EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0016

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot amendement 28 op bijlage 9, deel D, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart

COM/2021/16 final

Brussel, 12.1.2021

COM(2021) 16 final

2021/0007(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot amendement 28 op bijlage 9, deel D, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Europese Unie binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) in te nemen standpunt met betrekking tot amendement 28 op bijlage 9 inzake facilitering bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (het “Verdrag van Chicago”). De ICAO-Raad heeft dit amendement op 23 juni 2020 aangenomen.

Amendement 28 heeft betrekking op de regels voor de verwerking van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens), die het onderwerp vormen van bijlage 9, hoofdstuk 9, deel D.

PNR-gegevens zijn persoonsgegevens van passagiers die door luchtvaartmaatschappijen voor zakelijke doeleinden worden verzameld en die moeten worden onderscheiden van andere gegevens op het gebied van reizen die door deze maatschappijen van overheidswege worden verzameld, zoals op voorhand af te geven passagiersgegevens (Advance Passenger Information (API)). Rechtshandhavingsinstanties over de hele wereld maken steeds vaker gebruik van de door luchtvaartmaatschappijen aan deze instanties doorgegeven PNR-gegevens om terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit te bestrijden.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Het verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (“het Verdrag van Chicago”)

Het Verdrag van Chicago reguleert het internationale luchtvervoer. Het is op 4 april 1947 in werking getreden en voorzag in de oprichting van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie ofwel ICAO.

Alle EU-lidstaten zijn partij bij het Verdrag van Chicago.

2.2.De Internationale Burgerluchtvaartorganisatie

De ICAO is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties. De Organisatie heeft als doel de beginselen en technieken op het gebied van de internationale luchtvaart te ontwikkelen en de planning en ontwikkeling van het internationale luchtvervoer te bevorderen.

De ICAO-raad is een permanent orgaan van de ICAO. In deze raad zijn 36 lidstaten van de ICAO vertegenwoordigd, die door de Algemene Vergadering van de ICAO worden verkozen voor een periode van drie jaar. Voor de periode 2019-2022 zijn zeven EU-lidstaten vertegenwoordigd in de ICAO-raad 1 .

Tot de verplichte taken van de ICAO-raad, zoals vermeld in artikel 54 van het Verdrag van Chicago, behoort de vaststelling van internationale normen en aanbevolen praktijken (ook wel SARP’s genoemd); deze worden vastgelegd in bijlagen bij het Verdrag van Chicago. Normen zijn specificaties waarvoor een uniforme toepassing noodzakelijk wordt geacht, terwijl aanbevolen praktijken niet verplicht zijn.

De ICAO-raad roept ook de Algemene Vergadering bijeen, die het hoogste orgaan van de ICAO is. De Algemene Vergadering van de ICAO komt ten minste om de drie jaar bijeen en stelt de politieke koers van de organisatie voor de komende driejarige periode vast. De 40e zitting van de Algemene Vergadering van de ICAO vond plaats van 24 september tot en met 4 oktober 2019 in Montreal, Canada.

2.3.Het proces voor het actualiseren van de ICAO-normen en aanbevolen praktijken (SARP’s) op het gebied van PNR

De opstelling van nieuwe internationale normen en aanbevolen praktijken (SARP’s) op het gebied van PNR is gebaseerd op Resolutie 2396 (2017) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, die op 21 december 2017 werd aangenomen 2 . Volgens de resolutie moeten de VN-lidstaten de capaciteit ontwikkelen om, ter bevordering van de ICAO-normen en aanbevolen praktijken, persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) te verzamelen, te verwerken en te analyseren, en ervoor zorgen dat PNR-gegevens worden gebruikt door en gedeeld met al hun bevoegde nationale autoriteiten, met volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. Ook roept de resolutie de ICAO op om in samenwerking met de ICAO-lidstaten een norm vast te stellen voor het verzamelen, gebruiken, verwerken en beschermen van PNR-gegevens.

De opstelling van voorstellen voor de herziening van de SARP’s op het gebied van PNR-gegevens werd toevertrouwd aan een deskundigengroep, de PNR-taskforce van de ICAO, die in maart 2019 door het luchtvervoercomité (Air Transport Committee, ATC) van de ICAO is opgericht. De werkzaamheden van de taskforce zijn in december 2019 afgerond en in januari 2020 door het Facilitation Panel van de ICAO geëvalueerd.

De voorstellen van het Facilitation Panel van de ICAO zijn op 7 februari 2020 door het ATC goedgekeurd. Deze goedkeuring werd gevolgd door een formele raadpleging van de ICAO-lidstaten door middel van brief 2020 14E aan de ICAO-lidstaten. Het overleg met de lidstaten werd op 15 mei 2020 afgesloten.

Na de raadpleging van de lidstaten heeft het ICAO-secretariaat de reacties van de lidstaten geanalyseerd en een voorstel ingediend bij het ATC. Het voorstel van het secretariaat kwam nagenoeg volledig overeen met de conclusies van de vergadering van het Facilitation Panel in januari 2020. Zo ook heeft het ATC tijdens zijn vergadering van 19 juni 2019 de ICAO-Raad aanbevolen de door het secretariaat gepresenteerde SARP’s op het gebied van PNR-gegevens met slechts geringe correcties goed te keuren.

Op 23 juni 2020 heeft de ICAO-raad tijdens de tiende vergadering van zijn 220e zitting amendement 28 op bijlage 9 bij het Verdrag van Chicago goedgekeurd. Zoals hierboven vermeld, bevat bijlage 9 internationale normen inzake facilitering en heeft hoofdstuk 9, afdeling D, van die bijlage specifiek betrekking op PNR-gegevens.

