Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020DC0748

    NOTA VAN WIJZIGING NR. 1 BIJ DE ONTWERPBEGROTING 2021 Aanpassingen die voortvloeien uit het recente politieke akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarig financieel kader 2021 - 2027 Geactualiseerde geraamde behoeften voor landbouwuitgaven Overige aanpassingen en technische actualiseringen

    COM/2020/748 final

    Brussel, 13.11.2020

    COM(2020) 748 final

    2020/330(BUD)

    NOTA VAN WIJZIGING NR. 1 BIJ DE ONTWERPBEGROTING 2021

    Aanpassingen die voortvloeien uit het recente politieke akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad betreffende het meerjarig financieel kader 2021 - 2027







    Geactualiseerde geraamde behoeften voor landbouwuitgaven







    Overige aanpassingen en technische actualiseringen




































    Gezien:

    het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (...) 1 , en met name artikel 42,

    het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021, zoals goedgekeurd door de Commissie op 27 juli 2020 2 ,

    dient de Europese Commissie, om de in de toelichting vermelde redenen, bij het Europees Parlement en de Raad nota van wijzigingen nr. 1 bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2021 in.

    WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

    De wijzigingen in de algemene staat van uitgaven en ontvangsten en in de staten van ontvangsten en uitgaven per afdeling zijn beschikbaar via EUR-Lex: ( https://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-nl.htm ). Ter informatie is een Engelse versie van de wijzigingen in de staat van ontvangsten als budgettaire bijlage bijgevoegd.

    INHOUDSOPGAVE

    1.    Inleiding    

    2.    Impact van het akkoord over het MFK op de ontwerpbegroting 2021    

    2.1 Aanpassingen als gevolg van het EUCO-akkoord van juli 2020

    2.1.1 Budgetten van de uitgavenprogramma’s

    2.1.1 Budgetten voor thematische speciale instrumenten

    2.2 Aanpassingen als gevolg van het politieke akkoord van 10 november 2020

    2.3 Geactualiseerde behoeften voor betalingskredieten

    2.3.1Niet-goedkeuring van de “overbruggingsoplossing” in 2020

    2.3.2Effect naar aanleiding van GB nr. 6/2020 (vaccinstrategie)

    2.3.3Wijzigingen in de voorfinancieringspercentages voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) 2014-2020

    2.3.4Overige herbeoordelingen van betalingen

    2.4 Aangepast toepassingsgebied van de MFK-rubrieken en gevolgen voor de structuur van de nomenclatuur

    2.5 Herziene verdeling van NextGenerationEU tussen subsidies en leningen

    3.    Deelneming van de Unie in de kapitaalverhoging bij het Europees Investeringsfonds (EIF)     13

    4.    Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)    

    5.    Delegatiepakket voor de zes uitvoerende agentschappen    

    5.1 Indiening bij het Comité voor de uitvoerende agentschappen

    5.2 Voorgesteld niveau van de te delegeren beleidskredieten 2021 - 2027

    5.3 Impact op de personele en financiële middelen in de uitvoerende agentschappen in 2021

    5.4 Impact op de personele middelen in de Commissie

    5.5 Aanpassingen opgenomen in NvW 1/2021

    6.    Gedecentraliseerde agentschappen    

    6.1 Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)

    6.2 Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

    6.3 Europees Milieuagentschap (EEA)

    6.4 Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

    6.5 Europese Bankautoriteit (EBA)

    6.6 Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO)

    7.    Aanpassingen van rubriek 7 “Europees openbaar bestuur”    

    7.1 Salarisindexering vanaf 1 juli 2020

    7.2 Verhoging voor het Europees Parlement

    7.4 Overplaatsing van personeelsleden in de delegaties van de Unie van de Commissie naar de EDEO

    7.5 Overheveling van de centrale bibliotheek van de Commissie naar het Publicatiebureau

    7.6 Overheveling van 2 personeelsformatieposten van het Europees Parlement naar de Commissie

    7.7Bijdrage van de EDEO voor het verstrekken van basisdiensten bij PMO

    7.8Gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de begroting van de Europese scholen

    7.9 Impact van de verhuizing van het kantoor van de Ombudsman in Brussel

    8.    Overige aanpassingen    

    8.1 Gerichte verhogingen

    8.1.1 Steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap

    8.1.2 Sociale dialoog

    8.2 Aanpassing van de nomenclatuur

    8.2.2 Programma voor de eengemaakte markt

    8.2.3 Sociaal beleid (met inbegrip van sociale dialoog)

    8.2.4Uitbreiding van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (EuroHPC)

    8.2.5 Invoering van nieuwe begrotingsonderdelen voor de beide adviesorganen

    8.2.6 Schrapping van begrotingsonderdelen in de afdeling van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    8.3 Technische actualiseringen

    8.3.1 Wijziging van de personeelsformaties wegens beroep op artikel 53, lid 1, van het Financieel Reglement

    8.3.1Wijziging van de tekst van sommige begrotingstoelichtingen

    9.    Samenvatting per MFK-rubriek    

    1.Inleiding

    Nota van wijzigingen nr. 1 (NvW 1/2021) bij de ontwerpbegroting voor 2021 (OB 2021) heeft betrekking op:

    ¾De opname van het akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad over het volgende meerjarig financieel kader 2021-2027 (MFK) tijdens de trialoog op 10 november. Dit resultaat bouwt voort op het akkoord dat tijdens de buitengewone Europese Raad (EUCO) van 17-21 juli is bereikt 3 en heeft gevolgen voor een aantal uitgavenprogramma’s en speciale instrumenten wat betreft het niveau van de kredieten, de structuur van de rubrieken en de nomenclatuur en de inhoud van de begrotingstoelichtingen (met name wat betreft de bijdrage van het herstelplan voor Europa “NextGenerationEU”).

    ¾De actualisering van de geraamde behoeften, bestemmingsontvangsten en kredieten voor de landbouwuitgaven. In NvW 1/2021 wordt niet alleen rekening gehouden met veranderende marktfactoren, maar ook met de impact van de besluiten die in de landbouwsector zijn genomen sinds de vaststelling van de OB 2021 in juli 2020, alsmede met andere voorstellen die naar verwachting tijdens het begrotingsjaar een aanzienlijk effect zullen sorteren.

    ¾Aanpassingen naar aanleiding van de op handen zijnde indiening bij het Comité voor de uitvoerende agentschappen 4 , en bij de Raad en het Europees Parlement met het oog op een toetsing van zes weken, van het voorstel voor een overkoepelend oprichtingsbesluit tot vaststelling van de belangrijkste onderdelen van het mandaat en de taken die vanaf 2021 aan de nieuwe generatie uitvoerende agentschappen worden toevertrouwd. Deze aanpassingen, wat de nomenclatuur, kredieten en personeelsformaties betreft, zijn nog steeds gebaseerd op het tijdens de buitengewone Europese Raad (EUCO) van 17-21 juli bereikte akkoord en zullen verder worden geactualiseerd om rekening te houden met het politieke akkoord over het volgende MFK zodra het overkoepelend oprichtingsbesluit is vastgesteld.

    ¾Aanpassingen van het niveau van de kredieten en/of het personeel van sommige gedecentraliseerde agentschappen (EMA, ECDC, ECHA, EEA, EBA en EASO), rekening houdend met de meest recente wetgevings- of politieke ontwikkelingen met betrekking tot hun activiteiten in 2021 en met name de impact van het door de Commissie op 11 november ingediende voorstel voor een “gezondheidspakket”.

    ¾Aanpassingen aan rubriek 7 “Europees openbaar bestuur”, met inbegrip van het effect van de verlaging van het voor de OB 2021 gebruikte percentage van de salarisaanpassing per 1 juli 2020 van 0,9 % naar 0,7 %, en de versterking van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) voor het beheer van de buiten de begroting gehouden Europese vredesfaciliteit (EPF) en de versterking van de consulaire diensten.

    ¾Overige aanpassingen en technische actualiseringen, met inbegrip van de structuur van de begroting (nomenclatuur).

    Al met al is het netto-effect van NvW 1/2021 op de uitgaven in de OB 2021 een daling van de vastleggingskredieten met 2 608,8 miljoen EUR en een verhoging van de betalingskredieten met 2 609,3 miljoen EUR, uitgesplitst in de volgende componenten:

    (in miljoen EUR)

    Programma

    Vastleggings-kredieten

    Betalings-kredieten

    Aanpassingen als gevolg van het EUCO-akkoord van juli 2020

     

     

    Uitgavenprogramma’s

    -749,4

    189,9

    Andere thematische speciale instrumenten

    -2 172,4

    -368,4

    Aanpassingen als gevolg van het politieke akkoord van 10 november 2020

    249,4

    151,3

    Wijzigingen in de voorfinancieringspercentages voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) 2014-2020

    -

    3 605,6

    Niet-goedkeuring van de “overbruggingsoplossing” in 2020

    -

    -775,0

    Effect in verband met GB nr. 6/2020 (OGB nr. 8/2020 - ESI - vaccinstrategie)

    -

    -700,0

    Herbeoordeling van betalingsbehoeften (met inbegrip van de afwikkeling van nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

    -

    448,8

    Actualiseringen voor gedecentraliseerde agentschappen (nieuwe initiatieven)

    46,8

    46,8

    Aanpassingen onder rubriek 7

    5,9

    5,9

    Overige aanpassingen

    11,0

    4,4

    Totaal

    -2 608,8

    2 609,3

    Meer informatie over elk onderdeel is te vinden in onderstaande punten.

    De desbetreffende begrotingsonderdelen en personeelsformaties worden toegelicht in de budgettaire bijlage, samen met de actualisering van de ontvangsten die voortvloeien uit de in deze nota van wijzigingen opgenomen uitgavenwijzigingen.

    2.Impact van het akkoord over het MFK op de ontwerpbegroting 2021 

    2.1    Aanpassingen als gevolg van het EUCO-akkoord van juli 2020

    2.1.1    Budgetten van de uitgavenprogramma’s

    De in onderstaande tabel opgenomen budgetten voor 20 uitgavenprogramma’s zijn in eerste instantie aangepast om rekening te houden met het EUCO-akkoord van juli 2020. Voor zowel vastleggingen als betalingen werden aanpassingen toegepast die in verhouding staan tot het niveau van de in de OB 2021 gevraagde kredieten voor elk begrotingsonderdeel 5 , met uitzondering van de volgende programma’s:

    §Voor InvestEU houdt de aanpassing rekening met de kapitaalverhoging van het Europees Investeringsfonds (EIF) waaraan de Unie in 2021 moet deelnemen om haar totale aandeel in het EIF-kapitaal te behouden. Deze verrichting wordt nader toegelicht in punt 3.

    §Voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) wordt bij de aanpassing rekening gehouden met de meest actuele economische gegevens en het meest recente wetgevingskader, zoals beschreven in punt 4.

    §Voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) wordt in de aanpassing rekening gehouden met a) het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement voor een overgangsperiode van twee jaar, met inbegrip van de tenuitvoerlegging van NextGenerationEU vanaf 2021, b) de herziene bedragen voor de overdrachten tussen het ELGF en het Elfpo naar aanleiding van de kennisgevingen van de lidstaten, en c) de financiële gevolgen van het besluit van de medewetgevers tot verhoging van de forfaitaire uitzonderlijke steun die de lidstaten in reactie op COVID-19-pandemie 6 aan landbouwers kunnen verlenen, alsook de geraamde behoeften op basis van de meest recente prognoses van de lidstaten;

    §Voor het Fonds voor asiel en migratie (AMF), het instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visa (BMVI, binnen het Fonds voor grensbeheer) en het Fonds voor interne veiligheid (ISF) omvat de aanpassing een hoger niveau van voorfinanciering van 5 %.

    §Voor het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) en het instrument voor pretoetredingssteun (IPA III) worden verdere aanpassingen overwogen met betrekking tot:

    oDe Erasmus+ bijdrage: als gevolg van de vertraging bij de goedkeuring van de sectorale wetgeving zullen er in 2021 geen internationale studentenuitwisselingen plaatsvinden in het kader van Erasmus+. Voor beide programma’s samen wordt 23,5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 5,3 miljoen EUR aan betalingskredieten voorgesteld ter dekking van acties in verband met capaciteitsopbouw op het gebied van jeugd en virtuele uitwisselingen, die de kalender van het academisch jaar niet volgen. Ten opzichte van de OB 2021 betekent dit een totale daling van 281,6 miljoen EUR aan vastleggingskredieten 7 en 152 miljoen EUR aan betalingskredieten.

    oDe voortgezette toepassing van de voorzieningsregelingen van de Garantiefondsverordening (EG) nr. 480/2009 voor de huidige begrotingsgaranties en financiële bijstand (voornamelijk het mandaat voor externe leningen en besluiten inzake macrofinanciële bijstand) is neutraal voor de vastleggingskredieten op het niveau van de programma’s 8 , maar resulteert in een verhoging van de betalingskredieten met 42,3 miljoen EUR.

    oDe overplaatsing van bepaalde personeelsleden in de delegaties van de Unie naar de EDEO resulteert in een totale daling van 16 miljoen EUR en 2,1 miljoen EUR aan vastleggings- en betalingskredieten voor respectievelijk het NDICI en IPA III, die evenwel volledig wordt gecompenseerd door een overeenkomstige stijging binnen de afdeling van de EDEO, onder rubriek 7 (zie punt 7.4 voor meer details).

    oHet oorspronkelijke voorstel voor het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO) in het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 6/2020 9 omvatte een uitzonderlijke aanvulling van 1,04 miljard EUR voor 2020. Deze uitzonderlijke aanvulling ging in de OB 2021 vergezeld van 10 extra voltijdsequivalenten (vte) aan extern personeel om voor het EFDO te werken, gefinancierd met middelen van de begrotingsonderdelen van het NDICI en IPA III voor administratieve ondersteuning in de delegaties. Aangezien de uitzonderlijke aanvulling van het EFDO geen deel uitmaakte van het EUCO-akkoord van juli 2020, is de uitbreiding van het externe personeel overbodig geworden. De begrotingsonderdelen voor administratieve ondersteuning van het NDICI en IPA III zijn dienovereenkomstig verlaagd (1,5 miljoen EUR) met een overeenkomstige aanvullende toewijzing voor de operationele begrotingsonderdelen.

    oHet externe personeel dat werkzaam is voor het huidige Europees Ontwikkelingsfonds, waarvan de activiteiten in het kader van de OB 2021 zijn geïntegreerd in het NDICI. In totaal zullen 6,25 vte van deze externe personeelsleden in de centrale diensten en in delegaties die voor de Vredesfaciliteit voor Afrika werken, vanaf 2021 worden overgeheveld naar de buiten de begroting gehouden Europese vredesfaciliteit. Het begrotingsonderdeel voor administratieve ondersteuning van het NDICI is dienovereenkomstig verlaagd (0,4 miljoen EUR) met een overeenkomstige aanvullende toewijzing voor de operationele begrotingsonderdelen.

    (in miljoen EUR)

    Programma

    Vastleggings-kredieten

    Betalings-kredieten

    Horizon Europa

    -758,0

    -87,9

    InvestEU-fonds (met inbegrip van de voltooiing van het EFSI)

    551,0

    243,2

    Connecting Europe Facility - Vervoer

    -227,3

    -5,8

    Programma Digitaal Europa

    -234,1

    -21,8

    Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

    497,5

    21,7

    Cohesiefonds

    284,1

    11,8

    Financieringskosten van het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI)

    -108,7

    -108,7

    EU4Health

    232,0

    55,9

    Europees Sociaal Fonds (ESF)

    259,5

    10,4

    Erasmus+

    -397,9

    -304,1

    Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

    188,9

    188,9

    Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

    342,1

    307,1

    Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)

    -70,3

    -0,5

    Fonds voor een rechtvaardige transitie

    -379,0

    0,0

    Fonds voor asiel en migratie (AMF)

    -230,2

    74,6

    Fonds voor geïntegreerd grensbeheer (IBMF)

    -491,3

    -51,3

    Fonds voor interne veiligheid (ISF)

    -52,5

    -9,3

    Europees Defensiefonds

    -101,7

    -3,0

    Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI)

    -5,8

    -113,0

    Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)

    -47,6

    -18,4

    Totaal

    -749,4

    189,9

    2.1.1    Budgetten voor thematische speciale instrumenten

    De wijzigingen in de budgetten van de thematische speciale instrumenten omvatten:

    ·De aanpassing van het jaarlijkse budget van de reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) tot 1 273,5 miljoen EUR (hetgeen overeenkomt met 1 200 miljoen EUR, in prijzen van 2018), zowel in vastleggings- als betalingskredieten.

    ·De aanpassing van het jaarlijkse budget van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) tot 197,4 miljoen EUR (186 miljoen EUR, in prijzen van 2018) aan vastleggingskredieten zonder wijziging van het niveau van de betalingskredieten ten opzichte van de OB 2021.

    ·De invoering van twee nieuwe specifieke begrotingsonderdelen 10 voor de reserve voor aanpassing aan de brexit (BAR), maar zonder kredieten, in afwachting van het voorstel dat de Commissie naar verwachting in de loop van november 2020 zal indienen.

    2.2    Aanpassingen als gevolg van het politieke akkoord van 10 november 2020

    In hun politiek akkoord van 10 november 2020 over het volgende MFK hebben het Europees Parlement en de Raad onder meer overeenstemming bereikt over gerichte versterkingen van programma’s van de Unie, waaronder Horizon Europa, EU4Health en Erasmus.



    Voor deze drie programma’s zijn de volgende verhogingen opgenomen in NvW 1/2021:

    (in miljoen EUR)

    Programma

    Vastleggings-kredieten

    Betalings-kredieten

    Horizon Europa

    75,8

    3,0

    EU4Health

    74,3

    15,3

    Erasmus+

    175,1

    133,1

    Totaal

    325,2

    151,3

    Voor Horizon Europa zal de extra 75,8 miljoen EUR aan vastleggingskredieten opnieuw beschikbaar worden gesteld door een beroep te doen op artikel 15, lid 3, van het Financieel Reglement als gevolg van de gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van vroegere onderzoeksprojecten.

    De volgende begrotingsonderdelen zullen worden versterkt en de begrotingstoelichting zal dienovereenkomstig worden aangepast:

    (in EUR)

    Begrotingsonderdelen

    Vastleggings-kredieten

    01 02 02 10

    Cluster "Gezondheid"

    12 886 000

    01 02 02 40

    Cluster “Digitalisering, industrie en ruimtevaart”

    12 886 000

    01 02 02 50

    Cluster "Klimaat, energie en mobiliteit"

    25 014 000

    01 02 02 60

    Cluster "Levensmiddelen, bio-economie, natuurlijke hulpbronnen, landbouw en milieu"

    25 014 000

    Totaal

     

    75 800 000

    Met de verhogingen van EU4Health en Erasmus + (249,4 miljoen EUR) overschrijden de totale in het kader van rubriek 2b Veerkracht en waarden in 2021 gevraagde kredieten het overeengekomen maximum met 97,8 miljoen EUR. Daarom wordt voorgesteld voor dit bedrag middelen uit het flexibiliteitsinstrument beschikbaar te stellen. 

    2.3    Geactualiseerde behoeften voor betalingskredieten

    2.3.1    Niet-goedkeuring van de “overbruggingsoplossing” in 2020

    Op 3 juni 2020 heeft de Commissie in OGB nr. 6/2020 voorgesteld om in de begroting 2020 rekening te houden met de gevolgen van de wetgevingsvoorstellen die de Commissie op 27, 28 en 29 mei in het kader van het economisch herstelplan van de Europese Unie heeft aangenomen 11 . OGB nr. 6/2020 was gevoegd bij het voorstel tot herziening van de verordening betreffende het meerjarig financieel kader voor 2020 12 .

    Aangezien dit initiatief, de “overbruggingsoplossing” genoemd, ondertussen achterhaald is, wordt voorgesteld de gevolgen ervan voor het niveau van de betalingskredieten voor 2021 (775 miljoen EUR) in NvW 1/2021 te annuleren.

    Deze verlaging heeft betrekking op de volgende programma’s:

    §Het InvestEU-programma, waarin de saldobetalingen van het nog lopende Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) vanaf 2021 zullen worden opgenomen. De “overbruggingsoplossing” voorzag in de oprichting, binnen het EFSI, van een specifiek onderdeel voor het solvabiliteitsinstrument, waarvoor betalingskredieten voor een bedrag van 500 miljoen EUR in de OB 2021 waren opgenomen.

    §Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF), waarvoor in totaal 275 miljoen EUR aan betalingskredieten zijn opgenomen in de OB 2021 in het kader van het REACT-EU-initiatief 13 , ook als onderdeel van de “overbruggingsoplossing”.

    OGB nr. 6/2020 omvatte ook de invoering van nieuwe begrotingsonderdelen in de begroting 2020, waarvan sommige in 2021 werden voortgezet. Als gevolg van de niet-goedkeuring van de “overbruggingsoplossing” moet de begrotingsnomenclatuur worden aangepast en moeten sommige begrotingsonderdelen worden geschrapt of overgeheveld, zoals weergegeven in onderstaande tabel:

    Nomenclatuur in OB 2021

    Nomenclatuur in NvW 2021

    02 01 04

    Uitgaven ter ondersteuning van het "Europees Fonds voor strategische investeringen"

    Geschrapt

     

    02 05 02 01

    EFSI-garantie - Venster infrastructuur en innovatie ((IIW) en kmo-venster (SMEW)

    02 02 99 12

    (nieuw)

    Voltooiing van het “Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)”

    02 05 02 02

    EFSI-garantie - Venster Instrument voor solvabiliteitssteun

    Geschrapt

     

    02 05 03 01

    EIAH en EIPP -Venster infrastructuur en innovatie ((IIW) en kmo-venster (SMEW)

    02 02 99 12

    (nieuw)

    Voltooiing van het “Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)”

    02 05 03 02

    Europees investeringsadvieshub (EIAH) en Europees investeringsprojectenportaal (EIPP) - Venster Instrument voor solvabiliteitssteun

    Geschrapt

     

    2.3.2    Effect naar aanleiding van GB nr. 6/2020 (vaccinstrategie)

    In gewijzigde begroting nr. 6/2020 14 is het niveau van de betalingskredieten voor het instrument voor noodhulp (ESI) met 1 090 miljoen EUR verhoogd opdat de COVID-19-vaccinatiestrategie in totaal over 2 610 miljoen EUR aan middelen zou beschikken, terwijl de totale vastleggingen in 2020 waren vastgesteld op 2 700 miljoen EUR in gewijzigde begroting nr. 2/2020 15 .

    Als gevolg daarvan moet het niveau van de betalingskredieten voor 2021 worden verlaagd tot 90 miljoen EUR. Dit komt neer op een daling van 700 miljoen EUR ten opzichte van de OB 2021, die gebaseerd was op een meer in de tijd gespreid schema van de betalingen, namelijk 790 miljoen EUR in 2021 en 265 miljoen EUR in zowel 2022 als 2023.

    2.3.3    Wijzigingen in de voorfinancieringspercentages voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) 2014-2020

    In 2018 heeft de Commissie voorgesteld 16 Verordening (EU) nr. 1303/2013 (verordening gemeenschappelijke bepalingen) te wijzigen en de jaarlijkse voorfinanciering voor de jaren 2021-2023 te verlagen van 3 % tot 1 % van de totale steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds (CF), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). Het budgettaire effect van dit voorstel is opgenomen in de OB 2021.

    Op 4 april 2019 heeft het Europees Parlement zijn wetgevingsresolutie aangenomen waarbij het voorstel van de Commissie werd gewijzigd door het jaarlijkse voorfinancieringspercentage voor de periode 2021-23 vast te stellen op 2 %. In het EUCO-akkoord van juli 2020 werd hetzelfde percentage gehandhaafd.

    Bijgevolg is in NvW 1/2021 voor de ESI-fondsen een totale stijging van 3,6 miljard EUR aan betalingskredieten opgenomen, hetgeen overeenkomt met 1 % van de totale toewijzing voor 2021-27 voor het EFRO, het CF, het ESF en het EFMZV.



    (in miljoen EUR)

    Programma

    Vastleggings-kredieten

    Betalings-kredieten

    Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

    -

    1 996,6

    Cohesiefonds (CF)

    -

    622,2

    Europees Sociaal Fonds (ESF)

    -

    929,9

    Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV)

    -

    56,9

    Totaal

    0,0

    3 605,6

    2.3.4    Overige herbeoordelingen van betalingen

    De Commissie heeft de behoeften aan betalingskredieten opnieuw beoordeeld (bovenop de actualiseringen die voortvloeien uit de bovengenoemde aangepaste budgetten). De volgende zeven programma’s zijn het voorwerp van een totale nettostijging van 448,8 miljoen EUR en, met uitzondering van Justitie, rechten en waarden (waarvoor de beperkte verhoging een technische correctie is), heeft de herbeoordeling betrekking op betalingen voor de voltooiing van nog betaalbaar te stellen vastleggingen.

    (in miljoen EUR)

    Programma

    Vastleggings-kredieten

    Betalings-kredieten

    Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI)

    -

    372,0

    Instrument voor pretoetredingssteun (IPA III)

    -

    120,0

    Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU)

    -

    131,8

    Steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap

    -

    7,0

    Justitie, rechten en waarden

    -

    6,8

    Connecting Europe Facility - Vervoer (incl. bijdrage uit het Cohesiefonds en militaire mobiliteit)

    -

    -155,0

    InvestEU

    -

    -33,7

    Totaal

    0,0

    448,8

    §NDICI en IPA III: Na de publicatie van de gezamenlijke mededeling over de wereldwijde EU-respons op de COVID-19-pandemie 17 , waarin de Unie uiting gaf aan haar solidariteit en inzet om partnerlanden te helpen bij het aanpakken van de gezondheids-, economische en sociale gevolgen van de COVID-19-crisis in het kader van de inspanningen van Team Europa, heeft de Commissie een herprogrammering uitgevoerd en is de verlening van de bijstand aan derde landen versneld, hetgeen in 2021 zal worden voortgezet. Rekening houdend met de politieke verbintenissen van de Unie ten aanzien van derde landen en met contractuele verplichtingen zoals betalingstermijnen, is een toegenomen behoefte aan betalingskredieten ten belope van 492 miljoen EUR vastgesteld als gevolg van gewijzigde voorschriften voor de uitbetalingen van begrotingssteun, verhoogde voorfinanciering en snellere uitvoering onder indirect beheer.

    §RescEU: De gewijzigde begrotingen nrs. 1/2020 en 2/2020 hebben de in het programma voor civiele bescherming van de Unie beschikbare middelen aanzienlijk verhoogd om het hoofd te bieden aan urgente behoeften in verband met de COVID-19-pandemie (namelijk het aanleggen van medische voorraden en repatriëring). Dit komt neer op een verhoging van de vastleggingskredieten ten belope van 415 miljoen EUR. Minder dan de helft van deze kredieten is in 2020 gedekt door betalingskredieten en de herziene ramingen wijzen erop dat in 2021 ongeveer 132 miljoen EUR nodig zal zijn om deze maatregelen te voltooien. De meeste betalingen zullen betrekking hebben op terugbetalingen aan de lidstaten voor reeds uitgevoerde maatregelen.

    §Steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap: als gevolg van de COVID-19-crisis heeft het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties - faciliteit voor lokale infrastructuur (Local Infrastructure Facility - UNDP LIF) meer technische bijstand verleend bij het vaststellen van de behoeften op het gebied van noodhulp, hetgeen heeft geleid tot hogere betalingen in vergelijking met de prognose. Bovenop de stijging die het gevolg is van de doelgerichte verhoging die in punt 8.1.1 aan de orde komt (3 miljoen EUR), zijn verdere betalingskredieten ten belope van 4 miljoen EUR nodig voor de voltooiing van activiteiten zoals het beurzenprogramma, het programma voor economische analyses met het oog op groei en duurzame ontwikkeling van de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, ondersteuning van micro-ondernemingen en het project “Bouw van de nieuwe hoofdriool in het noordelijke deel van Nicosia - NNTS”.

    §CEF - Vervoer (met inbegrip van de bijdrage uit het Cohesiefonds en de militaire mobiliteit): de totale daling met 155 miljoen EUR is het resultaat van de volgende combinatie van twee elementen:

    o- 100 miljoen EUR , wat overeenkomt met de betalingen die in 2020 zullen plaatsvinden, terwijl zij initieel voor 2021 waren gepland. Deze betalingen houden verband met de vrijwillige aanvragen die verschillende belangrijke begunstigden hebben ingediend en waarvoor de Commissie in OGB nr. 10/2020 een verhoging heeft voorgesteld;

    oEen nieuwe neerwaartse beoordeling van de betalingsbehoeften voor alle componenten van CEF - Vervoer voor een totaalbedrag van 55 miljoen EUR (waarvan 37 miljoen EUR voor de bijdrage uit het Cohesiefonds en 13,4 miljoen EUR voor militaire mobiliteit). Gezien het huidige tijdschema voor de publicatie van de eerste oproep tot het indienen van voorstellen CEF - Vervoer in 2021, is de Commissie van mening dat in 2021 slechts een klein deel van de subsidieovereenkomsten zal worden ondertekend (en voorfinanciering zal worden uitbetaald).

    §InvestEU: de daling van de betalingsbehoeften voor het Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF-DI) komt overeen met betalingen die in 2020 zullen worden gedaan, terwijl zij initieel voor 2021 waren gepland (in het kader van de begrotingsonderdelen voor de voltooiing van InvestEU) en dus moeten worden vervroegd. De EIB zal naar verwachting eind 2020 de laatste hand leggen aan de ondertekening van een reeks projecten, waaronder activiteiten in verband met de uitrol van oplaadpunten voor elektrische voertuigen, waterstoftankpunten, bussen met door waterstof aangedreven brandstofcellen en elektrische vrachtwagens voor vrachtmobiliteit, die sneller zijn gevorderd dan verwacht.

    2.4    Aangepast toepassingsgebied van de MFK-rubrieken en gevolgen voor de structuur van de nomenclatuur

    Overeenkomstig het EUCO-akkoord van juli 2020 en bevestigd in het politieke akkoord van november 2020 tussen het Europees Parlement en de Raad, worden de programma’s (en de andere elementen) die in de OB 2021 waren opgenomen onder de nieuwe begrotingstitel 14 “Weerbaarheid en crisisrespons” (in rubriek 5 “Weerbaarheid, veiligheid en defensie”), overgeheveld naar de nieuwe begrotingstitel 06 “Herstel en veerkracht” (in rubriek 2b “Veerkracht en waarden”).

    Deze overheveling vereist een technische hernummering van de titels 15 “Extern optreden”, 16 “Pretoetredingssteun” en 17 “Uitgaven buiten de in het meerjarig financieel kader vastgestelde jaarlijkse maxima”. Deze technische hernummering zal worden uitgevoerd bij de publicatie van de begroting 2021, na de vaststelling ervan.

    2.5    Herziene verdeling van NextGenerationEU tussen subsidies en leningen

    Zoals is bevestigd in het politieke akkoord van november 2020 tussen het Europees Parlement en de Raad is er een inkrimping tot stand gekomen van het subsidiedeel van de NextGenerationEU(NGEU)-middelen (750 miljard EUR in prijzen van 2018) dat programma’s van de Unie zal ondersteunen, zowel qua bedrag (van 500 miljard EUR naar 390 miljard EUR) als qua toepassingsgebied.

    Als gevolg daarvan zijn de begrotingstoelichtingen van de desbetreffende begrotingsonderdelen dienovereenkomstig aangepast in NvW 1/2021. Wat het Elfpo betreft, zal de overgangsperiode van twee jaar waarover de Raad en het Europees Parlement reeds overeenstemming hebben bereikt, ook de uitvoering van de NGEU-bijdrage vanaf 2021 omvatten. Daartoe is in NvW 1/2021 een nieuw begrotingsonderdeel gecreëerd.

    De geplande bedragen van NGEU voor 2021 worden per programma en per begrotingsonderdeel weergegeven in de onderstaande tabel:

    Programma / begrotingsonderdeel

    Bijdrage van NextGenerationEU (in miljoen EUR)

    Vastleggingen in de begroting

    Betalingskredieten

    Horizon Europa

    1 772,0

    177,9

    0101 01 02 - Extern personeel dat belast is met de uitvoering van “Horizon Europa” - Onderzoek onder contract

    3,7

    3,7

    0101 01 03 - Overige beheersuitgaven voor "Horizon Europa" - Onderzoek onder contract

    3,7

    3,7

    01 02 02 10 - cluster “Gezondheid”

    441,2

    32,2

    01 02 02 40 - cluster “Digitalisering, industrie en ruimtevaart”

    441,2

    47,9

    01 02 02 50 - cluster “Klimaat, energie en mobiliteit”

    441,2

    7,0

    01 02 03 01 - Europese Innovatieraad

    441,2

    83,5

    InvestEU-fonds

    1 783,0

    174,0

    02 01 01 - Uitgaven ter ondersteuning van “InvestEU”

    0,5

    0,5

    02 02 02 - InvestEU-garantie - Voorziening van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds

    1 745,0

    151,0

    02 02 03 - InvestEU-advieshub, InvestEU-portaal en begeleidende maatregelen

    37,5

    22,5

    React-EU Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

    27 856,5

    4 983,5

    05 01 01 - Ondersteunende uitgaven voor het “Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO)”

    2,5

    2,5

    05 02 05 01 - EFRO - Beleidsuitgaven - Financiering in het kader van REACT-EU

    27 756,8

    4 977,1

    05 02 05 02 - EFRO - Operationele technische bijstand - Financiering in het kader van REACT-EU

    97,2

    3,9

    Europese faciliteit voor herstel en veerkracht (incl. instrument voor technische ondersteuning)

    236 607,0

    67 607,0

    06 01 01 - Ondersteunende uitgaven voor de "Europese faciliteit voor herstel en veerkracht (incl. instrument voor technische ondersteuning)"

    7,0

    7,0

    06 02 01 - Europese faciliteit voor herstel en veerkracht — Subsidies

    236 600,0

    67 600,0

    Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU)

    682,5

    197,0

    06 01 04 - Ondersteunende uitgaven voor het "Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU)"

    3,9

    3,9

    06 05 01 - Uniemechanisme voor civiele bescherming (rescEU)

    678,6

    193,1

    REACT-EU Europees Sociaal Fonds (ESF)

    11 938,5

    2 135,8

    07 01 01 01 - Ondersteunende uitgaven voor het “Europees Sociaal Fonds + - gedeeld beheer”

    1,1

    1,1

    07 02 05 01 - ESF - Beleidsuitgaven - Financiering in het kader van REACT-EU

    11 895,8

    2 133,0

    07 02 05 02 - ESF- Operationele technische bijstand - Financiering in het kader van REACT-EU

    41,6

    1,7

    Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

    2 387,7

    596,9

    08 03 01 03 - Interventietypes voor plattelandsontwikkeling in het kader van de strategische GLB-plannen die worden gefinancierd uit het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI)

    2 381,7

    595,4

    08 03 03 - Elfpo - Operationele technische bijstand die wordt gefinancierd uit het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI)

    6,0

    1,5

    Fonds voor een rechtvaardige transitie

    2 122,0

    55,0

    09 01 02 - Ondersteunende uitgaven voor het "Fonds voor een rechtvaardige transitie"

    2,4

    2,4

    09 03 01 - Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) - Beleidsuitgaven

    2 112,2

    52,4

    09 03 02 - Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) - Operationele technische bijstand

    7,4

    0,2

    TOTAAL

    285 149,2

    75 927,1

    3.Deelneming van de Unie in de kapitaalverhoging bij het Europees Investeringsfonds (EIF)

    Op 14 juli 2020 heeft de raad van bestuur van het Europees Investeringsfonds (EIF) in beginsel ingestemd met het voorstel aan de aandeelhouders om het geplaatste kapitaal van het EIF te verhogen. De groep van de Europese Investeringsbank (EIB) heeft de omvang van de vereiste kapitaalverhoging van het EIF bepaald, zodat het EIF een injectie in contanten van 1 250 miljoen EUR ontvangt. De prijs van de nieuwe aandelen moet gebaseerd zijn op de tussen de aandeelhouders van het EIF overeengekomen intrinsieke-waardeformule en bestaat uit het gestorte gedeelte en de emissiepremie.

    De Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, moet aan deze kapitaalverhoging kunnen deelnemen om het EIF in staat te stellen de economie en het herstel van de Unie te blijven ondersteunen, onder meer door zijn bijdrage aan de uitvoering van het InvestEU-programma. Voorts moet de Unie haar totale aandeel in het EIF-kapitaal kunnen handhaven. Het is zeer waarschijnlijk dat de Unie zal inschrijven op de nieuw uitgegeven aandelen van het EIF en in de eerste helft van 2021 de desbetreffende betaling zal verrichten.

    Met het oog op een evenredige deelneming van de Unie in de kapitaalverhoging van het EIF van bovengenoemde omvang zal een geraamd bedrag van 375 miljoen EUR 18 aan vastleggings- en betalingskredieten nodig zijn om de kosten van de inschrijving te dekken. Dit bedrag, dat in mindering is gebracht op het budget voor InvestEU voor 2021, is toegewezen aan het specifieke EIF-begrotingsonderdeel onder hoofdstuk 20 van dezelfde titel (02 20 03 01 “Europees Investeringsfonds - Terbeschikkingstelling van de te storten bedragen van het geplaatste kapitaal”).

    4.Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

    Met NvW 1/2021 wordt beoogd de raming van de landbouwuitgaven te baseren op de meest actuele economische gegevens en de meest actuele stand van de regelgeving. Begin november 2020 beschikte de Commissie over een eerste indicatie omtrent de omvang van de productie in 2020 en de vooruitzichten voor de landbouwmarkten, alsook de werkelijke cijfers voor het grootste gedeelte van de uitvoering van de begroting onder gedeeld beheer van het ELGF, en daarmee over de basisinformatie die nodig is om een geactualiseerde raming van de budgettaire behoeften in 2021 te maken.

    Behalve met marktfactoren houdt NvW 1/2021 ook rekening met de impact van wetgevingsbesluiten in de landbouwsector die zijn genomen sinds de vaststelling van de OB 2021 in juli 2020 en van sommige die nog in behandeling zijn maar binnenkort zullen worden aangenomen. NvW 1/2021 actualiseert met name de bedragen voor overdrachten tussen het ELGF en het Elfpo waarvoor verscheidene lidstaten hun kennisgevingen uiterlijk op 18 mei 2020 hebben ingediend.

