EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 11.2.2019
COM(2019) 76 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die aan de Commissie is toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die aan de Commissie is toegekend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad
1.
Inleiding en rechtsgrondslag
Krachtens artikel 22 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad
(hierna "de verordening betreffende de identificatie van runderen" genoemd) moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie die bij die verordening aan de Commissie is toegekend. Dat verslag moet uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van de bevoegdheidsdelegatie zijn opgesteld; de bevoegdheidsdelegatie is met ingang van 17 juli 2014 voor vijf jaar toegekend. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen die verlenging verzet.
2.
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Artikel 22 ter, lid 2, van de verordening betreffende de identificatie van runderen is van toepassing op de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen die aan de Commissie is toegekend bij artikel 4, leden 1, 3 en 5, artikel 4 bis, lid 2, artikel 5, artikel 6, lid 2, artikel 7, leden 1, 2 en 6, artikel 13, lid 6, artikel 14 en artikel 15 bis van die verordening.
Meer in het bijzonder:
a)
Krachtens artikel 4, lid 1, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om de identificatiemiddelen toe te voegen aan de lijst van bijlage I, waarbij zij toeziet op de interoperabiliteit ervan, om de aanpassing aan de technische vooruitgang voor identificatiemiddelen te waarborgen. Er is in dit verband vooralsnog geen melding gemaakt van technologische ontwikkelingen met betrekking tot nieuwe middelen voor de identificatie van runderen. Er moet dus verdere technische vooruitgang worden gerapporteerd voordat wordt overgegaan tot het opstellen van een gedelegeerde handeling met betrekking tot nieuwe middelen voor de identificatie van runderen;
b)
Krachtens artikel 4, lid 3, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om de vereisten waaraan de identificatiemiddelen van bijlage I moeten voldoen, en de overgangsmaatregelen die nodig zijn voor de invoering van een bepaald identificatiemiddel, vast te stellen. Op grond van de eerdere bevoegdheidsverlening, het vroegere artikel 10, onder a), heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 911/2004 de vereisten voor de conventionele oormerken vastgesteld. Aangezien de verordening betreffende de identificatie van runderen door schrapping van de artikelen 1 tot en met 10 bij Verordening (EU) 2016/429 wordt gewijzigd, zullen de vereisten voor de elektronische identificatiemiddelen door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig de bij artikel 118, lid 1, onder a), en artikel 120, lid 2, onder c), van de diergezondheidswetgeving aan de Commissie verleende bevoegdheden;
c)
Krachtens artikel 4, lid 5, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om vereisten vast te stellen voor de alternatieve identificatiemiddelen die worden aangebracht bij runderen die zijn bestemd voor andere culturele of sportieve evenementen dan beurzen en tentoonstellingen, met inbegrip van voor de invoering ervan vereiste overgangsmaatregelen. Op grond van de eerdere bevoegdheidsverlening, het vroegere artikel 4, lid 1, heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 644/2005 dergelijke vereisten vastgesteld;
d)
Krachtens artikel 4 bis, lid 2, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om de bijzondere omstandigheden te omschrijven waarin de lidstaten de maximumtermijnen voor het aanbrengen van de identificatiemiddelen mogen verlengen. Bij Beschikking 2004/764/EG en Beschikking 2006/28/EG zijn specifieke vereisten vastgesteld voor runderen die in natuurgebieden in Nederland worden gehouden en voor kalveren van zoogkoeien die niet voor melkproductie worden gebruikt (vóór de verordening betreffende de identificatie van runderen werd gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 653/2014). In dit stadium zijn geen aanvullende omstandigheden besproken die het noodzakelijk maken om middels een gedelegeerde handeling specifieke vereisten vast te stellen;
e)
Krachtens artikel 5 en artikel 6, lid 2, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om te voorzien in regels betreffende de gegevens die tussen de gecomputeriseerde gegevensbestanden van de lidstaten moeten worden uitgewisseld, en betreffende de gegevens uit het gecomputeriseerde gegevensbestand die in het dierenpaspoort moeten worden opgenomen, met inbegrip van overgangsmaatregelen. Aangezien de verordening betreffende de identificatie van runderen door schrapping van de artikelen 1 tot en met 10 bij Verordening (EU) 2016/4293 wordt gewijzigd, zullen deze regels door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig de bij artikel 118, lid 1, onder b) en c), van de diergezondheidswetgeving aan de Commissie verleende bevoegdheden;
