Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0595

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten

    COM/2021/595 final

    Brussel, 23.9.2021

    COM(2021) 595 final

    2021/0305(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk met het oog op de vaststelling van de totale toegestane vangsten (TAC’s) voor bestanden die door de Unie en het Verenigd Koninkrijk (“de partijen”) worden gedeeld.

    2.Achtergrond van het voorstel

    Op 1 mei 2021 is de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”) 1 in werking getreden.

    De partijen zijn overeengekomen om samen te werken teneinde te waarborgen dat visserijactiviteiten voor gedeelde bestanden in hun wateren uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op lange termijn en bijdragen aan de totstandbrenging van economische en sociale voordelen, waarbij de rechten en verplichtingen van onafhankelijke kuststaten zoals uitgeoefend door de partijen ten volle worden geëerbiedigd.

    De partijen stellen zich gezamenlijk tot doel gedeelde bestanden te exploiteren op niveaus die gericht zijn op het geleidelijke herstel en het behoud van populaties van gevangen soorten boven een biomassaniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren.

    Op grond van artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moeten de partijen jaarlijks overleg plegen om tot een overeenkomst te komen over de TAC’s voor gedeelde bestanden voor het volgende jaar of de volgende jaren. De Commissie neemt namens de Unie deel aan dit jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk.

    Krachtens de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) 2 moet de Unie er borg voor staan dat de visserij‑ en aquacultuuractiviteiten uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op de lange termijn en worden beheerd op een manier die strookt met de volgende doelstellingen: voordelen realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en bijdragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Voorts moet de Unie de voorzorgsbenadering toepassen bij het visserijbeheer en ernaar streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de MDO kan opleveren.

    In de GVB-verordening is ook bepaald dat de Unie beheers- en instandhoudingsmaatregelen moet nemen die gebaseerd zijn op het best beschikbare wetenschappelijke advies, steun moet verlenen voor de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden.

    In artikel 28 van de GVB-verordening is specifiek bepaald dat de Unie haar externe betrekkingen op visserijgebied moet onderhouden in overeenstemming met die doelstellingen en beginselen. Op grond van artikel 33 van die verordening moet de Unie alles in het werk stellen om tot gemeenschappelijke regelingen voor het bevissen van gedeelde bestanden te komen teneinde duurzaam beheer mogelijk te maken.

    Tijdens het hele jaarlijkse onderhandelingsproces moet de regelmatige en volledige betrokkenheid van de Raad op passende momenten worden gewaarborgd door middel van coördinatie en samenwerking tussen de Raad en de Commissie. Daartoe moet de Commissie, ruim vóór het jaarlijks overleg, een gedetailleerd document dat op de meest recente wetenschappelijke en andere relevante informatie gebaseerd is en waarin het standpunt van de Unie is uiteengezet, aan de Raad of zijn voorbereidende instanties toesturen met het oog op bespreking en goedkeuring namens de Unie.

    De Commissie zal de Raad ook om richtsnoeren vragen voordat het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk wordt afgerond. De diensten van de Commissie komen voorafgaand aan elke overlegronde tijdig bijeen met de Werkgroep Visserij, onder meer om de te volgen koers uiteen te zetten en te bespreken, en brengen tijdens het hele jaarlijks overleg verslag uit bij de groep. De lidstaten worden uitgenodigd om als leden van de EU-delegatie deel te nemen.

    Overeenkomstig artikel 218, lid 10, VWEU en Besluit (EU) 2021/689 van de Raad 3 moet het Europees Parlement onmiddellijk en volledig worden geïnformeerd, met inachtneming van de regelingen die nodig zijn om vertrouwelijkheid te waarborgen. In de regel verstrekt de Commissie de informatie aan het Europees Parlement via de bevoegde parlementaire commissie.

    3.Rechtsgrondslag

    3.1.Procedurele rechtsgrondslag

    3.1.1.Beginselen

    In artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Raad besluiten vaststelt tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    3.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Conform de handels- en samenwerkingsovereenkomst moet de Unie overleg plegen met het Verenigd Koninkrijk over het gezamenlijk beheer van gedeelde mariene biologische rijkdommen, met name van gedeelde visbestanden. Deze verplichting is in overeenstemming met artikel 63 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

    Op grond van artikel 498, lid 2, artikel 498, lid 4, punten a) tot en met d), en artikel 498, lid 6, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is jaarlijks overleg nodig om de partijen in staat te stellen tot een overeenkomst te komen over de vangstmogelijkheden en de intrinsiek daarmee verband houdende voorwaarden.

