EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 27.9.2019
COM(2019) 438 final
BIJLAGE
bij het
Voorstel voor een
BESLUT VAN DE RAAD
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
[Uitgebreide klimaatsamenwerking EU - IJsland - Noorwegen]
BIJLAGE
BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr. […]
van […]
tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd), en met name de artikelen 86 en 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Europese Unie, IJsland en Noorwegen verbinden zich ertoe hun totale broeikasgasemissies te beperken, teneinde de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2°C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en te streven naar een maximale stijging van 1,5°C boven het pre-industriële niveau.
(2)Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU.
(3)Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013.
(4)Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot een aantal bepalingen van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013, die van essentieel belang zijn voor de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EU) 2018/841 en (EU) 2018/842.
(5)Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot een aantal bepalingen van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG, die van essentieel belang zijn voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/842.
(6)Het is passend de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot een aantal bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 749/2014 van de Commissie van 30 juni 2014 betreffende de structuur, de indeling, de indieningsprocedure en de beoordeling van de informatie die door de lidstaten is verstrekt op grond van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad, die van essentieel belang zijn voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/842.
(7)Met dit besluit treffen IJsland en Noorwegen maatregelen om te voldoen aan hun emissiereductiedoelstellingen, nl. een reductie van broeikasgasemissies met ten minste 40% tegen 2030 vergeleken met de niveaus van 1990.
(8)Dit besluit doet geen afbreuk aan de wijze waarop de EU, IJsland en Noorwegen de Overeenkomst van Parijs ten uitvoer leggen.
(9)Begrotingstechnische kwesties maken geen deel uit van de EER-overeenkomst. De toepassing van artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) 2018/842 doet bijgevolg geen afbreuk aan het toepassingsgebied van de EER-overeenkomst.
(10)De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA coördineert in nauw overleg met de Commissie wanneer zij met betrekking tot IJsland en Noorwegen taken moet uitvoeren uit hoofde van dit besluit.
(11)De bevoegdheden van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en het EVA-Hof uit hoofde van dit besluit blijven beperkt tot de verplichtingen die zij daarmee op zich nemen.
(12)Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking mogelijk te maken,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 3 (Milieu) van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt na lid 7 het volgende lid ingevoegd:
“8. a) IJsland en Noorwegen zullen voldoen aan hun respectieve broeikasgasemissiereductiedoelstellingen voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030 overeenkomstig de volgende handelingen:
-32018 R 0841: Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 1).
De verordening wordt voor de toepassing van de EER-overeenkomst als volgt aangepast:
i)In artikel 6, lid 2, worden de woorden “dertig jaar” voor IJsland gelezen als “vijftig jaar”.
ii)In artikel 8, lid 7, wordt het volgende toegevoegd:
“De EVA-staten delen hun herziene voorstel voor referentieniveaus voor bossen mede aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA uiterlijk negen maanden na de inwerkingtreding van Besluit nr. xx van het Gemengd Comité van de EER van xx/xxxx [onderhavig besluit] voor de periode 2021-2025. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA maakt de haar door de EVA-staten medegedeelde voorgestelde referentieniveaus voor bossen openbaar.”
iii)Artikel 13, lid 2, onder a), wordt voor de EVA-staten als volgt gelezen:
“De EVA-staat heeft als hieronder uiteengezet een strategie ingediend voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw met een perspectief van ten minste dertig jaar, tevens met inbegrip van lopende of geplande specifieke maatregelen voor de instandhouding of de uitbreiding, naargelang het geval, van putten en reservoirs uit bossen;
1. Per 1 januari 2020 stelt elke EVA-staat zijn strategie op voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw met een perspectief van ten minste dertig jaar, en dient deze in bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA. De EVA-staten moeten deze strategieën indien noodzakelijk actualiseren per 1 januari 2025.
2. De strategieën van de EVA-staten dragen bij tot:
a) de naleving van de verbintenissen van de EVA-staten in het kader van het UNFCCC en de Overeenkomst van Parijs om de antropogene broeikasgasemissies te beperken, de verwijderingen per put te verbeteren en voor een verbeterde koolstofvastlegging te zorgen;
b) de verwezenlijking van de doelstelling uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs om de mondiale temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2°C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en om te streven naar een maximale stijging van 1,5°C boven het pre-industriële niveau;
c) de verwezenlijking van de broeikasgasemissiebeperkingen op lange termijn en de verbetering van verwijderingen per put voor zover dit relevant is voor de LULUCF-sector, overeenkomstig de doelstelling om, in het kader van de volgens de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) noodzakelijk geachte reducties, de broeikasgasemissies van de EVA-staten op kosteneffectieve wijze te verminderen en de verwijderingen per put te verbeteren met het oog op de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, teneinde in de tweede helft van deze eeuw een evenwicht te verwezenlijken tussen antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, op basis van billijkheid en in de context van duurzame ontwikkeling en de inspanningen om de armoede uit te bannen.
3. De strategieën van de EVA-staten bestrijken:
a) emissiebeperkingen en de verbetering van verwijderingen in landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF); rekening houdend met bio-energie en biomaterialen uit deze sector;
b) voor zover relevant voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, koppelingen met andere nationale doelstellingen op lange termijn, planning en andere beleidsmaatregelen.
4. De EVA-staten informeren het publiek en maken hun respectieve strategieën en de actualiseringen ervan onverwijld openbaar.
5. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA evalueert of de strategieën van de EVA-staten voldoen om de naleving te documenteren volgens dit artikel.
6. De strategieën van de EVA-staten voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw dienen de hierna volgende elementen te omvatten:
A. OVERZICHT EN PROCEDURE VOOR DE ONTWIKKELING VAN DE STRATEGIEËN
A.1. Samenvatting
A.2. Juridische en beleidscontext, met inbegrip van, waar passend, indicatieve mijlpalen voor 2040 en 2050
B. INHOUD
B.1. LANDGEBRUIK, VERANDERING IN LANDGEBRUIK EN BOSBOUW
B.1.1. Verwachte emissiereducties en verbeteringen van verwijderingen tegen 2050
B.1.2.Voor zover mogelijk, verwachte emissies per bron en per afzonderlijk broeikasgas
B.1.3. Overwogen emissiebeperkingsopties en opties voor uitbreiding van putten
B.1.4. Voor zover relevant voor instandhouding of uitbreiding, naargelang het geval, van putten en reservoirs uit bossen; aanpassingsbeleidslijnen en -maatregelen
B.1.5. Marktvraaggerelateerde aspecten voor bosbiomassa en gevolgen voor de productiviteit
B.1.6. Indien noodzakelijk, gegevens van modelleringen (m.i.v. aannamen) en/of analysen, indicatoren enz.”
iv)In artikel 15, lid 2, wordt het volgende toegevoegd:
“De centrale administrateur is bevoegd om de taken als bedoeld in dit artikel uit te voeren wanneer het EVA-staten betreft. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt ervan in kennis gesteld indien de centrale administrateur een transactie blokkeert indien deze een EVA-staat betreft of door een EVA-staat wordt verricht.”
v)In bijlage II bis wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland 0,5102
Noorwegen 0,110 5”
vi)In bijlage III wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland1990
Noorwegen1990”
vii) Het volgende wordt toegevoegd aan bijlage IV, deel A, onder g):
“Voor de EVA-staten is het referentieniveau voor de periode 2021-2025 consistent met de prognoses die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 525/2013 op vrijwillige basis aan het Europees Milieuagentschap zijn gerapporteerd, en, wat betreft IJsland, eveneens in overeenstemming met de bilaterale overeenkomst tussen IJsland en de Europese Unie en haar lidstaten betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.”
viii)In bijlage VII wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland-0,0224 -0,0045
Noorwegen-29,6-35,5”
-32018 R 0842: Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).
De verordening wordt voor de toepassing van de EER-overeenkomst als volgt aangepast:
i)In artikel 4, lid 3, wordt voor de EVA-staten het volgende toegevoegd:
“Wat de EVA-staten betreft, wordt voor de vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2021 tot en met 2030, uitgedrukt in ton CO2-equivalent, zoals gespecificeerd in de leden 1 en 2 van dit artikel, het referentiejaar 2005 voor de emissieruimte voor 2030 gebaseerd op het verschil tussen de totale broeikasgasemissies in 2005, zoals die blijken uit de uitgebreide beoordeling, waarbij de CO2-emissies van luchtvaartactiviteiten als nul worden berekend, en de stationaire emissiebronnen voor het jaar 2005 binnen het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie voor de ETS scope 2013, als gerapporteerd in deel B van het aanhangsel bij Besluit nr. 152/2012 van het Gemengd Comité van de EER van 26 juli 2012, aangepast met de waarden voor het aardopwarmingsvermogen die zijn vastgesteld bij een gedelegeerde handeling waarnaar wordt verwezen in artikel 26, lid 6, onder b), van Verordening (EU) 2018/1999, of, in afwachting van de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling, met de waarden die zijn vastgesteld in het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering. De cijfers voor de stationaire emissiebronnen voor het jaar 2005 binnen het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie als gerapporteerd in Besluit nr. 152/2012 van het Gemengd Comité van de EER (AR2) en dezelfde cijfers met geactualiseerde waarden voor het aardopwarmingsvermogen (AR4), waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2021 tot en met 2030 uit hoofde van dit artikel, zijn vermeld in het aanhangsel.”
ii)Na bijlage IV wordt het volgende toegevoegd:
“Aanhangsel
De cijfers van de EVA-staten voor de stationaire emissiebronnen voor het jaar 2005 binnen het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie als gerapporteerd in Besluit nr. 152/2012 van het Gemengd Comité van de EER (AR2) en dezelfde cijfers met geactualiseerde waarden voor het aardopwarmingsvermogen (AR4), waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de jaarlijkse emissieruimten voor de jaren 2021 tot en met 2030 uit hoofde van artikel 4, lid 3
Tabel 1: ETS-emissies 2005 voor Noorwegen:
Broeikasgas (in ton)
|
CO2-eq (AR2)
|
CO2-eq (AR4)
|
N2O/PFC
|
CO2
|
23 090 000
|
23 090 000
|
|
N2O
|
1 955 000
|
1 880 000
|
6 308
|
PFC
|
829 000
|
955 000
|
|
CF4
|
|
|
116.698
|
C2F6
|
|
|
7.616
|
Totaal
|
25 874 000
|
25 925 000
|
|
Tabel 2: ETS-emissies 2005 voor IJsland:
Broeikasgas (in ton)
|
CO2-eq (AR2)
|
CO2-eq (AR4)
|
N2O/PFC
|
CO2
|
909 132
|
909 132
|
|
PFC
|
26 709
|
31 105
|
|
CF4
|
|
|
3.508
|
C2F6
|
|
|
0.424
|
Totaal
|
935 841
|
940 237”
|
|
iii)In artikel 6, lid 1, worden de woorden “100 miljoen EU-ETS-emissierechten” gelezen als “107 miljoen EU-ETS-emissierechten”.
iv)In artikel 12, lid 2, wordt het volgende toegevoegd:
“De centrale administrateur is bevoegd om de taken als bedoeld in dit artikel uit te voeren wanneer het EVA-staten betreft. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA wordt ervan in kennis gesteld indien de centrale administrateur een transactie blokkeert indien deze een EVA-staat betreft of door een EVA-staat wordt verricht.”
v)In bijlage I wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
- 29 %
Noorwegen
- 40 %”
vi)In bijlage II wordt in de tabel het volgende toegevoegd:
“IJsland
4%
Noorwegen
2%”
vii)De tabel in bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
(a)Aan de tabel wordt het volgende toegevoegd:
“IJsland
0,2
Noorwegen
1,6”
(b)Het cijfer “280” voor het maximumtotaal wordt gelezen als “281,8”.
-32018 R 1999: Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
De toepasselijke bepalingen van deze verordening worden hieronder opgesomd en zij worden voor de toepassing van de EER-overeenkomst als volgt gelezen:
i)Alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:
Artikel 2, lid 1 tot en met lid 10, leden 12 en 13, leden 15 tot en met 17, artikel 18, artikel 26, leden 2 tot en met 7, artikel 29, lid 5, onder b), de artikelen 37 tot en met 42, artikel 44, lid 1, onder a), leden 2 en 3, en lid 6, de artikelen 57 en 58, en de bijlagen V tot en met VII en XII en XIII.
ii)Artikel 2, lid 1 tot en met lid 10, leden 12 en 13, leden 15 tot en met 17, is voor de toepassing van dit lid alleen van toepassing op de EVA-staten in de mate dat het betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van de Verordeningen (EU) 2018/841 en (EU) 2018/842.
iii)Artikel 26, lid 4, wordt voor de EVA-staten als volgt gelezen:
“IJsland en Noorwegen dienen jaarlijks uiterlijk op 15 april bij de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een exemplaar in van de aan het UNFCCC overeenkomstig lid 3 gerapporteerde definitieve gegevens voor de opmaak van de broeikasgasinventaris.”
iv)Artikel 41 is voor de EVA-staten alleen van toepassing in de mate dat de bepalingen of de gedeelten daarvan die in het artikel worden genoemd, betrekking hebben op of zijn opgesomd in [dit besluit].
v)Na de eerste zin van artikel 42 wordt voor de EVA-staten de volgende zin toegevoegd:
“Het Europees Milieuagentschap staat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in haar werkzaamheden alleen bij met betrekking tot artikel 18, artikel 26, leden 2 tot en met 7, artikel 29, lid 5, onder b), de artikelen 37 tot en met 39, en artikel 41.”
-32013 R 0525: Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).
De toepasselijke bepalingen van deze verordening worden hieronder opgesomd en zij worden voor de toepassing van de EER-overeenkomst als volgt gelezen:
i)Alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:
Artikel 7 en artikel 19, leden 1 en 3.
ii)Artikel 7 en artikel 198, leden 1 en 3, zijn voor de toepassing van dit lid alleen van toepassing op de EVA-staten in de mate dat zij betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/842.
