EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0412

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Bangladesh

COM/2021/412 final

Brussel, 15.7.2021

COM(2021) 412 final

2021/0232(NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Bangladesh


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Krachtens artikel 25 bis, lid 2, van de Visumcode 1 dient de Commissie regelmatig, ten minste eens per jaar, de door een derde land verleende medewerking op het gebied van overname te beoordelen en verslag van haar beoordeling te doen aan de Raad.

Op 10 februari 2021 stelde de Commissie haar beoordeling vast op basis van door de EU-lidstaten en de geassocieerde Schengenlanden verstrekte gegevens en informatie over 2019, waarna zij het verslag 2 aan de Raad voorlegde.

Op basis van bovenstaande analyse en rekening houdend met de algemene betrekkingen van de Unie met het betrokken derde land, kan de Commissie tot de conclusie komen dat dit land onvoldoende medewerking verleent en er bijgevolg maatregelen moeten worden getroffen. In dit verband zij erop gewezen dat de overname van eigen onderdanen een internationaalrechtelijke verplichting is.

Als er onvoldoende medewerking wordt verleend, dient de Commissie overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode bij de Raad een voorstel in te dienen voor een uitvoeringsbesluit tot opschorting van de toepassing van een aantal bepalingen van de Visumcode voor onderdanen van dat derde land. De Commissie dient te allen tijde inspanningen te blijven leveren om de samenwerking met het betrokken derde land te verbeteren.

·Bangladesh

·Bangladesh is een belangrijke stabiliserende factor in de regio en heeft 1 miljoen Rohingya vluchtelingen opgevangen. De EU heeft grote waardering voor de inzet van Bangladesh en zal het land blijven steunen bij de aanpak van deze aanhoudende humanitaire crisis.

Op 20 september 2017 hebben de EU en Bangladesh een vaste werkwijze inzake overname vastgesteld in de vorm van operationele standaardprocedures voor de identificatie en terugkeer van personen zonder een verblijfsvergunning. De Commissie merkte in voornoemd verslag op dat twee derde van de lidstaten die contact hadden gehad met Bangladesh over overname, te maken kreeg met praktijken die afweken van de bepalingen in de operationele standaardprocedures, waardoor het terugkeerproces in alle fases werd belemmerd. De helft van de betrokken lidstaten heeft de ervaring dat het identificatieproces (ook waar het gaat om interviews en de afgifte van reisdocumenten) wordt vertraagd, wordt stopgezet of niet wordt uitgevoerd. Zeven lidstaten beoordeelden de medewerking aan de identificatieprocedures als slecht of zeer slecht. Zeven lidstaten verklaarden dat de Bengalese autoriteiten meestal om een interview verzoeken, óók als er voldoende bewijs is verstrekt om de nationaliteit vast te stellen (zoals geldige of verstreken reisdocumenten), waardoor de afgifte van de reisdocumenten vertraging oploopt. Dezelfde zeven lidstaten hadden de ervaring dat de reisdocumenten zelden tijdig worden afgegeven. Twee lidstaten hebben geen enkel reisdocument ontvangen, ondanks hun verzoeken.

Die beoordeling wordt ook bevestigd door de ontwikkelingen na 2019: ondanks herhaalde contacten met de Bengalese autoriteiten vertoonde de samenwerking geen verbetering. Ondanks de start in november 2020 van het elektronische platform voor de ondersteuning van het overnameproces tussen de EU-lidstaten en Bangladesh (Return Case Management System (RCMS) ofwel het systeem voor het beheer van terugkeerzaken), blijft de Bengalese medewerking ontoereikend wat betreft de respons op overnameverzoeken en de afgifte van reisdocumenten binnen de overeengekomen termijn.

De Commissie heeft stappen ondernomen om de samenwerking op het gebied van overname te verbeteren. In dat kader heeft zij onder meer in vergaderingen met de Bengalese ambassade in Brussel benadrukt, in oktober 2020, dat de responstijd dient te worden verbeterd en de aanzienlijke achterstand bij de behandeling van zaken dient te worden aangepakt en, in mei 2021, het mechanisme van artikel 25 bis van de Visumcode gepresenteerd, de mogelijke gevolgen van onvoldoende medewerking beschreven en uiteengezet welke maatregelen zouden moeten worden genomen om de samenwerking inzake overname te verbeteren. Dezelfde kwesties zijn op 21 juni 2021 ook aan de orde gesteld op de laatste vergadering van de op grond van de reeds genoemde operationele standaardprocedures opgerichte gezamenlijke werkgroep.