Op 17 juli 2020 heeft de ICAO haar lidstaten via een andere brief (EC 6/3-20/71) in kennis gesteld van de goedkeuring van amendement 28. Dit amendement zou op 30 oktober 2020 van kracht worden, tenzij een meerderheid van de lidstaten vóór die datum overeenkomstig artikel 90 van het Verdrag van Chicago zijn afkeuring kenbaar had gemaakt. Het amendement zal met ingang van 28 februari 2021 van toepassing zijn. De ICAO-lidstaten kunnen echter uiterlijk op 30 januari 2020 kennisgeven van verschillen tussen hun nationale voorschriften en praktijken en die welke zijn vastgelegd in de bij amendement 28 vastgestelde normen, indien zij van mening zijn dat er van dergelijke verschillen sprake is. Een dergelijke kennisgeving moet worden ingediend overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago en via het toepasselijke mechanisme voor het registreren van verschillen.

2.4.De PNR-aspecten van amendement 28 op bijlage 9

Indien van kracht, vervangt amendement 28 de bestaande normen 9.22-9.22.1 en aanbevolen praktijk 9.23 door de nieuwe SARP’s 9.23-9.38. Deze SARP’s zijn aanzienlijk gedetailleerder dan het bestaande kader en hebben onder meer betrekking op aspecten die verband houden met doelbinding, toezicht, de rechten van betrokkenen, de methode voor doorgifte, gegevensbewaring, de verwerking van gevoelige gegevens en de relatie tussen de staten die partij zijn bij het Verdrag van Chicago op het gebied van de doorgifte van PNR-gegevens. Sommige van de niet-bindende richtsnoeren in ICAO-document 9944 met richtsnoeren inzake PNR-gegevens 3 zijn aangepast aan de nieuwe normen.

Norm 9.23 schrijft voor dat de verdragsluitende staten de capaciteit ontwikkelen om PNR-gegevens te verzamelen, te gebruiken, te verwerken en te beschermen en om de regels voor de praktische verwezenlijking van deze capaciteit in overeenstemming met de SARP’s om te zetten in het juiste nationaal wettelijk en administratief kader. Het verplichte karakter van de ontwikkeling van PNR-verwerkingscapaciteiten is in overeenstemming met Resolutie 2396 (2017) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Norm 9.24 verplicht de verdragsluitende staten om, met volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, duidelijk aan te geven welke PNR-gegevens bij hun operaties worden gebruikt en de doeleinden vast te stellen waarvoor PNR-gegevens door de autoriteiten mogen worden gebruikt. Dergelijke doeleinden mogen niet verder gaan dan nodig is en omvatten met name de grensbeveiliging ter bestrijding van terrorisme en ernstige criminaliteit. Bovendien moet de openbaarmaking van PNR-gegevens binnen de ontvangende lidstaat of in andere lidstaten worden beperkt tot de bevoegde autoriteiten die relevante functies vervullen in verband met de doeleinden waarvoor PNR-gegevens worden verwerkt. Deze autoriteiten moeten ook zorgen voor bescherming die vergelijkbaar is met die welke door de openbaar makende autoriteit wordt geboden.

Norm 9.25 stelt eisen vast met betrekking tot de beveiliging van gegevens en de rechten van personen in verband met de verwerking van hun PNR-gegevens, onder meer wat betreft non-discriminatie, informatieverstrekking, administratief en gerechtelijk beroep, toegang tot gegevens en de mogelijkheid om te verzoeken om correcties, schrappingen of aantekeningen. Aanbevolen praktijk 26 moedigt lidstaten aan om personen in kennis te stellen van de verwerking van hun PNR-gegevens en van hun rechten en rechtsmiddelen.

Norm 9.27 verplicht de verdragsluitende staten ertoe om de geautomatiseerde verwerking van PNR-gegevens te baseren op objectieve, nauwkeurige en betrouwbare criteria die daadwerkelijk het bestaan van een risico aantonen, zonder dat dit leidt tot onrechtmatige differentiatie, en om niet uitsluitend op basis van de geautomatiseerde verwerking van PNR-gegevens beslissingen te nemen die aanzienlijke nadelige gevolgen hebben voor de juridische belangen van de betrokkene.

Op grond van norm 9.28 moeten de lidstaten een (of meer) bevoegde nationale autoriteiten aanwijzen die bevoegd zijn om onafhankelijk toezicht uit te oefenen op de bescherming van PNR-gegevens en te bepalen of PNR-gegevens met volledige eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden worden verzameld, gebruikt, verwerkt en beschermd.

Norm 9.29 belet lidstaten om van luchtvaartmaatschappijen te eisen dat zij PNR-gegevens verzamelen die niet vereist zijn in het kader van hun normale bedrijfsprocedures, of deze gegevens vóór de doorgifte filteren. Deze norm verbiedt ook de verwerking van gevoelige gegevens – dat wil zeggen PNR-gegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging van een persoon blijken, of gegevens over diens gezondheid, seksueel gedrag of seksuele geaardheid – behalve in uitzonderlijke en dringende omstandigheden ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere natuurlijke persoon. Indien dergelijke gegevens worden doorgegeven, moeten de lidstaten deze zo spoedig mogelijk wissen.

Norm 9.30 bevat verplichtingen met betrekking tot het bewaren van gegevens en de anonimisering en het terugdraaien van de anonimisering van PNR-gegevens, waarbij lidstaten ertoe worden gehouden de gegevens slechts te bewaren voor een in hun wettelijk en administratief kader vastgestelde periode, die gelet op de doeleinden waarvoor de PNR-gegevens worden gebruikt, noodzakelijk en evenredig moet zijn, en om deze gegevens na een vastgestelde termijn af te schermen. Na afscherming mag het terugdraaien van de anonimisering alleen mogelijk zijn wanneer de gegevens gebruikt gaan worden in verband met een lopende zaak, actuele bedreiging of actueel risico in verband met de doeleinden waarvoor PNR-gegevens kunnen worden verwerkt. Aanbevolen praktijk 9.32 stelt een maximale bewaringstermijn van vijf jaar voor en aanbevolen praktijk 9.33 stelt voor om PNR-gegevens binnen zes maanden en uiterlijk twee jaar nadat ze door luchtvaartmaatschappijen zijn doorgegeven, te anonimiseren.

