepaalde taken, dat in de eerste plaats een overweging en analyse door de raad van beheer mogelijk maakt van de beschikbare personele en financiële middelen in het kader van de jaarlijkse en meerjarige programmering (artikel 17), en de invoering van een uitvoerende raad (artikel 21), terwijl de vorige raad van bestuur wordt omgedoopt tot raad van beheer. In het bijzonder:

    In artikel 14 wordt de structuur van het Agentschap omschreven. De artikelen 15 tot en met 20 hebben betrekking op de samenstelling, de taken en de werkmethoden van de raad van beheer. Die zijn ontwikkeld op basis van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EG) nr. 1406/2002 en de gemeenschappelijke aanpak. Artikel 17: “jaarlijkse en meerjarige werkprogramma’s” is een nieuw, afzonderlijk artikel over werkprogramma’s dat nuttig wordt geacht voor duidelijkheid overeenkomstig de gezamenlijke verklaring.

    Artikel 21 bevat de regels voor de uitvoerende raad, die de raad van beheer ondersteunt en de vergaderingen van de raad van beheer voorbereidt.

    Artikel 22 en artikel 23 bevatten een beschrijving van de benoemingsprocedure en de verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur, en zijn gebaseerd op artikel 15 en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1406/2002 en de gemeenschappelijke aanpak.

    Artikel 24 is een herhaling van artikel 17 van het vorige mandaat.

    HOOFDSTUK VI (artikelen 25 tot en met 29) bevat de financiële bepalingen. Die bepalingen zijn aangepast aan de recentste financiële regels 12 . De wijzigingen van de financiële bepalingen ten opzichte van Verordening (EG) nr. 1406/2002 vloeien voort uit de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak en de financiële regels die momenteel gelden voor gedecentraliseerde agentschappen van de EU. Wat betreft de begrotingsprocedures, de indiening van rekeningen en de kwijting, zijn de aangebrachte wijzigingen gering. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het vorige mandaat is aangebracht in artikel 26, op grond waarvan het Agentschap voor bepaalde taken vergoedingen in rekening zou kunnen brengen. Het is aan het Agentschap om in een later stadium, zodra deze verordening van toepassing is, te beslissen of het van deze mogelijkheid gebruik zal maken, terwijl de vaststelling van het bedrag van de vergoeding voor diensten aan derde landen en de sector zal gebeuren door middel van een uitvoeringshandeling als nader voorgeschreven in artikel 33.

    In HOOFDSTUK VII (artikelen 30 tot en met 31) zijn de bepalingen inzake het personeel opgenomen.

    In hoofdstuk VIII (artikelen 32 tot en met 45) zijn de algemene en slotbepalingen opgenomen. De wijzigingen ten opzichte van Verordening (EG) nr. 1406/2002 zijn het gevolg van de uitvoering van de gemeenschappelijke aanpak en van aanpassingen aan recentere wetgeving. De meeste van die bepalingen waren al opgenomen in Verordening (EG) nr. 1406/2002. De nieuwe artikelen 33 en 34 over de comitéprocedure zijn noodzakelijk voor de toepassing van mogelijke vergoedingen.

    Dit hoofdstuk bevat ook overgangsbepalingen (artikel 43) om een correcte overgang van het vorige naar het nieuwe mandaat mogelijk te maken zonder dat de diensten van het EMSA worden onderbroken.

    2023/0163 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 13 ,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 14 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)In de Unie zijn een aantal wetgevingsmaatregelen vastgesteld om de maritieme veiligheid te verbeteren, de duurzaamheid te bevorderen door verontreiniging te voorkomen en de scheepvaart koolstofvrij te maken, en de uitwisseling van informatie en de digitalisering van de maritieme sector te vergemakkelijken. Die wetgeving kan alleen effect sorteren als ze in de hele Unie op een correcte en uniforme wijze wordt toegepast. Dat zou een gelijk speelveld garanderen, concurrentievervalsing als gevolg van economische voordelen voor schepen die de regels niet naleven beperken en de oprechte marktspelers in de scheepvaart belonen.

    (2)Het behalen van die doelstellingen vereist aanzienlijke technische werkzaamheden onder leiding van een gespecialiseerde instantie. In 2002 werd in het kader van het tweede “Erika-pakket”, binnen het bestaande institutionele kader en met inachtneming van de verantwoordelijkheden en rechten van de lidstaten als vlaggen-, haven- en kuststaten, een Europees agentschap opgericht om een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid te waarborgen en verontreiniging vanaf schepen te voorkomen.

    (3)Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (“het Agentschap”) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad 15 , met de bedoeling de Commissie en de lidstaten bij te staan bij de effectieve uitvoering op het niveau van de Unie van de wetgeving op het gebied van maritieme veiligheid en het voorkomen van verontreiniging, door middel van passende bezoeken aan de lidstaten om toezicht op de desbetreffende wetgeving te houden en opleiding en capaciteitsopbouw te verstrekken.

    (4)Na de oprichting van het Agentschap in 2002 is de wetgeving van de Unie op het gebied van maritieme veiligheid, duurzaamheid, preventie van verontreiniging en maritieme beveiliging aanzienlijk uitgebreid, waardoor het mandaat van het Agentschap vijfmaal is gewijzigd.

    (5)Sinds 2013 zijn de taken van het Agentschap nog aanzienlijk uitgebreid, hetzij door de activering van relevante neventaken zoals voorgeschreven in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1406/2002, hetzij door verzoeken om technische bijstand van de Commissie en de lidstaten, met name op het gebied van de decarbonisatie en digitalisering van de maritieme sector. Bovendien heeft de wijziging van de Richtlijnen 2005/35/EG 16 , 2009/16/EG 17 , 2009/18/EG 18 en 2009/21/EG 19 van het Europees Parlement en de Raad rechtstreekse gevolgen voor de taken van het Agentschap. Die richtlijnen voorzien met name in taken voor het Agentschap op het vlak van verontreiniging vanaf schepen, de regeling inzake havenstaatcontrole op het niveau van de Unie, de activiteiten van de lidstaten met betrekking tot onderzoeken in verband met ongevallen op zee in de wateren van de Unie en de verplichtingen van de lidstaten als vlaggenstaten.

    (6)Daarnaast moet het administratief en financieel bestuur van het Agentschap worden afgestemd op het interinstitutioneel akkoord over het bestuur van gedecentraliseerde agentschappen 20 en de financiële kaderregeling voor de gedecentraliseerde organen van de Unie 21 .

    (7)Gezien het grote aantal wijzigingen is het passend Verordening (EG) nr. 1406/2002 in te trekken en te vervangen door een nieuwe rechtshandeling.

    (8)Het Agentschap werd aanvankelijk opgericht om bij te dragen tot de totstandbrenging van een hoog niveau van maritieme veiligheid in de hele Unie en tevens bijstand te verlenen bij de preventie van verontreiniging door schepen en later ook door olie- en gasinstallaties. Hoewel die doelstellingen verder werden versterkt door toevoeging van het bevorderen van de maritieme beveiliging, lag de focus van het Agentschap de voorbije jaren ook op ondersteuning bij de ontwikkeling van regels voor de decarbonisatie en de digitalisering van de scheepvaart. Die aspecten moeten aan de algemene doelstellingen van het Agentschap worden toegevoegd, zodat het kan bijdragen tot de doelstellingen van de groene en digitale transitie van de sector. Ook de cruciale rol van het Agentschap in het verschaffen van een beeld van het maritiem bewustzijn door satellieten en van op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, rechtvaardigt de toevoeging van een desbetreffende algemene doelstelling van het Agentschap.

    (9)In die doelstellingen moeten de gebieden worden omschreven waarop het Agentschap zich inzet om de Commissie en de lidstaten met technische en operationele bijstand te ondersteunen bij de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie.

    (10)Om die doelstellingen op correcte wijze te kunnen verwezenlijken, is het passend dat het Agentschap specifieke taken uitvoert op het gebied van maritieme veiligheid, duurzaamheid, decarbonisatie van de zeevaart, maritieme beveiliging, cyberbeveiliging, maritiem toezicht, maritieme crisissen en de bevordering van de digitalisering en de uitwisseling van gegevens op maritiem gebied.

    (11)Naast die specifieke taken moet het Agentschap op verzoek van de Commissie of de lidstaten horizontale technische ondersteuning bieden voor de uitvoering van taken die onder zijn bevoegdheden en doelstellingen vallen en die voortvloeien uit toekomstige behoeften en ontwikkelingen op het niveau van de Unie. Bij die extra taken wordt rekening gehouden met de beschikbare personele en financiële middelen waarmee de raad van beheer van het Agentschap rekening moet houden voordat hij besluit die taken op te nemen in het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap als onderdeel van zijn jaarlijks of meerjarig werkprogramma. Dat is noodzakelijk om te waarborgen dat indien nodig voorrang wordt gegeven aan bepaalde taken die de kernopdracht van het Agentschap vormen.

    (12)Het Agentschap beschikt over grote technische deskundigheid op de gebieden die onder zijn bevoegdheid vallen en moet de lidstaten derhalve opleiding en capaciteitsopbouw aanbieden. Daartoe moet het gemeenschappelijke kernprogramma’s en cursussen opstellen en de technologisch meest geavanceerde instrumenten gebruiken.

    (13)De technische deskundigheid van het Agentschap moet ook worden benut voor maritiem onderzoek en om bij te dragen tot de relevante activiteiten van de Unie op dat gebied. Het Agentschap moet met een proactieve aanpak bijdragen tot de doelstellingen om de maritieme veiligheid, de decarbonisatie van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging door schepen te verbeteren. Het Agentschap kan daartoe niet-bindende richtsnoeren, aanbevelingen of handleidingen uitvaardigen die de Commissie, de lidstaten en/of de maritieme sector kunnen helpen om die doelstellingen te verwezenlijken.

    (14)Het Agentschap moet een proactieve aanpak voor het bepalen van veiligheidsrisico’s en -problemen ontwikkelen, op basis waarvan het aan de Commissie om de drie jaar rapporteert over de vooruitgang op het gebied van maritieme veiligheid. Bovendien moet het Agentschap de Commissie en de lidstaten blijven bijstaan bij de uitvoering van de relevante wetgeving van de Unie, met name op het gebied van vlaggen- en havenstaatverplichtingen, het onderzoek van ongevallen op zee, de wetgeving inzake de veiligheid van passagiersschepen, erkende organisaties en de uitrusting van zeeschepen. Ten slotte moet het Agentschap een proactieve rol spelen in de ondersteuning van het gebruik van autonome en geautomatiseerde oppervlakteschepen op zee. Het is ook belangrijk om verder gegevens te verzamelen over de opleiding en diplomering van zeevarenden en over het Maritiem Arbeidsverdrag uit 2006.

    (15)Sinds de verordening in 2013 een laatste keer grondig is gewijzigd, hebben zich in de maritieme sector belangrijke ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid voorgedaan. Naast de taken die tot nu toe onder zijn mandaat vielen, zoals de preventie van verontreiniging door schepen en olie- en gasinstallaties, voornamelijk door de exploitatie van CleanSeaNet, moet het Agentschap de Commissie blijven bijstaan bij de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad 22 door deze taak in zijn aangepaste mandaat op te nemen. Bovendien moet het Agentschap steeds meer bijstand blijven verlenen bij de uitvoering van de elementen van Richtlijn 2008/56/EG 23 en Richtlijn (EU) 2016/802 24 van het Europees Parlement en de Raad die betrekking hebben op de scheepvaart. Die twee gebieden zijn, samen met de betrokkenheid van het Agentschap bij het verzamelen, analyseren en delen van gegevens over de uitstoot van stikstofoxide (NOx) door schepen, van belang voor de duurzaamheid van de maritieme sector, waarover het Agentschap om de drie jaar een voortgangsrapport moet uitbrengen.

    (16)Op het gebied van decarbonisatie moeten de inspanningen van de Internationale Maritieme Organisatie om de uitstoot van de scheepvaart wereldwijd te beperken, worden aangemoedigd. Het gaat onder meer om de snelle uitvoering van de IMO-strategie ter vermindering van de broeikasgasemissies van schepen, die in 2018 is aangenomen. Er worden besprekingen gevoerd over de middelen om die ambitie in praktijk te brengen, waaronder een herziening van de oorspronkelijke strategie. Op het niveau van de Unie zijn beleidsmaatregelen en wetgevingsvoorstellen ontwikkeld om de decarbonisatie en de duurzaamheid van de sector verder te ondersteunen en bevorderen, zoals met name tot uiting komt in de Europese Green Deal, de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, het “Fit for 55”-pakket en de strategie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen. Bijgevolg moet de noodzaak om de broeikasgasuitstoot van de maritieme sector te verminderen, worden opgenomen in het mandaat van het Agentschap.

    (17)Hoewel het Agentschap de Commissie en de lidstaten moet blijven helpen bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad 25 , moet het in dat verband ook bijstand blijven verlenen bij de uitvoering van nieuwe regelgeving voor de decarbonisatie van de scheepvaart die voortvloeit uit het “Fit for 55”-pakket, zoals Verordening [...] betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer en de met de scheepvaart verband houdende elementen van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap 26 . Het Agentschap moet op het niveau van de Unie een voortrekkersrol blijven spelen in de overschakeling van de sector op hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, door onderzoek te verrichten naar en richtsnoeren te verstrekken voor het gebruik en de uitrol van duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, waaronder walstroom, en de toepassing van oplossingen voor energie-efficiëntie en door wind ondersteunde voortstuwing. Om de vooruitgang op het gebied van decarbonisatie van de scheepvaart te monitoren, moet het Agentschap om de drie jaar aan de Commissie rapporteren over de inspanningen op het gebied van broeikasgasreductie en over eventuele aanbevelingen van zijn kant.

    (18)Op het gebied van maritieme beveiliging moet het Agentschap technische bijstand aan de Commissie blijven verlenen voor inspecties in het kader van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten 27 . Aangezien het aantal cyberbeveiligingsincidenten in de maritieme sector de voorbije jaren aanzienlijk is toegenomen, moet het Agentschap de inspanningen van de Unie ondersteunen om de weerbaarheid tegen cyberincidenten te vergroten, door de uitwisseling van beste praktijken en informatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

    (19)Het Agentschap moet het bij Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad 28 ingestelde monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart blijven hosten, samen met andere systemen die de opstelling van een beeld van het maritiem bewustzijn ondersteunen. In dat verband moet het Agentschap een cruciale rol blijven spelen in het beheer van het onderdeel maritieme beveiliging van het Copernicus-programma en moet het gebruik blijven maken van de beschikbare geavanceerde technologie, zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, die voor de lidstaten en andere organen van de Unie een nuttig bewakings- en monitoringinstrument zijn. Het Agentschap heeft ook aangetoond dat het een strategische rol speelt bij het verschaffen van maritiem situationeel bewustzijn bij diverse crisissen, zoals de COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Bijgevolg moet het Agentschap een centrum leiden dat 24 uur per dag en 7 dagen per week geopend is en dat de Commissie en de lidstaten in dergelijke noodsituaties moet bijstaan.

