Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0759

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2021 van de Vervoersgemeenschap

    COM/2020/759 final

    Brussel, 26.11.2020

    COM(2020) 759 final

    2020/0336(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2021 van de Vervoersgemeenschap


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité dat is opgericht krachtens het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) in verband met de geplande vaststelling van een besluit over de begroting 2021 van de Vervoersgemeenschap.

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap

    Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap beoogt een vervoersgemeenschap op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee tot stand te brengen en de ontwikkeling van een vervoersnetwerk tussen de Europese Unie en de Zuidoost-Europese Partijen. Het verdrag is op 1 mei 2019 in werking getreden.

    De Europese Unie is partij bij het verdrag 1 .

    2.2.Het regionaal stuurcomité

    Het regionaal stuurcomité is opgericht bij artikel 24 van het verdrag. Het is verantwoordelijk voor het beheer van het verdrag en zorgt voor de goede uitvoering ervan. Daartoe doet het aanbevelingen en neemt het besluiten in de gevallen waarin het verdrag voorziet. Het regionale stuurcomité:

    a)bereidt de werkzaamheden van de ministerraad voor;

    b)neemt besluiten tot instelling van technische comités;

    c)neemt passende maatregelen naar aanleiding van de vaststelling van nieuwe EU-handelingen, met name door de herziening van bijlage I bij het verdrag;

    d)stelt, na raadpleging van de ministerraad, de directeur van het permanent secretariaat aan;

    e)kan één of meer adjunct-directeuren van het permanent secretariaat aanstellen;

    f)stelt de regels van het permanent secretariaat vast;

    g)kan door een besluit de bijdragen aan de begroting wijzigen;

    h)stelt de jaarlijkse begroting van de Vervoersgemeenschap vast;

    i)stelt een besluit vast waarin de procedure voor de uitvoering van de begroting, voor het voorleggen en nazien van de rekeningen en voor inspecties wordt gespecificeerd;

    j)neemt besluiten over geschillen die door de overeenkomstsluitende partijen zijn voorgelegd;

    k)stelt algemene beginselen vast inzake de toegang tot documenten die in het bezit zijn van bij of op grond van het verdrag opgerichte instanties;

    l)neemt ten behoeve van de ministerraad jaarlijkse verslagen aan over de verwezenlijking van het uitgebreide netwerk;

    m)bepaalt de termijnen waarbinnen en de wijze waarop de Zuidoost-Europese partijen bepaalde EU-handelingen dienen om te zetten.

    Het regionale stuurcomité bestaat uit een vertegenwoordiger en een vervanger van elk van de overeenkomstsluitende partijen. Alle EU-lidstaten kunnen deelnemen als waarnemer.

    Het regionale stuurcomité handelt met eenparigheid van stemmen.

    2.3.De voorgenomen handeling van het regionale stuurcomité

    In 2021 zal het regionale stuurcomité tijdens zijn eerste zitting/vergadering een besluit vaststellen betreffende de begroting 2021 van de Vervoersgemeenschap (“de beoogde handeling”).

    De beoogde handeling heeft tot doel de begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2021 vast te stellen.

    De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 25, lid 1, van het verdrag, waarin het volgende wordt bepaald: “Een besluit van het regionale stuurcomité is bindend voor de overeenkomstsluitende partijen. Wanneer een besluit van het regionale stuurcomité een overeenkomstsluitende partij verplicht tot het nemen van maatregelen, neemt die partij de nodige maatregelen en stelt zij het regionale stuurcomité daarvan in kennis.”

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    De bijdrage aan de begroting van de Vervoersgemeenschap is vastgesteld in bijlage V bij het verdrag. De Unie draagt 80 % bij aan de begroting, de resterende 20 % komt van de landen van de Westelijke Balkan.

    Voor 2020 bedroeg de begroting in totaal 3 000 000 EUR, waarvan 2 400 000 EUR ( 80 %) werd ingebracht door de EU en 600 000 EUR door de landen van de Westelijke Balkan.

    Voor 2021 wordt voorgesteld de begroting op te trekken tot 3 525 000 EUR, waarvan 225 000 EUR wordt overgedragen uit de begroting 2020; 80 % van de nieuwe kredieten komen van de EU (2 640 000 EUR) 2 en de overige 20 % van de nieuwe kredieten (660 000 EUR) van de Zuidoost-Europese partijen.

    Dit bedrag dekt de lopende kosten van het permanent secretariaat en de organisatie van de vergaderingen van de verschillende organen van de Vervoersgemeenschap. De voorgestelde verhoging wordt gerechtvaardigd door de nakende aanwerving van extra personeel, de geplande hogere frequentie van vergaderingen van technische comités, de aankoop van moderne IT-apparatuur en -software en de geplande frequentere reizen van de directeur en de ambtenaren van het permanent secretariaat. 2021 zal naar verwachting het eerste normale werkjaar van het permanent secretariaat worden, waarin alle leidinggevende en andere personeelsleden en het belangrijkste administratieve kader beschikbaar zijn. Volgens bijlage I bij de zetelovereenkomst tussen de Vervoersgemeenschap en Servië verstrekt Servië, als gastland, kosteloos de kantoren van het permanent secretariaat en een deel van de uitrusting en diensten die verband houden met die kantoren (meubilair, beveiliging, elektriciteit, water en schoonmaak).

    De vaststelling van dit besluit door het regionale stuurcomité is noodzakelijk voor de uitvoering van het verdrag en voor de werking van het permanent secretariaat.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt 3 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Toepassing op het onderhavige geval

    Het regionale stuurcomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.

    Het besluit dat door het regionale stuurcomité moet worden vastgesteld, is een handeling met rechtsgevolgen. Overeenkomstig artikel 35 van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is het regionale stuurcomité bevoegd de begroting van de Vervoersgemeenschap vast te stellen; dat besluit is bindend voor de partijen bij het verdrag. Vanwege zijn aard, en als onderdeel van het op het regionale stuurcomité toepasselijke internationaal recht, bevat dit besluit elementen die gevolgen hebben voor de rechtspositie van de partijen bij het verdrag en derhalve ook van de Unie. Bijgevolg moet worden aangenomen dat het rechtsgevolgen heeft. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag. De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De voorgestelde handeling is noodzakelijk voor de correcte tenuitvoerlegging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. Het verdrag heeft doelstellingen en componenten op het gebied van enerzijds wegvervoer, spoorvervoer en vervoer over de binnenwateren, vervoerswijzen die onder artikel 91 VWEU vallen, en anderzijds op het gebied van zeevervoer, dat onder artikel 100, lid 2, VWEU valt. Door zijn horizontale karakter heeft het voorgenomen besluit gevolgen voor al deze elementen. Al deze elementen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

    Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    5.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Overeenkomstig artikel 25, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap worden de besluiten van het regionale stuurcomité bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2020/0336 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2021 van de Vervoersgemeenschap

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 en artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1)Het Verdrag tot oprichting van een Vervoersgemeenschap (“het verdrag”) is door de Unie ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2017/1937 4 van de Raad. Het is op 4 maart 2019 namens de Unie goedgekeurd bij Besluit (EU) 2019/392 5 van de Raad. Het is in werking getreden op 1 mei 2019.

    2)Volgens artikel 35 van het verdrag moet het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap (“het stuurcomité”) jaarlijks de begroting van de Vervoersgemeenschap vaststellen. Volgens dezelfde bepaling is het stuurcomité bevoegd om besluiten vast te stellen waarin de procedures voor de tenuitvoerlegging van de begroting worden gespecificeerd.

    3)Het stuurcomité zal tijdens zijn vergadering in december 2020 een besluit vaststellen over de begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2021; indien het punt niet tijdens die vergadering wordt behandeld, zal de vaststelling voor de volgende vergadering worden gepland.

    4)De voorgestelde begroting van de Vervoersgemeenschap voor 2021 is nodig om de goede werking van de organen van de Vervoersgemeenschap te waarborgen. Ze dekt de uitgaven voor personeel, reiskosten, IT-apparatuur en software, alsmede operationele uitgaven zoals studies, technische bijstand en de organisatie van conferenties en vergaderingen.

    5)Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie in het stuurcomité moet worden ingenomen, aangezien een dergelijk besluit noodzakelijk is voor de werking van het permanent secretariaat van de Vervoersgemeenschap en rechtsgevolgen zal hebben ten aanzien van de Unie,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de begroting van de Vervoersgemeenschap voor het jaar 2021 wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het stuurcomité in de bijlage bij dit besluit.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap, PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1.
    (2)    Uitvoeringsbesluit C(2020) 4356 van de Commissie van 25.6.2020.
    (3)    Arrest van het Hof van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (4)    Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1).
    (5)    Besluit (EU) 2019/392 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap.
    Top

    Brussel, 26.11.2020

    COM(2020) 759 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een Besluit van de Raad

    tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het regionale stuurcomité van de Vervoersgemeenschap met betrekking tot de vaststelling van de begroting 2021 van de Vervoersgemeenschap





    BIJLAGE I

    ONTWERP

    BESLUIT NR. /2020 
    VAN HET REGIONALE STUURCOMITE VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP

    van...

    betreffende de vaststelling van de begroting van de Vervoersgemeenschap voor het jaar 2021

    HET REGIONALE STUURCOMITE VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP,

    Gezien het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap en met name artikel 24, lid 1, en artikel 35,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De aan dit besluit gehechte begroting van de Vervoersgemeenschap voor het jaar 2021 wordt hierbij aangenomen.

