EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0785

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

COM/2021/785 final

Brussel, 10.12.2021

COM(2021) 785 final

2021/0413(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat in de periode 2022-2027 namens de Unie in de vergaderingen van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPFC) moet worden ingenomen met het oog op de vaststelling van instandhoudings- en beheersmaatregelen.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

Het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPF-verdrag) heeft met de oprichting van de NPFC tot doel de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de visbestanden in het verdragsgebied te garanderen. Het verdrag is op 19 juli 2015 in werking getreden.

De Unie is partij bij de NPFC, aangezien zij dat verdrag uit hoofde van Besluit 2022/XX/EU van de Raad 1 heeft geratificeerd.

2.2.NPFC

De NPFC is bij het NPF-verdrag opgericht om de visbestanden in het verdragsgebied te beheren en in stand te houden. De NPFC stelt maatregelen vast om de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van de onder haar bevoegdheid vallende visbestanden te garanderen.

Als lid van de NPFC heeft de Unie inspraak en stemrecht. De NPFC neemt haar besluiten gewoonlijk bij consensus; zij kan echter besluiten nemen bij een drievierdemeerderheid, behalve in die gevallen waarvoor het NPF-verdrag uitdrukkelijk bepaalt dat een besluit bij consensus moet worden genomen.

2.3.Besluiten van de NPFC

De NPFC is bevoegd om instandhoudings- en handhavingsmaatregelen voor de onder haar bevoegdheid vallende visserijen vast te stellen, die bindend zijn voor de verdragsluitende partijen.

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt b), van het NPF-verdrag treden de maatregelen in werking negentig dagen na de datum waarop de NPFC de verdragsluitende partijen ervan in kennis heeft gesteld.

Indien een lid van de NPFC ten minste twee weken vóór de datum waarop een besluit bindend wordt, tegen dat besluit bezwaar maakt, wordt dat besluit voor dat lid niet bindend wat betreft de punten waartegen bezwaar is gemaakt. Er kan uitsluitend bezwaar worden gemaakt op grond van het feit dat het besluit niet strookt met de bepalingen van het NPF-verdrag, het VN-verdrag inzake het recht van de zee van 1982 of de VN-overeenkomst inzake visbestanden van 1995, of dat het besluit het bezwaarmakende lid op ongerechtvaardigde wijze formeel of feitelijk discrimineert.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de jaarlijkse vergaderingen van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), zal worden bepaald volgens een tweeledige aanpak.

In een besluit van de Raad worden de beginselen en richtsnoeren voor het standpunt van de Unie voor meerdere jaren vastgelegd, waarna het standpunt ieder jaar vóór de vergadering wordt aangepast via non-papers van de Commissie, die in de Raadsgroep worden besproken.

Het besluit bevat algemene beginselen en richtsnoeren, maar houdt ook zoveel mogelijk rekening met de specifieke kenmerken van de NPFC. Voorts is op verzoek van de lidstaten de standaardprocedure voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie in het besluit opgenomen.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

“Handelingen met rechtsgevolgen” omvatten handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de regels van het internationaal recht die van toepassing zijn op het betrokken lichaam, en instrumenten die niet bindend zijn op grond van het internationaal recht, maar “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 2 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De NPFC is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten het NPF-verdrag.

De door de NPFC vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De beoogde handelingen zijn uit hoofde van het internationaal recht bindend overeenkomstig artikel 8 van het NPF-verdrag en kunnen beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, waaronder:

·Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen 3 ;

·Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen 4 ; en

·Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten 5 .

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het NPF-verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het krachtens artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de visserij. Verordening (EU) nr. 1380/2013 vormt de rechtsgrondslag voor de beginselen die in dit standpunt moeten worden weerspiegeld.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 2, VWEU. Het besluit dient ter vervanging van Besluit 9784/17.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

2021/0413 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij Besluit 2022/XX/EU van de Raad van .. februari 2022 6 heeft de Unie het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPF-verdrag) gesloten, waarbij de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPFC) is opgericht.

(2)De NPFC is verantwoordelijk voor het vaststellen van instandhoudings- en beheersmaatregelen om de doelstellingen van het NPF-verdrag te verwezenlijken. Dergelijke maatregelen kunnen voor de Unie bindend worden.