    De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    3.2.Materiële rechtsgrondslag

    3.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een op grond van artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer die handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

    3.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de vaststelling van de jaarlijkse vangstmogelijkheden voor bestanden die door de Unie en het Verenigd Koninkrijk worden gedeeld.

    De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 43, lid 3, VWEU.

    3.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 43, lid 3, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    2021/0305 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 43, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Krachtens Besluit (EU) 2021/689 van de Raad 4 is de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”) van toepassing met ingang van 1 mei 2021.

    (2)Uit hoofde van artikel 494 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk (de “partijen”) overeengekomen om samen te werken teneinde te waarborgen dat visserijactiviteiten voor gedeelde bestanden in hun wateren uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op lange termijn en bijdragen aan de totstandbrenging van economische en sociale voordelen, waarbij de rechten en verplichtingen van onafhankelijke kuststaten zoals uitgeoefend door de partijen ten volle worden geëerbiedigd. De partijen stellen zich gezamenlijk tot doel gedeelde bestanden te exploiteren op niveaus die gericht zijn op het geleidelijke herstel en het behoud van populaties van gevangen soorten boven een biomassaniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren.

    (3)Krachtens artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moeten de partijen jaarlijks overleg plegen om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten (“TAC’s”) voor gedeelde bestanden.

    (4)De Commissie moet dat jaarlijks overleg plegen namens de Unie en op basis van de standpunten van de Unie die de Raad overeenkomstig de toepasselijke Verdragsbepalingen vaststelt.

    (5)De regelmatige en volledige betrokkenheid van de Raad en zijn voorbereidende instanties bij het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk over de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor de bestanden in kwestie moet worden gewaarborgd door middel van uitgebreide coördinatie en samenwerking tussen de Raad en de Commissie overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”).

    (6)Het Europees Parlement moet onverwijld en ten volle worden geïnformeerd, zoals bepaald in artikel 218, lid 10, VWEU, zodat het zijn prerogatieven onverkort kan uitoefenen overeenkomstig de Verdragen.

    (7)In artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 5 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

    (8)Op grond van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de Unie de voorzorgsbenadering toepassen bij het visserijbeheer en ernaar streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de MDO kan opleveren.

    (9)In artikel 2, lid 5, punt j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het visserijbeheer coherent moet zijn met de doelstelling om een goede milieutoestand te bereiken, zoals vastgesteld in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad 6 . Artikel 2, lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, punt d), bepaalt voorts dat de Unie teruggooi geleidelijk moet elimineren, onder meer door visserijmethoden te bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden.

    (10)Op grond van artikel 3, punt c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de Unie beheers- en instandhoudingsmaatregelen vaststellen op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies.

    (11)In artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de Unie bij het onderhouden van haar externe betrekkingen op visserijgebied de doelstellingen en beginselen van de artikelen 2 en 3 van die verordening moet toepassen, en onder meer steun moet verlenen voor de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies, en dat de in die verordening vastgestelde bepalingen inzake extern beleid de krachtens artikel 218 VWEU vastgestelde specifieke bepalingen onverlet laten.

    (12)In artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn de beginselen en doelstellingen vastgesteld van het beheer van bestanden van gemeenschappelijk belang voor de Unie en derde landen en van overeenkomsten inzake uitwisseling en gezamenlijk beheer.

    (13)Gezien de evolutieve aard van de onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallende visbestanden en de noodzaak om in het standpunt van de Unie rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen, met inbegrip van nieuwe wetenschappelijke en andere relevante informatie die vóór of tijdens het jaarlijks overleg wordt gepresenteerd, moeten procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie in dat overleg. Die procedures moeten in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, VEU.

    (14)Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk, aangezien in het recht van de Unie uitvoering zal worden gegeven aan het resultaat van dat overleg,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg dat met het Verenigd Koninkrijk over vangstmogelijkheden voor gedeelde bestanden wordt gehouden krachtens artikel 498 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”), is opgenomen in bijlage 1.

    2.Het in lid 1 bedoelde standpunt van de Unie wordt jaarlijks nader bepaald overeenkomstig bijlage II.

    Artikel 2

    De Raad wordt regelmatig en volledig bij het jaarlijks overleg betrokken door middel van uitgebreide coördinatie en samenwerking tussen de Raad en de Commissie.

