EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0667

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de rechtsbescherming van modellen (herschikking)

COM/2022/667 final

Brussel, 28.11.2022

COM(2022) 667 final

2022/0392(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de rechtsbescherming van modellen (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

{SEC(2022) 422 final} - {SWD(2022) 367 final} - {SWD(2022) 368 final} - {SWD(2022) 369 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het recht op industriële modellen beschermt de uiterlijke kenmerken van een product. Industriële modellen maken een product aantrekkelijk. Visuele aantrekkingskracht is een van de belangrijkste factoren die beïnvloeden of de consument het ene of het andere product verkiest. Goed ontworpen producten creëren voor producenten een aanzienlijk concurrentievoordeel. Om innovatie en het creëren van nieuwe productmodellen in het digitale tijdperk te stimuleren, is er steeds meer behoefte aan toegankelijke, toekomstbestendige, doeltreffende en consistente rechtsbescherming van modelrechten.

Het systeem van modelbescherming in Europa is meer dan twintig jaar oud. De wetgeving van de lidstaten betreffende industriële modellen is gedeeltelijk geharmoniseerd bij Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 (hierna “de richtlijn” genoemd). Naast de nationale stelsels voor de bescherming van modellen is bij Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 (hierna “de verordening” genoemd) een op zichzelf staand systeem voor de bescherming van eenvormige rechten met gelijke werking in de hele EU opgezet. De verordening is tot dusver slechts eenmaal gewijzigd (in 2006) om uitvoering te geven aan de toetreding van de EU tot de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid.

Daarnaast bestaat er nog steeds een overgangsregeling betreffende de bescherming van modellen voor vervangingsonderdelen. Aangezien hierover geen overeenstemming kon worden bereikt, bevat de richtlijn een “freeze-plus”-clausule op grond waarvan de lidstaten hun bestaande wetgeving over de vraag of vervangingsonderdelen voor bescherming in aanmerking komen, niet hoeven in te trekken totdat wijzigingen van de richtlijn op voorstel van de Commissie zijn aangenomen. Zij mogen echter alleen wijzigingen in die wetgeving aanbrengen die ten doel hebben de markt voor vervangingsonderdelen te liberaliseren.

Een voorstel dat de Commissie in 2004 heeft ingediend 1 om de modelbescherming van zichtbare vervangingsonderdelen te harmoniseren door in de richtlijn een “reparatieclausule” op te nemen (zoals al in de verordening is opgenomen), kreeg in de Raad onvoldoende steun, ondanks overweldigende steun van het Europees Parlement 2 . Het voorstel is in 2014 ingetrokken.

Overeenkomstig de agenda van de Commissie voor betere regelgeving 3 om het EU-beleid regelmatig te evalueren, is de Commissie in 2014 met een evaluatie van de werking van de systemen voor de bescherming van modellen in de EU gestart, waarbij een uitgebreide economische en juridische beoordeling heeft plaatsgevonden, gestaafd door een reeks onderzoeken. Op 11 november 2020 heeft de Raad van de Europese Unie conclusies aangenomen over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de EU 4 . De Raad heeft de Commissie verzocht voorstellen in te dienen voor de herziening van de EU-wetgeving inzake modellen, teneinde de stelsels voor modelbescherming te moderniseren en modelbescherming aantrekkelijker te maken voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

Op basis van de eindresultaten van de evaluatie 5 heeft de Commissie in haar mededeling van 25 november 2020, met de titel “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten. Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen”, 6 aangekondigd dat zij de EU-wetgeving inzake modelbescherming zou herzien, na de succesvolle hervorming van de EU-wetgeving betreffende merken. Op 25 juni 2021 heeft de Raad opnieuw conclusies over het beleid inzake intellectuele eigendom 7 aangenomen, waarin hij er bij de Commissie op aandrong prioriteit te geven aan de tijdige indiening van een voorstel om zo snel mogelijk de wetgeving inzake tekening en modellen van nijverheid te herzien en te moderniseren. Voorts heeft het Europees Parlement in zijn ondersteunende advies over het actieplan inzake intellectuele eigendom benadrukt dat het nu twintig jaar oude systeem voor de bescherming van modellen aan herziening toe is 8 .

Dit initiatief wordt in het kader van het programma voor gezonde regelgeving (Refit) als een pakket beschouwd en heeft als belangrijkste gemeenschappelijke doelstelling met het parallelle voorstel tot wijziging van de verordening het bevorderen van excellentie op het gebied van ontwerp, het bevorderen van innovatie en het bevorderen van het concurrentievermogen in de EU. Dit moet gebeuren door te waarborgen dat het systeem voor de bescherming van modellen in het digitale tijdperk geschikt is voor het beoogde doel en voor individuele ontwerpers, kmo’s en ontwerpintensieve bedrijfstakken aanzienlijk toegankelijker en doeltreffender wordt in de zin van lagere kosten en geringere complexiteit, grotere snelheid, grotere voorspelbaarheid en rechtszekerheid.

Dit initiatief tot herschikking van de richtlijn is met name ingegeven door de volgende doelstellingen:

modernisering en verbetering van de bestaande bepalingen van de richtlijn, door verouderde bepalingen te wijzigen, de rechtszekerheid te vergroten en het toepassingsgebied en de beperkingen van modelrechten te verduidelijken;

het realiseren van een betere onderlinge aanpassing van de nationale wetgeving en procedures op het gebied van modellen om de interoperabiliteit en complementariteit met het stelsel van het Gemeenschapsmodel te versterken, door verdere materiële regels toe te voegen en de belangrijkste procedurele regels in de richtlijn op te nemen overeenkomstig de bepalingen van de verordening;

voltooiing van de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen door in de richtlijn een reparatieclausule op te nemen, zoals reeds in de verordening is opgenomen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel strekt tot intrekking en vervanging van de bestaande Richtlijn 98/71/EG. Samen met het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 vormt dit voorstel een samenhangend pakket ter uitvoering van het actieplan inzake intellectuele eigendom, met als doel de huidige EU-wetgeving betreffende modelbescherming te moderniseren en verder te harmoniseren.

Met het oog op een betere afstemming van de nationale bepalingen betreffende modelbescherming op de regels die voor de succesvolle EU-modellenregeling gelden, wordt met dit voorstel beoogd een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002 in de richtlijn op te nemen om daar te worden weerspiegeld en de mate van samenhang tussen deze twee instrumenten te vergroten. Dit voorstel is ook in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten. Dit geldt met name voor de bepalingen betreffende namaakgoederen tijdens doorvoer en de bepalingen betreffende procedures zoals vereisten betreffende de aanvraag en de datum van indiening, en administratieve nietigheidverklaringsprocedures.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met en vormt een aanvulling op Verordening (EU) nr. 461/2010 (de groepsvrijstellingsverordening motorvoertuigen of MVBER) op het gebied van antitrustbeleid. De voorgestelde liberalisering van de markt voor vervangingsonderdelen kan ertoe bijdragen dat de antitrustregeling de daadwerkelijke mededinging op de hele markt voor vervangingsonderdelen, onderhoud en reparaties van voertuigen beschermt en zo de voordelen daarvan voor bedrijven en consumenten op de aftermarket van de automobielsector ten volle benut. Het voorstel is ook in overeenstemming met en vormt een aanvulling op de inspanningen in het kader van het initiatief voor duurzame producten ter bevordering van reparaties en de circulaire economie.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is gebaseerd op artikel 114, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dat het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid geeft om maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De vastgestelde problemen houden verband met de aanzienlijke verschillen in het regelgevingskader, die een gelijk speelveld voor EU-bedrijven niet mogelijk maken of juist verstoren, met verdere negatieve gevolgen voor het concurrentievermogen van deze bedrijven en dat van de EU als geheel (bv. voor vervangingsonderdelen). Daarom is het raadzaam maatregelen vast te stellen die de relevante voorwaarden voor de werking van de eengemaakte markt kunnen verbeteren. Dergelijke maatregelen om het huidige niveau van harmonisatie via de richtlijn uit te breiden, kunnen alleen op EU-niveau worden genomen, niet in de laatste plaats gezien de noodzaak om de samenhang met het stelsel van het Gemeenschapsmodel te waarborgen.

In dit verband moet in aanmerking worden genomen dat het stelsel van het Gemeenschapsmodel is ingebed in het Europees modellenstelsel, dat gebaseerd is op het beginsel van co-existentie en complementariteit tussen nationale modelbescherming en modelbescherming in de hele EU. Hoewel de verordening voorziet in een volledig systeem waarin alle kwesties van materieel en procesrecht zijn geregeld, is het huidige niveau van onderlinge aanpassing van de wetgeving dat in de richtlijn tot uiting komt, beperkt tot bepaalde bepalingen van materieel recht. Om een doeltreffende en duurzame co-existentie en complementariteit tussen de betrokken componenten te waarborgen, moet in Europa een volledig, harmonieus stelsel van modelbescherming tot stand worden gebracht met soortgelijke materiële regels waarbij ten minste de belangrijkste procedurele bepalingen verenigbaar zijn. Wat specifiek de bescherming van modellen voor vervangingsonderdelen betreft, moet hieraan worden toegevoegd dat de voltooiing van de interne markt voor vervangingsonderdelen alleen op EU-niveau kan worden bereikt. Uit de meer dan twintig jaar ervaring met de “freeze-plus”-clausule in de richtlijn is geen sterke tendens naar harmonisatie op vrijwillige basis door de lidstaten (ondanks de invoering van een reparatieclausule in iets meer lidstaten) of naar zelfregulering door de sector gebleken.

Maatregelen op EU-niveau zouden het systeem voor de bescherming van modellen in Europa als geheel aanzienlijk toegankelijker en doeltreffender voor bedrijven maken, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers. Daarnaast zouden hiermee de resterende lacunes op de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen verder worden gedicht, zeer ten voordele van de consument, die dan tegen lagere prijzen uit concurrerende onderdelen kan kiezen.

Evenredigheid

De toevoeging van gerichte harmonisatie, met name voor de registratie- en nietigverklaringsprocedures, betreft in het bijzonder de belangrijkste bepalingen op procedurele gebieden waarvan belanghebbenden hebben aangegeven dat het het hardst nodig is om deze op de relevante bepalingen van de verordening af te stemmen. In de effectbeoordeling is ook naar de optie van een volledige harmonisatie van alle modelbepalingen (optie 4.2) gekeken, maar deze optie werd beschouwd als niet in verhouding staand tot de werkelijke behoeften (zie punt 6.4 van de effectbeoordeling).

Wat de kwestie van de bescherming van vervangingsonderdelen betreft, wordt de invoeging van een reparatieclausule via de voorkeursoptie 1.2 beschouwd als de meest evenredige manier om de eengemaakte markt op basis van het beginsel van liberalisering te voltooien. Dergelijke maatregelen op EU-niveau brengen geen onmiddellijke kosten met zich mee. Alleen in die lidstaten die momenteel vervangingsonderdelen beschermen, zijn rechtshandelingen voor de liberalisering van de aftermarket nodig, om deze bescherming op te heffen. Van alle overwogen opties zijn de administratieve kosten van optie 1.2 dan ook het laagst. Door in een overgangsperiode van tien jaar te voorzien waarin bestaande modelrechten beschermd blijven, zullen voertuigfabrikanten bovendien de kans krijgen hun marktgedrag aan te passen met een minimum aan risico voor of verstoring van investeringen en innovatie. Deze optie is ook voldoende voorzichtig wat betreft de kwestie van de grondrechten en internationale verplichtingen (zie punt 8.1 van de effectbeoordeling).

Keuze van het instrument

Dit voorstel is bedoeld om te voorzien in gerichte wijzigingen van Richtlijn 98/71/EG om bepaalde tekortkomingen aan te pakken. Aangezien het voorgestelde instrument een herschikking van de richtlijn is, is hetzelfde rechtsinstrument het meest geschikt.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De Commissie heeft een algemene evaluatie van de huidige richtlijn en verordening uitgevoerd, die in november 2020 is gepubliceerd 9 . Daarin werd geconcludeerd dat de EU-wetgeving betreffende modelbescherming aan de doelstellingen voldeed en nog steeds grotendeels geschikt was voor het beoogde doel.

Met betrekking tot Richtlijn 98/71/EG heeft de evaluatie echter een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht, met name een nog steeds sterk versnipperde markt voor vervangingsonderdelen omdat de bepalingen betreffende modelbescherming voor onderdelen die voor de reparatie van complexe producten worden gebruikt, niet zijn geharmoniseerd. Dit bleek tot aanzienlijke rechtsonzekerheid te leiden, de mededinging ernstig te verstoren en de kosten voor de consument op te drijven. Tijdens de evaluatie zijn ook inconsistenties aangetroffen betreffende de inschrijving van modellen en procedures tot nietigverklaring in enerzijds de modelwetgeving van de lidstaten en anderzijds met de verordening. Deze hebben negatieve gevolgen voor de interoperabiliteit van de systemen voor modelbescherming in de EU.

