EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0254

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat betreft de overgangsbepalingen voor bepaalde machines die zijn uitgerust met motoren in de vermogensgroep tussen 56 kW en 130 kW of boven de 300 kW, met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-crisis

COM/2021/254 final

Brussel, 18.5.2021

COM(2021) 254 final

2021/0129(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat betreft de overgangsbepalingen voor bepaalde machines die zijn uitgerust met motoren in de vermogensgroep tussen 56 kW en 130 kW of boven de 300 kW, met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-crisis

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De COVID-19-pandemie heeft een ernstige verstoring van toeleveringsketens met zich meegebracht, waardoor de fabrikanten van niet voor de weg bestemde mobiele machines niet kunnen voldoen aan een aantal termijnen die zijn opgelegd bij Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren.

In reactie op de COVID-19-pandemie is Verordening (EU) 2020/1040 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 vastgesteld. Daarbij werden bepaalde termijnen uitgesteld waaraan de fabrikanten niet meer konden voldoen zonder daarbij ernstige economische schade te lijden als gevolg van onverwachte verstoringen in de toeleveringsketen. Het betrof machines die gebruikmaken van zogenaamde “overgangsmotoren” in de vermogensgroep < 56 kW en > 130kW, en waarvan de productie uiterlijk op 30 juni 2020 moest zijn voltooid en die uiterlijk op 31 december 2020 in de handel moesten zijn gebracht. De fabrikanten kregen nog eens twaalf maanden de tijd om de met deze motoren uitgeruste machines te produceren en in de handel te brengen.

Die verordening had alleen betrekking op de termijnen voor 2020, aangezien deze met spoed moesten worden uitgesteld en het te vroeg was om te beoordelen of een verlenging van de termijnen voor 2021 gerechtvaardigd was.

De fabrikanten hebben de tijd tot en met 30 juni 2021 om de productie van de met deze motoren uitgeruste machines te voltooien en tot en met 31 december 2021 om ze in de handel te brengen.

Als gevolg van de aanhoudende verstoringen in de toeleveringsketen en de productie door de tweede en derde golf van de COVID-19-pandemie zullen de fabrikanten echter niet in staat zijn om te voldoen aan de termijnen in 2021 die gelden voor machines die zijn uitgerust met overgangsmotoren in de vermogensgroep tussen 56 kW en 130 kW en boven de 300 kW, zonder daarbij ernstige economische schade te lijden.

In het licht van de aanhoudende verstoringen moeten deze data daarom worden uitgesteld om te voorkomen dat overgangsmotoren, waarvan het aantal is gemaximeerd aangezien zij uiterlijk op 31 december 2019 moesten zijn vervaardigd, niet meer op tijd in de machines kunnen worden gemonteerd en derhalve moeten worden vernietigd.

Hoewel er nog steeds sprake is van verstoringen in de toeleveringsketen en de productie, kunnen de omvang en ernst daarvan niet worden vergeleken met de situatie in het voorjaar van 2020. Om de genoemde redenen is een verlenging met zes maanden voor de vervaardiging van de met die motoren uitgeruste machines en een verlenging met negen maanden voor het in de handel brengen ervan, in plaats van met twaalf maanden voor beide gevallen zoals in 2020, gerechtvaardigd.

Er zij op gewezen dat de marktdeelnemers, ongeacht de duur van de verlenging, er geen belang bij hebben om de voltooiing en het in de handel brengen van machines, voertuigen en vaartuigen waarvoor zij reeds kosten hebben gemaakt, verder te vertragen.

Tot slot zal de voorgestelde uitbreiding ook van toepassing zijn op met overgangsmotoren uitgeruste landbouw- en bosbouwvoertuigen, aangezien deze vallen onder de bepalingen inzake verontreinigende emissies voor niet voor de weg bestemde mobiele machines 1 .

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Aangezien het voorstel betrekking heeft op wijzigingen van bestaande EU-wetgeving, kan alleen de EU hier doeltreffend handelen. Daarnaast kunnen de beleidsdoelstellingen niet voldoende worden vervuld door middel van maatregelen van de lidstaten.

Er zijn maatregelen van de Europese Unie nodig om belemmeringen van de eengemaakte markt te voorkomen, met name op het gebied van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines, ook vanwege de transnationale aard van luchtvervuiling.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken, namelijk een goede werking van de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd een hoog niveau van openbare veiligheid en milieubescherming te bieden. De duur van de voorgestelde verlenging is evenredig met de verwachte duur van de onderbreking als gevolg van de COVID-19-pandemie.

