EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.7.2023
COM(2023) 439 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD
EVALUATIE van de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52023DC0439
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE COUNCIL EVALUATION of the Council Recommendation of 19 December 2016 on Upskilling Pathways: New Opportunities for adults
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EVALUATIE van de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EVALUATIE van de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen
COM/2023/439 final
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.7.2023
COM(2023) 439 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD
EVALUATIE van de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD
EVALUATIE van de aanbeveling van de Raad van 19 december 2016 tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen
1.Inleiding
De snellere uitvoering van de digitale en de groene transitie houdt in dat de vaardigheden die zijn verworven tijdens het initieel onderwijs en de initiële opleiding niet langer voldoende zijn om te voldoen aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt, en dat volwassenen hun hele leven hun vaardigheden moeten blijven ontwikkelen. Daarnaast is het de verwachting dat de demografische trends die leiden tot een krimp van de beroepsbevolking de komende tien jaar versnellen, waardoor de druk alleen maar toeneemt om het volledige potentieel van ieders vaardigheden op de arbeidsmarkt te benutten. Daarom is in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten het streefcijfer vastgesteld dat tegen 2030 ten minste 60 % van de volwassenen elk jaar moet deelnemen aan opleiding. De leiders van de EU stemden tijdens de sociale top van Porto van 2021 in met dit ambitieuze streefcijfer en de lidstaten hebben het omgezet in nationale streefcijfers 1 .
In de Europese vaardighedenagenda is een strategie opgenomen om personen en bedrijven te helpen meer en betere vaardigheden te ontwikkelen. Met de agenda wordt de Europese pijler van sociale rechten uitgevoerd en dan met name het eerste beginsel, namelijk het recht op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren en deze is gekoppeld aan andere beleidsinitiatieven die de aanpak van een leven lang leren ondersteunen. De basisvaardigheden (lees- en schrijfvaardigheid, rekenvaardigheid en digitale vaardigheden) vormen het fundament voor volledige deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Veel te veel volwassenen in de EU beschikken echter niet over voldoende kennis van deze vaardigheden 2 en lopen het risico door hun lage scholing als in een val vast te komen zitten in een slechte baan (“low skills-poor jobs trap” 3 ). Dit vraagt om beleidsmaatregelen om de verwerving van basisvaardigheden te ondersteunen.
De aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten 4 heeft tot doel op dit risico te reageren en om volwassenen die een laag niveau van vaardigheden, kennis of bekwaamheden hebben, bijvoorbeeld volwassenen met een kwalificatie lager dan het secundaire niveau, de mogelijkheden te bieden om basisvaardigheden en/of een reeks bredere vaardigheden te verwerven die relevant zijn voor een actieve deelname aan de samenleving en de arbeidsmarkt.
Het gebrek aan overeenstemming tussen de behoeften van de arbeidsmarkt en het aanbod van geschoolde werknemers vormde ook een motivatie voor het besluit om een Europees Jaar van de Vaardigheden in te voeren, waarin de nadruk wordt gelegd op de noodzaak van om- en bijscholing van mensen en op het activeren van meer mensen om deel te nemen aan de arbeidsmarkt 5 . In haar toespraak over de Staat van de Unie waarin zij het voorstel aankondigde, benadrukte voorzitter Von der Leyen dat “iedereen kan worden ingezet”, aangezien Europa niet alleen een tekort heeft aan hooggeschoolde werknemers, maar ook aan “vrachtwagenchauffeurs, kelners en luchthavenmedewerkers” 6 . In het recente industriële plan voor de Green Deal 7 wordt nog eens benadrukt dat het huidige wijdverbreide tekort aan vaardigheden dat de investeringen en groei in de EU tegenhoudt, moet worden aangepakt.