-32014 R 0749: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 749/2014 van de Commissie van 30 juni 2014 betreffende de structuur, de indeling, de indieningsprocedure en de beoordeling van de informatie die door de lidstaten is verstrekt op grond van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 203 van 11.7.2014, blz. 23).
De toepasselijke bepalingen van deze verordening worden hieronder opgesomd en zij worden voor de toepassing van de EER-overeenkomst als volgt gelezen:
i)Alleen de volgende bepalingen van de verordening zijn van toepassing:
De artikelen 3 tot en met 5, 7 tot en met 10, 12 tot en met 14, 16, 29, 32 tot en met 34, 36 en 37, en de bijlagen I tot en met VIII en tabel 2 van bijlage XVI.
ii)De artikelen 3 tot en met 5, 7 tot en met 10, 12 tot en met 14, 16, 29, 32 tot en met 34, 36 en 37, en de bijlagen I tot en met VIII en tabel 2 van bijlage XVI zijn voor de toepassing van dit lid alleen van toepassing op de EVA-staten in de mate dat zij betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/842.
b)Op grond van artikel 79, lid 3, van de EER-overeenkomst is deel VII van de EER-overeenkomst (Institutionele bepalingen) van toepassing op dit lid.
c)Protocol 1 bij de EER-overeenkomst (Horizontale aanpassingen) is op dit lid van overeenkomstige toepassing.
d)Verwijzingen naar wetgeving, handelingen, regelgeving, beleidsmaatregelen van de Unie in de handelingen en bepalingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, of die in dit lid zijn opgenomen, zijn alleen van toepassing in de mate dat en in de vorm waarin bedoelde wetgeving, handelingen, regelgeving en beleidsmaatregelen in de EER-overeenkomst zijn opgenomen.
e)IJsland en Noorwegen nemen ten volle deel aan de werkzaamheden van het Comité klimaatverandering uit hoofde van de handelingen en bepalingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, of die in dit lid zijn opgenomen, maar zij hebben er geen stemrecht.
f) Indien de Commissie deskundigen raadpleegt die zijn aangewezen door de lidstaten, uit hoofde van de handelingen en bepalingen waarnaar in dit lid wordt verwezen, of die in dit lid zijn opgenomen, dan raadpleegt zij op dezelfde basis deskundigen die zijn aangewezen door de EVA-staten.
g)Het Europees Milieuagentschap staat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA in haar werkzaamheden bij uit hoofde van de Verordeningen (EU) 2018/841 en (EU) 2018/842.
h)Dit lid is niet van toepassing op Liechtenstein.”
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op [...], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, op […].
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
[…]
De secretarissen
van het Gemengd Comité van de EER
[…]
Verklaring van IJsland en Noorwegen
inzake nationale plannen in verband met Besluit nr. [onderhavig besluit] van het Gemengd Comité van de EER
IJsland en Noorwegen verbinden er zich op vrijwillige basis toe om nationale plannen op te stellen waarin wordt beschreven hoe IJsland en Noorwegen denken te voldoen aan de verplichtingen die zij op zich hebben genomen na de opname van de volgende handelingen in Protocol 31 bij de EER-overeenkomst:
-Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU, en
-Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013.
IJsland en Noorwegen zullen hun respectieve nationale plannen opstellen en deze meedelen aan de EU-lidstaten, de Europese Commissie, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en het algemene publiek, uiterlijk op 31 december 2019.
De plannen zullen de volgende voornaamste elementen omvatten:
· een samenvatting van het plan;
·een overzicht van het bestaande nationale klimaatbeleid;
·een beschrijving van de nationale doelstelling inzake de verdeling van de inspanningen en de LULUCF-verbintenis (landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw);
·een beschrijving van de voornaamste bestaande en geplande beleidsmaatregelen met het oog op het bereiken van de doelstelling inzake de verdeling van de inspanningen en de LULUCF-verbintenis;
·een beschrijving van de huidige nationale broeikasgasemissies en -verwijderingen, alsook prognoses in verband met de doelstelling inzake de verdeling van de inspanningen en de LULUCF-verbintenis, gebaseerd op reeds bestaande beleidsmaatregelen;
·een evaluatie van de effecten van de geplande nationale beleidsmaatregelen om te voldoen aan de doelstelling inzake de verdeling van de inspanningen en de LULUCF-verbintenis, vergeleken met de prognoses die zijn gebaseerd op bestaande beleidsmaatregelen en met een beschrijving van de interactie tussen bestaande en geplande beleidsmaatregelen.