EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0834

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD krachtens artikel 218, lid 9, VWEU over het standpunt van de Unie inzake het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat

COM/2020/834 final/2

Brussel, 27.1.2021

COM(2020) 834 final/2

2020/0368(NLE)

COM(2020) 834 final of 10.12.2020 downgraded on 27.1.2021

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

krachtens artikel 218, lid 9, VWEU over het standpunt van de Unie inzake het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is ingesteld bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het Terugtrekkingsakkoord” genoemd) over een besluit van het Gemengd Comité tot vaststelling van de voorwaarden op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat goederen niet worden onderworpen aan commerciële bewerking in Noord-Ierland, alsmede de voorwaarden op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat voor goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht geen risico bestaat dat zij vervolgens naar de Unie worden gebracht.

2.Achtergrond van het voorstel

Artikel 5, lid 1, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (hierna “het protocol” genoemd) bepaalt welke regeling inzake douanerechten van toepassing is op goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht:

voor goederen die via rechtstreeks vervoer in Noord-Ierland worden binnengebracht uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk: geen douanerechten tenzij het risico bestaat dat de goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht;

voor goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht uit andere derde landen dan het Verenigd Koninkrijk: de douanerechten die toepasselijk zijn in het Verenigd Koninkrijk, tenzij het risico bestaat dat de goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht.

Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het protocol wordt ervan uitgegaan dat voor goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht, het risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht, tenzij wordt vastgesteld dat de betrokken goederen

in Noord-Ierland niet aan commerciële bewerking worden onderworpen,

en voldoen aan de door het Gemengd Comité vastgestelde criteria op basis waarvan wordt bepaald dat er voor goederen geen risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht.

Artikel 5, lid 2, van het protocol voorziet in een besluit van het Gemengd Comité tot vaststelling van de voorwaarden op basis waarvan aan beide vereisten om ervan uit te gaan dat voor goederen geen risico bestaat dat zij van Noord-Ierland naar de Unie worden gebracht, wordt voldaan.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Voorwaarden op basis waarvan ervan kan worden uitgegaan dat voor goederen geen risico bestaat dat zij naar de Unie worden gebracht

Voor goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht, kan ervan worden uitgegaan dat er geen risico bestaat dat zij vervolgens naar de Unie zullen worden gebracht, als

·er ofwel geen economische prikkel is om ze via Noord-Ierland naar de EU te verzenden gezien het toepasselijk differentieel recht, hetgeen betekent dat

·het douanetarief nul is voor goederen uit Groot-Brittannië

·het EU-tarief lager is dan of gelijk aan het tarief van het Verenigd Koninkrijk voor goederen uit andere derde landen,

ofwel anderszins wordt gewaarborgd dat het risico dat zij verder naar de EU worden gebracht, tot een minimum wordt beperkt, met name omdat de importeur erkend is als een handelaar die alleen aan eindconsumenten in Noord-Ierland verkoopt (regeling voor betrouwbare handelaren). De uitvoering van artikel 5, lid 1, van het protocol door middel van een regeling voor betrouwbare handelaren vereist bijzonder zorgvuldig toezicht door de Unie. Om de Unie in staat te stellen in te grijpen wanneer deze regeling onvoldoende solide blijkt te zijn, voorziet het besluit van het Gemengd Comité in procedurele waarborgen die het mogelijk maken de daarin vastgestelde aanpak te beëindigen (vervalbepaling).

4.Rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het door het Gemengd Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 166 van het akkoord bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gemengd Comité strekt tot uitvoering van materiële bepalingen van het protocol, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.

2020/0368 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

krachtens artikel 218, lid 9, VWEU over het standpunt van de Unie inzake het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel [218, lid 9],

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “Terugtrekkingsakkoord”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/135 van de Raad 1 van 30 januari 2020 en is op 1 februari 2020 in werking getreden.

