EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 23.11.2021
COM(2021) 711 final
2021/0369(NLE)
Voorstel voor een
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG gedurende een nieuwe periode toe te passen
TOELICHTING
Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 5 mei 2021, heeft België verzocht om tot en met 31 december 2024 een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van de btw kan vrijstellen.
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 29 juni 2021 van het verzoek van België in kennis gesteld. De Commissie heeft België bij brief van 30 juni 2021 meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.
Krachtens artikel 285 van de btw-richtlijn mogen lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG van de Raad, vrijstelling verlenen aan belastingplichtigen met een omzet die niet hoger is dan 5 000 EUR. België heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, waardoor de toegepaste drempel bijzonder laag was - in 2012 bedroeg deze 5 580 EUR.
Op verzoek van België heeft de Raad het land bij Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU gemachtigd om tot en met 31 december 2015 vrijstelling van btw te verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR. Dit besluit is eerst bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad verlengd tot en met 31 december 2018, en vervolgens bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2077 van de Raad tot en met 31 december 2021.
België heeft gevraagd om deze maatregel opnieuw voor een beperkte periode te mogen verlengen. Volgens België verlicht de bijzondere maatregel de administratieve lasten voor de belastingplichtigen en de belastingautoriteit. Hij helpt dus de inning van de belasting te vereenvoudigen zoals in artikel 395, lid 1, van de btw-richtlijn is bepaald. De maatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven.
Volgens België werd de bijzondere maatregel eind 2019 door ongeveer 167 000 belastingplichtigen, dat wil zeggen 16,5 % van alle geregistreerde belastingplichtigen, gebruikt. De gevolgen van de bijzondere maatregel op de btw-inkomsten blijven verwaarloosbaar, omdat ze niet van significante invloed op de totale btw-opbrengst of de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik zijn.
De derogatiemaatregel, waarmee de verplichtingen van kleine marktdeelnemers worden vereenvoudigd, is in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Unie voor kleine ondernemingen.
Gezien het feit dat de maatregel de administratieve lasten verlicht voor zowel de bedrijven als de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, is het passend België te machtigen de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024 te verlengen.
•Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied
De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de doelstellingen die ten grondslag liggen aan Richtlijn (EU) 2020/285 tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, waartoe in het btw-actieplan de aanzet was gegeven, en moet een moderne en vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen creëren. De maatregel strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.
Bovendien is de drempel van 25 000 EUR in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).
Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend, waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig de artikelen 285 en 287 van de btw-richtlijn. Nederland mag een drempel toepassen van 25 000 EUR; Italië een drempel van 30 000 EUR, Luxemburg een drempel van 35 000 EUR; Polen, Letland en Estland een drempel van 40 000 EUR; Hongarije een drempel van 48 000 EUR; Litouwen een drempel van 55 000 EUR; Kroatië een drempel van 45 000 EUR; Malta een drempel van 30 000 EUR; Slovenië een drempel van 50 000 EUR; en Roemenië een drempel van 88 500 EUR.
Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden geëvalueerd. Bovendien is de door België gevraagde vervaldatum van de bijzondere maatregel (31 december 2024) in overeenstemming met de vereisten van Richtlijn (EU) 2020/285. In die richtlijn is namelijk bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.
De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
De Commissie heeft er consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband heeft de Commissie in maart 2020 een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa aangenomen, waarin zij zich ertoe heeft verbonden te blijven werken aan het verminderen van de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen. De doelstelling om de regeldruk voor kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen, is een van de pijlers van die strategie. Deze bijzonder regeling strookt, bekeken in het licht van de begrotingsregels, met dergelijke doelstellingen. Deze is ook in overeenstemming met het actieplan van 2020 voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie, waarin wordt erkend dat de fiscale nalevingskosten in de EU hoog blijven en dat de nalevingskosten doorgaans een stuk hoger zijn voor kleine ondernemingen dan voor grote ondernemingen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 395 van de btw-richtlijn.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
•Evenredigheid
Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.
Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.
•Keuze van het instrument
Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.
Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Raadpleging van belanghebbenden
Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van België en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.
•Effectbeoordeling
Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt ertoe een vereenvoudigingsmaatregel die bedrijven met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR van vele btw-verplichtingen ontheft, met nog eens drie jaar te verlengen, en verlicht aldus de administratieve lasten voor zowel de bedrijven als de belastingdienst, zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.
De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.
•Grondrechten
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde zal België geen compensatieberekening meer verrichten met ingang van het overzicht van de eigen btw-middelen voor het begrotingsjaar 2021.
2021/0369 (NLE)
Voorstel voor een
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG gedurende een nieuwe periode toe te passen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en met name artikel 395, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Bij Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad was het Koninkrijk België gemachtigd om een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR tot en met 31 december 2015 van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) vrij te stellen (hierna “de bijzondere maatregel” genoemd). Die machtiging is eerst bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad verlengd tot en met 31 december 2018, en vervolgens bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/2077 van de Raad tot en met 31 december 2021.
(2)Bij brief van 5 mei 2021 heeft België de Commissie verzocht om machtiging tot verlenging van de bijzondere maatregel tot en met 31 december 2024, de datum waartegen de lidstaten Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad, die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen, moeten omzetten. Die richtlijn biedt de lidstaten ook de mogelijkheid vrijstelling te verlenen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet in de lidstaat een drempel van 85 000 EUR niet overschrijdt.
(3)Bij brief van 29 juni 2021 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van België in kennis gesteld. Bij brief van 30 juni 2021 heeft de Commissie België ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
(4)De bijzondere maatregel is in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, die tot doel heeft de btw-nalevingskosten voor kleine ondernemingen, concurrentieverstoringen op zowel nationaal als Unieniveau, alsook de negatieve gevolgen van de overgang van vrijstelling naar belastingheffing (het drempeleffect), te beperken. De richtlijn is er tevens op gericht de naleving van de regels door kleine ondernemingen en het toezicht door belastingdiensten te vergemakkelijken. De drempel van 25 000 EUR is in overeenstemming met artikel 284 van Richtlijn 2006/112/EG.
(5)De bijzondere maatregel zal facultatief blijven voor de belastingplichtigen. Belastingplichtigen kunnen nog altijd voor het normale btw-stelsel kiezen krachtens artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.
(6)Volgens door België verstrekte gegevens zal de bijzondere maatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik in België.
(7)Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad zal België geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen voor het begrotingsjaar 2021.
(8)Gezien het feit dat de bijzondere maatregel de administratieve lasten en de nalevingskosten verlicht voor zowel kleine ondernemingen als voor de belastingautoriteiten zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, moet België worden gemachtigd de bijzondere maatregel gedurende een nieuwe periode toe te passen.
(9)De machtiging voor de toepassing van de bijzondere maatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien moeten de lidstaten krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2020/285 uiterlijk op 31 december 2024 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan artikel 1 van die richtlijn te voldoen en moeten zij deze bepalingen met ingang van 1 januari 2025 toepassen. Het is derhalve passend België te machtigen de bijzondere maatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.
(10)Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU wordt vervangen door:
“Artikel 2
Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2024.”
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter