EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0563

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie

COM/2019/563 final

Brussel, 30.10.2019

COM(2019) 563 final

2019/0245(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit over de toetsing van het memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten, zoals omschreven in artikel 2 van de Overeenkomst inzake de landbouw.

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie

Het voorgestelde besluit van de Raad strekt ertoe de Europese Commissie te machtigen om namens de Unie een besluit te steunen dat in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) moet worden genomen. De Wereldhandelsorganisatie is opgericht bij de Overeenkomst van Marrakesh (hierna de “WTO-overeenkomst” genoemd), die op 1 januari 1995 in werking is getreden.

De Europese Unie is partij bij die overeenkomst.

2.2.De Ministeriële Conferentie en Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie

Krachtens artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst is de Ministeriële Conferentie bevoegd om besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden vallend onder Multilaterale Handelsovereenkomsten.

Krachtens artikel IV, lid 2, van de WTO-overeenkomst worden, in de periode tussen de bijeenkomsten van de Ministeriële Conferentie, haar taken echter door de Algemene Raad verricht.

Krachtens artikel IX, lid 1, streven de WTO-organen ernaar hun besluiten bij consensus te nemen.

2.3.De beoogde handeling van de Algemene Raad van de WTO

In december 2013 hebben de ministers van Handel tijdens de negende zitting van de Ministeriële Conferentie van de WTO een besluit aangenomen inzake het memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten, zoals omschreven in artikel 2 van de overeenkomst inzake de landbouw (WT/MIN (13)/39) (hierna het “memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten” genoemd).

Met het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten wordt beoogd het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten te stroomlijnen. In punt 13 van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten is voorzien in een toetsing ervan, rekening houdend met de ervaringen met de werking ervan. De toetsing moest uiterlijk vier jaar na de goedkeuring van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten aanvangen. In 2018 is de Landbouwcommissie begonnen met het toetsingsproces. Begin 2019 heeft het secretariaat van de Landbouwcommissie het aan de Algemene Raad van de WTO te richten ontwerpverslag over de ontwikkelingen tot dusver uitgebracht.

Gezien het gebrek aan consensus onder de WTO-leden over de inhoudelijke wijzigingen van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten beveelt de Landbouwcommissie de Algemene Raad aan om de toetsingstermijn tot eind 2021 te verlengen en de transparantie van het beheer van tariefcontingenten te vergroten (zie bijlage 2 bij het verslag).

Deze aanbevelingen (in bijlage 2 bij het verslag) moeten in december 2019 aan de Algemene Raad worden gepresenteerd. De Algemene Raad moet deze aanbevelingen aannemen in de vorm van een besluit over de toetsing van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Het doel van dit voorstel is de Unie in staat te stellen ervoor te zorgen dat tijdens de bijeenkomst van de Algemene Raad van de WTO in december 2019 een besluit over de toetsing van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten wordt aangenomen.

Vanuit het standpunt van de Unie is de verlenging van de toetsingsperiode tot eind 2021 van cruciaal belang, omdat het de voortzetting van het bestaande memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten mogelijk maakt en de WTO-leden in staat stelt verdere besprekingen over de toetsing van dit memorandum te houden.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Algemene Raad van de WTO is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de WTO-overeenkomst.

De door de Algemene Raad vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel II, lid 2, en artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst bindend zijn op grond van internationaal recht.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Algemene Raad van de WTO de WTO-Overeenkomst aanvult door de toepassing van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten uit te breiden en door regels vast te stellen voor een beter gebruik van de tariefcontingenten, is het passend de handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2019/0245 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (hierna “de WTO-overeenkomst” genoemd) is door de Unie gesloten bij Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 2 en is op 1 januari 1995 in werking getreden.

(2)Krachtens artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst is de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) bevoegd om besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden vallend onder Multilaterale Handelsovereenkomsten.

(3)Krachtens artikel IV, lid 2, van de WTO-overeenkomst worden, in de periode tussen de bijeenkomsten van de Ministeriële Conferentie, haar taken door de Algemene Raad van de WTO verricht.