Om de doelstellingen van de aanbeveling te behalen, werden de lidstaten opgeroepen om laaggekwalificeerde volwassenen ondersteuning op maat te bieden via een geïntegreerd traject bestaande uit drie stappen.
|
1) Beoordelen van vaardigheden, waarbij wordt bepaald welke vaardigheden volwassenen al hebben en welke vaardigheden eventueel ontbreken die moeten worden verworven. |
|
|
2) Aanbieden van een flexibel leeraanbod op maat, waarbij een leeraanbod wordt geboden dat is afgestemd op de specifieke ontbrekende vaardigheden die zijn vastgesteld tijdens het beoordelen van de vaardigheden. |
|
|
3) Valideren en erkennen, waarbij verworven vaardigheden worden beoordeeld en gecertificeerd en wordt gestimuleerd dat de certificering ervan leidt tot een formele kwalificatie. |
|
De lidstaten werd aanbevolen om bepaalde prioritaire doelgroepen vast te stellen, te zorgen voor een doeltreffende coördinatie tussen de belanghebbenden en motivatie-, voorlichtings- en begeleidingsmaatregelen uit te voeren om mogelijke begunstigden te wijzen op de bestaande mogelijkheden en hen bij alle stappen van het proces te ondersteunen. In de aanbeveling werd de Commissie verzocht verslag uit te brengen aan de Raad over de uitvoering in de lidstaten en op EU-niveau. Dit verslag is gebaseerd op de evaluatie in het werkdocument van de diensten van de Commissie 8 .
2.Belangrijkste bevindingen van de evaluatie
In dit hoofdstuk wordt besproken in hoeverre de aanbeveling doeltreffend, efficiënt en coherent is, meerwaarde voor de EU biedt en relevant blijft voor de aanpak van de actuele behoeften, rekening houdend met het feit dat een aanbeveling van de Raad niet-bindend van aard is.
Doeltreffendheid
Op basis van de beschikbare informatie komt het beeld naar voren dat de aanbeveling in het algemeen matig doeltreffend is.
De relevante indicatoren laten matig positieve trends zien en de uitvoering loopt niet in alle lidstaten gelijk, waarbij het de maatregelen vaak aan schaalgrootte en coördinatie ontbreekt. Hoewel sommige belanghebbenden de aanbeveling beschouwen als een aanjager voor een hernieuwde focus op de ondersteuning van volwassenen om basisvaardigheden te verwerven 9 en de driestappenaanpak een nuttig referentiepunt vinden, is bij de evaluatie slechts in 14 lidstaten 10 verbetering waargenomen bij de uitvoering van de drie stappen in de aanbeveling.
Mogelijkheden voor het beoordelen van vaardigheden zijn inmiddels breed beschikbaar in de lidstaten, maar het is noodzakelijk het personeel verder te professionaliseren en het stigma in de sociale perceptie aan te pakken. Dit zou ertoe leiden dat het beoordelen van de vaardigheden op een positievere en motiverende wijze kan worden gecommuniceerd door de nadruk te leggen op de bestaande vaardigheden waarop wordt voortgebouwd. Verschillende lidstaten hebben stappen genomen om het aanbieden van een flexibel leeraanbod op maat aan laaggekwalificeerde volwassenen te verbeteren 11 , maar er blijven uitdagingen bestaan als gevolg van onvoldoende financiering (vaak alleen financiering op basis van EU-projecten en niet via structurele nationale financiering) om de verschillende doelgroepen te ondersteunen, en als gevolg van belemmeringen op het gebied van toegang en gebruik. Ook de validatie en erkenning van vaardigheden zijn in sommige lidstaten verbeterd, maar vaak met beperkte integratie in het onderwijs- en opleidingsstelsel en met een laag bewustzijn onder en gebruik door volwassenen 12 .
Het percentage laaggekwalificeerde volwassenen 13 van 25 tot en met 64 jaar is afgenomen van 23,4 % in 2016 (56,1 miljoen) tot 20,7 % in 2021 14 (48,7 miljoen). Het is echter mogelijk dat externe factoren die geen verband houden met de aanbeveling, met name demografische veranderingen, hebben bijgedragen aan deze trends 15 .