    In het politiek akkoord van november 2020 is voor 2021, rekening houdend met een netto-overdracht van 557,0 miljoen EUR naar plattelandsontwikkeling, netto 40 368,0 miljoen EUR beschikbaar voor het ELGF. Dit nieuwe bedrag omvat overdrachten van het ELGF naar het Elfpo en omgekeerd, zoals in 2019 door verschillende lidstaten aan de Commissie gemeld, met inbegrip van de wijzigingen die in 2020 zijn aangemeld 19 .

    De totale behoeften voor het ELGF in 2021 (rekening houdend met de ELGF-bepalingen inzake “financiële discipline”) worden thans geraamd op 40 987,0 miljoen EUR 20 , ofwel 222,2 miljoen EUR meer dan in de OB 2021. Deze stijging is grotendeels het gevolg van extra behoeften voor de financiële correcties ten gunste van de lidstaten (+ 233,1 miljoen EUR), terwijl de wijzigingen voor marktgerelateerde uitgaven buiten de strategische GLB-plannen (+ 15,0 miljoen EUR) en rechtstreekse betalingen buiten de strategische GLB-plannen (-29,7 miljoen EUR) vrij gering zijn.

    De bestemmingsontvangsten waarover naar verwachting in 2021 kan worden beschikt, stijgen licht van 585,7 miljoen EUR in OB 2021 tot 619,0 miljoen EUR (+33,3 miljoen EUR). In tegenstelling tot voorgaande jaren omvat NvW 1/2021 geen verwachte overdracht van bestemmingsontvangsten van 2020 naar 2021, aangezien de uitvoering in 2020 op een hoog niveau verloopt 21 . De ongebruikte kredieten (478 miljoen EUR) van de landbouwcrisisreserve van 2020, die niet zullen worden opgevraagd, zullen worden overgedragen voor terugbetaling aan landbouwers die in 2021 onder de financiële discipline vallen.

    Als gevolg van deze actualiseringen stelt de Commissie voor de uitgavenramingen voor landbouw met 188,9 miljoen EUR te verhogen in vergelijking met de OB 2021. Er is 40 368,0 miljoen EUR aan vastleggingskredieten nodig, met inbegrip van de Reserve voor crisissituaties in de landbouwsector, om de ELGF-behoeften voor 2021 te dekken. Dit totaalbedrag komt precies overeen met het nettosaldo van het ELGF dat voortvloeit uit het MFK 2021-2027, zoals overeengekomen door de Europese Raad, en houdt rekening met de gewijzigde overdrachten tussen de twee pijlers zoals gemeld door de lidstaten. Aangezien de behoeften het nettosaldo van het ELGF voor 2021 overschrijden, moeten zij worden aangepast via het mechanisme voor financiële discipline, waarmee de voor de rechtstreekse betalingen beschikbare bedragen worden verlaagd om het ELGF-nettosaldo in acht te nemen en de crisisreserve aan te leggen 22 .

    5.Delegatiepakket voor de zes uitvoerende agentschappen

    5.1    Indiening bij het Comité voor de uitvoerende agentschappen

    In de komende dagen zal de Commissie overeenkomstig de procedure van Verordening nr. 58/2003 23 het Comité voor de uitvoerende agentschappen (CEA) verzoeken een advies uit te brengen over het ontwerpuitvoeringsbesluit van de Commissie tot oprichting van de nieuwe generatie uitvoerende agentschappen. Tegelijkertijd zal de Commissie het volledige pakket delegatiedocumenten toezenden aan het Europees Parlement en de Raad, met inbegrip van een informatieve nota waarin de belangrijkste onderdelen van het geplande delegatiepakket worden toegelicht. Het pakket dat bij het CEA moet worden ingediend, zal worden bijgewerkt om rekening te houden met het niveau van de budgetten van de uitgavenprogramma’s die op grond van het politieke akkoord van november 2020 tussen het Europees Parlement en de Raad over het volgende MFK zullen worden gedelegeerd.

    Het was niet mogelijk de relevante gegevens tijdig bij te werken voor deze nota van wijzigingen; daarom zijn alle tabellen in dit punt — met inbegrip van de personeelsbezetting voor de agentschappen en de voorgestelde compensatie in de Commissie — nog steeds gebaseerd op de budgetten van de uitgavenprogramma’s die zijn vastgesteld in het EUCO-akkoord van juli 2020. Gezien de aanzienlijke verhoging van de begroting voor sommige programma’s die zijn opgenomen in het politieke akkoord van november 2020 en die geheel of gedeeltelijk zijn gedelegeerd aan uitvoerende agentschappen (Erasmus, Horizon Europa, EU4Health, Creatief Europa, Rechten en Waarden), zullen de gedelegeerde begroting en het voorgestelde personeelsbestand van de betrokken agentschappen dienovereenkomstig toenemen. Het zal echter geen invloed hebben op de voorgestelde verdeling van de programma’s over de uitvoerende agentschappen.

    In dit verband is de Commissie voornemens hetzelfde aantal uitvoerende agentschappen te behouden. Voorgesteld wordt evenwel de portefeuilles van de agentschappen te wijzigen om meer synergieën en besparingen te creëren en de opsplitsing van programma’s of subprogramma’s over agentschappen te voorkomen. Daarom wordt voorgesteld de activiteiten van het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding (CHAFEA) in Luxemburg over te dragen aan de in Brussel gevestigde agentschappen, en tegelijkertijd een nieuw agentschap in Brussel op te richten. Ook wordt voorgesteld de namen van de agentschappen aan hun toekomstige portefeuilles aan te passen:

    ¾het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA)

    ¾het Europees Uitvoerend Agentschap Onderzoek (voorheen Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA));

    ¾het Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (nieuw agentschap);

    ¾het Europees Uitvoerend Agentschap Klimaat, Infrastructuur en Milieu (voorheen Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken (INEA));

    ¾het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (voorheen Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA));

    ¾het Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het MKB (voorheen Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen (EASME)).

    Onder voorbehoud van het positieve advies van het CEA en op voorwaarde dat noch het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt en de basishandelingen van de programma’s voor de periode 2021-2027 tijdig door de wetgevende autoriteit worden vastgesteld, is de Commissie voornemens het ontwerpvoorstel voor de nieuwe generatie uitvoerende agentschappen voor de uitvoering van de nieuwe programma’s van de Unie zo spoedig mogelijk goed te keuren.

    5.2    Voorgesteld niveau van de te delegeren beleidskredieten 2021 - 2027

    In de onderstaande overzichtstabel wordt per agentschap een vergelijking gemaakt tussen het totale niveau van de door de agentschappen beheerde beleidskredieten in het huidige en toekomstige MFK en het aantal personele middelen (voltijdequivalenten, vte) en de overeenkomstige subsidie ter dekking van de exploitatiekosten van de agentschappen.

    Uitvoerende agentschappen

    Begroting beheerd door het Uitvoerend Agentschap 2014-2020 (miljard EUR)

    vte’s in uitvoerende agentschappen 2020

    Te beheren begroting 2021-2027 (miljard EUR, prijzen van 2018)

    Voorziene vte’s in uitvoerende agentschappen 2027

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (voorheen ERCEA)

    13

    529

    12,3

    457

    Europees Uitvoerend Agentschap Onderzoek (voorheen REA)

    13

    785

    18,2

    877

    Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (nieuw agentschap)

    -

    -

    13,2

    404

    Europees Uitvoerend Agentschap Klimaat, Infrastructuur en Milieu (voorheen INEA)

    34

    313

    39,1

    474

    Europees Uitvoerend Agentschap voor onderwijs en cultuur (voorheen EACEA)

    5

    438

    6,5

    501

    Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het MKB (voorheen EASME)

    10

    506

    9,2

    328

    Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding (CHAFEA)

    1

    79

    -

    -

    Totaal

    75

    2 650

    98,4

    3 041

    5.3    Impact op de personele en financiële middelen in de uitvoerende agentschappen in 2021

    De impact van de gedelegeerde goedgekeurde kredieten 24 op de subsidies van de uitvoerende agentschappen en de vte’s in 2021 zijn samengevat in de onderstaande tabel.

    Uitvoerend agentschap (UA)

    Begroting 2020

    OB 2021

    NvW 1/2021

    OB 2021 (incl. NvW 1/2021)

    VTE

    Subsidie UA

    VTE

    Subsidie UA

    VTE

    Subsidie UA

    VTE

    Subsidie UA

    Δ VTE vs. 2020

    Δ Subsidie UA vs. 2020

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (voorheen ERCEA)

    529

    51.319

    529

    -

    -10

    53 915

    519

    53 915

    -1,89 %

    5,06 %

    Europees Uitvoerend Agentschap Onderzoek (voorheen REA)

    785

    75,749

    785

    -

    49

    91,592

    834

    91,592

    6,24 %

    20,92 %

    Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (nieuw agentschap)

    -

    -

    -

    -

    307

    39,078

    307

    39,078

    -

    -

    Europees Uitvoerend Agentschap Klimaat, Infrastructuur en Milieu (voorheen INEA)

    313

    30,383

    313

    -

    146

    47,969

    459

    47,969

    46,65 %

    57,88 %

    Europees Uitvoerend Agentschap voor onderwijs en cultuur (voorheen EACEA)

    438

    47,750

    438

    5,11

    9

    45,693

    447

    50,803

    2,05 %

    6,39 %

    Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het MKB (voorheen EASME)

    506

    51,177

    506

    -

    -119

    43,744

    387

    43,744

    -23,52 %

    -14,52 %

    Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid en voeding (CHAFEA)

    79

    11,301

    79

    -

    -79

    0

    0

    0

    -100 %

    -100 %

    Totaal

    2 650

    267,679

    2 650

    5,11

    302

    321,991

    2 952

    327,101

    11,40 %

    22,20 %

    De geraamde personeelsbehoeften bij de uitvoerende agentschappen in 2021 nemen toe met 302 vte (11,4 %) ten opzichte van de begroting 2020. De overeenkomstige bijdrage van de Unie stijgt met 22,2 % ten opzichte van 2020.

    5.4        Impact op de personele middelen in de Commissie

    Verordening nr. 58/2003 schrijft voor dat elke delegatie van taken aan een uitvoerend agentschap kostenefficiënt moet zijn en in overeenstemming moet zijn met het beginsel van goed financieel beheer. Zoals blijkt uit de overzichtstabel onder punt 5.2 zal dit voor de uitvoerende agentschappen een hogere werklast met zich meebrengen voor de periode 2021-2027 en zal er meer personeel nodig zijn om de programma’s doeltreffend te beheren.

    Een deel van de toegenomen werklast voor de uitvoerende agentschappen zal het gevolg zijn van recentelijk gedelegeerde programma’s en taken die momenteel door de diensten van de Commissie worden uitgevoerd. De overdracht van deze uitvoeringstaken zal leiden tot een vermindering van de personele middelen in de Commissie, aangezien deze taken niet meer binnen de Commissie zullen worden uitgevoerd. Een ander deel van de toegenomen werklast bij de uitvoerende agentschappen zal het gevolg zijn van hogere begrotingen voor reeds gedelegeerde programma’s en van de nieuwe programma’s. In deze gevallen zijn er geen gevolgen voor de werklast binnen de Commissie, aangezien de taak al is overgedragen of nooit intern is uitgevoerd. In dit geval stelt de Commissie voor een aantal personeelsleden vrij te maken om de algemene begrotingsneutraliteit te waarborgen.

    In het verleden zijn deze “vrijgekomen” personele middelen overeenkomstig artikel 13, lid 6, onder c), van Verordening nr. 58/2003 ingezet voor andere taken. Gezien haar toezegging om begrotingsneutraliteit ten aanzien van de administratieve uitgaven te waarborgen zal de Commissie als gevolg van het delegeren van aanvullende taken op het gebied van programmabeheer haar personele middelen verminderen om de extra vte’s in de uitvoerende agentschappen te compenseren. Evenzo zullen de uitgaven voor posten die zijn “bevroren” om rekening te houden met detacheringen naar de uitvoerende agentschappen, dienovereenkomstig worden verlaagd.

    Onderstaande tabel toont de wijze waarop de Commissie voorstelt de extra personele middelen in de uitvoerende agentschappen uiterlijk tegen 2027 te compenseren:

    Compensatie van de toegenomen personele middelen in de uitvoerende agentschappen

    Personele middelen (vte)

    Verhoging van de middelen ter dekking van de exploitatiekosten van zes uitvoerende agentschappen als gevolg van verdere delegatie

    +390

    Vermindering van de administratieve middelen onder rubriek 7 als gevolg van de delegatie van taken die momenteel door de Commissie worden beheerd

    -59

    Vermindering van de administratieve en ondersteuningsmiddelen onder andere rubrieken als gevolg van de delegatie van taken die momenteel door de Commissie worden beheerd

    -188

    5.5        Aanpassingen opgenomen in NvW 1/2021

    De in NvW 1/2021 opgenomen aanpassingen weerspiegelen de gevolgen voor de middelen van de geplande delegatie van de programma’s voor de periode 2021-2027, zowel bij de uitvoerende agentschappen als bij de Commissie voor 2021. Wat de Commissie betreft, bestaat het effect uit een nettoverlaging van de kredieten voor salarissen in rubriek 7 “Europees openbaar bestuur” voor een bedrag van 2,5 miljoen EUR en een budgettair neutrale herschikking van de kredieten binnen het respectieve budget van de desbetreffende gedelegeerde programma’s.

    Wat de nomenclatuur betreft, wordt - zoals uit onderstaande tabel blijkt - voorgesteld binnen elk gedelegeerd programma nieuwe begrotingsonderdelen te creëren voor de subsidiëring van de zes nieuwe uitvoerende agentschappen, naast de begrotingsonderdelen die reeds in de OB 2021 zijn opgenomen voor de huidige nog lopende programma’s. Het behoud van deze parallelle structuur zal zorgen voor een ordelijke overgang van de huidige naar de toekomstige uitvoerende agentschappen, ongeacht de precieze timing ervan, die sterk afhankelijk is van de formele goedkeuring van het MFK en de basishandelingen van de programma’s voor de periode 2021-2027.

    Nieuw uitvoerend agentschap

    Nieuw begrotings-onderdeel voor subsidies

    Nieuwe portefeuille

    Rechts-voorganger

    Nog lopende delegatie

    Nog lopend begrotings-onderdeel voor subsidies

    Vorige portefeuille

    Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

    01 01 01 71

    Horizon Europa

    ERCEA

    ERCEA

    01 01 01 61

    Horizon 2020

    Europees Uitvoerend Agentschap Onderzoek

    01 01 01 72

    Horizon Europa

    REA

    REA

    01 01 01 62

    Horizon 2020

    EASME

    01 01 01 63

    20 03 14 72

    Centrale Ondersteuningsdienst

    REA

    20 03 14 62

    Centrale Ondersteuningsdienst

    08 01 01 72

    Europees Landbouwgarantiefonds

    CHAFEA

    08 01 01 66

    Europees Landbouwgarantiefonds

    20 03 14 72

    Onderzoeksprogramma voor kolen en staal

    REA

    -

    -

    Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

    01 01 01 73

    Horizon Europa

    Nieuw

    REA

    01 01 01 62

    Horizon 2020

    EASME

    01 01 01 63

    02 01 23 73

    Connecting Europe Facility - digitale component

    INEA

    02 01 21 64

    Connecting Europe Facility

    02 01 30 73

    Programma Digitaal Europa

    -

    -

    -

    03 01 01 73

    Programma voor de eengemaakte markt

    CHAFEA

    03 01 01 66

    Veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, diergezondheid, dierwelzijn en gezondheid van planten

    06 01 05 73

    EU4HEALTH

    06 01 05 66

    Gezondheidszorg

    Europees Uitvoerend Agentschap Klimaat, Infrastructuur en Milieu

    01 01 01 74

    Horizon Europa

    INEA

    EASME

    01 01 01 63

    Horizon 2020

    INEA

    01 01 01 64

    02 01 21 74

    Connecting Europe Facility - Vervoer

    INEA

    02 01 21 64

    Connecting Europe Facility

    02 01 22 74

    Connecting Europe Facility - Energie

    02 01 40 74

    Financieringsmechanisme voor hernieuwbare energie

    -

    -

    -

    05 01 02 74

    Cohesiefonds (bijdrage aan de Connecting Europe Facility)

    INEA

    05 01 02 64

    Cohesiefonds (bijdrage aan de Connecting Europe Facility)

    08 01 03 74

    Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

    EASME

    08 01 03 63

    Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

    09 01 01 74

    Financieringsinstrument van de EU voor milieu en klimaatactie (LIFE)

    09 01 01 63

    Financieringsinstrument van de EU voor milieu en klimaatactie (LIFE)

    09 01 03 74

    Leenfaciliteit voor de overheidssector in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

    -

    -

    -

    13 01 03 74

    Militaire mobiliteit

    -

    -

    -

    17 01 02 74

    Innovatiefonds

    INEA

    17 01 02 64

    Innovatiefonds

    Europees Uitvoerend Agentschap voor onderwijs en cultuur

    07 01 02 75

    Erasmus+

    EACEA

    EACEA

    07 01 02 65

    Erasmus+

    07 01 03 75

    Europees Solidariteitskorps

    07 01 03 65

    Europees Solidariteitskorps

    EU Aid Volunteers

    07 01 04 75

    Creatief Europa

    07 01 04 65

    Creatief Europa

    07 01 05 75

    Rechten en waarden

    07 01 05 65

    Europa voor de burger

    15 01 01 75

    Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking

    15 01 01 65

    Partnerschapsinstrument

    Instrument voor ontwikkelingssamenwerking

    Europees nabuurschapsinstrument (ENI)

    16 01 01 75

    Instrument voor pretoetredingssteun III

    16 01 01 65

    Instrument voor pretoetredingssteun II

    Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het MKB

    01 01 01 76

    Horizon Europa

    EASME

    REA

    01 01 01 62

    Horizon 2020

    EASME

    01 01 01 63

    03 01 01 76

    Programma voor de eengemaakte markt

    03 01 01 63

    EU-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (Cosme)

    CHAFE-A

    03 01 01 66

    Consumenten

    05 01 01 76

    Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (interregionale innovatie-investeringen)

    -

    -

    -

    De kredieten die overeenkomen met de subsidie die in 2021 voor elk nieuw agentschap in het delegatiepakket is voorzien, zullen tijdelijk worden toegewezen aan de nog lopende begrotingsonderdelen voor subsidies, beperkt tot het niveau van de kredieten in de begroting 2020, indien dit niveau lager is (waarbij het verschil wordt toegewezen aan het nieuwe begrotingsonderdeel voor subsidies, indien van toepassing).

    Hetzelfde “parallellisme” is toegepast op de personeelsformaties: voorgesteld wordt zes nieuwe personeelsformaties op te stellen voor de zes nieuwe uitvoerende agentschappen, naast die welke in de OB 2021 zijn opgenomen voor de huidige nog bestaande agentschappen. In de personeelsformaties van de Commissie wordt voor 2021 geen verlaging toegepast.

    De nog lopende begrotingsonderdelen voor subsidies en de personeelsformaties van de huidige uitvoerende agentschappen zullen worden samengevoegd met de nieuwe in een gewijzigde begroting in 2021 of in het kader van de begrotingsprocedure 2022.

    6.Gedecentraliseerde agentschappen

    6.1    Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)

    De geneesmiddelenindustrie ontwikkelt een groot aantal producten als reactie op de COVID-19-pandemie. Het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) zal de geneesmiddelen en vaccins die momenteel worden ontwikkeld en waarvoor een vergunning om ze in de handel te brengen is aangevraagd, moeten evalueren en goedkeuren. Dit zorgt voor een tijdelijke piek in het wetenschappelijk werk van het EMA en in zijn coördinerende rol. Vanaf 2021 is een tijdelijke personeelsversterking voor twee jaar met 40 tijdelijke functionarissen dus gerechtvaardigd De financiële gevolgen zullen worden gedekt door andere ontvangsten (vergoedingen en heffingen) en zullen geen gevolgen hebben voor de bijdrage van de Unie.

    Daarnaast wordt naar aanleiding van de goedkeuring van het najaarsgezondheidspakket op 11 november 2020 voorgesteld de rol van het EMA verder en structureel te versterken. Dit initiatief moet ervoor zorgen dat kritieke tekorten aan geneesmiddelen en medische hulpmiddelen in een volksgezondheidscrisis in de hele Unie worden voorkomen. Het extra personeel zal het EMA ook in staat stellen een permanente taskforce op te richten om advies te verstrekken over geneesmiddelen in tijden van crisis, en zal het Bureau in staat stellen gezondheidsgegevens te hergebruiken voor regelgevingsdoeleinden in het kader van de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens. De versterking van de rol van het EMA vereist een verhoging van de bijdrage van de Unie met 28 miljoen EUR en 29 extra personele middelen voor 2021 (21 tijdelijke functionarissen en 8 arbeidscontractanten).

    6.2        Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

    Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) beoordeelt voortdurend actuele en opkomende bedreigingen voor de menselijke gezondheid als gevolg van overdraagbare ziekten, waarschuwt voor deze bedreigingen en doet aanbevelingen voor respons op het niveau van de Unie en de lidstaten. De huidige pandemische situatie heeft aangetoond dat een sterk ECDC essentieel voor de Europese gezondheidsunie. Het bovengenoemde najaarsgezondheidspakket bevatte ook een wetgevingsvoorstel dat erop gericht was de rol van het agentschap te versterken, waardoor het agentschap meer steun kan verlenen aan de lidstaten bij met het oog op paraatheid en snelle interventies in een gezondheidscrisis. De financiële gevolgen van het voorstel vereisen een verhoging van de bijdrage van de Unie met 16 miljoen EUR en een versterking van de personele middelen voor 2021 (18 tijdelijke functionarissen en 13 arbeidscontractanten).

    6.3    Europees Milieuagentschap (EEA)

    Na de goedkeuring door de Raad en het Parlement van de taxonomieverordening 25 op 18 juni 2020 moet een extra tijdelijk functionaris worden toegevoegd ten opzichte van de in de OB 2021 opgenomen personeelsformatie.

    Voorts zijn extra taken toegewezen aan het agentschap in het kader van het 8e milieuactieprogramma, waarvoor 9 tijdelijke functionarissen en 6 arbeidscontractanten nodig zijn en een verhoging van de EU-bijdrage met 3,2 miljoen EUR. Deze stijging wordt gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging van de begroting van het LIFE-programma.

    6.4    Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

    Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) kreeg in 2020 te maken met een scherpe daling van de inkomsten uit vergoedingen voor zijn activiteiten op het gebied van de biocidenwetgeving. Het daaruit voortvloeiende tekort moet worden gecompenseerd door een verhoging van de bijdrage van de Unie met 3,2 miljoen EUR.

    Voorts zijn extra taken toegewezen aan het agentschap op het gebied van gevaarlijke chemische stoffen in het kader van het 8e milieuactieprogramma, waarvoor 1 tijdelijke functionaris, 1 arbeidscontractant en een verhoging van de EU-bijdrage met 0,3 miljoen EUR vereist zijn. Deze stijging wordt gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging van de begroting van het LIFE-programma.

    6.5    Europese Bankautoriteit (EBA)

    De Europese Bankautoriteit (EBA) heeft de uitsplitsing van de terugbetaling van het overschot van de EBA voor 2019 aangepast, hetgeen resulteerde in een hoger aandeel voor de Unie. De toegenomen bestemmingsontvangsten verminderen de behoefte aan nieuwe kredieten in 2021 (-276 639 EUR).

    6.6    Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO)

    Vanwege een structureel gebrek aan detacheringen van nationale deskundigen door de lidstaten moest het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) een deel van zijn missies uitvoeren door uitzendkrachten in te zetten. Aangezien de contracten van deze uitzendcontracten niet permanent kunnen worden verlengd, heeft het EASO de Commissie dan ook in kennis gesteld van zijn voornemen om 58 uitzendkrachten tijdelijk te vervangen door arbeidscontractanten met een contract van maximaal 1 jaar. De voorgestelde vervanging van uitzendkrachten door arbeidscontractanten zal geen gevolgen hebben voor de kredieten die in de OB 2021 voor het agentschap zijn uitgetrokken. Het EASO zal samen met de Commissie dit jaar benutten om een structurele oplossing te vinden voor het gebrek aan nationale deskundigen die door de lidstaten bij het EASO worden ingezet.

    7.Aanpassingen van rubriek 7 “Europees openbaar bestuur”

    7.1        Salarisindexering vanaf 1 juli 2020

    Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van het Statuut 26 wordt de bezoldiging van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie jaarlijks geactualiseerd, in het licht van een verslag van de Commissie, dat is gebaseerd op statistische gegevens die door Eurostat in overleg met de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten zijn opgesteld en die de situatie in de lidstaten op 1 juli weergeven.

    De berekening van de actualisering is gebaseerd op het beginsel van parallellisme tussen de ontwikkeling van de reële bezoldigingen (zonder verrekening van de inflatie) van de ambtenaren van de Unie en de nationale ambtenaren van de lidstaten. Zij weerspiegelt het gecombineerde effect van twee belangrijke variabelen:

    §de specifieke indicator (SI), die de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren bij centrale overheden weergeeft in een steekproef van elf lidstaten die meer dan 75 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de Unie vertegenwoordigen;

    §het gezamenlijke indexcijfer (JI), dat de jaarlijkse inflatie in Brussel en Luxemburg weergeeft, berekend door weging van de nationale consumptieprijsinflatie zoals gemeten aan de hand van het Belgische geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (GICP) 27 en het Luxemburgse indexcijfer van de consumptieprijzen (CPI) 28 volgens de verdeling van het personeel van de Unie dat in die lidstaten werkzaam is.

