Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0469

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Unie in de Raad voor de Handel in goederen van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie

    COM/2019/469 final

    Brussel, 15.10.2019

    COM(2019) 469 final

    2019/0222(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Unie in de Raad voor de Handel in goederen van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in te nemen standpunt met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie (“het comité”) overeenkomstig de WTO-Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (“de overeenkomst”).

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.De Overeenkomst inzake handelsfacilitatie

    De overeenkomst, waarbij de EU partij is 1 , is aangenomen tijdens de 9e Ministeriële Conferentie van de WTO, die in 2013 in Bali werd gehouden, met als doel de uitvoer- en invoerprocedures onder de WTO-leden te vereenvoudigen, te moderniseren en te faciliteren. De overeenkomst bevat bepalingen over snellere, eenvoudigere, transparantere en efficiëntere procedures aan de grens, waarmee het verkeer, de vrijgave en de vrijmaking van goederen, met inbegrip van goederen in doorvoer, sneller kunnen verlopen, en maatregelen voor een doeltreffende samenwerking tussen de douane en andere bevoegde autoriteiten op het gebied van handelsfacilitatie en naleving van douanevoorschriften. De overeenkomst is op 22 februari 2017 in werking getreden.

    2.2.De beoogde handeling van de Raad voor de Handel in goederen

    In artikel 23.1 van de overeenkomst is het Comité voor handelsfacilitatie opgericht en is bepaald dat “het comité zijn reglement van orde vaststelt”. Daartoe werd een voorstel gedaan door Japan, Argentinië, Noorwegen en Paraguay, dat op de laatste bijeenkomst van het WTO-Comité voor handelsfacilitatie op 25 juni 2019 volledig gesteund werd. De voorgestelde regels zijn van administratieve aard en zorgen voor een efficiënte organisatie en efficiënte procedures tijdens vergaderingen van het Comité voor handelsfacilitatie.

    Overeenkomstig artikel IV.6 van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de WTO moet het reglement van orde van ondergeschikte organen, zoals het Comité voor handelsfacilitatie, door de WTO-Raad voor de Handel in goederen worden goedgekeurd om in werking te treden.

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    Het reglement van orde is van administratieve aard. Het heeft tot doel te zorgen voor een efficiënte werking van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie. Het is in het belang van de EU om dit reglement, dat tijdens de vergadering van het Comité voor handelsfacilitatie volledig gesteund werd, goed te keuren, zodat het comité goed functioneert en de uitvoering van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie doeltreffend wordt bewaakt. Het reglement is gebaseerd op het reglement van orde van de Algemene Raad van de WTO 2 en is alleen aangepast met het oog op de specifieke behoeften van het Comité voor handelsfacilitatie. Artikel 1 van het reglement van orde van de Algemene Raad is bijvoorbeeld aangevuld met de verplichting dat het comité ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt, wat niet het geval is voor de Algemene Raad. Een ander voorbeeld is dat de uitnodiging voor de vergaderingen bij voorkeur drie weken voor de vergaderingen moet worden uitgeschreven om de voorbereiding van de standpunten, die soms complex kunnen zijn, te vergemakkelijken, met name wanneer het gaat om steunregelingen die verband houden met de uitvoering van bepaalde verbintenissen. In de Algemene Raad kunnen de vergaderingen in dringende gevallen op zeer korte termijn worden bijeengeroepen, terwijl de normale termijn 10 werkdagen bedraagt (Regel 2).

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

    Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De Wereldhandelsorganisatie is een internationale organisatie die is opgericht bij de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de WTO (de WTO-Overeenkomst). Het Comité voor handelsfacilitatie is opgericht als een hulporgaan onder het gezag van de Raad voor de Handel in goederen.

    De door de Raad voor de Handel in goederen vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst. Zij strekt slechts tot goedkeuring van de regels voor de werking van het Comité voor handelsfacilitatie.

    De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, leden 3 en 4, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in combinatie met artikel 218, lid 9, VWEU.

    5.Bekendmaking van de beoogde handeling

    Niet van toepassing.



    2019/0222 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het namens de Unie in de Raad voor de Handel in goederen van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in combinatie met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De Overeenkomst inzake handelsfacilitatie (“de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2015/1947 van de Raad 4 en is op 22 februari 2017 in werking getreden.

    (2)Krachtens artikel 23.1 van de overeenkomst kan het Comité voor handelsfacilitatie zelf zijn reglement van orde vaststellen.

    (3)Krachtens artikel IV.6 van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie is het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie onderworpen aan de goedkeuring van de Raad voor de Handel in goederen.

    (4)Het is passend het namens de Unie in de Raad voor de Handel in goederen in te nemen standpunt te bepalen, aangezien het beoogde besluit voor de Unie bindend zal zijn.

