Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022PC0352

    Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

    COM/2022/352 final

    Brussel, 26.7.2022

    COM(2022) 352 final

    2022/0220(NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde


    TOELICHTING

    Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

    Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 11 maart 2022, heeft Luxemburg verzocht om tot en met 31 december 2024 een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 35 000 EUR van de btw kan vrijstellen.

    Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 7 april 2022 van het verzoek van Luxemburg in kennis gesteld. Bij brief van 8 april 2022 heeft de Commissie Luxemburg meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 1, van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtigen geen btw in rekening hoeven te brengen over hun prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kunnen aftrekken.

    De mogelijkheid om bijzondere btw-regels toe te passen op kleine ondernemingen, waaronder vrijstellingen of degressieve belastingverminderingen, werd voor het eerst ingevoerd bij artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG 2 van de Raad. De lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid, konden nadien echter, overeenkomstig artikel 24, lid 2, punt b), van Richtlijn 77/388/EEG 3 - thans herschikt tot artikel 285, eerste alinea, van de btw-richtlijn -, nog slechts vrijstelling van btw toekennen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 5 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid. Overeenkomstig artikel 285, tweede alinea, van de btw-richtlijn kunnen deze lidstaten ook een degressieve belastingvermindering toekennen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet hoger is dan het plafond dat zij voor de toepassing van de vrijstelling hebben vastgesteld.

    Tot eind 2012 verleende Luxemburg vrijstelling van de btw aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 10 000 EUR. Tegelijkertijd maakte Luxemburg ook gebruik van de mogelijkheid van de tweede alinea van artikel 285 van de btw-richtlijn en kende het een degressieve belastingvermindering toe aan belastingplichtigen met een jaaromzet tussen 10 000 EUR en 25 000 EUR.

    Vervolgens vroeg en kreeg Luxemburg een derogatie overeenkomstig de eerste alinea van artikel 285 op grond waarvan het een omzetdrempel van 25 000 EUR mocht toepassen voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, terwijl het de degressieve belastingvermindering afschafte. Bij Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU 4 van de Raad werd Luxemburg gemachtigd om bovenstaande derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2016.

    Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/319 5 van de Raad werd Luxemburg gemachtigd om de vervaldatum van de bijzondere maatregel te verlengen tot en met 31 december 2019 en tegelijkertijd de drempel te verhogen van 25 000 tot 30 000 EUR. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2210 6 , ten slotte, werd de vervaldatum nog eens verlengd tot en met 31 december 2022 en de drempel verhoogd van 30 000 tot 35 000 EUR.

    Luxemburg heeft nu opnieuw verzocht om een verlenging van die maatregel voor een beperkte periode. Het heeft te kennen gegeven dat de bijzondere maatregel de administratieve lasten verlaagt voor zowel de belastingplichtigen als de belastingdienst, en dus de belastinginning overeenkomstig artikel 395, lid 1, van de btw-richtlijn helpt te vereenvoudigen. De maatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven.

    Volgens Luxemburg zal de bijzondere maatregel waarom het verzoekt, overeenkomstig artikel 395, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn geen noemenswaardige invloed hebben op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik (niet meer dan 0,05 %). Volgens de door Luxemburg gerapporteerde cijfers blijkt meer bepaald dat in 2020 633 belastingplichtigen met een omzet tussen 10 000 EUR en 35 000 EUR gebruik hebben gemaakt van de vrijstelling (0,78 % van alle belastingplichtigen).

    De bijzondere maatregel, die de verplichtingen van kleine marktdeelnemers vereenvoudigt, is in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Unie voor kleine ondernemingen.

    Gelet op het feit dat de maatregel de administratieve lasten verlicht voor de bedrijven en de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, is het passend Luxemburg te machtigen de bijzondere maatregel te verlengen tot en met 31 december 2024.

    Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

    De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de doelstellingen die ten grondslag liggen aan Richtlijn (EU) 2020/285 tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen 7 , waartoe in het btw-actieplan 8 de aanzet was gegeven, en moet een moderne en vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen creëren. Hij strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

    Bovendien is de drempel van 35 000 EUR in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

    Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend, waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig de artikelen 285 en 287 van de btw-richtlijn. Nederland 9 en België 10 mogen een drempel toepassen van 25 000 EUR; Italië 11 een drempel van 30 000 EUR; Polen 12 , Letland 13 en Estland 14 een drempel van 40 000 EUR; Hongarije 15 een drempel van 48 000 EUR; Litouwen 16 een drempel van 55 000 EUR; Kroatië 17 een drempel van 45 000 EUR; Malta 18 een drempel van 30 000 EUR Slovenië 19 een drempel van 50 000 EUR; Tsjechië 20 een drempel van 85 000 EUR; en Roemenië 21 een drempel van 88 500 EUR.

    Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. Bovendien is de vervaldatum van de bijzondere maatregel (31 december 2024) in overeenstemming met de vereisten van Richtlijn (EU) 2020/285. In die richtlijn is namelijk bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.

    De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

    Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

    De Commissie heeft er consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband heeft de Commissie in maart 2020 een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa aangenomen 22 , waarin zij zich ertoe heeft verbonden te blijven werken aan het verminderen van de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen. De doelstelling om de regeldruk voor kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen, is een van de pijlers van die strategie. Deze bijzondere maatregel strookt, bekeken in het licht van de begrotingsregels, met dergelijke doelstellingen. Hij is ook in overeenstemming met het actieplan van 2020 voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie 23 , waarin wordt erkend dat de fiscale nalevingskosten in de EU hoog blijven en dat de nalevingskosten doorgaans een stuk hoger zijn voor kleine ondernemingen dan voor grote ondernemingen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Artikel 395 van de btw-richtlijn.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

    Evenredigheid

    Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

    Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

    Keuze van het instrument

    Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

    Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadpleging van belanghebbenden

    Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Luxemburg en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

    Effectbeoordeling

    Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt ertoe een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 35 000 EUR van veel btw-verplichtingen ontheft, met nog eens twee jaar te verlengen en verlicht aldus de administratieve lasten voor de bedrijven en de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

    De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

    Grondrechten

    Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde 24 zal Luxemburg geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen vanaf het begrotingsjaar 2021.

    2022/0220 (NLE)

    Voorstel voor een

    UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

    tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 25 , en met name artikel 395, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Krachtens artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG kunnen lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid van artikel 14 van de Tweede Richtlijn 67/228/EEG 26 van de Raad, vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (hierna de “btw” genoemd) toekennen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 5 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid, en ook een degressieve belastingvermindering toekennen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet hoger is dan het plafond dat zij voor de toepassing van de vrijstelling hebben vastgesteld.

    (2)Bij Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU 27 van de Raad werd Luxemburg gemachtigd om een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG (hierna “de bijzondere maatregel” genoemd), teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de btw vrij te stellen tot en met 31 december 2016.

    (3)Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU werd een eerste keer gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/319 28 van de Raad, op grond waarvan Luxemburg belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 30 000 EUR tot en met 31 december 2019 van de btw mocht vrijstellen. Het werd nadien nog eens gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2210 29 van de Raad, op grond waarvan Luxemburg de drempel mocht verhogen tot 35 000 EUR en de vervaldatum van de bijzondere maatregel mocht verlengen tot 31 december 2022.

    (4)Bij brief van 11 maart 2022 heeft Luxemburg bij de Commissie een verzoek ingediend om de bijzondere maatregel te mogen blijven toepassen tot en met 31 december 2024, de uiterste datum waarop de lidstaten Richtlijn (EU) 2020/285 30 van de Raad, die in eenvoudiger btw-regels voor kleine ondernemingen voorziet, moeten hebben omgezet. Die richtlijn staat de lidstaten ook toe om vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet in de lidstaat de drempel van 85 000 EUR niet overschrijdt.

    (5)Bij brief van 7 april 2022 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Luxemburg in kennis gesteld. Bij brief van 8 april 2022 heeft de Commissie Luxemburg meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

    (6)De bijzondere maatregel is in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, die tot doel heeft de btw-nalevingskosten voor kleine ondernemingen te verlagen, verstoringen van de concurrentie op nationaal en Unieniveau te beperken en de negatieve gevolgen van de overgang van vrijstelling naar belastingheffing (drempeleffect) te ondervangen. Hij heeft ook tot doel de naleving van de regels door kleine ondernemingen en het toezicht door de belastingautoriteiten te vergemakkelijken. De drempel van 35 000 EUR is in overeenstemming met de nieuwe vrijstellingsdrempel die in Richtlijn (EU) 2020/285 is vastgelegd.