    (20)Digitalisering van gegevens is een onderdeel van de technologische vooruitgang op het gebied van gegevensverzameling en -overdracht, dat tot doel heeft kosten te helpen verlagen en efficiënt gebruik te maken van personele middelen. De inzet en het gebruik van autonome maritieme oppervlakteschepen (MASS) en de digitale en technologische ontwikkelingen bieden heel wat nieuwe mogelijkheden op het gebied van gegevensverzameling en het beheer van geïntegreerde systemen. Dat biedt mogelijkheden voor de digitalisering, automatisering en standaardisering van verschillende processen, waardoor de veiligheid, de duurzaamheid en de efficiëntie van maritieme operaties, waaronder toezichtsmechanismen, op het niveau van de Unie kunnen worden bevorderd en de administratieve lasten voor de lidstaten tegelijk worden verminderd. In dat verband moet het Agentschap onder meer het gebruik van elektronische certificaten, het verzamelen, registreren en evalueren van technische gegevens, de systematische exploitatie van bestaande databanken, waaronder kruisbestuiving door het gebruik van innovatieve IT- en AI-instrumenten, en in voorkomend geval de ontwikkeling van extra interoperabele databanken faciliteren en bevorderen.

    (21) Voor een correcte uitvoering van de taken waarmee het Agentschap is belast, is het wenselijk dat zijn beambten in de lidstaten inspectiebezoeken verrichten om toezicht uit te oefenen op het algemene functioneren van het Uniesysteem voor maritieme veiligheid en de preventie van verontreiniging. Het Agentschap moet ook inspecties uitvoeren om de Commissie bij te staan bij de beoordeling van de doeltreffende uitvoering van het Unierecht.

    (22)De Commissie en de lidstaten kunnen technische bijstand en deskundigheid nodig hebben in het kader van de IMO, de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat, dat op 26 januari 1982 is ondertekend in Parijs (“Memorandum van overeenstemming van Parijs”). De Commissie kan ook technische bijstand van het Agentschap nodig hebben voor maritieme steun aan derde landen, met name middelen voor capaciteitsopbouw en de preventie en bestrijding van verontreiniging. Als onderdeel van het enig programmeringsdocument moet de raad van beheer van het Agentschap een strategie voor internationale betrekkingen van het Agentschap vaststellen met betrekking tot aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen.

    (23)De nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren zijn verantwoordelijk voor een breed gamma van taken, die onder meer kunnen bestaan uit veiligheid, beveiliging, opsporing en redding, grenstoezicht, visserijcontrole, douanetoezicht, algemene rechtshandhaving en milieubescherming op maritiem gebied. Het Agentschap, het bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad 29 opgericht Europees Grens- en kustwachtagentschap en het bij Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad 30 opgericht Europees Bureau voor visserijcontrole moeten daarom, elk binnen hun opdracht, zowel hun onderlinge samenwerking als de samenwerking met de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, intensiveren teneinde de maritieme situatiekennis te versterken en samenhangende en kostenefficiënte maatregelen te ondersteunen.

    (24)De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten, noch aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit internationale verdragen zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, en andere toepasselijke internationale maritieme instrumenten.

    (25)Om het besluitvormingsproces in het Agentschap te stroomlijnen en ter wille van de efficiëntie en de effectiviteit, moet een bestuur met een tweetrapsstructuur worden ingesteld. Daartoe dienen de lidstaten en de Commissie vertegenwoordigd te zijn in een raad van beheer die beschikt over de noodzakelijke bevoegdheden, onder meer om de begroting op te stellen en het programmeringsdocument goed te keuren. De raad van beheer moet algemene richtsnoeren voor de werkzaamheden van het Agentschap verstrekken en nauwer worden betrokken bij het controleren van de werkzaamheden van het Agentschap, om het toezicht op administratieve en begrotingszaken te versterken. Er moet een kleinere uitvoerende raad worden opgericht, die op passende wijze de vergaderingen van de raad van beheer voorbereidt en de besluitvorming van de raad van beheer ondersteunt. De bevoegdheden van de uitvoerende raad moeten worden afgebakend in een door de raad van beheer vast te stellen mandaat; daartoe behoren in voorkomend geval adviezen en voorlopige beslissingen die door de raad van beheer definitief moeten worden goedgekeurd. Het Agentschap moet worden geleid door een uitvoerend directeur.

    (26)Om de transparantie van de beslissingen van de raad van beheer te waarborgen, moeten vertegenwoordigers van de betrokken sectoren de vergaderingen als waarnemer zonder stemrecht bijwonen. De vertegenwoordigers van de verschillende belanghebbenden moeten door de Commissie worden aangewezen op basis van hun representativiteit op het niveau van de Unie.

    (27)Om zijn taken goed te kunnen uitoefenen moet het Agentschap beschikken over rechtspersoonlijkheid en een eigen begroting, waarvoor de middelen in hoofdzaak afkomstig zijn van een bijdrage van de Unie en van vergoedingen en kosten die door derde landen of andere entiteiten worden betaald. De onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het Agentschap mogen niet in opspraak worden gebracht door een financiële bijdrage die het van lidstaten, derde landen of andere entiteiten ontvangt. Om onafhankelijkheid te garanderen in het dagelijkse beheer van het Agentschap en in de adviezen, aanbevelingen en beslissingen die het uitbrengt, moet de organisatie van het Agentschap transparant zijn en moet de uitvoerend directeur de volledige verantwoordelijkheid dragen. Het personeel van het Agentschap moet onafhankelijk zijn en moet worden aangeworven op basis van zowel kort- als langlopende contracten teneinde de organisatorische kennis en de bedrijfscontinuïteit in stand te houden en tegelijk voor de nodige en permanente uitwisseling van deskundigheid met de maritieme sector te zorgen. De uitgaven van het Agentschap bestaan uit de kosten voor personeel, administratie, infrastructuur en organisatie.

    (28)Wat betreft het voorkomen van en het omgaan met belangenconflicten, is het essentieel dat het Agentschap onpartijdig optreedt, blijk geeft van integriteit en strenge professionele normen hanteert. Er mag nooit enige gegronde aanleiding zijn om te vermoeden dat beslissingen worden beïnvloed door belangen die indruisen tegen de rol van het Agentschap als orgaan dat in dienst staat van de gehele Unie, of door de particuliere belangen of connecties van een lid van de raad van beheer die in strijd zouden zijn of zouden kunnen zijn met de correcte vervulling van de officiële taken van de betrokkene. De raad van beheer moet derhalve uitgebreide regels inzake belangenconflicten vaststellen.

    (29)Een breder strategisch gezichtspunt met betrekking tot de activiteiten van het Agentschap zou bijdragen tot een doeltreffendere planning en een doeltreffender beheer van de middelen, en de kwaliteit van de resultaten van het Agentschap ten goede komen. Dat wordt bevestigd en versterkt door Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715. Daarom moet de raad van beheer, na de betrokken belanghebbenden terdege te hebben geraadpleegd, een enkelvoudig programmeringsdocument met de jaarlijkse en de meerjarige werkprogramma’s aannemen en dat document regelmatig bijwerken.

    (30)Wanneer het Agentschap wordt verzocht een nieuwe taak uit te voeren die niet specifiek in zijn mandaat is opgenomen of bepaalde taken uit te voeren waarvoor volgens zijn mandaat een overweging en een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen nodig zijn, mag de raad van beheer die taken pas na een dergelijke analyse in het programmeringsdocument opnemen. In die analyse moet worden vastgesteld welke middelen het Agentschap nodig heeft om de nieuwe taken uit te voeren en of dat een negatieve invloed heeft op de bestaande taken.

    (31)Het Agentschap moet over voldoende middelen beschikken om zijn taken uit te voeren en moet een eigen begroting krijgen. Het moet hoofdzakelijk worden gefinancierd met een bijdrage uit de algemene begroting van de Unie. De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De controle van de rekeningen moet worden uitgevoerd door de Rekenkamer van de Unie.

    (32)Vergoedingen dragen bij aan de financiering van het Agentschap, en kunnen worden overwogen voor specifieke diensten die binnen zijn bevoegdheden vallen en worden verleend aan derde landen of de sector. Alle vergoedingen die door het Agentschap in rekening worden gebracht, moeten de kosten voor het verlenen van de betrokken diensten dekken.

    (33)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen op het gebied van vergoedingen en kosten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 31 .

    (34)De afgelopen jaren, naarmate meer gedecentraliseerde agentschappen werden opgericht, is de transparantie van en de controle over het beheer van de aan hen toegewezen financiering van de Unie verbeterd, in het bijzonder met betrekking tot het opnemen in de begroting van vergoedingen, financiële controle, kwijtingsbevoegdheid, bijdragen aan de pensioenregeling en interne begrotingsprocedure (gedragscode). Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 32 zou op soortgelijke wijze onverkort van toepassing moeten zijn op het Agentschap, dat zou moeten toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 33 .

    (35)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de oprichting van een gespecialiseerde instantie die de Commissie en de lidstaten kan bijstaan bij de toepassing van en het toezicht op de wetgeving van de Unie op het gebied van maritieme veiligheid, alsook bij de evaluatie van de doeltreffendheid ervan, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de vereiste samenwerking beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

    (36)Voor de goede werking van het Agentschap is het noodzakelijk om met betrekking tot het bestuur van het Agentschap bepaalde beginselen toe te passen teneinde te voldoen aan de gezamenlijke verklaring en gemeenschappelijke aanpak die in juli 2012 door de interinstitutionele werkgroep voor gedecentraliseerde EU-agentschappen zijn overeengekomen en die tot doel hebben de activiteiten van de agentschappen te stroomlijnen en hun prestaties te verbeteren.

    (37)Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.

    (38)Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid blijft dezelfde rechtspersoon en zal al zijn activiteiten en procedures voortzetten,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DOELSTELLINGEN

    Artikel 1

    Oprichting, onderwerp en toepassingsgebied

     

    1.Deze verordening voorziet in uitgebreide regels voor de taken, de werking en het bestuur van het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (“het Agentschap”).

    2.Het Agentschap helpt de lidstaten en de Commissie bij de effectieve toepassing en uitvoering van het recht van de Unie met betrekking tot het zeevervoer in de hele Unie. Daartoe werkt het Agentschap samen met de lidstaten en de Commissie en verleent het hun technische, operationele en wetenschappelijke bijstand binnen de reikwijdte van de in artikel 2 en de hoofdstukken II en III omschreven doelstellingen en taken van het Agentschap.

    3.Door de in lid 2 bedoelde bijstand te verlenen, ondersteunt het Agentschap de lidstaten en de Commissie met name om de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie correct toe te passen en tegelijk bij te dragen tot de algehele efficiëntie van de zeevaart en het zeevervoer, zoals vastgesteld in deze verordening, teneinde de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van maritiem vervoer te bevorderen.

    4.Door het Agentschap verleende bijstand doet geen afbreuk aan de rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten als vlaggen-, haven- of kuststaat.

    Artikel 2

    Doelstellingen van het Agentschap

    1.De doelstellingen van het Agentschap zijn het bevorderen en tot stand brengen van een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid dat gericht is op een ongevalvrije zeescheepvaart, maritieme beveiliging, de vermindering van de broeikasgasuitstoot van schepen, de duurzaamheid van de maritieme sector, de preventie en bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en de bestrijding van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging.

    2.Andere doelstellingen van het Agentschap zijn het bevorderen van de digitalisering van de maritieme sector door het vergemakkelijken van de elektronische overdracht van gegevens ter ondersteuning van de vereenvoudiging, en de levering van geïntegreerde systemen en diensten voor maritiem toezicht en maritiem bewustzijn aan de Commissie en de lidstaten.

    HOOFDSTUK II

    TAKEN VAN HET AGENTSCHAP

    Artikel 3

    Horizontale technische ondersteuning

    1.Het Agentschap ondersteunt de Commissie:

    (a)bij de controle op de doeltreffende uitvoering van relevante bindende rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, met name door de in artikel 10 vermelde bezoeken en inspecties uit te voeren. In dat verband kan het Agentschap de Commissie suggesties doen voor mogelijke verbeteringen;

    (b)bij de voorbereidende werkzaamheden voor het actualiseren en ontwikkelen van toepasselijke rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, met name in samenhang met de ontwikkeling van internationale wetgeving;

    (c)bij de uitvoering van eventuele andere in wetgevingshandelingen van de Unie aan de Commissie toegewezen taken die binnen de doelstellingen van het Agentschap liggen.

    2.Het Agentschap werkt samen met de lidstaten om:

    (a)in voorkomend geval relevante capaciteitsopbouw en opleidingsactiviteiten te organiseren op gebieden die onder de doelstellingen van het Agentschap en onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen. In dat verband zorgt het Agentschap voor passende capaciteit om opleidingsactiviteiten te ontwikkelen, uit te voeren en te coördineren die relevant zijn voor de doelstellingen van het Agentschap, onder meer door de ontwikkeling van gemeenschappelijke kernprogramma’s en cursussen, seminars, conferenties, workshops en webgebaseerde opleidingsinstrumenten, opleidingsinstrumenten voor afstandsleren en andere innovatieve en geavanceerde opleidingsinstrumenten. De bijzonderheden van dergelijke opleidingsactiviteiten die buiten het gewone onderwijs worden aangeboden, worden uitgewerkt in nauw overleg met de lidstaten en de Commissie en goedgekeurd door de raad van beheer overeenkomstig artikel 17 van deze verordening, met volledige inachtneming van artikel 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

    (b)technische oplossingen te ontwikkelen, met inbegrip van het verstrekken van relevante operationele diensten, en technische bijstand te verlenen voor de opbouw van de nodige nationale capaciteit om de relevante rechtshandelingen van de Unie die betrekking hebben op de doelstellingen van het Agentschap, uit te voeren.

    3.Het Agentschap bevordert en vergemakkelijkt samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie bij de uitvoering van de Uniewetgeving, door de uitwisseling en de verspreiding van ervaringen en goede praktijken te bevorderen.

    4.Op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, en onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van beheer overeenkomstig artikel 17, draagt het Agentschap bij tot maritieme onderzoeksactiviteiten op Unieniveau die stroken met de doelstellingen van het Agentschap. In dat verband helpt het Agentschap de Commissie en de lidstaten bij het vaststellen van de belangrijkste onderzoeksthema’s, onverminderd andere onderzoeksactiviteiten op Unieniveau, en bij het analyseren van lopende en voltooide onderzoeksprojecten die relevant zijn voor de doelstellingen van het Agentschap. In voorkomend geval kan het Agentschap, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake intellectuele eigendom en beveiligingsoverwegingen en na goedkeuring door de Commissie, de resultaten van zijn onderzoeks- en innovatieactiviteiten verspreiden als onderdeel van zijn bijdrage tot het creëren van synergieën tussen de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van andere organen van de Unie en de lidstaten.

    5.Als dat nodig is voor de uitvoering van zijn taken, verricht het Agentschap studies waarbij de Commissie en, indien van toepassing, via stuurgroepen voor consultatie, de lidstaten, de sociale partners en vertegenwoordigers van de sector met expertise op het gebied van het onderwerp worden betrokken.

    6.Op basis van het onderzoek en de studies van het Agentschap, maar ook van de ervaring die is opgedaan tijdens zijn eigen activiteiten, met name de bezoeken en inspecties, en tijdens de uitwisseling van informatie en goede praktijken met de lidstaten en de Commissie, kan het Agentschap, na voorafgaand overleg met de Commissie, relevante niet-bindende aanbevelingen, richtsnoeren of handleidingen opstellen om de lidstaten en, in voorkomend geval, de sector te ondersteunen en vooruit te helpen bij de uitvoering van de Uniewetgeving.

    Artikel 4

    Taken in verband met maritieme veiligheid

    1.Het Agentschap monitort de vooruitgang op het gebied van de veiligheid van het zeevervoer in de Unie, voert risicoanalyses uit op basis van de beschikbare gegevens en ontwikkelt modellen voor de beoordeling van veiligheidsrisico’s om veiligheidsproblemen en -risico’s in kaart te brengen. Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang op het gebied van maritieme veiligheid, met eventuele technische aanbevelingen die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau kunnen worden opgevolgd. In dat verband analyseert het Agentschap met name relevante richtsnoeren of aanbevelingen met betrekking tot potentiële veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit het gebruik en de inzet van duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, waaronder walstroom voor schepen op de ligplaats, en stelt die voor.

    2. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG. Het Agentschap ontwikkelt en onderhoudt met name de inspectiedatabank overeenkomstig [artikel 6 bis] van die richtlijn, zet het in [artikel 9 ter] van die richtlijn vermelde elektronische rapportage-instrument op, onderhoudt de in artikel 8, lid 2 quater, vermelde openbare website en verstrekt de Commissie aanbevelingen op basis van de verzamelde gegevens.

    Het Agentschap helpt de Commissie om als waarnemer deel te nemen aan het auditproces van de Internationale Maritieme Organisatie overeenkomstig [artikel 7] van Richtlijn 2009/21/EG. Het Agentschap ontwikkelt ook relevante instrumenten en diensten om de lidstaten op hun verzoek te helpen hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/21/EG na te komen.

    Het Agentschap voorziet ook in een gemeenschappelijk programma voor capaciteitsopbouw voor vlaggenstaatcontroleurs en -inspecteurs van de lidstaten, als bedoeld in [artikel 4 quater] van bovengenoemde richtlijn.

    3.Het Agentschap helpt de Commissie bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in de artikelen 24 en 24 bis van Richtlijn 2009/16/EG vermelde databanken. Op basis van de verzamelde gegevens helpt het Agentschap de Commissie bij de analyse van de relevante informatie en bij de bekendmaking van informatie over schepen en maatschappijen met zwakke en zeer zwakke prestaties overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG.

    Het Agentschap ontwikkelt relevante instrumenten en diensten om de lidstaten op hun verzoek te helpen hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2009/16/EG na te komen.

    Het Agentschap voorziet ook in een programma voor professionele ontwikkeling en opleiding voor de havenstaatinspecteurs van de lidstaten, zoals bepaald in [artikel 22, lid 7,] van Richtlijn 2009/16/EG.

    4.Het Agentschap helpt de Commissie bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in artikel 17 van Richtlijn 2009/18/EG vermelde databank. Op basis van de verzamelde gegevens stelt het Agentschap jaarlijks een overzicht op van ongevallen en incidenten op zee. Het Agentschap verleent, op verzoek van de betrokken lidstaten en wanneer er geen sprake is van een belangenconflict, operationele steun voor veiligheidsonderzoeken aan deze lidstaten. Het Agentschap analyseert ook de veiligheidsonderzoeksrapporten om vast te stellen welke meerwaarde de Unie levert in de vorm van relevante lessen die moeten worden getrokken.

    Het Agentschap stelt een programma voor professionele ontwikkeling en opleiding op voor de bevoegde autoriteiten voor onderzoek van ongevallen op zee.

    34 35 36 5. Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2009/45/EG en Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijn 98/41/EG van de Raad. Het Agentschap ontwikkelt en onderhoudt met name een databank voor de registratie van maatregelen als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2009/45/EG en artikel 9 van Richtlijn 98/41/EG, en helpt de Commissie bij de beoordeling van dergelijke maatregelen.

    37 6. Het Agentschap faciliteert de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de beoordeling van de erkende organisaties die onderzoeks- en certificeringstaken uitvoeren overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009. Dat houdt met name in dat het Agentschap:

    (a)de Commissie adviseert over haar beoordeling van de erkende organisaties op grond van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009;

    (b)de lidstaten passende informatie verstrekt over de inspecties die worden uitgevoerd om de Commissie te helpen bij de beoordeling uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 ter ondersteuning van de monitoring van en het toezicht op de erkende organisaties overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad 38 , ter ondersteuning van de lidstaten bij het nakomen van hun Europese en internationale verplichtingen als vlaggenstaten. In dat verband helpt het Agentschap de Commissie bij het beheer van de groep op hoog niveau inzake vlaggenstaataangelegenheden overeenkomstig [artikel 9, lid 1,] van Richtlijn 2009/21/EG;

    (c)op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie, een aanbeveling doet en technische bijstand verleent aan de Commissie met betrekking tot eventuele corrigerende maatregelen of het opleggen van boetes aan erkende organisaties overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 391/2009.

    7.Het Agentschap helpt de Commissie bij de uitvoering van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad 39 door een technische beoordeling van de veiligheidsaspecten te verstrekken, aanbevelingen te doen met lijsten van de respectieve ontwerp-, constructie- en prestatie-eisen en beproevingsnormen, de in artikel 35, lid 4, van die richtlijn vermelde databank te ontwikkelen en bij te houden en de samenwerking te bevorderen tussen aangemelde beoordelingsinstanties die als technisch secretariaat voor hun coördinatiegroep optreden.

    8.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij het in kaart brengen van veiligheidsrisico’s in verband met de ontwikkeling van maritieme autonome en geautomatiseerde oppervlakteschepen (MASS) en verleent bijstand aan de lidstaten voor het bevorderen van richtsnoeren en handleidingen voor de goedkeuring van MASS-projecten en/of -operaties, door middel van onderzoek en de ontwikkeling van de relevante digitale instrumenten.

    9.Het Agentschap verzamelt en analyseert gegevens over zeevarenden die worden verstrekt en gebruikt overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad 40 . Het kan ook gegevens verzamelen en analyseren over de uitvoering van het Maritiem Arbeidsverdrag van 2006, teneinde bij te dragen tot betere arbeids- en levensomstandigheden aan boord voor zeevarenden.

    Artikel 5

    Taken in verband met duurzaamheid

    1.In geval van door schepen of door olie- en gasinstallaties veroorzaakte verontreiniging van de zee, ondersteunt het Agentschap de lidstaten op kostenefficiënte wijze met extra middelen voor de bestrijding van de verontreiniging Het Agentschap doet dat op verzoek van de getroffen lidstaat onder wiens gezag de schoonmaakwerkzaamheden worden uitgevoerd. Die bijstand doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van de kuststaten om over passende mechanismen voor de bestrijding van verontreiniging te beschikken en eerbiedigt de bestaande samenwerking tussen de lidstaten op dat gebied. Bij het ter beschikking stellen van operationele middelen van het Agentschap aan de lidstaten, wordt rekening gehouden met de overschakeling van de sector op duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen. In voorkomend geval worden verzoeken voor de inzet van middelen voor de bestrijding van verontreiniging doorgegeven via het Uniemechanisme voor civiele bescherming dat is ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 41 .

    2.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij het opsporen van mogelijke verontreiniging en het vervolgen van schepen die illegale lozingen verrichten, overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG. Het Agentschap verleent met name bijstand bij de uitvoering van de artikelen [10, 10 bis, 10 ter, 10 quater en 10 quinquies] van die richtlijn door:

    (a)het ontwikkelen en onderhouden van het benodigde informatiesysteem (CleanSeaNet) als onderdeel van het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), en van de nodige databanken;

    (b)het verzamelen, analyseren en verspreiden van relevante informatie over de uitvoering en handhaving van Richtlijn 2005/35/EG;

    (c)het voorzien in capaciteitsopbouw voor de bevoegde nationale autoriteiten en het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken;

    (d)het ontwikkelen en onderhouden van het online extern meldkanaal voor het ontvangen en verwerken van informatie over mogelijke illegale lozingen die door de bemanning wordt meegedeeld, en het doorgeven van die informatie aan de betrokken lidstaat of lidstaten.

    3.Het Agentschap verleent de dienst CleanSeaNet en verstrekt alle andere instrumenten om de Commissie en de lidstaten op hun verzoek bij te staan bij het monitoren van de omvang en de milieueffecten van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte olieverontreiniging op zee.

    4.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/883 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen. Het Agentschap helpt de Commissie met name bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in artikel 14 van die richtlijn vermelde inspectiedatabank.

    5.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG door bij te dragen tot de doelstelling van het bereiken van een goede milieutoestand van de mariene wateren, door middel van de scheepvaartgerelateerde aspecten ervan en door gebruik te maken van de resultaten van bestaande instrumenten zoals de geïntegreerde maritieme diensten. In dat verband verricht het Agentschap verder onderzoek naar problemen in verband met verloren containers, waaronder kunststof pellets, en onderwaterlawaai, en doet het aanbevelingen aan de Commissie en de lidstaten.

    6.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van de scheepvaartgerelateerde aspecten van Richtlijn (EU) 2016/802, onder meer met operationele instrumenten en diensten. In dat verband versterkt en onderhoudt het Agentschap ook een databank voor bijstand aan de lidstaten, zodat die bij inspecties kunnen mikken op en prioriteit kunnen geven aan schepen die het risico lopen dat ze niet aan de richtlijn voldoen.

    7.Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten op hun verzoek bij met passende operationele instrumenten en diensten voor het monitoren en verzamelen van gegevens over de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen.

    8.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad 42 door het verstrekken van passende richtsnoeren en door het verzamelen en analyseren van gegevens over de naleving van de bepalingen van die verordening.

    9.Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang bij het beperken van de milieueffecten van het zeevervoer op het niveau van de Unie.

    Artikel 6

    Taken in verband met decarbonisatie

    1.Het Agentschap monitort de vooruitgang bij het treffen van operationele en technische maatregelen om de energie-efficiëntie van schepen en de uitrol van duurzame alternatieve brandstoffen en energie- en aandrijfsystemen voor schepen te verhogen, waaronder walstroom en door wind ondersteunde voortstuwing, teneinde de broeikasgasuitstoot van schepen te verminderen.

    2.Het Agentschap verleent de Commissie en de lidstaten op hun verzoek technische bijstand met betrekking tot regelgeving om de broeikasgasuitstoot van schepen te verminderen. In dat verband kan het Agentschap gebruikmaken van alle operationele instrumenten of diensten die voor die taak relevant zijn. Het Agentschap onderzoekt en analyseert relevante richtsnoeren of aanbevelingen met betrekking tot de invoering en de uitrol van duurzame alternatieve brandstoffen en energie- en aandrijfsystemen voor schepen, waaronder walstroom en door wind ondersteunde voortstuwing, en met betrekking tot energie-efficiëntiemaatregelen, en stelt die voor.

    3.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EU) [... betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart]. Het Agentschap verleent de Commissie met name bijstand bij de ontwikkeling en het onderhoud van de FuelEU-databank en andere relevante IT-instrumenten als vermeld in [artikel 16] van die verordening, bij de ontwikkeling van passende monitoringinstrumenten, richtsnoeren en op risico gebaseerde targetinginstrumenten om verificatie- en handhavingsactiviteiten als bedoeld in [artikel 15 ter] van die verordening te vergemakkelijken, en bij de analyse van de relevante gegevens en de voorbereiding van de rapportage uit hoofde van [artikel 28] van die verordening.

    4.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757. Het Agentschap helpt de Commissie met name bij de ontwikkeling, de actualisering en het onderhoud van relevante IT-instrumenten, databanken en richtsnoeren met het oog op de uitvoering van die verordening en het faciliteren van handhavingsactiviteiten, verleent de Commissie bijstand bij de analyse van relevante gegevens die uit hoofde van die verordening worden gerapporteerd, en ondersteunt de Commissie bij haar activiteiten om te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 21 van die verordening.

    5.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG, waar die van toepassing is op de maritieme sector. Het Agentschap helpt de Commissie met name bij de ontwikkeling van passende IT-implementatietools, monitoringinstrumenten, richtsnoeren en op risico gebaseerde targetinginstrumenten om verificatie-, handhavings- en uitvoeringsactiviteiten in verband met Richtlijn 2003/87/EG, waar die van toepassing is op de maritieme sector, te vergemakkelijken en maakt daarbij gebruik van de resultaten van bestaande relevante instrumenten, diensten en databanken.

    6. Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang bij de decarbonisatie van het zeevervoer op het niveau van de Unie. Indien mogelijk bevat het rapport een technische analyse van vastgestelde problemen die op het niveau van de Unie kunnen worden aangepakt.

    Artikel 7

    Taken in verband met maritieme beveiliging en cyberbeveiliging

    1.Het Agentschap verleent de Commissie technische bijstand bij de uitvoering van de haar op grond van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004 toegewezen inspectietaken.

    2.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten, samen met andere relevante organen van de Unie, bij het versterken van de weerbaarheid tegen cyberincidenten in de maritieme sector, met name door de uitwisseling van beste praktijken en informatie over cyberbeveiligingsincidenten tussen de lidstaten te faciliteren.

    Artikel 8

    Taken in verband met maritiem toezicht en maritieme crisissen

    1.Het Agentschap verleent de Commissie en de lidstaten op hun verzoek maritieme toezichts- en communicatiediensten op basis van geavanceerde technologie, met inbegrip van infrastructuur in de ruimte en op aarde en op een platform bevestigde sensoren, om het maritiem situationeel bewustzijn te verbeteren.

    2.Op het gebied van de monitoring van de scheepvaart uit hoofde van Richtlijn 2002/59/EG bevordert het Agentschap in het bijzonder de samenwerking tussen oeverstaten in de betrokken vaargebieden; het ontwikkelt, onderhoudt en beheert het datacentrum van de Europese Unie voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen, het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie (SafeSeaNet), als bedoeld in artikel 6 ter en artikel 22 bis van die richtlijn, en het internationale gegevensuitwisselingssysteem voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen, overeenkomstig de afspraken in de IMO.

    3.Op verzoek en onverminderd het nationale en het Unierecht verstrekt het Agentschap toepasselijke gegevens over de positionering van vaartuigen en aardeobservatiegegevens aan de Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten en de betrokken organen van de Unie, binnen de grenzen van hun mandaat, teneinde maatregelen te bevorderen tegen dreigingen van piraterij en opzettelijke onwettige handelingen, zoals bepaald in het toepasselijke Unierecht of uit hoofde van op internationaal niveau overeengekomen rechtsinstrumenten op het gebied van maritiem vervoer, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming en overeenkomstig de administratieve procedures die moeten worden vastgesteld door de overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG opgerichte stuurgroep op hoog niveau, naargelang het geval. Voor het verstrekken van gegevens over het op lange afstand identificeren en volgen van schepen is de toestemming van de betrokken vlaggenstaat vereist.