Norm 9.33 bepaalt dat PNR-gegevens in de regel moeten worden doorgegeven via de push-methode, die minder inbreuk op de privacy maakt. Deze norm beoogt ook de lasten voor luchtvaartmaatschappijen zoveel mogelijk te reduceren door de mogelijkheid voor lidstaten te beperken om in bepaalde omstandigheden boetes op te leggen voor fouten bij doorgifte en door hen te verplichten het aantal doorgiften via de push-methode te beperken.

Norm 9.34, onder a), vereist dat de verdragsluitende staten de doorgifte van PNR-gegevens naar een andere verdragsluitende staat die aan de nieuwe normen voldoet, niet belemmeren of verhinderen. Tegelijkertijd bepaalt norm 9.34, onder b), dat de bij de ICAO aangesloten staten de mogelijkheid behouden om een hoger niveau van bescherming van PNR-gegevens in te voeren of te handhaven, overeenkomstig hun nationale rechtskader, en om aanvullende regelingen te treffen met andere staten, met name om te voldoen aan hun interne wettelijke vereisten, of meer gedetailleerde bepalingen inzake de verwerking en doorgifte van PNR-gegevens vast te stellen, mits deze maatregelen niet anderszins in strijd zijn met de normen.

Volgens norm 9.35 kunnen verdragsluitende staten op verzoek van een andere staat worden verzocht aan te tonen dat zij aan de nieuwe normen voldoen. Wanneer verdragsluitende staten bepalen dat zij de doorgifte van PNR-gegevens moeten beletten of een luchtvaartmaatschappij een boete moeten opleggen, verplicht norm 9.36 hen dit op transparante wijze te doen en met de bedoeling de situatie op te lossen.

De aanbevolen praktijk 9.37 moedigt lidstaten aan om andere staten waarmee zij luchtverbindingen onderhouden, in kennis te stellen van belangrijke wijzigingen in hun PNR-programma, onder meer wat betreft de naleving van de SARP’s. Aanbevolen praktijk 9.38 stelt voor dat luchtvaartmaatschappijen door de lidstaten niet worden gestraft wanneer zij proberen geschillen over de doorgifte van PNR-gegevens op te lossen.

2.5.Het toepasselijk EU-rechtskader

Het verwerken van PNR-gegevens is zowel een essentieel instrument waar het gaat om de gemeenschappelijke reactie van de EU op terrorisme en ernstige criminaliteit als een bouwsteen van de veiligheidsunie. Het identificeren en traceren van verdachte reispatronen door het verwerken van PNR-gegevens om bewijsmateriaal te verzamelen en, indien nodig, medeplichtigen van criminelen op te sporen en criminele netwerken op te rollen is van essentieel belang gebleken voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische en ernstige strafbare feiten. Tegelijkertijd vormt de verwerking van PNR-gegevens een beperking van het recht op privacy en op bescherming van persoonsgegevens, zoals verankerd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “Handvest” genoemd). Overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest moet een dergelijke beperking daarom bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van de betrokken rechten eerbiedigen en mag deze, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, slechts worden toegestaan voor zover zij noodzakelijk is en daadwerkelijk beantwoordt aan een doelstelling van algemeen belang van de Unie of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Een van die doelstellingen van algemeen belang is de bescherming van burgers tegen ernstige bedreigingen van de veiligheid.

Op 27 april 2016 hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn (EU) 2016/681 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit vastgesteld 4 . Deze richtlijn stelt de nationale autoriteiten in staat luchtvaartmaatschappijen te verplichten PNR-gegevens door te geven, waarbij het recht van personen op privacy en gegevensbescherming wordt gewaarborgd. De lidstaten moesten de richtlijn uiterlijk op 25 mei 2018 in nationaal recht hebben omgezet. Uit de evaluatie 5 van de eerste twee jaar van toepassing van de richtlijn in 2020 is gebleken dat de verwerking van PNR-gegevens tastbare resultaten heeft opgeleverd in de strijd tegen terrorisme en ernstige criminaliteit.

Eveneens in april 2016 hebben het Europees Parlement en de Raad nieuwe EU-regels inzake gegevensbescherming aangenomen: Verordening (EU) 2016/679 (de algemene verordening gegevensbescherming of AVG 6 ) en Richtlijn (EU) 2016/680 (inzake gegevensbescherming in de rechtshandhavingssector 7 ). De AVG bevat onder meer regels voor de internationale doorgifte van persoonsgegevens die van toepassing zijn op de doorgifte van PNR-gegevens door luchtvaartmaatschappijen. Richtlijn (EU) 2016/680 regelt de verwerking van persoonsgegevens door rechtshandhavingsinstanties en vervolledigt de regeling van Richtlijn (EU) 2016/681 wat betreft aspecten als de rechten van betrokkenen en de ad-hocdoorgifte van gegevens aan rechtshandhavinginstanties in derde landen.

Er zijn momenteel twee internationale overeenkomsten van kracht tussen de EU en derde landen (namelijk Australië 8 en de Verenigde Staten 9 ) over de verwerking en doorgifte van PNR-gegevens. Op 26 juli 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een advies uitgebracht (hierna: “advies 1/15” genoemd 10 ) over de voorgenomen overeenkomst tussen de EU en Canada inzake de doorgifte en verwerking van PNR-gegevens, die op 25 juni 2014 is ondertekend. Het Hof oordeelde dat de overeenkomst in zijn beoogde vorm niet kon worden gesloten, omdat een aantal bepalingen ervan niet verenigbaar was met de door het Handvest beschermde grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens. Het Hof heeft met name de relevante bepalingen van het Handvest aldus uitgelegd dat zij specifieke waarborgen vereisen met betrekking tot het toezicht door een onafhankelijke autoriteit, de verwerking van gevoelige gegevens, de geautomatiseerde verwerking van PNR-gegevens en non-discriminatie, de doeleinden waarvoor PNR-gegevens mogen worden verwerkt, en de bewaring, het gebruik, de vrijgave en de verdere doorgifte van PNR-gegevens. Nadat de Raad in december 2017 onderhandelingsrichtsnoeren had vastgesteld, is de Commissie in juni 2018 begonnen met nieuwe PNR-onderhandelingen met Canada.

