Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0624

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie ten aanzien van de vaststelling van wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011

    COM/2018/624 final

    Brussel, 13.9.2018

    COM(2018) 624 final

    2018/0325(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie ten aanzien van de vaststelling van wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 73e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de Internationale Maritieme Organisatie en tijdens de 100e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie in verband met de geplande vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 (ESP-code).

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie (IMO)

    De IMO is opgericht bij het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie als samenwerkingsforum voor regeringen op het gebied van overheidsregelgeving en -praktijken met betrekking tot allerlei technische aangelegenheden voor de internationale commerciële scheepvaart. De IMO moet ook de algemene vaststelling van de strengste uitvoerbare normen stimuleren op het vlak van maritieme veiligheid, efficiency van de scheepvaart en preventie van en toezicht op de verontreiniging van de zee door schepen, waarbij een gelijk speelveld wordt bevorderd. Ten slotte moet de IMO de bijbehorende administratieve en juridische kwesties behandelen.

    Het verdrag is op 17 maart 1958 in werking getreden.

    Alle lidstaten zijn partij bij het verdrag.

    Alle lidstaten zijn partij bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 ("Marpol"), dat op 2 oktober 1983 in werking is getreden. De Unie is geen partij bij het Marpol.

    Alle lidstaten zijn partij bij het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, 1974 ("SOLAS"), dat op 25 mei 1980 in werking is getreden. De Unie is geen partij bij het SOLAS.

    In de ESP-code 2011 zijn voorschriften opgenomen voor een uitgebreid inspectieprogramma bij inspecties van enkelwandige en dubbelwandige bulkschepen en enkelwandige en dubbelwandige olietankschepen, overeenkomstig de bepalingen van SOLAS-voorschrift XI-1/2.

    2.2.De Internationale Maritieme Organisatie

    De IMO is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van mariene verontreiniging door schepen. Zij bepaalt wereldwijd normen voor de veiligheid, de betrouwbaarheid en de milieuprestaties van de internationale scheepvaart. Haar belangrijkste rol is een billijk en doeltreffend regelgevingskader voor de scheepvaartindustrie te creëren dat wereldwijd wordt goedgekeurd en toegepast.

    Elk land kan tot de IMO toetreden; alle EU-lidstaten zijn lid van de organisatie. De Europese Commissie heeft sinds 1974 de status van waarnemer in de IMO op grond van een samenwerkingsregeling tussen de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO) 1 en de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake aangelegenheden die voor de partijen van gemeenschappelijk belang zijn.

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu bestaat uit alle leden van de IMO en komt minstens eenmaal per jaar samen. Zij behandelt milieukwesties die onder de bevoegdheid van de IMO vallen en die verband houden met het toezicht op en de preventie van verontreiniging door schepen die onder het Marpol-verdrag valt, waaronder olie, chemicaliën die in bulk worden vervoerd, afvalwater, afval en uitstoot van schepen waaronder luchtverontreinigende stoffen en broeikasgassen. De commissie is ook bevoegd voor het beheer van ballastwater, aangroeiwerende systemen, scheepsrecycling, voorbereiding op en bestrijding van verontreiniging en de vaststelling van bijzondere gebieden en bijzonder gevoelige maritieme gebieden.

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu treft de nodige voorzieningen om de taken uit te voeren die haar zijn toegewezen in het kader van het IMO-verdrag en door de algemene vergadering of de Raad van de IMO, of de taken die haar binnen het bovengenoemde toepassingsgebied kunnen zijn toegewezen in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd. Besluiten van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en haar nevenorganen worden aangenomen door een meerderheid van de leden.

    Ook de Maritieme Veiligheidscommissie bestaat uit alle leden van de IMO en komt minstens eenmaal per jaar samen. Zij behandelt alle onderwerpen die onder de bevoegdheid van de IMO vallen en die verband houden met hulpsystemen voor de scheepvaart, de bouw en uitrusting van vaartuigen, de veiligheid van de bemanning, regels voor het voorkomen van aanvaringen, de behandeling van gevaarlijke vracht, maritieme veiligheidsprocedures en eisen, hydrografische informatie, logboeken en navigatiegegevens, onderzoek naar scheepvaartongevallen, reddingen en andere aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met de veiligheid op zee.

    De Maritieme Veiligheidscommissie treft de nodige voorzieningen om de taken uit te voeren die haar zijn toegewezen in het kader van het IMO-verdrag en door de algemene vergadering of de Raad van de IMO, of de taken die haar binnen het bovengenoemde toepassingsgebied kunnen zijn toegewezen in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd. Besluiten van de Maritieme Veiligheidscommissie en haar nevenorganen worden aangenomen door een meerderheid van de leden.