    Artikel 2

    (1)Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de financiële regels en auditprocedures die van toepassing zijn op de Vervoersgemeenschap, mag in totaal maximaal 10 % van de kredieten die voor 2021 aan een bepaalde begrotingslijn zijn toegewezen, worden aangewend voor doeleinden die in de begroting aan een ander begrotingsonderdeel zijn gekoppeld. Dit geldt niet voor het begrotingsonderdeel personeelsbuitgaven.

    (2)Kredieten die worden overgedragen met het oog op de nakoming van verplichtingen die eind 2020 zijn aangegaan, zoals aangegeven in de bijgevoegde begroting, komen niet in aanmerking voor het in de eerste alinea bedoelde gebruik. Zij worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van het hierboven bedoelde maximum van 10 %.

    Artikel 3

    (3)Kredieten die aan het einde van de begrotingsjaren 2019 en 2020 niet zijn vastgelegd, worden geannuleerd en aan de partijen terugbetaald overeenkomstig de werkelijk betaalde bijdragen en de in bijlage V bij het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap vastgestelde percentages.

    Gedaan te … op … 2020

    Voor het regionale stuurcomité

       De voorzitter



    BEGROTING VAN DE VERVOERSGEMEENSCHAP VOOR HET JAAR 2021

    Begrotingsonderdeel

    Bedrag

    (in EUR)

    1.Vast secretariaat

    1.1. Personeelskosten

     1 465 706

    1.2. Reiskosten

     237 600

    1.3. Kantoren, uitrusting en software

    403 080

    -waarvan nieuwe kredieten

    308 080

    -waarvan overgedragen begrotingskredieten in verband met verplichtingen die eind 2020 zijn aangegaan en waarvoor in 2021 betalingen verschuldigd zijn

    95 000 1

    1.4. Overige kosten en diensten, met inbegrip van:

    - uitbestede en andere diensten (audit, zichtbaarheid, personeelsopleiding, bankkosten)

    - vergadering- & conferentiekosten

    - IT- en communicatiekosten

    - rekruteringskosten

     262 890

    1.5. STUDIES: technische bijstand ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het EU-acquis en actieplannen.

                  690 000

    -waarvan nieuwe kredieten

    560 000

    -waarvan overgedragen begrotingskredieten in verband met verplichtingen die eind 2020 zijn aangegaan en waarvoor in 2021 betalingen verschuldigd zijn

    130 000 2

    2.Ministerraad

    2.1. Vergadering- & conferentiekosten

             60 000

    3.Regionaal Stuurcomité

    3.1. Vergadering & conferentiekosten

                          25 450

    4.Technische comités

    4.1. Vergadering & conferentiekosten

             114 100

    5.Sociaal forum

    5.1. Vergadering & conferentiekosten

    16 300

    Reserve (ongeveer 8 % van de nieuwe kredieten)

    249 874

    Totaal nieuwe kredieten

    3 300 000

    Totaal overdrachten van 2020

    225 000 3

    Algemeen totaal

    3 525 000 4

    EU-bijdrage (80 % van de nieuwe kredieten)

    2 640 000

    Bijdrage van Zuidoost-Europese Partijen (20 % van de nieuwe kredieten: Bijlage V van het verdrag bevat de verdeling per land).

    660 000

    (1)    Indicatief bedrag: Er lopen aanbestedingsprocedures voor een videoconferentiesysteem en boekhoud-/HR-software. De contracten zullen naar verwachting in december 2020 worden ondertekend.
    (2)    Indicatief bedrag: Er loopt een aanbestedingsprocedure voor technische bijstand voor een waarnemingspost vervoer. Het contract zal naar verwachting in december 2020 worden ondertekend
    (3)    Indicatief bedrag, definitief bedrag te bevestigen in december 2020 na afsluiting van de aanbestedingsprocedures en de ondertekening van de contracten
    (4)    Indicatief bedrag, definitief bedrag te bevestigen wanneer het totale uit 2020 overgedragen bedrag bekend zal zijn
    Top