    Artikel 3

    Het in artikel 1 bedoelde standpunt van de Unie wordt uiterlijk op 30 juni 2026 door de Raad beoordeeld en zo nodig herzien, op voorstel van de Commissie.

    Artikel 4

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.
    (2)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
    (3)    Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2).
    (4)    Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 2).
    (5)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
    (6)    Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
    Top

    Brussel, 23.9.2021

    COM(2021) 595 final

    BIJLAGEN

    bij

    Voorstel voor een besluit van de Raad

    betreffende het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten


    BIJLAGE I

    Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten

    1.BEGINSELEN

    In het kader van het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk beoogt de Unie:

    (a)te waarborgen dat de overeengekomen vangstmogelijkheden in overeenstemming zijn met het internationaal recht, en met name met het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake het recht van de zee van 1982 en de VN-Overeenkomst betreffende de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden van 1995;

    (b)te waarborgen dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nagekomen;

    (c)te streven naar consistentie en synergie met het beleid dat de Unie voert in het kader van haar bilaterale visserijbetrekkingen met andere derde landen en in de regionale organisaties voor visserijbeheer, en te zorgen voor coherentie met haar ander beleid, met name inzake buitenlandse betrekkingen, werkgelegenheid, milieu, handel, ontwikkeling, onderzoek en innovatie;

    (d)ernaar te streven dat de TAC’s gezamenlijk worden vastgesteld in overeenstemming met de doelstelling van het gemeenschappelijk visserijbeleid (“GVB”) dat de visserij vanuit ecologisch standpunt duurzaam is op lange termijn en wordt beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, met inbegrip van de belangrijkste doelstelling van het GVB (instandhouding), de maximale duurzame opbrengst (MDO) en de toepasselijke meerjarenplannen;

    (e)zich te voegen naar de conclusies van de Raad van 19 maart 2012 over een mededeling van de Commissie inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid;

    (f)te waarborgen dat voor de vloot van de Unie niet-discriminerende regels gelden, op basis van dezelfde beginselen en normen als die welke krachtens het recht van de Unie van toepassing zijn;

    (g)tijdschema’s vast te stellen voor het jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden;

    (h)te streven naar samenhang met de milieuwetgeving van de Unie, in het bijzonder met Richtlijn 2008/56/EG, en met ander beleid van de Unie.

    2.RICHTSNOEREN

    De Unie moet alles in het werk stellen om met het Verenigd Koninkrijk tot een overeenkomst te komen over de vangstmogelijkheden (TAC’s en functioneel daarmee verband houdende maatregelen), op basis van de hieronder uiteengezette aanpak.

    Daarbij moet de Commissie tijdens het jaarlijks overleg, in nauwe samenwerking met de Raad, ernaar streven om:

    (a)TAC’s vast te stellen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, teneinde het MDO-exploitatieniveau te bereiken;

    (b)voor visserijen waarvoor geen dergelijk wetenschappelijk advies over MDO-exploitatieniveaus beschikbaar is, TAC’s in het kader van de voorzorgsbenadering vast te stellen;

    (c)wanneer geen wetenschappelijk advies beschikbaar is, overbevissing van de betrokken bestanden te voorkomen door TAC’s vast te stellen op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van voorgaande jaren;

    (d)voor TAC’s waarbij er een discrepantie is tussen het adviesgebied en de beheersgebieden of TAC’s waarbij meer dan één soort wordt gecombineerd, een combinatie van verschillende wetenschappelijke adviezen voor de vaststelling van de TAC’s te verkrijgen, ook wanneer dat advies zowel MDO-advies als voorzorgsadvies omvat;

    (e)TAC’s met een MDO-beoordeling en een FMDO-advies vast te stellen overeenkomstig de MDO-doelstelling van het GVB en de toepasselijke meerjarenplannen. Wanneer de meerjarenplannen het mogelijk maken de door ICES vastgestelde FMDO-bandbreedtes te gebruiken, moet de Unie ernaar streven van die bepalingen gebruik te maken mits is voldaan aan de voorwaarden van die meerjarenplannen;

    (f)TAC’s vast te stellen op basis van de voorzorgsbenadering, in overeenstemming met het hoofdadvies in de wetenschappelijke adviesbladen van de ICES waarin voorzorgsadvies wordt gegeven voor: (i) bijvangstbestanden (in het kader van meerjarenplannen); (ii) doelbestanden (in het kader van meerjarenplannen) wanneer de ICES alleen voorzorgsadvies verstrekt; en (iii) TAC’s met meerjarig voorzorgsadvies, waarbij stabiliteit moet worden nagestreefd;

