EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0683

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

COM/2018/683 final

Brussel, 12.10.2018

COM(2018) 683 final

2018/0353(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Beide ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER (in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad) strekken ertoe een wijziging aan te brengen in bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst teneinde de verordening betreffende geldovermakingen 1 en de vierde antiwitwasrichtlijn 2 , met inbegrip van de aanvullende gedelegeerde verordening van de Commissie 3 , erin op te nemen.

De aanpassingen in de bijgaande ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER gaan verder dan wat als louter technische aanpassingen kan worden beschouwd in de zin van Verordening nr. 2894/94 van de Raad. Het standpunt van de Unie dient derhalve door de Raad te worden vastgesteld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met het bijgaande ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER wordt het reeds bestaande EU-beleid uitgebreid tot de EER-/EVA-staten (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitbreiding van de EU-wetgeving tot de EER-/EVA-staten door de opname ervan in de EER-overeenkomst geschiedt conform de doelstellingen en beginselen van deze overeenkomst, met het oog op een dynamische en homogene Europese Economische Ruimte, gebaseerd op gemeenschappelijke regels en gelijke concurrentievoorwaarden.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De wetgeving die in de EER-overeenkomst dient te worden opgenomen, is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad 4 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst stelt de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vast.

De EDEO dient samen met de diensten van de Commissie de ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De EDEO hoopt deze ontwerpbesluiten zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen voorstellen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De doelstelling van dit voorstel, namelijk te zorgen voor de homogeniteit van de interne markt, kan onvoldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De opname van de EU-wetgeving in de EER-overeenkomst geschiedt conform Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hetgeen een bevestiging is van de gekozen aanpak.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan nodig is om de doelstelling te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Er worden geen gevolgen voor de begroting verwacht door de opname van de bovenvermelde besluiten in de EER-overeenkomst.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Niet van toepassing.

2018/0353 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 5 , en met name artikel 1, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 6 (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten onder andere bijlage IX bij de EER-overeenkomst, die bepalingen inzake financiële diensten bevat, te wijzigen.

(3)Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad 7 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4)Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad 8 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(5)Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie 9 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(6)Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER dient derhalve te worden gebaseerd op de hieraan gehechte ontwerpbesluiten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst is gebaseerd op de aan dit besluit gehechte ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006.
(2)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie.
(3)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen.
(4)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(5)    PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(6)    PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(7)    Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).
(8)    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(9)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1).
Top

Brussel, 12.10.2018

COM(2018) 683 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

(Verordening betreffende geldovermakingen)


BIJLAGE 1

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER


Nr.


van


tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hier "de EER-overeenkomst" genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 1 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)De in de EER-overeenkomst opgenomen Verordening (EG) nr. 1781/2006 wordt bij Verordening (EU) 2015/847 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(3)Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.De tekst van punt 23ba (Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie) wordt vervangen door:

"32015 R 0847: Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 1).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt aangepast:

In afwijking van de artikelen 4 en 6, voor wat betreft geldovermakingen in Zwitserse franken in Liechtenstein en vanuit en naar Liechtenstein in het kader van de muntunie met Zwitserland, wordt de informatie die is vereist bij de artikelen 4 en 6, verzameld en op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde binnen drie werkdagen beschikbaar gesteld, maar hoeft deze informatie niet onmiddellijk bij de geldovermakingen te worden gevoegd, als bedoeld in de artikelen 4 en 6. Deze afwijking is van toepassing voor een overgangsperiode die afloopt op 31 december 2022."

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) 2015/847 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden*, of op de dag van inwerkingtreding van Besluit nr. …/… van ... van het Gemengd Comité van de EER 2 [waarbij AMLD IV (celex 32015L0849) in de EER-overeenkomst wordt opgenomen], als dat later is.

3Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De voorzitter
   
   
   
   De secretarissen
   van het Gemengd Comité van de EER    

(1)    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]    PB L …
Top

Brussel, 12.10.2018

COM(2018) 683 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst


BIJLAGE 2

BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
Nr.


van

tot wijziging van bijlage IX (Financiële diensten) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd), en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie 1 moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(2)Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen 2 , moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(3)De in de EER-overeenkomst opgenomen Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 3 en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie 4 worden bij Richtlijn (EU) 2015/849 ingetrokken en moeten derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt.