Voor de nationale uitvoeringsmaatregelen zijn een groot aantal prioritaire doelgroepen vastgesteld 16 , maar belanghebbenden geven aan dat er uitdagingen blijven om hen daadwerkelijk te bereiken 17 . Belanghebbenden geven ook aan dat de gevolgen van digitalisering de doelgroep van de aanbeveling aanzienlijk hebben vergroot. Met de toenemende overschakeling naar een digitale omgeving, moet iedereen beschikken over ten minste digitale basisvaardigheden. Daarnaast wezen zij ook op de specifieke verantwoordelijkheid van overheidssteun voor de ontwikkeling van basisvaardigheden bij volwassenen, waarbij zij benadrukken dat werkgevers er vaak automatisch van uitgaan dat mensen over dergelijke vaardigheden beschikken 18 .
Veel openbare diensten voor arbeidsvoorziening bieden loopbaanbegeleiding aan, maar hiervan zijn maar weinigen zich bewust en sommigen beschouwen de begeleiding als intimiderend 19 , daarnaast is deze begeleiding niet altijd beschikbaar voor laaggekwalificeerden die niet werkloos zijn 20 .
De lidstaten hebben uitvoeringsmaatregelen opgezet in samenwerking met de relevante belanghebbenden, met name openbare diensten voor arbeidsvoorziening, sociale partners, ngo’s en lokale actoren, waaronder openbare bibliotheken 21 . Soms zijn de rollen en verantwoordelijkheden echter niet duidelijk genoeg en is de coördinatie niet doeltreffend, bijvoorbeeld tussen het ministerie van onderwijs en van werkgelegenheid of tussen nationale en regionale autoriteiten 22 .
Een gezamenlijke en strategische benadering voor alle drie de stappen 23 is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat lerende volwassenen zich ondersteund voelen en zich willen blijven inzetten voor het bijscholingstraject, maar daar is niet vaak sprake van 24 . Sommige belanghebbenden merken op dat voor het bijstaan van laaggekwalificeerde volwassenen die de grootste afstand hebben tot leren, ondersteuning voor de drie stappen moet worden geïntegreerd in de sociale dienstverlening en arbeidsmarktprogramma’s 25 .
Efficiëntie
Hoewel de belanghebbenden de uitvoeringskosten als evenredig beschouwen 26 ten opzichte van de voordelen, ongeacht de startpositie van een lidstaat, kunnen er geen duidelijke conclusies worden getrokken over de efficiëntie, aangezien de lidstaten niet op systematische wijze gegevens hebben verzameld over de kosten en de voordelen van uitvoeringsmaatregelen. Dit is te zien in lage totale uitvoeringskosten in de meeste lidstaten en in vergelijking grote voordelen voor wat betreft directe bijscholingsmaatregelen, maar ook in de vorm van toegenomen bewustzijn en meer aandacht voor de basisvaardigheden van volwassenen op de nationale agenda.
Veel van de uitvoeringsmaatregelen zijn tijdens de evaluatieperiode medegefinancierd door de EU, met name via het Europees Sociaal Fonds (ESF) 27 . De efficiëntie van de uitvoering lijkt afhankelijk te zijn van in hoeverre verschillende kenmerken al dan niet aanwezig zijn: d.w.z. duidelijk toegewezen verantwoordelijkheden aan de actoren, aanwezigheid van processen om opleidingsaanbieders van hoge kwaliteit te selecteren en betrokkenheid van speciaal opgeleid personeel en samenwerking met werkgevers, evenals monitoring en evaluatie om de uitvoering te verbeteren.
Coherentie
Geraadpleegde belanghebbenden op zowel nationaal als EU-niveau zijn van mening dat de aanbeveling intern coherent is, met consistente doelstellingen, aanbevelingen en verwachte gevolgen. De in de aanbeveling voorgestelde maatregelen worden beschouwd als een uitgebreid beleidskader om sturing te geven aan uitvoeringsmaatregelen op nationaal niveau. De belanghebbenden merken ook op dat er sprake is van een grote mate van coherentie tussen de aanbeveling en relevante beleidsmaatregelen en strategieën op nationaal en regionaal niveau. Onvoldoende integratie van de drie stappen in één enkel traject en een gebrek aan strategische coördinatie tussen uitvoeringsmaatregelen en andere onderdelen van het systeem voor volwasseneneducatie vormen echter een uitdaging voor de coherente uitvoering op nationaal niveau.
De aanbeveling wordt ook gezien als coherent met en een aanvulling op andere relevante EU-initiatieven die verband houden met vaardigheden en werkgelegenheid 28 .
Bijna alle zowel op nationaal als op EU-niveau geraadpleegde belanghebbenden waren van mening dat er sprake was van een goede beleidscoherentie tussen de aanbeveling en relevante financieringsmechanismen van de EU 29 .
Meerwaarde voor de EU
Aangezien de aanbeveling niet bindend is, kwam de meerwaarde voor de EU met name naar voren in de vorm van toegenomen beleidsaandacht voor lage basisvaardigheden onder volwassenen in meerdere lidstaten. Daarnaast bood de aanbeveling een gemeenschappelijk kader voor nationale beleidsmaatregelen, bevorderde zij de samenwerking tussen belanghebbenden binnen en tussen de lidstaten en/of mobiliseerde zij financiering en technische ondersteuning voor beleidsexperimenten. In sommige lidstaten was de aanbeveling een inspiratie voor hervormingen van het systeem voor volwasseneneducatie 30 . In andere diende zij als benchmark waarmee de bestaande ondersteuningssystemen werden vergeleken, en werden er proeven gehouden met of gerichte bepalingen ingevoerd voor een van de drie stappen.
De belanghebbenden waren blij met de rol die de aanbeveling speelde in het bevorderen van de uitwisseling van kennis tussen de lidstaten 31 . Technische bijstand werd geboden via het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) of de opvolger daarvan, het instrument voor technische ondersteuning 32 , evenals indirect door de OESO te steunen bij de ontwikkeling van nationale vaardighedenstrategieën en diagnostische rapporten in verschillende lidstaten 33 . Tot slot wezen de belanghebbenden erop dat de aanbeveling heeft geholpen bij het inzetten van EU-fondsen uit de verschillende financieringsstromen ten behoeve van projecten voor de ontwikkeling van basisvaardigheden voor verschillende doelgroepen.
Relevantie
Belanghebbenden zijn bijna unaniem van mening dat de doelstellingen van de aanbeveling nog steeds relevant zijn 34 , wat ook blijkt uit de recente EU-doelstellingen op hoog niveau. Belanghebbenden zijn ook van mening dat de in de aanbeveling gedefinieerde maatregelen nog steeds relevant zijn om te voldoen aan de doelstellingen ervan: ze benadrukten dat er steun nodig blijft voor laaggekwalificeerden in de vorm van maatregelen op maat en dat de benadering van het “opbouwen van het systeem” uit de aanbeveling nog steeds relevant is.
Belanghebbenden waren ook van mening dat de aandacht op EU-niveau voor de uitvoering relevant blijft 35 , aangezien het in de evaluatieperiode een verschil heeft gemaakt door de beleidsaandacht voor de ontwikkeling van basisvaardigheden onder volwassenen te vergroten, en nationale hervormingen en beleidsexperimenten te bevorderen.