Meer in het algemeen verzamelt een toenemend aantal derde landen PNR-gegevens van luchtvaartmaatschappijen en verschillende van deze landen hebben de Commissie de afgelopen jaren benaderd om hun belangstelling kenbaar te maken voor het sluiten van een internationale PNR-overeenkomst met de EU. Wanneer er geen rechtsgrondslag is die de doorgifte van gegevens mogelijk maakt, krijgen luchtvaartmaatschappijen te maken met collisie van wetten en riskeren zij boetes en andere sancties. Tegelijkertijd verzoeken EU-lidstaten, naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2016/681, luchtvaartmaatschappijen uit derde landen om PNR-gegevens door te geven aan hun passagiersinformatie-eenheden. Een aantal derde landen heeft dergelijke doorgiften geweigerd – en andere hebben gedreigd dit te doen – als vergeldingsmaatregel vanwege de onmogelijkheid PNR-gegevens van de EU te ontvangen, waardoor de doeltreffendheid van het PNR-mechanisme van de EU in het gedrang komt.

De EU-aanpak van de doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen dateert van 2010 11 en van vóór de vaststelling van Richtlijn (EU) 2016/681, de hervorming van het EU-kader voor gegevensbescherming en advies 1/15 van het Hof van Justitie. De EU-strategie voor een veiligheidsunie voor de periode 2020-2025 beoogt de herziening van de aanpak als een maatregel op middellange termijn 12 .

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.Achtergrond

De Unie spreekt haar krachtige steun uit voor de ontwikkeling van nieuwe internationale PNR-normen en heeft actief bijgedragen aan de opstelling van de SARP’s die zijn neergelegd in amendement 28 op bijlage 9.

Het onderwerp van amendement 28 op bijlage 9, hoofdstuk 9, deel D, heeft betrekking op een gebied waarvoor de Unie krachtens artikel 3, lid 2, laatste zinsnede, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) exclusief bevoegd is, aangezien het gemeenschappelijke regels inzake PNR-gegevens en gegevensbescherming kan aantasten.

Tijdens de besprekingen binnen de voorbereidende instanties van de ICAO zijn bij de aanpak van de EU-lidstaten en de Commissie (als waarnemer) de richtsnoeren gevolgd van Besluit (EU) 2019/2107 van de Raad van 28 november 2019 tot vaststelling van het standpunt van de Unie 13 . Dit standpunt weerspiegelt de vereisten van het rechtskader van de EU inzake PNR-gegevens en gegevensbescherming, met name de vereisten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2016/681, Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn (EU) 2016/680 en het Handvest zoals uitgelegd in de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie, met name advies 1/15.

Op 25 maart 2020 heeft de Raad van de EU zijn goedkeuring gehecht aan een aanvullend standpunt van de Unie 14 inzake het antwoord op ICAO-brief 2020 14E waarmee de verdragsluitende staten zijn geraadpleegd over de ontwerp-SARP’s. Het standpunt behelsde instemming met de werkzaamheden van de ICAO voor de ontwikkeling van de SARP’s en benadrukte het belang van de bescherming van de grondrechten, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens, bij de verwerking van PNR-gegevens. De Raad diende daarom een tekstvoorstel in tot wijziging van (toen nog ontwerp van) norm 9.34). Het doel daarvan was de tekst van deze norm aan te scherpen om ervoor te zorgen dat de mogelijkheid voor de verdragsluitende staten om strengere eisen voor de doorgifte van PNR-gegevens vast te stellen, in de SARP’s duidelijk tot uiting komt.

Er zij op gewezen dat het ICAO-secretariaat tijdens het herzieningsproces na de raadpleging van de lidstaten geen rekening heeft gehouden met de tekstvoorstellen van de EU-lidstaten, noch met de door andere lidstaten van de ICAO voorgestelde amendementen, en de ontwerptekst die het resultaat was van de vergadering van januari 2020 van het Facilitation Panel heeft gehandhaafd. In plaats daarvan stelde het ICAO-secretariaat voor dat de lidstaten die voorstellen tot wijziging van de bepaling hebben gedaan, moeten worden verzocht hun voorstel(en) tot wijziging van de tekst van norm 9.34 in te dienen tijdens de volgende vergadering van het Facilitation Panel (FALP/12), die gepland staat voor juli 2021.

Tijdens de ICAO-Raad van 23 juni 2020 waar amendement 28 werd goedgekeurd, benadrukten de EU-lidstaten opnieuw het belang van het vinden van het juiste evenwicht tussen de beschikbaarheid van gegevens en gegevensbescherming, en verwezen zij naar de bovengenoemde standpunten van de Unie die in het kader van de raadpleging van de lidstaten waren ingediend. Zij onderstreepten ook het belang van een hoog niveau van gegevensbescherming en verwezen uitdrukkelijk naar de verplichtingen uit hoofde van het rechtskader van de EU. De EU-lidstaten benadrukten met name het belang van de SARP’s, in het bijzonder van norm 9.34, en voerden aan dat deze aldus moet worden geïnterpreteerd dat verdragsluitende staten de mogelijkheid behouden om van andere verdragsluitende staten te verlangen dat zij niet alleen aantonen dat hun rechtskader in overeenstemming is met de SARP’s, maar ook dat zij voldoen aan strengere gegevensbeschermingsnormen, met name wanneer hun nationale wettelijke kaders dat voor de doorgifte van PNR-gegevens vereisen.