    Deze twee elementen worden vermenigvuldigd om het actualiseringspercentage te verkrijgen.

    Zoals bepaald in artikel 11 van bijlage XI bij het Statuut (“uitzonderingsclausule”), indien de Commissie een daling van het reële bbp van de Unie voor het lopende jaar voorspelt en de specifieke indicator positief is, wordt slechts een deel van de specifieke indicator gebruikt om de waarde van de actualisering te berekenen. In het geval van een daling van het bbp met meer dan 3 % zal de specifieke indicator voor 2020 worden vastgesteld op 0 %. De waarde van de specifieke indicator die niet voor de actualisering van de bezoldigingen en de pensioenen in 2020 heeft gediend, vormt de basis voor de berekening van een toekomstige actualisering zodra de cumulatieve stijging van het bbp van de Unie positief wordt.

    Volgens de meest recente prognose van de Commissie zal het reële bbp van de EU als gevolg van de COVID-19-crisis in het kalenderjaar 2020 naar verwachting met -8,3 % afnemen. Daarom zal de uitzonderingsclausule in werking treden en zal de specifieke indicator 0 % bedragen en zal de salarisaanpassing op 1 juli 2020 uitsluitend overeenstemmen met de ontwikkeling van het gezamenlijke indexcijfer voor de periode juli 2019-juli 2020.

    Het gezamenlijke indexcijfer is door Eurostat bevestigd op 0,7 % in het op 31 oktober 2020 uitgebrachte verslag voor de jaarlijkse actualisering van de bezoldigingen en pensioenen, overeenkomstig de bepalingen van bijlage XI bij het Statuut, terwijl het herziene geraamde percentage van de bezoldigingsaanpassing per 1 juli 2020 voor de begroting 2021 (effect over het hele jaar) 0,9 % bedroeg.

    De kredieten onder MFK-rubriek 7 “Europees openbaar bestuur” moeten daarom worden verlaagd met 22,0 miljoen EUR voor 2021, waarvan 5,9 miljoen EUR voor de Commissie, 4,4 miljoen EUR voor de pensioenen van alle instellingen en 4,8 miljoen EUR voor alle andere instellingen. De resterende verlaging van 7,0 miljoen EUR heeft betrekking op de Europese scholen waarvoor het begrotingsverzoek in het kader van de OB 2021 overeenstemt met een salarisaanpassing van 3,1 %, d.w.z. het oorspronkelijke prognosepercentage dat de Commissie in het voorjaar van 2020 heeft gebruikt 29 .

    7.2        Verhoging voor het Europees Parlement

    Het Europees Parlement heeft verzocht om een verhoging van in totaal 4,6 miljoen EUR voor:

    §De resterende voor 2021 geplande bouwkosten voor een bedrag van 2,1 miljoen EUR (bouwwerkzaamheden, honoraria voor studies, eerste inrichting en uitrusting noodzakelijk voor ingebruikneming en alle hieraan gerelateerde kosten), alsmede inrichtingskosten en daarmee samenhangende uitgaven, met name de honoraria van architecten of ingenieurs, zoals geraamd door het Europees Parlement.

    §De verhoging van de reserve voor onvoorziene uitgaven voor een bedrag van 2,6 miljoen EUR ter dekking van extra uitgaven die voortvloeien uit begrotingsbesluiten die in de loop van het begrotingsjaar zijn genomen, met inbegrip van die welke verband houden met de huidige COVID-19-crisis.

    7.3        Verhoging van de middelen voor de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO).

    7.3.1    Extra middelen voor de Europese Vredesfaciliteit (EPF)

    In het voorstel inzake de EPF, een niet-budgettair fonds van 5,7 miljard EUR tijdens de looptijd van het volgende MFK, wordt de verantwoordelijkheid voor een aantal nieuwe functies aan de EDEO toegekend. De EDEO zal met name moeten zorgen voor de voorbereiding, de aansturing en de follow-up van bepaalde onderdelen van de in het kader van de EPF te financieren bijstandsmaatregelen, met aandacht voor de politieke, operationele en financiële aspecten ervan in conceptnota’s, voorstellen voor bijstandsmaatregelen, regelingen met begunstigden en andere verdere follow-up.

    De acties kunnen betrekking hebben op financiële steun aan een derde partij, de levering van militaire uitrusting en infrastructuur of geïntegreerde pakketten, met inbegrip van de levering van militaire uitrusting en infrastructuur met militaire opleiding via een opleidingsmissie van de EU, en de follow-up van mitigatie- en controlemaatregelen.

    De voorstellen van de EDEO voor acties moeten gebaseerd zijn op een methode voor het in kaart brengen van de risico's en de waarborgen, met een conflictgevoeligheids- en contextanalyse, risico- en effectbeoordelingen, eventuele mitigatiemaatregelen en regelingen voor toezicht en evaluatie die nodig zijn om de naleving te waarborgen van de EU-beginselen en de EU-wetgeving en het internationaal recht, met name het recht inzake de mensenrechten en het internationaal humanitair recht.

    Wanneer een bijstandsmaatregel betrekking heeft op de levering van uitrusting en/of infrastructuur, moet de conceptnota in de loop van het besluitvormingsproces worden vertaald in gedetailleerde lijsten en technische specificaties van militair materieel en/of militaire infrastructuur met kostenramingen.

    De EDEO zal ook worden verzocht contact op te nemen met de EPF-administrateurs over financiële kwesties. De EDEO moet ook inspanningen leveren om een eventueel noodzakelijke politieke en technische overeenkomst sluiten met de begunstigde (partnerland, internationale of regionale organisatie), coördinatie tot stand te brengen met de uitvoerende staat (samenhang op het vlak van vergunningsvereisten) en na levering zorgen voor een follow-upinventaris, controles ter plaatse en fysieke inspectie van militaire uitrusting en infrastructuur in een militaire omgeving.

    De EDEO raamt zijn behoeften op 16 vte’s (1 AD13-ambtenaar (afdelingshoofd), 1 AD 11, 2 AD 10 en 1 AD 7 + 5 arbeidscontractanten + 6 gedetacheerde nationale deskundigen) voor de uitvoering van deze nieuwe taken waarmee hij door de wetgever is belast, voor een initieel bedrag in de begroting 2021 ten belope van 1 362 500 EUR.

    7.3.1    Extra middelen voor de consulaire diensten

    De COVID-19-pandemie heeft een wereldwijde consulaire noodsituatie veroorzaakt vanwege de zeer strenge vervoersbeperkingen, waardoor tussen maart en juni 2020 meer dan een half miljoen EU-burgers die in derde landen waren gestrand, dringend moeten worden gerepatrieerd. Hoewel de bevoegdheden van de EU beperkt zijn tot de coördinatie van consulaire bijstand, hebben lidstaten, burgers en partners zich tot de EU-instellingen gewend met het verzoek om medewerking te verlenen bij de aanpak van deze noodsituatie.

    Gezien het duidelijke succes van deze grootschalige repatriëringsoperatie van de EU, in een context waarin veel lidstaten hun consulaire netwerk hebben afgebouwd, is de rol van de EU openlijk erkend en verwelkomd door de lidstaten. Kleine lidstaten vertrouwen bijna volledig op EU-coördinatie, terwijl grotere lidstaten beseffen dat een EU-rol ook voor hen steeds noodzakelijker wordt. Dit heeft de facto geleid tot de overdracht van aanvullende verantwoordelijkheden aan EU-delegaties op het gebied van consulaire aangelegenheden.

    Om tegemoet te komen aan de duidelijke verwachtingen van de lidstaten dat de EDEO een grotere rol speelt bij de coördinatie van consulaire bijstand en om de rol en het imago van de EU in derde landen te versterken, wil de EDEO zijn afdeling Consulaire Zaken uitbouwen.

    Dit zou de EDEO in staat stellen snel lessen te trekken, met een grondige analyse van de consulaire crisis en specifieke details over elk van de fasen, de mechanismen die worden gebruikt om repatriëring te vergemakkelijken, een overzicht van de beste praktijken op het terrein en een samenvatting van de belangrijkste uitdagingen en mogelijkheden.

    Daarnaast zou dit het pad effenen voor de herziening van het rechtskader en het institutionele kader van de EU met betrekking tot de capaciteit om consulaire crisissituaties te beheren.

    Voor de gevraagde uitbreiding van het personeelsbestand met 1 AD 11-ambtenaar en 1 AD 7-ambtenaar en 1 arbeidscontractant is een initiële verhoging van de EDEO-begroting met 303 800 EUR vereist.

    7.4    Overplaatsing van personeelsleden in de delegaties van de Unie van de Commissie naar de EDEO

    Overeenkomstig de in december 2010 tussen de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) gesloten overeenkomst inzake dienstverleningsniveau (SLA) is de Commissie een deel van het personeel van de administratieve afdelingen van de door de EDEO beheerde delegaties van de Unie blijven financieren als bijdrage aan de gemeenschappelijke administratieve taken. Hierbij gaat het voornamelijk om plaatselijke functionarissen (LA), maar ook om een beperkt aantal arbeidscontractanten (CA), voornamelijk belast met IT-ondersteuning (zogenoemde regionale IT-functionarissen of “RITO”).

    Bijgevolg worden de personeelsleden van de Commissie die werkzaam zijn in de administratieve afdelingen van de delegaties van de Unie formeel toegewezen aan elk van de bijdragende directoraten-generaal (DEVCO, NEAR en FPI). Deze situatie heeft geleid tot inefficiëntie, met inbegrip van dubbel werk op verschillende niveaus voor die diensten van de Commissie (vermenigvuldiging van administratieve handelingen) zonder toegevoegde waarde, en tot parallelle administratieve en financiële procedures.

    De Commissie stelt voor om in overleg met de EDEO het personeel van de Commissie van de administratieve afdelingen van de delegaties van de Unie over te hevelen naar de EDEO, teneinde deze administratieve en financiële procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen en een efficiënter beheer van het betrokken personeel mogelijk te maken.

    De meeste van de over te hevelen arbeidscontractanten (18 van de 19) zijn RITO’s die zeer gespecialiseerde IT-activiteiten verrichten in delegaties van de Unie onder de verantwoordelijkheid van de EDEO. Zij bevinden zich in 12 regionale centra. Als ze allemaal onder één enkele verantwoordelijkheid zouden vallen, zou het beheer van deze groep worden vereenvoudigd. Er worden verschillende voordelen, vereenvoudigingen en efficiëntiewinsten verwacht, zowel voor de RITO’s als voor de administratie, op het gebied van organisatie van de regionale centra, contractbeheer, mobiliteitsuitoefening, beoordeling en promotie en beheer van de kosten van dienstreizen.

    Wat de plaatselijke functionarissen betreft, zou de overheveling naar de EDEO zorgen voor meer samenhang en consistentie bij de toepassing van het desbetreffende personeelsbeleid van de EDEO. De Commissie heeft haar bevoegdheden met betrekking tot bepaalde gebieden van het beheer van plaatselijke functionarissen gedelegeerd aan de EDEO, maar besluiten over specifieke aangelegenheden zoals de toestemming om posten te creëren, jaarlijkse evaluaties, bevorderingen, toestemming voor externe activiteiten en beëindiging van de dienst bleven bij de Commissie. Dankzij de overheveling zou de EDEO meer autonomie krijgen bij het beheer van deze posten, met inbegrip van publicatie, selectie en aanwerving en het sluiten of verplaatsen van deze posten. Ook de beroepsprocedures tijdens de evaluatie en bevordering van plaatselijke functionarissen die administratieve taken uitvoeren, zouden worden verbeterd.

    De voorgestelde overheveling zou de EDEO in staat stellen extra beheersautonomie te verwerven over in totaal 546 vte’s, bestaande uit 527 LA’s en 19 CA’s, die worden toegewezen aan de administratieve afdelingen in de delegaties van de Unie.

    Voorgesteld wordt jaarlijks 18,1 miljoen EUR aan kredieten over te schrijven van de externe instrumenten (onder rubriek 6) NDICI en IPA III (respectievelijk 16,0 miljoen EUR en 2,1 miljoen EUR) naar de afdeling van de EDEO (rubriek 7). Om de algemene begrotingsneutraliteit van deze overschrijving in acht te nemen, wordt voorgesteld de respectieve middelen van beide betrokken instrumenten dienovereenkomstig te verlagen. Als gevolg daarvan zal de verhoogde beschikbare marge voor vastleggingen onder rubriek 6 worden gecompenseerd door een overeenkomstige verlaging van de marge voor vastleggingen in rubriek 7 30 .

    7.5    Overheveling van de centrale bibliotheek van de Commissie naar het Publicatiebureau

    In het kader van de synergie- en doelmatigheidscontrole heeft de Commissie besloten het beheer van de centrale bibliotheek van de Commissie met ingang van januari 2021 over te dragen aan het Publicatiebureau (OP), met een gecombineerd effect op het niveau van de kredieten dat beperkt is tot 7 888 EUR voor 2021. Deze overheveling omvat ook de overdracht van personeel en IT-middelen.