3.Verdere maatregelen ter versterking van deUITVOERINGing
Ondanks de geboekte vooruitgang, blijven er aanzienlijke uitdagingen op het gebied van de uitvoering:
·de eerste belangrijke uitdaging is de ongelijke vooruitgang bij de uitvoering tussen de lidstaten, met grote verschillen tussen de mogelijkheden voor bijscholing die beschikbaar zijn voor laaggekwalificeerde volwassenen;
·de tweede belangrijke uitdaging is de vaak nog steeds kleinschalige en onvoldoende effectieve voorlichting 36 over door de lidstaten genomen uitvoeringsmaatregelen;
·de derde belangrijke uitdaging is de dominante rol van projectgebaseerde EU-financiering, in tegenstelling tot structurele nationale financiering;
·een vierde belangrijke uitdaging is de vaak onvoldoende integratie van de drie stappen uit de aanbeveling in een alomvattend traject, wat blijk geeft van een onvoldoende mate van strategische coördinatie. De in de aanbeveling opgenomen gezamenlijke benadering komt vaak niet naar voren in de uitvoeringsmaatregelen van de lidstaten. Hierdoor wordt de omvang van monitoring en evaluatie beperkt, evenals de mogelijkheden om lessen te leren op basis van het bewijs.
Gezien de toename van personeelstekorten en het gebrek aan overeenstemming tussen de behoeften van de arbeidsmarkt en de beschikbare vaardigheden, is de Commissie van mening dat er meer moet worden gedaan om de uitvoering van de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten te verbeteren. Dit is noodzakelijk om iedereen mogelijkheden te bieden op de arbeidsmarkt en in de samenleving en om de “low skills-poor jobs trap” te vermijden. Dit is ook noodzakelijk om de lacunes op het gebied van vaardigheden op de arbeidsmarkt op te vullen en het concurrentievermogen van de EU te vergroten en de groene en de digitale transitie te realiseren. Daarnaast wordt ook erkend dat de ontwikkeling van vaardigheden tijdens het gehele leven een persoonlijk recht is, zoals opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Europese pijler van sociale rechten 37 , en vertaald naar het actieplan daarvan 38 .
Om de uitvoering te verbeteren, moeten de lidstaten, gesteund door de Commissie, worden opgeroepen om:
·de strategische samenwerking op nationaal niveau te versterken om geïntegreerde bijscholingstrajecten in te richten en leergemeenschappen op te zetten, onder meer door overheidsbrede nationale vaardighedenstrategieën te ontwikkelen en beoordelen in nauwe samenwerking met sociale partners, openbare diensten voor arbeidsvoorziening en andere relevante belanghebbenden;
·collectieve actie en een brede partnerschapsbenadering op het gebied van basisvaardigheden te stimuleren onder particuliere en openbare belanghebbenden, onder meer via het pact voor vaardigheden 39 , waarbij de focus ligt op de werkplek als leeromgeving;
·de begunstigden voor bijscholing beter te definiëren om trends als digitalisering en de vergroening van de economie beter te reflecteren, waarbij ervoor wordt gezorgd dat niemand achterblijft en de steunmaatregelen dienovereenkomstig worden aangepast en op individuele basis op maat wordt gemaakt voor specifieke behoeften;
·de communicatieve voorlichting te verbreden, met name naar de moeilijkst te bereiken personen, waarbij tegelijkertijd stigmatisering wordt voorkomen door de nadruk te leggen op de toekomstige voordelen van bijscholing, in plaats van de huidige tekortkomingen in de vaardigheden;
·gebruik te maken van de aanzienlijke EU-middelen in het kader van de nationale veerkracht- en herstelplannen 40 en de programma’s van het Europees Sociaal Fonds Plus om investeringen in vaardigheden, infrastructuur en nationale hervormingen te stimuleren en te behouden door middel van nationale financiering op de middellange tot lange termijn om zo te zorgen voor structurele verbeteringen;
·gebruik te maken van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad inzake individuele leerrekeningen 41 om het aanbod van niet-stigmatiserende, flexibele en hoogwaardige opleidingskansen op maat uit te breiden en de gebruikersvriendelijke integratie ervan met de beoordeling van vaardigheden, validatie en loopbaanbegeleiding, ondersteund door toereikende nationale financiering, te vereenvoudigen;
·gebruik te maken van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende microcredentials 42 voor het vergroten van de transparantie en erkenning van de resultaten van korte cursussen.