De EU heeft de Bengalese autoriteiten meermaals nadrukkelijk gewezen op de toenemende ontevredenheid onder de lidstaten, de mogelijke consequenties als er geen verbetering in de situatie wordt gebracht, de specifieke aspecten van de samenwerking die verbetering behoeven en de gewenste resultaten.

Op diezelfde vergadering van 21 juni 2021 van de gezamenlijke werkgroep bevestigden de Bengalese autoriteiten te willen vasthouden aan de operationele standaardprocedures en beloofden zij prioriteit te zullen geven aan het wegwerken van de achterstand bij de behandeling van zaken (daaronder begrepen de zaken die in het RCMS zijn opgenomen), de identificatie en afgifte van reisdocumenten te zullen versnellen en medewerking aan terugkeeroperaties te zullen verlenen.  

·Bangladesh heeft onlangs bevestigd de operationele standaardprocedures inzake de terugkeer van irreguliere migranten te zullen toepassen. De 5e gezamenlijke werkgroep operationele standaardprocedures heeft op 21 juni 2021 vastgesteld dat Bangladesh de eerste vooruitgang heeft geboekt bij het wegwerken van de achterstand bij overnamezaken. De Commissie zal deze vooruitgang in het oog houden om na te gaan of deze substantieel en duurzaam is. 

Concreet leidden de Bengalese toezeggingen in mei en juni 2021 tot een identificatiemissie naar één lidstaat 3 en de behandeling van een opmerkelijk aantal achterstallige zaken in het RCMS, die in enkele gevallen werd afgerond met de afgifte van reisdocumenten 4 . Volgens de indicatoren van artikel 25 bis, lid 2, waaronder de tijdige identificatie van illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende personen, de afgifte van reisdocumenten en de organisatie van terugkeeroperaties, zijn deze stappen nog niet geconsolideerd in de vorm van concrete substantiële resultaten en duurzame samenwerking.

Gezien de stappen die de Commissie tot dusver heeft ondernomen om de samenwerking te verbeteren, en rekening houdend met de algemene betrekkingen van de EU met Bangladesh (zie hieronder), geldt de medewerking die Bangladesh de EU verleent op het gebied van overname nog niet als voldoende en moeten er bijgevolg maatregelen worden getroffen.

·De algemene betrekkingen van de EU met Bangladesh

Leidend voor de betrekkingen van de Unie met Bangladesh is de in 2001 gesloten samenwerkingsovereenkomst EU-Bangladesh. De EU is voor Bangladesh een belangrijke handelspartner. De samenwerking inzake migratie is breed en omvat steun voor beschermingsgerelateerde maatregelen in verband met de Rohingya-vluchtelingen, capaciteitsopbouw met het oog op beter migratiebeheer in Bangladesh, maatregelen ter bestrijding van migrantensmokkel en het zorgen voor duurzame re-integratie. In 2017 zijn de tussen de EU en Bangladesh overeengekomen operationele standaardprocedures voor de identificatie en terugkeer van personen zonder een verblijfsvergunning van toepassing geworden. In dat kader komt de gezamenlijke werkgroep die in het kader van deze operationele standaardprocedures is opgericht, regelmatig bijeen.

·De visummaatregelen

Toepassingsgebied van de maatregelen

Het uitvoeringsbesluit van de Raad dient de toepassing van een aantal bepalingen van de Visumcode tijdelijk op te schorten voor Bengalese onderdanen. De opschorting geldt echter niet voor de familieleden van (mobiele) EU-burgers die onder Richtlijn 2004/38/EG 5 vallen en voor de familieleden van onderdanen van derde landen die krachtens een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en de betrokken derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan het recht van burgers van de Unie.

Inhoud van de visummaatregelen

Dat Bangladesh niet meewerkt aan overname, rechtvaardigt de toepassing van alle maatregelen van artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode: opschorting van de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de eisen inzake de door de in artikel 14, lid 6, bedoelde aanvragers te verstrekken bewijsstukken, opschorting van de algemene behandelingstermijn van vijftien kalenderdagen van artikel 23, lid 1, (wat ook betekent dat de regel inzake de verlenging van deze periode tot ten hoogste 45 kalenderdagen in individuele gevallen niet wordt toegepast), opschorting van de afgifte van meervoudige inreisvisa overeenkomstig artikel 24, leden 2 en 2 quater, en opschorting van de facultatieve vrijstelling van betaling van visumleges voor houders van diplomatieke en dienstpaspoorten overeenkomstig artikel 16, lid 5, punt b).