    4.Het Agentschap leidt een centrum dat 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar is en dat, op verzoek en onverminderd het nationale recht en het Unierecht, de Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten, onverminderd hun rechten en verantwoordelijkheden als vlaggen-, kust- en havenstaat, en de betrokken organen van de Unie, binnen hun mandaat, maritiem omgevingsbewustzijn en analytische gegevens, naargelang het geval, verstrekt ter ondersteuning van:

    (a)veiligheid, beveiliging en het bestrijden van verontreiniging op zee;

    (b)noodsituaties op zee;

    (c)de uitvoering van Uniewetgeving waarbij toezicht op scheepsbewegingen vereist is;

    (d)maatregelen tegen bedreigingen van piraterij en opzettelijke onrechtmatige handelingen, zoals bepaald in het toepasselijke Unierecht of in internationaal overeengekomen rechtsinstrumenten op het gebied van maritiem vervoer;

    (e)de inzet van MASS en de interactie ervan met conventionele schepen.

    Dergelijke informatieverstrekking gebeurt volgens de toepasselijke regels voor gegevensbescherming en in overeenstemming met administratieve procedures die door de overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG opgerichte stuurgroep op hoog niveau moeten worden ingesteld, naargelang het geval. Voor het verstrekken van gegevens over het op lange afstand identificeren en volgen van schepen is de toestemming van de betrokken vlaggenstaat vereist.

    5.Het Agentschap draagt binnen zijn bevoegdheid bij tot een tijdige reactie op en de beperking van crisissen, door de lidstaten en de Commissie op verzoek bij te staan bij de uitvoering van noodplannen en door de uitwisseling van informatie en beste praktijken te bevorderen.

    6.Het Agentschap helpt de Commissie bij de werking van het onderdeel maritiem toezicht van de veiligheidsdienst van Copernicus, binnen het financieel en bestuurskader van het Copernicus-programma.

    7.Het Agentschap helpt de Commissie en de lidstaten bij de ontwikkeling en het onderhoud van de vrijwillige gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (CISE), een interoperabiliteitsoplossing, met als doel de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken tussen de verschillende systemen die worden gebruikt door civiele en militaire autoriteiten met verantwoordelijkheid op maritiem gebied, ter aanvulling van de informatie die reeds beschikbaar is via de verplichte informatiesystemen.

    Artikel 9

    Taken in verband met digitalisering en vereenvoudiging

    1.In voorkomend geval verzamelt en verstrekt het Agentschap op de gebieden van het Unierecht die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare statistieken, informatie en gegevens zodat de Commissie en de lidstaten de nodige stappen kunnen ondernemen om hun optreden te verbeteren en de doeltreffendheid en de kostenefficiëntie van bestaande maatregelen te evalueren. Dergelijke taken omvatten onder meer de vereenvoudiging en bevordering van elektronische certificaten, het verzamelen, registreren en evalueren van technische gegevens, het systematische gebruik van bestaande databanken, waaronder kruisbestuiving door het gebruik van innovatieve IT- en AI-instrumenten, en in voorkomend geval de ontwikkeling van extra interoperabele databanken. In dat verband draagt het Agentschap ook bij tot het maritieme domein van de gemeenschappelijke Europese ruimte voor mobiliteitsgegevens door koppeling met systemen van andere vervoerswijzen te onderzoeken.

    2.Het Agentschap helpt de Commissie bij de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad 43 met de volgende taken:

    (a)het ontwikkelen, beschikbaar stellen en onderhouden van de gemeenschappelijke IT-componenten en -diensten van het Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe) onder de verantwoordelijkheid van de Commissie;

    (b)het onderhouden van de EMSWe-dataset, de leidraad voor de uitvoering van berichten en de modellen van de digitale spreadsheets;

    (c)het verstrekken van technische richtsnoeren aan de lidstaten voor de invoering van het EMSWe;

    (d)het faciliteren van het hergebruik en het delen van gegevens die via SafeSeaNet in het EMSWe worden uitgewisseld.

    3.Het Agentschap verleent de lidstaten, op hun verzoek en onverminderd hun rechten en plichten als vlaggenstaten, technische bijstand bij de digitalisering van hun registers en procedures ter bevordering van het gebruik van elektronische certificaten.

    Artikel 10

    Bezoeken aan de lidstaten en inspecties

    1.Om de Commissie bij te staan bij het vervullen van haar verplichtingen in het kader van het VWEU en met name de beoordeling van de efficiënte uitvoering van de relevante Uniewetgeving, verricht het Agentschap bezoeken aan de lidstaten overeenkomstig de door de raad van beheer vastgestelde methode. Volgens die methode wordt bij elk bezoek een geïntegreerde aanpak gebruikt om tijdens het bezoek telkens de naleving te controleren van meer dan één wettekst die relevant is voor de functie van vlaggen-, haven- of kuststaat van de onderzochte lidstaat.

    2.Het Agentschap stelt de betrokken lidstaat tijdig in kennis van het geplande bezoek, de identiteit van de gemachtigde ambtenaren en de aanvangsdatum en de verwachte duur van het bezoek. De met dergelijke bezoeken belaste ambtenaren van het Agentschap leggen een schriftelijk besluit van de uitvoerend directeur van het Agentschap voor waarin het voorwerp en het doel van hun opdracht zijn vermeld.

    3.Het Agentschap kan namens de Commissie inspecties uitvoeren overeenkomstig bindende rechtshandelingen van de Unie met betrekking tot organisaties die door de Unie zijn erkend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009, en met betrekking tot de opleiding en diplomering van zeevarenden in derde landen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993.

    4.Het Agentschap kan namens de Commissie ook inspecties uitvoeren zoals vereist op grond van andere bindende rechtshandelingen van de Unie, als de Commissie besluit die taak aan het Agentschap te delegeren.

    5.Na elk bezoek en elke inspectie stelt het Agentschap een rapport op dat aan de Commissie en aan de betrokken lidstaat wordt toegezonden. Voor het rapport zou het eerder door de Commissie vastgestelde model worden gebruikt.

    6.Waar passend, en in elk geval wanneer een bezoek- of inspectiecyclus is afgerond, analyseert het Agentschap de rapporten van die cyclus met het oog op horizontale bevindingen en algemene conclusies over de doeltreffendheid en kostenefficiëntie van de maatregelen. Het Agentschap legt die analyse voor aan de Commissie voor verdere bespreking met de lidstaten, teneinde er de passende lessen uit te trekken en de verspreiding van goede werkmethoden te faciliteren.

    HOOFDSTUK III

    ANDERE TAKEN VAN HET AGENTSCHAP OP HET GEBIED VAN INTERNATIONALE BETREKKINGEN EN SAMENWERKING MET DE EUROPESE KUSTWACHT

    Artikel 11

    Internationale betrekkingen

    1.Het Agentschap verstrekt op verzoek de nodige technische bijstand aan de lidstaten en de Commissie om bij te dragen tot de relevante werkzaamheden van de technische instanties van de IMO, van de Internationale Arbeidsorganisatie voor zover het scheepvaart betreft, van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake toezicht op schepen door de havenstaat (“Memorandum van overeenstemming van Parijs”) en, ten aanzien van zaken waarvoor de Unie bevoegd is, van relevante regionale organisaties waartoe de Unie is toegetreden.

    Met het oog op de efficiënte en doeltreffende uitvoering van die taken kan de uitvoerend directeur besluiten personeel in delegaties van de Unie in derde landen te vestigen, mits passende overeenkomsten met de Europese Dienst voor extern optreden worden gesloten. Voor dat besluit is de voorafgaande toestemming van de Commissie en de raad van beheer vereist. In het besluit wordt de reikwijdte omschreven van de activiteiten die door het personeel moeten worden verricht, op een wijze die onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van het Agentschap voorkomt.

    2.Op verzoek van de Commissie kan het Agentschap technische bijstand, zoals het organiseren van opleidingsactiviteiten met betrekking tot de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie, verstrekken aan kandidaat-lidstaten, en, waar van toepassing, aan Europese nabuurschapspartnerlanden en aan landen die partij zijn bij het Memorandum van overeenstemming van Parijs.

    3.Op verzoek van de Commissie en/of de Europese Dienst voor extern optreden kan het Agentschap bijstand verlenen in geval van door schepen veroorzaakte verontreiniging en door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging die gevolgen hebben voor derde landen die een regionaal zeegebied met de Unie delen. Het Agentschap verleent die bijstand overeenkomstig het bij Besluit nr. 1313/2013/EU ingestelde Uniemechanisme voor civiele bescherming en de voorwaarden die van toepassing zijn op de lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 1, van deze verordening, die naar analogie worden toegepast op derde landen. Die taken worden gecoördineerd met de bestaande regionale regelingen voor samenwerking bij verontreiniging van de zee.

    4.Onverminderd artikel 24 kan het Agentschap op verzoek van de Commissie technische bijstand verlenen aan derde landen voor aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen.

    5.Na goedkeuring van de Commissie kan het Agentschap administratieve regelingen en samenwerking aangaan met andere organen van de Unie die werkzaam zijn op het gebied van aangelegenheden die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen. Die regelingen en samenwerking zijn onderworpen aan het advies van en periodieke rapportage aan de Commissie.

    6.De raad van beheer stelt een strategie vast voor de internationale betrekkingen van het Agentschap met betrekking tot aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen. Die strategie is in overeenstemming met de politieke prioriteiten van de Commissie en is erop gericht de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden bij te staan bij de verwezenlijking van die prioriteiten. De strategie wordt opgenomen in het programmeringsdocument van het Agentschap, met vermelding van de bijbehorende middelen.

    Artikel 12

    Europese samenwerking met betrekking tot kustwachttaken

    1.Het Agentschap biedt, in samenwerking met het bij Verordening (EU) 2019/1896 opgerichte Europees Grens- en kustwachtagentschap en het bij Verordening (EU) 2019/473 opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole, elk binnen zijn opdracht, ondersteuning aan nationale autoriteiten bij de uitvoering van kustwachttaken op nationaal en Unieniveau en, indien van toepassing, op internationaal niveau, door:

    (a)informatie die beschikbaar is in systemen voor de rapportage van vaartuigen en andere informatiesystemen die door die agentschappen worden gehost of kunnen worden geraadpleegd, uit te wisselen, samen te voegen en te analyseren, overeenkomstig hun respectieve rechtsgronden en onverminderd de eigendom van gegevens door lidstaten;

    (b)surveillance- en communicatiediensten te verstrekken op basis van geavanceerde technologie, met inbegrip van infrastructuur in de ruimte en op de grond en sensoren die op om het even welk soort platform zijn gemonteerd;

    (c)capaciteit op te bouwen door richtsnoeren en aanbevelingen op te stellen, goede praktijken vast te stellen, opleiding te verstrekken en personeel uit te wisselen;

    (d)informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van kustwachttaken te verbeteren door onder meer operationele problemen en nieuwe risico’s op maritiem gebied te analyseren;

    (e)capaciteit te delen door planning en uitvoering van operaties met meerdere doeleinden en door het delen van middelen en andere vermogens, voor zover die activiteiten door die agentschappen worden gecoördineerd en de instemming hebben gekregen van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

    2.Onverminderd de in artikel 15 beschreven bevoegdheden van de raad van beheer van het Agentschap worden de precieze vormen van samenwerking inzake kustwachttaken tussen het Agentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Europees Bureau voor visserijcontrole vastgesteld in werkafspraken, overeenkomstig hun respectieve opdrachten en de voor die agentschappen geldende financiële regeling. Een dergelijke regeling wordt goedgekeurd door de raad van beheer van het Agentschap, de raad van bestuur van het Europees Bureau voor visserijcontrole en de raad van beheer van het Europees Grens- en kustwachtagentschap.

    3. De Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten, het Agentschap, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en het Europees Bureau voor visserijcontrole een praktische handleiding voor Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken ter beschikking. Die handleiding bevat richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken voor informatie-uitwisseling. De Commissie stelt de handleiding vast in de vorm van een aanbeveling.

    4.De in dit artikel beschreven taken gaan niet ten koste van de in artikelen 4 tot en met 12 vermelde taken van het Agentschap en laten de rechten en plichten van de lidstaten, met name in hun hoedanigheid van vlaggen-, haven- of kuststaten, onverlet.

    Artikel 13

    Communicatie en verspreiding

    Het Agentschap kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op terreinen die binnen zijn mandaat vallen. De communicatieactiviteiten mogen niet nadelig zijn voor de in de leden 4 tot en met 13 vermelde taken en worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante communicatie- en verspreidingsplannen die de raad van beheer heeft vastgesteld. De plannen, die gebaseerd zijn op een behoefteanalyse, worden regelmatig bijgewerkt door de raad van beheer.

    HOOFDSTUK IV

    ORGANISATIE VAN HET AGENTSCHAP

    Artikel 14

    Administratieve en beheerstructuur

    De administratieve en beheerstructuur van het Agentschap omvat:

    (a)een raad van beheer, die de in artikel 16 genoemde taken uitvoert;

    (b)een uitvoerende raad, die de in artikel 21 genoemde taken uitvoert;

    (c)een uitvoerend directeur, die de in artikel 23 genoemde functies uitoefent.

    Artikel 15

    Samenstelling van de raad van beheer

    1.De raad van beheer bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie, die allen stemrecht hebben.

    Tot de raad van beheer behoren ook vier vakmensen uit de meest betrokken sectoren, als bedoeld in artikel 2, die door de Commissie zonder stemrecht zijn benoemd.

    Alle leden van de raad van beheer worden benoemd op basis van hun relevante ervarings- en deskundigheidsniveau op de in artikel 2 genoemde gebieden. De lidstaten en de Commissie streven ieder naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van beheer. Een van de vier vakmensen is een vertegenwoordiger van het raamwerk voor permanente samenwerking van instanties voor ongevallenonderzoek, overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2009/18/EG.

    3.Iedere lidstaat en de Commissie benoemen hun leden van de raad van beheer, alsmede een plaatsvervanger die dat lid in zijn of haar afwezigheid vertegenwoordigt.

    4.De leden worden benoemd voor vier jaar. Die termijn kan worden verlengd.

    5.Elk lid en elke plaatsvervanger ondertekent bij ambtsaanvaarding een schriftelijke verklaring dat hij of zij niet in een situatie van belangenconflict verkeert. Elk lid en elke plaatsvervanger actualiseert zijn of haar verklaring wanneer zich een verandering in de omstandigheden betreffende belangenconflicten voordoet. Het Agentschap publiceert de verklaringen en de geactualiseerde versies op zijn website.

