EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0002

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD betreffende de overgangsmaatregelen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn, overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM")

COM/2019/2 final

Brussel, 11.1.2019

COM(2019) 2 final

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de overgangsmaatregelen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn, overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM")


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") is vastgesteld op 12 oktober 2017 en in werking getreden op 20 november 2017. Overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad worden de Europese aanklagers benoemd voor een niet-hernieuwbare ambtstermijn van zes jaar. De Raad kan besluiten de ambtstermijn met maximaal drie jaar te verlengen.

Artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad bepaalt dat om de drie jaar een derde van de Europees aanklagers wordt vervangen. De Raad stelt met gewone meerderheid overgangsmaatregelen vast voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn.

Dit voorstel bevat overgangsbepalingen voor de vervanging van een deel van de eerste groep benoemde Europese aanklagers. Volgens de voorgestelde regels wordt één derde van de Europees aanklagers benoemd voor een ambtstermijn van drie jaar in plaats van de gebruikelijke ambtstermijn van zes jaar waarin is voorzien bij Verordening (EU) 2017/1939, en worden zij vervolgens vervangen om te voldoen aan de regel inzake de gedeeltelijke vervanging als bedoeld in artikel 16, lid 4.

Ter waarborging van een onpartijdig, transparant en billijk systeem om te bepalen welke Europese aanklagers worden benoemd voor een eerste kortere ambtstermijn, wordt een systeem op basis van loting voorgesteld. Dit systeem moet ervoor zorgen dat de bepaling van de betrokken Europese aanklagers zonder vooroordelen, bijvoorbeeld op grond van nationaliteit, geschiedt. Het geografische evenwicht van de lidstaten in het EOM-college wordt gewaarborgd doordat elke deelnemende lidstaat te allen tijde één Europees aanklager in het EOM college telt en door het gebruik van een willekeurige, geografisch neutrale selectie. Dit is in lijn met overweging (42) van Verordening (EU) 2017/1939.

De instelling van een systeem op basis van loting is ook in overeenstemming met mechanismen die op andere vergelijkbare beleidsterreinen van de EU worden toegepast 1 .

Het voorstel bevat tevens bepalingen over de procedure voor de loting, onder andere over de aanwijzing van de bevoegde instellingen.

Deze maatregelen zijn vereist bij Verordening (EU) 2017/1939 als voorwaarde voor de oprichting van het college van het EOM.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Deze uitvoeringshandeling is een noodzakelijke stap in het oprichtingsproces voor het EOM en is daarom volledig in overeenstemming met andere bestaande bepalingen op dit beleidsterrein. Met de indiening van dit voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad komt de Commissie haar verplichting uit hoofde van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad na. Dit voorstel voorziet in de vaststelling van passende overgangsbepalingen voor de eerste ambtstermijn van de Europees aanklagers.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief is verenigbaar met andere beleidsterreinen van de Unie en met wetgevende ontwikkelingen op het niveau van de Unie die tot doel hebben de bescherming van de financiële belangen van de Unie te versterken.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 291 VWEU, in samenhang met artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Krachtens Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad dient de Raad met gewone meerderheid overgangsmaatregelen vast te stellen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn. Deze verordening vereist bijgevolg een optreden op het niveau van de Unie.

Evenredigheid

Het onderhavige voorstel beperkt zich tot wat noodzakelijk is om de beoogde doelen te bereiken, en is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Dit voorstel houdt rechtstreeks verband met de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad en is van essentieel belang voor een spoedige instelling van het EOM.

3.    EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Aangezien dit voorstel een precies en beperkt doel beoogt en uitvoering geeft aan de verplichting die artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad oplegt aan de Commissie, is geen evaluatie, raadpleging van belanghebbenden of effectbeoordeling uitgevoerd.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er zijn geen directe gevolgen voor de begroting in verband met dit voorstel; de bijdrage uit de EU-begroting voor de lopende uitgaven van het EOM dekt de salarissen, vergoedingen en toelagen van de Europese aanklagers.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Dit soort maatregel vereist geen uitvoeringsplan of regels voor het toezicht op de uitvoering.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 1 wordt het doel van het uitvoeringsbesluit van de Raad vastgesteld.

Artikel 2 stelt een procedure vast voor de vervanging van een deel van de Europese aanklagers door loting. Lid 1 betreft het vereiste van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 om een groep van Europese aanklagers die op het moment waarop deze overgangsmaatregelen van toepassing worden een derde van het aantal deelnemende lidstaten uitmaken, aan te wijzen. Lid 2 verduidelijkt de procedure die moet worden gevolgd als het aantal deelnemende lidstaten op het moment waarop deze overgangsbepalingen van toepassing worden niet deelbaar door drie is. In dat geval wordt het aantal in elke groep op te nemen Europese aanklagers afgerond op het hogere gehele getal. Lid 3 belast het secretariaat-generaal van de Raad ermee de nodige maatregelen te nemen om deze procedure, in samenwerking met de Commissie, ten uitvoer te leggen.

Artikel 3 bepaalt dat de niet-hernieuwbare ambtstermijn van de Europese aanklagers uitgeloot volgens de procedure van artikel 2 drie jaar bedraagt.

Voorstel voor een

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de overgangsmaatregelen voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn, overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) 2017/1939 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM")

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") 2 , en met name artikel 16, lid 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2017/1939 bepaalt dat de Europese aanklagers moeten worden benoemd door de Raad voor een niet-hernieuwbare ambtstermijn van zes jaar, die kan worden verlengd met maximaal drie jaar aan het einde van de periode van zes jaar.

(2)Volgens artikel 16, lid 4, moet om de drie jaar een derde van de Europese aanklagers worden vervangen. De Raad stelt met gewone meerderheid overgangsmaatregelen vast voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn.

(3)Deze overgangsmaatregelen moeten zorgen voor een correcte toepassing van het beginsel van periodieke vervanging op de Europese aanklagers die voor het eerst bij het EOM worden benoemd met het oog op de continuïteit van de werkzaamheden van het college van Europese aanklagers. Tegelijkertijd moet daarbij rekening worden gehouden met de bijzondere behoeften van het EOM in de eerste jaren na de oprichting en de aanvang van de activiteiten ervan.

(4)Met het oog daarop moeten specifieke regels worden vastgesteld betreffende de duur van de ambtstermijn van de eerst benoemde Europese aanklagers na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/1939.

(5)Om te zorgen voor volledige transparantie en onpartijdigheid bij de bepaling van de Europese aanklagers in de eerste ambtsperiode wiens ambtstermijn drie jaar in plaats van zes jaar zal bedragen, dient een systeem op basis van loting te worden gevolgd. Dit systeem waarborgt ook dat de selectie van de Europese aanklagers wiens ambtstermijn korter zal zijn, geografisch neutraal is,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Dit besluit stelt overgangsmaatregelen vast voor de benoeming van de Europese aanklagers voor en gedurende de eerste ambtstermijn na de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/1939.

Artikel 2

1.Onmiddellijk na de benoeming van de Europese aanklagers wordt een groep van Europese aanklagers die op het moment waarop deze overgangsmaatregelen van toepassing worden een derde van het aantal deelnemende lidstaten uitmaken, door loting bepaald.

2.Indien het aantal deelnemende lidstaten op het moment waarop deze overgangsmaatregelen van toepassing worden niet deelbaar is door drie, moet het aantal in de groep op te nemen Europese aanklagers worden afgerond tot op het dichtstbijzijnde hogere gehele getal.

3.Het secretariaat-generaal van de Raad neemt de nodige maatregelen om deze procedure, in nauwe samenwerking met de Commissie, ten uitvoer te leggen.

Artikel 3

De ambtstermijn van de Europese aanklagers opgenomen in de overeenkomstig artikel 2 bepaalde groep bedraagt drie jaar. De benoeming van deze Europese aanklagers kan niet worden verlengd.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Zie bv. artikel 46, lid 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond; PB L 236 van 23.9.2003, blz. 47. Artikel 21, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad, PB L 248 van 18.9.2013, blz. 16.
(2)    PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1.
Top