    (5)Het is passend in te stemmen met het voorgestelde reglement van orde, dat het Comité voor handelsfacilitatie in staat zal stellen efficiënt te werken. Dit reglement is gebaseerd op het reglement van orde van de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie, met aanpassingen om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van het Comité voor handelsfacilitatie,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het namens de Unie op de vergadering van de Raad voor de Handel in goederen in te nemen standpunt met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie ondersteunt de vaststelling ervan, als vervat in de bijlage.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Besluit (EU) 2015/1947 van de Raad van 1 oktober 2015 (PB L 284 van 30.10.2015, blz. 1).
    (2)    Document WT/L/161 van 25.7.1996, reglement van orde voor de zittingen van de Ministeriële Conferentie en de bijeenkomsten van de Algemene Raad.
    (3)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (4)    Besluit (EU) 2015/1947 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (PB L 284 van 30.10.2015, blz. 1).
    Top

    Brussel, 15.10.2019

    COM(2019) 469 final

    BIJLAGE

    bij

    Voorstel voor een besluit van de Raad

    betreffende het namens de Unie in de Raad voor de Handel in goederen van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt met betrekking tot het reglement van orde van het Comité voor handelsfacilitatie


    BIJLAGE

    REGLEMENT VAN ORDE VAN HET COMITÉ VOOR HANDELSFACILITATIE 1

    Het reglement van orde voor de vergaderingen van de Algemene Raad (WT/L/161) is mutatis mutandis van toepassing op de vergaderingen van het Comité voor handelsfacilitatie, met uitzondering van de volgende punten:

    Hoofdstuk I — Vergaderingen

    a)Regel 1 (van de Algemene Raad) wordt als volgt gewijzigd overeenkomstig artikel 23, lid 1.2, van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie:

    “Het comité komt bijeen zo dikwijls als noodzakelijk is en zoals vastgelegd in de bepalingen van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie, maar niet minder dan eenmaal per jaar.”

    b)De eerste zin van Regel 2 wordt als volgt aangepast:

    “De vergaderingen van het comité worden door de directeur-generaal bijeengeroepen door middel van een kennisgeving, bij voorkeur drie weken, en in elk geval niet minder dan tien kalenderdagen, vóór de voor de vergadering vastgestelde datum.”

    Hoofdstuk II — Agenda

    c)Regel 5 wordt niet toegepast 2 .

    d)Regel 11 wordt als volgt aangepast:

    “Op uitnodiging van het Comité voor handelsfacilitatie kunnen vertegenwoordigers van internationale intergouvernementele organisaties de vergaderingen als waarnemer bijwonen overeenkomstig de richtsnoeren in bijlage 3 bij het reglement van orde van de Algemene Raad.

    Voorts kan het comité overeenkomstig artikel 23:1:5 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie vertegenwoordigers van andere internationale organisaties met bevoegdheden op het gebied van handelsfacilitatie of hun hulporganen uitnodigen om:

    a)bijeenkomsten van het comité bij te wonen, en

    b)specifieke aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze overeenkomst te bespreken.”

    Hoofdstuk V — Functionarissen

    e)De Regels 12, 13 en 14 moeten worden gewijzigd om het comité te machtigen een vicevoorzitter te kiezen. Bijgevolg moeten de Regels 12, 13 en 14 als volgt luiden:

    “Regel 12. Het comité kiest een voorzitter 3 en kan een vicevoorzitter kiezen uit de vertegenwoordigers van de leden. De verkiezing vindt plaats op de eerste vergadering van het jaar en wordt van kracht aan het einde van de vergadering. De voorzitter en de vicevoorzitter zijn in functie tot het einde van de eerste vergadering van het volgende jaar.

    Regel 13. Indien de voorzitter gedurende een vergadering of een gedeelte daarvan afwezig is, vervult de vicevoorzitter de functies van de voorzitter. Indien geen vicevoorzitter is gekozen of indien de vicevoorzitter niet aanwezig is, kiest het comité voor die vergadering of dat gedeelte van de vergadering een tijdelijke voorzitter.

    Regel 14. Indien de voorzitter de functies van het ambt niet langer kan vervullen, wijst het comité de in Regel 12 bedoelde vicevoorzitter aan of kiest het, indien geen vicevoorzitter is gekozen, een interimvoorzitter om die functies uit te voeren in afwachting van de verkiezing van een nieuwe voorzitter.”

    Hoofdstuk VI — Verloop van de werkzaamheden

    f)De eerste zin van Regel 24 wordt als volgt aangepast:

    “Om het verloop van de werkzaamheden te versnellen, kan de voorzitter vertegenwoordigers die hun steun wensen uit te spreken voor een bepaald voorstel uitnodigen hun hand op te steken, hetgeen in de notulen naar behoren wordt geregistreerd als ondersteunende verklaringen. [...]”.

    Hoofdstuk VII — Besluitvorming

    g)Regel 33 wordt als volgt aangepast:

    “Wanneer het niet mogelijk is bij consensus tot een besluit te komen, wordt de zaak aan de Raad voor de Handel in goederen voorgelegd.”

    h)Artikel 34 is niet van toepassing.

    __________

    (1)    Gebaseerd op de mededeling van Argentinië, Japan, Noorwegen en Paraguay (G/TFA/W/14).
    (2)    De regels 2, 3 en 6 van het reglement van orde van de Algemene Raad waarborgen een toereikende voorbereiding en verspreiding van de agenda.
    (3)    Het comité past de relevante richtsnoeren toe uit de “Richtsnoeren voor de aanstelling van functionarissen in WTO-organen” (WT/L/31 van 7 februari 1995).
    Top