    2.3.De geplande handeling van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO

    Op haar 73e vergadering (MEPC 73) van 22 tot en met 26 oktober 2018 zal de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu wijzigingen vaststellen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Marpol betreffende het verbod op het vervoer van niet-conforme brandstofolie voor verbrandingsdoeleinden voor de voortstuwing of gebruik aan boord van een schip.

    In 2008 heeft de IMO een resolutie tot wijziging van bijlage VI bij het Marpol aangenomen met voorschriften voor de preventie van luchtverontreiniging door schepen. De herziene bijlage VI bij het Marpol is op 1 juli 2010 in werking getreden. Er werden onder meer strengere zwavelgrenswaarden voor scheepsbrandstoffen ingevoerd in gebieden voor emissiebeheersing van SOx en in zeegebieden buiten gebieden voor emissiebeheersing van SOx.

    Een belangrijk element om tot een consequente uitvoering van de wereldwijde zwavelgrenswaarde van 0,5 % te komen, is de strenge handhaving van de brandstofolienorm die is vastgelegd in voorschrift 14.1.3 van bijlage VI bij het Marpol, die van kracht wordt op 1 januari 2020. Het doel van de geplande wijzigingen van bijlage VI bij het Marpol is de doeltreffende uitvoering van voorschrift 14.1.3 te waarborgen, zodat de uitstoot door de scheepvaart van SOx en fijnstof in de atmosfeer aanzienlijk wordt verminderd.

    2.4.De geplande handeling van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO

    Op haar 100e vergadering (MSC 100) van 3 tot en met 7 december 2018 zal de Maritieme Veiligheidscommissie wijzigingen van de ESP-code vaststellen.

    Het doel daarvan is redactionele wijzigingen op te nemen waarbij alle verplichte vereisten worden vastgesteld en de tabellen en formulieren worden verbeterd. Voorts zullen die redactionele wijzigingen worden samengevoegd met nieuwe substantiële voorschriften om de recente herzieningen te verwerken van de Z10-reeks van de eenheidsregels (UR) van de Internationale Vereniging van Classificatiebureaus (IACS). Die Z10-reeks betreft het vaartuigonderzoek van olietankschepen, bulkschepen, chemicaliëntankschepen, dubbelwandige olietankschepen en dubbelwandige bulkschepen. De eenheidsregels zijn door de IACS aangenomen resoluties over onderwerpen die rechtstreeks verband houden met of vallen onder de specifieke regels en praktijken van de classificatiebureaus en de algemene filosofie waarop de regels en praktijken van classificatiebureaus zijn gevestigd. De eenheidsregels moeten worden bekrachtigd door het bestuursorgaan van elk bureau dat lid is van de IACS en moeten uiterlijk één jaar nadat ze zijn goedgekeurd door de algemene beleidsgroep van de IACS, worden opgenomen in de regels en praktijken van de bureaus die lid zijn. Eenheidsregels zijn minimumvereisten.

    3.Standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen

    3.1.Wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol

    Tijdens de 71e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 71), van 3 tot en met 7 juli 2017 in Londen, werd een nieuwe bijdrage over de "Consistente toepassing van voorschrift 14.1.3 van bijlage VI van het Marpol" goedgekeurd voor opname in de tweejaarlijkse agenda voor 2018-2019 van de subcommissie inzake de preventie en de bestrijding van verontreiniging en in de voorlopige agenda van de 5e vergadering van de subcommissie inzake de preventie en de bestrijding van verontreiniging (PPR 5), ten einde die in 2019 te voltooien.

    Tijdens PPR 5, van 5 tot en met 9 februari 2018 in Londen, werd een ontwerp opgesteld voor de wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol betreffende het verbod op het vervoer van niet-conforme brandstofolie voor verbrandingsdoeleinden voor de voortstuwing of gebruik aan boord van schepen. Tijdens de 72e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC 72), van 9 tot en met 13 april 2018 in Londen, werden de ontwerpwijzigingen van bijlage VI van het Marpol lichtjes gewijzigd en goedgekeurd voor aanneming tijdens MEPC 73.

    De wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol zijn beschreven in IMO-document MEPC 73/3. In punt 5.43 van het verslag van MEPC 72 (MEPC 72/17) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden aangenomen tijdens MEPC 73.