Op basis van de bevindingen van de evaluatie heeft de Europese Commissie een effectbeoordeling uitgevoerd en daarna besloten de wetgeving te herzien. De verschillende stappen van de effectbeoordeling, vanaf de vaststelling van problemen en de oorzaken daarvan tot de vaststelling van doelstellingen en mogelijke beleidsopties, zijn gebaseerd op de bevindingen van het evaluatieverslag.

Raadpleging van belanghebbenden

Tussen 18 december 2018 en 30 april 2019 is een uitgebreide eerste openbare raadpleging 10 gehouden om voldoende bewijsmateriaal en standpunten van belanghebbenden te verzamelen om de evaluatie van de modelwetgeving van de EU te ondersteunen en vast te stellen in welke mate die wetgeving werkt zoals beoogd en nog steeds geschikt voor het beoogde doel kan worden geacht. Bijna twee derde van de respondenten was van mening dat het systeem van modelbescherming in de EU (nationaal systeem voor modellen in het kader van de richtlijn en stelsel van het Gemeenschapsmodel samen) goed werkt. Tegelijkertijd wees bijna de helft van de respondenten op onbedoelde gevolgen of tekortkomingen van de richtlijn en/of de verordening.

Naast de uitgebreide raadpleging betreffende de evaluatie heeft de Commissie tussen 29 april en 22 juli 2021 een tweede openbare raadpleging 11 gehouden om aanvullend bewijsmateriaal en aanvullende standpunten van belanghebbenden over specifieke kwesties en mogelijke opties en de effecten daarvan te verzamelen, ter ondersteuning van de herziening van de wetgeving betreffende modellen.

De bij de raadplegingen vastgestelde tekortkomingen zijn in het voorstel in aanmerking genomen en aangepakt.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling betreffende de herziening van Richtlijn 98/71/EG en Verordening (EG) nr. 6/2002 was gebaseerd op twee belangrijke externe onderzoeken, waarin zowel de economische 12 als de juridische 13 aspecten van de werking van de systemen voor modelbescherming in de EU zijn onderzocht. Wat de bescherming van vervangingsonderdelen in het bijzonder betreft, werd de effectbeoordeling bovendien gestaafd door nog twee onderzoeken over het effect van de bescherming op de prijs en prijsspreiding 14 en op de structuur van de markt voor vervangingsonderdelen voor motorvoertuigen in de EU 15 . Verdere ondersteunende informatie is verkregen uit nauwe samenwerking met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en verschillende onderzoeken en verslagen van het EUIPO, alsook uit andere beschikbare onderzoeken en gegevensverzamelingen van nationale of internationale overheidsinstanties, waaronder nationale bureaus voor intellectuele eigendom, academici of andere belanghebbenden.

Effectbeoordeling

Aangezien dit voorstel samen met het voorstel tot herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 in een pakket wordt gepresenteerd, heeft de Commissie een gezamenlijke effectbeoordeling uitgevoerd voor dit voorstel en het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 16 . De effectbeoordeling is op 27 oktober aan de Raad voor regelgevingstoetsing voorgelegd en heeft op 26 november 2021 een positief advies van deze Raad ontvangen. In de definitieve effectbeoordeling is rekening gehouden met de opmerkingen in dat advies.

In de effectbeoordeling heeft de Commissie twee belangrijke problemen onderzocht:

1. De verstoring van de handel binnen de EU en belemmeringen van de mededinging in sommige lidstaten wat vervangingsonderdelen betreft.

2. Het ontmoedigen van bedrijven, met name kmo’s en individuele ontwerpers, om op EU- of nationaal niveau inschrijving van modelbescherming aan te vragen — vanwege de hoge kosten, lasten en vertragingen bij het verkrijgen van bescherming en de beperkte voorspelbaarheid in dit kader.

Sommige aspecten van het tweede probleem (achterhaalde procedures voor de inschrijving van Gemeenschapsmodellen (IGM’s) en suboptimale taksen die voor IGM’s moeten worden betaald) moeten bij de parallelle herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 worden aangepakt, maar de kwestie van vervangingsonderdelen (eerste probleem) en de kwestie van uiteenlopende (procedurele) bepalingen moeten bij de herziening van Richtlijn 98/71/EG worden behandeld.

De volgende opties zijn overwogen om het probleem van de vervangingsonderdelen op te lossen en om de doelstelling van openstelling van de aftermarket voor vervangingsonderdelen voor mededinging aan te pakken:

·Optie 1.1: volledige liberalisering van alle modellen, dat wil zeggen de markt voor vervangingsonderdelen die moeten “matchen”, moet in de hele EU voor mededinging worden opengesteld, waarbij deze markt tot zowel bestaande als nieuwe modellen wordt uitgebreid. Deze optie houdt in dat in de richtlijn een “reparatieclausule” wordt opgenomen, zoals in artikel 110, lid 1, van Verordening (EG) nr. 6/2002, en dat de identieke reproductie voor reparatie van beschermde delen van samengestelde producten wordt toegestaan. De ingevoegde reparatieclausule moet zowel voor de toekomst als voor het verleden rechtsgevolg hebben (d.w.z. van toepassing zijn op modellen die vóór en na de inwerkingtreding ervan zijn ingeschreven).

·Optie 1.2: onmiddellijke volledige liberalisering voor nieuwe modellen, gevolgd door volledige liberalisering voor oude modellen na een overgangsperiode van tien jaar. Deze optie brengt dezelfde wijzigingen met zich mee als de vorige optie, behalve dat de reparatieclausule die in de richtlijn moet worden opgenomen, alleen voor de toekomst rechtsgevolg heeft (d.w.z. alleen van toepassing is op modellen waarvoor na de inwerkingtreding inschrijving wordt aangevraagd). Modellen die reeds vóór de inwerkingtreding zijn ingeschreven, moeten dan gedurende een overgangsperiode van tien jaar beschermd blijven.

·Optie 1.3: volledige liberalisering van nieuwe modellen. Net als bij de vorige optie heeft bij deze optie de reparatieclausule die in de richtlijn moet worden opgenomen, alleen voor de toekomst rechtsgevolg. Voor bestaande modelrechten die vóór de inwerkingtreding zijn ingeschreven, verandert de situatie niet en hiervoor geldt derhalve maximaal 25 jaar bescherming.

De volgende opties zijn overwogen om het probleem van uiteenlopende procedurele regels op te lossen en de complementariteit en interoperabiliteit van de communautaire en de nationale modelsystemen te verbeteren:

·Optie 4.1: gedeeltelijke verdere onderlinge aanpassing van nationale wetgevingen en de samenhang daarvan met het IGM-systeem. Deze optie houdt in dat aan de richtlijn bepalingen worden toegevoegd betreffende bepaalde aspecten van het modelrecht die in de richtlijn nog niet aan bod komen en waarvan belanghebbenden hebben vastgesteld dat harmonisatie het dringendst is, met name wat betreft procedures, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002. De toevoeging van de belangrijkste procedureregels aan de richtlijn moet worden gecombineerd met de verdere aanpassing van enkele specifieke materieelrechtelijke aspecten (afgezien van de kwestie van de vervangingsonderdelen) overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 6/2002.

·Optie 4.2: volledige harmonisatie van de nationale modelwetgevingen en procedures op dit gebied. Deze optie houdt hetzelfde in als optie 4.1, maar omvat tevens de resterende aspecten van het materiële modelrecht en de desbetreffende procedures die deel uitmaken van Verordening (EG) nr. 6/2002 maar niet van de richtlijn.

In dit verband is ook nagegaan hoe een dergelijke verdere aanpassing kan worden nagestreefd: op vrijwillige basis (subopties 4.1a en 4.2a) of op verplichte basis, d.w.z. op basis van een EU-wetgevingsmaatregel die de lidstaten ertoe verplicht hun modelwetgeving op elkaar af te stemmen (subopties 4.1b en 4.2b).

Op basis van het resultaat van de effectbeoordeling wordt de voorkeur gegeven aan optie 1.2 in combinatie met optie 4.1b.

Optie 1.2 houdt de belofte in na de overgangsperiode van tien jaar potentiële besparingen voor consumenten te realiseren op markten waar momenteel geen reparatieclausule van kracht is, variërend van 340 miljoen tot 544 miljoen EUR per jaar als gevolg van prijsconcurrentie (tijdens de overgangsperiode van tien jaar zullen de voordelen met 4 tot 13 miljoen EUR per jaar toenemen tot 40 miljoen tot 130 miljoen EUR in het laatste jaar). Tijdens de overgangsperiode van tien jaar zal volledige liberalisering van de markt voor nieuwe modellen de mededinging en de markttoegang voor auto-onderdelen die van buiten zichtbaar zijn en bij een aanrijding vaak beschadigd raken, voor nieuwe auto’s bevorderen. Na de overgangsperiode van tien jaar zullen zowel leveranciers van originele onderdelen (OES’s, orginal equipment suppliers) als onafhankelijke leveranciers (niet-OES’s) van een aanzienlijk grotere operationele vrijheid profiteren, waardoor zij hun marktpositie kunnen versterken en kunnen consolideren.

Optie 4.1b zal het voor ondernemingen en ontwerpers gemakkelijker en goedkoper maken om in alle lidstaten modelbescherming te verkrijgen, met name wanneer belangrijke procedurele regels in overeenstemming met de verordening aan de richtlijn worden toegevoegd. Dit zal de voorspelbaarheid verder vergroten, de kosten voor het beheer van multinationale IE-portefeuilles helpen verminderen en het gemakkelijker en goedkoper maken om ongeldige modellen uit het register te laten schrappen. Een dergelijke verdere aanpassing van de wetgevingen zal ook nog meer positieve gevolgen hebben voor de samenwerking tussen EUIPO en nationale IE-bureaus binnen het bestaande kader dat is vastgelegd in artikel 152 van Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel tot herschikking van Richtlijn 98/71/EG en het parallelle voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 zijn opgenomen in bijlage II bij het werkprogramma van de Commissie voor 2022 17 . Zij maken derhalve deel uit van het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Dit voorstel heeft tot doel de systemen voor de bescherming van modellen in de EU met het oog op het digitale tijdperk te actualiseren en deze voor aanvragers en degenen die ongeldige modellen nietig willen laten verklaren, toegankelijker en doeltreffender te maken. Wat de digitalisering betreft, zal de voorgestelde harmonisatie van de vereisten voor de afbeelding van modellen aanvragers in staat stellen hun modellen waar dan ook op duidelijke en nauwkeurige wijze te reproduceren, met gebruikmaking van algemeen beschikbare technologie. Dit zal met name de indiening van nieuwe digitale modellen vergemakkelijken. Wat vereenvoudiging betreft, zal de voorgestelde verdere harmonisatie bedrijven in staat stellen om overal op nationaal niveau meervoudige aanvragen in te dienen waarbij verschillende modellen in één aanvraag worden gecombineerd, zonder zich te moeten beperken tot producten van dezelfde aard. Hoewel dit het leven voor aanvragers van modelbescherming duidelijk zal vergemakkelijken, kunnen de voordelen niet worden gekwantificeerd, aangezien deze hoofdzakelijk afhankelijk zullen zijn van op nationaal niveau vastgestelde vergoedingen. Bovendien belooft de afschaffing van het onderzoek ambtshalve van vroegere techniek op nationaal niveau (om voor hetzelfde niveau van toegankelijkheid tot bescherming te zorgen als op EU-niveau) de duur van de registratieprocedures in de lidstaten waar dit nog wordt uitgevoerd, aanzienlijk te verkorten. Bedrijven zullen dus veel sneller en tegen lagere kosten bescherming kunnen krijgen. Daarnaast moet de (verplichte) invoering van nietigverklaringsprocedures die door een nationale dienst moeten worden uitgevoerd, om een ongeldige modelinschrijving te laten annuleren zonder zich tot de rechter te hoeven wenden, leiden tot een duidelijke verbetering voor zowel concurrenten als rechthebbenden aangezien deze procedures minder ingewikkeld en goedkoper zullen zijn.

Dit voorstel heeft ook tot doel de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen te voltooien door een reparatieclausule in te voeren waarin deze onderdelen van modelbescherming worden vrijgesteld. De volledige liberalisering van de markt voor vervangingsonderdelen belooft de consument aanzienlijke voordelen te bieden in de vorm van een grotere keuze en lagere prijzen.

Relevante kostenbesparingen worden in tabel 8.1 van de effectbeoordeling gespecificeerd en samengevat.