(2)Artikel 166 van het Terugtrekkingsakkoord verleent het Gemengd Comité de bevoegdheid besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden ten aanzien waarvan daarin bij dit akkoord wordt voorzien. Het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Terugtrekkingsakkoord (hierna “het protocol” genoemd) maakt integrerend deel uit van dat akkoord.

(3)Artikel 5, lid 1, van het protocol voorziet in de toepassing van douanerechten die uit hoofde van het recht van de Unie van toepassing zijn op goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht en waarvan wordt aangenomen dat het risico bestaat dat zij later naar de Unie worden gebracht. Goederen waarvoor dit risico niet bestaat, zijn hetzij niet aan douanerechten onderworpen, hetzij onderworpen aan de douanerechten die toepasselijk zijn in het Verenigd Koninkrijk.

(4)Overeenkomstig artikel 5, lid 2, wordt er voor alle goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht van uitgegaan dat het risico bestaat dat zij vervolgens naar de Unie worden gebracht. Om te worden beschouwd als goederen waarvoor geen risico in die zin bestaat, mogen goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht daar niet aan commerciële bewerking worden onderworpen of moeten zij voldoen aan de in een besluit van het Gemengd Comité vastgestelde criteria.

(5)De criteria voor goederen die niet aan commerciële bewerking worden onderworpen, moeten tevens rekening houden met het feit dat Noord-Ierland overeenkomstig artikel 6 van het protocol deel uitmaakt van het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk, en dat de partijen bij het protocol zich ertoe verbinden dat de uitvoering ervan zo min mogelijk gevolgen zal hebben voor het dagelijks leven van gemeenschappen in zowel Ierland als Noord-Ierland.

(6)Voor goederen die in Noord-Ierland worden binnengebracht, kan ervan worden uitgegaan dat geen risico bestaat dat zij vervolgens naar de Unie worden gebracht, wanneer het differentieel recht nul is, of wanneer anderszins is gewaarborgd dat er voor marktdeelnemers geen prikkel is om goederen uitsluitend vanwege het toepasselijke douanetarief naar Noord-Ierland te verzenden.

(7)Het is dus wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in het bij artikel 164 van het Terugtrekkingsakkoord ingestelde Gemengd Comité moet worden ingenomen met betrekking tot een overeenkomstig artikel 12 van het protocol te nemen besluit, is gebaseerd op het bij dit besluit gevoegde ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Artikel 2

Het besluit van het Gemengd Comité wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1.
Top

Brussel, 27.1.2021

COM(2020) 834 final/2

COM(2020) 834 final of 10.12.2020 downgraded on 27.1.2021

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een besluit van de Raad

krachtens artikel 218, lid 9, VWEU over het standpunt van de Unie inzake het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat




ONTWERPBESLUIT

HET GEMENGD COMITÉ

Gezien het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 2,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In dit besluit worden regels vastgesteld voor de uitvoering van artikel 5, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (hierna “het protocol” genoemd”) wat betreft:

(a)de voorwaarden op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat goederen die van buiten de Unie Noord-Ierland worden binnengebracht, in Noord-Ierland niet aan commerciële bewerking worden onderworpen;

(b)de criteria op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat er voor goederen die van buiten de Unie Noord-Ierland worden binnengebracht, geen risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht.

Artikel 2

Niet-commerciële bewerking

Er wordt van uitgegaan dat goederen niet aan commerciële bewerking worden onderworpen wanneer:

(a)de persoon die een aangifte voor het vrije verkeer indient met betrekking tot die goederen of namens wie een dergelijke aangifte wordt ingediend (hierna “de importeur” genoemd), in zijn meest recente volledige boekjaar een totale jaaromzet van minder dan 500 000 GBP had, of

(b)de bewerking in Noord-Ierland plaatsvindt en uitsluitend bedoeld is voor:

i)de verkoop van levensmiddelen aan een eindconsument in het Verenigd Koninkrijk;

ii)bouwwerkzaamheden door de importeur, indien de bewerkte goederen permanent deel uitmaken van een structuur die in Noord-Ierland wordt gebouwd en zich daar bevindt;

iii)rechtstreekse verstrekking aan de ontvanger van gezondheids- of zorgdiensten door de importeur in Noord-Ierland;

iv)activiteiten zonder winstoogmerk in Noord-Ierland, waarbij de bewerkte goederen vervolgens niet door de importeur worden verkocht, of

v)het eindgebruik van diervoeder op locaties in Noord-Ierland door de importeur.

Artikel 3

Criteria op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat er geen risico bestaat dat goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht

1.Er wordt van uitgegaan dat er geen risico bestaat dat goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht, indien ervan wordt uitgegaan dat de goederen niet aan commerciële bewerking worden onderworpen overeenkomstig artikel 2 en indien:

(a)in het geval van goederen die via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland worden binnengebracht vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk,

i)de volgens het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie te betalen rechten gelijk zijn aan nul, of

ii)de importeur overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 7 van dit besluit toestemming heeft gekregen om de goederen Noord-Ierland binnen te brengen voor verkoop aan of eindgebruik door eindconsumenten in het Verenigd Koninkrijk, ook indien de goederen voorafgaand aan de verkoop aan of het eindgebruik door eindconsumenten aan niet-commerciële bewerking overeenkomstig artikel 2 zijn onderworpen;

(b)in het geval van goederen die via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland worden binnengebracht, behalve uit de Unie of uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk,

i)de volgens het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie te betalen rechten gelijk zijn aan of lager dan de volgens het douanetarief van het Verenigd Koninkrijk te betalen rechten, of

ii)de importeur overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 7 van dit besluit toestemming heeft gekregen om de goederen Noord-Ierland binnen te brengen voor verkoop aan of eindgebruik door eindconsumenten in Noord-Ierland (ook indien de goederen voorafgaand aan de verkoop aan of het eindgebruik door eindconsumenten aan niet-commerciële bewerking overeenkomstig artikel 2 zijn onderworpen), en het verschil tussen de volgens het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie te betalen rechten en de volgens het douanetarief van het Verenigd Koninkrijk te betalen rechten minder dan 3 % van de douanewaarde van de goederen bedraagt. 

2.Lid 1, punt a), ii), en lid 1, punt b), ii), zijn niet van toepassing op goederen waarvoor de Unie handelsbeschermingsmaatregelen heeft vastgesteld.

Artikel 4

Bepaling van de toepasselijke rechten

Voor de toepassing van artikel 3, lid 1, punt a), i), en artikel 3, lid 1, punt b), gelden de volgende regels:

(a)de volgens het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie over goederen te betalen rechten worden bepaald overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de douanewetgeving van de Unie;

(b)de volgens het douanetarief van het Verenigd Koninkrijk over goederen te betalen rechten worden bepaald overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de douanewetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 5

Toestemming voor de toepassing van artikel 3

1.Voor de toepassing van artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), wordt bij de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend voor een vergunning om goederen via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland binnen te brengen voor verkoop aan of eindgebruik door eindconsumenten.

2.De in lid 1 bedoelde aanvraag voor een vergunning bevat informatie over de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager en over de goederen die doorgaans Noord-Ierland worden binnengebracht, alsook een beschrijving van het soort registers, systemen en controles dat de aanvrager heeft ingesteld om ervoor te zorgen dat de onder de vergunning vallende goederen naar behoren worden aangegeven voor douanedoeleinden en dat er bewijs kan worden verstrekt ter staving van de verbintenis van artikel 6, punt b). De handelaar bewaart de bewijsstukken, zoals facturen, gedurende vijf jaar, en verstrekt deze desgevraagd aan de bevoegde autoriteiten. De gegevensvereisten inzake de aanvraag worden nader beschreven in de bijlage bij dit besluit.

3.De vergunning vermeldt ten minste het volgende:

(a)de naam van de persoon aan wie de vergunning is verleend (hierna “de vergunninghouder” genoemd);

(b)het enkele referentienummer waarvan het besluit door de bevoegde douaneautoriteit wordt voorzien (hierna “het referentienummer vergunning” genoemd);

(c)de autoriteit die de vergunning heeft verleend;

(d)de datum waarop de vergunning van kracht wordt.

4.De bepalingen van de douanewetgeving van de Unie inzake beschikkingen over de toepassing van de douanewetgeving gelden voor de in dit artikel bedoelde aanvragen en vergunningen, ook inzake toezicht.

5.In gevallen waarin de bevoegde douaneautoriteit van het Verenigd Koninkrijk vaststelt dat er opzettelijk misbruik wordt gemaakt van een vergunning of dat de in dit besluit vervatte voorwaarden voor de afgifte van een vergunning worden geschonden, wordt de vergunning door de autoriteit opgeschort of ingetrokken.

Artikel 6

Algemene voorwaarden voor de afgifte van vergunningen

Voor de toepassing van de artikelen 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), kan een vergunning worden verleend aan aanvragers die:

(a)voldoen aan de volgende vestigingscriteria:

i)zij zijn gevestigd in Noord-Ierland of hebben een vaste bedrijfsinrichting in Noord-Ierland

waar permanent personele en technische middelen aanwezig zijn; en

van waaruit goederen worden verkocht aan, of verstrekt voor eindgebruik door, eindconsumenten; en

waar douane-, handels- en vervoersadministratie en -informatie beschikbaar of toegankelijk zijn in Noord-Ierland, en

ii)ingeval zij niet in Noord-Ierland zijn gevestigd, worden hun douanetransacties in het Verenigd Koninkrijk verricht en beschikken zij over een indirecte douanevertegenwoordiger in Noord-Ierland;

(b)zich ertoe verbinden goederen uitsluitend Noord-Ierland binnen te brengen voor verkoop aan of eindgebruik door eindconsumenten, ook indien die goederen voorafgaand aan de verkoop aan of het eindgebruik door eindconsumenten aan niet-commerciële bewerking overeenkomstig artikel 2 zijn onderworpen; en zich er, ingeval van een verkoop aan eindconsumenten in Noord-Ierland, toe verbinden dat de verkoop verloopt via een of meer fysieke verkooppunten in Noord-Ierland van waaruit fysieke rechtstreekse verkoop aan eindconsumenten plaatsvindt.

Artikel 7

Specifieke voorwaarden voor de afgifte van vergunningen

1.Voor de toepassing van artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), wordt een vergunning om goederen Noord-Ierland binnen te brengen uitsluitend verleend aan aanvragers die voldoen aan de in artikel 6 vervatte voorwaarden alsook aan de navolgende voorwaarden:

(a)de aanvrager verklaart ten aanzien van goederen die Noord-Ierland worden binnengebracht overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), aangifte voor het vrije verkeer te zullen doen;

(b)de aanvrager mag geen ernstige overtreding of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften hebben begaan en mag geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit hebben;

(c)ten aanzien van goederen die moeten worden aangegeven als zijnde zonder risico, toont de aanvrager aan zijn handelingen en de goederenstroom goed onder controle te hebben dankzij een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie waarmee passende controles kunnen worden verricht en bewijs kan worden verstrekt ter staving van de verbintenis van artikel 6, punt b).

2.Vergunningen worden uitsluitend verleend indien de douaneautoriteit van oordeel is dat zij zonder een buitensporige administratieve inspanning controles kan uitvoeren, met inbegrip van controle van bewijzen dat de goederen werden verkocht aan eindconsumenten of zijn onderworpen aan eindgebruik door eindconsumenten.

3.Gedurende de periode die twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit afloopt, kan een vergunning op voorlopige basis worden verleend indien de aanvrager een volledige aanvraag heeft ingediend, voldoet aan lid 1, punt b), en verklaart de overige voorwaarden voor de afgifte van een vergunning te vervullen. De geldigheidsduur van de voorlopige vergunning is beperkt tot vier maanden, waarna de handelaar een permanente vergunning moet zijn verleend, wil hij toestemming houden.

Artikel 8

Uitwisseling van informatie over de toepassing van artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol

1.Onverminderd zijn verplichtingen krachtens artikel 5, lid 4, van het protocol, gelezen in samenhang met Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad( 1 ) en Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad( 2 ), verstrekt het Verenigd Koninkrijk de Unie maandelijks informatie over de toepassing van artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol, alsook van dit besluit. Die informatie betreft volumes en waarden, in geaggregeerde vorm en per zending, en het vervoermiddel, in verband met:

(a)goederen die Noord-Ierland zijn binnengebracht en waarvoor geen douanerechten hoefden te worden betaald overeenkomstig artikel 5, lid 1, eerste alinea, van het protocol;

(b)goederen die Noord-Ierland zijn binnengebracht en waarvoor de te betalen douanerechten de rechten waren die toepasselijk waren in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede alinea, van het protocol; en

(c)goederen die Noord-Ierland zijn binnengebracht en waarvoor de te betalen douanerechten in overeenstemming waren met het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie.

2.Het Verenigd Koninkrijk verstrekt de in lid 1 bedoelde informatie op de vijftiende werkdag van de maand die volgt op de maand waarop de verstrekte informatie betrekking heeft.

3.De informatie wordt verstrekt met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.

4.Op verzoek van de in {insert reference to JC decision on Union presence} bedoelde vertegenwoordigers van de Unie en ten minste tweemaal per jaar verstrekken de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk voornoemde vertegenwoordigers deze informatie in geaggregeerde vorm en per vergunning wat betreft de krachtens de artikelen 5 tot en met 7 verleende vergunningen, met inbegrip van de aantallen ingewilligde en afgewezen aanvragen en het aantal ingetrokken vergunningen.

5.De hierboven bedoelde regelmatige doorgifte van informatie begint zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 april 2021. De eerste doorgifte betreft informatie over de periode van 1 januari 2021 tot en met het einde van de maand vóór de doorgifte.

Artikel 9

Toetsing en beëindiging

Indien een van beide partijen van oordeel is dat er sprake is van een aanzienlijke verlegging van de handel, van fraude of van andere illegale activiteiten, informeert die partij de andere partij uiterlijk op 1 augustus 2023 in het Gemengd Comité en stellen partijen alles in het werk om tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor de kwestie te komen. Indien partijen niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing komen, zijn artikel 3, lid 1, punt a), ii), artikel 3, lid 1, punt b), ii), en de artikelen 5 tot en met 8 van dit besluit niet langer van kracht vanaf 1 augustus 2024, tenzij het Gemengd Comité vóór 1 april 2024 besluit de toepassing ervan te handhaven.

Ingeval artikel 3, lid 1, punt a), ii), artikel 3, lid 1, punt b), ii), en de artikelen 5 tot en met 8 van dit besluit ophouden van toepassing te zijn overeenkomstig de eerste alinea, wijzigt het Gemengd Comité dit besluit uiterlijk op 1 augustus 2024 in die zin dat vanaf 1 augustus 2024 een geschikte alternatieve bepaling van toepassing wordt, gezien de specifieke omstandigheden in Noord-Ierland en met volledige inachtneming van de plaats van Noord-Ierland in het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité 

De medevoorzitters

Bijlage

Aanvraag van een vergunning om goederen Noord-Ierland binnen te brengen voor eindconsumenten

(bedoeld in artikel 5 van het besluit)

Informatie in verband met de aanvraag

 

1. Bewijsstukken

Door alle aanvragers te verstrekken verplichte bewijsstukken en informatie:

Akte van oprichting / bewijs van een vaste inrichting

2. Overige door de aanvrager te verstrekken bewijsstukken en informatie

Overige bewijsstukken of informatie die relevant worden geacht voor de controle of de aanvrager de in de artikelen 6 en 7 van het besluit bedoelde voorwaarden vervult.

Verstrek informatie over het soort en, indien van toepassing, het identificatienummer en/of de datum van afgifte van het(de) bewijsstuk(ken) dat(die) bij de aanvraag is(zijn) gevoegd. Vermeld ook het totale aantal bijgevoegde stukken.

3. Datum en handtekening van de aanvrager

Door middel van een elektronische gegevensverwerkingstechniek ingediende aanvragen worden geauthenticeerd door de persoon die de aanvraag indient.

De datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft ondertekend of op andere wijze heeft geauthenticeerd.

Gegevens over de aanvrager

4. Aanvrager

De aanvrager is degene die bij de douaneautoriteiten een beschikking aanvraagt.

Vermeld de naam en adresgegevens van de betrokkene.

5. Identificatienummer van aanvrager

De aanvrager is degene die bij de douaneautoriteiten een beschikking aanvraagt.

Vermeld het EORI-nummer (registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer) van de betrokkene, overeenkomstig artikel 1, lid 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie( 3 ).

6. Rechtsvorm van de aanvrager

De rechtsvorm zoals vermeld in de akte van oprichting.

7. Btw-identificatienummer(s)

Vermeld het btw-identificatienummer, indien toegekend.

8. Bedrijfsactiviteiten

Verstrek informatie over de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager. Geef een beknopte beschrijving van uw handelsactiviteit en vermeld uw rol in de toeleveringsketen (bv. fabrikant van goederen, importeur, detailhandelaar enz.). Gelieve deze factoren te beschrijven:

- het beoogde gebruik van de ingevoerde goederen, met vermelding van het soort goederen en het feit of deze enige vorm van bewerking ondergaan;

- een raming van het aantal douaneaangiften voor het vrije verkeer dat jaarlijks zal worden ingediend voor de betrokken goederen;

- het soort registers, systemen en controles dat is ingesteld ter ondersteuning van de verbintenis van artikel 6, punt b).

9. Jaaromzet

Vermeld, voor de toepassing van artikel 2 van het besluit, de jaaromzet in het meest recente volledige boekjaar. Indien de onderneming pas is opgericht: verstrek de administratie en informatie die relevant is voor het beoordelen van de verwachte omzet, bv. de meest recente kasstroom, balans en winst- en verliesprognoses, zoals goedgekeurd door de directeurs/partners/enig eigenaar.

10. Contactpersoon verantwoordelijk voor de aanvraag

De contactpersoon is verantwoordelijk voor het onderhouden van het contact met de douane met betrekking tot de aanvraag.

Vermeld de naam van de contactpersoon en diens telefoonnummer en e-mailadres (bij voorkeur een functionele mailbox).

11. Persoon die aan het hoofd staat van het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, of die zeggenschap uitoefent over het beheer ervan

Vermeld, voor de toepassing van artikel 7, punt b), van het besluit, de naam/namen en volledige contactgegevens van de betrokkene(n) overeenkomstig de wettelijke vestiging/vorm van het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, met name: de directeur/leidinggevende van de onderneming en de bestuurders, indien van toepassing. De gegevens moeten ten minste de volledige naam en adresgegevens, de geboortedatum en het nationale identificatienummer bevatten.

Data, tijden, termijnen en plaatsen

12. Datum van oprichting

In cijfers: de dag, de maand en het jaar van oprichting.

13. Vestigingsadres/woonadres:

Volledig adres van de plaats waar de persoon is gevestigd/woont, met inbegrip van de identificator van het land of gebied.

14. Plaats van administratievoering

Vermeld het volledige adres van de locatie(s) waar de administratie van de aanvrager wordt gevoerd of zal worden gevoerd. De UN/LOCODE kan het adres vervangen als die de betrokken locatie ondubbelzinnig weergeeft.

15. Plaats(en) van bewerking of gebruik

Vermeld het adres van de plaats(en) waar de goederen zullen worden bewerkt, indien van toepassing, en aan de eindconsumenten zullen worden verkocht.

(1)

   Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1).

(2)

   Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).

(3)

   Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 28.12.2015, blz. 1).

Top