    Verwacht wordt dat het programma voor de modernisering van bibliotheken dat de afgelopen jaren is uitgevoerd (met ongeveer 80 % van de aankopen in elektronische vorm) zal versnellen met deze overheveling en zal zorgen voor verdere synergieën en complementariteit met bestaande OP-activiteiten op het gebied van publicaties en informatiebeheer.

    7.6    Overheveling van 2 personeelsformatieposten van het Europees Parlement naar de Commissie

    Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord over CERT-EU (computercrisisteam) 31 worden twee personeelsformatieposten overgeheveld van het Europees Parlement (EP) naar de Europese Commissie ter ondersteuning van de activiteiten van CERT-EU.

    Deze maatregel leidt tot een vermindering met 2 posten (AD 5) bij de personeelsformatie van het EP en overheveling ervan naar de personeelsformatie van de Commissie, samen met de bijbehorende kredieten (met een netto-effect van 39 000 EUR).

    7.7    Bijdrage van de EDEO voor het verstrekken van basisdiensten bij PMO

    Vanaf 2021 zullen de kosten voor het verstrekken van basisdiensten (met inbegrip van salaris- en pensioenberekening en -betaling, bepaling van individuele rechten en kosten van dienstreizen, vergoeding van de kosten van deskundigen, enz.) niet langer door het Uitbetalingsbureau van de Commissie voor betalingen (PMO) aan de andere instellingen worden aangerekend. Het budget voor de verlening van deze basisdiensten is aangevraagd in de begrotingsafdeling van de Commissie en het begrotingsverzoek van de andere instellingen is dienovereenkomstig verlaagd.

    In afwachting van de ondertekening van een nieuwe overeenkomst inzake dienstverleningsniveau tussen het PMO en de EDEO heeft de EDEO het desbetreffende bedrag in zijn begrotingsverzoek voor 2021 evenwel niet verlaagd. Om dubbele budgettering te voorkomen, wordt daarom in de afdeling van de Commissie een vermindering van 1,2 miljoen EUR opgenomen.

    7.8    Gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de begroting van de Europese scholen

    De COVID-19-pandemie heeft ertoe geleid dat de Europese scholen zich voorbereiden op verdere perioden van afstandsonderwijs in 2021 en hiervoor het nodige materiaal moeten kopen. Bovendien kan het nodig zijn extra leerkrachten in dienst te nemen, afhankelijk van hoe de situatie zich verder ontwikkelt in bepaalde klassen en voor het onderwijzend personeel. De extra budgettaire behoeften zijn geraamd tot het einde van het schooljaar 2020/2021, d.w.z. zij bestrijken de eerste 8 maanden van 2021.

    In dezelfde context is het begrotingsverzoek van het Bureau van de secretaris-generaal van de Europese scholen neerwaarts bijgesteld om rekening te houden met het feit dat de oorspronkelijk geplande kredieten voor de organisatie van vergaderingen en voor dienstreizen ten behoeve van de Europese scholen niet nodig zullen zijn.

    Op basis van bovenstaande elementen wordt verzocht om 4 898 380 EUR aan extra kredieten voor de Europese scholen.

    7.9    Impact van de verhuizing van het kantoor van de Ombudsman in Brussel

    De Europese Ombudsman heeft om aanvullende kredieten verzocht ter financiering van uitgaven in verband met de verhuizing van de kantoren van zijn diensten in Brussel. De informatie die tot dit verzoek heeft geleid, was niet beschikbaar op het moment dat de ramingen voor de begroting 2021 in maart 2020 werden ingediend.

    Op basis van de informatie die sinds begin september beschikbaar is, bedraagt de vereiste verhoging van de begroting van de Ombudsman 416 000 EUR.

    8.Overige aanpassingen

    8.1    Gerichte verhogingen

    8.1.1    Steun voor de Turks-Cypriotische gemeenschap

    De Unie blijft zich inzetten voor een regeling van de kwestie-Cyprus en blijft steun verlenen aan de Turks-Cypriotische gemeenschap. In het licht van de toegenomen regionale spanningen is een verhoging van de vastleggingskredieten met 6 miljoen EUR nodig ten opzichte van het in de OB 2021 voorgestelde niveau.

    EU-steun is nodig om tot een regeling te komen binnen de bekende parameters van de Verenigde Naties die berust op een federatie van twee gemeenschappen en twee zones, des te meer na de verkiezing van een Turks-Cypriotische leider die helaas een tweestatenmodel steunt. Daarom is het cruciaal dat de Unie voldoende middelen ter beschikking blijft stellen aan het steunprogramma om de sociaal-economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap te ondersteunen en beide gemeenschappen samen te brengen in concrete samenwerkingsinitiatieven.

    8.1.2    Sociale dialoog

    De sociale partners spelen een belangrijke rol bij het ontwerpen en uitvoeren van de maatregelen die op het niveau van de lidstaten worden ingevoerd om de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor werknemers en bedrijven te verzachten. De sociaal-economische gevolgen van de pandemie voor werkgevers en werknemers hebben echter aanzienlijke neveneffecten gehad voor de nationale organisaties van sociale partners.

    Daarom is het noodzakelijk aanvullende steun te verlenen aan de Europese en nationale brancheoverkoepelende en sectorale werkgevers- en vakbondsorganisaties, met name de organisaties die het zwaarst door de COVID-19-crisis zijn getroffen en zich in de meest kwetsbare situatie bevinden, teneinde hun activiteiten te waarborgen en de effecten op de werkgelegenheid en de sociale effecten van de COVID-19-crisis aan te pakken en de veerkracht van werknemers- en werkgeversorganisaties in de context van COVID-19 te versterken.

    Bijgevolg wordt 5 miljoen EUR aan vastleggingskredieten (en 4,4 miljoen EUR aan betalingskredieten) toegevoegd aan begrotingsonderdeel 07 20 04 06 “Specifieke bevoegdheden op het gebied van sociaal beleid, met inbegrip van de sociale dialoog”.

    8.2    Aanpassing van de nomenclatuur

    Naast de wijzigingen in de nomenclatuur die in de vorige punten zijn beschreven, omvat NvW 1/2021 ook de volgende aanpassingen.

    8.2.1    Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI)

    In de OB 2021 is één begrotingspost opgenomen in het geografische programma voor het nabuurschap, “Afrika bezuiden de Sahara”, “Azië en de Stille Oceaan” en “Amerika en het Caribisch gebied”. Er is ook één begrotingspost opgenomen voor de thematische begrotingsonderdelen “Mondiale uitdagingen” en “Mensenrechten en democratie”. Voorgesteld wordt elk van deze onderdelen verder te splitsen om de zichtbaarheid van de aan elk van de betrokken subregio’s of componenten toegewezen uitgaven verder te vergroten.

    De onderstaande tabel geeft voor het NDICI een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de OB 2021:

    Nomenclatuur in OB 2021

    Nomenclatuur in NvW 1/2021

    15 02 01

    Geografische programma's

    15 02 01 01

    Europees nabuurschapsbeleid

    15 02 01 10

    (nieuw)

    Zuidelijk nabuurschap

    15 02 01 11

    (nieuw)

    Oostelijk nabuurschap

    15 02 01 12

    (nieuw)

    Nabuurschap — Grensoverschrijdende, territoriale samenwerking en ondersteunende maatregelen

    15 02 01 02

    Afrika ten zuiden van de Sahara

    15 02 01 20

    (nieuw)

    West-Afrika

    15 02 01 21

    (nieuw)

    Oost- en Centraal-Afrika

    15 02 01 22

    (nieuw)

    Zuidelijk Afrika en Indische Oceaan

    15 02 01 03

    Azië en de Stille Oceaan

    15 02 01 30

    (nieuw)

    Midden-Oosten en Centraal-Azië

    15 02 01 31

    (nieuw)

    Zuid- en Oost-Azië

    15 02 01 32

    (nieuw)

    De Stille Oceaan

    15 02 01 04

    Het Amerikaanse continent en het Caribisch Gebied

    15 02 01 40

    (nieuw)

    Noord- en Zuid-Amerika

    15 02 01 41

    (nieuw)

    Het Caribisch gebied

    15 02 01 05

    Erasmus+ - NDICI bijdrage

    15 02 01 50

    Erasmus+ - NDICI bijdrage

    15 02 01 08

    Europees Ontwikkelingsfonds — Terugvloeiende middelen ACS-investeringsfaciliteit

    15 02 01 60

    Europees Ontwikkelingsfonds — Terugvloeiende middelen ACS-investeringsfaciliteit

    15 02 01 06

    NDICI - Voorziening van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds

    15 02 01 70

    NDICI - Voorziening van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds

    15 02 01 07

    Herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI) — voorziening van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds

    Geschrapt

    -

    15 02 02

    Thematische programma’s

    15 02 02 01

    Mensenrechten en democratie

    15 02 02 10

    (nieuw)

    Verkiezingswaarnemingsmissies — mensenrechten en democratie

    15 02 02 11

    (nieuw)

    Grondrechten en fundamentele vrijheden — mensenrechten en democratie

    15 02 02 02

    Maatschappelijke organisaties

    15 02 02 20

    Maatschappelijke organisaties

    15 02 02 03

    Stabiliteit en vrede

    15 02 02 30

    Stabiliteit en vrede

    15 02 02 04

    Mondiale uitdagingen

    15 02 02 40

    (nieuw)

    Mensen - Mondiale uitdagingen

    15 02 02 41

    (nieuw)

    Aarde - Mondiale uitdagingen

    15 02 02 42

    (nieuw)

    Welvaart - Mondiale uitdagingen

    15 02 02 43

    (nieuw)

    Partnerschappen - Mondiale uitdagingen

    15 02 03

    Snelle respons

    15 02 03 01

    Crisisrespons

    15 02 03 10

    Crisisrespons

    15 02 03 02

    Veerkracht

    15 02 03 20

    Veerkracht

    15 02 03 03

    Behoeften op het gebied van het buitenlands beleid

    15 02 03 30

    Behoeften op het gebied van het buitenlands beleid

    15 02 04

    Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

    15 02 04

    Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

    15 02 04

    Buffer voor nieuwe uitdagingen en prioriteiten

    8.2.2    Programma voor de eengemaakte markt

    In het licht van het recente akkoord tussen de medewetgevers over de doelstellingen van het programma voor de eengemaakte markt wordt voorgesteld in artikel 03 02 01 “De interne markt doeltreffender maken” een nieuwe specifieke begrotingspost voor “Markttoezicht” op te nemen.

    8.2.3    Sociaal beleid (met inbegrip van sociale dialoog)

    Voorgesteld wordt het begrotingsonderdeel (en de bijbehorende kredieten) voor de uitgaven in verband met sociaal beleid (met inbegrip van de sociale dialoog) te splitsen om een nieuw begrotingsonderdeel te creëren dat volledig gewijd is aan studies, enquêtes of subsidies aan onderzoeksorganisaties.

    De onderstaande tabel geeft een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van de OB 2021:

    Nomenclatuur in OB 2021

    Nomenclatuur in NvW 1/2021

    07 20 04

    Acties gefinancierd uit hoofde van de prerogatieven van de Commissie en bijzondere bevoegdheden die aan de Commissie zijn toegekend

    07 20 04 06

    Specifieke bevoegdheden op het gebied van sociaal beleid, met inbegrip van de sociale dialoog

    07 20 04 06

    Specifieke bevoegdheden op het gebied van sociaal beleid, met inbegrip van de sociale dialoog

    07 20 04 08

    (nieuw)

    Analyse en studies betreffende de sociale situatie, demografie en gezin

    8.2.4    Uitbreiding van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing (EuroHPC)

    In september heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening van de Raad tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing 32 in het kader van het volgende MFK, voortbouwend op het bestaande EuroHPC, dat in oktober 2018 is opgericht.

    Naar aanleiding van dit besluit zijn de overeenkomstige begrotingsonderdelen opgenomen in NvW 1/2021 voor de bijdragen van Horizon Europa, het programma Digitaal Europa (DEP) en de Connecting Europe Facility (CEF). In dit stadium zijn aan deze nieuwe begrotingsonderdelen geen kredieten toegewezen, aangezien de precieze bijdrage van de drie programma’s nog moet worden bepaald tijdens de strategische planning en programmering ervan.

    8.2.5    Invoering van nieuwe begrotingsonderdelen voor de beide adviesorganen

    In het voorjaar van 2020 zijn de beide adviesorganen, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Europees Comité van de Regio’s, het eens geworden over de vaststelling van een emissiereductiedoelstelling en het bijbehorende tijdschema. Naast andere aanbevelingen met betrekking tot de verwezenlijking van deze doelstelling hebben de Comités verzocht om in hun respectieve afdeling een nieuw begrotingsonderdeel op te nemen zonder kredieten voor CO2-compensatie als voorbereidende maatregel.