Grondrechten

Het initiatief moet de mogelijkheden voor ontwerpers om hun rechten te beschermen verbeteren met positieve gevolgen voor de grondrechten, zoals het recht op eigendom en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Om het systeem voor de bescherming van modellen in de EU evenwichtiger te maken, is het ook de bedoeling om in een robuustere catalogus van beperkingen van de modelrechten en in de opneming van een reparatieclausule te voorzien, waarbij met overwegingen in verband met eerlijkheid en mededinging rekening wordt gehouden.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie en gaat daarom niet van een financieel memorandum vergezeld zoals bepaald in artikel 35 van het Financieel Reglement (Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012).

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal toezicht houden op de EU-markt voor vervangingsonderdelen om na te gaan of de invoering van een reparatieclausule die voor de hele EU geldt, inderdaad tot de voorspelde besparingen leidt. Zij zal ook overwegen specifieke onderzoeken en enquêtes uit te voeren om de ontwikkelingen op het gebied van prijsstelling en met name het gedrag van klanten te volgen.

Wat de verdere onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen betreft, zal de Commissie de kennisgevingen van de lidstaten betreffende de omzetting van maatregelen nauwkeurig bekijken en vertragingen of inconsistenties niet ongemoeid laten. Wanneer alle regels naar behoren zijn omgezet, zal een reeks relevante indicatoren, als bedoeld in punt 9 van de effectbeoordeling, voor evaluatie in aanmerking worden genomen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Toelichtende stukken zijn niet vereist, aangeziende bepalingen van de richtlijn voor de beoogde ontvangers niet complex van aard zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Aangezien het hier gaat om een voorstel tot herschikking van Richtlijn 98/71/EG, richt de onderstaande toelichting zich uitsluitend op nieuwe bepalingen of bepalingen die moeten worden gewijzigd.

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

- Definitie van model en voortbrengsel (artikel 2)

Als onderdeel van de algemene bepalingen worden geactualiseerde en gedetailleerdere definities van de begrippen voortbrengsel en model voorgesteld. Deze actualisering, verduidelijking en verruiming van de huidige definities hebben tot doel het voorstel voor een herschikte richtlijn toekomstbestendig te maken in het licht van de technologische vooruitgang en meer rechtszekerheid en transparantie te bieden wat betreft het voorwerp dat voor modelbescherming in aanmerking komt.

Hoofdstuk 2: Materieel modellenrecht

- Modelbescherming uitsluitend door inschrijving (artikel 3)

De huidige richtlijn staat de lidstaten toe ook modelbescherming in niet-ingeschreven vorm te verlenen 18 . Voorgesteld wordt deze discretionaire bevoegdheid te schrappen door de modelbescherming te beperken tot bescherming door inschrijving. Aangezien er uniforme bescherming in de vorm van het niet-ingeschreven EU-model beschikbaar is, is er geen daadwerkelijke behoefte aan parallelle (mogelijk uiteenlopende) niet-ingeschreven bescherming.

- Aanvang van bescherming (artikel 10)

Om bestaande inconsistenties weg te werken, wordt verduidelijkt dat de bescherming van een model pas begint met de inschrijving in het register.

- Recht op een ingeschreven model (artikelen 11 en 12)

Er worden nieuwe bepalingen voorgesteld betreffende het recht op het ingeschreven model, met inbegrip van het vermoeden van eigendom, die overeenkomstig de artikelen 14 en 17 van Verordening (EG) nr. 6/2002 moeten worden toegevoegd.

- Gronden voor niet-inschrijving en reikwijdte van het inhoudelijk onderzoek (artikelen 13 en 29)

Om de reikwijdte van het inhoudelijke onderzoek in de hele EU volledig op het onderzoek op EUIPO-niveau (artikel 47 van Verordening (EG) nr. 6/2002) af te stemmen, moeten de gronden voor niet-inschrijving uitputtend worden uiteengezet, waarbij wordt gewaarborgd dat de procedure voor het verkrijgen van een ingeschreven model minimale kosten en moeite voor aanvragers genereert, zoals bij het EUIPO.

- Nietigheidsgronden (artikel 14)

Voorgesteld wordt facultatieve bepalingen in verplichte bepalingen om te zetten om de voorspelbaarheid en consistentie met het stelsel voor EU-modelbescherming te vergroten.

- Voorwerp van de bescherming (artikel 15)

Met het oog op meer rechtszekerheid wat betreft de “zichtbaarheidsvereiste” wordt een specifieke bepaling voorgesteld, die aan de richtlijn moet worden toegevoegd (naast overweging 17), op grond waarvan (alleen) modelbescherming wordt verleend aan de uiterlijke kenmerken die in de inschrijvingsaanvraag zichtbaar zijn weergegeven.

Verder wordt (in de nieuwe overweging 18) verduidelijkt dat vormkenmerken niet op een bepaald moment of in bepaalde omstandigheden zichtbaar hoeven te zijn om bescherming te verkrijgen, behalve voor onderdelen die bij normaal gebruik van een samengesteld voortbrengsel niet zichtbaar zijn.

- Omvang van de inhoud van het modelrecht (artikel 16)

Om houders van een modelrecht in staat te stellen de uitdagingen als gevolg van de toegenomen toepassing van 3D-printtechnologieën doeltreffender aan te pakken, wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de modelrechten dienovereenkomstig aan te passen.

Bovendien wordt het, na de hervorming van de EU-wetgeving inzake merken (nieuw artikel 10, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/2436), van belang geacht om, met het oog op de doeltreffende bestrijding van de nog steeds toenemende activiteiten op het gebied van namaak, aan het rechtskader voor industriële modellen een overeenkomstige bepaling toe te voegen op grond waarvan houders van rechten kunnen verhinderen dat namaakproducten via het grondgebied van de EU worden doorgevoerd of in een andere douanesituatie worden geplaatst zonder daar in het vrije verkeer te worden gebracht.

- Vermoeden van geldigheid (artikel 17)

Met het oog op een grotere samenhang met Verordening (EG) nr. 6/2002 (artikel 85, lid 1) wordt voorgesteld ook een bepaling over het vermoeden van geldigheid aan de richtlijn toe te voegen.

- Beperking op het modelrecht (artikel 18)

Om een beter evenwicht betreffende legitieme belangen te waarborgen en rekening te houden met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) 19 , wordt voorgesteld de lijst van toegestane vormen van gebruik aan te vullen door referentiegebruik en kritiek en parodie toe te voegen.

- Reparatieclausule (artikel 19)

Om uiteindelijk de bestaande overgangsregeling te beëindigen en de eengemaakte markt voor vervangingsonderdelen te voltooien, wordt voorgesteld in de richtlijn een reparatieclausule op te nemen die vergelijkbaar is met die van artikel 110 van Verordening (EG) nr. 6/2002. De toepassing van deze clausule is uitdrukkelijk beperkt tot (vormafhankelijke) onderdelen van complexe producten die moeten passen, om rekening te houden met het arrest van het HvJ-EU in de zaak Acacia 20 .

Bovendien moet uitdrukkelijk worden vermeld dat de reparatieclausule alleen als verweer tegen vorderingen wegens inbreuk kan worden gebruikt als de consument naar behoren is geïnformeerd over de oorsprong van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel moet worden gebruikt.

Om de legitieme belangen van de houders van bestaande modelrechten te behartigen, mag de reparatieclausule alleen voor de toekomst (onbeperkt) rechtsgevolg hebben, terwijl de bescherming van bestaande rechten gedurende een overgangsperiode van tien jaar wordt gewaarborgd.

- Verweer op basis van voorgebruik (artikel 21)

Er wordt een recht van voorgebruik ingevoerd overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 6/2002. Dit verweer tegen inbreuk beschermt degenen die vóór de datum van voorrang van een ingeschreven model te goeder trouw in een model hebben geïnvesteerd en dus een rechtmatig belang hebben bij het in de handel brengen van de voortbrengselen, ook al valt de verschijningsvorm ervan onder de bescherming van het ingeschreven model.

- Cumulatiebeginsel (artikel 23)

Het beginsel van cumulatie van modellen en auteursrechtelijke bescherming wordt gehandhaafd, waarbij er rekening mee wordt gehouden dat sinds de vaststelling van de oorspronkelijke wetgeving vooruitgang is geboekt met de harmonisatie op het gebied van het auteursrecht.

- Vermelding betreffende het model (artikel 24)

Aan houders van ingeschreven modellen wordt een vermelding betreffende het model ter beschikking gesteld, zodat zij het publiek kunnen informeren over de inschrijving van een model.

Hoofdstuk 3: Procedures

In overeenstemming met Richtlijn (EU) 2015/2436 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten wordt aan de richtlijn een reeks belangrijke procedurevoorschriften toegevoegd.

- Afbeeldingsvereisten (artikel 26)

Om te waarborgen dat voor de afbeelding van modellen dezelfde toekomstbestendige voorschriften voor een duidelijke en nauwkeurige afbeelding van modellen in de hele EU gelden, wordt een reeks gedetailleerde bepalingen voorgesteld, die aan de richtlijn moeten worden toegevoegd.

- Meervoudige aanvragen (artikel 27)

Voorgesteld wordt in de mogelijkheid te voorzien om verscheidene modellen in één aanvraag te combineren, zoals momenteel ook is bepaald in artikel 37 van Verordening (EG) nr. 6/2002, zonder de voorwaarde dat de gecombineerde modellen betrekking hebben op voortbrengselen van dezelfde klasse van de Locarno-classificatie, zoals ook is voorgesteld in de overeenkomstige wijziging van de verordening.

- Opschorting van bekendmaking (artikel 30)

Overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt voorgesteld te voorzien in de mogelijkheid om te verzoeken om opschorting van de bekendmaking van een modelaanvraag voor een periode van dertig maanden vanaf de datum van indiening van de aanvraag.

- Administratieve nietigverklaringsprocedures (artikel 31)

Zoals ingevoerd voor procedures tot vervallen- of nietigverklaring van merken uit hoofde van artikel 45 van Richtlijn (EU) 2015/2436, moeten de lidstaten in een administratieve procedure voorzien om de geldigheid van de inschrijving van een model aan te vechten, die door hun diensten voor intellectuele eigendom moet worden afgehandeld. In sommige lidstaten kan de geldigheid van een ingeschreven model alleen in een gerechtelijke procedure worden aangevochten. Deze systemen zijn omslachtiger en duurder.

🡻 98/71/EG (aangepast)

2022/0392 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de rechtsbescherming van modellen (herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op  Gezien  het Verdrag tot oprichting  betreffende de werking  van de Europese Gemeenschap  Unie , inzonderheid op  en met name  artikel 100 A 114, lid 1 ,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 21 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 nieuw

(1)Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad 22 moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

🡻 98/71/EG overweging 1 (aangepast)

Overwegende dat het tot de in het Verdrag neergelegde doelstellingen van de Gemeenschap behoort de grondslagen te leggen voor een steeds hechter verbond tussen de Europese volkeren en nauwere betrekkingen tussen de lidstaten van de Gemeenschap tot stand te brengen, alsmede door gemeenschappelijk optreden de economische en sociale vooruitgang van de landen van de Gemeenschap te bereiken en daartoe de barrières die Europa verdelen, te verwijderen; dat volgens het Verdrag daartoe een interne markt tot stand moet worden gebracht, alsook de hinderpalen voor het vrije verkeer van goederen moeten worden verwijderd en een regime moet worden ingevoerd waardoor wordt verzekerd dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst; dat een onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de rechtsbescherming van modellen tot deze doelstellingen zal bijdragen;

🡻 98/71/EG overweging 2 (aangepast)

Overwegende dat de verschillen in de door de wetgeving van de lidstaten geboden rechtsbescherming van modellen, de totstandbrenging en werking van de interne markt rechtstreeks beïnvloeden wat de goederen betreft waarin deze modellen zijn belichaamd; dat deze verschillen de mededinging op de interne markt kunnen vervalsen;

🡻 98/71/EG overweging 3 (aangepast)

Overwegende dat het derhalve voor de goede werking van de interne markt noodzakelijk is de wetgevingen van de lidstaten inzake de bescherming van modellen nader tot elkaar te brengen;

🡻 98/71/EG overweging 4 (aangepast)

Overwegende dat daarbij rekening gehouden moet worden met de oplossingen en voordelen die het stelsel van het Gemeenschapsmodel zal bieden aan ondernemingen die modelrechten willen verkrijgen;

🡻 98/71/EG overweging 5 (aangepast)

Overwegende dat een volledige onderlinge aanpassing van het modelrecht van de lidstaten niet noodzakelijk is; dat een onderlinge aanpassing die beperkt blijft tot die nationale wettelijke bepalingen die de werking van de interne markt het meest rechtstreeks beïnvloeden, volstaat; dat bepalingen inzake sancties, tegenmaatregelen en wetshandhaving moeten worden overgelaten aan de nationale wetgeving; dat de doelstellingen van deze beperkte onderlinge aanpassing niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt;

🡻 98/71/EG overweging 6 (aangepast)

Overwegende dat bijgevolg de lidstaten de vrijheid dienen te behouden om de procedurebepalingen inzake inschrijving, verlenging en nietigverklaring van modellen, alsmede de bepalingen inzake de rechtsgevolgen van de nietigheid vast te stellen;

 nieuw

(2)In Richtlijn 98/71/EG zijn de belangrijkste bepalingen van materieel modellenrecht van de lidstaten geharmoniseerd die ten tijde van de vaststelling ervan werden geacht het meest rechtstreeks op de werking van de interne markt van invloed te zijn doordat zij het vrij verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten in de Unie belemmerden.

(3)Modelbescherming in de nationale wetgeving van de lidstaten bestaat naast de bescherming op het niveau van de Unie in de vorm van modellen van de Europese Unie (“EU-modellen”) die een eenheid vormen en in de hele Unie geldig zijn, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad 23 . Het naast elkaar bestaan van en het evenwicht tussen modelbeschermingsstelsels op nationaal en Unieniveau vormt een hoeksteen van het Uniebeleid inzake de bescherming van intellectuele eigendom.

(4)Overeenkomstig haar agenda voor betere regelgeving 24 om het beleid van de Unie regelmatig te evalueren, heeft de Commissie een uitgebreide evaluatie van de systemen voor de bescherming van modellen in de Unie uitgevoerd, met inbegrip van een uitgebreide economische en juridische beoordeling, gestaafd door een reeks studies.

(5)In zijn conclusies van 11 november 2020 over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie 25 heeft de Raad de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Richtlijn 98/71/EG. Er is om herziening gevraagd omdat het systeem voor de bescherming van industriële modellen moest worden gemoderniseerd en de bescherming van modellen voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, aantrekkelijker moest worden gemaakt. Er was verzocht bij die herziening met name aandacht te besteden aan wijzigingen waarmee het meer complementair maken van de nationale en regionale stelsels voor modelbescherming en het stelsel op het niveau van de Unie wordt ondersteund, en om verdere inspanningen te leveren om verschillen binnen het systeem van modelbescherming in de Unie te verminderen.

(6)Op basis van de eindresultaten van de evaluatie heeft de Commissie in haar mededeling van 25 november 2020, met de titel “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten. Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen”, 26 aangekondigd dat zij de wetgeving van de Unie inzake modelbescherming zal herzien, na de succesvolle hervorming van de wetgeving van de Unie inzake merken.

(7)In zijn verslag van 10 november 2021 over het actieplan inzake intellectuele eigendom 27 toonde het Europees Parlement zich ingenomen met de bereidheid van de Commissie om de wetgeving van de Unie inzake modelbescherming te moderniseren, riep het de Commissie op de aanvraag- en nietigverklaringsprocedures in de lidstaten verder te harmoniseren en stelde het voor na te denken over de afstemming van Richtlijn 98/71/EG en Verordening (EG) nr. 6/2002 op elkaar om meer rechtszekerheid te bieden.

(8)Uit raadplegingen en evaluaties is gebleken dat er, ondanks de vorige harmonisatie van nationale wetgevingen, nog steeds gebieden zijn waar verdere harmonisatie een positief effect op het concurrentievermogen en de groei kan hebben.

(9)Om een goed functionerende interne markt te waarborgen en om, waar passend, de verwerving, het beheer en de bescherming van modelrechten in de Unie te vergemakkelijken ten behoeve van de groei en het concurrentievermogen van ondernemingen in de Unie, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, met inachtneming van de belangen van de consumenten, moet de bij Richtlijn 98/71/EG tot stand gebrachte onderlinge aanpassing van de wetgevingen worden uitgebreid tot andere aspecten van het materiële modellenrecht dat betrekking heeft op modellen die door inschrijving uit hoofde van Verordening (EG) nr. 6/2002 worden beschermd.

(10)Bovendien moeten de procedurele regels onderling worden aangepast om de verwerving, het beheer en de bescherming van modelrechten in de Unie te vergemakkelijken. Daarom moeten bepaalde belangrijke procedurele regels op het gebied van de inschrijving van modellen in de lidstaten en binnen het stelsel voor modelbescherming van de Unie op elkaar worden afgestemd. Wat de procedures op grond van het nationale recht betreft, is het voldoende algemene beginselen vast te stellen en het aan de lidstaten over te laten meer specifieke regels op te stellen.

🡻 98/71/EG overweging 7 (aangepast)

(11)Overwegende dat dDeze richtlijn  sluit  de toepassing op modellen niet uitsluit niet uit  van bepalingen van nationaal of van Gemeenschaps  Unie recht waarbij in een andere bescherming wordt voorzien dan deze die de inschrijving of publicatie als model biedt, zoals bepalingen inzake niet-ingeschreven modelrechten, merken, octrooien en gebruiksmodellen, oneerlijke mededinging of wettelijke aansprakelijkheid;.

🡻 98/71/EG overweging 8 (aangepast)

 nieuw

(12)Overwegende dat het bij het ontbreken van harmonisatie van het auteursrecht Het is van belang is het beginsel vast te leggen van cumulatie van bescherming uit hoofde van specifieke wetgeving voor ingeschreven modellen en van auteursrechtelijke bescherming  vast te leggen  , waarbij de lidstaten vrij blijven om de omvang van de auteursrechtelijke bescherming en de voorwaarden waaronder deze wordt verleend, te bepalen;  waarbij door modelrechten beschermde modellen ook als auteursrechtelijk beschermde werken moeten kunnen worden beschermd, mits aan de vereisten van het auteursrecht van de Unie is voldaan. 

🡻 98/71/EG overweging 9 (aangepast)

 nieuw

(13)Overwegende dat tTer verwezenlijking van de doelstellingen van de interne markt moeten de voorwaarden voor de inschrijving van een modelrecht in alle lidstaten identiek moeten zijn;.

(14)dat  Hiertoe is  het te dien einde noodzakelijk is een eenvormige omschrijving  omschrijvingen  te geven van het begrip  de begrippen  “model”  en “voortbrengsel” die duidelijk, transparant, en vanuit technologisch oogpunt actueel zijn, waarbij ook rekening wordt gehouden met de komst van nieuwe modellen die niet in een fysiek voortbrengsel zijn vormgegeven. Hoewel de lijst van relevante voortbrengselen niet volledig is, moet onderscheid worden gemaakt tussen voortbrengselen die in een fysiek voorwerp worden vormgegeven, in een grafische voorstelling worden weergegeven of die blijken uit de ruimtelijke ordening van voorwerpen die bedoeld zijn om in het bijzonder een binnenomgeving te vormen. In dit verband moet worden erkend dat de beweging, de transitie of elk ander type animatie van kenmerken kan bijdragen tot de vorm van modellen, met name van modellen die niet in een fysiek voorwerp zijn vormgegeven. 

(15)en  Bovendien is er een eenvormige omschrijving nodig  van de voorwaarden inzake  betreffende  nieuwheid en eigen karakter waaraan een modelrecht moet voldoen om te kunnen worden ingeschreven;.

🡻 98/71/EG overweging 10 (aangepast)

(16)Overwegende dat het, tTeneinde het vrije verkeer van goederen te vergemakkelijken,  is het  van essentieel belang is dat ingeschreven modellen de houder van het recht in alle lidstaten in principe gelijkwaardige bescherming verlenen.

🡻 98/71/EG overweging 11

(17)De houder van het recht verkrijgt door inschrijving bescherming voor die vormkenmerken van een voortbrengsel of een deel ervan, die in de aanvraag om inschrijving zichtbaar zijn weergegeven en welke door middel van publicatie of openstelling van het betrokken dossier voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt.

🡻 98/71/EG overweging 12 (aangepast)

 nieuw

(18) Terwijl de vormkenmerken niet op een bepaald moment of in bepaalde omstandigheden zichtbaar hoeven te zijn om bescherming van het model te verkrijgen moet, als uitzondering op dit beginsel, de  bescherming zich niet dient uit testrekken tot die onderdelen die bij normaal gebruik van een  samengesteld  voortbrengsel niet zichtbaar zijn, noch tot die kenmerken van een dergelijk onderdeel die onzichtbaar zijn wanneer dat onderdeel op zijn plaats is aangebracht, of die op zich niet aan de vereisten van nieuwheid en eigen karakter zouden voldoen.  Derhalve mag  met  die  kenmerken van een model  van onderdelen van een samengesteld voortbrengsel  die om deze redenen van bescherming worden uitgesloten, geen rekening mag worden gehouden bij het beoordelen of andere kenmerken van het model aan de vereisten voor bescherming voldoen.

 nieuw

(19)Hoewel aanduidingen van een voortbrengsel geen invloed hebben op de bescherming van het model als zodanig, kunnen zij naast de afbeelding van het model dienen om de aard van het voortbrengsel te bepalen waarin het model is verwerkt of waarop het zal worden toegepast. Bovendien verbeteren de aanduidingen van een voortbrengsel de doorzoekbaarheid van modellen in het door een dienst voor de industriële eigendom bijgehouden modellenregister. Daarom moet zonder onnodige lasten voor de aanvragers voorafgaand aan de registratie worden gezorgd voor nauwkeurige aanduidingen van voortbrengselen die het zoeken vergemakkelijken en de transparantie en toegankelijkheid van een register vergroten.

🡻 98/71/EG overweging 13

 nieuw

(20)Het criterium voor de beoordeling van het eigen karakter van een model moet het duidelijke verschil zijn tussen de algemene indruk die wordt gewekt bij een geïnformeerde gebruiker die het model bekijkt, en deze die bij hem wordt gewekt door  een ander model dat deel uitmaakt van  het vormgevingserfgoed, met inachtneming van de aard van het voortbrengsel waarop het model wordt toegepast of waarin het is verwerkt en in het bijzonder van de bedrijfstak waarmee het verbonden is en de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

🡻 98/71/EG overweging 14 (aangepast)

 nieuw

(21)Technologische innovatie mag niet worden gehinderd door  modelbescherming te bieden  aan  modellen die uitsluitend bestaan uit  kenmerken  of de samenvoeging van kenmerken  die uitsluitend door een technische functie worden bepaald, modelbescherming te bieden. Hieruit mag niet worden afgeleid dat een model esthetische waarde moet bezitten.  Een ingeschreven modelrecht kan nietig worden verklaard wanneer de uiterlijke kenmerken uitsluitend door de technische functie en niet door visuele aspecten zijn bepaald. 

(22)Evenmin mag de interoperabiliteit van voortbrengselen van verschillend fabricaat worden gehinderd door de bescherming uit te breiden tot de vormgeving van mechanische samenvoegingen of verbindingen. dat met kenmerken van een model die om deze redenen van bescherming worden uitgesloten geen rekening mag worden gehouden bij het beoordelen of andere kenmerken van het model aan de beschermingsvereisten voldoen;

🡻 98/71/EG overweging 15

(23)Voorzieningen voor mechanische samenvoeging of verbinding bij modulaire voortbrengselen kunnen daarentegen een belangrijk aspect van het innoverende karakter van die voortbrengselen en een belangrijk verkoopargument vormen en moeten bijgevolg voor bescherming in aanmerking kunnen komen.

🡻 98/71/EG overweging 16

(24)Een model dat met de openbare orde of de goede zeden strijdig is, is niet vatbaar voor bescherming door een modelrecht. Deze richtlijn houdt niet in dat de nationale opvattingen over de openbare orde of de goede zeden geharmoniseerd worden.

🡻 98/71/EG overweging 17

(25)Het is voor de goede werking van de interne markt van fundamenteel belang dat ten aanzien van de duur van de door ingeschreven modellen verleende bescherming één lijn wordt getrokken.

🡻 98/71/EG overweging 18 (aangepast)

(26)De bepalingen van deze richtlijn laten de toepassing van de mededingingsregels van de artikelen 85  101  en  102  86 van het Verdrag  betreffende de werking van de Europese Unie  onverlet.

