EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 13.12.2018
COM(2018) 828 final
BIJLAGE
bij het
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de sluiting van een protocol tussen de Europese Unie, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend
BIJLAGE
bij het
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de sluiting van een protocol tussen de Europese Unie, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden bij de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend
DE EUROPESE UNIE,
en
DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
en
HET VORSTENDOM LIECHTENSTEIN,
hierna „de partijen” genoemd,
(1)
OVERWEGENDE dat op 26 oktober 2004 de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, hierna de „overeenkomst van 26 oktober 2004” genoemd, is gesloten;
(2)
OVERWEGENDE dat op 28 februari 2008 het protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, hierna het „protocol van 28 februari 2008” genoemd, is gesloten;
(3)
HERINNERENDE aan de vaststelling op 26 juni 2013 door de Europese unie van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (herschikking), hierna „Verordening (EU) nr. 603/2013” genoemd;
(4)
EROP WIJZENDE dat de procedures voor de vergelijking en verzending van gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 603/2013, geen op de bepalingen van Eurodac voortbouwende ontwikkeling inhouden zoals bedoeld in de overeenkomst van 26 oktober 2004 en het protocol van 28 februari 2008;
(5)
OVERWEGENDE dat er een protocol tussen de Europese Unie, de Zwitserse Bondstaat, hierna „Zwitserland” genoemd, en het Vorstendom Liechtenstein, hierna „Liechtenstein” genoemd, dient te worden gesloten teneinde Zwitserland en Liechtenstein in staat te stellen deel te nemen aan de rechtshandhavingsgerelateerde aspecten van Eurodac en daarmee de aangewezen rechtshandhavingsinstanties in Zwitserland en Liechtenstein in staat te stellen verzoeken in te dienen om vergelijking met vingerafdrukgegevens die door andere deelnemende staten in het centrale systeem van Eurodac zijn ingevoerd;
(6)
OVERWEGENDE dat de toepassing van Verordening (EU) nr. 603/2013 voor rechtshandhavingsdoeleinden ten aanzien van Zwitserland en Liechtenstein tevens de aangewezen rechtshandhavingsinstanties van de andere deelnemende staten en Europol in staat moet stellen verzoeken in te dienen om vergelijking met vingerafdrukgegevens die door Zwitserland en Liechtenstein in het centrale systeem van Eurodac zijn ingevoerd;
(7)
OVERWEGENDE dat de verwerking van persoonsgegevens door de aangewezen rechtshandhavingsinstanties van de deelnemende staten en door Europol met het oog op het voorkomen, het opsporen of het onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten overeenkomstig dit protocol dient te zijn onderworpen aan normen voor de bescherming van persoonsgegevens volgens nationaal recht die in overeenstemming zijn met Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad
;
(8)
OVERWEGENDE dat de nadere voorwaarden die bij Verordening (EU) nr. 603/213 zijn vastgesteld met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens door de aangewezen autoriteiten van de deelnemende staten en door Europol met het oog op het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, eveneens van toepassing dienen te zijn;
(9)
OVERWEGENDE dat de aangewezen autoriteiten van Zwitserland en Liechtenstein slechts toegang mag worden verleend op voorwaarde dat vergelijkingen met de nationale vingerafdrukgegevensbanken van de verzoekende lidstaat en met de geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen van alle andere deelnemende staten op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit niet tot de vaststelling van de identiteit van de betrokkene hebben geleid. Bijgevolg dient de verzoekende staat vergelijkingen uit te voeren met de technisch beschikbare geautomatiseerde dactyloscopische identificatiesystemen van alle andere deelnemende staten op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad, tenzij die verzoekende staat kan aantonen dat er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat dit niet tot de vaststelling van de identiteit van de betrokkene zou leiden. Dergelijke gegronde redenen bestaan met name wanneer er in het specifieke geval geen enkele operationele of onderzoeksmatige aanknoping is met een bepaalde deelnemende staat. Bijgevolg dient de verzoekende staat, wat dactyloscopische gegevens betreft, eerst te hebben voorzien in de juridische en technische tenuitvoerlegging van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad, aangezien er geen Eurodac-controles voor rechtshandhavingsdoeleinden mogen worden verricht wanneer de bovengenoemde stappen niet vooraf zijn genomen;
(10)
OVERWEGENDE dat, alvorens Eurodac te doorzoeken, de aangewezen autoriteiten van Zwitserland en Liechtenstein ook, mits aan de voorwaarden voor een vergelijking is voldaan, het Visuminformatiesysteem moeten raadplegen op grond van Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten;
(11)
OVERWEGENDE dat ten aanzien van alle nieuwe wettelijke bepalingen en nieuwe rechtshandelingen of maatregelen betreffende de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden dezelfde mechanismen inzake nieuwe wettelijke bepalingen en nieuwe rechtshandelingen of maatregelen van toepassing dienen te zijn als die waarin is voorzien in de overeenkomst van 26 oktober 2004 en het protocol van 28 februari 2008, ook wat de rol van het Gemengd Comité betreft,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
1.Wat de vergelijking van vingerafdrukgegevens met de in het centrale systeem van Eurodac opgeslagen gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden betreft, wordt Verordening (EU) nr. 603/2013 door Zwitserland uitgevoerd en toegepast in het kader van de betrekkingen met Liechtenstein en de andere deelnemende staten.
2.Wat de vergelijking van vingerafdrukgegevens met de in het centrale systeem van Eurodac opgeslagen gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden betreft, wordt Verordening (EU) nr. 603/2013 door Liechtenstein uitgevoerd en toegepast in het kader van de betrekkingen met Zwitserland en de andere deelnemende staten.
3.De lidstaten van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken, worden beschouwd als deelnemende staten, als bedoeld in de leden 1 en 2. Zij passen de bepalingen van Verordening (EU) nr. 603/2013 die betrekking hebben op de toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden toe ten aanzien van Zwitserland en Liechtenstein.
4.Denemarken, IJsland en Noorwegen worden beschouwd als deelnemende staten, als bedoeld in de leden 1 en 2, voor zover tussen deze staten en de Europese Unie met onderhavige overeenkomst vergelijkbare overeenkomsten waarin Zwitserland en Liechtenstein als deelnemende staten worden erkend, van toepassing zijn.
Artikel 2
1.Dit protocol treedt ten aanzien van Zwitserland niet in werking voordat de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/680 en de bij Verordening (EU) nr. 603/2013 vastgestelde voorwaarden betreffende de verwerking van persoonsgegevens door Zwitserland ten uitvoer zijn gelegd en worden toegepast ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door zijn nationale autoriteiten voor de doeleinden die zijn vastgesteld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 603/2013.
2.Dit protocol treedt ten aanzien van Liechtenstein niet in werking voordat de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/680 en de bij Verordening (EU) nr. 603/2013 vastgestelde voorwaarden betreffende de verwerking van persoonsgegevens door Liechtenstein ten uitvoer zijn gelegd en worden toegepast ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door zijn nationale autoriteiten voor de doeleinden die zijn vastgesteld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 603/2013.
Artikel 3
De bepalingen van de overeenkomst van 26 oktober 2004 en het protocol van 28 februari 2008 ten aanzien van nieuwe wettelijke bepalingen en nieuwe rechtshandelingen of maatregelen, ook wat de rol van het Gemengd Comité betreft, zijn van toepassing op alle nieuwe wettelijke bepalingen en nieuwe rechtshandelingen of maatregelen betreffende de toegang tot Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden.
Artikel 4
1.Dit protocol wordt door de partijen bekrachtigd of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, die de depositaris van dit protocol is.
2.Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de mededeling van de depositaris aan de partijen dat de akten van bekrachtiging of goedkeuring van de Europese Unie en ten minste één van de overige partijen zijn neergelegd.
3.Dit protocol is niet van toepassing ten aanzien van Zwitserland voordat de bepalingen van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad door Zwitserland ten uitvoer zijn gelegd en de evaluatieprocedures van hoofdstuk 4 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit zijn voltooid wat betreft dactyloscopische gegevens in verband met Zwitserland.
4.Dit protocol is niet van toepassing ten aanzien van Liechtenstein voordat de bepalingen van hoofdstuk 6 van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad door IJsland ten uitvoer zijn gelegd en de evaluatieprocedures van hoofdstuk 4 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ van de Raad zijn voltooid wat betreft dactyloscopische gegevens in verband met Liechtenstein.
Artikel 5
1.Elke partij kan zich uit dit protocol terugtrekken door aan de depositaris een schriftelijke verklaring te doen toekomen. Deze verklaring wordt zes maanden na de nederlegging ervan van kracht.
2.Dit protocol is niet langer van kracht wanneer ofwel de Europese Unie ofwel zowel Zwitserland als Liechtenstein zich terugtrekt.
3.Dit protocol is niet langer van kracht ten aanzien van Zwitserland wanneer de overeenkomst van 26 oktober 2004 niet langer van kracht is ten aanzien van Zwitserland.
4.Dit protocol is niet langer van kracht ten aanzien van Liechtenstein wanneer de overeenkomst van 28 februari 2008 niet langer van kracht is ten aanzien van Liechtenstein.
5.De terugtrekking van één partij uit dit protocol of de opschorting of beëindiging ervan ten aanzien van één partij heeft geen gevolgen voor de overeenkomst van 26 oktober 2004, noch voor het protocol van 28 februari 2008.
Artikel 6
Dit protocol wordt opgesteld in één exemplaar in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Het oorspronkelijke exemplaar wordt neergelegd bij de depositaris, die aan elk van de partijen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift doet toekomen.
Gedaan te Brussel,