(4)Krachtens artikel IX, lid 1, nemen de WTO-organen besluiten over het algemeen bij consensus.

(5)Tijdens de negende zitting van de Ministeriële Conferentie van de WTO (Bali, december 2013) is een ministerieel besluit aangenomen inzake het memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten, zoals omschreven in artikel 2 van de overeenkomst inzake de landbouw (WT/MIN (13)/39) (hierna het “memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten” genoemd), dat het beheer van tariefcontingenten voor landbouwproducten regelt.

(6)Overeenkomstig punt 13 van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten wordt uiterlijk vier jaar na de vaststelling van het memorandum een toetsing van de werking ervan aangevat, rekening houden met de tot dan toe opgedane ervaring. Deze toetsing heeft tot doel een continu proces van verbetering van de benutting van de tariefcontingenten te bevorderen.

(7)Overeenkomstig punt 13 is de Landbouwcommissie in 2018 met de toetsing van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten begonnen. De bevindingen van de toetsing zullen in de bijeenkomst van de Algemene Raad van december 2019 worden gepresenteerd in de vorm van een door de Landbouwcommissie uitgebracht verslag (verslag nr. ... “Toetsing van de werking van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten”, van ...).

(8)Gezien het gebrek aan consensus onder de WTO-leden over de inhoudelijke wijzigingen van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten, wordt in het verslag aanbevolen om de toetsingstermijn te verlengen tot eind 2021, zodat een consensus over de inhoudelijke wijzigingen kan worden bereikt. Het verslag bevat voorts aanbevelingen die gericht zijn op een grotere transparantie van het beheer van tariefcontingenten.

(9)In zijn bijeenkomst van december 2019 moet de Algemene Raad van de WTO worden verzocht zich te buigen over de vaststelling van de in bijlage 2 bij verslag nr. ... opgenomen aanbevelingen in de vorm van een besluit inzake de toetsing van het memorandum van overeenstemming inzake tariefcontingenten.

(10)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Algemene Raad van de WTO moet worden ingenomen, aangezien het vast te stellen besluit bindend zal zijn voor de Unie.

(11)De Unie wordt in de Algemene Raad van de WTO vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat de Europese Commissie namens de Unie moet innemen tijdens de bijeenkomst van de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in december 2019, is gebaseerd op het ontwerpbesluit tot vaststelling van de aanbevelingen van de Landbouwcommissie aan de Algemene Raad in bijlage 2 bij het aan dit besluit gehechte verslag nr. ... van ... .

Kleine technische wijzigingen van het ontwerpbesluit kunnen zonder nader besluit van de Raad worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, C-399/12, Duitsland/Raad, ECLI:EU:C:2014:2285, punten 61-64.
(2)    Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).
Top

Brussel, 30.10.2019

COM(2019) 563 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie


BIJLAGE

TOETSING VAN DE WERKING VAN HET BESLUIT VAN BALI INZAKE HET BEHEER VAN TARIEFCONTINGENTEN

Verslag aan de Algemene Raad

(1)Tijdens de negende zitting van de Ministeriële Conferentie hebben de ministers het besluit inzake het “memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten, zoals omschreven in artikel 2 van de Overeenkomst inzake de landbouw” (WT/MIN (13)/39) (hierna het “besluit van Bali inzake tariefcontingenten” genoemd) aangenomen. De ministers hebben de Landbouwcommissie opgedragen de uitvoering van de verplichtingen van de leden in het kader van het besluit van Bali inzake tariefcontingenten te toetsen en te monitoren, teneinde ervoor te zorgen dat de toetsing een continu proces van verbetering van de benutting van de tariefcontingenten bevordert de toetsing moest uiterlijk in 2017 aanvangen, en er moest rekening worden gehouden met de tot dan toe opgedane ervaring 1 . De toetsingsbesprekingen zijn begonnen in de vergadering van de Landbouwcommissie van oktober 2017 2 . Tijdens de vergadering van februari 2018 stemde de Landbouwcommissie in met de procedure en de termijnen voor het verrichten van de toetsing in document G/AG/W/171 3 . Overeenkomstig de overeengekomen procedure is de toetsing verricht via open, informele vergaderingen van de Landbouwcommissie die in de marge van de normale vergaderingen van de Landbouwcommissie werden gehouden 4 .

(2)De leden bespraken de toetsing in vier informele vergaderingen van de Landbouwcommissie in 2018, op 20 februari, 11 juni, 25 september en 26 november. Tijdens de informele vergadering van november werd een thematische sessie over het beheer van tariefcontingenten en onderbenutting gehouden, waaraan vertegenwoordigers van de sector deelnamen. Enkele leden hebben ook schriftelijk aan de toetsingsbesprekingen bijgedragen. Evenzo heeft het secretariaat, naar aanleiding van verzoeken van leden en overeenkomstig de procedure en de termijnen die voor het verrichten van de toetsing waren overeengekomen, een achtergrondnota 5 over het beheer en de benuttingsgraden van tariefcontingenten opgesteld om de toetsing te faciliteren. Bijlage 1 bevat een lijst van alle documenten die tot dusver bij de toetsing in aanmerking zijn genomen.

(3)Tijdens de toetsingsbesprekingen hebben de leden de volgende thema’s naar voren geschoven: 1) doeltreffende uitvoering en follow-up van materiële verplichtingen die voortvloeien uit het besluit van Bali inzake tariefcontingenten; 2) transparantievereisten inzake tariefcontingenten; 3) het onderbenuttingsmechanisme. Hieronder zijn enkele punten 6 opgenomen die in het kader van elk van de drie thema’s aan de orde zijn gesteld, waaronder tijdens de thematische besprekingen in november.

DOELTREFFENDE UITVOERING EN FOLLOW-UP

i.Het opnieuw toewijzen van ongebruikte vergunningen binnen een tariefcontingent; 

ii.Procedures voor het opnieuw toewijzen, waaronder met betrekking tot landspecifieke toewijzingen 7 ;

iii.Delen van ervaringen en beste praktijken met betrekking tot het verbeteren van de benutting van tariefcontingenten, waaronder het opnieuw toewijzen van tariefcontingenten in het kader van regionale handelsovereenkomsten.

TRANSPARANTIEVEREISTEN INZAKE TARIEFCONTINGENTEN

i.Tijdige en volledige kennisgevingen van tariefcontingenten;

ii.Snelle rapportage van wijzigingen in het beheer van tariefcontingenten;

iii.Consistente rapportage van benuttingsgraden door alle leden met verplichtingen op het gebied van tariefcontingenten;

iv.Geharmoniseerde kennisgevingspraktijken (bijvoorbeeld voor niet geopende tariefcontingenten of geplande tariefcontingenten zonder tariefvoordeel);

v.Rapportage van redenen voor onderbenutting;

vi.Het delen van nationale ervaringen en beste praktijken op het gebied van het beheer van tariefcontingenten;

vii.Bijzondere en gedifferentieerde behandeling (omslachtigheid van de kennisgevingsvereisten);

viii.Koppeling met kennisgevingsvereisten op het gebied van invoervergunningsprocedures;

ix.Technische bijstand van het secretariaat met het oog op een betere naleving van de kennisgevingsverplichtingen door leden.

ONDERBENUTTINGSMECHANISME

i.Uiteenlopende verplichtingen van leden (punt 4 van bijlage A);

ii.Bijzondere en gedifferentieerde behandeling;

iii.Mogelijk minder dan universele toepassing in de toekomst;

iv.Koppeling tussen bijlage B en punt 4 van bijlage A;

v.Onderzoek naar de oorzaken van onderbenutting;

vi.Gericht onderzoek van onderbenutting van tariefcontingenten in bepaalde specifieke sectoren;

vii.Praktische toepasbaarheid van het onderbenuttingsmechanisme (onderzoek van de redenen, waaronder mogelijke complexiteit, waarom er nog geen beroep op is gedaan, delen van ervaringen, vereenvoudiging van procedurele vereisten);

viii.Bijhouden van de lijst van onderbenutte tariefcontingenten door het secretariaat.

(4)Over de kwestie van de toekomstige werking van punt 4 van het onderbenuttingsmechanisme en de bijbehorende bepaling inzake bijzondere en gedifferentieerde behandeling (B&G-bepalingen), liepen de standpunten van de leden uiteen. Enkele ontwikkelingslanden waren van mening dat de B&G-bepalingen in het besluit van Bali inzake tariefcontingenten niet mogen worden afgezwakt. Enkele andere leden stelden dat de B&G-behandeling voor ontwikkelingslanden niet tot een vrijstelling mag leiden en dat de begunstigde ontwikkelingslanden verplichtingen met betrekking tot het beheer van tariefcontingenten moeten aangaan die rekening houden met hun ontwikkelingsstatus.

(5)Verschillende leden vonden dat deze toetsing zich moest beperken tot het zoeken naar een verbetering van het beheer van tariefcontingenten, om het onderscheid te maken met de onderhandelingen over markttoegang. Enkele andere leden wezen op de mogelijkheid om de kwesties in verband met tariefcontingenten aan de orde te stellen in de onderhandelingen over markttoegang.

(6)Sommige leden waren van mening dat de Landbouwcommissie, op basis van de kennisgevingen van de leden, zou moeten onderzoeken waarom er nog geen beroep op het onderbenuttingsmechanisme is gedaan.

(7)Overeenkomstig de punten 13, 14 en 15 van het besluit van Bali inzake tariefcontingenten (WT/MIN(13)/39) keurt de Landbouwcommissie tijdens zijn vergadering op 30 oktober 2019 de volgende aanbevelingen zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit verslag goed voor behandeling door de Algemene Raad.



Bijlage 1

Lijst van documenten

G/AG/W/169

10 oktober 2017

Monitoring en toetsing van de verplichtingen van de leden die zijn vastgesteld in het kader van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten

Nota van het Secretariaat

G/AG/W/171

9 februari 2018

Voorgestelde procedure voor de toetsing van de werking van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten

Nota van het Secretariaat

G/AG/W/175

18 mei 2018

en

G/AG/W/175/Add.1

7 mei 2019

Kennisgeving van de Europese Unie aan de Landbouwcommissie over de procedure voor de toetsing van de werking van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten 8 .

Mededelingen van de Europese Unie

G/AG/W/179

6 juni 2018

Toetsing van de werking van het ministerieel besluit van Bali inzake het “memorandum van overeenstemming betreffende de bepalingen voor het beheer van de tariefcontingenten voor landbouwproducten…" 9

Kennisgeving van de Cairns-groep

G/AG/W/183

31 juli 2018

Methoden voor het beheer van tariefcontingenten en benuttingsgraden van tariefcontingenten 2007-2016

Achtergrondnota van het secretariaat

G/AG/W/186

19 september 2018

Toetsing van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten

Kennisgeving van Australië

G/AG/W/197

24 mei 2019

Het onderbenuttingsmechanisme van het besluit van Bali inzake het beheer van tariefcontingenten

Kennisgeving namens de Cairns-groep



Bijlage 2

(1)[De in punt 14 en voetnoot 2 van het besluit van Bali inzake tariefcontingenten vastgestelde termijn voor een besluit over punt 4 van bijlage A wordt verlengd tot eind 2021 of MC13, indien dit eerder is. [Voor alle duidelijkheid, indien noch de Ministeriële Conferentie, noch de Algemene Raad vóór het einde van 2021, besluit om punt 4 van bijlage A bij het besluit van Bali inzake tariefcontingenten in zijn huidige of een aangepaste vorm te verlengen, dan is punt 4 van bijlage A, met inachtneming van punt 15 van dat besluit, niet meer van toepassing met ingang van 1 januari 2022 [ten aanzien van de in bijlage B opgenomen leden, alsook ten aanzien van elk lid dat vóór het einde van 2021 verzoekt om in bijlage B te worden opgenomen].]

(2)In de tussentijd gaan de besprekingen over de toepassing van punt 4 van bijlage A in de Landbouwcommissie door. [Voor alle duidelijkheid, zolang de besprekingen lopen, wordt het besluit van Bali inzake tariefcontingenten, samen met de bijlagen daarbij, gehandhaafd.]

(3)De Landbouwcommissie zal aan de Algemene Raad aanbevelingen doen met betrekking tot de toepassing van punt 4 [van bijlage A en overeenkomstig punt 14] vóór het einde van 2021.]

(4)Gelet op het belang van een versterkte transparantie van het beheer en de benuttingsgraad van tariefcontingenten alsook van een tijdige indiening van kennisgevingen door leden, en gelet op het feit dat het online systeem voor landbouwkennisgevingen tot een betere harmonisatie zou moeten leiden, is de Landbouwcommissie het eens over het volgende:

(a)Het secretariaat zal een lijst van de bestaande praktijken voor de kennisgeving van tariefcontingenten van de leden opstellen, met inbegrip van gevallen waarin een gepland tariefcontingent niet werd geopend.

(b)De Landbouwcommissie zal besprekingen over de harmonisatie van de praktijken voor de kennisgeving van tariefcontingenten van de leden opstarten, waaronder voor de benuttingsgraden van tariefcontingenten.

(c)De Landbouwcommissie moedigt de leden aan in hun tabel MA:2-kennisgevingen uitleg op te nemen in gevallen waarin geplande tariefcontingenten niet zijn geopend.

(d)Het secretariaat zal de informatie over het beheer en de benuttingsgraden van tariefcontingenten zoals opgenomen in G/AG/W183 10 geregeld bijwerken alsook de informatie over welke leden benuttingsgraden hebben meegedeeld en over kwesties die in de Landbouwcommissie aan de orde zijn gesteld over benuttingsgraden.

(e)De Landbouwcommissie zal, op basis van de kennisgevingen van de leden, de redenen onderzoeken waarom er nog geen beroep op het onderbenuttingsmechanisme is gedaan.

(5)De Landbouwcommissie verbindt zich ertoe elke drie jaar na de voltooiing van deze toetsing regelmatige toetsingen van de werking van het besluit van Bali inzake tariefcontingenten te verrichten. Deze regelmatige toetsingen zullen onder meer een onderzoek van het gebruik van het onderbenuttingsmechanisme door de leden op basis van kennisgevingen van de leden omvatten.

___

(1)    Punt 13 van WT/MIN(13)/39. Er is nog geen melding gemaakt van ervaringen waarbij een beroep op het onderbenuttingsmechanisme is gedaan.
(2)    Zie punt 2.2.1 van G/AG/R/86.
(3)    Zie punt 2.5.1 van G/AG/R/87.
(4)    Tijdens de vergadering van juni 2019 heeft de Landbouwcommissie ermee ingestemd de termijn te verlengen tot de vergadering van de Landbouwcommissie van oktober 2019 om het verslag van de toetsing te kunnen voltooien.
(5)    G/AG/W/183.
(6)    Er is onder de leden geen overeenstemming over deze punten of over de behandeling ervan in de aanbevelingen.
(7)    Punt 9 van het ministerieel besluit van Bali inzake tariefcontingenten heeft betrekking op de procedure voor het opnieuw toewijzen. Voorts hebben de voetnoten 3 en 5 van bijlage A bij het besluit van Bali betrekking op de rechten van leden met een landspecifieke toewijzing in de specifieke context van het onderbenuttingsmechanisme.
(8)    Document G/AG/W/171 van 9 februari 2018.
(9)    WT/MIN (13)/39 en WT/L/914  van11 december 2013.
(10)    De achtergrondnota van het secretariaat kan specifiek een lijst bevatten van tariefcontingenten waarvoor geen Tabel MA:2-kennisgeving is ingediend of waarvan de benuttingsgraad minder dan 65 % bedraagt.
Top