🡻 98/71/EG overweging 19 (aangepast)

Overwegende dat het voor een aantal sectoren van de industrie dringend noodzakelijk is geworden dat deze richtlijn spoedig wordt aangenomen; dat in dit stadium geen volledige aanpassing mogelijk is van het recht van de lidstaten inzake het gebruik van beschermde modellen voor het repareren van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, wanneer het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, een onderdeel is van een samengesteld voortbrengsel waarvan de vorm bepalend is voor het beschermde model; dat het ontbreken van een volledige aanpassing van het recht van de lidstaten inzake het gebruik van beschermde modellen voor dergelijke reparaties van een samengesteld voortbrengsel geen beletsel mag vormen voor de aanpassing van die nationale wettelijke bepalingen inzake modellen die de werking van de interne markt het meest rechtstreeks beïnvloeden; dat de lidstaten daarom in de tussentijd de met het Verdrag in overeenstemming zijnde bepalingen dienen te handhaven inzake het gebruik van het model van een onderdeel voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, of dat, als zij nieuwe bepalingen inzake dit gebruik invoeren, daarmee alleen een liberalisering van de markt voor dergelijke onderdelen dient te worden beoogd; dat de lidstaten die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn niet voorzien in bescherming van modellen voor onderdelen, niet verplicht zijn inschrijving van modellen voor dergelijke onderdelen in te voeren; dat drie jaar na de datum van implementatie de Commissie een verslag dient in te dienen over de gevolgen van de bepalingen van deze richtlijn voor het communautaire bedrijfsleven, voor de consumenten, voor de mededinging en voor de werking van de interne markt; dat ten aanzien van onderdelen van samengestelde voortbrengselen de aandacht in het verslag met name dient uit te gaan naar harmonisatie op basis van verschillende mogelijkheden, waaronder een vergoedingenstelsel en een beperkte periode van exclusiviteit; dat de Commissie uiterlijk een jaar na de indiening van dit verslag, na overleg met de meest betrokken partijen, aan het Europees Parlement en de Raad de wijzigingen in deze richtlijn dient voor te stellen die nodig zijn ter voltooiing van de interne markt met betrekking tot onderdelen van samengestelde voortbrengselen, alsmede andere wijzigingen die zij nodig acht;

🡻 98/71/EG overweging 20 (aangepast)

Overwegende dat de overgangsbepaling in artikel 14 inzake het ontwerp van een onderdeel dat wordt gebruikt voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven in geen geval zodanig mag worden uitgelegd dat zij een belemmering vormt voor het vrije verkeer van een voortbrengsel dat een dergelijk onderdeel is;

🡻 98/71/EG overweging 21 (aangepast)

 nieuw

(27)Overwegende dat  Er moet  een volledige opsomming moet worden gegeven van de materiële gronden voor  niet-inschrijving  weigering van de inschrijving in die lidstaten waar aanvragen vóór de inschrijving grondig moeten worden onderzocht, alsmede van de materiële gronden voor nietigverklaring van ingeschreven modellen in alle lidstaten.

 nieuw

(28)Gezien de toenemende toepassing van 3D-printtechnologieën in diverse bedrijfstakken en de daaruit voortvloeiende uitdagingen voor houders van modelrechten om het onrechtmatige, eenvoudige kopiëren van hun beschermde modellen doeltreffend te voorkomen, is het passend te bepalen dat het maken, downloaden, kopiëren en beschikbaar stellen van een medium of software waarin het model is vastgelegd, om een voortbrengsel te reproduceren dat inbreuk maakt op het beschermde model, neerkomt op het gebruik van het model waarvoor de toestemming van de houder van het recht vereist is.

(29)Om de bescherming van modellen te verbeteren en namaak doeltreffender te bestrijden, en overeenkomstig de internationale verplichtingen van de lidstaten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), met name artikel V van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel inzake de vrijheid van doorvoer, en, wat generieke geneesmiddelen betreft, de verklaring over de TRIPS-Overeenkomst en de volksgezondheid, moet de houder van een ingeschreven modelrecht het recht hebben derden te beletten voortbrengselen uit derde landen die in de lidstaat waar het model is ingeschreven, niet in het vrije verkeer zijn gebracht, in die lidstaat in het handelsverkeer te brengen wanneer het model zonder toestemming op dezelfde wijze in die voortbrengselen is verwerkt of daarop is toegepast, of wanneer het model niet wezenlijk van dergelijke voortbrengselen kan worden onderscheiden.

(30)Daartoe moet het voor houders van een ingeschreven modelrecht mogelijk zijn het binnenbrengen van inbreukmakende voortbrengselen en de plaatsing ervan in alle douanesituaties, waaronder met name doorvoer, overlading, opslag in een entrepot, vrije zones, tijdelijke opslag, actieve veredeling of tijdelijke invoer, te verhinderen, zelfs wanneer deze voortbrengselen niet voor de markt van de betrokken lidstaat bestemd zijn. Bij douanecontroles moeten de douaneautoriteiten, ook op verzoek van de houders van modelrechten, gebruikmaken van de bevoegdheden en de procedures die bij Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld 28 . In het bijzonder moeten de douaneautoriteiten op basis van risicoanalysecriteria de nodige controles uitvoeren.

(31)Om de noodzaak van doeltreffende handhaving van modelrechten te verenigen met het voorkomen van hinder voor de vrije handel in legitieme voortbrengselen, moet het recht van de houder van het ingeschreven model vervallen wanneer de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens de daaropvolgende procedure die wordt ingeleid bij de rechterlijke of andere autoriteit die bevoegd is tot het nemen van een beslissing over de vraag of inbreuk op het ingeschreven modelrecht is gemaakt, het bewijs kan leveren dat de houder van het ingeschreven modelrecht niet gerechtigd is het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van eindbestemming te verbieden.

(32)Er moet een passende reeks beperkingen worden gesteld aan de door een ingeschreven modelrecht verleende exclusieve rechten. Afgezien van particulier en niet-commercieel gebruik en gebruik voor experimentele doeleinden, moet een dergelijke lijst van toegestaan gebruik ook reproductie ter illustratie of voor onderricht, verwijzend gebruik in het kader van vergelijkende reclame en gebruik met het oog op commentaar of parodie omvatten, mits dat gebruik verenigbaar is met eerlijke handelspraktijken en de normale exploitatie van het model niet onnodig schaadt. Gebruik van een model door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik tevens strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Voorts moet deze richtlijn worden toegepast op een wijze die de volledige inachtneming van fundamentele rechten en vrijheden, en in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, waarborgt.

(33)De bescherming van een model heeft tot doel exclusieve rechten te verlenen op de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel, maar geen monopolie op het voortbrengsel als zodanig. De bescherming van modellen waarvoor in de praktijk geen alternatief bestaat, leidt in feite tot een monopolie op het voortbrengsel. Een dergelijke bescherming zou dicht in de buurt komen van misbruik van de regeling voor de bescherming van modellen. Als derden de mogelijkheid hebben om vervangingsonderdelen te produceren en te distribueren, wordt de concurrentie in stand gehouden. Als de bescherming van modellen tot vervangingsonderdelen wordt uitgebreid, dan maken die derden inbreuk op deze rechten, wordt concurrentie onmogelijk gemaakt en krijgt de houder van het modelrecht in feite een monopolie op het voortbrengsel.

(34)De verschillen in de wetgeving van de lidstaten inzake het gebruik van beschermde modellen voor het repareren van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, wanneer het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, een vormafhankelijk onderdeel is van een samengesteld voortbrengsel, beïnvloeden rechtstreeks de totstandbrenging en werking van de interne markt. Dergelijke verschillen verstoren de mededinging en het handelsverkeer in de interne markt en leiden tot rechtsonzekerheid.

(35)Het is derhalve voor de goede werking van de interne markt en om eerlijke mededinging op die markt te waarborgen noodzakelijk de wetgevingen van de lidstaten inzake modelbescherming nader tot elkaar te brengen wat betreft het gebruik van beschermde modellen voor het repareren van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, door een reparatieclausule in te voegen die vergelijkbaar is met de clausule van Verordening (EG) nr. 6/2002 en die op het niveau van de Unie op EU-modellen van toepassing is, maar die uitdrukkelijk uitsluitend van toepassing is op vormafhankelijke vervangingsonderdelen van samengestelde voortbrengselen. Aangezien een dergelijke reparatieclausule tot doel heeft modelrechten niet afdwingbaar te maken wanneer het model van het onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt gebruikt voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel om het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, moet de reparatieclausule worden opgenomen onder de beschikbare verweermiddelen tegen inbreuk op het modelrecht uit hoofde van deze richtlijn. Om te waarborgen dat consumenten niet worden misleid, maar met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen over concurrerende voortbrengselen die voor de reparatie kunnen worden gebruikt, moet bovendien in de wet uitdrukkelijk worden bepaald dat de fabrikant of verkoper van een onderdeel die de consumenten niet naar behoren heeft geïnformeerd over de oorsprong van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel moet worden gebruikt, geen beroep kan doen op de reparatieclausule.

(36)Om te voorkomen dat uiteenlopende voorwaarden in de lidstaten betreffende voorgebruik tot verschillen in de rechtskracht van hetzelfde model in verschillende lidstaten leiden, moet worden gewaarborgd dat een derde die kan aantonen dat hij vóór de datum van indiening van een aanvraag tot inschrijving van een model of, indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang te goeder trouw in een lidstaat is begonnen met het gebruik, of daartoe serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen, van een model dat onder de bescherming van een ingeschreven modelrecht valt, dat niet van dit laatste is gekopieerd, recht heeft op een beperkte exploitatie van dat model.

(37)Teneinde de toegang tot bescherming van modellen te verbeteren en te vergemakkelijken en de rechtszekerheid en juridische voorspelbaarheid te vergroten, moet de procedure voor de inschrijving van modellen in de lidstaten doeltreffend en transparant zijn en soortgelijke regels volgen als die welke op EU-modellen van toepassing zijn.

(38)Daartoe moeten gemeenschappelijke regels worden vastgesteld betreffende de voorschriften en technische middelen voor een duidelijke en nauwkeurige afbeelding van modellen in elke vorm van visuele reproductie in de indieningsfase, rekening houdend met de technische vooruitgang voor de visualisering van modellen en de behoeften van de industrie in de Unie op het gebied van nieuwe (digitale) modellen. Daarnaast moeten de lidstaten geharmoniseerde normen vaststellen door praktijken te convergeren.

(39)Met het oog op een grotere efficiëntie is het ook passend indieners van een aanvraag om inschrijving van een model toe te staan verscheidene modellen in één meervoudige aanvraag te combineren en dit te doen zonder de voorwaarde te stellen dat de voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop zij zullen worden toegepast, allemaal tot dezelfde klasse van de internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid moeten behoren.

(40)De normale bekendmaking na inschrijving van een model zou in sommige gevallen een commerciële operatie met betrekking tot het model kunnen doen mislukken of in gevaar brengen. In dergelijke gevallen biedt de mogelijkheid om opschorting van bekendmaking te verkrijgen een oplossing. Met het oog op samenhang en meer rechtszekerheid, die ertoe bijdragen dat bedrijven de kosten voor het beheer van modelportefeuilles kunnen verlagen, moeten voor opschorting van bekendmaking in de Unie dezelfde regels gelden.

(41)Om een gelijk speelveld voor bedrijven te waarborgen en in de hele Unie hetzelfde niveau van toegang tot modelbescherming te bieden door de inschrijvings- en andere formaliteiten voor de aanvrager tot een minimum te beperken, moeten alle centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten, zoals het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) op het niveau van de Unie doet, hun inhoudelijke onderzoek ambtshalve beperken tot het ontbreken van de in deze richtlijn limitatief opgesomde gronden voor niet-inschrijving.

(42)Teneinde efficiënte middelen te bieden om modelrechten nietig te verklaren, moeten de lidstaten in een administratieve procedure voor nietigverklaring voorzien die voor zover nodig is afgestemd op de procedure die op het niveau van de Unie op ingeschreven EU-modellen van toepassing is.

(43)Het is wenselijk dat de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom onderling en met het EUIPO samenwerken op alle gebieden met betrekking tot de inschrijving en het beheer van modellen, teneinde de convergentie van praktijken en instrumenten te bevorderen, zoals de oprichting en actualisering van gemeenschappelijke of onderling verbonden gegevensbanken en portalen voor raadpleging en recherche. De lidstaten moeten voorts waarborgen dat hun centrale diensten voor de industriële eigendom en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom op alle andere werkterreinen die relevant zijn voor de bescherming van modellen in de Unie, met elkaar en met het EUIPO samenwerken.

(44)Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk een goed functionerende interne markt aanmoedigen en tot stand brengen, en de inschrijving, het beheer en de bescherming van modelrechten in de Unie waar mogelijk ten bate van groei en concurrentievermogen bevorderen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(45)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 29 geraadpleegd en heeft op […] een advies uitgebracht.

(46)De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 98/71/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die vorige richtlijn.

(47)Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

🡻 98/71/EG (aangepast)

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

 ALGEMENE BEPALINGEN 

Artikel 12

Toepassingsgebied

1.Deze richtlijn is van toepassing op:

a)bij de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten ingeschreven modellen;

b)bij het Benelux-bBureau voor  de Intellectuele Eigendom  tekeningen of modellen ingeschreven modellen;

c)op grond van in een lidstaat geldende internationale regelingen ingeschreven modellen;

d)aanvragen om inschrijving van modellen als bedoeld onder in de punten a), b) en c).