Keuze van het instrument

Verordening tot wijziging van een verordening.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Dit voorstel gaat niet van een afzonderlijke effectbeoordeling vergezeld omdat voor Verordening (EU) 2016/1628 reeds een effectbeoordeling is verricht. Dit voorstel wijzigt die verordening inhoudelijk niet en legt de betrokkenen geen nieuwe verplichtingen op. Het is in de eerste plaats bedoeld om, om uitzonderlijke redenen in verband met de huidige COVID-19-pandemie, een verlenging van zes maanden toe te kennen voor de vervaardiging en het in de handel brengen van de met bepaalde overgangsmotoren uitgeruste machines. Dit voorstel heeft geen significante milieueffecten, aangezien de maatregelen het in de handel brengen vergemakkelijken van goederen met motoren die vóór de pandemie zijn vervaardigd. Ook wordt met de maatregelen voorkomen dat met dergelijke motoren uitgeruste machines, die anders niet-conform zouden zijn, moeten worden vernietigd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen budgettaire impact voor de EU‑instellingen.

2021/0129 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat betreft de overgangsbepalingen voor bepaalde machines die zijn uitgerust met motoren in de vermogensgroep tussen 56 kW en 130 kW of boven de 300 kW, met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID-19-crisis

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad 3 stelt voorschriften vast met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en EU-typegoedkeuringsprocedures voor verschillende categoriëen van motoren voor niet voor de weg bestemde mobiele machines.

(2)De data die van toepassing zijn op de nieuwe emissiegrenswaarden, “fase V-emissiegrenswaarden” genoemd in Verordening (EU) 2016/1628, zijn vastgesteld om fabrikanten duidelijke en volledige informatie te verschaffen, alsook een passende termijn voor de overgang naar fase V, terwijl tegelijkertijd de administratieve lasten voor de goedkeuringsinstanties aanzienlijk worden verminderd.

(3)Als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de daarmee gepaard gaande verstoringen in de toeleveringsketen en de productie hadden fabrikanten van niet voor de weg bestemde mobiele machines, aangeduid als “fabrikanten van de originele uitrusting” of “OEM’s”, moeite om te voldoen aan de termijnen van 30 juni 2020 en 31 december 2020 voor de productie en het in de handel brengen van machines die zijn uitgerust met motoren die voldoen aan minder strenge emissiegrenswaarden dan die van fase V. In verband daarmee is Verordening (EU) 2016/1628 gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/1040 van het Europees Parlement en de Raad 4 om deze termijnen met twaalf maanden te verlengen.

(4)Aangezien de aanhoudende verstoring in de toeleveringsketen en de productie als gevolg van de COVID-19-pandemie nog steeds leidt tot vertragingen bij de productie en het in de handel brengen van machines met andere categorieën motoren (tussen 56 kW en 130 kW en boven de 300 kW) die voldoen aan minder strenge emissiegrenswaarden dan die van fase V, is het zeer waarschijnlijk dat OEM’s niet zullen kunnen voldoen aan de in Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde termijnen van 30 juni 2021 en 31 december 2021 voor de productie en het in de handel brengen van de goederen zonder daarbij ernstige economische schade te lijden.

(5)Gezien de huidige omstandigheden en teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen, rechtszekerheid te bieden en mogelijke marktverstoring te voorkomen, is het nodig de overgangsbepalingen van Verordening (EU) 2016/1628 te verlengen voor die categorieën van motoren.

(6)Aangezien de verlenging van de overgangsbepalingen geen gevolgen voor het milieu zal hebben omdat de betrokken overgangsmotoren reeds zijn geproduceerd, moeten de desbetreffende perioden worden verlengd met zes maanden voor de productie van de met die motoren uitgeruste machines en met negen maanden voor het in de handel brengen ervan.

(7)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het verlengen van sommige overgangsbepalingen van Verordening (EU) 2016/1628, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(8)Gezien de urgentie die voortvloeit uit de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID19-uitbraak, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(9)Verordening (EU) 2016/1628 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)Aangezien de in Verordening (EU) 2016/1628 vastgestelde overgangsperiode voor bepaalde subcategorieën van motoren op 31 december 2021 verstrijkt en OEM’s tot en met 30 juni 2021 de tijd hebben om met overgangsmotoren van die subcategorieën uitgeruste niet voor de weg bestemde mobiele machines te produceren, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2016/1628 wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

1)aan lid 5 wordt de volgende zesde alinea toegevoegd:

“Voor motoren van alle subcategorieën waarvoor de in bijlage III genoemde datum voor het in de handel brengen van fase V-motoren 1 januari 2020 is, met uitzondering van de in de tweede en derde alinea’s bedoelde motoren, worden de overgangsperiode en de in de eerste alinea bedoelde periode van 18 maanden verlengd met 6 maanden.”;

2)aan lid 7 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e) 33 maanden na de in bijlage III genoemde toepasselijke datum voor het in de handel brengen van motoren, in het in lid 5, zesde alinea, genoemde geval.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1)    Artikel 19 van Verordening (EU) nr. 167/2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen
(2)    PB C […] van […], blz. […].
(3)    Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PB L 252 van 16.9.2016, blz. 53).
(4)    Verordening (EU) 2020/1040 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1628 wat de overgangsbepalingen ervan betreft met het oog op het aanpakken van de gevolgen van de COVID‐19-crisis (PB L 231 van 17.7.2020, blz. 1).
Top