EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 8.7.2021
COM(2021) 377 final
2021/0188(NLE)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/440 van de Raad betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en het bijbehorende uitvoeringsprotocol
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko voorziet in een kader voor juridische, ecologische, economische en sociale governance voor visserijactiviteiten door vaartuigen van de Unie in de visserijzone als gedefinieerd artikel 1, punt h), van de overeenkomst. Het protocol ter uitvoering van de overeenkomst voorziet in vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie in zes categorieën.
Verordening (EU) 2019/440 van de Raad, waarbij de vangstmogelijkheden in het kader van de overeenkomst over de EU-lidstaten worden verdeeld, omvat momenteel nog steeds het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (het VK). In die verordening beschikt het VK over vangstmogelijkheden in categorie 6.
Op 31 januari 2020 heeft het VK zich teruggetrokken uit de Europese Unie krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In het terugtrekkingsakkoord werd een overgangsperiode vastgesteld, die op 31 december 2020 is afgelopen. Het recht van de Unie is sinds 1 januari 2021 derhalve niet meer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk.
De aan het VK toegewezen vangstmogelijkheden moeten daarom worden geschrapt uit Verordening (EU) 2019/440 en met ingang van 1 januari 2021 worden herverdeeld. Dit voorstel strekt tot wijziging van de verordening teneinde de vangstmogelijkheden van het VK te herverdelen over de lidstaten die beschikken over vangstmogelijkheden in dezelfde categorie, en wel in verhouding tot de vangstmogelijkheden van die lidstaten. Dit laat toekomstige toewijzingen in het kader van het volgende protocol onverlet.
De Commissie stelt voor dat de Raad aangehecht voorstel voor een verordening tot wijziging van Verordening (EU) 2019/440 van de Raad goedkeurt.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Deze wijziging doet geen afbreuk aan de samenhang tussen de verordening en bestaande wetgeving inzake visserij.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Deze wijziging doet geen afbreuk aan de samenhang tussen de verordening en andere wetgeving van de Unie.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag is artikel 43, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waarin is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie de maatregelen vaststelt voor de verdeling van de vangstmogelijkheden.
Deze wijziging heeft betrekking op bestaande wetgeving en voldoet aan dezelfde rechtsbeginselen als de desbetreffende verordening.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het beleidsterrein is een exclusieve bevoegdheid van de Unie.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De wijziging houdt geen wijziging in van de voorwaarden voor visserij die in de overeenkomst en het uitvoeringsprotocol zijn vastgelegd. Er is daarom geen behoefte aan een evaluatie van bestaande wetgeving, raadpleging van belanghebbenden of effectbeoordeling.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De ontwerpverordening heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.
5.OVERIGE ELEMENTEN
De wijziging houdt geen wijziging in van de voorwaarden die in de overeenkomst en het uitvoeringsprotocol zijn vastgelegd.
2021/0188 (NLE)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/440 van de Raad betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en het bijbehorende uitvoeringsprotocol
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Op 4 maart 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/441 aangenomen, betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (“de visserijovereenkomst”) en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (“het protocol”).
(2)Op 29 november 2018 heeft de Raad Verordening (EU) 2019/440 aangenomen, betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de visserijovereenkomst (“Verordening (EU) 2019/440 van de Raad”).
(3)Bij artikel 1 van Verordening (EU) 2019/440 van de Raad worden de vangstmogelijkheden in onder meer categorie 6 — Industriële pelagische visserij — toegewezen aan de lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.
(4)Krachtens het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, is het Verenigd Koninkrijk sinds 1 februari 2020 geen lidstaat van de Unie meer en de in dat akkoord bepaalde overgangsperiode is op 31 december 2020 ten einde gelopen. De aan het Verenigd Koninkrijk toegewezen vangstmogelijkheden moeten derhalve worden herverdeeld met ingang van 1 januari 2021.
(5)Deze nieuwe toewijzing moet transparant zijn en in verhouding staan tot de oorspronkelijke toewijzing van quota.
(6)Verordening (EU) 2019/440 van de Raad moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(7)Gezien de gevolgen ervan voor de visserijactiviteiten in 2021 moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021.
(8)Gezien de urgentie die met de retroactieve toepassing van deze verordening verband houdt, moet zij in werking treden op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2019/440 van de Raad wordt vervangen door:
1. De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld op grond van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (“de visserijovereenkomst”), worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
Visserijcategorie
|
Vaartuigtype
|
Lidstaat
|
Vergunningen of quota
|
1. Ambachtelijke pelagische visserij noord
|
Zegenvisserijvaartuigen < 150 brutotonnage (BT)
|
Spanje
|
22
|
2. Ambachtelijke visserij noord
|
Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug < 40 BT
|
Spanje
|
25
|
|
|
Portugal
|
7
|
|
Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug ≥ 40 BT < 150 BT
|
Portugal
|
3
|
3. Ambachtelijke visserij zuid
|
Lijn en hengel < 150 BT per vaartuig
Totaal ≤ 800 BT
|
Spanje
|
10
|
4. Demersale visserij
|
Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug ≤ 150 BT
|
Spanje
|
7
|
|
|
Portugal
|
4
|
|
Trawlers ≤ 750 BT
Totaal ≤ 3 000 BT
|
Spanje
|
5
|
|
|
Italië
|
0
|
5. Tonijnvisserij
|
Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel
|
Spanje
|
23
|
|
|
Frankrijk
|
4
|
6. Industriële pelagische visserij
|
85 000 ton (t) in 2019
90 000 t in 2020
100 000 t per jaar in 2021 en 2022
Indeling van de vaartuigen die mogen vissen:
|
10 vaartuigen ≥ 3 000 BT en < 7 765 BT
|
|
4 vaartuigen ≥ 150 BT en < 3 000 BT
|
|
4 vaartuigen < 150 BT
|
|
2019: 85 000 t
|
|
|
|
Duitsland
|
6 871,2 t
|
|
|
Litouwen
|
21 986,3 t
|
|
|
Letland
|
12 367,5 t
|
|
|
Nederland
|
26 102,4 t
|
|
|
Ierland
|
3 099,3 t
|
|
|
Polen
|
4 807,8 t
|
|
|
Verenigd Koninkrijk
|
4 807,8 t
|
|
|
Spanje
|
496,2 t
|
|
|
Portugal
|
1 652,2 t
|
|
|
Frankrijk
|
2 809,3 t
|
|
|
2020: 90 000 t
|
|
|
|
Duitsland
|
7 275,4 t
|
|
|
Litouwen
|
23 279,6 t
|
|
|
Letland
|
13 095,0 t
|
|
|
Nederland
|
27 637,9 t
|
|
|
Ierland
|
3 281,6 t
|
|
|
Polen
|
5 090,6 t
|
|
|
Verenigd Koninkrijk
|
5 090,6 t
|
|
|
Spanje
|
525,4 t
|
|
|
Portugal
|
1 749,4 t
|
|
|
Frankrijk
|
2 974,5 t
|
|
|
2021 en 2022: 100 000 t per jaar
|
|
|
|
Duitsland
|
8 568,4 t
|
|
|
Litouwen
|
27 417 t
|
|
|
Letland
|
15 422,3 t
|
|
|
Nederland
|
32 549,8 t
|
|
|
Ierland
|
3 864,9 t
|
|
|
Polen
|
5 995,4 t
|
|
|
Spanje
|
618,8 t
|
|
|
Portugal
|
2 060,3 t
|
|
|
Frankrijk
|
3 503,1 t
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter