EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0814

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen tot uiting te brengen standpunt over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971

COM/2020/814 final

Brussel, 17.12.2020

COM(2020) 814 final

2020/0357(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen tot uiting te brengen standpunt over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971


TOELICHTING

1.ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel betreft het besluit betreffende het namens de Unie op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen tot uiting te brengen standpunt over het opnemen van stoffen op de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971. De vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen zal plaatsvinden van 12 tot en met 16 april 2021.

2.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

2.1. Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971

Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, hierna het “Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd 1 , is erop gericht drugsmisbruik te bestrijden met gecoördineerde internationale maatregelen. Er zijn twee vormen van interventie en controle, die in combinatie worden toegepast. In de eerste plaats wordt ernaar gestreefd het bezit en het gebruik van, de handel in, en de distributie, de invoer, de uitvoer, de vervaardiging en de productie van verdovende middelen te beperken tot uitsluitend medische en wetenschappelijke doeleinden. In de tweede plaats wordt de drugshandel bestreden door middel van internationale samenwerking om drugshandelaars af te schrikken en te ontmoedigen.

Bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971, hierna het “Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd 2 , is een internationaal controlesysteem voor psychotrope stoffen ingesteld. Het Verdrag is tot stand gekomen naar aanleiding van de toegenomen omvang en diversiteit van het drugsmisbruik. Het voert controles in op een aantal synthetische drugs op basis van enerzijds hun misbruikpotentieel en anderzijds hun therapeutische waarde.

Alle EU-lidstaten zijn partij bij de verdragen, maar de Unie is dat niet.

2.2.Commissie voor verdovende middelen

De Commissie voor verdovende middelen is een commissie van de Economische en Sociale Raad van de VN, waarvan de taken en bevoegdheden onder meer in de beide verdragen zijn vastgelegd. Zij wordt gevormd door 53 lidstaten van de VN die door de Economische en Sociale Raad van de VN zijn gekozen. 12 EU-lidstaten zullen in maart 2021 stemrechtgerechtigd lid van de Commissie voor verdovende middelen zijn 3 . De Unie heeft de status van waarnemer in de Commissie voor verdovende middelen.

2.3.Voorgenomen besluit van de Commissie voor verdovende middelen

De Commissie voor verdovende middelen wijzigt regelmatig de lijsten van stoffen die aan de verdragen zijn gehecht, op basis van aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die wordt geadviseerd door haar deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid.

De WHO heeft de secretaris-generaal van de VN aanbevolen om acht van de elf stoffen die kritisch zijn beoordeeld door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid, aan de lijsten bij de verdragen toe te voegen.

De Commissie voor verdovende middelen wordt verzocht om tijdens haar vierenzestigste zitting, die van 12 tot en met 16 april 2021 in Wenen zal plaatsvinden, besluiten vast te stellen over de toevoeging van deze stoffen aan de lijsten bij de verdragen.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Wijzigingen van de aan de verdragen gehechte lijsten hebben voor alle lidstaten directe gevolgen wat betreft het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Artikel 1, punt 1), van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel 4 , hierna “het kaderbesluit” genoemd, bepaalt dat voor de toepassing van het kaderbesluit onder “drug” een stof wordt verstaan die onder het Verdrag inzake verdovende middelen of het Verdrag inzake psychotrope stoffen valt, alsook elke in de bijlage bij het kaderbesluit opgenomen stof. Het kaderbesluit is bijgevolg van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Iedere wijziging van de aan deze verdragen gehechte lijsten heeft dus rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regels van de EU en wijzigt de strekking daarvan, in de zin van artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit geldt ongeacht of de betrokken stof in de EU aan controle is onderworpen 5 .

Tot nu toe is één van de 11 stoffen die door het deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid zijn onderzocht, in de hele Unie aan controlemaatregelen onderworpen. Isotonitazeen is opgenomen in de definitie van “drug” in Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad 6 . Eén stof, MDMB-4en-PINACA, staat onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving en is tevens het onderwerp van een risicobeoordelingsverslag. De overige 9 stoffen staan onder toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

Het voorstel van de Commissie voor een standpunt van de Unie neemt de aanbevelingen van de WHO over, aangezien zij stroken met de huidige stand van de wetenschap. De toevoeging van deze nieuwe psychoactieve stoffen aan de lijsten bij de verdragen wordt ook ondersteund door informatie uit de Europese databank inzake nieuwe drugs van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

Het is noodzakelijk dat de Raad het standpunt van de Unie vaststelt voor de zitting van de Commissie voor verdovende middelen waar een besluit zal moeten worden genomen over de toevoeging van stoffen aan de lijsten bij de verdragen. Dat standpunt zou, gezien de beperkingen die inherent zijn aan de waarnemersstatus van de Unie, tot uiting moeten worden gebracht door de lidstaten die in maart 2021 lid van de Commissie voor verdovende middelen zullen zijn, door daar gezamenlijk op te treden in het belang van de Unie. De Unie is geen partij bij deze verdragen, maar heeft op dit gebied exclusieve bevoegdheid.

Met het oog hierop stelt de Commissie een standpunt van de Unie voor dat door de lidstaten die in maart 2021 lid van de Commissie voor verdovende middelen zullen zijn, namens de Europese Unie tot uiting moet worden gebracht op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Dit is de vijfde keer dat de Commissie een dergelijk voorstel voor een standpunt van de Unie indient 7 . De Raad stelde de desbetreffende standpunten van de Unie vast 8 , waardoor de EU op de vorige vergaderingen van de Commissie voor verdovende middelen met één stem kon spreken over het toevoegen van stoffen aan de internationale lijsten. De lidstaten die in de Commissie voor verdovende middelen zitting hebben, stemden namelijk overeenkomstig het vastgestelde standpunt van de Unie in met de toevoeging van de betrokken stoffen aan de lijsten.

4.RECHTSGRONDSLAG

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten “tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst 9 . Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke internationaalrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die internationaalrechtelijk niet bindend zijn, maar wel een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 10 .

De Commissie voor verdovende middelen is “een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam” in de zin van dit artikel, aangezien het om een door de Economische en Sociale Raad – een VN-orgaan – opgericht lichaam gaat, dat specifieke taken heeft gekregen op grond van het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

De besluiten van de Commissie voor verdovende middelen over het toevoegen van stoffen aan de lijsten zijn “handelingen met rechtsgevolgen” in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Volgens het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen worden de besluiten van de Commissie voor verdovende middelen automatisch van kracht, tenzij een partij het besluit binnen de voorgeschreven termijn voor een hernieuwd onderzoek aan de Economische en Sociale Raad van de VN heeft voorgelegd 11 . De besluiten van de Economische en Sociale Raad van de VN daarover zijn definitief. De besluiten van de Commissie voor verdovende middelen over het toevoegen van stoffen aan de lijsten hebben ook rechtsgevolgen voor de rechtsorde van de EU uit hoofde van de Uniewetgeving, aangezien zij beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van de EU-wetgeving, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad. Wijzigingen van de lijsten bij de verdragen hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van dit rechtsinstrument van de Unie.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen.

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op illegale drugshandel.

De materiële rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit is derhalve artikel 83, lid 1, VWEU, waarin illegale drugshandel vermeld wordt als een van de strafbare feiten met een grensoverschrijdende dimensie waarvoor het Europees Parlement en de Raad minimumvoorschriften kunnen vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties.

4.3.Variabele geometrie

Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ zoals van toepassing tot 21 november 2018, waarvan artikel 1 bepaalt dat onder “drugs” alle stoffen worden verstaan die onder het Verdrag inzake verdovende middelen of het Verdrag inzake psychotrope stoffen vallen.

Aangezien besluiten van de Commissie voor verdovende middelen over het toevoegen van stoffen aan de lijsten gevolgen hebben voor de gemeenschappelijke regels op het gebied van illegale drugshandel waardoor Denemarken is gebonden, neemt deze lidstaat deel aan de aanneming van een besluit van de Raad tot bepaling van het namens de Unie bij het aannemen van die besluiten in te nemen standpunt.

4.4.Conclusie

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 83, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen gevolgen voor de begroting.

2020/0357 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen tot uiting te brengen standpunt over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 83, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 12 , hierna het “Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd, is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie voor verdovende middelen besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten de door de WHO aanbevolen wijzigingen niet aan te brengen.

(3)Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971, hierna het “Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd 13 , is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

(4)Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag inzake psychotrope stoffen kan de Commissie voor verdovende middelen, op grond van aanbevelingen van de WHO, besluiten om bepaalde stoffen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten toe te voegen of daarvan af te voeren. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

(5)Wijzigingen van de aan beide verdragen gehechte lijsten hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad 14 is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij deze verdragen. Iedere wijziging van de aan de verdragen gehechte lijsten heeft dus rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regels van de Unie en wijzigt de strekking ervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(6)De Commissie voor verdovende middelen zal op haar vierenzestigste zitting, die voorlopig gepland staat van 12 tot en met 16 april 2021 in Wenen, besluiten vaststellen over de toevoeging van acht nieuwe stoffen aan de lijsten bij de VN-verdragen.

(7)De Unie is geen partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Zij heeft de status van waarnemer zonder stemrechten in de Commissie voor verdovende middelen, waarvan in maart 2021 twaalf lidstaten stemgerechtigd lid zullen zijn 15 . Daarom moet de Raad de lidstaten machtigen om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen tot uiting te brengen, aangezien de besluiten betreffende het toevoegen van nieuwe stoffen aan de lijsten bij die verdragen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(8)De WHO heeft aanbevolen om één nieuwe stof toe te voegen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen, en vier nieuwe stoffen aan lijst II en drie nieuwe stoffen aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(9)Alle stoffen die door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (hierna “deskundigencomité”) zijn beoordeeld en door de WHO worden aanbevolen voor toevoeging aan de lijsten, worden door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad 16 .

(10)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is isotonitazeen (chemische naam: N,N-diethyl-2-[[4-(1-methylethoxy)fenyl]methyl]-5-nitro-1H-benzimidazool-1-ethanamine) een synthetisch opioïde analgeticum dat nauw verwant is aan etonitazeen en clonitazeen, die beide aan internationale controlemaatregelen zijn onderworpen op grond van het Verdrag inzake verdovende middelen van 1961. Isotonitazeen heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat isotonitazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat isotonitazeen wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(11)Isotonitazeen is door middel van een gedelegeerde richtlijn van de Commissie 17 opgenomen in de definitie van “drug” in Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(12)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat isotonitazeen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(13)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is MDMB-4en-PINACA (chemische naam: methyl 3,3-dimethyl-2-(1-(pent-4-een-1-yl)-1H-indazool-3-carboxamide)butanoaat) een synthetisch cannabinoïde. MDMB-4en-PINACA heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat MDMB-4en-PINACA wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat MDMB-4en-PINACA wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(14)MDMB-4en-PINACA is in 20 lidstaten aangetroffen en in 14 lidstaten aan controle onderworpen. Het is in verband gebracht met negen sterfgevallen en elf gevallen van niet-fatale intoxicatie. MDMB-4en-PINACA wordt momenteel onderworpen aan een uitvoerig onderzoek, naar aanleiding waarvan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving een risicobeoordelingsverslag zal uitbrengen.

(15)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat MDMB-4en-PINACA aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(16)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is CUMYL-PeGACLONE (chemische naam: 2-(1-methyl-1-fenyl-ethyl)-5-pentyl-pyride[4,3-b]indool-1-on) een synthetisch cannabinoïde. CUMYL-PeGACLONE lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat CUMYL-PeGACLONE wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat CUMYL-PeGACLONE wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(17)CUMYL-PeGACLONE is in 11 lidstaten aangetroffen en in ten minste 5 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste drie sterfgevallen en is aangetroffen in zes biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen.

(18)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat CUMYL-PeGACLONE aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(19)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is flubromazolam (chemische naam: 8-broom-6-(2-fluorfenyl)-1-methyl-4H-[1,2,4]triazool[4,3a][1,4]benzodiazepine) een stof van het benzodiazepine-type. Flubromazolam is onderzocht op zijn anxiolytische eigenschappen en verminderde sedatieve, hypnotische en atactische bijwerkingen, maar lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat flubromazolam wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat flubromazolam wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(20)Flubromazolam is in 15 lidstaten aangetroffen en in ten minste 7 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste twee sterfgevallen en zeven gevallen van niet-fatale intoxicatie en is ook aangetroffen in 44 biologische monsters die verband houden met sterfgevallen.

(21)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat flubromazolam aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(22)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is clonazolam (ook bekend als clonitrazolam; chemische naam: 6-(2-chloorfenyl)-1-methyl-8-nitro-4H-[1,2,4]triazool[4,3-a][1,4]benzodiazepine) een stof van het benzodiazepine-type. Clonazolam lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat clonazolam wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat clonazolam wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(23)Clonazolam is in 15 lidstaten aangetroffen en in ten minste 4 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste twee sterfgevallen en vijf gevallen van niet-fatale intoxicatie.

(24)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat clonazolam aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(25)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is v(ook bekend als Ro 5-3448; chemische naam: 7-chloor-5-(2-chloorfenyl)-1-methyl-1,3-dihydro-2H-1,4-benzodiazepine-2-on) een stof van het benzodiazepine-type. Diclazepam lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat diclazepam wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat diclazepam wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(26)Diclazepam is in 16 lidstaten aangetroffen en in ten minste 8 lidstaten aan controle onderworpen. Het is in verband gebracht met twee sterfgevallen en is ook aangetroffen in 8 biologische monsters die verband houden met sterfgevallen.