2.In deze richtlijn wordt onder inschrijving van een model tevens verstaan de publicatie van het model dat ingediend is bij de dienst voor de industriële eigendom van een lidstaat waar die publicatie een modelrecht doet ontstaan.

Artikel 21

Definities

In  Voor de toepassing van  deze richtlijn wordt verstaan onder:

 nieuw

1) “dienst”: de centrale dienst voor de industriële eigendom die door een of meer lidstaten belast is met de inschrijving van modellen;

2) “register”: het door een dienst bijgehouden modellenregister;

🡻 98/71/EG (aangepast)

 nieuw

3a) “model”: de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een deel ervan, die wordt afgeleid uit de kenmerken, van met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur, en/of de materialen van het voortbrengsel zelf en/of de versiering ervan  , met inbegrip van de beweging, de transitie of elk ander type animatie van die kenmerken ;

4b) “voortbrengsel”: elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp  dat geen computerprogramma is ,  ongeacht of het in een fysiek object is vormgegeven of in digitale vorm wordt verwezenlijkt  met inbegrip van:

a) onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd, verpakkingen,  stellen van artikelen,  uitvoering,  ruimtelijke ordening van voorwerpen die bedoeld zijn om met name een binnenomgeving te vormen,   en onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd ;

b)grafische  werken of  symbolen  , logo’s, oppervlaktepatronen,  en typografische lettertypen  en grafische gebruikersinterfaces , doch niet computerprogramma’s;

5c) “samengesteld voortbrengsel”: een voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden.

HOOFDSTUK 2

 MATERIEEL MODELLENRECHT 

Artikel 3

Beschermingsvoorwaarden

1.De lidstaten beschermen modellen  uitsluitend  door middel van inschrijving  van de modellen  en verlenen aan de houders ervan exclusieve rechten overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn.

2.Een model wordt door een modelrecht beschermd voorzover  als  het nieuw is en een eigen karakter heeft.

3.Een model dat is toegepast op of verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt, wordt slechts geacht nieuw te zijn en een eigen karakter te hebben:

a)voor zover het onderdeel, wanneer het in het samengestelde voortbrengsel is verwerkt, bij normaal gebruik van dit laatste zichtbaar blijft; en

b)voor zover deze zichtbare kenmerken van het onderdeel als zodanig aan de voorwaarden inzake nieuwheid en eigen karakter voldoen.

4.“Normaal gebruik” in de zin van lid 3, onder punt a), houdt het gebruik door de eindgebruiker in, met uitzondering van handelingen in verband met onderhoud of reparatie.

Artikel 4

Nieuwheid

Een model wordt als nieuw beschouwd, indien vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang geen identiek model voor het publiek beschikbaar is gesteld. Modellen worden geacht identiek te zijn, indien de kenmerken ervan slechts in onbelangrijke details verschillen.

Artikel 5

Eigen karakter

1.Een model wordt geacht een eigen karakter te hebben, indien de algemene indruk die het bij de geïnformeerde gebruiker wekt, verschilt van de algemene indruk die bij die gebruiker wordt gewekt door modellen die vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang voor het publiek beschikbaar zijn gesteld.

2.Bij de beoordeling van het eigen karakter wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

Artikel 6

Openbaarmaking

1.Voor de toepassing van de artikelen 4 en 5 wordt een model geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, indien dit gepubliceerd is na inschrijving of op andere wijze, of tentoongesteld, in de handel gebracht of anderszins openbaar gemaakt is, tenzij deze feiten bij een normale gang van zaken redelijkerwijs niet vóór de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang ter kennis konden zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector die in de  Unie  Gemeenschap werkzaam zijn. Het model wordt echter niet geacht voor het publiek beschikbaar te zijn gesteld, louter omdat het onder uitdrukkelijke of stilzwijgende voorwaarde van geheimhouding aan een derde bekendgemaakt is.

2.Openbaarmaking wordt voor de toepassing van de artikelen 4 en 5 niet in aanmerking genomen, wanneer  het openbaar gemaakte model, dat identiek is of in de algemene indruk ervan niet verschilt van het  een model waarvoor op grond van een inschrijving in een lidstaat aanspraak op bescherming wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is gesteld:

(a)door de ontwerper, zijn rechtverkrijgende of een derde op basis van door de ontwerper of diens rechtverkrijgende verstrekte informatie of genomen maatregelen; en

(b)gedurende het tijdvak van twaalf maanden voorafgaande aan de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak wordt gemaakt op voorrang, aan de datum van voorrang.

3.Lid 2 is eveneens van toepassing wanneer het model ten gevolge van misbruik jegens de ontwerper of diens rechtverkrijgende voor het publiek beschikbaar is gesteld.

Artikel 7

Modellen die bepaald zijn door hun technische functie en modellen van verbindingen

1.Een modelrecht geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die uitsluitend door de technische functie worden bepaald.

2.Een modelrecht geldt niet voor de uiterlijke kenmerken van een voortbrengsel die noodzakelijkerwijs in precies dezelfde vorm en afmetingen gereproduceerd moeten worden om het voortbrengsel waarin het model verwerkt is of waarop het toegepast is, mechanisch met een ander voortbrengsel te kunnen verbinden of om het in, rond of tegen een ander voortbrengsel te kunnen plaatsen, zodat elk van beide voortbrengselen zijn functie kan vervullen.

3.In afwijking van lid 2 kan een model dat tot doel heeft binnen een modulair systeem de meervoudige samenvoeging of verbinding van onderling verwisselbare voortbrengselen mogelijk te maken, onder de in de artikelen 4 en 5 gestelde voorwaarden door een modelrecht worden beschermd.

Artikel 8

Met de openbare orde of de goede zeden strijdige modellen

Een model dat met de openbare orde of de goede zeden strijdig is, is niet vatbaar voor bescherming door een modelrecht.

Artikel 9

Draagwijdte van de bescherming

1.De bescherming krachtens het modelrecht omvat elk model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt.

2.Bij het beoordelen van de draagwijdte van de bescherming wordt rekening gehouden met de mate van vrijheid van de ontwerper bij de ontwikkeling van het model.

Artikel 10

 Aanvang en duur van de bescherming  Beschermingsduur

Na inschrijving wordt  1. Bescherming door een modelrecht van  een model dat aan de in artikel 3, lid 2, gestelde voorwaarden voldoet,  gaat in bij inschrijving bij de dienst. 

 2. De inschrijving van een model is geldig  gedurende een of meer tijdvakken  tijdvak  van vijf jaar  berekend  met ingang van  vanaf  de datum van indiening van de aanvraag  tot inschrijving  door een modelrecht beschermd. De houder van het recht kan de beschermingsduur telkens met een of meer tijdvakken van vijf jaar laten verlengen, tot een totale termijn van 25 jaar vanaf de datum van indiening van de aanvraag  tot inschrijving .

 nieuw

Artikel 11

Recht op het ingeschreven model

1.Het recht op het ingeschreven model komt toe aan de ontwerper of zijn rechtverkrijgende.

2.Wanneer twee of meer personen het model gezamenlijk hebben ontwikkeld, komt hun het recht op het ingeschreven model gezamenlijk toe.

3.Wanneer een model echter door een werknemer in de uitoefening van zijn functie of volgens de instructies van zijn werkgever wordt ontwikkeld, komt het recht op het ingeschreven model aan de werkgever toe, tenzij bij overeenkomst anders is bepaald of dit in de nationale wetgeving anders is vastgelegd.

Artikel 12

Vermoeden ten gunste van de ingeschreven houder van het model

De persoon op wiens naam het modelrecht is ingeschreven, of voorafgaande aan de inschrijving de persoon op wiens naam de aanvraag is ingediend, wordt in alle procedures bij de dienst op het grondgebied waarvan aanspraak op bescherming wordt gemaakt, en in alle andere procedures geacht bevoegd te zijn om op te treden.

🡻 98/71/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 1311

Nietigheid of weigering van inschrijving  Gronden voor niet-inschrijving 

1.    In de volgende gevallen wordt de inschrijving van een model geweigerd of het recht op een ingeschreven model nietig verklaard:

a)het model is geen model in de zin van artikel 2, punt 3)3, onder a); of

b)het  model  beantwoordt niet aan de voorwaarden van de artikel en 3 tot en met 8.; of

Artikel 14

 Nietigheidsgronden 

 1.    Indien het model is ingeschreven, wordt het modelrecht in de volgende gevallen nietig verklaard: 

 a)    het model is geen model in de zin van artikel 2, punt 3); 

 b)    het model beantwoordt niet aan de voorwaarden van de artikelen 3 tot en met 8; 

(c) op grond van een besluit van een bevoegde rechter of instantie  de aanvrager of kan de houder van het modelrecht kan er volgens het recht van de betrokken lidstaat geen aanspraak op maken; of

(d)het model is strijdig met een ouder model dat na de datum van indiening van de aanvraag of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, na de datum van voorrang voor het publiek beschikbaar is gesteld, en dat vanaf een aan deze datum voorafgaand  aan de datum van indiening van de aanvraag of, wanneer aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het model,  tijdstip wordt beschermd:

i) als ingeschreven Gemeenschaps  EU- model dan wel door een aanvraag om inschrijving als  EU- model  op voorwaarde dat het wordt ingeschreven; 

ii) of door een  ingeschreven  modelrecht van de betrokken lidstaat dan wel door een aanvraag om een zodanig recht.  op voorwaarde dat het wordt ingeschreven; 

 nieuw

iii) door een modelrecht dat is ingeschreven op grond van in de betrokken lidstaat geldende internationale regelingen, of door een aanvraag voor een dergelijk recht op voorwaarde dat het wordt ingeschreven;

🡻 98/71/EG (aangepast)

2.    Elke lidstaat kan bepalen dat in de volgende gevallen de inschrijving van een model zal worden geweigerd of dat het recht op een ingeschreven model nietig zal worden verklaard:

ea)in een later model wordt van een onderscheidend teken gebruikgemaakt en het Gemeenschaps  Unie- recht of het recht van de betrokken lidstaat dat op dat teken van toepassing is, staat de houder van het recht op het teken toe dat gebruik te verbieden; of

fb)in het model wordt zonder toestemming gebruikgemaakt van een werk dat in de betrokken lidstaat auteursrechtelijk beschermd is; of

gc)het model vormt een oneigenlijk gebruik van een van de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs ter bescherming van de industriële eigendom genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder genoemd artikel 6 ter vallen en die in de betrokken lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn.

 nieuw

2.    De in lid 1, punten a) en b), bedoelde nietigheidsgronden kunnen worden ingeroepen door:

a)    een natuurlijke of rechtspersoon;

b)    een groep of instantie die is opgericht om de belangen van fabrikanten, producenten, dienstverleners, handelaren of consumenten te behartigen, indien die groep of instantie overeenkomstig het ter zake geldende recht bevoegd is in eigen naam in rechte op te treden.

🡻 98/71/EG (aangepast)

3.    De in lid 1, onderpunt c), vermelde  nietingheids grond kan alleen worden ingeroepen door degene die volgens het recht van de betrokken lidstaat aanspraak kan maken op het modelrecht.

4.    De in lid 1, onderpunten d), en lid 2, onder ae) en bf), vermelde  nietigheids gronden kunnen alleen door  de volgende personen worden ingeroepen: 

a)    de aanvrager of de houder van het strijdige recht worden ingeroepen.;

 nieuw

b)    de personen die krachtens de wetgeving van de Unie of het recht van de betrokken lidstaat de desbetreffende rechten kunnen uitoefenen;

c)    een licentiehouder die door de houder van een merk of een houder van een modelrecht is gemachtigd.

🡻 98/71/EG (aangepast)

5.    De in lid 1, punt g) 2, onder c), vermelde  nietigheids grond kan alleen door de belanghebbende  die door het oneigenlijk gebruik wordt getroffen,  worden ingeroepen.

6.    De leden 4 en 5 gelden onverminderd de vrijheid van de lidstaat om te bepalen dat de in lid 1, onder d), en lid 2, onder c), vermelde gronden ook ambtshalve door de bevoegde instantie van die lidstaat kunnen worden ingeroepen.

7.    Wanneer overeenkomstig lid 1, onder b), of lid 2, de inschrijving van een model is geweigerd of een modelrecht nietig is verklaard, kan het model worden ingeschreven of het modelrecht worden gehandhaafd in gewijzigde vorm, indien het in die vorm aan de beschermingsvoorwaarden voldoet en het model zijn identiteit behoudt. Inschrijving of handhaving in gewijzigde vorm kan erin bestaan dat de inschrijving vergezeld gaat van een verklaring van de houder dat hij gedeeltelijk afziet van aanspraken op het modelrecht, of van een vermelding in het modellenregister van een rechterlijke beslissing waarbij het modelrecht gedeeltelijk nietig is verklaard.