    3.2.Wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 (ESP-code)

    Tijdens de 5e vergadering van de subcommissie inzake scheepsontwerp en -bouw (SDC 5), van 22 tot en met 26 januari 2018 in Londen, werd eraan herinnerd dat de subcommissie inzake scheepsontwerp en -bouw tijdens haar 4e vergadering, van 13 tot en met 17 februari in Londen (SDC 4), de Internationale Vereniging van Classificatiebureaus (IACS) en het Secretariaat had gemachtigd om de ESP-code 2011 te analyseren met het oog op voorstellen voor redactionele wijzigingen waarbij alle verplichte vereisten worden vastgesteld, het formaat van tabellen en formulieren wordt verbeterd en een voortgangsverslag wordt opgesteld voor bespreking tijdens SDC 5.

    Tijdens SDC 5 werd overeengekomen dat alle substantiële bepalingen in de voetnoten van de ESP-code 2011 moeten worden opgenomen in het hoofdgedeelte van de nieuwe geconsolideerde tekst. Voorts werd overeengekomen dat het formaat van de tabellen en formulieren in de ESP-code moet worden verbeterd. Ten slotte werd overeengekomen dat de redactionele wijzigingen moeten worden samengevoegd met de nieuwe, door de IACS voorgestelde substantiële wijzigingen van de ESP-code 2011 in verband met de recente herziening van de Z10-reeks van de eenheidsregels van de IACS.

    Tijdens SDC 5 werd het voorstel gesteund om het ontwerp van de wijzigingen van de ESP-code 2011 ter goedkeuring voor te leggen tijdens de 99e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC 99), van 16 tot en met 25 mei 2018 in Londen, zodat de wijzigingen vervolgens kunnen worden aangenomen tijdens MSC 100 en in werking kunnen treden op 1 juli 2020.

    Tijdens MSC 99 werd het tijdens SDC 5 opgestelde ontwerp van de wijzigingen van de ESP-code 2011 in overweging genomen overeenkomstig de procedures voor de regelmatige actualisering van de code. Het ontwerp van de wijzigingen van de ESP-code 2011, die zijn beschreven in een ontwerp van MSC-resolutie, werd tijdens MSC 99 goedgekeurd met het oog op de aanneming ervan tijdens MSC 100.

    Het ontwerp van de MSC-resolutie betreffende de wijzigingen van de ESP-code 2011 is beschreven in bijlage 2 van het verslag over MSC 99 (MSC 99/22/Add.1). In punt 10.20 van het verslag van MSC 99 (MSC 99/22) is vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zullen worden aangenomen tijdens MSC 100.

    3.3.Relevante EU-wetgeving en EU-bevoegdheid

    3.3.1.Wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Marpol

    De vereisten van bijlage VI bij het Marpol met betrekking tot de vermindering van het zwavelgehalte van mariene brandstofolie met het oog op de vermindering van SOx-emissies zijn in EU-recht omgezet bij Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen.

    3.3.2.Wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 (ESP-code)

    Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen heeft tot doel een versnelde invoerregeling vast te stellen voor de toepassing van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp van Marpol 73/78, zoals gedefinieerd in artikel 3 van die verordening, op enkelwandige olietankschepen, en om het vervoer van zware oliesoorten naar of vanuit havens in de lidstaten in enkelwandige olietankschepen te verbieden.

    Verordening (EU) nr. 530/2012 stelt de toepassing van de keuringsregeling scheepvaart (CAS) van de IMO verplicht voor enkelwandige olietankschepen die meer dan 15 jaar oud zijn. Op grond van artikel 5 moeten dergelijke olietankschepen voldoen aan de CAS, die in artikel 6 is gedefinieerd als de bij resolutie MEPC 94(46) van 27 april 2001, zoals gewijzigd bij resolutie MEPC 99(48) van 11 oktober 2002 en resolutie MEPC 112(50) van 4 december 2003, aangenomen keuringsregeling scheepvaart. In het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen (ESP) is de wijze gespecificeerd waarop die verscherpte beoordeling moet worden uitgevoerd. Aangezien de CAS om haar doel te bereiken een beroep doet op het ESP, zijn wijzigingen van ESP-inspecties rechtstreeks en automatisch van toepassing door Verordening (EU) nr. 530/2012. Daarom zouden de wijzigingen die zullen worden aangenomen tijdens MSC 100 en die de ESP-code wijzigen, gevolgen hebben voor de EU-wetgeving door de toepassing van Verordening (EU) nr. 530/2012.

    3.3.3.EU-bevoegdheid

    De wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Marpol zouden gevolgen hebben voor de EU-wetgeving door de toepassing van Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen.

    De wijzigingen van de ESP-code 2011 zouden gevolgen hebben voor de EU-wetgeving door de toepassing van Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

    Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het lichaam of partij is bij de overeenkomst. 2

    Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt". 3

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO zijn lichamen die zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

    De door de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De geplande handelingen kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de regelgeving van de EU, namelijk Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen.