    Artikel 16

    Taken van de raad van beheer

    1.Om te waarborgen dat het Agentschap zijn taken vervult, verricht de raad van beheer de volgende werkzaamheden:

    (a)zorgen voor de algemene en strategische aansturing van de activiteiten van het Agentschap;

    (b)jaarlijks, bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, na ontvangst van het advies van de Commissie en overeenkomstig artikel 17, het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap vaststellen;

    (c)bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, de jaarlijkse begroting en de personeelsformatie van het Agentschap vaststellen en andere functies uitoefenen met betrekking tot de begroting van het Agentschap overeenkomstig hoofdstuk VI;

    (d)bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap vaststellen en dat uiterlijk 1 juli indienen bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten. Het verslag wordt openbaar gemaakt;

    (e)overeenkomstig artikel 25 de financiële regeling vaststellen die van toepassing is op het Agentschap;

    (f)advies uitbrengen over de definitieve rekeningen van het Agentschap;

    (g)de methode vaststellen voor de uit hoofde van artikel 10 uit te voeren bezoeken. In het geval dat de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van de methode te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer de methode opnieuw en stelt hij ze, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

    (h)administratieve regelingen in overweging nemen en goedkeuren, zoals bedoeld in artikel 11, lid 5;

    (i)een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen die evenredig is met de frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

    (j)regels vaststellen voor het voorkomen en beheren van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden en jaarlijks op zijn website de belangenverklaring van de leden van de raad van beheer publiceren;

    (k)de in artikel 13 genoemde communicatie- en verspreidingsplannen vaststellen en die regelmatig bijwerken op basis van een behoefteanalyse;

    (l)het reglement van orde vaststellen;

    (m)de leden van de uitvoerende raad benoemen met tweederdemeerderheid van de stemgerechtigde leden, overeenkomstig artikel 21;

    (n)een mandaat vaststellen voor de in artikel 21 bedoelde taken van de uitvoerende raad;

    (o)overeenkomstig lid 2 met betrekking tot het personeel van het Agentschap de bevoegdheden uitoefenen die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag 44 ;

    (p)de regels vaststellen tot uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut;

    (q)de uitvoerend directeur benoemen en begeleiden en toezicht houden op zijn of haar prestaties, en in voorkomend geval zijn of haar ambtstermijn verlengen of hem of haar uit zijn functie ontheffen overeenkomstig artikel 22;

    (r)procedures vaststellen voor het nemen van besluiten door de uitvoerend directeur;

    (s)indien nodig een rekenplichtige benoemen overeenkomstig het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn of haar taken;

    (t)een passende opvolging waarborgen van de bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van de interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook naar aanleiding van de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) of het Europees Openbaar Ministerie (EOM);

    (u)alle besluiten nemen over de instelling van de interne structuren van het Agentschap, met inbegrip van de oprichting van advies- of werkgroepen en, indien nodig, de wijziging daarvan;

    (v)besluiten nemen over de diensten die het Agentschap tegen vergoedingen en kosten kan aanbieden en een kadermodel vaststellen voor de financiële verdeling van de verschuldigde vergoedingen en kosten als bedoeld in artikel 26, lid 3, punt c). In het geval dat de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van het besluit van de raad van beheer over de tegen vergoedingen aan te bieden diensten of over het kadermodel, te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer dat besluit opnieuw en stelt hij het, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

    (w)een strategie voor efficiëntiewinst en synergieën vaststellen;

    (x)een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties vaststellen, als bedoeld in artikel 11, lid 6. In het geval dat de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van de strategie te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer de strategie opnieuw en stelt hij ze, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

    (y)de in artikel 41 bedoelde beveiligingsvoorschriften van het Agentschap vaststellen;

    (z)de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap benoemen.

    2.De raad van beheer neemt overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van die gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur kan die bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

    Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van beheer door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt verder heeft gedelegeerd, tijdelijk schorsen en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

    Artikel 17

    Jaarlijkse en meerjarige programmering

    1.Uiterlijk 30 november van elk jaar stelt de raad van beheer een enkelvoudig programmeringsdocument vast met de jaarlijkse en meerjarige programmering op basis van een door de uitvoerend directeur opgesteld ontwerp, rekening houdend met het advies van de Commissie. De raad van beheer stuurt dat document door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

    Indien de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van het enkelvoudig programmeringsdocument te kennen geeft het daarmee niet eens te zijn, bespreekt de raad van beheer het enkelvoudig programmeringsdocument opnieuw en neemt hij het, eventueel gewijzigd, binnen twee maanden in tweede lezing aan, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten.

    2.Het enkelvoudig programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

    3.Het jaarlijks werkprogramma omvat een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de verwachte resultaten, inclusief prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de beginselen betreffende activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het jaarlijks werkprogramma is consistent met het in lid 7 genoemde meerjarig werkprogramma. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. In de jaarlijkse en/of meerjarige programmering wordt de strategie opgenomen voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties, zoals bedoeld in artikel 11, en de activiteiten in verband met die strategie.

    4.De raad van beheer past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer het Agentschap een nieuwe taak krijgt toegewezen. Het opnemen van een nieuwe taak wordt afhankelijk gesteld van een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen, en er kan worden besloten om andere taken uit te stellen.

    5.In het kader van de opstelling van het enkelvoudig programmeringsdocument onderzoekt de raad van beheer de verzoeken om technische bijstand van de Commissie of de lidstaten als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt c), artikel 3, lid 2, punt b), artikel 5, leden 5 tot en met 8, artikel 8, leden 6 en 7, artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 4, en artikel 11, leden 2 en 4, en keurt die goed. De goedkeuring van die verzoeken:

    (a)doet geen afbreuk aan de andere taken van het Agentschap;

    (b)leidt niet tot dubbel werk;

    (c)wordt onderworpen aan een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen; en

    (d)kan het voorwerp uitmaken van een besluit om andere taken uit te stellen.

    6.Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens dezelfde procedure als voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van beheer kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke wijzigingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

    7.Het meerjarige werkprogramma bevat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen, verwachte resultaten en prestatie‑indicatoren. Het bevat ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen.

    8.De programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval bijgewerkt, met name in het licht van de resultaten van de in artikel 41 bedoelde evaluatie.

    Artikel 18

    Voorzitter van de raad van beheer

    1.De raad van beheer kiest uit zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en vicevoorzitter worden door de stemgerechtigde leden van de raad van beheer gekozen met een tweederdemeerderheid.

    2.De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter wanneer hij of zij is verhinderd de taken van voorzitter te verrichten.

    3.De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitter bedraagt vier jaar. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Indien tijdens hun ambtstermijn hun lidmaatschap van de raad van beheer echter eindigt, loopt hun ambtstermijn op dezelfde datum automatisch af.

    Artikel 19

    Vergaderingen van de raad van beheer

    1.De vergaderingen van de raad van beheer vinden plaats overeenkomstig zijn reglement van orde en worden door de voorzitter bijeengeroepen.

    2.De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt deel aan de beraadslagingen, behalve wanneer zijn of haar deelname tot een belangenconflict kan leiden, zoals besloten door de voorzitter, of wanneer de raad van beheer een besluit moet nemen overeenkomstig artikel 35.

    3.De raad van beheer belegt tweemaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt de raad van beheer bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of van een derde van de lidstaten.

    4.Indien specifieke agendapunten vertrouwelijk zijn of er belangenconflicten bestaan, kan de raad van beheer beslissen om die te bespreken zonder dat de betrokken leden daarbij aanwezig zijn. Dat laat het recht van de lidstaten en de Commissie onverlet om zich door een plaatsvervanger of enig ander persoon te laten vertegenwoordigen. Gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van deze bepaling worden vastgelegd in het reglement van orde van de raad van beheer.

    5.De raad van beheer kan iedereen wiens mening van belang kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

    6.Onverminderd de bepalingen van het reglement van orde, kunnen de leden van de raad van beheer zich laten bijstaan door raadgevers of deskundigen.

    7.Het secretariaat voor de raad van beheer wordt verzorgd door het Agentschap.

    Artikel 20

    Stemprocedure in de raad van beheer

    1.De raad van beheer neemt zijn besluiten bij volstrekte meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

    2.    De besluiten als vermeld in artikel 16, lid 1, punten c) tot en met e), en punten i), j), n), o), p), q), t) en u), en in artikel 16, lid 2, mogen alleen worden genomen als de vertegenwoordigers van de Commissie een positieve stem uitbrengen. Bij de besluitvorming in het kader van artikel 16, lid 1, punt b), is de positieve stem van de vertegenwoordiger van de Commissie alleen vereist voor de onderdelen van het besluit die geen verband houden met het jaarlijkse en het meerjarige werkprogramma van het Agentschap.

    3.Elk lid heeft één stem. De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt niet aan de stemming deel.

    4.Bij afwezigheid van een lid mag zijn of haar plaatsvervanger zijn of haar stemrecht uitoefenen.

    5.Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemprocedure, inclusief onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan optreden.

    Artikel 21

    Uitvoerende raad

    1.De raad van beheer wordt bijgestaan door een uitvoerende raad.

    2.De uitvoerende raad:

    (a)houdt toezicht op de uitvoering van de besluiten van de raad van beheer inzake administratief en budgettair beheer;

    (b)stelt de door de raad van beheer vast te stellen besluiten op;

    (c)zorgt samen met de raad van beheer voor een passende opvolging van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en evaluaties, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van OLAF en het EOM.

    3.Indien nodig wegens hoogdringendheid kan de uitvoerende raad namens de raad van beheer bepaalde voorlopige besluiten nemen, met name op het gebied van administratief beheer, met inbegrip van de opschorting van de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag en begrotingskwesties.

    4.De uitvoerende raad bestaat uit de voorzitter van de raad van beheer, één vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van het beheer en drie andere leden die de raad van beheer benoemt uit zijn stemgerechtigde leden. De voorzitter van de raad van beheer is ook de voorzitter van de uitvoerende raad. De uitvoerend directeur neemt deel aan de vergaderingen van de uitvoerende raad, maar heeft geen stemrecht.

    5.De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad bedraagt vier jaar en kan worden verlengd. De ambtstermijn van de leden van de uitvoerende raad eindigt wanneer hun lidmaatschap van de raad van beheer eindigt.

    6.De uitvoerende raad houdt ten minste één gewone vergadering om de drie maanden. Daarnaast komt de uitvoerende raad bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de leden.

    7.De raad van beheer stelt het reglement van orde van de uitvoerende raad vast.

    HOOFDSTUK V

    UITVOEREND DIRECTEUR

    Artikel 22

    Benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ambtsontheffing

    1.De uitvoerend directeur wordt op basis van verdiensten en vaardigheden, na een open en transparante selectieprocedure waarbij het beginsel van genderevenwicht in acht wordt genomen, door de raad van beheer aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

    2.Voor de sluiting van het contract met de uitvoerend directeur wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van beheer.

    3.De ambtstermijn van de uitvoerend directeur is vijf jaar. Aan het einde van die termijn stelt de Commissie tijdig een beoordeling op waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de prestaties van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van het Agentschap.

    4.Op voorstel van de Commissie kan de raad van beheer, rekening houdend met de in lid 3 genoemde beoordeling, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met ten hoogste vijf jaar verlengen.

    5.Een uitvoerend directeur van wie de ambtstermijn is verlengd, mag niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde betrekking.

    6.De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn of haar ambt worden ontzet bij besluit van de raad van beheer op voorstel van de Commissie.

    7.De uitvoerend directeur wordt in dienst genomen als tijdelijke functionaris van het Agentschap overeenkomstig artikel 2, punt a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

    Artikel 23

    Taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

    1.De uitvoerend directeur leidt het Agentschap overeenkomstig de besluiten van de raad van beheer en legt verantwoording af aan de raad van beheer.

    2.Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, de raad van beheer en de uitvoerende raad is de uitvoerend directeur onafhankelijk bij de uitvoering van zijn of haar taken en vraagt of aanvaardt hij of zij geen instructies van een regering of andere instantie.

    3.De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit aan het Europees Parlement over de uitvoering van zijn of haar taken. De Raad kan de uitvoerend directeur uitnodigen verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn of haar taken.

    4.De uitvoerend directeur treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

    5.De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die bij deze verordening aan het Agentschap zijn toegekend. De uitvoerend directeur is met name belast met de volgende taken:

    (a)zorgen voor een duurzaam en efficiënt dagelijks bestuur van het Agentschap;

    (b)binnen de grenzen van de besluiten van de raad van beheer de werkzaamheden en het personeel van het Agentschap organiseren en leiden en er toezicht op houden;

    (c)de door de raad van beheer aangenomen besluiten opstellen en uitvoeren;

    (d)het ontwerp opstellen van financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap, ter goedkeuring door de raad van beheer;

    (e)overeenkomstig artikel 27 ramingen van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap opstellen en overeenkomstig artikel 28 de begroting uitvoeren;

    (f)het ontwerp van het enkelvoudig programmeringsdocument opstellen en het, na raadpleging van de Commissie, ten minste vier weken voor de desbetreffende vergadering van de raad van beheer ter goedkeuring aan de raad van beheer voorleggen;

    (g)het enkelvoudig programmeringsdocument uitvoeren, de vooruitgang beoordelen aan de hand van de relevante indicatoren en verslag over de uitvoering ervan uitbrengen aan de raad van beheer;

    (h)het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap opstellen en het ter beoordeling en goedkeuring indienen bij de raad van beheer;

    (i)reageren op verzoeken om bijstand overeenkomstig artikel 17, lid 5;

    (j)besluiten nemen tot uitvoering van bezoeken en inspecties zoals bedoeld in artikel 10, na raadpleging van de Commissie en volgens de methode voor bezoeken die de raad van beheer in overeenstemming met artikel 16, lid 1, punt g), heeft vastgesteld;

    (k)besluiten om administratieve regelingen aan te gaan met andere instellingen van de Unie die actief zijn op de actieterreinen van het Agentschap, op voorwaarde dat de ontwerpregelingen overeenkomstig artikel 11, lid 5, eerst ter advies zijn voorgelegd aan de Commissie en daarna aan de raad van beheer, en dat de raad van beheer binnen een termijn van vier weken geen bezwaar maakt;

    (l)noodzakelijke stappen ondernemen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om het functioneren van het Agentschap in overeenstemming met het bepaalde in deze verordening te waarborgen;

    (m)een efficiënt toetsingssysteem organiseren teneinde de prestaties van het Agentschap te kunnen vergelijken met de in deze verordening vastgestelde doelstellingen en taken. Daartoe stelt hij of zij in overeenstemming met de Commissie en de raad van beheer op maat gesneden prestatie-indicatoren vast waarmee de behaalde resultaten doeltreffend kunnen worden beoordeeld. Hij of zij waarborgt dat de organisatorische structuur van het Agentschap binnen de beschikbare financiële en personele middelen regelmatig wordt aangepast aan de zich ontwikkelende behoeften. In dat opzicht voert hij of zij een methode van geregelde evaluatie in die aan erkende vaknormen voldoet;

    (n)de werking van een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen en toezien op het functioneren ervan, en belangrijke wijzigingen aan de raad van beheer rapporteren;

    (o)zorgen voor de uitvoering van risicobeoordelingen en risicobeheer voor het Agentschap;

    (p)een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook van onderzoeken van OLAF en het EOM, zoals bedoeld in artikel 38, en twee keer per jaar verslag uitbrengen aan de Commissie en op regelmatige tijdstippen aan de raad van beheer over de geboekte vooruitgang;

    (q)de financiële belangen van de Unie beschermen door, zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van OLAF en het EOM, preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten te treffen, doeltreffende controles uit te voeren en bij onregelmatigheden de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en in voorkomend geval doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties op te leggen, met inbegrip van financiële sancties;

    (r)een strategie voor fraudebestrijding, een strategie voor efficiëntieverhoging en synergie, een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties en een strategie voor het organisatorisch beheer en internecontrolesystemen voor het Agentschap opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van beheer;

    (s)diversiteit bevorderen en genderevenwicht waarborgen bij de aanwerving van personeel voor het Agentschap;

    (t)personeel aanwerven op basis van een zo breed mogelijke geografische spreiding;

    (u)een communicatiebeleid voor het Agentschap opstellen en uitvoeren;

    (v)alle andere taken uitvoeren die aan hem of haar door de raad van beheer worden toegewezen of gedelegeerd of die uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd.