(3)In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 7 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op de lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie bij het visserijbeheer de voorzorgsbenadering moet toepassen en ernaar moet streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is bepaald dat de Unie beheers- en instandhoudingsmaatregelen moet nemen die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en visserijmethoden moet stimuleren die bijdragen tot meer selectieve visserij, tot het zoveel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Verder is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 uitdrukkelijk bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(4)Overeenkomstig de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie over Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen 8 en de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 9 is het stimuleren van maatregelen die de doeltreffendheid van regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) ondersteunen en versterken en die, indien van toepassing, hun governance verbeteren, cruciaal bij de werkzaamheden van de Unie in deze fora.

(5)In de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over Een Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie 10 wordt verwezen naar specifieke maatregelen om kunststoffen en mariene verontreiniging terug te dringen en het verlies of het achterlaten van vistuig op zee tegen te gaan.

(6)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de NPFC voor de periode 2022-2027, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de NPFC bindend zullen zijn voor de Unie en mogelijk een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van het recht van de Unie, en met name op Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 11 , Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 12 en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 13 .

(7)In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het NPF-verdragsgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke en andere relevante gegevens die voor of tijdens de vergaderingen van de NPFC worden gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2022-2027 procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is neergelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPFC) is opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie in de vergaderingen van de NPFC moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.

Artikel 3

Het in bijlage I uiteengezette standpunt van de Unie wordt uiterlijk vóór de jaarlijkse vergadering van de NPFC in 2028 beoordeeld en, waar nodig, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)

   Besluit 2022/XX/EU van de Raad van .. februari 2022 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (PB L .. van ..., blz. ..). [Het toetredingsbesluit wordt medio februari 2022 verwacht; dit mandaat zal na de toetreding worden goedgekeurd.]

(2)    Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, Bondsrepubliek Duitsland/Raad van de Europese Unie, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(3)    PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1.
(4)    PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(5)    PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81.
(6)    Besluit 2022/XX/EU van de Raad van .. februari 2022 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (PB L .. van ..., blz. ..). [Het toetredingsbesluit wordt medio februari 2022 verwacht.]
(7)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(8)    JOIN(2016) 49 final van 10.11.2016.
(9)    7348/1/17 REV 1 van 24.3.2017.
(10)    COM(2018) 28 final van 16.1.2018.
(11)    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(12)    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(13)    Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
Top

Brussel, 10.12.2021

COM(2021) 785 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan


BIJLAGE I

Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan (NPFC)

1.BEGINSELEN

In het kader van de NPFC moet de Unie:

a) handelen in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) nastreeft, met name door middel van de voorzorgsbenadering en de doelstellingen in verband met de maximale duurzame opbrengst, zoals neergelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, om de toepassing van een ecosysteemgerichte benadering van het visserijbeheer te bevorderen, om ongewenste vangsten zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken en teruggooi geleidelijk uit te bannen, om de gevolgen van visserijactiviteiten op mariene ecosystemen en hun habitats zoveel mogelijk te beperken en om door het bevorderen van een economisch levensvatbare en concurrerende visserijsector in de Unie te zorgen voor een redelijke levensstandaard voor degenen die van visserijactiviteiten afhankelijk zijn, daarbij ook rekening houdend met de belangen van de consumenten;

b) werken aan een passende betrokkenheid van de belanghebbenden bij de voorbereiding van NPFC-maatregelen en erop toezien dat de in de NPFC vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het NPF-verdrag;

c) erop toezien dat de in de NPFC vastgestelde maatregelen in overeenstemming zijn met het internationaal recht, en met name met de bepalingen van het VN-verdrag inzake het recht van de zee van 1982, de VN-overeenkomst van 1995 betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden, de Overeenkomst van 1993 om de naleving van de internationale instandhoudings- en beheersmaatregelen door vissersvaartuigen op de volle zee te bevorderen, en de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen van de Voedsel- en Landbouworganisatie van 2009;

d) standpunten uitdragen die consistent zijn met de beste praktijken van de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) in hetzelfde gebied;

e) streven naar samenhang en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijrelaties met derde landen, en zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name op het gebied van buitenlandse betrekkingen, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie;

f)erop toezien dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nagekomen;

g) handelen in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over een mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid 1 ;

h) ernaar streven dat voor de vloot van de Unie binnen het NPF-verdragsgebied gelijke voorwaarden gelden, op basis van de beginselen en normen die ook uit hoofde van het recht van de Unie worden gehanteerd, en zich inzetten voor de eenvormige uitvoering van die beginselen en normen;

i) handelen in overeenstemming met de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie over Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen 2 en de conclusies van de Raad over die gezamenlijke mededeling 3 , en maatregelen bevorderen die de doeltreffendheid van de NPFC ondersteunen en versterken en, waar nodig, de governance en prestaties ervan verbeteren (met name wat betreft wetenschap, naleving, transparantie en besluitvorming);

j) ijveren voor coördinatie tussen de ROVB’s en de regionale zeeverdragen (RZV’s) en voor samenwerking met mondiale organisaties binnen hun mandaten, waar passend;

k)samenwerkingsmechanismen tussen niet-tonijn-ROVB’s stimuleren, vergelijkbaar met het Kobe-proces voor tonijn-ROVB’s.