3.2.Voorgesteld standpunt

Dit voorstel voor een besluit van de Raad is nodig om, binnen de termijn die is vastgesteld in ICAO-brief EC 6/3-20/71 aan de lidstaten, het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van de goedkeuring door de ICAO-raad van de nieuwe SARP’s inzake PNR-gegevens.

De nieuwe SARP’s inzake PNR-gegevens als vermeld in amendement 28 (bijlage 9, hoofdstuk 9, deel D) sluiten grotendeels aan bij het standpunt van de Unie zoals vastgelegd in Besluit (EU) 2019/2107 van de Raad. Zij bevatten dan ook ambitieuze waarborgen inzake gegevensbescherming, met name wat betreft de rechten van betrokkenen, het toezicht door een onafhankelijke autoriteit, gevoelige gegevens, de geautomatiseerde verwerking van PNR-gegevens en non-discriminatie, de doeleinden waarvoor PNR-gegevens mogen worden verwerkt, en de bewaring, het gebruik, de vrijgave en de verdere doorgifte van PNR-gegevens.

Volgens de Commissie maken de SARP’s aanzienlijke vooruitgang mogelijk op internationaal niveau met betrekking tot de bescherming en het gebruik van PNR-gegevens voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit. Daarom mogen de EU-lidstaten geen afkeuring uit hoofde van artikel 90 van het Verdrag van Chicago kenbaar maken, met name omdat dat ook afbreuk zou doen aan de inspanningen om wereldwijd normen voor de bescherming van PNR-gegevens vast te stellen die strenger zijn dan de huidige ICAO-regels inzake PNR-gegevens.

De SARP’s in norm 9.34, onder b), houden er ook rekening mee dat de verdragsluitende staten – waaronder de EU-lidstaten – de mogelijkheid behouden om hogere beschermingsniveaus te handhaven of in te voeren in overeenstemming met hun nationaal wettelijk en administratief kader, en om met andere staten aanvullende regelingen te treffen om meer gedetailleerde bepalingen inzake de doorgifte van PNR-gegevens vast te stellen. Krachtens het EU-recht moet de doorgifte door luchtvaartmaatschappijen van in de EU verwerkte PNR-gegevens aan een rechtshandhavingsautoriteit in een derde land met name voldoen aan de vereisten van hoofdstuk V van de AVG en aan de vereisten uit hoofde van het Handvest, zoals met name omschreven in advies 1/15 van het Hof. Deze vereisten zijn strenger dan hetgeen vereist is op grond van de SARP’s inzake PNR-gegevens in amendement 28.

In dit verband vereist norm 9.34, onder a), dat de verdragsluitende staten de doorgifte van PNR-gegevens aan een andere verdragsluitende staat die de SARP’s in acht neemt, niet belemmeren of verhinderen, maar volgens de Europese Unie en haar lidstaten drukt de huidige formulering van norm 9.34 juridisch niet duidelijk genoeg uit dat de lidstaten ondanks norm 9.34 niet wordt belet die vereisten op te leggen.

Daarom is de Commissie van mening dat de EU-lidstaten kennis moeten geven van een verschil, overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago. Dit verschil, dat in de bijlage bij dit voorstel voor een besluit van de Raad wordt omschreven, moet strikt beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is om elke twijfel te vermijden over het prerogatief van de EU-lidstaten om strengere eisen voor de doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen op te leggen, en bijgevolg om een dergelijke doorgifte te verhinderen indien niet aan die vereisten wordt voldaan.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst 15 .

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 16 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De ICAO is een lichaam dat is opgericht krachtens een internationale overeenkomst, te weten het Verdrag van Chicago.

Amendement 28 op bijlage 9 bij het Verdrag van Chicago bevat normen die, in beginsel, bindend zijn voor de ICAO-leden, waaronder de lidstaten van de Unie, en vormt dus een handeling met rechtsgevolgen. Sommige van deze rechtsgevolgen hangen echter af van de kennisgeving van verschillen en van de inhoud van die kennisgeving. De vaststelling van een standpunt van de Unie met betrekking tot een dergelijke kennisgeving valt derhalve binnen de werkingssfeer van artikel 218, lid 9, VWEU.

De rechtsgevolgen van de normen en van eventuele verschillen die ter kennis moeten worden gebracht, vallen binnen een gebied dat wordt bestreken door de regels van de Unie, met name Richtlijn (EU) 2016/681 en de bestaande en toekomstige internationale overeenkomsten inzake PNR-gegevens tussen de EU en derde landen. Dat houdt in dat de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU in deze kwestie exclusief bevoegd is.

De kennisgeving van verschillen brengt niet met zich mee dat het institutionele kader van de Overeenkomst van Chicago wordt aangevuld of gewijzigd.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

Amendement 28 op bijlage 9 bij het Verdrag van Chicago heeft doelstellingen en componenten op het gebied van gegevensbescherming en politiële samenwerking. Deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: Artikel 16, lid 2, en artikel 87, lid 2, onder a), VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 16, lid 2, en artikel 87, lid 2, onder a), VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

2021/0007 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot amendement 28 op bijlage 9, deel D, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 16, lid 2, en artikel 87, lid 2, onder a), in samenhang artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (“het Verdrag van Chicago”), waarbij het internationale luchtvervoer wordt geregeld, is op 4 april 1947 in werking getreden. Bij dat verdrag is de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) opgericht.

(2)De lidstaten van de Unie zijn partij bij het Verdrag van Chicago en lidstaten van de ICAO, terwijl de Unie de status van waarnemer heeft in bepaalde ICAO-organen, waaronder de Algemene Vergadering en andere, technische organen.

(3)Overeenkomstig artikel 54, onder l), van het Verdrag van Chicago dient de ICAO-Raad internationale normen en aanbevolen praktijken (SARP’s) vast te stellen.