    (7)De bijzondere maatregel blijft facultatief voor belastingplichtigen. Zij kunnen nog altijd voor het normale btw-stelsel kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

    (8)Volgens door Luxemburg verstrekte gegevens zal de bijzondere maatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik in Luxemburg.

    (9)Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 31 van de Raad zal Luxemburg geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen vanaf het begrotingsjaar 2021.

    (10)Aangezien de bijzondere maatregel de btw-verplichtingen zal helpen vereenvoudigen door de administratieve lasten en nalevingskosten voor kleine ondernemingen en de belastingautoriteiten te verlagen, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, moet Luxemburg worden gemachtigd om de bijzondere maatregel gedurende een nieuwe termijn toe te passen.

    (11)De machtiging voor de toepassing van de bijzondere maatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien moeten de lidstaten krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/285 uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om te voldoen aan artikel 1 van die richtlijn, en moeten zij deze bepalingen met ingang van 1 januari 2025 toepassen. Het is daarom passend Luxemburg te machtigen de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2024,

    (12)Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU wordt vervangen door:

    “Artikel 2

    Dit besluit is van toepassing van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2024.”.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot het Groothertogdom Luxemburg.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
    (2)    Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 71 van 14.4.1967, blz. 1303).
    (3)    Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1).        
    (4)    Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU van de Raad van 15 november 2013 waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 33).
    (5)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/319 van de Raad van 21 februari 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 47 van 24.2.2017, blz. 7).
    (6)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2210 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 332 van 23.12.2019, blz. 155).
    (7)    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
    (8)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over een actieplan betreffende de btw: “Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU – Tijd om knopen door te hakken” (COM(2016) 148 final).    
    (9)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1904 van de Raad van 4 december 2018 waarbij Nederland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 310 van 6.12.2018, blz. 25).    
    (10)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/88 van de Raad van 18 januari 2022 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde gedurende een nieuwe periode toe te passen (PB L 14 van 21.1.2022, blz. 23).
    (11)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/647 van de Raad van 11 mei 2020 waarbij de Italiaanse Republiek wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 151 van 14.5.2020, blz. 7).    
    (12)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1780 van de Raad van 5 oktober 2021 tot wijziging van Beschikking 2009/790/EG waarbij Polen wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 360 van 11.10.2021, blz. 122).
    (13)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1261 van de Raad van 4 september 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2408 waarbij de Republiek Letland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 296 van 10.9.2020, blz. 4).
    (14)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/358 van de Raad van 22 februari 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/563 waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 69 van 26.2.2021, blz. 4).    
    (15)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/73 van de Raad van 18 januari 2022 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1490 waarbij Hongarije wordt gemachtigd de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde gedurende een nieuwe periode toe te passen (PB L 12 van 19.1.2022, blz. 148).
    (16)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/86 van de Raad van 22 januari 2021 waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 30 van 28.1.2021, blz. 2).
    (17)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1661 van de Raad van 3 november 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 374 van 10.11.2020, blz. 4).
    (18)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/753 van de Raad van 6 mei 2021 waarbij Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 (PB L 163 van 10.5.2021, blz. 1).
    (19)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/464 van de Raad van 21 maart 2022 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/54/EU betreffende de machtiging aan de Republiek Slovenië om de bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 94 van 23.3.2022, blz. 4).    
    (20)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/865 van de Raad van 24 mei 2022 waarbij de Tsjechische Republiek wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 151 van 2.6.2022, blz. 66).
    (21)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1260 van de Raad van 4 september 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1855 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 296 van 10.9.2020, blz. 1).
    (22)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” (COM(2020) 103 final).    
    (23)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Actieplan voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie (COM(2020) 312 final).    
    (24)    Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 165 van 11.5.2021, blz. 9).    
    (25)    PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
    (26)    Tweede Richtlijn 67/228/EEG van de Raad van 11 april 1967 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – Structuur en wijze van toepassing van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 71 van 14.4.1967, blz. 1303).
    (27)    Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU van de Raad van 15 november 2013 waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 33).
    (28)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/319 van de Raad van 21 februari 2017 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 47 van 24.2.2017, blz. 7).
    (29)    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2210 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 332 van 23.12.2019, blz. 155).
    (30)    Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).
    (31)    Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 165 van 11.5.2021, blz. 9).
    Top