    Artikel 24

    Deelname van derde landen

    1.Het Agentschap staat open voor deelname van derde landen die overeenkomsten met de Unie hebben gesloten, waarbij ze het Unierecht op het gebied van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, voorkoming van verontreiniging en bestrijding van verontreiniging veroorzaakt door schepen hebben aangenomen en toepassen.

    2.Krachtens de desbetreffende bepalingen van die overeenkomsten stelt het Agentschap na advies van de Commissie regelingen vast tot nadere bepaling van de aard en de omvang van de gedetailleerde regels voor de deelname van die landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel.

    HOOFDSTUK VI

    FINANCIËLE BEPALINGEN

    Artikel 25

    Financiële regels

    De financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap, worden vastgesteld door de raad van beheer, na raadpleging van de Commissie. De financiële regels wijken niet af van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie, tenzij dat in verband met de werking van het Agentschap specifiek vereist is en de Commissie daarvoor vooraf toestemming heeft verleend.

    Artikel 26

    Begroting

    1.Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap geraamd en vervolgens in de begroting van het Agentschap opgenomen.

    2.De ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten in evenwicht zijn.

    3.Onverminderd andere middelen, bestaan de ontvangsten van het Agentschap uit:

    (a)een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen bijdrage van de Unie en subsidies van organen van de Unie;

    (b)mogelijke bijdragen van derde landen die overeenkomstig artikel 24 deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap;

    (c)alle vergoedingen voor en kosten van infrastructuur, publicaties, opleiding of andere diensten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en die door het Agentschap worden verleend overeenkomstig de krachtens artikel 33 vastgestelde uitvoeringshandelingen;

    (d)alle vrijwillige financiële bijdragen van lidstaten, derde landen of andere entiteiten, voor zover die bijdragen transparant zijn, duidelijk in de begroting worden aangegeven en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het Agentschap niet in het gedrang brengen.

    4.De uitgaven van het Agentschap omvatten de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur en de huishoudelijke uitgaven.

    Artikel 27

    Vaststelling van de begroting

    1.Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, met inbegrip van de personeelsformatie, en zendt die toe aan de raad van beheer.

    2.Op basis van dat ontwerp stelt de raad van beheer een voorlopige ontwerpraming vast van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar.

    3.De voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap wordt elk jaar uiterlijk 31 januari aan de Commissie toegezonden. De raad van beheer stuurt de Commissie uiterlijk 31 maart van dat jaar de definitieve ontwerpraming toe.

    4.De Commissie zendt de raming samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie toe aan de begrotingsautoriteit.

    5.Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

    6.De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage aan het Agentschap goed.

    7.De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het Agentschap vast.

    8.De begroting van het Agentschap wordt vastgesteld door de raad van beheer. Die begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Europese Unie definitief is vastgesteld. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

    9.Op bouwprojecten die significante gevolgen kunnen hebben voor de begroting van het Agentschap, zijn de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 715/2019 van toepassing.

    Artikel 28

    Uitvoering van de begroting

    1.De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

    2.De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toe.

    Artikel 29

    Indiening van de rekeningen en kwijting

    1.Uiterlijk 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer.

    2.Uiterlijk 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt het Agentschap het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

    3.Uiterlijk 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, toe aan de Rekenkamer.

    4.Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement, maakt de uitvoerend directeur onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt die voor advies aan de raad van beheer voor.

    5.De raad van beheer brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

    6.Uiterlijk 1 juli van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige de definitieve rekeningen en het advies van de raad van beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

    7.De definitieve rekeningen worden uiterlijk 15 november van het volgende begrotingsjaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    8.De uitvoerend directeur stuurt de Rekenkamer uiterlijk 30 september een antwoord op haar opmerkingen. De uitvoerend directeur zendt dat antwoord ook naar de raad van beheer.

    9.De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op zijn verzoek, overeenkomstig artikel 261, lid 3, van het Financieel Reglement, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

    10.Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het jaar N.

    HOOFDSTUK VII

    PERSONEEL

    Artikel 30

    Algemene bepaling

    Het Statuut van de ambtenaren, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in onderling overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie ter uitvoering van dat Statuut en die Regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Agentschap.

     

    Artikel 31

    Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

    1.Het Agentschap mag gebruikmaken van gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet in dienst zijn van het Agentschap.

    2.Bij besluit van de raad van beheer worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij het Agentschap.

    HOOFDSTUK VIII

    ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 32

    Juridische status en zetel

    1.Het Agentschap is een orgaan van de Unie en bezit rechtspersoonlijkheid.

    2.In elk van de lidstaten geniet het Agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die aan rechtspersonen krachtens de wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

    3.Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

    4.De zetel van het Agentschap bevindt zich in Lissabon, Portugal.

    5.Op verzoek van de Commissie kan de raad van beheer met toestemming van en in samenwerking met de betrokken lidstaten en terdege rekening houdend met de gevolgen voor de begroting, waaronder eventuele bijdragen die de betrokken lidstaten kunnen leveren, besluiten regionale centra te vestigen die nodig zijn om, op de meest efficiënte en effectieve manier, een aantal van de taken van het Agentschap uit te voeren. Wanneer de raad van beheer een dergelijk besluit neemt, stelt hij het precieze takenpakket van het regionale centrum vast, waarbij onnodige financiële kosten worden vermeden en de samenwerking met bestaande regionale en nationale netwerken wordt versterkt.

    Artikel 33

    Uitvoeringshandelingen met betrekking tot vergoedingen en kosten

    1.De Commissie stelt, op basis van de in de leden 2, 3 en 4 omschreven beginselen, uitvoeringshandelingen vast waarin het volgende wordt bepaald:

    (a)de aan het Agentschap te betalen vergoedingen en kosten, met name voor de toepassing van artikel 26, lid 3, punt c); en

    (b)de betalingsvoorwaarden.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 34, lid 2, genoemde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    2.Er worden vergoedingen en kosten in rekening gebracht voor eventuele diensten die door het Agentschap, met name aan derde landen en de sector, worden verleend voor taken die onder zijn bevoegdheid vallen.

    3.Alle vergoedingen en kosten worden uitgedrukt en betaald in euro. Vergoedingen en kosten worden op transparante, billijke en uniforme wijze vastgesteld. De specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen worden, waar passend, in aanmerking genomen, met inbegrip van de mogelijkheid om betalingen in verschillende termijnen en fasen op te splitsen. De financiële verdeling van de vergoedingen moet duidelijk in de rekeningen worden aangegeven. Voor de betaling van vergoedingen en kosten worden redelijke termijnen vastgesteld.

    4.De hoogte van de vergoedingen en kosten wordt bepaald op een niveau waarmee wordt gewaarborgd dat de desbetreffende ontvangsten voldoende zijn om de volledige kosten van de verleende diensten te dekken. Die kosten zijn met name een weergave van alle uitgaven van het Agentschap voor de betrokkenheid van personeel bij de in lid 2 bedoelde activiteiten, met inbegrip van de pro-ratapensioenbijdrage van de werkgever. Indien er bij herhaling sprake is van een aanzienlijke onevenwichtigheid bij tegen betaling van vergoedingen en kosten geleverde diensten, moeten de vergoedingen en kosten worden herzien. De vergoedingen en kosten worden als inkomsten van het Agentschap aangemerkt.

    Artikel 34

    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad 45 opgerichte Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Artikel 35

    Voorrechten en immuniteiten

    Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het Agentschap en zijn personeel.

    Artikel 36

    Talenregeling

    1.De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad 46 zijn van toepassing op het Agentschap.

    2.De voor het functioneren van het Agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau van de organen van de Europese Unie.

    Artikel 37

    Transparantie

    1.Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad 47 is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van het Agentschap.

    2.De raad van beheer stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de gedetailleerde regels ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

    3.Tegen een besluit van het Agentschap op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, onder de in respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het VWEU bepaalde voorwaarden, een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    4.Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 48 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap.

    Artikel 38

    Fraudebestrijding

    1.Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 te vergemakkelijken, stelt het Agentschap passende bepalingen vast die van toepassing zijn op alle werknemers van het Agentschap.

    2.De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies en contractanten en subcontractanten die van het Agentschap Uniemiddelen hebben ontvangen, audits te verrichten, zowel op basis van documenten als ter plaatse.

    3.OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad in verband met een subsidie of een door het Agentschap gefinancierde overeenkomst.

    4.Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Agentschap bepalingen die de Europese Rekenkamer, OLAF en het EOM uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

    Artikel 39

     Veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

    Het Agentschap stelt zijn eigen beveiligingsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als vermeld in Besluit (EU, Euratom) 2015/443 49 en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 50 van de Commissie. De beveiligingsvoorschriften van het Agentschap omvatten onder andere bepalingen voor de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.

    Artikel 40

    Aansprakelijkheid

    1.De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op de betrokken overeenkomst van toepassing is.

    2.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door het Agentschap gesloten overeenkomsten.

    3.In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen of door zijn personeel bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

    4.Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

    5.Op de persoonlijke aansprakelijkheid van zijn personeelsleden jegens het Agentschap zijn de bepalingen van toepassing van het Statuut of van de Regeling waaronder zij vallen.

    Artikel 41

    Evaluatie en herziening

    1.Uiterlijk vijf jaar na [datum van inwerkingtreding] en vervolgens om de vijf jaar voert de Commissie een evaluatie uit om met name het effect, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Agentschap en zijn werkwijze te beoordelen. De evaluatie richt zich met name op de vraag of het noodzakelijk is het mandaat van het Agentschap te wijzigen en op de financiële implicaties van zulke wijzigingen.

    2.De Commissie zendt het evaluatierapport samen met haar conclusies over het rapport aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van beheer. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

    3.Bij elke tweede evaluatie moeten bovendien de door het Agentschap bereikte resultaten worden getoetst aan zijn doelstellingen, mandaat en taken. Als de Commissie van oordeel is dat het voortbestaan van het Agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.

    Artikel 42

    Administratieve onderzoeken van de Europese Ombudsman

    Overeenkomstig artikel 228 van het VWEU zijn de activiteiten van het Agentschap onderworpen aan onderzoeken door de Europese Ombudsman.

    Artikel 43

    Overgangsbepalingen

    1.In afwijking van artikel 15 van deze Verordening blijven de leden van de raad van bestuur die vóór [datum van inwerkingtreding] zijn benoemd op grond van Verordening (EG) nr. 1406/2002, in functie als leden van de raad van beheer tot de datum waarop hun ambtstermijn verstrijkt, onverminderd het recht van elke lidstaat om een nieuwe vertegenwoordiger te benoemen.

    2.De op grond van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1406/2002 benoemde uitvoerend directeur van het Agentschap blijft toegewezen aan de functie van uitvoerend directeur met de in artikel 23 van deze verordening bedoelde taken en verantwoordelijkheden. Als vóór de inwerkingtreding van deze verordening een besluit tot verlenging van het mandaat van de uitvoerend directeur overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1406/2002 wordt vastgesteld, bedraagt de duur van het verlengde mandaat vijf jaar. De overige voorwaarden van de arbeidsovereenkomst blijven ongewijzigd.

    De inwerkingtreding van deze verordening laat alle arbeidsovereenkomsten die op [datum van inwerkingtreding] van kracht zijn, onverlet.

    Artikel 44

    Intrekking

    Verordening (EG) nr. 1406/2002 wordt ingetrokken.

    Artikel 45

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter






    FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    Mobiliteit en vervoer – Maritieme veiligheid

    1.3.Het voorstel betreft:

     een nieuwe actie

     een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 51

     de verlenging van een bestaande actie

     de samenvoeging van een of meer acties tot een andere/een nieuwe actie

    1.4.Doelstelling(en)

    1.4.1.Algemene doelstelling(en)

    De algemene doelstelling is een nieuwe verordening tot oprichting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) voor te stellen. De doelstelling van het EMSA is het bevorderen en tot stand brengen van een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid dat gericht is op een ongevalvrije zeescheepvaart, maritieme beveiliging, de vermindering van de broeikasgasuitstoot van schepen, de duurzaamheid van de maritieme sector, de preventie en bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en de bestrijding van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging.

    Andere doelstellingen van het Agentschap zijn de digitalisering van de maritieme sector bevorderen door de elektronische overdracht van gegevens te faciliteren ter ondersteuning van de vereenvoudiging, en geïntegreerde systemen en diensten voor maritiem toezicht en maritiem bewustzijn leveren aan de Commissie en de lidstaten.

    1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

    De specifieke doelstellingen van de herziening zijn:

    de huidige taken en doelstellingen van het EMSA beter verankeren en weergeven in de oprichtingsverordening, zodat het Agentschap een wettelijk mandaat krijgt om die taken uit te voeren en de lidstaten en de Commissie te ondersteunen met de nodige technische, operationele en wetenschappelijke bijstand bij het waarborgen van maritieme veiligheid en beveiliging en bij de groene en digitale transitie van de sector, en tegelijk de verordening tot oprichting van het EMSA toekomstbestendig maken door voldoende flexibiliteit toe te staan bij het opnemen van nieuwe taken als gevolg van de veranderende behoeften van de maritieme sector en door te garanderen dat het EMSA over voldoende personele en financiële middelen beschikt om zijn rol te vervullen.

    Deze herziening en dit financieel memorandum bevatten alle budgettaire gevolgen van de nieuwe verordening tot oprichting van het EMSA en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002, alsook de budgettaire gevolgen van i) de herziening van Richtlijn 2009/21/EG betreffende vlaggenstaatverplichtingen, ii) de herziening van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole, iii) de herziening van Richtlijn 2009/18/EG betreffende het onderzoek van ongevallen, en iv) de herziening van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen. De gevolgen voor de begroting van die laatste vier voorstellen worden nader omschreven in de respectieve financiële memoranda.

    1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    De verordening moet een weerspiegeling zijn van de grotere rol van het EMSA in de maritieme sector sinds 2013. Ze moet het EMSA flexibiliteit bieden om zijn werkterrein aan te passen, zonder af te wijken van zijn kerntaak.

    De verordening moet waarborgen dat het EMSA de zeevaart in de EU op de doeltreffendste manier kan ondersteunen bij de dubbele transitie waarmee de sector wordt geconfronteerd op het vlak van duurzaamheid en digitalisering, en dat het mandaat voldoende toekomstbestendig is om de uitdagingen van de toekomst aan te pakken.

    1.4.4.Prestatie-indicatoren

    Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

    De doeltreffendheid van de voorgestelde verordening met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 1 zal worden bepaald op basis van de jaarlijkse en meerjarige outputs en de vervulling van elk van de taken van het Agentschap, zoals aangegeven in het jaarlijks enkelvoudig programmeringsdocument en het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten.

    De doeltreffendheid van de voorgestelde verordening met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 2 zal worden bepaald op basis van het aantal verzoeken en nieuwe taken die de komende jaren aan het EMSA zullen worden toegewezen.

    De doeltreffendheid van de voorgestelde verordening met betrekking tot specifieke doelstelling nr. 3 zal worden bepaald op basis van de resultaten van het Agentschap, zoals aangegeven in het jaarlijks enkelvoudig programmeringsdocument en het geconsolideerde jaarverslag over de activiteiten.