(4)Volgens de op 21 december 2017 aangenomen Resolutie 2396 (2017) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN) moeten de lidstaten van de VN ter bevordering van de SARP’s van de ICAO de capaciteit ontwikkelen om persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) te verzamelen, te verwerken en te analyseren en ervoor zorgen dat PNR-gegevens worden gebruikt door en worden gedeeld met al hun bevoegde nationale autoriteiten, met volledige eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ten behoeve van het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en daarmee verband houdende reizen.

(5)In Resolutie 2396 (2017) van de VN-Veiligheidsraad werd de ICAO ook verzocht om samen te werken met haar verdragsluitende staten met het oog op de vaststelling van een norm voor het verzamelen, gebruiken, verwerken en beschermen van PNR-gegevens.

(6)De SARP’s inzake PNR-gegevens zijn opgenomen in bijlage 9 (Facilitation), hoofdstuk 9, deel D, bij het Verdrag van Chicago. Deze SARP’s worden gecompleteerd door aanvullende richtsnoeren, met name document 9944 van de ICAO, dat richtsnoeren inzake PNR-gegevens bevat.

(7)Op 23 juni 2020 heeft de ICAO-Raad Amendement 28 op bijlage 9 bij het Verdrag van Chicago aangenomen, waarbij in afdeling D van die bijlage een nieuwe reeks SARP’s is opgenomen voor de verdragsluitende staten met het oog op de ontwikkeling van de capaciteit om PNR-gegevens voor vluchten van en naar hun grondgebied te verzamelen, te gebruiken, te verwerken en te beschermen, ondersteund door een passend wettelijk en administratief kader.

(8)Tenzij een meerderheid van de verdragsluitende lidstaten zijn afkeuring kenbaar maakt, wordt amendement 28, overeenkomstig artikel 90 van het Verdrag van Chicago, drie maanden na de uiterste termijn voor de kennisgeving van afkeuring van kracht.

(9)Overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chigaco moet elke verdragsluitende staat die vindt dat het in de praktijk onmogelijk is om in alle opzichten te voldoen aan dergelijke internationale normen of procedures of om zijn eigen regels of praktijken volledig in overeenstemming te brengen met een internationale norm of procedure na de wijziging daarvan, of die het nodig acht om regels of praktijken vast te stellen die in enig specifiek opzicht verschillen van die welke bij een internationale norm zijn vastgesteld, de ICAO onmiddellijk in kennis stellen van de verschillen tussen zijn eigen praktijk en die welke bij de internationale norm is vastgesteld. De kennisgeving van een dergelijk verschil heeft een effect op de rechtsgevolgen van de door de ICAO vastgestelde normen. Het standpunt van de Unie ter zake moet derhalve overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU worden bepaald.

(10)Amendement 28 is ter kennis gebracht van de staten die partij zijn bij de ICAO bij brief EC 6/3-20/71. Volgens deze brief moet van eventuele verschillen met en de naleving van dit amendement uiterlijk op 30 januari 2021 kennis worden gegeven.

(11)De Unie heeft gemeenschappelijke regels inzake PNR-gegevens vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad 17 , waarvan het toepassingsgebied in belangrijke mate samenvalt met het gebied dat onder de in amendement 28 neergelegde SARP’s valt. Richtlijn (EU) 2016/681 omvat met name een uitgebreide reeks regels ter bescherming van het grondrecht op privacy en dat op de bescherming van persoonsgegevens in het kader van de doorgifte van PNR-gegevens door luchtvaartmaatschappijen aan de lidstaten en de verwerking van dergelijke gegevens met het oog op het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit.

(12)De Unie heeft ook wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens vastgesteld, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 18 en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad 19 , die van toepassing zijn op de verwerking van PNR-gegevens door respectievelijk luchtvaartmaatschappijen en andere particuliere exploitanten en autoriteiten die bevoegd zijn voor de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid.

(13)Momenteel zijn er twee internationale overeenkomsten van kracht tussen de Unie en derde landen, namelijk Australië 20 en de Verenigde Staten 21 , over de verwerking en doorgifte van PNR-gegevens. Op 26 juli 2017 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie advies 1/15 22 uitgebracht over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake de doorgifte en verwerking van PNR-gegevens tussen de Unie en Canada (2014).

(14)De PNR-gerelateerde aspecten van hoofdstuk 9, afdeling D, van bijlage 9 bij het Verdrag van Chicago, zoals gewijzigd bij amendement 28, hebben betrekking op een gebied waarvoor de Unie krachtens artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie exclusief bevoegd is, aangezien het gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels inzake de bescherming en verwerking van PNR-gegevens.

(15)Bijgevolg is het standpunt van de Unie ter zake, met het oog op de uitwerking van wat uiteindelijk amendement 28 is geworden, vastgesteld in overeenstemming met Besluit (EU) 2019/2107 van de Raad 23 . Dit standpunt weerspiegelt de vereisten van het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens en de doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen, met name uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn (EU) 2016/680 en Richtlijn (EU) 2016/681, alsook die welke voortvloeien uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, met name in advies 1/15. Het standpunt was relevant voor de besprekingen binnen de voorbereidende instanties van de ICAO en voor de eindstemming in de ICAO-Raad.

(16)De SARP’s in amendement 28 sluiten grotendeels aan bij het in Besluit (EU) 2019/2107 van de Raad vastgelegde standpunt van de Unie en voorzien in ambitieuze waarborgen inzake gegevensbescherming, met name wat betreft de rechten van betrokkenen, het toezicht door een onafhankelijke autoriteit, gevoelige gegevens, de geautomatiseerde verwerking van PNR-gegevens en non-discriminatie, de doeleinden waarvoor PNR-gegevens mogen worden verwerkt, en de bewaring, het gebruik, de openbaarmaking en de verdere doorgifte van PNR-gegevens.

