EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0080

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)

COM/2020/80 final

Brussel, 4.3.2020

COM(2020) 80 final

2020/0036(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In de mededeling over de Europese Green Deal 1 werd een nieuwe groeistrategie voor de EU gelanceerd, die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een verbeterde levenskwaliteit voor de huidige en toekomstige generaties en een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Europese Green Deal bevestigt de ambitie van de Commissie om Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken.

De strijd tegen de klimaatverandering is een dringende uitdaging. De atmosfeer wordt steeds warmer, en de burgers ondervinden daar nu al de gevolgen van. De Europese burgers zien de klimaatverandering als een ernstig probleem en willen dat er op dit vlak meer gedaan wordt 2 . De klimaatverandering heeft niet alleen een grote impact op onze gezondheids‑ en voedselsystemen, maar ook steeds ernstigere gevolgen voor de ecosystemen en de biodiversiteit op onze planeet. In het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de gevolgen van de opwarming van de aarde met 1,5 °C ten opzichte van de pre-industriële niveaus en de daarmee verband houdende mondiale broeikasgasemissietrajecten, wordt bevestigd dat de gevolgen van de klimaatverandering snel toenemen als de gemiddelde temperatuur wereldwijd stijgt, en wordt erop gewezen dat de gevolgen van de klimaatverandering al bij een stijging van 2 °C dramatisch zullen zijn. In het verslag wordt geschat dat wij, om een traject te kunnen volgen dat de temperatuurstijging tot 1,5 °C beperkt, wereldwijd rond 2050 CO2-neutraliteit moeten bereiken, en later deze eeuw ook neutraliteit van andere broeikasgassen. Deze dringende uitdaging noopt de EU haar inspanningen op te drijven en wereldwijd leiderschap te tonen, met als doel uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, daarbij alle economische sectoren te bestrijken, en tegen 2050 niet alleen alle resterende CO2 te compenseren, maar ook alle andere resterende broeikasgasemissies, zoals uiteengezet in de mededeling “Een schone planeet voor iedereen – Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie” 3 , en zoals bevestigd in de mededeling over de Europese Green Deal.

Zowel het Europees Parlement als de Europese Raad onderschrijven klimaatneutraliteit als langetermijndoelstelling voor de EU.

Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 14 maart 2019 over klimaatverandering 4 zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om in de EU tegen 2050 voor broeikasgasneutraliteit te zorgen. In zijn resoluties van 28 november 2019 heeft het Parlement benadrukt dat de Unie, als wereldleider en samen met andere grote wereldeconomieën, moet streven naar het zo vroeg mogelijk en uiterlijk in 2050 bereiken van broeikasgasneutraliteit 5 , en heeft het een noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu afgekondigd 6 . Het Europees Parlement heeft er bij de Commissie ook op aangedrongen de gevolgen van alle relevante wetgevings- en begrotingsvoorstellen voor het klimaat en het milieu volledig te beoordelen, en ervoor te zorgen dat alle voorstellen in overeenstemming zijn met de doelstelling om de opwarming van de aarde tot minder dan 1,5 °C te beperken, en dat geen enkel voorstel bijdraagt tot het verlies aan biodiversiteit. Daarnaast heeft het Parlement de Commissie ook verzocht om grondige hervormingen van de beleidsinstrumenten op het gebied van landbouw, handel, vervoer, energie en infrastructuur. In zijn resolutie van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal heeft het Europees Parlement gepleit voor de noodzakelijke transitie naar een klimaatneutrale samenleving tegen uiterlijk 2050, en heeft het gevraagd hiervan een Europees succesverhaal te maken 7 .

De Europese Raad heeft “aan een klimaatneutraal, groen, rechtvaardig en sociaal Europa bouwen” als een van de vier hoofdprioriteiten opgenomen in zijn strategische agenda voor 2019‑2024 8 . In zijn conclusies van 12 december 2019 heeft de Europese Raad, in het licht van de meest recente wetenschappelijke gegevens en de noodzaak om de wereldwijde klimaatactie op te voeren, zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale EU tot stand te brengen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs 9 . De Europese Raad heeft erkend dat er een stimulerend kader moet komen en dat voor de transitie aanzienlijke particuliere en overheidsinvesteringen nodig zullen zijn. Bovendien heeft de Europese Raad geconcludeerd dat alle relevante EU-wetgeving en -beleidsonderdelen moeten stroken met en bijdragen tot de totstandbrenging van klimaatneutraliteit, en dat een gelijk speelveld verzekerd moet zijn. Ook heeft de Raad de Commissie verzocht om na te gaan of een aanpassing van de bestaande regels vereist is.

De EU heeft een alomvattend beleidskader voor broeikasgasemissiereducties opgezet. Zij is al begonnen met het moderniseren en transformeren van de economie om klimaatneutraliteit te bereiken. In de periode 1990-2018 is de uitstoot van broeikasgassen met 23 % afgenomen 10 , terwijl de economie met 61 % is gegroeid. Aanvullende maatregelen zullen echter nodig zijn, en elke sector zal moeten bijdragen, aangezien het huidige beleid naar verwachting de emissie van broeikasgassen tegen 2050 slechts met 60 % zal verminderen. Er moet dus nog veel gedaan worden om klimaatneutraliteit te bereiken.

Met dit voorstel wordt beoogd het kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit in de EU vast te stellen. Het voorstel heeft tot doel richting te geven door een traject naar klimaatneutraliteit af te bakenen, en bedrijven, werknemers, investeerders en consumenten meer zekerheid en vertrouwen te geven met betrekking tot de inspanningen van de EU, alsook transparantie en verantwoordingsplicht te waarborgen, en daarmee de welvaart en de werkgelegenheid te ondersteunen. Daartoe wordt er in het voorstel naar gestreefd de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 in wetgeving vast te leggen, in lijn met de wetenschappelijke bevindingen van de IPCC en het Intergouvernementeel Platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES), en bij te dragen aan de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering, met inbegrip van de langetermijndoelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C boven het pre-industriële niveau te houden en ernaar te streven de opwarming tot 1,5 °C te beperken. Het voorstel heeft eveneens tot doel bij te dragen aan de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. Het omvat ook de voorwaarden voor de afbakening van een traject om tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie tot stand te brengen, en voorziet in een regelmatige beoordeling van de vooruitgang met betrekking tot die totstandbrenging en van het ambitieniveau van het vastgestelde traject, alsook in mechanismen bij onvoldoende vooruitgang of strijdigheden met de doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050.

De klimaatverandering heeft, ondanks de inspanningen om de emissie van broeikasgassen terug te dringen, nu al gevolgen voor het milieu, de burgers en de economie van de EU, en dit zal ook in de toekomst het geval zijn. Het is van essentieel belang dat verder en ambitieuzer wordt opgetreden in verband met de aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de inspanningen op het gebied van klimaatbestendigheid, de opbouw van veerkracht, preventie en paraatheid te versterken, en dat daarbij aandacht besteed wordt aan de waarborging van een rechtvaardige transitie.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het voorstel wordt beoogd het bestaande beleidskader aan te vullen door de koers op lange termijn te bepalen en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 in het EU-recht vast te leggen, de inspanningen op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering te versterken, een proces vast te stellen om tot in 2050 een traject af te bakenen, bij te werken, en regelmatige beoordelingen te verzekeren, en een proces in geval van onvoldoende vooruitgang of inconsistenties vast te stellen. In het voorstel krijgt de Commissie de taak de bestaande beleidsinstrumenten en wetgeving van de Unie te herzien op hun samenhang met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het vastgestelde traject. De samenhang met Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie is gewaarborgd door dienovereenkomstige wijzigingen van die verordening op te nemen. Verschillende andere Europese initiatieven op het gebied van de Europese Green Deal, zoals het Europees investeringsplan voor een duurzaam Europa 11 en het voorstel voor een verordening tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie 12 , zijn reeds aangenomen. Momenteel wordt gewerkt aan een aantal andere initiatieven die zullen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Daaronder vallen de nieuwe, ambitieuzere EU‑strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, de lancering van het Europees klimaatpact, een industriestrategie van de EU om de dubbele uitdaging van de groene en digitale transformatie aan te pakken, een nieuw actieplan voor de circulaire economie, en een strategie inzake duurzame financiering, onder meer om duurzaamheid nog meer te verankeren in het kader voor corporate governance.

De Commissie moet de bestaande beleidsinstrumenten beoordelen en verhogingen van het broeikasgasemissiereductiedoel voor 2030 voorstellen zodat dit in overeenstemming is met de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050. Tegen september 2020 zal de Commissie een plan met bijbehorende effectbeoordeling presenteren om de emissiereductiedoelen van de EU voor 2030 op verantwoorde wijze te verhogen zodat emissies tegen die tijd 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990. De Commissie zal voorstellen deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen, en zal tegen juni 2021 alle relevante gerelateerde beleidsinstrumenten beoordelen en, waar nodig, wijzigingen voorstellen.

Voor de periode 2030-2050 zou de Commissie de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde in aanvulling op deze verordening een traject af te bakenen op het niveau van de Unie dat de verwezenlijking van de doelstelling tegen 2050 mogelijk maakt.

De klimaatverandering is een uitdaging op wereldniveau en vereist bijgevolg wereldwijd actie. Hoewel de EU de klimaatverandering niet kan oplossen zonder dat anderen ook optreden – zij is verantwoordelijk voor minder dan 10 % van de wereldwijde broeikasgasemissies – neemt zij het voortouw in de wereldwijde transitie naar een broeikasgasneutrale economie. Het leiderschap van de EU is meer dan ooit nodig, aangezien wereldwijd onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De EU stelt haar eigen ambitieuze doelstellingen vast, en gaat bijgevolg ook door met het leiden van internationale onderhandelingen om grote uitstoters tot meer ambitie aan te sporen, in de aanloop naar de Conferentie van de Verenigde Naties over klimaatverandering van 2020 in Glasgow. De EU zal zich blijven inzetten voor de bevordering en uitvoering van een ambitieus klimaatbeleid wereldwijd, onder meer aan de hand van een sterke klimaatdiplomatie, en zal intensief samenwerken met alle partners om de collectieve inspanningen op te voeren en daarbij een gelijk speelveld te waarborgen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Alle maatregelen en beleidsinstrumenten van de EU moeten worden gebundeld om de EU te helpen een succesvolle en rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit en een duurzame toekomst tot stand te brengen, zoals de Commissie heeft verklaard in haar mededeling over de Europese Green Deal. Dit initiatief raakt bijgevolg verschillende andere beleidsterreinen, onder meer het externe beleid van de Unie. De Commissie heeft aangekondigd haar richtsnoeren voor betere regelgeving en de ondersteunende instrumenten te verbeteren, in die zin dat deze een betere aanpak zullen omvatten van de uitdagingen op het gebied van duurzaamheid en innovatie, opdat de EU in al haar initiatieven de groene eed om geen schade te berokkenen gestand doet.

De aanbevelingen van de Commissie aan de lidstaten, zoals uiteengezet in het voorstel voor de verordening, sluiten aan op de aanbevelingen die in het kader van het Europees semester zijn uitgebracht. Het Europees semester betreft voornamelijk macro‑economische en structurele hervormingskwesties, en omvat dus ook klimaatgerelateerde kwesties, terwijl dit initiatief betrekking heeft op specifieke beleidsontwikkelingen die strijdig zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of het traject naar klimaatneutraliteit.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De artikelen 191 tot en met 193 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bevestigen en specificeren de bevoegdheden van de EU op het gebied van klimaatverandering. De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 192, lid 1, VWEU. Overeenkomstig artikel 191 en artikel 192, lid 1, VWEU moet de Europese Unie bijdragen tot het nastreven van onder meer de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en met name de bestrijding van de klimaatverandering.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Klimaatverandering is per definitie een grensoverschrijdende uitdaging die niet enkel door middel van acties op nationaal of lokaal niveau kan worden opgelost. Een gecoördineerd optreden van de EU kan nationale en lokale maatregelen effectief aanvullen en versterken en klimaatactie bevorderen. De coördinatie van klimaatmaatregelen is noodzakelijk op Europees en, waar mogelijk, mondiaal niveau, en het optreden van de EU is gerechtvaardigd om redenen van subsidiariteit. Sinds 1992 werkt de EU aan de ontwikkeling van collectieve oplossingen en aan de bevordering van wereldwijde actie om klimaatverandering aan te pakken. Het optreden op EU-niveau moet met name gericht zijn op een kosteneffectieve verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen inzake klimaat, met waarborging van een rechtvaardige transitie en inachtneming van milieu‑integriteit. Een robuuste governance van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 zal ertoe bijdragen dat de EU op koers blijft om de doelstelling te halen. Dankzij maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering op EU-niveau kunnen beleidslijnen en maatregelen met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering worden geïntegreerd in sleutelsectoren, op bestuursniveau en in het EU‑beleid.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, omdat het niet verder gaat dan wat nodig is om het kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit vast te stellen. Het heeft tot doel richting te geven door het traject van de EU naar klimaatneutraliteit af te bakenen, zekerheid te bieden over het engagement van de EU, en transparantie en verantwoordingsplicht te waarborgen door een beoordelings- en verslagleggingsproces vast te stellen. De lidstaten worden in het voorstel verzocht de nodige maatregelen te nemen om de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit mogelijk te maken, maar er worden geen specifieke beleidsinstrumenten of maatregelen opgelegd, waardoor de lidstaten over de nodige flexibiliteit beschikken, rekening houdend met het regelgevingskader voor de verwezenlijking van de doelstelling inzake broeikasgasemissiereducties tegen 2030. Het voorstel voorziet in een mechanisme voor de herziening van de huidige beleidsinstrumenten en Uniewetgeving en voor het nemen van aanvullende maatregelen, maar omvat nog geen tot in detail uitgewerkte voorstellen. Er is voorzien in de nodige flexibiliteit om te verzekeren dat de EU haar vermogen tot aanpassing aan de klimaatverandering verbetert.

Keuze van het instrument

De doelstellingen van het huidige voorstel kunnen het best door een verordening worden verwezenlijkt. Dit zal de rechtstreekse toepasselijkheid van de bepalingen waarborgen. Aan de lidstaten worden verplichtingen opgelegd om bij te dragen tot de verwezenlijking van de langetermijndoelstelling. Veel van de bepalingen hebben bovendien betrekking op de Commissie (beoordeling, verslaglegging, aanbevelingen, aanvullende maatregelen, herziening) en het Europees Milieuagentschap, en kunnen dus niet via nationale omzetting ten uitvoer worden gelegd. Er is eerder een wetgevende dan een niet-wetgevende aanpak nodig om de langetermijndoelstelling in het EU-recht te verankeren.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Bij de voorbereiding van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen”, heeft de Commissie van 17 juli tot en met 9 oktober 2018 een openbare raadpleging gehouden, in het kader waarvan zij meer dan 2 800 reacties van uiteenlopende belanghebbenden heeft ontvangen. Op 10 en 11 juli 2018 heeft zij eveneens een evenement voor belanghebbenden georganiseerd. Uit de openbare raadpleging die de Commissie heeft gehouden ter voorbereiding van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen”, is gebleken dat heel wat individuele personen en organisaties er voorstander van zijn dat de EU tegen 2050 de broeikasgasemissies en -verwijderingen met elkaar in evenwicht brengt. Aan de diepgaande analyse ter ondersteuning van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” (COM (2018) 773) 13 is een samenvattend verslag gehecht van de raadplegingsactiviteiten bij de voorbereiding. De vaststelling van die mededeling heeft geleid tot een uitvoerig debat tussen de lidstaten, de instellingen, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, het bedrijfsleven, de industrie, de belanghebbenden en de burgers. Dankzij deze uitgebreide maatschappelijke betrokkenheid had het debat tijd om te rijpen, en kon een brede consensus worden bereikt over de ambities van de EU voor 2050 14 . Daarnaast heeft de Commissie op 28 januari 2020 een publiek evenement georganiseerd, waarbij een breed scala aan belanghebbenden werd samengebracht voor een debat over de tenuitvoerlegging van de Europese Green Deal en de Europese klimaatwet. De panelleden wisselden van gedachten over de inhoud van de klimaatwet, bespraken de sociale en financiële aspecten van de Europese Green Deal en gingen in op vragen van het publiek. De Commissie heeft ook een routekaart gepubliceerd over dit initiatief. Hierover kon gedurende 4 weken feedback worden gegeven, van 9 januari tot en met 6 februari 2020. Veel belanghebbenden die tijdens het evenement aanwezig waren, hebben hun opmerkingen doorgegeven. In totaal heeft de Commissie 926 antwoorden ontvangen, onder meer van tal van Europese en nationale verenigingen die industriële sectoren vertegenwoordigen, zoals de energiesector, de automobiel- en de staalsector, alsook van particuliere ondernemingen, ngo’s en veel EU‑burgers. Openbare instanties in zeven lidstaten (Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Portugal, Spanje en Zweden) en Noorwegen hebben een bijdrage geleverd aan de raadpleging.

Effectbeoordeling

De diensten van de Commissie hebben ter ondersteuning van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” een diepgaande analyse 15 verricht. Zij hebben onderzocht hoe klimaatneutraliteit kan worden bereikt, en hebben daarbij gekeken naar alle belangrijke economische sectoren, met inbegrip van energie, vervoer, industrie en landbouw. Het huidige beleid zal een blijvend effect hebben na 2030, met een verwachte emissiereductie van ongeveer 60 % tegen 2050. Dit is echter niet voldoende als bijdrage van de EU aan de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Er werden verschillende scenario’s onderzocht om de transitie naar broeikasgasneutraliteit tegen 2050 tot stand te brengen, op basis van bestaande en soms nog in opkomst zijnde technologische oplossingen, het versterken van de positie van burgers, en onderlinge afstemming van maatregelen op belangrijke gebieden als het industriebeleid, de circulaire economie, financiering en onderzoek en innovatie. Bij al deze scenario’s werd erover gewaakt dat de transitie op een sociaal rechtvaardige manier plaatsvindt. De beoordeling is gestoeld op wetenschappelijke literatuur, input van een brede reeks belanghebbenden, en geïntegreerde modellen die het mogelijk maken meer inzicht te krijgen in de transformatie van en de complexe interacties tussen de energie-, industrie-, bouw-, vervoers-, landbouw-, bosbouw- en afvalverwerkingssector. Een effectbeoordeling is niet vereist omdat deze volledige analyse van de gevolgen van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 pas van november 2018 dateert, en ook de evaluatie van de aanpassingsstrategie van de EU nog recent is.

Grondrechten

Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Het draagt met name bij tot de verwezenlijking van de doelstelling van een hoog niveau van milieubescherming in overeenstemming met het beginsel van duurzame ontwikkeling, zoals neergelegd in artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 16 .

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De indirecte gevolgen voor de begrotingen van de lidstaten zullen afhangen van welke nationale beleidsinitiatieven en maatregelen de lidstaten kiezen voor de vermindering van broeikasgasemissies en de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering. De gevolgen zullen voornamelijk voortvloeien uit de eventuele aanvullende voorstellen tot herziening van gerelateerde instrumenten en de eventuele voorstellen voor nieuwe instrumenten met het oog op de vereiste extra broeikasgasemissiereducties, zoals zal worden uiteengezet in het plan met effectbeoordeling om de broeikasgasemissiereductiedoelen van de EU voor 2030 te verhogen.

De uitvoering van dit voorstel vereist de herschikking van personele middelen binnen de Commissie en een beperkte personeelsversterking voor het Europees Milieuagentschap (EEA), wat in het bijgevoegde financieel memorandum wordt toegelicht.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Transparante en regelmatige verslaglegging door de lidstaten, in combinatie met robuuste beoordelingen door de Commissie en mechanismen om ervoor te zorgen dat de vooruitgang wordt beoordeeld, zijn van essentieel belang om te waarborgen dat de EU op koers blijft om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 te halen. Het initiatief bouwt voort op het proces dat is gebaseerd op geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen en op het robuuste kader voor transparantie inzake broeikasgasemissies en andere informatie over het klimaat, dat is vervat in Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie. De Commissie zal onder meer gebruikmaken van de door de lidstaten in het kader van de governanceverordening verstrekte en gerapporteerde informatie als basis voor haar regelmatige beoordeling van de vooruitgang. Hieronder valt ook informatie over broeikasgasemissies, beleidsinitiatieven en maatregelen, prognoses en aanpassingen. De Commissie zal deze informatie ook gebruiken voor de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid en de monitoring van de milieuactieprogramma’s. De van de lidstaten verkregen informatie kan worden aangevuld met systematische waarnemingen in de atmosfeer, met gebruikmaking van in-situ-monitoring en teledetectie, bijvoorbeeld via Copernicus. De Commissie zal ook regelmatig beoordelen of het traject bijgewerkt moet worden, zal beleidsinstrumenten en wetgeving herzien en bij onvoldoende vooruitgang actie ondernemen.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 2 wordt de binnen de Unie te bereiken doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 vastgesteld, met betrekking tot alle sectoren en alle broeikasgassen – niet alleen CO2. Dit artikel weerspiegelt dat, overeenkomstig artikel 4, lid 4, van de Overeenkomst van Parijs, de partijen die ontwikkelde landen zijn, het voortouw moeten blijven nemen door absolute emissiereductiedoelstellingen voor de gehele economie vast te stellen. In het artikel wordt erkend dat het voorkomen van broeikasgasemissies aan de bron de prioriteit moet zijn, maar dat de verwijdering van broeikasgassen desalniettemin nodig zal zijn om, voor die sectoren waarvoor decarbonisatie de grootste uitdaging vormt, de resterende broeikasgassen te compenseren. De natuurlijke put van bossen, bodems, landbouwgrond en waterrijke gebieden moet worden behouden en uitgebreid, en technologieën voor koolstofverwijdering, zoals koolstofafvang en -opslag of -gebruik, moeten kosteneffectief worden gemaakt en worden toegepast. Het artikel verplicht ook het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten om de nodige maatregelen te nemen, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau, teneinde de collectieve verwezenlijking van deze doelstelling mogelijk te maken. De maatregelen op het niveau van de Unie zullen een groot deel uitmaken van de vereiste maatregelen om het doel te bereiken.

De vaststelling van een traject voor broeikasgasemissiereducties op het niveau van de Unie zal ertoe bijdragen dat de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 wordt verwezenlijkt (artikel 3). De Commissie zal het traject van de EU om de vijf jaar beoordelen, in overeenstemming met de tijdschema’s van de Overeenkomst van Parijs. In het kader van de Overeenkomst van Parijs maken de partijen regelmatig een stand van zaken op met betrekking tot de tenuitvoerlegging, en beoordelen zij de collectieve vooruitgang bij de verwezenlijking van het streefdoel en de langetermijndoelstellingen, bij de “algemene inventarisatie”. De Commissie zal het traject uiterlijk zes maanden na elke algemene inventarisatie beoordelen.

Artikel 4 betreft de aanpassing aan de klimaatverandering. De klimaatverandering veroorzaakt ondanks de mitigatiemaatregelen nu al tal van problemen in Europa, en dit zal in de toekomst niet veranderen. Het is dus van cruciaal belang de inspanningen ter verbetering van het vermogen tot adaptatie op te drijven, de veerkracht te versterken en de kwetsbaarheid te verminderen, voortbouwend op de Uniewetgeving die al specifieke doelstellingen voor aanpassing aan de klimaatverandering omvat. De ontwikkeling en uitvoering van aanpassingsstrategieën en -plannen is in dit verband van essentieel belang. De nieuwe aanpassingsstrategie van de EU is rechtstreeks gericht op het halen van dit doel.

De Commissie zal de vooruitgang om de vijf jaar beoordelen, in overeenstemming met de tijdschema’s van de Overeenkomst van Parijs (de artikelen 5 tot en met 7). Vóór elke algemene inventarisatie zal de Commissie een beoordeling maken van en verslag uitbrengen over de collectieve vooruitgang van de lidstaten met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, de aanpassing aan de klimaatverandering, de overeenstemming van de maatregelen van de Unie met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en de toereikendheid van deze maatregelen om het aanpassingsvermogen te vergroten, de veerkracht te versterken, of de kwetsbaarheid te verminderen. Wanneer uit de beoordeling blijkt dat de maatregelen van de Unie inconsistent of ontoereikend zijn, of dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt, zal de Commissie de nodige maatregelen nemen. De Commissie zal ook regelmatig de relevante nationale maatregelen beoordelen en aanbevelingen doen wanneer zij inconsistenties aantreft of vaststelt dat de maatregelen ontoereikend zijn.

2020/0036 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 17 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 18 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Commissie heeft in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal 19 een nieuwe groeistrategie vastgesteld die de Unie moet omvormen tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Deze transitie moet bovendien rechtvaardig en inclusief zijn: niemand mag aan zijn lot worden overgelaten.

(2)Het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de gevolgen van de opwarming van de aarde met 1,5 °C ten opzichte van de pre-industriële niveaus en de daarmee verband houdende mondiale broeikasgasemissietrajecten 20 biedt een sterke wetenschappelijke basis voor het aanpakken van de klimaatverandering en illustreert de noodzaak om de klimaatactie op te voeren. In het verslag wordt bevestigd dat de emissie van broeikasgassen dringend moet worden verminderd en dat de klimaatopwarming tot 1,5 °C moet worden beperkt, met name om de kans op extreme weersomstandigheden te verkleinen. In het Global Assessment Report 2019 21 van het Intergouvernementeel Platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) werd aangetoond dat de biodiversiteit er wereldwijd op achteruitgaat en dat de klimaatverandering de op twee na belangrijkste oorzaak van het verlies van biodiversiteit is 22 .

(3)Een vaste langetermijndoelstelling is van cruciaal belang om bij te dragen tot de economische en maatschappelijke transformatie, de werkgelegenheid, de groei en de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, en om op billijke en kosteneffectieve wijze te evolueren in de richting van de temperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering van 2015, die is gesloten na afloop van de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (de “Overeenkomst van Parijs”).

(4)De Overeenkomst van Parijs omvat de doelstelling op lange termijn om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C boven het pre-industriële niveau te houden en ernaar te streven de opwarming tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau te beperken 23 . In de overeenkomst wordt benadrukt dat de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering belangrijk is 24 en dat de geldstromen in lijn moeten worden gebracht met een traject naar broeikasgasarme en klimaatbestendige ontwikkeling 25 .

(5)Met het klimaatbeleid van de Unie en de lidstaten moet ernaar worden gestreefd de bevolking, de planeet, het welzijn, de welvaart, de gezondheid, de voedselsystemen, de integriteit van ecosystemen en de biodiversiteit te beschermen tegen de dreiging van de klimaatverandering, in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Het klimaatbeleid moet eveneens de welvaart maximaliseren binnen de grenzen van onze planeet, de veerkracht vergroten en de kwetsbaarheid van de samenleving voor de klimaatverandering verminderen.

(6)Alle economische sectoren moeten bijdragen aan de totstandbrenging van klimaatneutraliteit. Aangezien de productie en het verbruik van energie van grote invloed zijn op de emissie van broeikasgassen, is de transitie naar een duurzaam, betaalbaar en veilig energiestelsel, dat steunt op een goed functionerende interne energiemarkt, van essentieel belang. Ook de digitale transformatie, technologische innovatie en onderzoek en ontwikkeling zijn belangrijke factoren bij de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit.

(7)De Unie voert een ambitieus klimaatbeleid en heeft een regelgevingskader ingesteld om de broeikasgasemissiereductiedoelen voor 2030 te bereiken. Dat kader bestaat onder meer uit Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 26 , waarbij een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie is ingesteld, Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad 27 , waarbij nationale broeikasgasemissiereductiedoelen voor 2030 zijn ingevoerd, en Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad 28 , krachtens dewelke de lidstaten verplicht zijn de broeikasgasemissies en verwijderingen in de sector van het landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw met elkaar in evenwicht brengen.

(8)Daarnaast heeft de Commissie in haar mededeling van 28 november 2018 getiteld “Een schone planeet voor iedereen – Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie” een visie gepresenteerd om tegen 2050 broeikasgasneutraliteit tot stand te brengen in de Unie via een sociaal rechtvaardige en kostenefficiënte transitie.

(9)De Unie streeft met het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” 29 naar een ambitieuze decarbonisatieagenda, met name door een robuuste energie-unie tot stand te brengen, met inbegrip van doelstellingen tegen 2030 op het gebied van energie-efficiëntie en de inzet van hernieuwbare energie in de Richtlijnen 2012/27/EU 30 en (EU) 2018/2001 31 van het Europees Parlement en de Raad, en door de relevante wetgeving te versterken, waaronder Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad 32 .

(10)De Unie is koploper in de transitie naar klimaatneutraliteit wereldwijd, en is vastbesloten de ambitie op mondiaal niveau op te drijven en het wereldwijde optreden tegen de klimaatverandering te versterken, met gebruikmaking van alle instrumenten waarover zij beschikt, met inbegrip van klimaatdiplomatie.

(11)Het Europees Parlement heeft gepleit voor de noodzakelijke transitie naar een klimaatneutrale samenleving tegen uiterlijk 2050, heeft gevraagd hiervan een Europees succesverhaal te maken 33 , en heeft een noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu afgekondigd 34 . De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 12 december 2019 35 zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en erkent daarbij dat een gunstig kader tot stand moet worden gebracht en dat voor de transitie aanzienlijke publieke en particuliere investeringen nodig zullen zijn. De Europese Raad heeft de Commissie ook verzocht om zo spoedig mogelijk in 2020 een voorstel voor te bereiden voor de langetermijnstrategie van de Unie, met het oog op de aanneming ervan door de Raad en de voorlegging ervan in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

(12)De Unie moet ernaar streven om, door middel van natuurlijke en technologische oplossingen, tegen 2050 de antropogene emissies en de verwijderingen van broeikasgassen in alle economische sectoren in de Unie met elkaar in evenwicht te brengen. De doelstelling om tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie tot stand te brengen, moet door alle lidstaten samen nagestreefd worden, en de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten de nodige maatregelen nemen om de verwezenlijking ervan mogelijk te maken. De maatregelen op het niveau van de Unie zullen een groot deel uitmaken van de vereiste maatregelen om het doel te bereiken.

(13)De Unie moet haar klimaatactie en internationaal leiderschap inzake klimaat ook na 2050 voortzetten om de mensheid en de planeet te beschermen tegen de dreiging van een gevaarlijke klimaatverandering, met het oog op de verwezenlijking van de in de Overeenkomst van Parijs vastgestelde temperatuurdoelstellingen en overeenkomstig de wetenschappelijke aanbevelingen van de IPCC.

(14)Aanpassing is een essentieel onderdeel van het mondiale antwoord op de klimaatverandering op lange termijn. De lidstaten en de Unie moeten dus hun aanpassingsvermogen vergroten, hun veerkracht versterken en hun kwetsbaarheid voor de klimaatverandering verminderen, zoals bepaald in artikel 7 van de Overeenkomst van Parijs, en de gemeenschappelijke baten met andere milieubeleidsinstrumenten en milieuwetgeving maximaliseren. De lidstaten moeten uitgebreide nationale aanpassingsstrategieën en plannen vaststellen.

(15)Bij het nemen van de relevante maatregelen op nationaal en EUniveau om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken, moeten de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie rekening houden met de mate waarin de transitie naar klimaatneutraliteit bijdraagt aan het welzijn van de burgers, de welvaart van de samenleving en het concurrentievermogen van de economie; energie en voedselzekerheid en betaalbaarheid; een rechtvaardige verdeling en solidariteit tussen de lidstaten, met inachtneming van hun economische draagkracht, nationale omstandigheden en de noodzaak van convergentie in de loop van de tijd; de noodzaak van een billijke en sociaal rechtvaardige transitie; de beste beschikbare wetenschappelijke kennis, in het bijzonder de bevindingen van de IPCC; de noodzaak om bij het nemen van beslissingen over investeringen en planning rekening te houden met de risico’s in verband met de klimaatverandering; kosteneffectiviteit en technologische neutraliteit bij het verlagen van de broeikasgasemissies en het verhogen van de verwijdering van broeikasgassen en bij het vergroten van de veerkracht; vooruitgang op het gebied van milieu-integriteit en ambitieniveau.

(16)Voor de transitie naar klimaatneutraliteit zijn veranderingen in het gehele beleidsspectrum en een collectieve inspanning van alle sectoren van de economie en de samenleving vereist, zoals de Commissie opmerkt in haar mededeling over de Europese Green Deal. De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 12 december 2019 verklaard dat alle relevante wetgeving en beleidsinstrumenten van de Unie moeten stroken met en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, en dat een gelijk speelveld verzekerd moet zijn. Ook heeft de Raad de Commissie verzocht om na te gaan of daarvoor een aanpassing van de bestaande regels vereist is.

(17)De Commissie heeft in haar mededeling “De Europese Green Deal” aangekondigd voornemens te zijn een beoordeling te maken van de broeikasgasemissiereductiedoelen van de Unie voor 2030, en voorstellen te doen om dat streefdoel te verhogen, teneinde de overeenstemming met de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 te waarborgen. In die mededeling benadrukte de Commissie ook dat alle beleidsinstrumenten van de EU moeten bijdragen aan de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, en dat alle sectoren hun steentje moeten bijdragen. Tegen september 2020 moet de Commissie, op basis van een uitgebreide effectbeoordeling en rekening houdend met haar analyse van de geïntegreerde nationale energie en klimaatplannen die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad 36 bij de Commissie zijn ingediend, de 2030streefcijfers van de Unie inzake het klimaat evalueren en mogelijkheden onderzoeken om de emissiereductiedoelen voor 2030 te verhogen zodat emissies tegen die tijd 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990. Als de Commissie het nodig acht om het doel van de Unie voor 2030 te wijzigen, moet zij een voorstel doen aan het Europees Parlement en de Raad doen om deze verordening waar nodig te wijzigen. Daarnaast moet de Commissie uiterlijk op 30 juni 2021 beoordelen hoe de Uniewetgeving ter uitvoering van die doelstelling gewijzigd zou moeten worden om emissies te bereiken die 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990.

(18)Om ervoor te zorgen dat de Unie en de lidstaten op koers blijven om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken en vooruitgang te boeken op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering, moet de Commissie regelmatig de vooruitgang beoordelen. Indien de collectieve vooruitgang van de lidstaten met betrekking tot klimaatneutraliteit of aanpassing aan de klimaatverandering onvoldoende is, of indien maatregelen van de Unie onverenigbaar zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of ontoereikend zijn om het vermogen tot aanpassing te vergroten, de veerkracht te versterken of de kwetsbaarheid te verminderen, moet de Commissie overeenkomstig de Verdragen de nodige maatregelen nemen. De Commissie moet ook regelmatig de relevante nationale maatregelen beoordelen, en aanbevelingen doen indien zij vaststelt dat de maatregelen van een lidstaat onverenigbaar zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of ontoereikend zijn om het vermogen tot aanpassing te vergroten, de veerkracht te versterken en de kwetsbaarheid voor de klimaatverandering te verminderen.

(19)De Commissie moet zorgen voor een solide en objectieve beoordeling op basis van de meest actuele wetenschappelijke, technische en sociaal-economische bevindingen, waarin een pluriforme, onafhankelijke expertise is vertegenwoordigd, en moet haar beoordeling baseren op relevante informatie, met inbegrip van door de lidstaten ingediende en gerapporteerde gegevens, verslagen van het Europees Milieuagentschap, en de beste beschikbare wetenschappelijke kennis, met inbegrip van de verslagen van de IPCC. Aangezien de Commissie zich ertoe verbonden heeft na te gaan hoe de EU-taxonomie in het kader van de Europese Green Deal door de publieke sector kan worden gebruikt, moet deze beoordeling informatie omvatten over ecologisch duurzame beleggingen door de Unie en de lidstaten, in overeenstemming met Verordening (EU) 2020/... [taxonomieverordening], zodra deze informatie beschikbaar is. De Commissie moet waar mogelijk gebruikmaken van Europese statistieken en gegevens, en moet voorzien in toetsing door deskundigen. Voor zover dit passend is en in overeenstemming is met zijn jaarlijks werkprogramma, moet het Europees Milieuagentschap de Commissie bijstaan.

(20)Aangezien burgers en gemeenschappen een belangrijke rol spelen in het aansturen van de transitie naar klimaatneutraliteit, moet een krachtig publiekelijk en maatschappelijk engagement voor klimaatactie worden bevorderd. De Commissie moet daarom met alle geledingen van de samenleving in gesprek gaan, teneinde iedereen de mogelijkheid en de gelegenheid te geven om actie te ondernemen met het oog op een klimaatneutrale en klimaatbestendige samenleving, onder meer door een Europees klimaatpact te lanceren.

(21)Om te zorgen voor vertrouwen en voorspelbaarheid voor alle economische actoren, met inbegrip van ondernemingen, werknemers, investeerders en consumenten, om te waarborgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit onomkeerbaar is, om te zorgen voor een geleidelijke vermindering van emissies, en om te helpen bij de beoordeling van de samenhang van de maatregelen en van de vooruitgang met betrekking tot de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om een traject af te bakenen aan de hand waarvan tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie tot stand wordt gebracht. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 37 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(22)In lijn met de inspanningen van de Commissie met betrekking tot de beginselen van beter wetgeven, moet worden gestreefd naar samenhang in de instrumenten van de Unie voor broeikasgasemissiereductie. Het systeem om de vooruitgang bij de totstandbrenging van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te meten en om de samenhang van de daartoe genomen maatregelen te beoordelen, moet voortbouwen op en in overeenstemming zijn met het in Verordening (EU) 2018/1999 vastgelegde governancekader. Met name het systeem van regelmatige rapportering en de volgorde van de beoordelingen en maatregelen van de Commissie op basis van die rapportering, moeten in overeenstemming worden gebracht met de in Verordening (EU) 2018/1999 vastgelegde vereiste voor de lidstaten om informatie te verstrekken en verslagen in te dienen. Verordening (EU) 2018/1999 moet derhalve worden gewijzigd om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de betreffende bepalingen op te nemen.

(23)De klimaatverandering is per definitie een grensoverschrijdende uitdaging. Een gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie is bijgevolg nodig om de nationale beleidsinstrumenten effectief aan te vullen en te versterken. Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de totstandbrenging van klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In deze verordening wordt een kader vastgesteld voor de onomkeerbare en geleidelijke reductie van broeikasgasemissies en verbetering van de verwijderingen per natuurlijke of andere put van broeikasgassen in de Unie.

Deze verordening bevat een bindende doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050, met het oog op de temperatuurdoelstelling op lange termijn die is vastgesteld in artikel 2 van de Overeenkomst van Parijs, en biedt een kader om vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de in artikel 7 van de Overeenkomst van Parijs vastgestelde mondiale doelstelling inzake aanpassing aan de klimaatverandering.

Deze verordening is van toepassing op de antropogene emissies en verwijderingen per natuurlijke of andere put van de in deel 2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999 vermelde broeikasgassen.

Artikel 2

Doelstelling inzake klimaatneutraliteit

1.De emissies en verwijderingen van broeikasgassen die in het Unierecht gereguleerd zijn, zijn uiterlijk in 2050 op niveau van de Unie in evenwicht, zodat de netto-uitstoot van emissies tegen die datum tot nul kan worden herleid.

2.De relevante instellingen van de Unie en de lidstaten nemen de nodige maatregelen, respectievelijk op het niveau van de Unie en op nationaal niveau, om de collectieve verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling inzake klimaatneutraliteit mogelijk te maken, rekening houdend met het belang van de bevordering van rechtvaardigheid en solidariteit tussen de lidstaten.

3.Tegen september 2020 beoordeelt de Commissie in artikel 2, lid 11, van Verordening (EU) 2018/1999 bedoelde 2030streefcijfers voor klimaat en energie van de Unie in het licht van de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, en onderzoekt zij de mogelijkheden voor nieuwe emissiereductiedoelen voor 2030 om emissies te bereiken die 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990. Indien de Commissie van mening is dat het noodzakelijk is de betreffende streefcijfers te wijzigen, doet zij waar passend voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad.

4.Uiterlijk op 30 juni 2021 beoordeelt de Commissie hoe de Uniewetgeving tot uitvoering van de streefwaarde van de Unie voor 2030 moet worden gewijzigd om emissies te bereiken die 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990 en de in artikel 2, lid 1, vastgestelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken, en neemt zij de nodige maatregelen in overweging, waaronder de vaststelling van wetgevingsvoorstellen, overeenkomstig de Verdragen.

Artikel 3

Traject naar klimaatneutraliteit

1.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 9 gedelegeerde handelingen vast te stellen in aanvulling op deze verordening, om een traject af te bakenen op het niveau van de Unie, teneinde de in artikel 2, lid 1, genoemde doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 te bereiken. Uiterlijk zes maanden na elke algemene inventarisatie als bedoeld in artikel 14 van de Overeenkomst van Parijs, beoordeelt de Commissie het traject.

2.Het traject begint met de in artikel 2, lid 3, bedoelde 2030streefcijfers voor klimaat van de Unie.

3.Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 1 een traject afbakent, houdt zij rekening met het volgende:

a)kosteneffectiviteit en economische efficiëntie;

b)concurrentievermogen van de economie van de Unie;

c)beste beschikbare technologieën;

d)energie-efficiëntie, betaalbaarheid van energie en voorzieningszekerheid;

e)rechtvaardigheid en solidariteit tussen en binnen de lidstaten;

f)de noodzaak om de ecologische doeltreffendheid en de vooruitgang in de loop van de tijd te waarborgen;

g)investeringsbehoeften en -kansen;

h)de noodzaak van een billijke en sociaal rechtvaardige transitie;

i)de internationale ontwikkelingen en inspanningen ter verwezenlijking van de langetermijndoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en de uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering;

j)de beste beschikbare en meest recente wetenschappelijke kennis, met inbegrip van de meest recente rapporten van de IPCC.

Artikel 4

Aanpassing aan de klimaatverandering

1.De betrokken instellingen van de Unie en de lidstaten zorgen voor voortdurende vooruitgang bij het vergroten van het vermogen tot aanpassing, het versterken van de veerkracht en het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, overeenkomstig artikel 7 van de Overeenkomst van Parijs.

2.De lidstaten ontwikkelen aanpassingsstrategieën en plannen en voeren deze uit, met inbegrip van brede kaders voor risicobeheer, op basis van robuuste referentiescenario’s met betrekking tot klimaat en kwetsbaarheid, en voortgangsbeoordelingen.

Artikel 5

Beoordeling van de vooruitgang en maatregelen van de Unie

1.Uiterlijk op 30 september 2023, en vervolgens om de 5 jaar, beoordeelt de Commissie, samen met de in artikel 29, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1999 bedoelde beoordeling:

a)de collectieve vooruitgang van de lidstaten bij de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, zoals uitgedrukt in het in artikel 3, lid 1, bedoelde traject;

b)de collectieve vooruitgang van alle lidstaten op het gebied van aanpassing, als bedoeld in artikel 4.

De Commissie legt de conclusies van die beoordeling, samen met het verslag over de stand van de energie-unie dat overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999 in het betreffende kalenderjaar is opgesteld, voor aan het Europees Parlement en de Raad.

2.Uiterlijk op 30 september 2023, en vervolgens om de 5 jaar, beoordeelt de Commissie:

a)de overeenstemming van de maatregelen van de Unie met de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, zoals uitgedrukt in het in artikel 3, lid 1, bedoelde traject;

b)de toereikendheid van de maatregelen van de Unie om ervoor te zorgen dat vooruitgang wordt geboekt op het gebied van de aanpassing aan de klimaatverandering als bedoeld in artikel 4.

3.Indien de Commissie op basis van de in de leden 1 en 2 bedoelde beoordeling tot de vaststelling komt dat de maatregelen van de Unie niet in overeenstemming zijn met de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, of ontoereikend zijn om de in artikel 4 bedoelde vooruitgang op het gebied van de aanpassing aan de klimaatverandering te verzekeren, of dat te weinig vooruitgang wordt geboekt met betrekking tot de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of de aanpassing aan de klimaatverandering, als bedoeld in artikel 4, neemt zij, gelijktijdig met de beoordeling van het in artikel 3, lid 1, bedoelde traject, de nodige maatregelen overeenkomstig de Verdragen.

4.De Commissie beoordeelt eventuele ontwerpmaatregelen of ontwerpwetgevingsvoorstellen, vooraleer zij vastgesteld worden, in het licht van de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, zoals uitgedrukt in het in artikel 3, lid 1, bedoelde traject, neemt deze analyse op in een eventuele effectbeoordeling bij deze maatregelen of voorstellen, en maakt het resultaat van die beoordeling op het moment van de vaststelling openbaar.

Artikel 6

Beoordeling van nationale maatregelen

1.Uiterlijk op 30 september 2023, en vervolgens om de 5 jaar, beoordeelt de Commissie:

a)de mate waarin de nationale maatregelen die, op basis van de nationale energie- en klimaatplannen of de tweejaarlijkse voortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, als relevant zijn aangemerkt voor de verwezenlijking van de in artikel 2, lid 1, bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit, stroken met die doelstelling, zoals uitgedrukt in het in artikel 3, lid 1, bedoelde traject;

b)de toereikendheid van de relevante nationale maatregelen om ervoor te zorgen dat vooruitgang wordt geboekt op het gebied van de aanpassing aan de klimaatverandering als bedoeld in artikel 4.

De Commissie legt de conclusies van die beoordeling, samen met het verslag over de stand van de energie-unie dat overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999 in het betreffende kalenderjaar is opgesteld, voor aan het Europees Parlement en de Raad.

2.Indien de Commissie, met inachtneming van de overeenkomstig artikel 5, lid 1, beoordeelde collectieve vooruitgang, vaststelt dat de maatregelen van een lidstaat niet in overeenstemming zijn met die doelstelling, zoals uitgedrukt in het in artikel 3, lid 1, bedoelde traject, of ontoereikend zijn om de in artikel 4 bedoelde vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering te verzekeren, kan zij aanbevelingen aan die lidstaat doen. De Commissie maakt dergelijke aanbevelingen openbaar.

3.Indien overeenkomstig lid 2 een aanbeveling wordt uitgebracht, zijn de volgende beginselen van toepassing:

a)de betrokken lidstaat houdt terdege rekening met de aanbeveling in een geest van solidariteit tussen de lidstaten en de Unie en tussen de lidstaten onderling;

b)de betreffende lidstaat zet in het eerste overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999 ingediende voortgangsverslag, dat is opgesteld in het jaar volgend op het jaar dat de aanbeveling werd gedaan, uiteen hoe hij terdege rekening heeft gehouden met de aanbeveling. Een lidstaat die besluit geen gevolg te geven aan een aanbeveling of een aanzienlijk deel daarvan, moet dit aan de Commissie motiveren;

c)de aanbevelingen moeten complementair zijn met de meest recente landspecifieke aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van het Europees Semester.

Artikel 7

Gemeenschappelijke bepalingen inzake de beoordeling door de Commissie

1.Naast de in artikel 6, lid 1, onder a), bedoelde nationale maatregelen, baseert de Commissie haar in de artikelen 5 en 6 bedoelde beoordeling op ten minste het volgende:

a)informatie die in het kader van Verordening (EU) 2018/1999 is ingediend en gerapporteerd;

b)verslagen van het Europees Milieuagentschap;

c)Europese statistieken en gegevens, met inbegrip van gegevens over verliezen ten gevolge van negatieve klimaateffecten, voor zover beschikbaar; en

d)de beste beschikbare wetenschappelijke kennis, met inbegrip van de meest recente rapporten van de IPCC; en

e)eventuele aanvullende informatie over ecologisch duurzame beleggingen door de Unie en de lidstaten, met inbegrip van, indien beschikbaar, beleggingen in overeenstemming met Verordening (EU) 2020/... [taxonomieverordening].

2.Het Europees Milieuagentschap staat de Commissie bij bij de voorbereiding van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde beoordeling, in overeenstemming met zijn jaarlijks werkprogramma.

Artikel 8

Participatie van het publiek

De Commissie gaat met alle geledingen van de samenleving in gesprek, teneinde iedereen de mogelijkheid en de gelegenheid te geven om actie te ondernemen met het oog op een klimaatneutrale en klimaatbestendige samenleving. De Commissie bevordert een inclusief en toegankelijk proces op alle niveaus, ook op nationaal, regionaal en lokaal niveau, alsook met de sociale partners, de burgers en het maatschappelijk middenveld, om beste praktijken uit te wisselen en acties in kaart te brengen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening. Daarnaast kan de Commissie ook voortbouwen op de door de lidstaten overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2018/1999 opgezette klimaat- en energiedialogen op verschillende niveaus.

Artikel 9

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van ... [PB: de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 10

Wijzigingen van Verordening (EU) 2018/1999

Verordening (EU) 2018/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)artikel 1, lid 1, onder a), wordt vervangen door:

“a) uitvoering te geven aan strategieën en maatregelen die ontworpen zijn om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit van de Unie, als vastgelegd in artikel 2 van Verordening .../... [klimaatwet], en de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie te bereiken, en voor de eerste tienjarige periode van 2021 tot en met 2030 met name de 2030-streefcijfers voor energie en klimaat van de Unie te bereiken;”;

2)in artikel 2 wordt punt 7 vervangen door:

“7) “prognoses”: voorspellingen van antropogene broeikasgasemissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen of ontwikkelingen van het energiesysteem, waaronder ten minste kwantitatieve ramingen voor een reeks van zes komende jaren eindigend op 0 of 5 onmiddellijk volgend op het rapporteringsjaar;”;

3)in artikel 3, lid 2, wordt punt f) vervangen door:

“f) een beoordeling van de effecten van de geplande beleidslijnen en maatregelen om de onder b) van dit lid bedoelde doelstellingen te verwezenlijken, waarbij ook wordt nagegaan of ze stroken met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit van de Unie, als vastgelegd in artikel 2 van Verordening .../... [klimaatwet], met de langetermijndoelstellingen inzake broeikasgasemissiereductie in het kader van de Overeenkomst van Parijs en met de in artikel 15 bedoelde langetermijnstrategieën;”;

4)aan artikel 8, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e) de wijze waarop bestaande beleidslijnen en maatregelen en geplande beleidslijnen en maatregelen bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening .../... [klimaatwet] vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit.”;

5)artikel 11 wordt vervangen door:

Artikel 11

       Klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus

Elke lidstaat zet overeenkomstig nationale regels een klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus op, waarin lokale overheden, maatschappelijke organisaties, de bedrijfswereld, investeerders en andere betrokken partijen en het brede publiek actief kunnen participeren en de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening .../... (klimaatwet) vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit en de verschillende mogelijke scenario’s, ook op lange termijn, voor het energie- en klimaatbeleid kunnen bespreken, en de vooruitgang kunnen beoordelen, tenzij de lidstaat al een structuur heeft ingevoerd die datzelfde doel heeft. De geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen kunnen in het kader van deze dialoog worden besproken.”;

6)in artikel 15, lid 3, wordt punt c) vervangen door:

“c) de verwezenlijking van de vermindering van broeikasgasemissies en de verbetering van verwijderingen per put op lange termijn in alle sectoren, in overeenstemming met de in artikel 2 van Verordening .../... [klimaatwet] vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit;”;

7)bijlage I, deel 1, wordt als volgt gewijzigd:

a)in afdeling A, punt 3.1.1, wordt punt i vervangen door:

“i. Beleidsinitiatieven en maatregelen ter verwezenlijking van de op grond van Verordening (EU) 2018/842 vastgestelde doelstellingen, als bedoeld in punt 2.1.1 en beleidsinitiatieven en maatregelen voor de naleving van Verordening (EU) 2018/841, voor alle belangrijke emissiesectoren en sectoren waar de verwijdering moet worden verbeterd, in het licht van de in artikel 2 van Verordening .../... [klimaatwet] vastgelegde doelstelling inzake klimaatneutraliteit”;

b)aan afdeling B wordt het volgende punt 5.5 toegevoegd:

“5.5. De bijdrage van geplande beleidslijnen en maatregelen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening .../... [klimaatwet] vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit”;

8)in bijlage VI, onder c), wordt punt viii vervangen door:

“viii) een beoordeling van de bijdrage die het beleidsinitiatief of de maatregel levert aan de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening.../... [klimaatwet] vastgelegde doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit en aan de verwezenlijking van de in artikel 15 bedoelde langetermijnstrategie;”.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Inhoud

1.    KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF    

1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief    

1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.    Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.    Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.    Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.4.2.    Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie

1.4.3.    Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan    

1.4.4.    Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.    Duur en financiële gevolgen    

1.6.    Beheersvorm(en)    

2.    BEHEERSMAATREGELEN    

2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen    

2.2.    Beheers- en controlesyste(e)m(en)    

2.2.1.    Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie    

2.2.2.    Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken    

2.2.3.    Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles

2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden    

3.    GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF    

3.1.    Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven    

3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven    

3.2.1.    Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven    

3.2.2.    Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten    

3.2.3.    Bijdragen van derden

3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (Europese klimaatwet)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Klimaatactie

Titel 34 (MFK 2014-2020) – Titel 9 (MFK 2021-2027)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 38  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De Europese Green Deal bevestigt de ambitie van de Commissie om Europa tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te maken. Zowel het Europees Parlement als de Europese Raad onderschrijven klimaatneutraliteit als langetermijndoelstelling voor de EU. Dit voorstel heeft tot doel een kader vast te stellen om klimaatneutraliteit in de EU tot stand te brengen, onder meer door een traject af te bakenen. De betrokken instellingen van de Unie en de lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om het voorstel ten uitvoer te leggen. De lidstaten moeten het langetermijnperspectief verder integreren in hun plannen en verslagen in het kader van de governanceverordening. De Commissie moet verschillende taken uitvoeren, zoals de beoordeling van het streefdoel voor 2030 en van alle relevante gerelateerde beleidsinstrumenten om de herziene streefcijfers te halen, de afbakening van een traject, de beoordeling van de samenhang van het bestaande beleidskader, een vijfjaarlijkse beoordeling, het uitbrengen van aanbevelingen en het nemen van aanvullende maatregelen op EU-niveau.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante) Klimaatverandering is een grensoverschrijdende uitdaging die niet enkel met acties op nationaal of lokaal niveau kan worden opgelost.

Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post) Een gecoördineerd optreden van de EU kan nationale en lokale maatregelen effectief aanvullen en versterken en klimaatactie bevorderen.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De EU heeft een alomvattend beleidskader voor broeikasgasemissiereducties opgezet. Zij is al begonnen met het moderniseren en transformeren van de economie om klimaatneutraliteit te bereiken. In de periode 1990-2018 is de uitstoot van broeikasgassen met 23 % afgenomen, terwijl de economie met 61 % is gegroeid. De huidige beleidsinstrumenten zouden echter de uitstoot van broeikasgassen slechts met 60 % verminderen tegen 2050; er moet dus nog veel meer worden gedaan om tegen 2050 klimaatneutraliteit tot stand te brengen.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Met het voorstel wordt beoogd het bestaande beleidskader aan te vullen door de koers op lange termijn te bepalen en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 in het EU-recht vast te leggen, de inspanningen op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering te versterken, een proces vast te stellen om tot in 2050 een traject af te bakenen, bij te werken, en regelmatige beoordelingen te verzekeren, en een proces in geval van onvoldoende vooruitgang of inconsistenties vast te stellen. In het voorstel krijgt de Commissie de taak de bestaande beleidsonderdelen en wetgeving van de Unie te beoordelen op hun overeenstemming met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit en met het afgebakende traject. Ook krijgt zij de taak een beoordeling te maken van het broeikasgasemissiereductiedoel van de Unie voor 2030, en voorstellen te doen om dat streefdoel te verhogen, teneinde de overeenstemming met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 te waarborgen. Het voorstel is in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie en de wijzigingen daaraan.

1.5.Duur en financiële gevolgen

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2020 voor onbeperkte duur,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 

Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

Het Europees Milieuagentschap zal, in overeenstemming met zijn jaarlijks werkprogramma, de Commissie bijstaan bij het opstellen van de verslagen en het toezicht op en de evaluatie van de vooruitgang die werd geboekt met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering in het kader van deze verordening.

 

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het voorstel bouwt voort op het robuuste transparantiekader voor broeikasgasemissies, op de geïntegreerde nationale energie‑ en klimaatplannen en op alle andere gegevens over het klimaat die bijvoorbeeld vervat zijn in de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, in plaats van bijkomende rapporteringsstromen voor de lidstaten vast te stellen. De timing van de beoordeling door de Commissie is afgestemd op de termijnen van de Overeenkomst van Parijs en de evaluatie waarin de governanceverordening voorziet. Het proces van de aanbevelingen van de Commissie sluit aan op die vijfjaarlijkse beoordeling.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Niet van toepassing – Het voorstel heeft geen betrekking op de tenuitvoerlegging van een financieel programma, maar op het vormgeven van een beleid voor de lange termijn. De beheersvorm, de uitvoeringsmechanismen voor financiering, de betalingsvoorwaarden en de controlestrategie met betrekking tot foutenpercentages zijn niet van toepassing. Voor de tenuitvoerlegging van dit voorstel is een herschikking vereist van de personele middelen binnen de Commissie, evenals een beperkte personeelsversterking van het Europees Milieuagentschap (EEA). Hiervoor zijn geschikte procedures voorhanden.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

De lidstaten kunnen vertraging oplopen bij de plannings‑ en rapporteringsvereisten krachtens de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie. Dankzij de reeds bestaande en beproefde rapportagesystemen inzake klimaatinformatie (in het kader van de verordening betreffende een bewakings- en rapportagesysteem en de governanceverordening) zijn er procedures van kracht die waarborgen dat de verslagen over broeikasgasemissies tijdig binnenkomen, dat de kwaliteit van die verslagen wordt gecontroleerd, dat lacunes kunnen worden aangepakt en dat de lidstaten die hun rapportageverplichtingen niet nakomen, kunnen worden bijgestaan.

Het is ook mogelijk dat maatregelen op het niveau van de Unie of op nationaal niveau ontoereikend zijn om klimaatneutraliteit te bereiken of vooruitgang te boeken. Om die reden is in het voorstel voorzien in een regelmatige evaluatie van de vooruitgang, beoordelingen, aanbevelingen en aanvullende maatregelen. Het voorstel voorziet ook in een beoordeling en voorstellen om het broeikasgasemissiereductiedoel van de Unie voor 2030 te verhogen en een traject af te bakenen.

Dit initiatief brengt geen significante nieuwe risico’s mee die niet onder een bestaand internecontrolekader vallen.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

Dit initiatief brengt geen significante nieuwe controles/risico’s mee die niet onder een bestaand internecontrolekader vallen.

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Er zijn geen specifieke maatregelen overwogen, behalve de toepassing van het Financieel Reglement.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgaven

Bijdrage

Nummer 5 (7)

[Rubriek Europees openbaar bestuur]

GK/NGK 39 .

van EVA‑landen 40

van kandidaat-lidstaten 41

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

34 01 01 01 / 20 02 01 02

34 01 02 01 / 20 02 06 01

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven



Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5 (7)

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

0,300

0,450

0,600

0,600

0,600

0,600

0,600

0,600

4,350

Andere administratieve uitgaven

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,400

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,350

0,500

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

4,750

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle rubrieken
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

0,350

0,500

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

4,750

Betalingen

0,350

0,500

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

4,750

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaren

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 5 (7)
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,300

0,450

0,600

0,600

0,600

0,600

0,600

0,600

4,350

Andere administratieve uitgaven

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,400

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

0,350

0,500

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

4,750

TOTAAL

0,350

0,500

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

0,650

4,750

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

2

3

4

4

4

4

4

4

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten – VTE) — AC, AL, END, INT en JPD  42

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  43

- zetel

- delegaties

Onderzoek

Overige (specificeer)

TOTAAL

2

3

4

4

4

4

4

4

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Dit verzoek om personeelsversterking (4 VTE tegen 2022 – administrateurs) heeft uitsluitend betrekking tot de voorbereiding, interinstitutionele goedkeuring en verdere monitoring door het DG van de klimaatwet in strikte zin, exclusief de coördinatie/communicatie. Er zijn echter veel ruimere gevolgen voor de werklast, met betrekking tot de initiatieven van wetgevende en niet-wetgevende aard die uit de klimaatwet voortvloeien. Deze zullen elders worden weerspiegeld.

Extern personeel

niet van toepassing

3.2.3.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

voorziet niet in medefinanciering door derden

voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de overige ontvangsten



FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”

Het Europees Milieuagentschap

Inhoud

1.    KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief    

1.2.    Betrokken beleidsterrein(en)    

1.3.    Het voorstel betreft    

1.4.    Doelstelling(en)    

1.4.1.    Algemene doelstelling(en)    

1.4.2.    Specifieke doelstelling(en)    

1.4.3.    Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.    Prestatie-indicatoren

1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.    Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.    Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie

1.5.3.    Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.    Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten    

1.5.5.    Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.    Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief    

1.7.    Beheersvorm(en)    

2.    BEHEERSMAATREGELEN    

2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen    

2.2.    Beheers- en controlesyste(e)m(en)    

2.2.1.    Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie    

2.2.2.    Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken    

2.2.3.    Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles

2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden    

3.    GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.    Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.    Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.    Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

3.2.3.    Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

3.2.4.    Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.    Bijdragen van derden

3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten




FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (Europese klimaatwet)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

Klimaatactie

Titel 34 (MFK 2014-2020) – Titel 09 (MFK 2021-2027)

1.3.Het voorstel betreft

een nieuwe actie

 een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 44  

 de verlenging van een bestaande actie 

 een samenvoegen van één of meer acties tot een andere / een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

Dit voorstel voor een verordening heeft tot doel een kader vast te stellen om klimaatneutraliteit in de EU tot stand te brengen, met een bindende doelstelling van klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050. Het voorstel voorziet in een herziening van de bestaande 2030‑streefcijfers inzake broeikasgasemissiereducties, de afbakening van een traject tot in 2050, maatregelen met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering, en een governanceproces om de EU op koers te houden om de doelstelling te halen.

Het voorstel vormt de kern van de Europese Green Deal, een van de zes grote ambities in de politieke richtsnoeren van Commissievoorzitter Von der Leyen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Specifieke doelstelling nr. 1: De totstandbrenging van klimaatneutraliteit aan de hand van een goed functionerende koolstofmarkt in de EU en een eerlijk operationeel kader voor de EU‑lidstaten om emissies in andere sectoren te verminderen

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en): Europese Green Deal

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Dit voorstel heeft tot doel een kader vast te stellen om klimaatneutraliteit in de EU tot stand te brengen. In de diepgaande analyse ter ondersteuning van de mededeling “Een schone planeet voor iedereen” wordt onderzocht hoe klimaatneutraliteit kan worden bereikt door alle belangrijke economische sectoren in aanmerking te nemen. De effecten op deze sectoren zullen voortvloeien uit latere mogelijke aanvullende voorstellen om de bestaande wetgeving en de bestaande beleidsinstrumenten te herzien of om aanvullende beleidsmaatregelen te nemen. Wat het nationale niveau betreft, zullen de aard en de omvang van de nationale maatregelen die de lidstaten voor de uitvoering van het beleid kiezen, bepalen welke gevolgen voor welke belanghebbenden er zullen zijn.

De monitorings‑ en rapporteringsprocessen met betrekking tot maatregelen die zijn opgenomen in de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie moeten de administratieve lasten voor de lidstaten tot een minimum beperken en tegelijkertijd de kwaliteit van de informatie en de transparantie verbeteren. Het voorstel heeft eveneens tot doel de evaluaties af te stemmen op het tijdschema van de Overeenkomst van Parijs.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten.

De tenuitvoerlegging van het voorstel moet ervoor zorgen dat de EU en de lidstaten op koers liggen om tegen 2050 klimaatneutraliteit in de EU tot stand te brengen en hun inspanningen op het gebied van de aanpassing aan de klimaatverandering op te drijven.

Specifieke indicatoren voor monitoring van de tenuitvoerlegging zijn:

Mate van de vermindering van broeikasgasemissies in de EU (zoals gerapporteerd in het kader van Verordening (EU) 2018/1999)

Maatregelen inzake de aanpassing aan de klimaatverandering (zoals gerapporteerd in het kader van Verordening (EU) 2018/1999) en het aantal lidstaten met strategieën en plannen voor aanpassing aan de klimaatverandering (zoals vermeld in het voorstel)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De betrokken instellingen van de Unie en de lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om het voorstel ten uitvoer te leggen. De lidstaten moeten het langetermijnperspectief verder integreren in hun plannen en verslagen in het kader van de governanceverordening. De Commissie moet verschillende taken uitvoeren, zoals de beoordeling van het streefdoel voor 2030 en van alle relevante gerelateerde beleidsinstrumenten om de herziene streefcijfers te halen, de afbakening van een traject, de beoordeling van de samenhang van het bestaande beleidskader, een vijfjaarlijkse beoordeling, het uitbrengen van aanbevelingen en het nemen van aanvullende maatregelen op EU-niveau.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Klimaatverandering is een grensoverschrijdende uitdaging die niet enkel met acties op nationaal of lokaal niveau kan worden opgelost. Een gecoördineerd optreden van de EU kan nationale en lokale maatregelen effectief aanvullen en versterken en klimaatactie bevorderen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De EU heeft een alomvattend beleidskader voor broeikasgasemissiereducties opgezet. Zij is al begonnen met het moderniseren en transformeren van de economie om klimaatneutraliteit te bereiken. In de periode 1990-2018 is de uitstoot van broeikasgassen met 23 % afgenomen, terwijl de economie met 61 % is gegroeid. De huidige beleidsinstrumenten zouden echter de uitstoot van broeikasgassen slechts met 60 % verminderen tegen 2050; er moet dus nog veel meer worden gedaan om klimaatneutraliteit tot stand te brengen.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Met het voorstel wordt beoogd het bestaande beleidskader aan te vullen door de koers op lange termijn te bepalen en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 in het EU‑recht vast te leggen, de inspanningen op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering te versterken, een proces vast te stellen om tot in 2050 een traject af te bakenen en bij te werken en regelmatige beoordelingen te verzekeren, evenals een proces in geval van onvoldoende vooruitgang of inconsistenties. Ook krijgt zij de taak een beoordeling te maken van het broeikasgasemissiereductiedoel van de Unie voor 2030, en voorstellen te doen om dat streefdoel te verhogen, teneinde de overeenstemming met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 te waarborgen. Het voorstel is in overeenstemming met de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

-

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

 beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2020 voor onbeperkte duur,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 

Direct beheer door de Commissie via

   uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

☑ de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen

Het Europees Milieuagentschap zal, in overeenstemming met zijn jaarlijks werkprogramma, de Commissie bijstaan bij het opstellen van de vijfjaarlijkse voortgangsverslagen inzake klimaatneutraliteit en het toezicht op en de evaluatie van de vooruitgang die werd geboekt met betrekking tot de aanpassing aan de klimaatverandering in het kader van deze verordening. Het EEA zal deze taken verrichten in het kader van zijn huidige mandaat en in overeenstemming met het “enkelvoudig programmeringsdocument”, dat een meerjarig en jaarlijks werkprogramma voor het EEA bevat (artikel 32 van Verordening (EU) 2019/715 – de financiële kaderregeling).

 

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het voorstel bouwt voort op het robuuste transparantiekader voor broeikasgasemissies en andere gegevens over het klimaat die bijvoorbeeld vervat zijn in de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, in plaats van aanvullende rapporteringsstromen door de lidstaten vast te stellen. De timing van de beoordeling door de Commissie is afgestemd op de termijnen van de Overeenkomst van Parijs en de evaluatie waarin de governanceverordening voorziet. Het proces van de aanbevelingen van de Commissie sluit aan op die vijfjaarlijkse beoordeling.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De lidstaten kunnen vertraging oplopen bij de plannings‑ en rapporteringsvereisten krachtens de verordening inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie. Dankzij de reeds bestaande en beproefde rapportagesystemen inzake klimaatinformatie (in het kader van de verordening betreffende een bewakings- en rapportagesysteem en de governanceverordening) zijn er procedures van kracht die waarborgen dat de verslagen over broeikasgasemissies tijdig binnenkomen, dat de kwaliteit van die verslagen wordt gecontroleerd, dat lacunes kunnen worden aangepakt en dat de lidstaten die hun rapportageverplichtingen niet nakomen, kunnen worden bijgestaan.

Het is ook mogelijk dat maatregelen op het niveau van de Unie of op nationaal niveau ontoereikend zijn om klimaatneutraliteit te bereiken of vooruitgang te boeken. Om die reden is in het voorstel voorzien in een regelmatige evaluatie van de vooruitgang, beoordelingen, aanbevelingen en aanvullende maatregelen. Het voorstel voorziet ook in een beoordeling en voorstellen om het broeikasgasemissiereductiedoel van de Unie voor 2030 te verhogen en een traject af te bakenen.

Wat de controlestrategie voor de extra uitgaven van het Agentschap betreft, werken alle gedecentraliseerde agentschappen nauw samen met de dienst Interne Audit van de Commissie om ervoor te zorgen dat op alle gebieden van het internecontrolekader passende normen worden nageleefd. Ook in dit voorstel geldt die regeling voor de rol van de agentschappen.

Bovendien heeft het Europees Parlement de bevoegdheid om, op aanbeveling van de Raad en met inachtneming van de bevindingen van de Europese Rekenkamer, elk begrotingsjaar de agentschappen al dan niet kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

In verband met het rechtmatige, economische en efficiënte gebruik van de kredieten die uit door het EEA in het kader van dit voorstel uit te voeren acties voortvloeien, brengt dit initiatief geen andere risico’s met zich mee dan die welke momenteel door een bestaand intern controlekader worden bestreken. De maatregelen die in het kader van dit voorstel moeten worden toegepast, nemen een aanvang in 2022 en vallen onder het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK).

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

De beheers- en controlesystemen waarin thans wordt voorzien door de verordeningen die het functioneren van het EEA beregelen. Die instantie werkt nauw samen met de Dienst Interne Audit van de Commissie om ervoor te zorgen dat op alle gebieden van het internecontrolekader aan de passende normen wordt voldaan.

Jaarlijks verleent het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, aan het EEA kwijting voor de uitvoering van zijn begroting.



2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op het EEA. Het EEA beschikt over een specifieke fraudebestrijdingsstrategie en een daaruit resulterend actieplan. Daarnaast bevat de verordening tot oprichting van het EEA bepalingen betreffende de uitvoering van en de controle op de begroting van het EEA en de toepasselijke financiële regels, met inbegrip van die welke erop gericht zijn fraude en onregelmatigheden te voorkomen.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgaven

Bijdrage

Aantal

GK/NGK

van EVA‑landen 45

van kandidaat-lidstaten 46

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

02 (03)

07 02 06 00 (09 10 02)

34 02 03 (09 02 03)

GK

JA

JA

JA

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: n.v.t.



3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

2 (3)

Rubriek 2: Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

(Rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu – vanaf 2021)

EEA: 07 02 06 (09 10 02)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Titel 1:

Vastleggingen

(1)

0,000

0,000

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,870

Betalingen

(2)

0,000

0,000

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,870

Titel 2:

Vastleggingen

(1a)

0,000

0,000

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,300

Betalingen

(2 a)

0,000

0,000

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,050

0,300

Titel 3:

Vastleggingen

(3 a)

Betalingen

(3b)

TOTAAL kredieten
voor [EEA]

Vastleggingen

= 1 + 1a + 3a

0,000

0,000

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

1,170

Betalingen

=2+2a

+ 3b

0,000

0,000

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

1,170





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5 (7)

“Administratieve uitgaven” – afzonderlijk financieel memorandum voor het effect op DG CLIMA



in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEKEN 1 tot en met 5 (1 tot en met 7)

van het meerjarig financieel kader*

Vastleggingen

0,000

0,000

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

1,170

Betalingen

0,000

0,000

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

0,195

1,170

* Hierbij moet worden opgemerkt dat aan de extra behoeften bij het EEA moet worden voldaan door een overschrijving van de LIFE‑begroting naar het begrotingsonderdeel met betrekking tot het agentschap.

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van EEA

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van EEA

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

Arbeidscontractanten*

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,870

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,145

0,870

* op basis van de gemiddelde kosten voor arbeidscontractanten, namelijk 55 000 EUR, waarop de correctiecoëfficiënt voor het EEA wordt toegepast, d.w.z. 1,319 * 55 000 = 72 545 EUR exclusief overheadkosten in titel 2

Personeelsvereisten (VTE):

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)

Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)

Arbeidscontractanten*

2

2

2

2

2

2

Gedetacheerde nationale deskundigen

TOTAAL

2

2

2

2

2

2

3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals nader wordt beschreven in een afzonderlijk financieel memorandum:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

2

3

4

4

4

4

4

4

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten – VTE) 47

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 04 jj 48

- zetel 49

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Andere begrotingsonderdelen (te vermelden)

TOTAAL

2

3

4

4

4

4

4

4

34 is het beleidsterrein of de begrotingstitel in 2020.

09 is het beleidsterrein of de begrotingstitel in 2021‑27.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de overige ontvangsten

   Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven.

(1)    COM(2019) 640 final.
(2)    Volgens de speciale Eurobarometer 490 over klimaatverandering van april 2019, ziet 93 % van de EU-burgers de klimaatverandering als een ernstig probleem en wil een grote meerderheid van de bevolking in de EU dat meer ondernomen wordt om de klimaatverandering aan te pakken.
(3)    COM(2018) 773 final.
(4)    Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2019 over klimaatverandering – een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie in overeenstemming met de Overeenkomst van Parijs (2019/2582 (RSP)).
(5)    Resolutie van het Europees Parlement van 28 november 2019 over de VN‑klimaatconferentie van 2019 in Madrid, Spanje (COP25) (2019/2712(RSP)).
(6)    Resolutie van het Europees Parlement van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu (2019/2930 (RSP)).
(7)    Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (2019/2956 (RSP)).
(8)    https://www.consilium.europa.eu/media/39914/a-new-strategic-agenda-2019-2024-en.pdf
(9)    Dit is op 5 oktober 2016 door de EU geratificeerd en op 4 november 2016 in werking getreden.
(10)    In alle sectoren van de economie, met uitzondering van de internationale scheepvaart, SWD (2019) 396.
(11)    COM(2020) 21 final van 14 januari 2020.
(12)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (COM(2020) 22 final).
(13)    Bijlage 7.1 bij de diepgaande analyse ter ondersteuning van de Mededeling van de Commissie COM (2018) 773, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/docs/pages/com_2018_733_analysis_in_support_en_0.pdf
(14)    Volgens de speciale Eurobarometer over klimaatverandering van april 2019 (nummer 490), is 92 % van de respondenten – en meer dan acht op de tien in elke lidstaat – het ermee eens dat broeikasgasemissies tot een minimum moeten worden beperkt en dat de resterende emissies moeten worden gecompenseerd, om de economie in de EU tegen 2050 klimaatneutraal te maken.
(15)    Diepgaande analyse ter ondersteuning van de Mededeling van de Commissie COM (2018) 773, https://ec.europa.eu/clima/sites/clima/files/docs/pages/com_2018_733_analysis_in_support_en_0.pdf
(16)    PB C 326 van 26.10.2012, blz. 391.
(17)    PB C van , blz. .
(18)    PB C van , blz. .
(19)    Mededeling van de Commissie – De Europese Green Deal, COM(2019) 640 final van 11 december 2019.
(20)    Masson-Delmotte, V., Zhai, P., Pörtner H.-O., Roberts, D., Skea, J., Shukla, P. R., Pirani, A., Moufouma-Okia, W., Péan, C., Pidcock, R., Connors, S., Matthews, J. B. R., Chen, Y., Zhou, X., Gomis, M. I, Lonnoy, E., Maycock, T., Tignor, M., en Waterfield, T. (red.), “Global Warming of 1.5°C. An IPCC Special Report on the impacts of global warming of 1.5°C above pre-industrial levels and related global greenhouse gas emission pathways, in the context of strengthening the global response to the threat of climate change, sustainable development, and efforts to eradicate poverty”, IPCC, 2018.
(21)    Global Assessment on Biodiversity and Ecosystem Services, IPBES, 2019.
(22)    Het Europees Milieuagentschap, “Het Europese milieu – stand van zaken en vooruitzichten 2020”, Publicatiebureau van de EU, Luxemburg, 2019.
(23)    Artikel 2, lid 1, onder a), van de Overeenkomst van Parijs.
(24)    Artikel 2, lid 1, onder b), van de Overeenkomst van Parijs.
(25)    Artikel 2, lid 1, onder c), van de Overeenkomst van Parijs.
(26)    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25 oktober 2003, blz. 32).
(27)    Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).
(28)    Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en ‑verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1).
(29)    COM(2016) 860 final van 30 november 2016.
(30)    Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).
(31)    Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(32)    Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen (PB L 153 van 18.6.2010, blz. 13).
(33)    Resolutie van het Europees Parlement van 15 januari 2020 over de Europese Green Deal (2019/2956 (RSP)).
(34)    Resolutie van het Europees Parlement van 28 november 2019 over de noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu (2019/2930 (RSP)).
(35)    Conclusies van de Europese Raad van 12 december 2019, EUCO 29/19, CO EUR 31, CONCL 9.
(36)    Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie‑unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(37)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(38)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(39)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(40)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(41)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(42)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(43)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(44)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(45)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(46)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(47)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(48)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(49)    Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF).
Top