8.    Elke lidstaat kan in afwijking van de leden 1 tot en met 7 bepalen dat de weigerings- of nietigheidsgronden die in die lidstaat gelden vóór de datum waarop de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn in werking treden, van toepassing zijn op vóór die datum ingediende aanvragen om inschrijving en op de inschrijvingen die daaruit voortvloeien.

 nieuw

6.    Een modelrecht mag niet nietig worden verklaard indien de aanvrager of een houder van een recht als bedoeld in lid 1, punten d) tot en met g), uitdrukkelijk instemt met de inschrijving van het model vóór de indiening van de vordering tot nietigverklaring of de reconventionele vordering.

🡻 98/71/EG

79.    Een modelrecht kan ook na verval of afstand nietig worden verklaard.

 nieuw

Artikel 15

Voorwerp van de bescherming

Er wordt bescherming verleend betreffende die uiterlijke kenmerken van een ingeschreven model die zichtbaar in de inschrijvingsaanvraag zijn weergegeven.

🡻 98/71/EG (aangepast)

Artikel 1612

Inhoud van het modelrecht

1.    De inschrijving van een model verleent aan de houder ervan het exclusieve recht om het te gebruiken en om derden aan wie hij  de houder  daartoe geen toestemming heeft gegeven, te beletten het te gebruiken.

2.    Onder dit gebruik wordt  Uit hoofde van lid 1 kan  met name verstaan  het volgende worden verboden: 

a) het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, invoeren, uitvoeren of gebruiken van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast;,

 b) een in punt a) bedoeld voortbrengsel invoeren of uitvoeren; 

c)alsmede het voor  de in de punten a) en b) genoemde  deze doeleinden in voorraad hebben van dat  een  voortbrengsel.;

 nieuw

d) het creëren, downloaden, kopiëren en delen of verspreiden onder anderen van een medium of software waarin het model is vastgelegd, teneinde een voortbrengsel als bedoeld in punt a) te kunnen maken.

🡻 98/71/EG

2.    In zoverre krachtens de wetgeving van een lidstaat handelingen als bedoeld in lid 1 niet voorkomen konden worden vóór de datum waarop de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn in werking zijn getreden, kan op het modelrecht geen beroep worden gedaan om te beletten dat die handelingen worden voortgezet door degene die er vóór die datum mee begonnen was.

 nieuw

3. In afwijking van artikel 9, lid 1, heeft de houder van een ingeschreven modelrecht het recht derden te beletten voortbrengselen uit derde landen die in de lidstaat waar het model is ingeschreven, niet in het vrije verkeer zijn gebracht, in die lidstaat in het handelsverkeer te brengen, wanneer het model op dezelfde wijze in die voortbrengselen is verwerkt of daarop is toegepast, of wanneer het model niet wezenlijk van dergelijke voortbrengselen kan worden onderscheiden, en er geen vergunning is verleend.

Het in de eerste alinea bedoelde recht vervalt indien de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens de procedure om te bepalen of inbreuk is gemaakt op het ingeschreven modelrecht, die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 is ingesteld, het bewijs levert dat de houder van het ingeschreven modelrecht niet gerechtigd is om het in de handel brengen van de voortbrengselen in het land van de eindbestemming te verbieden.

Artikel 17

Vermoeden van geldigheid

1.    In een inbreukprocedure wordt ten gunste van de houder van het ingeschreven modelrecht vermoed dat aan de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde voorwaarden voor de rechtsgeldigheid van een ingeschreven model is voldaan. 

2.    Het in lid 1 bedoelde vermoeden van geldigheid kan worden weerlegd door alle in het rechtsgebied van de betrokken lidstaat beschikbare procedurele middelen, met inbegrip van reconventionele vorderingen.

🡻 98/71/EG (aangepast)

Artikel 1813

Beperkingen op het modelrecht

1.    De rechten op een ingeschreven model mogen niet geldend worden gemaakt voor handelingen:

a)  handelingen die  in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden  worden verricht ;

b)  handelingen die  voor experimentele doeleinden  worden verricht ;

c) handelingen bestaande in reproductie ter illustratie of voor onderricht;, mits deze handelingen verenigbaar zijn met de eerlijke handelsgebruiken, zij niet zonder noodzaak afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model en de bron wordt vermeld.

 nieuw

d) handelingen die ter identificatie van of verwijzing naar een voortbrengsel als dat van de houder van het modelrecht worden verricht;

e) handelingen die met het oog op commentaar, kritiek of parodie worden verricht;

🡻 98/71/EG

2.    De rechten op een ingeschreven model mogen evenmin geldend worden gemaakt voor:

fa) de uitrusting van in een ander land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die zich tijdelijk op het grondgebied van de betrokken lidstaat bevinden;

gb) de invoer in de betrokken lidstaat van vervangingsonderdelen en toebehoren voor de reparatie van dergelijke vervoermiddelen;

hc) reparaties aan dergelijke vervoermiddelen.

 nieuw

2.    De punten c), d) en e) van lid 1 zijn alleen van toepassing indien de handelingen met eerlijke handelspraktijken verenigbaar zijn en de normale exploitatie van het model niet onnodig schaden en, in het geval van punt c), indien de bron van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, wordt vermeld.

Artikel 19

Reparatieclausule

1.    Er wordt geen bescherming verleend aan een ingeschreven model dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt waarvan de vorm bepalend is voor het model van het onderdeel, en dat in de zin van artikel 16, lid 1, uitsluitend wordt gebruikt voor de reparatie van dat samengestelde voortbrengsel om het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven.

2.    Lid 1 kan niet worden ingeroepen door de fabrikant of de verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel die de consument niet naar behoren heeft geïnformeerd, door middel van een duidelijke en zichtbare vermelding op het voortbrengsel of in een andere passende vorm, over de oorsprong van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel wordt gebruikt, zodat hij met kennis van zaken een keuze kan maken tussen concurrerende voortbrengselen die voor de reparatie kunnen worden gebruikt.

3.    Indien op het tijdstip van vaststelling van deze richtlijn het nationale recht van een lidstaat modellen in de zin van lid 1 beschermt, blijft de lidstaat, in afwijking van lid 1, tot en met... [OP, gelieve de datum in te voegen = tien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voorzien in die bescherming voor modellen waarvoor inschrijving is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn.

🡻 98/71/EG (aangepast)

Artikel 14

Overgangsbepaling

Zolang deze richtlijn niet overeenkomstig artikel 18 op voorstel van de Commissie is gewijzigd, handhaven de lidstaten hun bestaande wettelijke bepalingen inzake het gebruik van het model van een onderdeel voor het repareren van een samengesteld voortbrengsel met de bedoeling het zijn oorspronkelijke vorm terug te geven, en wijzigen zij die bepalingen alleen als daarmee een liberalisering van de markt voor dergelijke onderdelen wordt beoogd.

Artikel 2015

Uitputting van rechten

De rechten op een ingeschreven model gelden niet voor handelingen die betrekking hebben op een voortbrengsel waarin een door het modelrecht beschermd model is verwerkt of waarop het is toegepast, indien het voortbrengsel door de houder van het modelrecht, of met diens toestemming, in de  Unie  Gemeenschap in de handel is gebracht.

 nieuw

Artikel 21

Recht van voorgebruik met betrekking tot een ingeschreven modelrecht

1.    Iedere derde die kan aantonen dat hij vóór de datum van de indiening van de aanvraag, of indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vóór de datum van voorrang, te goeder trouw een aanvang heeft gemaakt met, of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen tot het gebruik in de lidstaat van een model dat onder de aan het ingeschreven modelrecht verleende bescherming valt en geen namaak is van een ingeschreven model, heeft een recht van voorgebruik.

2.    Op grond van het recht van voorgebruik kan de derde het model exploiteren voor de doeleinden waarvoor hij, vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van een ingeschreven modelrecht, een aanvang had gemaakt met of serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen had getroffen tot het gebruik van dat model.

🡻 98/71/EG (aangepast)

 nieuw

Artikel 2216

Verhouding tot andere vormen van bescherming

De bepalingen van deze richtlijn laten onverlet de bepalingen van  het recht van de Unie  Gemeenschapsrecht en het recht van de betrokken lidstaat inzake niet-ingeschreven modellen, merken of andere onderscheidende tekens, octrooien en gebruiksmodellen, lettertypen, wettelijke aansprakelijkheid en oneerlijke mededinging.

Artikel 2317

Verhouding tot het auteursrecht

Een model dat overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn in of ten aanzien van een lidstaat is ingeschreven, kan tevens beschermd worden door het auteursrecht van die lidstaat vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd  op voorwaarde dat aan de eisen van de wetgeving van de Unie betreffende auteursrechten wordt voldaan . Elke lidstaat bepaalt de omvang en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid.

 nieuw

Artikel 24

Registratiesymbool

De houder van een ingeschreven modelrecht kan het publiek ervan in kennis stellen dat het model is ingeschreven door op het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het wordt toegepast, de letter D in een cirkel weer te geven. Een dergelijke vermelding betreffende het model kan vergezeld gaan van het inschrijvingsnummer van het model of van de hyperlink naar de inschrijving van het model in het register.

HOOFDSTUK 3

PROCEDURES

Artikel 25

Vereisten voor de aanvraag

3.Een aanvraag tot inschrijving van een model moet ten minste alle volgende elementen bevatten:

(b)een verzoek om inschrijving;

(c)gegevens op grond waarvan de aanvrager kan worden geïdentificeerd;

(d)een afbeelding van het model die geschikt is voor reproductie, waarop alle details van het voorwerp waarvoor bescherming wordt gevraagd, duidelijk kunnen worden onderscheiden en waarvan bekendmaking mogelijk is;

(e)vermelding van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast.

4.Bij de aanvraag voor inschrijving van een model moet een door de betrokken lidstaat te bepalen taks worden betaald.

5.De in lid 1, punt d), bedoelde vermelding van de voortbrengselen laat de draagwijdte van de bescherming van het model onverlet. Dit geldt ook voor een beschrijving waarin de afbeelding van het model wordt toegelicht, indien een lidstaat in een dergelijke beschrijving voorziet.

Artikel 26

Afbeelding van het model

1. De in artikel 25, lid 1, punt c), bedoelde afbeelding van het model moet duidelijk, nauwkeurig en consistent zijn en van zodanige kwaliteit zijn dat alle details van het materiaal waarvoor bescherming wordt gevraagd, duidelijk kunnen worden onderscheiden en kunnen worden bekendgemaakt.

2. De afbeelding bestaat uit elke vorm van visuele reproductie van het model in zwart-wit of in kleur. De reproductie kan statisch, dynamisch of geanimeerd zijn en wordt met elk passend middel verwezenlijkt, waarbij algemeen beschikbare technologie, met inbegrip van tekeningen, foto’s, video’s of computerbeeldvorming/modellering, wordt gebruikt.

3. In de reproductie worden alle aspecten van het model waarvoor bescherming wordt gevraagd, in een of meer weergaven weergegeven. Daarnaast kunnen andere typen weergaven worden verstrekt om de specifieke kenmerken van het model nader te specificeren, en met name:

(f)vergrote weergaven die een deel van het product afzonderlijk op grotere schaal weergeven;

(g)doorsneeweergaven waarbij een opengewerkt deel van het voortbrengsel wordt getoond;

(h)openwerkte weergaven waarbij gedemonteerde delen van een voortbrengsel afzonderlijk in één weergave worden weergegeven; of

(i)deelweergaven waarbij delen van een voortbrengsel afzonderlijk in verschillende weergaven worden weergegeven.

4. Indien de afbeelding verschillende reproducties van het model bevat of meer dan één afbeelding bevat, zijn deze onderling consistent en wordt het voorwerp van de inschrijving bepaald door alle visuele kenmerken van die afbeeldingen of reproducties samen.

5. Het model wordt alleen weergegeven, met uitsluiting van alle andere elementen. Er mogen geen verklarende tekst, formuleringen of symbolen worden weergegeven.

6. Materiaal waarvoor geen bescherming wordt gevraagd, wordt door middel van visuele disclaimers aangegeven, bij voorkeur in de vorm van stippellijnen of onderbroken lijnen. Indien dit om technische redenen of gezien het soort model niet mogelijk is, mogen andere visuele disclaimers worden gebruikt, zoals schaduwwerking, grenslijnen of onscherp maken. Dergelijke visuele disclaimers moeten consequent worden gebruikt.

7. Wanneer de afbeelding vergezeld gaat van een beschrijving van het model, mogen noch die beschrijving, noch enige daarin opgenomen verbale disclaimers tot gevolg hebben dat de draagwijdte van de bescherming van het model zoals in de afbeelding weergegeven wordt beperkt of uitgebreid.