f)
Krachtens artikel 7, lid 1, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om te bepalen in welke uitzonderlijke omstandigheden de lidstaten de maximumtermijn mogen verlengen waarbinnen houders van runderen verplicht zijn om de bevoegde autoriteit in kennis te stellen van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf. Op grond van de eerdere bevoegdheidsverlening, het vroegere artikel 7, lid 1, heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 911/20042 dergelijke voorwaarden vastgesteld;
g)
Krachtens artikel 7, lid 2, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om een lijst op te stellen van de lidstaten of delen van lidstaten waar speciale regels inzake seizoensbegrazing gelden, inclusief de periode, de specifieke verplichtingen van de houders, en regels inzake de registratie van het bedrijf en registratie van verplaatsingen van die runderen. Sinds de Commissie deze regels bij Beschikking 2001/672/EG heeft vastgesteld, zijn geen aanvullende omstandigheden besproken die de vaststelling van specifieke vereisten middels een gedelegeerde handeling noodzakelijk maken;
h)
Krachtens artikel 7, lid 6, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om regels neer te leggen met betrekking tot de gegevens die in het bedrijfsregister moeten worden opgenomen. Op grond van de eerdere bevoegdheidsverlening, het vroegere artikel 10, onder c), heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 911/20042 dergelijke vereisten vastgesteld;
i)
Krachtens artikel 13, lid 6, van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om bepalingen vast te stellen met betrekking tot vereenvoudigde oorsprongsetikettering in gevallen waarin het dier slechts gedurende een zeer korte periode in de lidstaat of het derde land verbleef waarin het geboren is of geslacht werd, teneinde onnodige herhaling te voorkomen. Op grond van de eerdere bevoegdheidsverlening, het vroegere artikel 19, heeft de Commissie bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1825/2000 dergelijke regels vastgesteld;
j)
Krachtens artikel 14 van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om voor afsnijdsels van rundvlees en versneden rundvlees etiketteringsregels te bepalen die gelijkwaardig zijn aan die voor gehakt vlees. Op grond van de eerdere bevoegdheidsverlening, het vroegere artikel 19, heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1825/20009 dergelijke vereisten vastgesteld;
k)
Krachtens artikel 15 bis van de verordening betreffende de identificatie van runderen wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om definities en voorwaarden op te stellen die van toepassing zijn op termen of categorieën termen die door marktdeelnemers facultatief op het etiket morgen worden gebruikt. Sinds de facultatieve etikettering bij Verordening (EU) nr. 653/20147 tot wijziging van de verordening betreffende de identificatie van runderen is vereenvoudigd, zijn er geen omstandigheden geweest die het noodzakelijk maakten om deze definities en voorwaarden middels een gedelegeerde handeling te reguleren.
3.
Conclusie
Tot nu toe heeft de Commissie de vereisten van de verordening betreffende de identificatie van runderen aangevuld wat de in artikel 4, leden 3 en 5, artikel 7, leden 1 en 6, artikel 13, lid 6, en artikel 14 van die verordening bedoelde aangelegenheden betreft.
In dit stadium overweegt de Commissie niet om over te gaan tot het opstellen van gedelegeerde handelingen met betrekking tot de in artikel 15 bis bedoelde gedelegeerde bevoegdheid, omdat er geen specifieke noodzaak is vastgesteld om de facultatieve etikettering verder te harmoniseren. Bovendien worden de bestaande horizontale regels inzake de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten van Verordening (EU) nr. 1169/2011 als toereikend beschouwd.
De Commissie overweegt in dit stadium niet om over te gaan tot het opstellen van gedelegeerde handelingen met betrekking tot een van de gedelegeerde bevoegdheden als genoemd in artikel 4, lid 1, artikel 4 bis, lid 2, artikel 5, artikel 6, lid 2, of artikel 7, lid 2, van de verordening betreffende de identificatie van runderen, omdat deze verordening met ingang van 21 april 2021 door schrapping van de artikelen 1 tot en met 10 bij Verordening (EU) 2016/4293 wordt gewijzigd.
De Commissie is van mening dat eventuele nieuwe vereisten of regels voor de identificatie van runderen moeten worden vastgesteld op basis van gedelegeerde bevoegdheden die bij de diergezondheidswetgeving aan de Commissie zijn verleend.