(4)Bijlage IX bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IX bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1.De tekst van punt 23b (Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt vervangen door de volgende tekst:

"32015 L 0849: Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

De bepalingen van de richtlijn worden, voor de toepassing van deze overeenkomst, als volgt gelezen:

a)    Artikel 3, lid 4, onder d), wordt vervangen door:

"fraude die van invloed is op de financiële belangen van de Unie, althans wanneer het ernstige fraude betreft, als volgt omschreven:

i)wat de uitgaven betreft, elke opzettelijke handeling of elk opzettelijk nalaten waarbij:

valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat middelen afkomstig van de algemene begroting van de Europese Unie of van de door of voor de Europese Unie beheerde begrotingen, wederrechtelijk worden ontvangen of achtergehouden,

met hetzelfde gevolg, in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden,

deze middelen worden misbruikt doordat zij voor andere doelen worden aangewend dan die waarvoor zij oorspronkelijk zijn toegekend;

ii)wat de ontvangsten betreft, zoals gedefinieerd in Besluit van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen 5 , elke opzettelijke handeling of elk opzettelijk nalaten waarbij:

valse, onjuiste of onvolledige verklaringen of documenten worden gebruikt of overgelegd, met als gevolg dat de middelen van de algemene begroting van de Europese Unie of van de door of voor de Europese Unie beheerde begrotingen wederrechtelijk worden verminderd,

met hetzelfde gevolg, in strijd met een specifieke verplichting informatie wordt achtergehouden,

met hetzelfde gevolg, van een rechtmatig verkregen voordeel misbruik wordt gemaakt.

Als ernstige fraude wordt aangemerkt fraude waarmee een minimumbedrag is gemoeid dat niet op meer dan 50 000 EUR kan worden vastgesteld."."

2.De tekst van punt 23ba (Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie) wordt vervangen door:

"32016 R 1675: Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1)."

3.In punt 31bc (Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende streepje toegevoegd:

"-32015 L 0849: Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73)."

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Richtlijn (EU) 2015/849 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op [...], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden*.

6Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De voorzitter
   
   
   
   De secretarissen
   van het Gemengd Comité van de EER
   



Verklaring van de EVA-staten

bij Besluit nr. […] waarbij Richtlijn (EU) 2015/849 in de EER-overeenkomst wordt opgenomen

[ter goedkeuring met het besluit en voor publicatie in het PB]

Richtlijn (EU) 2015/849 bevat bepalingen met verwijzingen naar rechtshandelingen die zijn vastgesteld in het kader van Titel V, VWEU. Er wordt aan herinnerd dat de opneming van rechtshandelingen met dergelijke bepalingen in de EER-overeenkomst geen afbreuk doet aan het feit dat EU-wetgeving die is vastgesteld uit hoofde van Titel V, VWEU, buiten het bestek van de EER-overeenkomst valt.

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen

bij Besluit nr. […] waarbij Richtlijn (EU) 2015/849 in de EER-overeenkomst wordt opgenomen

[ter goedkeuring met het besluit en voor publicatie in het PB]

De overeenkomstsluitende partijen hebben besloten ernstige fraude waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad, op te nemen in de lijst van delicten die verband houden met witwassen. Om praktische redenen is de vierde antiwitwasrichtlijn (Richtlijn (EU) 2015/849) in de EER-overeenkomst opgenomen zonder wederkerige overeenkomst om eveneens de financiële belangen van de EER-EVA-Staten te beschermen. De in de EER-overeenkomst, met name in de vierde overweging en artikel 1, vastgelegde wederkerigheids- en homogeniteitsbeginselen blijven niettemin volledig toepasselijk ook met betrekking tot de wederzijdse bescherming van de financiële belangen van de overeenkomstsluitende partijen tegen criminele activiteiten in de zin van [dit besluit].

(1)    PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.
(2)    PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1.
(3)    PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.
(4)    PB L 214 van 4.8.2006, blz. 29.
(5)    PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.
(6) *    [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
Top