    De algehele doeltreffendheid van de voorgestelde verordening zal worden gemonitord aan de hand van de voorgestelde vijfjaarlijkse evaluatie van het Agentschap, terwijl de Commissie een advies zal uitbrengen over het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap, dat het jaarlijkse en meerjarige werkprogramma en de toegewezen middelen voor elk van de taken van het Agentschap omvat.

     

    1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    1) In verband met de herziening van Richtlijn 2009/21/EG betreffende vlaggenstaatverplichtingen:

    Het EMSA moet technische oplossingen invoeren voor het register van e-certificaten, de rapportage van e-certificaten, digitale inspectierapporten van de vlaggenstaten en valideringsinstrumenten, en nieuwe modules ontwikkelen. Het EMSA moet een mechanisme en een model ontwikkelen voor het rapporteren van informatie en statistieken, en moet gemeenschappelijke capaciteitsopbouw en geharmoniseerde opleidingen (postkwalificatie) voor vlaggenstaatinspecteurs en/of -controleurs en/of -auditors invoeren door gemeenschappelijke curricula voor vlaggenstaatinspecteurs te ontwikkelen en vlaggenstaatinspecteurs op te leiden in nieuwe technologieën, onder andere hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, die bijzonder relevant zijn voor het “Fit for 55”-pakket, en automatisering.

    Tegen 2025 zal 1 extra vte nodig zijn om de nieuwe module voor e-certificaten te ontwikkelen en 1 extra vte om voor specialistische IT-vaardigheden en maritieme kennis te zorgen bij de maritieme ondersteunende diensten. De budgettaire gevolgen van de herziening van Richtlijn 2009/21/EG betreffende vlaggenstaatverplichtingen zijn opgenomen in het huidig financieel memorandum. De herziening van Richtlijn 2009/21/EG betreffende vlaggenverplichtingen zal een afzonderlijk financieel memorandum met meer bijzonderheden bevatten.

    2) In verband met de herziening van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole:

    Het EMSA moet opleidingen over grote vissersvaartuigen organiseren voor ambtenaren van de havenstaatcontrole, met bijzondere aandacht voor de desbetreffende EU-richtsnoeren, en de bijbehorende cursussen opstellen. Het EMSA moet ook een THETIS-module voor vissersvaartuigen en een gemeenschappelijk curriculum voor havenstaatcontrole van vissersvaartuigen ontwikkelen waarin alle relevante instructies en richtsnoeren zijn opgenomen.

    Het EMSA moet opleidingen over het gebruik van elektronische wettelijk voorgeschreven certificaten organiseren voor ambtenaren van de havenstaatcontrole, en een valideringsinstrument en een register ontwikkelen.

    Het EMSA moet betere opleidingsinstrumenten en meer capaciteit voor ambtenaren van de havenstaatcontrole ontwikkelen op het gebied van nieuwe technologieën, onder andere hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, die bijzonder relevant zijn voor het “Fit for 55”-pakket, en automatisering, door zijn online opleidingsinstrumenten te versterken en deskundigen aan te werven.

    Tegen 2025 zullen 2 vte’s nodig zijn om de taken van het EMSA bij de ontwikkeling van de instrumenten te ondersteunen. De budgettaire gevolgen van de herziening van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole zijn opgenomen in het huidig financieel memorandum. De herziening van Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole zal een afzonderlijk financieel memorandum met meer bijzonderheden bevatten.

    3) In verband met de herziening van Richtlijn 2009/18/EG betreffende ongevallenonderzoek:

    Het EMSA moet aanvullende opleidingen over hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen (risico’s, gebruik aan boord, scheepsbescherming enz.) organiseren ter ondersteuning van de initiatieven in het kader van het “Fit for 55”-pakket, maar ook over: het menselijk aspect, gedrag van een geautomatiseerd schip, veiligheidsanalyse (om de lidstaten aan te moedigen beter gebruik te maken van ongevallengegevens), forensische wetenschap (foto’s, monsterneming enz.), voorvallen (brand, navigatieongevallen, schade aan apparatuur, beroepsactiviteiten enz.) en de regels van de AVG.

    Het EMSA zal tijdens individuele onderzoeken ook operationele instrumenten en uitrusting ter beschikking stellen, zoals ROV’s (op afstand bestuurde onderwatervoertuigen), RPAS (luchtdrones), robots (bv. om toegang te krijgen tot beschadigde gebieden, gesloten ruimten enz.), VDR-faciliteiten (reisgegevensrecorder), software zoals MADA’s (Marine Accident Data Analysis Suite); ad-hocmiddelen (wetenschappelijke laboratoria, tanktests); ad-hocdiensten (3D-simulatie voor brand, verlies van containers enz.). Die ondersteuning wordt gebaseerd op de bestaande diensten die het EMSA op verschillende gebieden verleent (zoals de hierboven vermelde luchtdrones en onderwaterdrones, satellietbeeldvorming enz.) en wordt verleend op basis van het beginsel “wie het eerst komt, het eerst maalt”. Op langere termijn en afhankelijk van de ervaring met de uitvoering zouden de middelen van het EMSA dienovereenkomstig worden aangepast.

    Het EMSA zal bij afzonderlijke onderzoeken naar zeer ernstige ongevallen op zee ook zeer gespecialiseerde analytische ondersteuning bieden via EMSA-deskundigen op “standaardniveau” en “hoog niveau”, onder meer gedragsanalisten, psychologen en andere specialisten.

    Tegen 2025 zullen twee vte’s nodig zijn om operationele en analytische ondersteuning te bieden voor de nieuwe taken van het EMSA. De budgettaire gevolgen van de herziening van Richtlijn 2009/18/EG betreffende ongevallenonderzoek zijn opgenomen in het huidig financieel memorandum. De herziening van Richtlijn 2009/18/EG betreffende ongevallenonderzoek zal een afzonderlijk financieel memorandum met meer bijzonderheden bevatten.

    4) In verband met de herziening van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen:

    Het EMSA moet extra satellietmonitoringdiensten voor de autoriteiten van de lidstaten opzetten vanwege de uitbreiding van het toepassingsgebied van de richtlijn, en moet CleanSeaNet upgraden om verontreinigende stoffen beter te monitoren en op te sporen. Het EMSA moet opleidingen en richtsnoeren ontwikkelen en die regelmatig bijwerken. Het Agentschap zal ook een extern meldkanaal voor klokkenluiders ontwikkelen voor het verstrekken van informatie over mogelijke illegale lozingen, en de geïntegreerde maritieme diensten verbeteren. Het EMSA moet ook een nieuw rapportage-instrument ontwikkelen en onderhouden, zodat de lidstaten elk geval van verontreiniging vanaf schepen kunnen melden, en een website ontwikkelen om het publiek op de hoogte te houden van verontreiniging door schepen.

    In totaal zullen 9 vte’s nodig zijn voor de verlening van extra satellietmonitoringdiensten en 3 extra vte’s voor de ontwikkeling van de geïntegreerde maritieme diensten. Een van die vte’s zal worden aangeworven in het kader van het volgende MFK. De budgettaire gevolgen van de herziening van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen zijn opgenomen in het huidig financieel memorandum. De herziening van Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen zal een afzonderlijk financieel memorandum met meer bijzonderheden bevatten.

    De onder 1) tot en met 4) benodigde middelen komen aan bod in de afzonderlijke financiële memoranda die bij de respectieve wetgevingsvoorstellen zijn gevoegd.

    5) In verband met de nieuwe verordening tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002:

    Het EMSA moet de volgende extra uitgebreide taken uitvoeren:

    Het EMSA zal 2 vte’s in 2025 en 2 extra vte’s vanaf 2026 nodig hebben om de lidstaten en de Commissie bij te staan bij de besprekingen op IMO-niveau over alternatieve brandstoffen en het gebruik ervan, met inbegrip van de veiligheidsrisico’s die uit deze ontwikkelingen voortvloeien. Het Agentschap zal meer onderzoek moeten verrichten en het jaarlijkse aantal studies moeten verhogen. In het kader van het volgende MFK zal één extra vte nodig zijn.

    Vanaf 2026 zal één vte nodig zijn voor extra werkzaamheden op het gebied van cyberbeveiliging in het maritiem vervoer, met name om richtsnoeren op te stellen en de uitwisseling van expertise tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

    Het centrum voor maritiem bewustzijn, dat elke dag van de week dag en nacht actief is, zal zijn activiteiten moeten versterken en uitbreiden om in te spelen op nieuwe behoeften op het gebied van milieu en veiligheid, ook in de nieuwe geopolitieke context, door de lidstaten en de Commissie op hun verzoek bij te staan in noodsituaties, zoals de uitvoering van sancties. Het Agentschap zal 8 vte’s nodig hebben om reeds in 2025 de nodige IT-infrastructuur voor het centrum te ontwikkelen en die tegen 2027 te voltooien en te gebruiken. In het kader van het volgende MFK zullen 3 extra vte’s nodig zijn.

    Het Agentschap wordt verwacht bijstand te verlenen bij de invoering van het Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe), waarvoor 3 vte’s nodig zijn om te helpen bij de ontwikkeling van de desbetreffende datareeksen en IT-infrastructuur.

    Het Agentschap moet naar verwachting ook werk maken van de inzet van autonome schepen (MASS) door verdere risicogebaseerde analyses uit te voeren, waarvoor het in het kader van het volgende MFK 1 vte nodig zal hebben.

    De gevolgen voor de begroting van de nieuwe verordening tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002 zijn opgenomen in het huidig financieel memorandum.

    1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan: de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

    Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

    De huidige betrokkenheid van de EU (taken van het EMSA) is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van het EMSA. Bovendien heeft het EMSA direct of indirect nieuwe taken gekregen als gevolg van tal van richtlijnen, zoals het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS), Richtlijn (EU) 2019/883 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, Verordening (EU) nr. 1257/2013 inzake scheepsrecycling en Verordening (EU) 2015/757 inzake de monitoring, rapportage en verificatie van kooldioxide-emissies door het maritiem vervoer.

    Op soortgelijke wijze wordt bij de herziening rekening gehouden met de huidige herzieningen van Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen, Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole, Richtlijn 2009/18/EG houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken, die ook nieuwe taken voor het EMSA met zich mee zullen brengen.

    De bedoeling van de onderhavige verordening is alle bestaande taken van het Agentschap in één rechtshandeling te bundelen en de rol van het EMSA uit te breiden tot gebieden waar dat gerechtvaardigd is.

    Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)

    Bij de herziening van de verordening wordt de klemtoon gelegd op de meerwaarde van het EMSA door het hosten en het bevorderen van de ontwikkeling van systemen op EU-niveau, zoals SafeSeaNet, THETIS en, zij het in mindere mate, de databank voor ongevallenonderzoek van het Europees Informatieplatform voor scheepvaartongevallen (EMCIP). In de geschiktheidscontrole werd aanbevolen om te blijven voortbouwen op de capaciteiten van het EMSA, met bijzondere aandacht voor de bevordering van en investeringen in de digitale systemen, toepassingen en databanken.

    1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    De toegevoegde waarde van het Agentschap is gebleken uit de evaluatie van de EMSA-verordening.

    Dit initiatief is erop gericht de vastgestelde problemen aan te pakken, met name dat:

    het mandaat van het EMSA geen goede afspiegeling is van de activiteiten van het Agentschap wegens de veranderende behoeften van de maritieme sector en het nieuwe regelgevingskader van de EU;

    de administratieve en financiële bepalingen van het mandaat geen afspiegeling zijn van het recentste regelgevingskader van de EU voor het bestuur van agentschappen; en

    het EMSA wordt geconfronteerd met krappe middelen voor het vervullen van zowel zijn huidige taken als de nieuwe taken en activiteiten die voortvloeien uit de behoeften van de sector, zoals de groene transitie, of uit ontwikkelingen op het vlak van de wetgeving, zoals het nieuwe pakket maritieme veiligheid.

    1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

    De voorgestelde herziening is een belangrijk resultaat van de mededeling van de Commissie over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, waarin de visie van de EU op het vervoerssysteem van de toekomst wordt uiteengezet. In de strategie werd aangekondigd dat de Commissie een grondige herziening plant van de bestaande wetgeving, onder meer het mandaat van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in 2022 (in het kader van vlaggenschipinitiatief 10 – Veiliger en beter beveiligd vervoer).

    De voorgestelde herziening zal synergieën tot stand brengen met verschillende onderdelen van het regelgevingskader van de EU, met name Richtlijn 2009/21/EG betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen, Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole, Richtlijn 2009/18/EG betreffende ongevallenonderzoek en Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen.

    Het voorstel is verenigbaar met het meerjarig financieel kader, maar vereist herprogrammering binnen rubriek 1 wat betreft de bijdrage aan het EMSA. De verhoging van de kredieten voor het EMSA zal worden gecompenseerd door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven voor de CEF Vervoer (02 03 01) in het kader van het huidig meerjarig financieel kader.

    1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

    De budgettaire gevolgen van dit initiatief hebben betrekking op de extra middelen die nodig zijn voor de nieuwe taken die naar aanleiding van de herziening van de verschillende richtlijnen aan het EMSA worden toegewezen, alsook voor de uitbreiding van reeds bestaande taken. Het gaat om nieuwe taken voor het EMSA die een permanent karakter zullen krijgen, terwijl de huidige taken niet zullen verminderen of worden afgebouwd. Aan de extra behoefte aan personele middelen zal in sommige gevallen worden voldaan door herschikking, terwijl dat in andere gevallen niet mogelijk is. In het geval van een verdere uitbreiding van de taken (zoals bijstand bij het toezicht op erkende organisaties) zal in de behoefte aan personele middelen worden voorzien door 2 vte’s te herschikken in 2027. In het volgende MFK zullen nog eens 5 vte’s worden herschikt om uitgebreide taken te ondersteunen, zoals bijstand bij crisisbeheersing, veiligheidsrisicoanalyses voor toekomstige trends en ondersteuning van paraatheidsmaatregelen voor olie- en gasinstallaties. De behoefte aan personele middelen voor andere taken kan niet worden ingevuld door herschikking, terwijl in de extra budgettaire behoeften zal worden voorzien door compensatie uit bestaande programma’s die in het kader van het huidig meerjarig financieel kader door DG MOVE worden beheerd. De verhoging van de kredieten voor het EMSA zal worden gecompenseerd door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven voor de CEF Vervoer (02 03 01) in het kader van het huidig meerjarig financieel kader.

    1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

     beperkte geldigheidsduur

       Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

       Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

     onbeperkte geldigheidsduur

    uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ [n.v.t.]

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 52

     Direct beheer door de Commissie via

       uitvoerende agentschappen

     Gedeeld beheer met lidstaten

     Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

    ◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    ◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    ☑ de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;

    ◻ publiekrechtelijke organen;

    ◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

    ◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    ◻ organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Opmerkingen

    Het beheer van de voorgestelde verordening zal worden uitgevoerd door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, indien nodig onder toezicht van de Europese Commissie.

     

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    De verordening voorziet in een evaluatie waarbij met name de resultaten, effectiviteit en doelmatigheid van het EMSA en zijn werkwijzen worden beoordeeld, en waarbij ook kan worden nagegaan of de structuur, de werking, het actiegebied en de taken van het EMSA moeten worden gewijzigd en wat de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen zijn. Naar aanleiding van die evaluatie zal de Commissie gegevens verzamelen via haar vertegenwoordiger op de vergaderingen van de raad van beheer van het Agentschap en in het kader van het toezicht dat zij samen met de lidstaten uitoefent op de werkzaamheden van het EMSA. De raad van beheer moet algemene richtsnoeren voor de werkzaamheden van het Agentschap verstrekken en nauwer worden betrokken bij het controleren van de werkzaamheden van het Agentschap, om het toezicht op administratieve en begrotingszaken te versterken.