2.RICHTSNOEREN

De Unie zet zich, waar passend, in om ervoor te zorgen dat de NPFC het volgende vaststelt:

a) instandhoudings- en beheersmaatregelen voor in het verdragsgebied voorkomende visbestanden op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met inbegrip van totale toegestane vangsten (TAC’s – total allowable catches) en quota of regulering van de visserijinspanning voor de levende biologische rijkdommen van de zee die door de NPFC worden gereguleerd, waarmee die bestanden op basis van een geleidelijke toename op het exploitatieniveau voor maximale duurzame opbrengst worden gebracht. Indien nodig omvatten die instandhoudings- en beheersmaatregelen specifieke maatregelen voor overbeviste bestanden, teneinde de visserijinspanning te laten sporen met de beschikbare vangstmogelijkheden;

b) maatregelen ter voorkoming, afschrikking en uitbanning van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserijactiviteiten (IOO-activiteiten) in het verdragsgebied, met inbegrip van plaatsing op de lijst van IOO-vaartuigen;

c) monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen in het verdragsgebied met het oog op efficiënte controle en naleving van de in de NPFC vastgestelde maatregelen;

d) maatregelen om het negatieve effect van visserijactiviteiten op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen en hun habitats zoveel mogelijk te beperken, met inbegrip van maatregelen om mariene verontreiniging terug te dringen, het lozen van kunststoffen op zee te voorkomen en de impact van in de zee aanwezige kunststoffen op de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen te verkleinen, en beschermende maatregelen voor kwetsbare mariene ecosystemen in het NPF-verdragsgebied in overeenstemming met het NPF-verdrag en de internationale richtsnoeren van de FAO voor het beheer van de diepzeevisserij op volle zee, evenals maatregelen om ongewenste vangsten, met name van kwetsbare mariene soorten, zoveel mogelijk te voorkomen en te verminderen en om teruggooi geleidelijk uit te bannen;

e)maatregelen om de impact van op zee achtergelaten, verloren of anderszins weggegooid vistuig te verminderen en te helpen bij de identificatie en inzameling van dat vistuig;

f)aanbevelingen, waar passend en voor zover toegestaan krachtens de desbetreffende oprichtingsdocumenten, tot aanmoediging van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO);

g) maatregelen waarbij visserij die louter gericht is op het verkrijgen van haaienvinnen, wordt verboden en op grond waarvan bij de aanlanding van haaien al hun vinnen nog op natuurlijke wijze aan het lichaam moeten vastzitten;

h)waar passend, gemeenschappelijke benaderingen met andere ROVB’s, in het bijzonder met ROVB’s die betrokken zijn bij het visserijbeheer in hetzelfde gebied;

i) aanvullende technische maatregelen op basis van advies van de hulporganen en werkgroepen van de NPFC.

BIJLAGE II

Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie moet innemen

in de vergaderingen van de Commissie voor de visserij in het noordelijke deel van de Stille Oceaan

Vóór elke vergadering van de NPFC worden, wanneer dat lichaam besluiten met rechtsgevolgen voor de Unie dient vast te stellen, de nodige stappen ondernomen om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie zal worden ingenomen, rekening wordt gehouden met de aan de Europese Commissie meegedeelde recentste wetenschappelijke en andere relevante gegevens, overeenkomstig de in bijlage I geformuleerde beginselen en richtsnoeren.

Daartoe zendt de Europese Commissie, tijdig vóór elke vergadering van de NPFC, een op bovengenoemde gegevens gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt voor bespreking en goedkeuring toe aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.

Indien tijdens een vergadering van de NPFC, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het standpunt van de Unie, wordt de zaak aan de Raad of zijn voorbereidende instanties voorgelegd.

(1)    7087/12 REV 1 ADD 1 COR 1.
(2)    JOIN (2016) 49 final van 10.11.2016.
(3)    7348/1/17 REV 1 van 24.3.2017.
Top