8. De centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom werken met elkaar en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie samen om gemeenschappelijke normen vast te stellen voor de vereisten en wijze van afbeelding van het model, met name wat betreft de typen en het aantal te gebruiken afbeeldingen, de typen aanvaardbare visuele disclaimers en de technische specificaties van de middelen die voor de reproductie, de opslag en de indiening van modellen, zoals de formaten en omvang van de desbetreffende elektronische bestanden.

Artikel 27

Meervoudige aanvragen

Voor verscheidene modellen kan één meervoudige aanvraag om modellen te registreren worden ingediend. De voorwaarde dat alle voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop zij zullen worden toegepast, tot dezelfde klasse van de internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid behoren, is niet van toepassing.

Artikel 28

Datum van indiening

1.    De datum van indiening van een aanvraag tot inschrijving van een model is die waarop de aanvrager de documenten met de in artikel 25, lid 1, punten a), b) en c), bedoelde gegevens bij de dienst indient.

2.    De lidstaten kunnen daarnaast bepalen dat de betaling van de in artikel 25, lid 2, bedoelde taks voorwaarde is voor de toekenning van de datum van indiening.

Artikel 29

Reikwijdte van het inhoudelijk onderzoek

De diensten beperken hun onderzoek of een aanvraag voor inschrijving van een model in aanmerking komt, tot het al dan niet aanwezig zijn van de in artikel 13 bedoelde materiële gronden voor niet-inschrijving.

Artikel 30

Opschorting van bekendmaking

1. De indiener van een aanvraag om inschrijving van een model kan bij het indienen van de aanvraag verzoeken de bekendmaking van het ingeschreven model voor dertig maanden vanaf de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, vanaf de datum van voorrang op te schorten.

2. Bij inschrijving is het model, noch de afbeelding van het model, noch enig dossier met betrekking tot de aanvraag voor het publiek toegankelijk, behalve als het nationale recht in bepalingen voorziet die de rechtmatige belangen van derden beschermen.

3. Er wordt melding gemaakt van de opschorting van de bekendmaking van het ingeschreven model.

4. Bij het verstrijken van de opschortingstermijn, of op een eerdere datum op verzoek van de houder van het recht, maakt de dienst alle inschrijvingen in zijn register en het dossier met betrekking tot de aanvraag openbaar en maakt deze het ingeschreven model bekend.

Artikel 31

Procedure tot nietigverklaring

1. Onverminderd het recht van de partijen om bij de rechter beroep in te stellen, voorzien de lidstaten bij hun diensten in een efficiënte en snelle administratieve procedure voor nietigverklaring van een ingeschreven modelrecht.

2. De administratieve procedure tot nietigverklaring bepaalt dat de inschrijving van het model nietig wordt verklaard op basis van ten minste de volgende gronden:

a) het model had niet mogen worden ingeschreven omdat het niet aan de definitie van artikel 2, punt 3, of aan de vereisten van de artikelen 3 tot en met 8 voldoet;

b) het model had niet mogen worden ingeschreven omdat er een ouder model in de zin van artikel 14, lid 1, punt d), bestaat.

3. De administratieve procedure bepaalt dat een vordering tot nietigverklaring ten minste kan worden ingediend door:

a) in het geval van lid 2, punt a), de in artikel 14, lid 2, bedoelde personen, groepen of lichamen;

b) in het geval van lid 2, punt b), de in artikel 14, lid 3, bedoelde persoon.

Artikel 32

Vernieuwing

1. Op verzoek van de houder van het modelrecht of van eenieder die daartoe bij wet of bij overeenkomst gemachtigd is, wordt de inschrijving van een model vernieuwd op voorwaarde dat de vernieuwingstaksen betaald zijn. De lidstaten kunnen bepalen dat de ontvangst van de betaling van de vernieuwingstaksen als verzoek geldt.

2. De dienst brengt de houder van het ingeschreven modelrecht minstens zes maanden voordien op de hoogte van het verstrijken van de inschrijving. De dienst is niet aansprakelijk indien deze verzuimt deze informatie te verstrekken en dit verzuim heeft geen gevolgen voor het verstrijken van de inschrijving.

3. Ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de inschrijving wordt het verzoek tot vernieuwing ingediend en worden tevens de vernieuwingstaksen betaald. Bij gebreke daarvan kan het verzoek binnen een termijn van nog eens zes maanden na het verstrijken van de inschrijving of de latere vernieuwing daarvan worden ingediend. De vernieuwingstaksen en de aanvullende taks worden binnen deze extra termijn betaald.

4. In het geval van een meervoudige inschrijving, wanneer de betaalde vernieuwingstaksen ontoereikend zijn om alle modellen waarvoor vernieuwing wordt aangevraagd, te dekken, wordt de inschrijving vernieuwd indien duidelijk is voor welke modellen het betaalde bedrag bedoeld is.

5. De vernieuwing gaat in vanaf de dag na de datum waarop de geldigheid van de inschrijving verstrijkt. De vernieuwing wordt in het register aangetekend.

Artikel 33

Communicatie met de dienst

De partijen in de procedure of, indien van toepassing, hun vertegenwoordigers, geven een officieel adres op voor alle officiële communicatie met de dienst. De lidstaten kunnen eisen dat dit adres zich in de Europese Economische Ruimte bevindt.

HOOFDSTUK 4

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 34

Samenwerking op het gebied van inschrijving, administratie en nietigheid van modellen

Het staat de diensten vrij om onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie op doeltreffende wijze samen te werken om convergentie van praktijken en instrumenten met betrekking tot het onderzoek, de inschrijving en de nietigverklaring van modellen te bevorderen.

Artikel 35

Samenwerking op andere gebieden

Het staat de diensten vrij om onderling en met het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie op doeltreffende wijze samen te werken op alle andere gebieden dan die bedoeld in artikel 34 waarop zij activiteiten ontwikkelen die van belang zijn voor de bescherming van modellen in de Unie.

🡻 98/71/EG (aangepast)

 nieuw

HOOFDSTUK 5

 SLOTBEPALINGEN 

Artikel 18

Herziening

Drie jaar na de in artikel 19 gestelde datum van implementatie dient de Commissie een verslag in over de gevolgen van de bepalingen van deze richtlijn voor het communautaire bedrijfsleven, met name de meest betrokken industriesectoren, in het bijzonder de fabrikanten van samengestelde voortbrengselen en onderdelen, voor de consumenten, voor de mededinging en voor de werking van de interne markt. Uiterlijk een jaar later stelt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad de wijzigingen in deze richtlijn voor die nodig zijn ter voltooiing van de interne markt met betrekking tot onderdelen van samengestelde voortbrengselen, alsmede andere wijzigingen die zij in het licht van haar overleg met de meest betrokken partijen nodig acht.

Artikel 3619

Uitvoering  Omzetting 

1.    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op  ...[PB, gelieve de datum in te voegen: 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan de artikelen 2, 3, 6, 10 tot en met 19, 21 en 23 tot en met 33 te voldoen  28 oktober 2001 aan deze richtlijn te voldoen.  Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee. 

Wanneer de lidstaten  die maatregelen  deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen  daarin of bij de officiële bekendmaking ervan  naar de onderhavige  deze  richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen die bepalingen.  In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.  De regels voor dezedie verwijzing  en de formulering van die vermelding  worden vastgesteld door de lidstaten.

2.    De lidstaten delen de Commissie de  tekst van de belangrijkste  bepalingen van nationaal intern  recht mee die zij vaststellen op het gebied waarop  op het onder  deze richtlijn van toepassing is  vallende gebied vaststellen .

Artikel 37

 Intrekking 

 Richtlijn 98/71/EG wordt met ingang van [PB, gelieve de datum in te voegen: de dag volgend op de datum in de eerste alinea van artikel 36, lid 1] ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn. 

 Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II. 

Artikel 3820

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op  na  die van haar  de  bekendmaking  ervan  in het Publicatieblad van de Europese  Unie  Gemeenschappen.

 De artikelen 4, 5, 7, 8, 9, 20 en 22 zijn van toepassing met ingang van ... [PB, gelieve de datum in te voegen: de dag volgend op de datum in de eerste alinea van artikel [38], lid 1]. 

Artikel 3921

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen, COM(2004) 582 definitief van 14 september 2004.
(2)    Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 12 december 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen (COM(2004)0582 – C6-0119/2004 – 2004/0203(COD)).
(3)    Mededeling van de Commissie “Betere regelgeving voor betere resultaten - Een EU-agenda”, COM(2015) 215 final van 19 mei 2015, blz. 4.
(4)    Conclusies van de Raad, 2020/C 379 I/01.
(5)    SWD(2020) 264 final van 6 november 2020.
(6)    COM(2020) 760 final van 25 november 2020.
(7)    Conclusies van de Raad, 2021/C 247/02.
(8)    Verslag over een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen, zoals goedgekeurd door de Commissie juridische zaken op 30 september 2021 (A9-0284/2021), punt 32.
(9)    SWD(2020) 264 final.
(10)     https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/initiatives/ares-2018-3527248/public-consultation_nl
(11)     https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/12609-Intellectual-property-review-of-EU-rules-on-industrial-design-Design-Directive-/public-consultation_nl
(12)     https://ec.europa.eu/growth/content/economic-review-industrial-design-europe-0_en
(13)     https://ec.europa.eu/growth/content/legal-review-industrial-design-protection-europe-0_en
(14)    Herz, B. en Mejer, M. (2020), The effect of design protection on price and price dispersion: Evidence from automotive spare parts .
(15)    Nikolic, Z. (september 2021), Market structure of motor vehicle visible spare parts in the EU, onderzoek in opdracht gegeven aan Wolk After Sales Experts GmbH. Beschikbaar op https://op.europa.eu/s/sMA8
(16)    Link naar effectbeoordeling en samenvatting toevoegen.
(17)     Werkprogramma van de Commissie voor 2022 — belangrijkste documenten | Europese Commissie (europa.eu)
(18)    Geen enkele lidstaat maakt echter gebruik van een dergelijke bescherming in niet-geregistreerde vorm.
(19)    Arrest in de gevoegde zaken C-24/16 en C-25/16, Nintendo, ECLI:EU:C:2017:724.
(20)    Arrest in de gevoegde zaken C-397/16 en C-435/16, Acacia, ECLI:EU:C:2017:992.
(21)    PB C […] van […], blz. […].
(22)    Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen (PB L 289 van 28.10.1998, blz. 28).
(23)    Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1).
(24)    Mededeling van de Commissie “Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda”, COM(2015) 215 final van 19 mei 2015.
(25)    Conclusies van de Raad over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie, 2020/C 379 I/01 (PB C 379 I van 10.11.2020, blz. 1).
(26)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten. Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen”, COM(2020) 760 final van 25 november 2020.
(27)    Verslag over een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen (2021/2007(INI)).
(28)    Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15).
(29)    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Top

Brussel, 28.11.2022

COM(2022) 667 final

BIJLAGEN

bij het voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de rechtsbescherming van modellen (herschikking)

{SEC(2022) 422 final} - {SWD(2022) 367 final} - {SWD(2022) 368 final} - {SWD(2022) 369 final}


🡹

BIJLAGE I

Termijn voor omzetting in intern recht
(bedoeld in artikel 37)

Richtlijn

Omzettingstermijn

98/71/EG

28 oktober 2001

_____________

BIJLAGE II

Concordantietabel

Richtlijn 98/71/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, aanhef

-

Artikel 1, punt a)

Artikel 1, punt b)

Artikel 1, punt c)

Artikel 2

Artikelen 3 tot en met 10

-

Artikel 11

-

Artikel 12, lid 1

-

-

Artikel 12, lid 2

-

Artikel 13, lid 1, punten a), b) en c)

-

Artikel 13, lid 2, punten a), b) en c)

-

Artikel 14

Artikel 15

-

Artikel 16

Artikel 17

-

Artikel 18

Artikel 19

-

Artikel 20

-

-

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, punten 1 en 2

Artikel 2, punt 3

Artikel 2, punt 4

Artikel 2, punt 5

Artikel 1

Artikelen 3 tot en met 10

Artikelen 11 en 12

Artikelen 13 en 14

Artikel 15

Artikel 16, lid 1 en lid 2, punten a), b) en c)

Artikel 16, lid 2, punt d)

Artikel 16, lid 3

-

Artikel 17

Artikel 18, lid 1, punten a), b) en c)

Artikel 18, lid 1, punten d) en e)

Artikel 18, lid 1, punten f), g) en h)

Artikel 18, lid 2

-

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikelen 24 tot en met 35

-

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Bijlage I

Bijlage II

-

____________

Top