    De uitvoerend directeur zal een efficiënt toetsingssysteem organiseren teneinde de prestaties van het EMSA te kunnen vergelijken met de in deze verordening vastgestelde doelstellingen en taken.

    Alle agentschappen van de EU werken onder een strikt controlesysteem met een interne-auditdienst, de dienst Interne Audit van de Commissie, de raad van bestuur, de Commissie, de Rekenkamer en de begrotingsautoriteit. Het stelsel als omschreven in de oprichtingsverordening van het EMSA blijft van toepassing.

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    Alle agentschappen van de EU werken onder een strikt controlesysteem met een interne-auditdienst, de dienst Interne Audit van de Commissie, de raad van bestuur, de Commissie, de Rekenkamer en de begrotingsautoriteit. Het stelsel als omschreven in de oprichtingsverordening van het EMSA blijft van toepassing.

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Hoewel de Commissie in het algemeen verantwoordelijk zal zijn voor de rapportage aan het Europees Parlement en de Raad over het effect, de doeltreffendheid en de efficiëntie van het EMSA en zijn werkmethoden, en voor het voorstellen van herzieningen waar nodig, zal het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid verantwoordelijk zijn voor zijn werking en voor de toepassing van zijn internecontrolekader.

    De uitvoerend directeur zal een efficiënt toetsingssysteem organiseren teneinde de prestaties van het EMSA te kunnen vergelijken met de in deze verordening vastgestelde doelstellingen en taken. Daartoe stelt hij of zij in overeenstemming met de Commissie en de raad van beheer op maat gesneden prestatie-indicatoren vast waarmee de behaalde resultaten doeltreffend kunnen worden beoordeeld. Hij of zij zorgt ervoor dat de organisatorische structuur van het EMSA binnen de beschikbare financiële en personele middelen regelmatig wordt aangepast aan de zich ontwikkelende behoeften. In dat opzicht voert hij of zij procedures voor geregelde evaluatie in die aan erkende vaknormen voldoen.

    DG MOVE zal de nodige controles uitvoeren conform de in 2017 vastgestelde toezichtstrategie voor de betrekkingen van het DG met gedecentraliseerde agentschappen en gemeenschappelijke ondernemingen. In het kader van de strategie monitort DG MOVE prestatie-indicatoren voor de uitvoering van de begroting, de auditaanbevelingen en administratieve aangelegenheden. Het Agentschap verstrekt om de twee jaar een rapport. De controles op het toezicht van het Agentschap en op het daarmee verband houdende financieel en budgettair beheer zijn in overeenstemming met de in 2022 bijgewerkte controlestrategie van DG MOVE.

    De extra middelen die ter beschikking van het EMSA worden gesteld, vallen onder het interne controle- en risicobeheersysteem van het EMSA, dat in overeenstemming is met de relevante internationale normen en specifieke controles omvat om belangenconflicten te voorkomen en de bescherming van klokkenluiders te waarborgen.

    2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

    In het kader van de voorgestelde verordening zal alleen extra financiering worden verstrekt aan het EMSA, dat de taken zal moeten uitvoeren die zijn toegewezen naar aanleiding van de herziening van Richtlijn 2009/21/EG betreffende vlaggenstaatverplichtingen, Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole, Richtlijn 2009/18/EG betreffende ongevallenonderzoek en Richtlijn 2005/35/EG inzake verontreiniging vanaf schepen.

    Het EMSA is volledig verantwoordelijk voor de uitvoering van zijn begroting, terwijl DG MOVE verantwoordelijk is voor de regelmatige betaling van de door de begrotingsautoriteit vastgestelde bijdragen. Het verwachte foutenrisico bij betaling en bij afsluiting is vergelijkbaar met dat van de aan het Agentschap verstrekte begrotingssubsidies.

    De extra taken die uit de voorgestelde verordening voortvloeien, zullen naar verwachting niet leiden tot specifieke extra controles. Daarom zullen de controlekosten voor DG MOVE (gemeten aan de hand van de waarde van de beheerde middelen) waarschijnlijk stabiel blijven.


    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

    Het EMSA past de fraudebestrijdingsbeginselen van gedecentraliseerde EU-agentschappen toe, in overeenstemming met de benadering van de Commissie. In maart 2021 heeft het Agentschap een geactualiseerde fraudebestrijdingsstrategie aangenomen, gebaseerd op de door OLAF gepresenteerde methoden en richtsnoeren voor fraudebestrijdingsstrategieën en op de fraudebestrijdingsstrategie van DG MOVE. De strategie voorziet in een kader voor de preventie, opsporing en voorwaarden voor fraudeonderzoeken op het niveau van het Agentschap. Het EMSA adapteert en verbetert zijn beleid en zijn acties voortdurend om het hoogste niveau van integriteit van het EMSA-personeel te bereiken, een doeltreffende preventie en opsporing van frauderisico’s te ondersteunen en passende procedures vast te stellen voor het melden en behandelen van potentiële fraudegevallen en de gevolgen daarvan. Voorts heeft het EMSA in 2015 zijn beleid inzake belangenconflicten voor de raad van beheer aangenomen.

    Het EMSA werkt samen met de diensten van de Commissie om fraude en onregelmatigheden te voorkomen. De Commissie zorgt ervoor dat die samenwerking wordt voortgezet en versterkt.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    ·Bestaande begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort uitgaven

    Bijdrage

    Nummer

    GK/NGK 53

    Van EVA-landen 54

    Van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 55

    Uit andere derde landen

    Andere bestemmingsontvangsten

    1

    02 10 02

    GK

    JA

    NEE

    NEE

    NEE

    ·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort uitgaven

    Bijdrage

    Nummer

    GK/NGK

    Van EVA-landen

    Van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

    Van andere derde landen

    Andere bestemmingsontvangsten

    [XX.YY.YY.YY]

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    JA/NEE

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 56

    In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

    Rubriek van het meerjarig financieel
    kader

    1

    Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

    Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

    Jaar 
    2025

    Jaar 
    2026

    Jaar 
    2027

    Jaar 
    2028-2034

    TOTAAL

    Titel 1:

    Vastleggingen

    (1)

    1,727

    4,992

    5,163

    43,323

    55,205

    Betalingen

    (2)

    1,727

    4,992

    5,163

    43,323

    55,205

    Titel 2:

    Vastleggingen

    (1a)

    Betalingen

    (2a)

    Titel 3:

    Vastleggingen

    (3a)

    8,012

    15,097

    16,007

    125,833

    164,949

    Betalingen

    (3b)

    8,012

    15,097

    16,007

    125,833

    164,949

    TOTAAL kredieten 
    voor EMSA

    Vastleggingen

    =1+1a +3a

    9,739

    20,089

    21,170

    169,156

    220,154

    Betalingen

    =2+2a

    +3b

    9,739

    20,089

    21,170

    169,156

    220,154

    Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidige MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.





    Rubriek van het meerjarig financieel
    kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    DG: <…….>

    • Personele middelen

    • Andere administratieve uitgaven

    TOTAAL DG <….>

    Kredieten

    TOTAAL kredieten 
    voor RUBRIEK 7 
    van het meerjarig financieel kader

    (Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar 
    2025

    Jaar 
    2026

    Jaar 
    2027

    Jaar 
    2028-2034

    TOTAAL

    TOTAAL kredieten 
    voor de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
    van het meerjarig financieel kader

    Vastleggingen

    9,739

    20,089

    21,170

    169,156

    220,154

    Betalingen

    9,739

    20,089

    21,170

    169,156

    220,154

    Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidige MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.    

    3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van EMSA

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Bedragen in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    TOTAAL

    OUTPUTS

    Soort 57

    Gem. kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Aantal

    Kosten

    Totaal aantal

    Totale kosten

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 58

    - Output

    - Output

    - Output

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

    SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

    - Output

    Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

    TOTALE KOSTEN

    In voorkomend geval weerspiegelen de bedragen de som van de bijdrage van de Unie aan het agentschap en andere ontvangsten van het agentschap (vergoedingen en heffingen).

    3.2.3.Geraamde gevolgen voor het personeel van EMSA

    3.2.3.1.Samenvatting

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    In miljoenen EUR (tot op drie decimalen). In voorkomend geval weerspiegelen de bedragen de som van de bijdrage van de Unie aan het agentschap en andere ontvangsten van het agentschap (vergoedingen en heffingen).

    Jaar 
    2025

    Jaar 
    2026

    Jaar 
    2027

    Jaar 
    2028-2034

    TOTAAL

    Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

    1,368

    4,104

    4,275

    35,910

    45,657

    Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

    0,086

    0,342

    0,342

    3,591

    4,361

    Arbeidscontractanten

    0,273

    0,546

    0,546

    3,822

    5,187

    Gedetacheerde nationale deskundigen

    TOTAAL

    1,727

    4,992

    5,163

    43,323

    55,205

    Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

    Personeelsvereisten (vte):

    Jaar 
    2025

    Jaar 
    2026

    Jaar 
    2027

    Jaar 
    2028-2034

    TOTAAL

    Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

    16

    24

    25

    30

    30

    Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

    1

    2

    2

    3

    3

    Arbeidscontractanten

    6

    6

    6

    6

    6

    Gedetacheerde nationale deskundigen

    TOTAAL

    23

    32

    33

    39

    39

    Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidige MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

    Het EMSA zal de aanwerving voorbereiden zodra het voorstel is goedgekeurd. De kosten worden geraamd op basis van de veronderstelling dat de 23 vte’s per 1 juli 2025 worden aangeworven. Derhalve is voor het eerste jaar slechts 50 % van de HR-kosten nodig.    

    3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften voor het verantwoordelijke DG

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in een geheel getal (of met hoogstens één decimaal)

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar N+2

    Jaar N+3

    Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    ·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    20 01 02 01 en 20 01 02 02 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

    20 01 02 03 (delegaties)

    01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

    01 01 05 01 (eigen onderzoek)

    Extern personeel (in voltijdequivalenten vte) 59

    20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

    20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

    Begrotingsonderde(e)l(en) (vermeld welke)  60

    - centrale diensten 61

    - delegaties

    01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

    01 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

    TOTAAL

    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    Extern personeel

    De beschrijving van de kostenberekening per voltijdequivalent moet in het derde onderdeel van bijlage V worden opgenomen.

    3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader

       Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader.

       Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

    De aan het EMSA toegewezen taken vergen een herprogrammering van het begrotingsonderdeel voor de jaarlijkse bijdrage aan het Agentschap (02 10 02) in het kader van het huidig meerjarig financieel kader. De hogere kredieten voor het EMSA zullen worden gecompenseerd door een compenserende verlaging van de geprogrammeerde uitgaven voor de CEF Vervoer (02 03 01) in het kader van het huidig meerjarig financieel kader. Het overzicht van de budgettaire gevolgen na het huidig MFK is indicatief en heeft geen invloed op het toekomstige akkoord over het MFK.

       Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader 62 .

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    3.2.5.Bijdragen van derden 

    Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

    Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Totaal

    Medefinancieringsbron

    TOTAAL medegefinancierde kredieten



    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

    voor de eigen middelen

    voor overige ontvangsten

    Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven

    In miljoenen EUR (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 63

    Jaar 
    N

    Jaar 
    N+1

    Jaar 
    N+2

    Jaar 
    N+3

    invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel ………….

    Vermeld voor de diverse toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

    (1)    Richtlijn 2012/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG van de Raad wat het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen betreft, reeds vervangen door Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen.
    (2)    Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG.
    (3)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM(2020) 789 final).
    (4)    Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties voor inbreuken (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11).
    (5)    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
    (6)    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de actualisering van de strategie van de EU voor maritieme veiligheid en haar actieplan “Een versterkte EU-strategie voor maritieme veiligheid voor evoluerende maritieme bedreigingen” (JOIN(2023) 8 final).
    (7)    COWI, Evaluatie van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, april 2008, blz. 60, pdf .
    (8)    Ramboll Management Consulting, Evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van het EMSA, mei 2017, blz. 156, http://www.emsa.europa.eu/publications/item/3092-emsa-guidance-on-the-inventory-of-hazardous-materials-3092.html
    (9)    Ramboll Management Consulting, Evaluatie van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van het EMSA, mei 2017, blz. 155, http://www.emsa.europa.eu/publications/item/3092-emsa-guidance-on-the-inventory-of-hazardous-materials-3092.html
    (10)    Ramboll Management Consulting, Studie van de kosteneffectiviteit en -efficiëntie van de diensten voor de bestrijding van olieverontreiniging van het EMSA, april 2017, https://ec.europa.eu/transport/sites/default/files/2018-cost-effectiveness-and-efficiency-of-emsa-oil-pollution-response-services.pdf
    (11)    Geschiktheidscontrole maritiem vervoer van de wetgeving betreffende vlaggenstaatverantwoordelijkheden, ongevallenonderzoek, havenstaatcontrole, het monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en de meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten. Werkdocument van de diensten van de Commissie, mei 2018, https://ec.europa.eu/transport/sites/default/files/3rd-mobility-pack/swd20180228-fitness-check.pdf
    (12)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
    (13)    PB C  van , blz. .
    (14)    PB C  van , blz. .
    (15)    Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de instelling van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1).
    (16)    Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11).
    (17)    Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).
    (18)    Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114).
    (19)    Richtlijn 2009/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de naleving van de vlaggenstaatverplichtingen (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 132).
    (20)    https://european-union.europa.eu/system/files/2022-06/joint_statement_on_decentralised_agencies_en.pdf
    (21)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1).
    (22)    Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116).
    (23)    Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
    (24)    Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58).
    (25)    Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55).
    (26)    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
    (27)    Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6).
    (28)    Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
    (29)    Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
    (30)    Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18).
    (31)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
    (32)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
    (33)    PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
    (34)    Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1).
    (35)    Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PB L 123 van 17.5.2003, blz. 22).
    (36)    Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35).
    (37)    Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11).
    (38)    Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47).
    (39)    Richtlijn 2014/90/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146).
    (40)    Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PB L 169 van 27.6.2022, blz. 45).
    (41)    Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
    (42)    Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1).
    (43)    Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 64).
    (44)    Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).
    (45)    Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de oprichting van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS) en houdende wijziging van de verordeningen op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1).
    (46)    PB 17 van 6.10.1958, blz. 385. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van 20 november 2006 tot aanpassing van bepaalde verordeningen, besluiten en beschikkingen in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië.
    (47)    Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
    (48)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
    (49)    Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
    (50)    Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
    (51)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (52)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
    (53)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
    (54)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (55)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
    (56)    De samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven omvat de totale geraamde impact van de activiteiten 1) tot en met 5) beschreven in deel 1.5.1. De geraamde gevolgen van de activiteiten 1) tot en met 4) komen ook aan bod in de afzonderlijke financiële memoranda die bij de respectieve wetgevingsvoorstellen zijn gevoegd.
    (57)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
    (58)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...”
    (59)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundigen in delegaties).
    (60)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (61)    Voornamelijk voor de fondsen voor het cohesiebeleid van de EU, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA).
    (62)    Zie de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027.
    (63)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
    Top