Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0121

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Bilaterale Raad van Toezicht die is opgericht in het kader van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid, met betrekking tot de toevoeging van een bijlage 3 aan de Overeenkomst

    COM/2019/121 final

    Brussel, 7.3.2019

    COM(2019) 121 final

    2019/0066(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Bilaterale Raad van Toezicht die is opgericht in het kader van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid, met betrekking tot de toevoeging van een bijlage 3 aan de Overeenkomst


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    In 2008 hebben de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika een overeenkomst ondertekend over samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid (hierna „de overeenkomst” genoemd). De werkingssfeer van de overeenkomst, die op 1 mei 2011 in werking is getreden, was aanvankelijk beperkt tot luchtwaardigheid en milieutests, de goedkeuring en het toezicht op luchtvaartproducten en de goedkeuring van en het toezicht op onderhoudsfaciliteiten. De werkingssfeer van de overeenkomst werd vervolgens uitgebreid met bevoegdheidsbewijzen en -opleiding van personeel, vluchtuitvoering, luchtverkeersdiensten en luchtverkeersbeheer. Die uitbreiding is gebeurd middels een wijziging die op 13 december 2017 is ondertekend en sinds die datum voorlopig wordt toegepast.

    Rekening houdend met de uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst, heeft de Commissie, bijgestaan door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), in samenwerking met de Federal Aviation Administration (FAA) van de Verenigde Staten een nieuwe bijlage 3 in verband met de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten (FCL-bijlage) opgesteld; dit voorstel voorziet in de vaststelling daarvan.

    De FCL-bijlage biedt een oplossing voor talrijke privépiloten die in de EU wonen en die in het bezit zijn van een door de FAA overeenkomstig de Amerikaanse regelgeving afgegeven bewijs van bevoegdheid, in weerwil van de bij Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde algemene regel dat piloten die in de EU verblijven over een overeenkomstig de EU-regelgeving afgegeven bevoegdheidsbewijs moeten beschikken.

    Door die situatie zag de Europese Commissie zich genoodzaakt om, via Verordening (EG) nr. 1178/2011 van 3 november 2011 inzake de bemanning van burgerluchtvaartuigen, afwijkingen toe te staan, zodat piloten die in de EU verblijven en die als privépiloot actief zijn hun FAA-pilootcertificaten mogen blijven gebruiken (de zogenaamde „FCL-vrijstelling”). De FCL-vrijstelling was bedoeld als tijdelijke oplossing in afwachting van een kosteneffectieve oplossing voor dit probleem.

    De nieuwe FCL-bijlage is het resultaat van een gezamenlijke inspanning door de technische agentschappen van de respectieve partijen, namelijk het EASA voor de EU en de FAA aan Amerikaanse zijde, om een efficiënte omzetting van de FAA-certificaten en bevoegdverklaringen van privépiloten in gelijkwaardige Europese bevoegdheidsbewijzen deel-FCL en bevoegdverklaringen als privépiloot en vice versa mogelijk te maken.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    De samenwerking tussen de EU en de Verenigde Staten van Amerika op het gebied van luchtvaartveiligheid is onderdeel van de luchtvaartstrategie voor Europa. De voorgestelde nieuwe FCL-bijlage zal een kader creëren om te waarborgen dat piloten die in de EU verbijven, vliegen op basis van bevoegdheidsbewijzen en bevoegdverklaringen die overeenkomstig de EU-regelgeving zijn afgegeven, dat zij onder toezicht van de autoriteiten van de EU-lidstaten staan en dat zij hun kwalificaties in EU-opleidingsorganisaties ontwikkelen en onderhouden.

    Na de goedkeuring van de FCL-bijlage zal de FCL-vrijstelling niet langer nodig zijn.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    De Overeenkomst dient ook een fundamentele doelstelling van het externe luchtvaartbeleid van de Unie omdat ze de veiligheid van de burgerluchtvaart ten goede komt en de handel en investeringen in luchtvaartproducten faciliteert. De nieuwe FCL-bijlage spoort met het algemene luchtvaartbeleid van de Unie door samenwerking met derde landen en hun luchtvaartautoriteiten te faciliteren en door de wederzijdse aanvaarding van certificaten en andere relevante documenten te bevorderen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Niet van toepassing.

    Evenredigheid

    Niet van toepassing.

    Keuze van het instrument

    De toevoeging van een nieuwe bijlage aan de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika is het meest doelmatige instrument om een efficiënte wederzijdse omzetting van bevoegdheidsbewijzen en bevoegdverklaringen van privépiloten mogelijk te maken.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Niet van toepassing.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Het EASA heeft de ontwerptekst van de FCL-bijlage en de uitvoeringsprocedures daarvan in 2013 en 2014 ter raadpleging voorgelegd aan de luchtvaartautoriteiten van de EU-lidstaten. De ontvangen opmerkingen werden in aanmerking genomen en besproken met de FAA, waarna de tekst van de bijlage is afgewerkt.

    De Commissie heeft de EU-lidstaten ook op de hoogte gehouden van de ontwikkeling van deze bijlage in het comité dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad, alsmede in de luchtvaartwerkgroep van de Raad a) via verslagen over de besprekingen over de nieuwe bijlage in de Bilaterale Raad van Toezicht en (b) in het kader van de voorbereidingen voor het Besluit (EU) 2018/61 van de Raad tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst met onder meer de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan en de opleiding van personeel.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    Bij het opstellen van de nieuwe FCL-bijlage werd de Europese Commissie bijgestaan door het EASA. De FAA en het EASA hebben een vergelijking gemaakt tussen de EU- en de VS-voorschriften voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan privépiloten. Die vergelijking werd in 2014 afgerond en heeft duidelijkheid verschaft over de verschillen in regelgeving tussen de systemen van EU en de VS, die in de voorgestelde FCL-bijlage worden behandeld in de zogenaamde „bijzondere voorwaarden”.

    Het EASA heeft ook een beoordeling van de FAA uitgevoerd om vertrouwen op te bouwen in het Amerikaanse systeem voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten. In het kader van die beoordeling werd een bezoek gebracht aan het hoofdkwartier van de FAA in Washington, aan het Washington Flight Standards District Office en aan de door de FAA gecertificeerde vluchtopleidingsscholen (februari 2013). Het EASA heeft als onderdeel van het bezoek aan het Mike Monroney Aeronautical Center in Oklahoma City ook de volgende FAA-diensten bezocht: de Airman Testing Standards Branch, de Airmen Certification Branch en de FAA Academy Regulatory Standards Division (april 2013). De reikwijdte van de evaluatie was beperkt tot de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan privépiloten en de bijbehorende bevoegdverklaringen voor instrumentvliegen, hetgeen overeenkomt met het toepassingsgebied van de voorgestelde FCL-bijlage.

    Effectbeoordeling

    Niet van toepassing.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Niet van toepassing.

    Grondrechten

    Niet van toepassing.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Geen gevolgen voor de EU-begroting.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Voor de EU zal het EASA de uitvoering van de nieuwe FCL-bijlage coördineren. De gedetailleerde uitvoeringsprocedures zullen (tijdig voor de goedkeuring van de nieuwe FCL-bijlage) worden vastgesteld in het kader van de Implementing Procedures for Licensing (IPL), waaraan momenteel de laatste hand wordt gelegd door de technische agentschappen FAA en EASA.

    Het toezicht op de uitvoering van de FCL-bijlage zal in de eerste plaats worden uitgeoefend door de Joint Aircrew Coordination Board (JCAB), die rapporteert aan de op grond van de overeenkomst opgerichte Bilaterale Raad van Toezicht. De JCAB zal op regelmatige basis rapporteren aan de Bilaterale Raad van Toezicht.

    Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

    Niet van toepassing.

    Artikelsgewijze toelichting

    Afdeling 1 — Doel en werkingssfeer

    Dit deel van de FCL-bijlage preciseert de draagwijdte en het doel, namelijk de wederzijdse aanvaarding van bevindingen van overeenstemming en documentatie, en het verlenen van technische bijstand op het gebied van de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan privépiloten en het toezicht op de naleving.

    De bijlage bestrijkt het deel-FCL van EU-bevoegdheidsbewijzen en FAA-certificaten voor privépiloten, en de bevoegdheden als privévlieger in andere deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU en FAA-certificaten voor privépiloten, alsmede bevoegdverklaringen voor nacht- en instrumentvliegen in de categorieën eenmotorige zuigervliegtuigen (land) en meermotorige zuigervliegtuigen (land), met uitzondering van typebevoegdverklaringen.


    Afdeling 2 – Definities

    In dit deel van de FCL-bijlage zijn een aantal vaak gebruikt technische termen gedefinieerd.


    Afdeling 3 – Joint Aircrew Coordination Board

    Deze afdeling behelst de oprichting van de Joint Aircrew Coordination Board (JCAB), die aan de BOB zal rapporteren en die tot taak heeft de effectieve uitvoering van de FCL-bijlage te waarborgen. De JCAB wordt gezamenlijk voorgezeten door de directeuren vluchtnormen van het EASA en de FAA. De voornaamste verantwoordelijkheden van de JCAB zijn:

    (a)ontwikkelen, goedkeuren en herzien van de Implementing Procedures for Licensing (Uitvoeringsprocedures voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen - IPL);

    (b)uitwisselen van informatie over relevante veiligheidskwesties en ontwikkelen van actieplannen om die aan te pakken;

    (c)een consistente toepassing van deze bijlage waarborgen;

    (d)uitwisselen van informatie over geplande en lopende regelgevingsactiviteiten die een impact kunnen hebben op de grondslag en het toepassingsgebied van de bijlage;

    (e)uitwisselen van informatie over belangrijke wijzigingen in de systemen van de partijen voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten die een impact kunnen hebben op de grondslag en het toepassingsgebied van de bijlage;

    (f)oplossen van technische problemen die onder de verantwoordelijkheid van de technische agenten en de luchtvaartautoriteiten vallen maar die niet op hun niveau kunnen worden opgelost; en

    (g)aan de Bilaterale Raad van Toezicht voorstellen doen voor wijzigingen van deze bijlage;


    Afdeling 4 – Toepassing

    Deze afdeling bevat de nadere voorwaarden voor de omzetting van de FAA-pilootcertificaten en bevoegdverklaringen in deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen en -bevoegdverklaringen van de EU, alsmede de voorwaarden voor de omzetting van deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen en -bevoegdverklaringen van de EU in pilootcertificaten en bevoegdverklaringen van de FAA.

    Dit deel bevat ook bepalingen betreffende technische bijstand voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten, de controle of bevestiging van de echtheid van oorspronkelijke deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU of pilootcertificaten van de FAA, en de uitwisseling van informatie over herzieningen van wetgeving, voorschriften, procedures, beleid of normen die een impact kunnen hebben op de grondslag voor de toepassing van deze bijlage.

    Afdeling 5 – Communicatie en samenwerking

    Dit hoofdstuk bevat bepalingen betreffende communicatie en uitwisseling van informatie tussen het EASA, de FAA en, indien van toepassing, de luchtvaartautoriteiten van de lidstaten. Dit omvat bepalingen voor de aanwijzing van contactpunten voor diverse technische aspecten van de FCL-bijlage.

    Afdeling 6 – kwalificatievereisten voor de aanvaarding van bevindingen van overeenstemming

    Deze afdeling bevat een overzicht van de basisvereisten voor de effectiviteit van de systemen van de autoriteiten voor regelgevend toezicht op piloten, met inbegrip van de juridische en regelgevende structuur, middelen, opleidingsprogramma’s, documentatie en registers, alsook intern beleid, procedures en systemen.

    Deze afdeling bevat voorschriften inzake de initiële en verdere demonstratie van de doeltreffendheid van die systemen, met inbegrip van bepalingen betreffende de deelname van de partijen aan elkaars kwaliteitsaudits en normalisatiewerkzaamheden, kwaliteit en standaardisering van verslagen en andere relevante informatie die nodig kan zijn om het vertrouwen van de partijen in elkaars systemen in stand te houden.

    Afdeling 7 – Vergoedingen

    Indien van toepassing, zullen voor de omzetting van bevoegdheidsbewijzen en bevoegdverklaringen van piloten vergoedingen worden aangerekend overeenkomstig artikel 14 van de overeenkomst en conform de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke vereisten.

    Aanhangsel 1 – Bijzondere voorwaarden

    Dit aanhangsel bevat de bijzondere voorwaarden voor de afgifte van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs of -bevoegdverklaring van de EU op basis van een pilootcertificaat of bevoegdverklaring van de FAA, alsmede de bijzondere voorwaarden van de FAA die van toepassing zijn op de afgifte van een FAA-pilootcertificaat of -bevoegdverklaring op basis van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs of -bevoegdverklaring van de EU.

    Die bijzondere voorwaarden vormen de bijkomende wettelijke voorschriften die moeten worden gecontroleerd tijdens het omzettingsproces om rekening te houden met de verschillen tussen de regelgevingskaders van de EU en de VS voor privépiloten.

    2019/0066 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Bilaterale Raad van Toezicht die is opgericht in het kader van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid, met betrekking tot de toevoeging van een bijlage 3 aan de Overeenkomst

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, juncto artikel 218, lid 9,

     

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid (hierna "de overeenkomst" genoemd) is op 1 mei 2011 1 van kracht geworden.

    (2)Een van de belangrijkste doelstellingen van de overeenkomst is de verbetering van de langdurige samenwerkingsrelatie tussen Europa en de Verenigde Staten om wereldwijd een hoog niveau van burgerluchtvaartveiligheid te garanderen en de economische belasting van de luchtvaartsector en exploitanten als gevolg van overbodig reglementerend toezicht te minimaliseren.

    (3)Wijziging 1 2 van de overeenkomst breidt het toepassingsgebied van artikel 2.B van de overeenkomst uit met onder meer de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan en de opleiding van personeel.

    (4)Artikel 5 van de overeenkomst, als gewijzigd, voorziet in de ontwikkeling van nieuwe bijlagen bij de overeenkomst met betrekking tot aangelegenheden die binnen haar toepassingsgebied vallen.

    (5)Beide technische agentschappen, namelijk het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart voor de EU en de Federal Aviation Administration voor de VS, hebben aan de Bilaterale Raad van Toezicht een voorstel gedaan om aan de overeenkomst een nieuwe bijlage 3 toe te voegen betreffende de wederzijdse aanvaarding van bevindingen van overeenstemming en documentatie, en betreffende het verlenen van technische bijstand op het gebied van de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan privépiloten en het toezicht op de naleving.

    (6)Een vereenvoudiging van de omzetting van bevoegdheidsbewijzen van privépiloten en van bepaalde bevoegdverklaringen zal het kader creëren om te waarborgen dat piloten die in de EU verblijven, vliegen op basis van bevoegdheidsbewijzen en bevoegdverklaringen die overeenkomstig de EU-regelgeving zijn afgegeven, onder toezicht van de autoriteiten van de EU-lidstaten, en hun kwalificaties in EU-opleidingsorganisaties ontwikkelen en onderhouden. Daarnaast zal dat kader grote praktische voordelen meebrengen voor talrijke piloten in de Unie en de VS verblijven, zonder de veiligheid in het gedrang te brengen.

    (7)Artikel 19.C van de overeenkomst bepaalt dat de afzonderlijke bijlagen in werking treden na een besluit van de overeenkomstig artikel 3 van de overeenkomst opgerichte Bilaterale Raad van Toezicht.

    (8)De nieuwe bijlage 3 betreffende de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten moet namens de Europese Unie worden goedgekeurd.

    (9)In artikel 4, lid 3, van Besluit 2011/719/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid is, overeenkomstig artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bepaald dat de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie het standpunt vaststelt dat de Unie in de Bilaterale Raad van Toezicht zal innemen met betrekking tot het vaststellen van aanvullende bijlagen overeenkomstig artikel 3.C.7 en artikel 19.C van de overeenkomst.

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat door de Europese Unie moet worden ingenomen in de Bilaterale Raad van Toezicht, overeenkomstig de artikelen 3 en 19 van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de reglementering van de burgerluchtvaartveiligheid, met betrekking tot het besluit van de Bilaterale Raad van Toezicht tot vaststelling van bijlage 3 bij de overeenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit nr. 0010 van de Bilaterale Raad van Toezicht.

    Artikel 2

    De directeur van het directoraat-generaal Mobiliteit en vervoer die verantwoordelijk is voor luchtvaart wordt hierbij, als medevoorzitter en vertegenwoordiger van de Unie in de Bilaterale Raad van Toezicht, gemachtigd om besluit nr. 0010 van de Bilaterale Raad van Toezicht te ondertekenen.

    Artikel 3

    Het besluit van de Bilaterale Raad van Toezicht wordt na vaststelling in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.



    Artikel 4

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    PB L 291 van 9.11.2011, blz. 3.
    (2)    PB L 11 van 16.1.2018, blz. 3.
    Top

    Brussel, 7.3.2019

    COM(2019) 121 final

    BIJLAGE

    bij

    BESLUIT VAN DE RAAD


    over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Bilaterale Raad van Toezicht die is opgericht in het kader van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid, met betrekking tot de toevoeging van een bijlage 3 aan de Overeenkomst



    BILATERALE RAAD VAN TOEZICHT

    VOOR DE OVEREENKOMST

    TUSSEN

    DE VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

    EN DE EUROPESE UNIE

    BETREFFENDE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DE REGULERING VAN DE BURGERLUCHTVAARTVEILIGHEID

    VERSLAG VAN

    BESLUIT Nr. 0010

    Vaststellend dat wijziging 1 van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid („de overeenkomst”) voorziet in de uitbreiding van het toepassingsgebied van artikel 2.B van de overeenkomst met onder meer de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan en de opleiding van personeel;

    Verder opmerkend dat artikel 5 van de overeenkomst, als gewijzigd, voorziet in de ontwikkeling van nieuwe bijlagen bij de overeenkomst voor aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst vallen, die vervolgens overeenkomstig artikel 19.C van kracht worden bij besluit van de overeenkomstig artikel 3 opgerichte Bilaterale Raad van Toezicht („BOB”);

    Besluit de Bilaterale Raad van Toezicht:

    1.bijlage 3 bij de overeenkomst (Afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten), zoals bij dit besluit gevoegd, vast te stellen.

    2.dat bijlage 3 (Afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten) bij de overeenkomst in werking treedt op de datum van de laatste van onderstaande handtekeningen.

    Voor de Bilaterale Raad van toezicht:

    FEDERAL AVIATION ADMINISTRATION

    DEPARTMENT OF TRANSPORTATION

    UNITED STATES OF AMERICA

    EUROPESE COMMISSIE

    EUROPESE UNIE

    DOOR:

    DOOR:

    TITEL:

    Associate Administrator for Aviation Safety

    TITEL:

    Directeur, Luchtvaart

    Directoraat-generaal Mobiliteit en Vervoer, Europese Commissie

    DATUM:

    DATUM:

    PLAATS:

    Washington, DC

    PLAATS:

    Brussel, België

    Top

    Brussel, 7.3.2019

    COM(2019) 121 final

    BIJLAGE

    bij

    BESLUIT VAN DE RAAD

    over het door de Europese Unie in te nemen standpunt in de Bilaterale Raad van Toezicht die is opgericht in het kader van de Overeenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Gemeenschap betreffende samenwerking op het gebied van de regulering van de burgerluchtvaartveiligheid, met betrekking tot de toevoeging van een bijlage 3 aan de Overeenkomst



    BIJLAGE 3

    BEVOEGDHEIDSBEWIJZEN VAN PILOTEN

    1.DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

    1.1.De partijen hebben een beoordeling gemaakt van elkaars normen, regels, praktijken en procedures met betrekking tot de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan privépiloten, met inbegrip van bevoegdverklaringen voor nacht- en instrumentvliegen voor de categorieën éénmotorige zuigervliegtuigen (land) (SEP) en meermotorige zuigervliegtuigen (land) (MEP), maar met uitzondering van typebevoegdverklaringen, en hebben geconcludeerd dat zij voldoende compatibel zijn om de aanvaarding van elkaars goedkeuringen en bevindingen toe te staan. Deze bijlage heeft betrekking op de wederzijdse aanvaarding van bevindingen van overeenstemming en documentatie, en het verlenen van technische bijstand op het gebied van de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan privépiloten en het toezicht op de naleving. Niets in deze bijlage zal worden uitgelegd als een beperking van de bevoegdheden van een partij om te handelen in overeenstemming met artikel 15 van de overeenkomst.

    1.2.Deze bijlage bestrijkt deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen voor privépiloten van de EU en certificaten voor privépiloten van de FAA, en bevoegdheden als privévlieger die zijn opgenomen in andere deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU en pilootcertificaten van de FAA, alsmede bevoegdverklaringen voor nacht- en instrumentvliegen, als gespecificeerd in aanhangsel 1 bij deze bijlage, voor de categorieën SEP- en MEP-vliegtuigen (land) bij vluchtuitvoeringen met één piloot, met uitzondering van typebevoegdverklaringen. Commerciële deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU voor vliegtuigen (CPL (A)) en bevoegdheidsbewijzen voor vrachtvliegtuigen (ATPL (A)) omvatten bevoegdheden als privépiloot. Bevoegdheidsbewijzen voor meerpilootvliegen (MPL) omvatten uitsluitend bevoegdheden als privépiloot als die specifiek in het bevoegdheidsbewijs zijn vermeld. Op dezelfde manier omvatten FAA-certificaten voor commerciële piloten en certificaten voor vrachtpiloten bevoegdheden als privépiloot. Deze bevoegdheidsbewijzen en pilootcertificaten komen in aanmerking voor omzetting onder de voorwaarden van deze bijlage als de bevoegdheden van toepassing zijn.

    1.3.De werkingssfeer van deze bijlage kan worden uitgebreid tot andere deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU en pilootcertificaten van de FAA, bevoegdverklaringen en luchtvaartuigcategorieën door middel van een wijziging van deze bijlage op grond van een door de Bilaterale Raad van Toezicht (BOB) overeenkomstig artikel 19.B van de overeenkomst genomen besluit.

    1.4.De uitbreiding van het toepassingsgebied van deze bijlage vindt plaats nadat de technische agentschappen het noodzakelijke proces van vertrouwensopbouw hebben afgerond.

    1.5.Deze bijlage is niet van toepassing op bevoegdheidsbewijzen of pilootcertificaten die zijn afgegeven door een andere staat die partij is bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944 (het Verdrag van Chicago) en die geldig zijn verklaard door de FAA of een luchtvaartautoriteit, als gespecificeerd in de Technical Implementation Procedures – Licensing (TIP-L).

    1.6.Deze bijlage doet geen afbreuk aan het recht van een houder van een FAA-pilootcertificaat of een door een luchtvaartautoriteit afgegeven deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU om dat pilootcertificaat of bevoegdheidsbewijs door de andere partij te laten erkennen overeenkomstig de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

     

    2.DEFINITIES

    2.1.Naast de definities in de overeenkomst, gelden voor de toepassing van deze bijlage de volgende definities:

    (a)    klassebevoegdverklaring”:

    (I)met betrekking tot een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs voor piloten van de EU, een aan dat bevoegdheidsbewijs gehechte geldige bevoegdverklaring. De bevoegdheden van de houder van een SEP- en MEP-klassebevoegdverklaring behelzen activiteiten als piloot op de klasse luchtvaartuigen die gespecificeerd is in de bevoegdverklaring als uiteengezet in de „List of Aeroplanes – Class and Type Ratings and Endorsement List”, welke op de website van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) is gepubliceerd.

    (II)met betrekking tot een FAA-pilootcertificaat, een classificatie van luchtvaartuigen binnen een categorie met soortgelijke kenmerken als uiteengezet titel 14 van de “Code of Federal Regulations (14 CFR) § 61.5 (b.v., eenmotorig landvliegtuig, meermotorig landvliegtuig);

    (b)omzetting”: de afgifte van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU op basis van een FAA-pilootcertificaat of de afgifte van een FAA-pilootcertificaat op basis van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU overeenkomstig deze bijlage;

    (c)gelijkwaardigheid”: de aanvaarding van de bevoegdheden van een klasse- of typebevoegdverklaring op een FAA-pilootcertificaat, gebaseerd op de recente ervaring van de certificaathouder. (14 CFR deel 61 en Verordening nr. 1178/2011, bijlage III, punt C); 

    (d)deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU”: een geldig bevoegdheidsbewijs voor cockpitpersoneel dat aan de eisen van deel-FCL voldoet;

    (e)FAA-pilootcertificaat”: een door de Federal Aviation Administration afgegeven certificaat dat voldoet aan de toepasselijke vereisten van 14 CFR deel 61;

    (f)vliegbeoordeling”: een evaluatie van de vliegvaardigheden door een gecertificeerde vlieginstructeur die over de passende autorisatie als FAA-examinator beschikt;

    (g)bevoegdverklaring voor instrumentvliegen”:

    (I)met betrekking tot een deel-FCL-bevoegdverklaring voor instrumentvliegen van de EU, een geldige bevoegdverklaring op een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs voor instrumentvliegen van de EU die vliegen volgens instrumentvliegvoorschriften (IFR) of in weersomstandigheden die slechter zijn dan de voorgeschreven minima voor de zichtvliegvoorschriften (VFR) beperkt tot vluchten met één- of meermotorige luchtvaartuigen of, in het geval van een bevoegdheidsbewijs voor meervoudige bemanning (MPL), aanvullend beperkt tot vluchten met een meervoudige bemanning;

    (II)met betrekking tot een FAA-bevoegdverklaring voor instrumentvliegen: een geldige bevoegdverklaring op een FAA-pilootcertificaat, afhankelijk van de voorschriften inzake gelijkwaardigheid en luchtvaartklassen, die vliegen volgens IFR of in weersomstandigheden die slechter zijn dan de voorgeschreven minima voor VFR toestaat;

    (h)bevoegdverklaring voor nachtvliegen”: een bevoegdverklaring die aan een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU is gehecht en waarmee de bevoegdheden van het bevoegdheidsbewijs voor privépiloten om ‘s nachts in VFR-omstandigheden te vliegen, moeten worden uitgeoefend. De bevoegdverklaring voor nachtvliegen wordt afgegeven zonder vervaldatum;

    (i)vaardigheidstest”: demonstratie van de vaardigheid ten behoeve van de afgifte van een bevoegdverklaring, met inbegrip van een mondeling examen zoals kan worden vereist overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie;

    (j)bijzondere voorwaarden”: de eisen waarvan, op basis van een vergelijking van de respectieve regelgevende systemen voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen, gebleken is dat ze in beide systemen verschillend zijn en die belangrijk genoeg zijn om in deze bijlage te worden behandeld. De lijst van bijzondere voorwaarden is opgenomen in aanhangsel 1 van deze bijlage;

    (k)typebevoegdverklaring”:

    (I) met betrekking tot een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU, een aan een bevoegdheidsbewijs voor piloten gehechte bevoegdverklaring. De bevoegdheden van de houder van een typebevoegdverklaring omvatten het besturen als piloot van een type luchtvaartuig als gespecificeerd in de EASA-typebevoegdverklaring en de lijst van aantekeningen op het bevoegdheidsbewijs als bemanningslid voor alle luchtvaartuigen behalve helikopters;

    (II)met betrekking tot een FAA-pilootcertificaat: de bevoegdverklaring op een FAA-pilootcertificaat voor alle grote luchtvaartuigen (behalve lichter dan-lucht), vliegtuigen met turbinestraalmotoren of andere luchtvaartuigen als gespecificeerd door de FAA-administrateur via procedures voor typecertificering waarvoor een piloot over luchtvaartkundige kennis en ervaring moet beschikken en de ervarings- en testvoorschriften om als gezagvoerder van het luchtvaartuig op te treden;

    (l)geldig”:

    (I)met betrekking tot een FAA-pilootcertificaat of een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU, dat het certificaat of die vergunning niet is teruggegeven, geschorst, ingetrokken of verstreken;

    (II)met betrekking tot een deel-FCL-bevoegdverklaring van de EU, de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring is nog niet verstreken. De vervaldatum van een bevoegdverklaring is vermeld op het bevoegdheidsbewijs van de piloot.

    3.JOINT AIRCREW COORDINATION BOARD (JACB)

    3.1.Samenstelling

    3.1.1.Onder de gezamenlijke leiding van de uitvoerend directeuren voor vluchtnormen van het EASA en de FAA wordt een Joint Aircrew Coordination Board (JACB) opgericht, die rapporteert aan de Bilaterale Raad van Toezicht (BOB). De JACB bestaat uit vertegenwoordigers van elk technisch agentschap, verantwoordelijken voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten en kwaliteitsborgingssystemen/managementsystemen, naargelang het geval.

    3.1.2.De gezamenlijke leiding kan aanvullende deelnemers uitnodigen om aan de JACB deel te nemen om de verwezenlijking van de doelstellingen van deze bijlage te faciliteren.

    3.2.Mandaat

    3.2.1.

    3.2.1.De JACB komt ten minste eenmaal per jaar bijeen om de effectieve werking en uitvoering van deze bijlage te waarborgen. Zijn taken zijn:

    (a)de TIP-L ontwikkelen, goedkeuren en herzien, met inbegrip van samenwerking, bijstand, uitwisseling van informatie, activiteiten om het permanent vertrouwen in stand te houden in het kader van de processen die onder deze bijlage vallen;

    (b)informatie uitwisselen over relevante veiligheidskwesties en ontwikkelen van actieplannen om die aan te pakken;

    (c)een consistente toepassing van deze bijlage waarborgen;

    (d)informatie uitwisselen over geplande en lopende regelgevende activiteiten die een impact kunnen hebben op de grondslag en het toepassingsgebied van deze bijlage;

    (e)informatie uitwisselen over belangrijke wijzigingen van de systemen voor de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten die een impact kunnen hebben op de grondslag en het toepassingsgebied van deze bijlage;

    (f)technische problemen oplossen die onder de verantwoordelijkheid van de technische agentschappen en de luchtvaartautoriteiten vallen maar die niet op hun niveau kunnen worden opgelost; en

    (g)voorstellen tot wijziging van deze bijlage doen aan de Bilaterale Raad van Toezicht.

    3.2.2.De JACB rapporteert onopgeloste problemen aan de BOB en zorgt voor de uitvoering van de door de BOB met betrekking tot deze bijlage genomen besluiten.



    4.UITVOERING

    4.1.    De partijen komen overeen dat een houder van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs voor vliegtuigen van de EU, met inbegrip van een klassebevoegdverklaring, met of zonder bevoegdverklaring voor nachtvliegen en/of instrumentvliegen met vliegtuigen, die heeft aangetoond dat hij of zij voldoet aan de in aanhangsel 1 beschreven toepasselijke bijzondere voorwaarden van de FAA, wordt geacht te voldoen aan de vereisten voor de afgifte van een FAA-pilootcertificaat, klassebevoegdverklaring(en), of een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen in de categorie vliegtuig.

    4.2.De partijen komen overeen dat een houder van een FAA-pilootcertificaat voor vliegtuigen of een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen voor vliegtuigen die heeft aangetoond dat hij of zij voldoet aan de in aanhangsel 1 beschreven toepasselijke bijzondere voorwaarden van de EU en die de gelijkwaardigheid heeft aangetoond overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de TIP-L, wordt geacht te voldoen aan de vereisten voor de afgifte van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU, een klassebevoegdverklaring met of zonder een bevoegdverklaring voor nachtvliegen, of een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen in de categorie vliegtuig.

    4.3.deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU of -pilootcertificaten van de FAA die zijn teruggegeven, geschorst of ingetrokken, worden niet op basis van deze bijlage gereactiveerd.

    4.4.De reikwijdte van de bevoegdverklaringen en beperkingen van een pilootcertificaat van de FAA of een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU dat is afgegeven overeenkomstig deze bijlage, worden nader gespecificeerd in de TIP-L.

    4.5.Zodra een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU of een pilootcertificaat van de FAA is afgegeven overeenkomstig deze bijlage, moet de houder, om de bevoegdheden van dat bewijs of pilootcertificaat uit te oefenen, voldoen aan de vereisten voor de verlenging of vernieuwing van het deel-FCL van de EU of van de FAA, naargelang het geval.



    4.6.De FAA ma bij de afgifte van een pilootcertificaat van de FAA op basis van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU overeenkomstig deze bijlage niet eisen dat het deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU wordt teruggegeven. Een luchtvaartautoriteit mag bij de afgifte van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU op basis van een pilootcertificaat van de FAA overeenkomstig deze bijlage niet eisen dat het FAA-pilootcertificaat wordt teruggegeven.

    4.7.De technische agenten en, indien van toepassing, de luchtvaartautoriteiten zullen:

    4.7.1.elkaar op verzoek van de FAA of luchtvaartautoriteit die een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU of een -pilootcertificaat van de FAA afgeeft overeenkomstig deze bijlage, in kennis stellen van de verificatie of bevestiging van de echtheid van het oorspronkelijke deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU, het pilootcertificaat van de FAA of de bevoegdverklaring; en

    4.7.2.conform een door de JACB bepaalde vorm, wijze en planning statistische gegevens verstrekken over de deel-FCL-bevoegdheidsbewijzen van de EU, de pilootcertificaten van de FAA en de bevoegdverklaringen die overeenkomstig deze bijlage zijn afgegeven.

    4.8.Ter bevordering van de doelstelling van deze bijlage, verleent het technisch agentschap van elke partij, of indien van toepassing, de luchtvaartautoriteit van de partijen op verzoek en na wederzijds akkoord technische bijstand op het gebied van de afgifte van bevoegdheidsbewijzen voor piloten aan het technisch agentschap van de andere partij of, indien van toepassing, de luchtvaartautoriteit van de andere partij. Technische agentschappen of luchtvaartautoriteiten mogen weigeren technische bijstand te verlenen als zij niet over voldoende middelen beschikken.

    4.9.Wijziging door een partij van haar organisatie op het gebied van burgerluchtvaart, regelgeving, procedures, beleid of normen, met inbegrip van wijzigingen van technische agenten en luchtvaartautoriteiten, kunnen een impact hebben op de grondslag van deze bijlage. Derhalve informeren de partijen elkaar in voorkomend geval via de technische agentschappen en luchtvaartautoriteiten in een zo vroeg mogelijk stadium over plannen voor dergelijke wijzigingen en plegen zij overleg over de mate waarin die geplande wijzigingen een impact hebben op de grondslag van deze bijlage. Indien het overleg krachtens artikel 15.C van de overeenkomst resulteert in een overeenkomst tot wijziging van deze bijlage, streven de partijen ernaar die wijziging in werking te doen treden op hetzelfde moment als, of zo snel mogelijk na, de inwerkingtreding of uitvoering van de wijziging die aanleiding gaf tot de wijziging van deze bijlage.

    5.COMMUNICATIE EN SAMENWERKING

    5.1.De technische agentschappen wisselen via de JACB een lijst met contactpunten voor diverse technische aspecten van deze bijlage uit en werken die lijsten bij.

    5.2.De communicatie tussen de technische agentschappen, met inbegrip van de technische documentatie die wordt verstrekt voor herziening of goedkeuring zoals beschreven in deze bijlage, gebeurt in de Engelse taal.

    5.3.Alle datums in mededelingen worden in het volgende formaat vermeld: DD MMM JJJJ, bv. „05 May 2014”.

    5.4.Indien zich spoedeisende of ongebruikelijke situaties voordoen, contacteren de technische agentschappen en, indien van toepassing, de contactpunten van de luchtvaartautoriteiten, als genoemd in de TIP-L, elkaar om ervoor te zorgen dat per direct de juiste maatregelen worden genomen.

    6.ERKENNINGSVEREISTEN VOOR DE AANVAARDING VAN VERKLARINGEN VAN OVEREENSTEMMING

    6.1.

    6.1.    Basisvereisten

    6.1.1.Elk technisch agentschap en elke luchtvaartautoriteit, naargelang het geval, levert het andere technisch agentschap bewijs van de effectiviteit van zijn systemen voor het regelgevend toezicht op piloten. Zij bewijzen met name de effectiviteit en adequaatheid van hun:

    (a)juridische en reglementerende structuur;

    (b)organisatiestructuur;

    (c)middelen, met inbegrip van voldoende gekwalificeerd personeel;

    (d)opleidingsprogramma voor hun technisch personeel;

    (e)intern beleid, processen en procedures, met inbegrip van een kwaliteitsborgingssysteem;

    (f)documentatie en registers;

    (g)toezichtsprogramma; en

    (h)autoriteit over gereguleerde houders van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU of van een pilootcertificaat van de FAA.

    6.2.Initieel vertrouwen

    Elk technisch agentschap heeft middels activiteiten voor initiële vertrouwensopbouw aan het andere technisch agentschap bewijs geleverd van de effectiviteit van haar systeem voor regelgevend toezicht op activiteiten in het kader van deze bijlage. De technische agentschappen hebben elkaar ook bewijs geleverd van de doeltreffendheid van hun kwaliteitsaudits en normalisatieactiviteiten, met inbegrip van controles van de luchtvaartautoriteiten, als bedoeld in punt 6.3.1.

    6.3.    Permanent vertrouwen

    6.3.1.    De technische agentschappen en de luchtvaartautoriteiten leveren elkaar permanent bewijs van hun effectief toezicht als beschreven in punt 6.1.1 van deze bijlage overeenkomstig de door de JACB ontwikkelde relevante TIP-L-bepalingen.

    (a)    Technische agentschappen:

    i)    hebben het recht als waarnemer deel te nemen aan elkaars standaardisatie-inspecties en kwaliteitscontroles;

    ii)    stellen verslagen van kwaliteitscontroles en standaardisatie-inspecties die op deze bijlage van toepassing zijn, als gespecificeerd in de TIP-L, ter beschikking van het andere technisch agentschap; en

    iii)    verlenen elkaar bijstand bij het oplossen van bevindingen van controles en inspecties die een impact hebben op de tenuitvoerlegging van deze bijlage, indien van toepassing.

    (b)De FAA en de luchtvaartautoriteiten:

    (i)staan kwaliteitscontroles en standaardisatie-inspecties toe als beschreven in punt 6.3.1 (a) (i);

    (II)stellen elkaar in kennis van relevante veiligheidsinformatie en bekende beperkingen die een impact kunnen hebben op de mogelijkheden van een technisch agentschap of luchtvaartautoriteit om volledig te voldoen aan de toepasselijke internationale veiligheidsnormen of alle in het kader van de overeenkomst vastgestelde veiligheidseisen;

    iii)    stellen, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving en voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens, relevante gegevens over de afgifte van bevoegdheidsbewijzen aan piloten en inspectieverslagen, met vermelding van de uitgevoerde handhavingsacties, ter beschikking; en

    iv)    verlenen, indien nodig, vertaalbijstand op het kantoor van de luchtvaartautoriteiten bij het beoordelen van gegevens en documentatie die in de nationale taal van die autoriteit zijn opgesteld;

    (c)    Indien technische agentschappen of luchtvaartautoriteiten niet kunnen voldoen aan een in punt 6.3. gestelde vereiste, stellen zij elkaar daar zo snel mogelijk van in kennis. Indien een van de technische agentschappen van oordeel is dat de technische deskundigheid niet langer toereikend is, plegen de technische agentschappen overleg en doen zij voorstellen voor een actieplan, met inbegrip van de vereiste corrigerende activiteiten, om die tekortkomingen aan te pakken.

    (d)    Indien een technisch agentschap of luchtvaartautoriteit de tekortkomingen niet binnen de in het actieplan gestelde termijn wegwerkt, kan elk van de technische agentschappen de zaak doorverwijzen naar de JACB.

    (e)    Als een partij voornemens is om de aanvaarding van door een technisch agentschap of een luchtvaartautoriteit afgegeven verklaringen of goedkeuringen te schorsen, stelt zij de andere partij daarvan terstond in kennis overeenkomstig artikel 18 A van de overeenkomst.

    7.    VERGOEDINGEN

    Vergoedingen zijn conform artikel 14 van de overeenkomst en de geldende wettelijke en regelgevende voorschriften.



    Aanhangsel 1

    Bijzondere voorwaarden

    1.ALGEMENE VOORWAARDEN

    1.1.De aanvrager dient een verzoek tot omzetting van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU of een pilootcertificaat in overeenkomstig deze bijlage, in een gestandaardiseerde vorm en op de in de TIP-L beschreven manier.

    1.2.De aanvraag van een kandidaat die houder is van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU of een pilootcertificaat van de FAA waarin beperkingen of limieten zijn opgenomen, kan worden afgewezen indien in er in het andere systeem geen soortgelijke beperking of limiet bestaat.

    2.BIJZONDERE VOORWAARDEN VAN DE EU

    Om krachtens de voorwaarden van deel-FCL overeenkomstig deze bijlage te worden goedgekeurd, dient de aanvrager te voldoen aan alle hierna genoemde bijzondere voorwaarden van de EU.

    2.1.Bijzondere voorwaarden van de EU die van toepassing zijn op de afgifte van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs voor vliegtuigen (PPL (A)) van de EU en bevoegdverklaringen voor geassocieerde klassen en nachtvliegen, zoals van toepassing, op basis van een pilootcertificaat van de FAA.

    2.1.1.De aanvrager toont aan of levert bewijs dat hij/zij over de taalvaardigheid beschikt overeenkomstig FCL.055 van deel-FCL, tenzij op zijn/haar FAA-pilootcertificaat de aantekening „English Proficient” is aangebracht. De aantekening „English Proficient” wordt geacht gelijk te zijn aan Engels taalvaardigheidsniveau 4, als gespecificeerd in de TIP-L.

    2.1.2.De aanvrager moet voldoen aan de medische vereisten van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie voor PPL (A).

    2.1.3.De kandidaat legt een vaardigheidstest af, zoals beschreven in de TIP-L, met een examinator die gekwalificeerd is volgens deel-FCL.

    2.1.4.De aanvrager dient voor het afleggen van de vaardigheidstest aan de examinator aan te tonen dat hij/zij in een periode van 24 maand voorafgaand aan de aanvraag een adequaat niveau van de vereiste theoretische kennis, als omschreven in de TIP-L, heeft verworven.

    2.1.5.De aanvrager van een deel-FCL-bevoegdverklaring voor nachtvliegen moet bewijzen dat hij/zij voldoet aan de eisen voor nachtvluchten van FCL.810 van deel-FCL. Zoals beschreven in de TIP-L, kan opleiding op het gebied van nachtvliegen worden erkend.

    2.1.6.Een aanvrager van een klassebevoegdverklaring voor MEP met besturing door één piloot moet bewijzen dat hij/zij voldoet aan de vereisten voor de afgifte van een klassebevoegdverklaring voor een MEP-vliegtuig (land), als vermeld in deel-FCL, subdeel H. In dat geval wordt de in punt 2.1.3. beschreven vaardigheidstest afgelegd in een MEP-vliegtuig (land). Een aanvrager die in het verleden opleiding heeft gevolgd en vliegervaring heeft opgedaan met MEP-vliegtuigen kan worden geacht te voldoen aan de eisen van deel-FCL, subdeel H, als beschreven in de TIP-L.

    2.1.7.Een luchtvaartautoriteit die overeenkomstig deze bijlage een FAA-pilootcertificaat omzet, voegt de volgende verklaring toe in punt VIII (of XIII) van het deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU: „PPL (A), afgegeven op basis van de overeenkomst tussen de EU en de VS”.

    2.2.Bijzondere voorwaarden van de EU voor de afgifte van een deel-FCL-bevoegdverklaring voor instrumentvliegen (IR (A)) van de EU op basis van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen van de FAA.

    2.2.1De aanvrager toont aan of levert bewijs dat hij/zij over de taalvaardigheid beschikt overeenkomstig FCL.055 van deel-FCL, tenzij op zijn/haar FAA-pilootcertificaat de aantekening „English Proficient” is aangebracht. De aantekening „English Proficient” wordt geacht gelijk te zijn aan Engels taalvaardigheidsniveau 4, als gespecificeerd in de TIP-L.

    2.2.2De aanvrager moet voldoen aan de medische vereisten van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie voor IR(A).

    2.2.3De aanvrager legt een IR(A)-vaardigheidstest af, zoals beschreven in de TIP-L, met een examinator die gekwalificeerd is volgens deel-FCL.

    2.2.4Met betrekking tot het aantonen van theoretische kennis en zoals uiteengezet in deTIP-L dienen aanvragers die ten minste 50 uur vliegervaring hebben onder instrumentvliegvoorschriften (IFR) als gezagvoerder op vliegtuigen, aan de examinator voor het afleggen van de IR(A)-vaardigheidstest bewijs te leveren dat zij over een adequaat niveau van de vereiste theoretische kennis beschikken. In andere gevallen moet de kandidaat geslaagd zijn voor een schriftelijk examen dat maximaal 24 kalendermaanden voorafgaand aan de maand van toepassing heeft plaatsgevonden.

    2.2.5Een aanvrager van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen met MEP-vliegtuigen (land) die door één piloot worden bestuurd, moet bewijzen dat hij/zij voldoet aan de vereisten van deel-FCL, subdeel G voor de afgifte van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen met een MEP-vliegtuig (land). In dat geval wordt de in punt 2.2.3 beschreven IR(A)-vaardigheidstest afgelegd in een MEP-vliegtuig (land). Een aanvrager die in het verleden opleiding heeft gevolgd voor instrumentvliegen en vliegervaring heeft opgedaan met meermotorige vliegtuigen kan worden geacht te voldoen aan de eisen van deel-FCL subdeel G, als beschreven in de TIP-L.

    2.2.6Zoals beschreven in de TIP-L moet een aanvrager van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen voordat de IR(A)-vaardigheidstest wordt afgenomen gewenningsvluchten in een EU-lidstaat hebben uitgevoerd bij een opleidingsorganisatie die erkend is overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie. Een aanvrager is van deze eis vrijgesteld indien hij/zij ten minste 50 uren vliegervaring onder IFR heeft opgedaan als gezagvoerder op vliegtuigen of vooraf ten minste 10 uren vliegervaring onder IFR heeft opgedaan als gezagvoerder op vliegtuigen in een EU-lidstaat of een andere Europese staat die deelneemt aan het EASA overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (PB L L212 van 26.8.2018, blz. 1).

    2.2.7Een aanvrager die op basis van deze bijlage een deel-FCL-bevoegdverklaring voor instrumentvliegen van de EU heeft gekregen, moet vóór de uitoefening van zijn/haar bevoegdheden voor instrumentvliegen met een deel-FCL, -CPL, -MPL of -ATP van de EU worden onderworpen aan de volledige reeks theoretische examens overeenkomstig FCL.025 en FCL.615 IR van deel-FCL.

    2.2.8Een aanvrager die op basis van deze bijlage een deel-FCL-bevoegdverklaring van de EU heeft gekregen, dient de volledige reeks theorie-examens af te leggen overeenkomstig FCL.025 van deel-FCL alvorens de volledige bevoegdheid te krijgen voor de IR(A) in de andere categorie luchtvaartuigen overeenkomstig FCL.035 van deel-FCL.

    2.2.9Een luchtvaartautoriteit die overeenkomstig deze bijlage een FAA-pilootcertificaat omzet, voegt de volgende verklaring toe in punt VIII (of XIII) van het deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU: „PPL(A) / IR(A), afgegeven op basis van de overeenkomst tussen de EU en de VS”.

    3.BIJZONDERE VOORWAARDEN VAN DE FAA

    Om krachtens de voorwaarden van deze bijlage goedgekeurd te worden in overeenstemming met 14 CFR deel 61 moet de aanvrager aan de volgende bijzondere voorwaarden van de FAA voldoen

    3.1.bijzondere voorwaarden van de FAA die van toepassing zijn voor de afgifte van een FAA-pilootcertificaat, Airplane Category Single-Engine Land Class Rating en Airplane Category Multi-Engine Land Class Rating op basis van een deel-FCL-bevoegdheidsbewijs van de EU.

    3.1.1.De aanvrager moet de Engelse taal kunnen lezen, spreken, schrijven en begrijpen. Een deel-FCL-taalvaardigheidsaantekening Engels van niveau 4 of hoger wordt aanvaard als gelijkwaardig met “English Proficient”.

    3.1.2.Om de bevoegdheden van een FAA-pilootcertificaat te mogen uitoefenen, moet de kandidaat voldoen aan de FAA-voorschriften voor een medisch certificaat, als beschreven in 14 CFR deel 61.

    3.1.3.De aanvrager moet geslaagd zijn voor de verplichte kennisproef, zoals omschreven in de TIP-L en die proef mag maximaal 24 kalendermaanden vóór de maand van de aanvraag zijn afgelegd.

    3.1.4.De aanvrager legt een vliegproef af met een door de FAA gecertificeerde vlieginstructeur die beschikt over een passende erkenning als gecertificeerd FAA-examinator, als omschreven in de TIP-L.

    3.1.5.Een aanvrager die een bevoegdverklaring voor meermotorige vliegtuigen (land) aanvraagt, moet aantonen dat hij/zij voldoet aan de vereisten voor de afgifte van een bevoegdverklaring voor meermotorige vliegtuigen (land) van 14 CFR deel 61. Opleiding en ervaring met MEP-vliegtuigen (land) kan overeenkomstig de TIP-L worden erkend.

    3.2.bijzondere voorwaarden van de FAA voor de afgifte van een FAA-bevoegdverklaring voor instrumentvliegen op basis van een deel-FCL -bevoegdverklaring voor instrumentvliegen van de EU.

    3.2.1.De aanvrager moet de Engelse taal kunnen lezen, spreken, schrijven en begrijpen. Een deel-FCL-taalvaardigheidsaantekening Engels van niveau 4 of hoger wordt aanvaard als gelijkwaardig met “English Proficient”.

    3.2.2.Om de bevoegdheden van een FAA-pilootcertificaat te mogen uitoefenen, moet de kandidaat voldoen aan de FAA-voorschriften voor een medisch certificaat, als beschreven in 14 CFR deel 61.

    3.2.3.Zoals beschreven in de TIP-L moet een aanvrager van een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen gewenningsvluchten in de Verenigde Staten, met inbegrip van hun overzeese gebieden, hebben afgerond met een door de FAA gecertificeerde vlieginstructeur, voordat de bekwaamheidsproef met een examinator wordt afgenomen. De aanvrager is vrijgesteld van deze verplichting indien hij/zij ten minste 50 uren vliegervaring onder IFR heeft opgedaan als gezagvoerder op vliegtuigen of ten minste 10 uren vliegervaring onder IFR heeft opgedaan als gezagvoerder op vliegtuigen in de Verenigde Staten en zijn overzeese gebieden;

    3.2.4.De aanvrager legt een bekwaamheidsproef voor instrumentvliegen af met een examinator, als beschreven in de TIP-L.

    3.2.5.De aanvrager moet geslaagd zijn voor de verplichte kennisproef, zoals omschreven in de TIP-L en die proef mag maximaal 24 kalendermaanden voor de maand van aanvraag zijn afgelegd.

    Top