    Vanwege de timing van het politieke besluit over de invoering van een regeling voor koolstofemissiereductie konden de Comités in de OB 2021 niet om de nieuwe begrotingsonderdelen (zonder kredieten) voor CO2-compensatie verzoeken.

    8.2.6    Schrapping van begrotingsonderdelen in de afdeling van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

    In NvW 1/2021 zijn drie begrotingsonderdelen geschrapt onder titel 3 van de afdeling van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

    8.3    Technische actualiseringen

    8.3.1    Wijziging van de personeelsformaties wegens beroep op artikel 53, lid 1, van het Financieel Reglement

    In 2020 hebben het Europees Comité van de Regio’s en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) hun respectieve personeelsformaties gewijzigd overeenkomstig artikel 53, lid 1, van het Financieel Reglement.

    Voor het Comité van de Regio’s kwam deze wijziging neer op de omzetting van één permanente post AD 9 in één tijdelijke post AD 9 en één post AST 4 in één post AST/SC 5, voor de EDPS op de omzetting binnen de personeelsformatie van het Europees Comité voor gegevensbescherming van één post AST 1 in een post AST/SC 2.

    Voor elk van deze omzettingen moeten de desbetreffende personeelsformaties voor 2021 worden gewijzigd. Voor het Comité betekent dit ook een beperkte verlaging van de kredieten (-2 705 EUR).

    8.3.1    Wijziging van de tekst van sommige begrotingstoelichtingen

    Naast de aanpassingen in verband met de NGEU-bijdrage (zie punt 2.5) bevat NvW 1/2021 ook technische wijzigingen van een aantal begrotingstoelichtingen, die worden vermeld in de budgettaire bijlage.



    9.Samenvatting per MFK-rubriek

    In EUR

    Rubriek

    Ontwerpbegroting 2021

    Nota van wijzigingen nr. 1/2021

    Ontwerpbegroting 2021

    (incl. NvW 1/2021)

    VK

    BK

    VK

    BK

    VK

    BK

    1.

    Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

    21 359 970 100

    17 573 316 806

    - 665 439 753

    - 404 704 406

    20 694 530 347

    17 168 612 400

    Maximum

    21 805 000 000

     

    - 886 000 000

     

    20 919 000 000

     

    Marge

    445 029 900

     

    - 220 560 247

     

    224 469 653

     

    2.

    Cohesie, veerkracht en waarden

    51 487 150 161

    62 625 181 841

    1 396 134 087

    3 579 956 198

    52 883 284 248

    66 205 138 039

    Maximum

    51 730 000 000

     

    1 056 000 000

     

    52 786 000 000

     

    waarvan onder flexibiliteitsinstrument

     

     

    97 768 248

     

    97 768 248

     

    Marge

    242 849 839

     

    - 242 365 839

     

    484 000

     

    2 a

    Economische, sociale en territoriale cohesie

    47 149 471 441

    58 687 290 538

    1 041 044 559

    3 180 607 007

    48 190 516 000

    61 867 897 545

    Maximum

    47 150 000 000

     

    1 041 000 000

     

    48 191 000 000

     

    Marge

    528 559

     

    - 44 559

     

    484 000

     

    2b

    Veerkracht en waarden

    4 337 678 720

    3 937 891 303

    355 089 528

    399 349 191

    4 692 768 248

    4 337 240 494

    Maximum

    4 580 000 000

     

    15 000 000

     

    4 595 000 000

     

    waarvan onder flexibiliteitsinstrument

     

     

    97 768 248

     

    97 768 248

     

    Marge

    242 321 280

     

    - 242 321 280

     

     

     

    3.

    Natuurlijke hulpbronnen en milieu

    58 441 127 005

    56 249 546 448

    81 685 531

    552 385 050

    58 522 812 536

    56 801 931 498

    Maximum

    58 656 000 000

     

    - 32 000 000

     

    58 624 000 000

     

    Marge

    214 872 995

     

    - 113 685 531

     

    101 187 464

     

    waarvan: Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) — marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

    40 179 072 000

    40 164 860 883

    188 882 000

    188 882 000

    40 367 954 000

    40 353 742 883

    Submaximum

    40 932 000 000

     

    - 7 000 000

     

    40 925 000 000

     

    Overdrachten tussen pijlers

    - 753 928 000

     

    196 882 000

     

    - 557 046 000

     

    Afrondingsverschil uitgesloten voor de berekening van de marge

    1 000 000

     

    - 1 000 000

     

     

     

    ELGF-marge

     

     

     

     

     

     

    4.

    Migratie en grensbeheer

    3 060 813 759

    2 723 483 549

    - 721 484 000

    23 262 429

    2 339 329 759

    2 746 745 978

    Maximum

    3 287 000 000

     

    - 820 000 000

     

    2 467 000 000

     

    Marge

    226 186 241

     

    - 98 516 000

     

    127 670 241

     

    5.

    Veiligheid en defensie

    2 189 025 780

    1 810 456 628

    - 479 764 339

    -1 139 828 385

    1 709 261 441

    670 628 243

    Maximum

    2 359 000 000

     

    - 554 000 000

     

    1 805 000 000

     

    Marge

    169 974 220

     

    - 74 235 661

     

    95 738 559

     

    6.

    Nabuurschap en internationaal beleid

    16 113 620 000

    10 418 805 355

    - 53 405 718

    360 653 839

    16 060 214 282

    10 779 459 194

    Maximum

    16 179 000 000

     

    68 000 000

     

    16 247 000 000

     

    Marge

    65 380 000

     

    121 405 718

     

    186 785 718

     

    7.

    Europees openbaar bestuur

    10 451 225 171

    10 452 500 260

    5 912 740

    5 912 740

    10 457 137 911

    10 458 413 000

    Maximum

    10 875 000 000

     

    - 240 000 000

     

    10 635 000 000

     

    Marge

    423 774 829

     

    - 245 912 740

     

    177 862 089

     

    waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

    8 032 227 818

    8 033 502 907

    12 421 811

    12 421 811

    8 044 649 629

    8 045 924 718

    Submaximum

    8 467 000 000

     

    - 250 000 000

     

    8 217 000 000

     

    Marge

    434 772 182

     

    - 262 421 811

     

    172 350 371

     

    Totaal

    163 102 931 976

    161 853 290 887

    - 436 361 452

    2 977 637 465

    162 666 570 524

    164 830 928 352

    Maximum

    164 891 000 000

    165 599 000 000

    -1 408 000 000

    541 000 000

    163 483 000 000

    166 140 000 000

    waarvan onder flexibiliteitsinstrument

     

    582 907 835

     

     

    97 768 248

    641 077 815

    Marge

    1 788 068 024

    4 328 616 948

    - 873 870 300

    -2 378 467 485

    914 197 724

    1 950 149 463

     

    Andere speciale instrumenten

    3 643 250 000

    1 661 812 000

    -2 172 415 000

    - 368 362 000

    1 470 835 000

    1 293 450 000

    Algemeen totaal

    166 746 181 976

    163 515 102 887

    -2 608 776 452

    2 609 275 465

    164 137 405 524

    166 124 378 352

    (1)      PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1.
    (2)    COM(2020) 300 final van 27.7.2020.
    (3)      EUCO 10/20 van 21.7.2020.
    (4)      Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).
    (5)      Het vereiste niveau van kredieten voor de begrotingsonderdelen voor administratieve ondersteuning is specifiek voor elk programma opnieuw beoordeeld en bijgevolg niet systematisch opgenomen in de proportionele aanpassingen.
    (6)      Verordening (EU) 2020/872 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wat betreft een specifieke maatregel om uitzonderlijke tijdelijke steun te verlenen uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) in reactie op de COVID‐19-uitbraak.
    (7)      De verlagingen van de vastleggingskredieten worden gecompenseerd binnen de programma’s IPA en NDICI (geografische pijler).
    (8)      De stijging van de vastleggingskredieten wordt ondervangen door een overeenkomstige daling van de voorziening van het EFDO+ in 2021, die zal worden gecompenseerd door een verhoging van de EFDO+ voorziening in 2022-2027.
    (9)    COM(2020) 423 final van 3.6.2020.
    (10)      Een begrotingsonderdeel onder titel 30 “Reserves” en een begrotingsonderdeel onder titel 17 “Uitgaven buiten de in het meerjarig financieel kader vastgestelde jaarlijkse maxima”, op basis van het model dat reeds voor het EFG wordt toegepast.
    (11)      COM(2020) 456 final van 27.5.2020.
    (12)    COM(2020) 446 final van 28.5.2020.
    (13)      COM(2020) 451 final van 28.5.2020.
    (14)      Goedgekeurd door het Europees Parlement op 17 september 2020, maar in afwachting van bekendmaking in het Publicatieblad (ingediend als ontwerp van gewijzigde begroting nr. 8/2020 door de Commissie op 28 augustus 2020).
    (15)      Goedgekeurd door het Europees Parlement op 17 april 2020 (PB L 126 van 21.4.2020).
    (16)    COM(2018) 614 final van 7.9.2018.
    (17)      JOIN(2020) 11 final van 8.4.2020.
    (18)      Overeenkomstig artikel 7 van de statuten van het EIF komt dit bedrag overeen met 20 % van de nominale waarde die bij de inschrijving moet worden betaald (naast de betaling van de emissiepremie bij aankoop). De resterende 80 % is een gemaximeerde voorwaardelijke verplichting voor de Unie in verband met de mogelijkheid dat verdere betaling van ingetekend maar niet gestort kapitaal vereist zou kunnen zijn.
    (19)      Het exacte ELGF-nettosaldo bedraagt 40 367,954 miljoen EUR. Volgens de cijfers die de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 2, artikel 11, lid 6, en artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 hebben gemeld, is 1 157,704 miljoen EUR extra overgedragen van het ELGF naar het Elfpo en 600,658 miljoen EUR extra van het Elfpo naar het ELGF. Al met al resteert een overdracht van het ELGF naar het Elfpo van 557,046 miljoen EUR. Dat bedrag is afgetrokken van het ELGF-submaximum van 40 925 miljoen EUR in het nieuwe MFK 2021-2027 en opgeteld bij de nationale Elfpo-budgetten in 2021. Per saldo zijn dergelijke overdrachten tussen de twee pijlers budgettair neutraal wat betreft het maximum van rubriek 3.
    (20)      De behoeften bedragen 40 368,0 miljoen EUR aan verse kredieten plus 619,0 miljoen EUR aan bestemmingsontvangsten.
    (21)      Deze raming is gebaseerd op de aangiften van de werkelijke uitgaven van de lidstaten ontvangen voor de periode van 1.9.2020 tot en met 15.10.2020. Kleine correcties met betrekking tot deze aangiften en uitgaven onder direct beheer moeten tot het einde van het jaar nog worden verricht.
    (22)      Het aanpassingspercentage voor rechtstreekse betalingen in verband met het mechanisme voor financiële discipline voor het kalenderjaar 2020 is vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/862 van de Commissie van 19 juni 2020 met 2,140411 % op basis van de OB 2021. De Commissie zal dit percentage dienovereenkomstig aanpassen, rekening houdend met de wijzigingen die in deze NvW worden voorgesteld, wat leidt tot een iets hoger percentage van ongeveer 2,906192 %.
    (23)      Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).
    (24)      Deze tabel bevat geen kredieten/personeel met betrekking tot pijler III van het JRC, het innovatiefonds en het fonds voor hernieuwbare energie. Het omvat de personeelsbezetting en kredieten in verband met de uitvoering van het onderzoeksprogramma voor kolen en staal.
    (25)      Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088.
    (26)      Verordening nr. 31 (EEG), 11 (EGA), tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB P 045 van 14.6.1962, blz. 1385).
    (27)      Geharmoniseerd indexcijfer van de consumptieprijzen.
    (28)      Consumentenprijsindex.
    (29)      Dit percentage was gebaseerd op de najaarsprognoses 2019 en is gebruikt in de eerste interne voorbereidende werkzaamheden van de raming van de Commissie. Het is in het voorjaar 2020 geactualiseerd voor de definitieve OB 2021 voor alle instellingen, met uitzondering van de Europese scholen.
    (30)

         De overschrijving omvat ook de gemeenschappelijke kosten (in verband met de gebouwen en de bijbehorende infrastructuurkosten) van 177 plaatselijke functionarissen, waarvan de salarissen en gemeenschappelijke kosten voorheen door het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) werden betaald. Vanaf 2021 zal het EOF deel uitmaken van het NDICI. Daarom zal ook een jaarlijks bedrag van 5,6 miljoen EUR aan de EDEO worden overgedragen voor de gemeenschappelijke kosten van dit personeel. Deze jaarlijkse overdracht zal evenwel geen invloed hebben op het niveau van de “verse” kredieten voor het NDICI, aangezien deze zouden zijn gedekt door resterende bestemmingsontvangsten van het EOF in de begroting van de Unie.

    (31)      PB C 12 van 13.1.2018, blz. 1, bijlage II.
    (32)    COM(2020) 569 final van 18.9.2020.
    Top