(17)Aangezien amendement 28 het mogelijk zou maken op internationaal niveau aanzienlijke vooruitgang te boeken met betrekking tot de normen voor de bescherming van PNR-gegevens, mogen de lidstaten van de Unie geen afkeuring uit hoofde van artikel 90 van het Verdrag van Chicago ter kennis brengen.

(18)De uit het Unierecht voortvloeiende vereisten met betrekking tot de doorgifte en verwerking van PNR-gegevens zijn echter strenger dan de SARP’s in amendement 28.

(19)Norm 9.34, onder a), vereist dat de verdragsluitende staten de doorgifte van PNR-gegevens naar een andere verdragsluitende staat die aan de SARP’s voldoet, niet belemmeren of verhinderen. Hoewel de verdragsluitende staten volgens norm 9.34, onder b), de mogelijkheid behouden om hogere beschermingsniveaus te handhaven of in te voeren overeenkomstig hun nationaal wettelijk en administratief kader, en om aanvullende regelingen te treffen met andere verdragsluitende staten teneinde nadere bepalingen inzake de doorgifte van PNR-gegevens vast te stellen, is de huidige formulering van norm 9.34 volgens de Europese Unie en haar lidstaten juridisch niet voldoende duidelijk om ervoor te zorgen dat de lidstaten ondanks norm 9.34 niet wordt belet die vereisten op te leggen.

(20)In die omstandigheden moeten de EU-lidstaten, met het oog op de naleving van het Unierecht en de SARP’s, formeel kennisgeven van een verschil in de zin van artikel 38 van het Verdrag van Chicago. Dit verschil moet worden beperkt tot norm 9.34 in hoofdstuk 9, afdeling D, van bijlage 9 bij dat verdrag, zoals die norm is gewijzigd bij amendement 28.

(21)Het is derhalve passend het standpunt van de Unie dienovereenkomstig vast te stellen.

(22)Ierland is gebonden door Richtlijn (EU) 2016/681 en neemt derhalve deel aan de vaststelling van dit besluit.

(23)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(24)Het standpunt van de Unie moet door de lidstaten tot uitdrukking worden gebracht.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat op 17 juli 2020 namens de Unie moet worden ingenomen in antwoord op brief EC 6/3-20/71 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), is uiteengezet in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de lidstaten.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Dit zijn Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Italië, Nederland en Spanje.
(2)    Resolutie 2396 (2017) van de VN-Veiligheidsraad van 21 december 2017 over dreigingen voor de internationale vrede en veiligheid als gevolg van de terugkeer van buitenlandse terroristische strijders
(3)    ICAO, Guidelines on Passenger Name Record (PNR) Data, eerste editie — 2010.
(4)    Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 132).
(5)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de evaluatie van Richtlijn (EU) 2016/681 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (COM(2020) 305 final). Zie voor nadere bijzonderheden het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het verslag (SWD (2020) 128 final).
(6)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (Voor de EER relevante tekst) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(7)    Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89). 
(8)    Overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië inzake de verwerking en doorgifte van persoonsgegevens van passagiers (PNR) door luchtvaartmaatschappijen aan de Australische dienst Douane en grensbescherming (PB L 186 van 14.7.2018, blz. 4). De gezamenlijke evaluatie en toetsing van deze overeenkomst lopen thans.
(9)    Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie inzake het gebruik en de doorgifte van persoonsgegevens van passagiers aan het Amerikaanse Ministerie van Binnenlandse Veiligheid (PB L 215 van 11.8.2012, blz. 5).De gezamenlijke evaluatie van deze overeenkomst loopt thans.
(10)    Advies 1/15 van het Hof (Grote kamer) van 26 juli 2017.
(11)    Mededeling van de Commissie over de algemene aanpak van de doorgifte van passagiersgegevens (Passenger Name Record - PNR) aan derde landen (COM (2010) 492 final).
(12)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s betreffende de EU-strategie voor de veiligheidsunie (COM(2020) 605 final).
(13)    Besluit (EU) 2019/2107 van de Raad van 28 november 2019 betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot de herziening van hoofdstuk 9 van bijlage 9 (Facilitation) bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart met betrekking tot normen en aanbevolen praktijken op het gebied van persoonsgegevens van passagiers (PB L 318, 10.12.2019, blz. 117).
(14)    Standpunt van de Unie inzake het antwoord op de ICAO-brief met betrekking tot de herziening van hoofdstuk 9 van bijlage 9 (Facilitation) bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart met betrekking tot normen en aanbevolen praktijken inzake persoonsgegevens van passagiers, ST6744 2020 INIT.
(15)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punt 64: “[...] de Unie, hoewel zij geen partij is bij het OIV-Verdrag, [is] gemachtigd [...] om het standpunt te bepalen dat namens haar over die aanbevelingen moet worden ingenomen, gelet op de rechtstreekse gevolgen die deze aanbevelingen op dit gebied voor het acquis van de Unie hebben”.
(16)    Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(17)    Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 132).
(18)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(19)    Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89). 
(20)    Overeenkomst tussen de Europese Unie en Australië inzake de verwerking en doorgifte van persoonsgegevens van passagiers (PNR) door luchtvaartmaatschappijen aan de Australische dienst Douane en grensbescherming (PB L 186 van 14.7.2012, blz. 4).
(21)    Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie inzake het gebruik en de doorgifte van persoonsgegevens van passagiers aan het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Veiligheid (PB L 215 van 11.8.2012, blz. 5).
(22)    Advies 1/15 van het Hof (Grote kamer) van 26 juli 2017 (PNR-overeenkomst EU-Canada), ECLI:EU:C:2017:592.
(23)    Besluit (EU) 2019/2107 van de Raad van 28 november 2019 betreffende het namens de Europese Unie in de Raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot de herziening van hoofdstuk 9 van bijlage 9 (Facilitation) bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart met betrekking tot normen en aanbevolen praktijken op het gebied van persoonsgegevens van passagiers (PB L 318 van 10.12.2019, blz. 117).
Top

Brussel, 12.1.2021

COM(2021) 16 final

BIJLAGE

bij het

voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie moet worden ingenomen met betrekking tot amendement 28 op bijlage 9, deel D, bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart


BIJLAGE

1. IN TE NEMEN STANDPUNT

A) Met betrekking tot punt 6, onder a), van brief EC 6/3-20/71 aan de ICAO-lidstaten:

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in antwoord op de brief van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie van 17 juli 2020 aan de ICAO-lidstaten is dat geen afkeuring kenbaar mag worden gemaakt met betrekking tot amendement 28 op bijlage 9, hoofdstuk 9, deel D, bij het Verdrag van Chicago.