(27)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat diclazepam aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(28)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is 3MeOPCP (chemische naam: 1-[1-(3-methoxyfenyl)cyclohexyl]piperidine) een stof van het dissociativum-type. 3MeOPCP lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 3MeOPCP wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 3MeOPCP wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(29)3MeOPCP is in 18 lidstaten aangetroffen en in ten minste 8 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste zeven sterfgevallen en vijf gevallen van niet-fatale intoxicatie en is ook aangetroffen in 18 biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen.

(30)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat 3MeOPCP aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(31)Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is difenidine (chemische naam: 1-(1,2-difenylethyl)piperidine) een stof van het dissociativum-type. Difenidine lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat difenidine wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat difenidine wordt opgenomen in lijst II bij het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(32)Difenidine is in 17 lidstaten aangetroffen en in ten minste 8 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste twee gevallen van niet-fatale intoxicatie en is aangetroffen in vijf biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen.

(33)De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat difenidine aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(34)Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor verdovende middelen, aangezien de besluiten over de toevoeging van acht nieuwe stoffen aan de lijsten een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(35)Het standpunt van de Unie zal tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie voor verdovende middelen.

(36)Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ, zoals van toepassing tot 21 november 2018, en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(37)Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt in de van 12 tot en met 16 april 2021 te houden vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen, waarop dat orgaan besluiten dient te nemen over de toevoeging van stoffen aan de lijsten bij het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971, wordt in de bijlage bij dit besluit uiteengezet.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoeld standpunt wordt tot uiting gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie voor verdovende middelen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    United Nations Treaty Series, vol. 978, nr. 14152.
(2)    United Nations Treaty Series, vol. 1019, nr. 14956.
(3)    België, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Kroatië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Spanje, Tsjechië en Zweden.
(4)    PB L 335 van 11.11.2004, blz. 8, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2017/2103 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad teneinde nieuwe psychoactieve stoffen in de definitie van “drug” op te nemen en tot intrekking van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad (PB L 305 van 21.11.2017, blz. 12).
(5)    Zie de bijlage bij het kaderbesluit.
(6)    Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2020/1687 van 2 september 2020 tot wijziging van de bijlage bij Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad in verband met het opnemen van de nieuwe psychoactieve stof N,N-diethyl-2-[[4-(1-methylethoxy)fenyl]methyl]-5-nitro-1H-benzimidazool-1-ethanamine (isotonitazeen) in de definitie van “drug” (PB L 379 van 13.11.2020, blz. 55).
(7)    COM(2017) 72 final; COM(2018) 31 final; COM(2018) 862 final; COM(2019) 631 final.
(8)    Op respectievelijk 7 maart 2017, 27 februari 2018, 5 maart 2019 en 11 februari 2020 vastgesteld door de Raad.
(9)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punt 64.
(10)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
(11)    Artikel 3, lid 7, van het Verdrag inzake verdovende middelen en artikel 2, lid 7, van het Verdrag inzake psychotrope stoffen.
(12)    United Nations Treaty Series, vol. 978, nr. 14152.
(13)    United Nations Treaty Series, vol. 1019, nr. 14956.
(14)    Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PB L 335 van 11.11.2004, blz. 8).
(15)    België, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Kroatië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Spanje, Tsjechië en Zweden.
(16)    Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1).
(17)    Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2020/1687 van 2 september 2020 tot wijziging van de bijlage bij Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad in verband met het opnemen van de nieuwe psychoactieve stof N,N-diethyl-2-[[4-(1-methylethoxy)fenyl]methyl]-5-nitro-1H-benzimidazool-1-ethanamine (isotonitazeen) in de definitie van “drug”, C(2020) 5897 final (PB L 379 van 13.11.2020, blz. 55).
Top

Brussel, 17.12.2020

COM(2020) 814 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen tot uiting te brengen standpunt over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en aan het Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971


BIJLAGE

Standpunt dat op de vierenzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen, die voorlopig gepland staat voor 12 tot en met 16 april 2021, ten aanzien van de wijzigingen in de reikwijdte van de controle van stoffen, moet worden ingenomen door de lidstaten die lid zijn van de Commissie voor verdovende middelen en gezamenlijk optreden in het belang van de Unie:

(1)isotonitazeen moet worden toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen;

(2)MDMB-4en-PINACA moet worden toegevoegd aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen;

(3)CUMYL-PeGACLONE moet worden toegevoegd aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen;

(4)flubromazolam moet worden toegevoegd aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen;

(5)clonazolam moet worden toegevoegd aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen;

(6)diclazepam moet worden toegevoegd aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen;

(7)3-MeO-PCP moet worden toegevoegd aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen;

(8)difenidine moet worden toegevoegd aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

Top