    (g)ermee rekening te houden dat het bij gemengde visserij moeilijk is alle bestanden tegelijkertijd op het MDO-niveau te bevissen, in het bijzonder wanneer het fenomeen van de verstikkingssoorten moeilijk kan worden vermeden, met inbegrip van de TAC’s waarvoor een nulvangstadvies voor zowel doel- als bijvangst-TAC’s is gegeven. De Unie moet ernaar streven om het TAC-niveau vergezeld te doen gaan van herstelmaatregelen, in voorkomend geval in het kader van de meerjarenplannen;

    (h)TAC’s voor wetenschappelijke of monitoringdoeleinden vast te stellen in overeenstemming met het wetenschappelijk advies;

    (i)te zorgen voor samenhang met de toepasselijke wetgeving van de Unie met betrekking tot specifieke soorten en bestanden;

    (j)convergentie te bereiken, op basis van wetenschappelijk advies, wat betreft de soorten waarvoor de visserij moet worden verboden, met inbegrip van het algemene verbod op de visserij op diepzeehaaien;

    (k)te komen tot afspraken over de methode en de toepassing van aanpassingen aan de overeengekomen TAC’s naar aanleiding van vrijstellingen van de aanlandingsverplichting (de-minimisvrijstellingen en op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen van de verplichting om alle vangsten aan te landen). De Unie moet naar een zo hoog mogelijk niveau van afspraken voor dergelijke vrijstellingen streven, in overeenstemming met artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

    (l)overeenstemming te bereiken over de aanpak voor de instandhouding van de noordelijke zeebaars, op basis van wetenschappelijk advies van de ICES;

    (m)overeenstemming te bereiken over andere, functioneel met de TAC’s verband houdende maatregelen, met name wat betreft bijzondere voorwaarden en flexibiliteit tussen gebieden, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1380/2013, en met name artikel 15, leden 8 en 9;

    (n)indien het jaarlijks overleg niet tijdig kan worden afgerond overeenkomstig artikel 498, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en overeenkomstig artikel 499, lid 4, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst de bestanden aan te wijzen die als “bijzondere bestanden” moeten worden beschouwd voor de vaststelling van voorlopige TAC’s.

    BIJLAGE II

    Jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie tijdens het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk moet innemen om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten

    Zowel vóór het begin van het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk als tijdens dat overleg doet de Commissie al het nodige om ervoor te zorgen dat in het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, rekening wordt gehouden met het meest recente wetenschappelijke advies en andere beschikbare relevante informatie, overeenkomstig de beginselen en richtsnoeren in bijlage I. Het standpunt moet worden weergegeven in het schriftelijk verslag van de regelingen die de Unie en het Verenigd Koninkrijk treffen als resultaat van het overleg op grond van artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

    Daartoe zendt de Commissie, ruim vóór het jaarlijks overleg, een op dat advies en die informatie gebaseerd schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie toe aan de Raad, met het oog op bespreking en goedkeuring van de nadere bijzonderheden van het namens de Unie in te nemen standpunt. Met name zendt de Commissie, tijdig vóór de ondertekening van bovengenoemd schriftelijk verslag, het standpunt van de Unie toe aan de Raad met het oog op goedkeuring van de gedetailleerde resultaten van het jaarlijks overleg.

    Deze werkwijze behelst coördinatievergaderingen in situ, presentaties, debriefings en besprekingen en de volledige betrokkenheid van de nationale delegaties – ook als onderdeel van de delegatie van de Unie – bij het jaarlijks overleg en, waar nodig, bij technische vergaderingen.

    Indien de Unie tijdens het overleg geen overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk kan bereiken en om in het standpunt van de Unie met nieuwe elementen rekening te kunnen houden, legt de Commissie de zaak voor aan de Raad overeenkomstig de procedure van de tweede alinea hierboven.

    Indien na afloop van het jaarlijks overleg de TAC’s moeten worden gewijzigd tijdens het jaar of de jaren waarvoor zij zijn vastgesteld, legt de Commissie tijdig, op basis van de meest recente wetenschappelijke en andere relevante informatie en in overeenstemming met de beginselen en richtsnoeren in bijlage I, een nieuw schriftelijk document met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie over die wijziging aan de Raad voor ter bespreking en goedkeuring van de nadere bijzonderheden van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen.

    Top