Toepassingstermijn van de visummaatregelen

De Visumcode bepaalt dat de visummaatregelen tijdelijk van toepassing moeten zijn, maar schrijft niet voor dat in het uitvoeringsbesluit een specifieke toepassingstermijn moet worden vermeld. Krachtens artikel 25 bis, lid 6, dient de Commissie echter voortdurend de verbetering van de medewerking op het gebied van overname te beoordelen aan de hand van de indicatoren van artikel 25 bis, lid 2, waaronder de tijdige identificatie van illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende personen, de afgifte van reisdocumenten en de organisatie van terugkeeroperaties. De Commissie dient er verslag over uit te brengen of de door het betrokken derde land verleende medewerking op het gebied van overname aanzienlijk en duurzaam is verbeterd, en daarover verslag uit te brengen, en kan, mede in het licht van de algemene betrekkingen van de Unie met dat derde land, bij de Raad een voorstel indienen tot intrekking of wijziging van het uitvoeringsbesluit. Als de overeenkomstig het uitvoeringsbesluit toegepaste maatregelen daarentegen ondoeltreffend blijken te zijn, dient te worden overwogen om de tweede fase van het mechanisme te doen ingaan (overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt b)).

Voorts dient de Commissie krachtens artikel 25 bis, lid 7, uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen in de door het betrokken derde land verleende medewerking op het gebied van overname.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde besluit is consistent met de reeks geharmoniseerde regels van het gemeenschappelijk visumbeleid inzake de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De EU streeft naar een brede aanpak van migratie en gedwongen ontheemding, die gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden en verantwoordelijkheden. Het nieuwe migratie- en asielpact voorziet in de ontwikkeling en verdieping van brede en evenwichtige partnerschappen die op elke specifieke situatie zijn toegesneden en alle relevante aspecten van samenwerking bevorderen:

bescherming bieden aan personen die bescherming nodig hebben en gastlanden en -gemeenschappen ondersteunen;

economische kansen scheppen en de achterliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aanpakken;

partners ondersteunen met het oog op de versterking van migratiegovernance en -beheer;

samenwerking stimuleren op het gebied van terugkeer en overname;

legale migratie naar Europa mogelijk maken.

De samenwerking tussen de lidstaten en derde landen op het gebied van overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is een belangrijk element van dit beleid. Om dit soort brede partnerschappen te versterken en te waarborgen dat derde landen volledig meewerken, dient de EU alle beschikbare instrumenten aan te wenden, waaronder die op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, handel en visumbeleid.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode), artikel 25 bis, lid 5, punt a).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

N.v.t.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen, die ten doel hebben Bangladesh ertoe te bewegen beter mee te werken aan de overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, staan in verhouding tot het daarmee nagestreefde doeleinde. De maatregelen hebben betrekking op bepaalde aspecten van de procedure voor de afgifte van visa en de hoogte van de leges, en houden geen beperking in van de mogelijkheid van de aanvrager om een visum aan te vragen of te krijgen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

N.v.t.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

N.v.t.

Effectbeoordeling

N.v.t.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

De voorgestelde maatregelen houden geen beperking in van de mogelijkheid van de aanvrager om een visum aan te vragen of te krijgen en eerbiedigen diens grondrechten, met name dat van eerbiediging van het familie- en gezinsleven.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

N.v.t.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

N.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

N.v.t.

2021/0232 (NLE)

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

tot opschorting van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Bangladesh

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) 6 , en met name artikel 25 bis, lid 5, punt a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De lidstaten worden geconfronteerd met een onvoorspelbare samenwerking die alle fasen van het terugkeerproces belemmert, ondanks de regelingen die de autoriteiten in de Unie en van Bangladesh zijn overeengekomen. Hierdoor is een aanzienlijke achterstand ontstaan in de vorm van overnameverzoeken waarop een reactie is uitgebleven.

(2)Sinds 2019 heeft de Commissie stappen ondernomen om Bangladesh beter te doen meewerken aan de overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Deze stappen omvatten meerdere door de Commissie georganiseerde vergaderingen met de Bengalese autoriteiten op zowel technisch als politiek niveau, die ten doel hadden om voor beide partijen aanvaardbare oplossingen te vinden, rekening houdend met de algemene betrekkingen tussen de EU en Bangladesh, en om afspraken te maken over verdere steunprojecten ten gunste van Bangladesh. De kwesties werden ook aan de orde gesteld op andere, door de EDEO georganiseerde vergaderingen.