B) Met betrekking tot punt 6, onder b), van brief EC 6/3-20/71 aan de ICAO-lidstaten:

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in antwoord op de brief van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie van 17 juli 2020 aan de ICAO-lidstaten is dat er kennis moet worden gegeven van een verschil met betrekking tot norm 9.34 in bijlage 9, hoofdstuk 9, afdeling D, bij het Verdrag van Chicago.

2. GEDETAILLEERDE TOELICHTING

Het verschil waarvan kennis moet worden gegeven, komt tot uiting in de volgende verklaring en tabel:

“Op 28 februari 2021 zal het volgende verschil bestaan tussen de regelgeving en/of praktijken van [lidstaat] en de bepalingen van bijlage 9, met inbegrip van amendement 28:”

Bepaling

Bijzonderheden inzake het verschil

Opmerkingen

Amendement 28 op bijlage 9, deel D, norm 9.34.

Categorie A - “De vereiste van een verdragsluitende staat is strenger of gaat verder dan een SARP”

Norm 9.34, onder a), vereist dat de verdragsluitende staten de doorgifte van PNR-gegevens naar een andere verdragsluitende staat die aan de SARP’s voldoet, niet belemmeren of verhinderen.

In norm 9.34, onder b), wordt ermee rekening gehouden dat de verdragsluitende staten de mogelijkheid behouden om een hoger beschermingsniveau te handhaven of in te voeren overeenkomstig hun nationaal wettelijk en administratief kader, en om met andere staten aanvullende regelingen te treffen teneinde, met name, meer gedetailleerde bepalingen inzake de doorgifte van PNR-gegevens vast te stellen.

Binnen het huidige rechtskader van de Europese Unie moeten de lidstaten voldoen aan vereisten die in sommige opzichten strenger zijn dan die van amendement 28, voor de doorgifte van uit de Unie afkomstige PNR-gegevens aan verdragsluitende staten die geen lidstaat van de Europese Unie zijn.

In dit verband drukt de huidige formulering van norm 9.34 volgens de Europese Unie en haar lidstaten 1 juridisch niet duidelijk genoeg uit dat de lidstaten van de Unie ondanks norm 9.34 niet wordt belet die vereisten op te leggen.

Om die reden is [lidstaat] van mening dat van het onderhavige verschil kennis moet worden gegeven overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag van Chicago, zodat hij op de doorgifte van PNR-gegevens aan verdragsluitende staten die geen lidstaat van de Europese Unie zijn, wettelijke vereisten kan toepassen die in sommige opzichten strenger zijn, zonder afbreuk te doen aan de in amendement 28 neergelegde normen.

[Lidstaat] bevestigt dat bij gebrek aan de mogelijkheid om de naleving van dergelijke eisen te waarborgen, overdrachten door luchtvaartmaatschappijen derhalve niet kunnen plaatsvinden in overeenstemming met het recht van de Unie.

[Lidstaat] wenst het belang te benadrukken van de werkzaamheden van de ICAO en haar verdragsluitende staten bij het actualiseren van de normen en aanbevolen praktijken inzake PNR-gegevens en is ingenomen met de goedkeuring van amendement 28 door de ICAO-Raad in juni 2020.

[Lidstaat] benadrukt dat het onderhavige verschil – ter kennis gebracht in categorie A overeenkomstig punt 2.1 van aanhangsel E bij brief 2020-71 aan de ICAO-lidstaten – bedoeld is om de ICAO en haar verdragsluitende staten met de nodige transparantie mee te delen hoe de lidstaten van de Europese Unie de normen zullen toepassen in overeenstemming met het rechtskader van de Europese Unie.

Volgens het rechtskader van de Europese Unie is de doorgifte van uit de Unie afkomstige PNR-gegevens van luchtvaartmaatschappijen aan de bevoegde autoriteiten van een derde land rechtmatig indien aan bepaalde vereisten, die in sommige opzichten strenger zijn dan die van amendement 28, is voldaan.

Dergelijke vereisten vloeien voort uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 8 en 52, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie in advies 1/15 over de voorgenomen PNR-overeenkomst met Canada en uit hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679.

(1)

   Door de lidstaten van de Europese Unie aan de ICAO-Raad voorgestelde tekst in antwoord op brief EC 6/3-20/14 van 25 februari 2020 betreffende het ontwerp-amendement (alleen beschikbaar in de Engelse taal:

“9.34: Contracting States shall:    
(a) not inhibit or prevent the transfer of PNR data by an aircraft operator or other relevant party, nor sanction, impose penalties or create unreasonable obstacles on aircraft operators or other relevant parties that transfer PNR data to another Contracting State provided that Contracting States’ PNR data system is compliant with the Standards contained in Section D, Chapter 9 of Annex 9; and 
but 
(b) equally, retain the ability to introduce or maintain higher levels of protection of PNR data, in accordance with their legal and administrative framework, and to enter into additional arrangements with other Contracting States, in particular to: promote collective security; achieve higher levels of protection of PNR data, including on data transfers retention; or to establish more detailed provisions relating to the transfer of PNR data, provided those measures do not undermine otherwise conflict with the Standards contained in Section D, Chapter 9 of Annex 9.”

Top