(3)Hoewel Bangladesh de eerste vooruitgang heeft geboekt, geldt, gezien de stappen die de Commissie tot dusver heeft ondernomen om de samenwerking en de algemene betrekkingen van de Unie met Bangladesh te verbeteren, de medewerking die Bangladesh de Unie verleent op het gebied van overname als onvoldoende en moeten er bijgevolg maatregelen worden getroffen.

(4)Derhalve dient de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 voor onderdanen van Bangladesh tijdelijk te worden opgeschort. Dit geldt als de meest doeltreffende maatregel om de Bengalese autoriteiten ertoe te bewegen de nodige maatregelen te nemen ter verbetering van de medewerking inzake overname. De tijdelijke opschorting is niet van toepassing op onderdanen van Bangladesh die een visum aanvragen en familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds. 

(5)De tijdelijk geschorste maatregelen zijn vastgesteld in artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode: opschorting van de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de eisen inzake de door de in artikel 14, lid 6, bedoelde aanvragers te verstrekken bewijsstukken, opschorting van de algemene behandelingstermijn van vijftien kalenderdagen van artikel 23, lid 1, (wat ook betekent dat de regel inzake de verlenging van deze periode tot ten hoogste 45 kalenderdagen in individuele gevallen niet wordt toegepast), opschorting van de afgifte van meervoudige inreisvisa overeenkomstig artikel 24, leden 2 en 2 quater, en opschorting van de facultatieve vrijstelling van betaling van visumleges voor houders van diplomatieke en dienstpaspoorten overeenkomstig artikel 16, lid 5, punt b).

(6)Artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 7 geeft invulling aan die beperkingen en voorwaarden. Dit besluit doet geen afbreuk aan de toepassing van die richtlijn, waarbij het recht van vrij verkeer wordt uitgebreid tot familieleden, ongeacht hun nationaliteit, die de burger van de Unie begeleiden of zich bij hem voegen. Dit besluit is derhalve niet van toepassing op familieleden van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds.

(7)Aangezien Denemarken heeft besloten Verordening (EG) nr. 810/2009, die voortbouwt op het Schengenacquis, in zijn nationale recht om te zetten, is Denemarken overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren.

(8)Dit besluit vormt een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 8 ; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(9)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 9 .

(10)Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 10 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG 11 .

(11)Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 12 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU 13 .

(12)Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1
Toepassingsgebied

1.Dit besluit is van toepassing op onderdanen van Bangladesh die krachtens Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad 14 visumplichtig zijn.

2.Het is niet van toepassing op onderdanen van Bangladesh die uit hoofde van artikel 4 of artikel 6 van die verordening van de visumplicht zijn vrijgesteld.

3.Dit besluit is niet van toepassing op onderdanen van Bangladesh die een visum aanvragen en familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds.

Artikel 2
Tijdelijke opschorting van de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009

De toepassing van de navolgende bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 wordt tijdelijk opgeschort:

(a)artikel 14, lid 6;

(b)artikel 16, lid 5, punt b),

(c)artikel 23, lid 1;

(d)artikel 24, leden 2 en 2 quater.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode), PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.
(2)    COM(2021) 55 final (EU Restricted).
(3)    Van 10 tot en met 15 juni 2021 vond een identificatiemissie naar Malta plaats om de nationaliteit vast te stellen van ongeveer 160 potentiële Bengalese onderdanen, van wie er 91 in het RCMS waren opgenomen.
(4)    De Bengalese autoriteiten pakken momenteel de achterstand bij de behandeling van zaken aan. Op 13 juli 2021 was het identificatieproces voor 195 van de ongeveer 1 500 gevallen die door de lidstaten in het RCMS waren opgenomen, afgerond en waren enkele reisdocumenten afgegeven. Voor nog eens 100 gevallen was de identificatie in Bangladesh niet eenduidig en zullen identificatie-interviews nodig zijn op de Bengalese ambassades in de EU-lidstaten. Voor 200 andere gevallen doorlopen de identificatieresultaten momenteel de interne goedkeuringsprocedure in Bangladesh.
(5)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(6)    PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1.
(7)    Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(8)    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
(9)    Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(10)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(11)    Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(12)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(13)    Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
(14)    Verordening (EU) 2018/1806 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (codificatie) (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 39).
Top