    Dit is het geval omdat Richtlijn (EU) 2016/802 een afspiegeling is van de vereisten inzake zwavel van bijlage VI van het Marpol en omdat Verordening (EU) nr. 530/2012 de toepassing van de keuringsregeling scheepvaart (CAS) van de IMO verplicht stelt en de CAS gebruikgemaakt van het uitgebreide insectieprogramma (ESP) als instrument om haar doel te bereiken.

    Daarom zouden de wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI van het Marpol en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 (ESP-code) gevolgen kunnen hebben op de wetgeving van de EU door de toepassing van Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen.

    De geplande handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

    De procedurele rechtsgrondslag voor de voorgestelde besluiten is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de geplande handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De hoofddoelstelling en de inhoud van de geplande handeling hebben betrekking op vervoer over zee. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    2018/0325 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie ten aanzien van de vaststelling van wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1)Het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) [zie punt 10.8 van de Interinstitutionele schrijfwijzer] is op 17 maart 1958 in werking getreden. De IMO is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging van de zee en de lucht door schepen.

    2) Volgens artikel 38, onder a), van het Verdrag inzake de IMO voert de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu taken uit die haar zijn of kunnen worden toegewezen door de IMO in het kader van internationale verdragen voor de preventie van en het toezicht op mariene verontreiniging door schepen, met name wat betreft de vaststelling en de wijziging van voorschriften en andere bepalingen.

    3)Volgens artikel 28, onder b), van het Verdrag inzake de IMO treft de Maritieme Veiligheidscommissie voorzieningen voor de uitvoering van de taken die haar overeenkomstig dat verdrag zijn toegewezen door de algemene vergadering of de Raad van de IMO, of van de taken die haar binnen het toepassingsgebied van dat artikel kunnen zijn toegewezen in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd.

    4)Het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen ("Marpol-verdrag") is op 2 oktober 1983 in werking getreden.

    5)Volgens artikel 16, lid 2, onder c), van het Marpol-verdrag kunnen wijzigingen daarvan worden vastgesteld door de aangewezen instantie, in dit geval de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu.

    6) De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu zal tijdens haar 73e vergadering, van 22 tot en met 26 oktober 2018 (MEPC 73), wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol-verdrag vaststellen.

    7)De Maritieme Veiligheidscommissie zal tijdens haar 100e vergadering, van 3 tot en met 7 december 2018 (MSC 100), wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 (ESP-code 2011) vaststellen.

    8) Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens MEPC 73, omdat de wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol-verdrag een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad 4 .

    9)Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens MSC 100, omdat de wijzigingen van de ESP-code 2011 een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad 5 .

    10)De wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Marpol-verdrag betreffende het verbod op het vervoer van niet-conforme brandstofolie voor verbrandingsdoeleinden voor de voortstuwing of gebruik aan boord van een schip, moeten een strenge handhaving waarborgen van de brandstofolienorm die is vastgelegd in voorschrift 14.1.3 van bijlage VI bij het Marpol-verdrag, die in werking treedt op 1 januari 2020.

    11)In de wijzigingen van de ESP-code 2011 moeten redactionele wijzigingen worden opgenomen waarbij alle verplichte vereisten worden vastgesteld en de tabellen en formulieren worden verbeterd; daarnaast moeten de redactionele wijzigingen worden samengevoegd met de nieuwe substantiële voorschriften om de recente herzieningen te verwerken van de Z10-reeks van de eenheidsregels van de Internationale Vereniging van Classificatiebureaus.

    12)Het standpunt van de Unie moet worden uitgedrukt door de gezamenlijk in het belang van de Unie optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 73e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 14.1 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen die zijn opgenomen in IMO-document MEPC 73/3.

    Artikel 2

    Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 100e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 die zijn opgenomen in bijlage 2 bij IMO-document MSC 99/22/Add.1.

    Artikel 3

    1. Het in artikel 1 genoemde standpunt moet worden uitgedrukt door de gezamenlijk optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO.

    2. Het in artikel 2 genoemde standpunt moet worden uitgedrukt door de gezamenlijk optredende lidstaten van de Unie die lid zijn van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO.

    3. Kleine wijzigingen in de in de artikelen 1 en 2 genoemde standpunten kunnen worden overeengekomen zonder nader besluit van de Raad.

    Artikel 4

    Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    De naam werd in 1982 veranderd in Internationale Maritieme Organisatie.
    (2)    Zaak C-399/12 Duitsland/Raad (OIV), ECLI:EU:C:2014:2258, punt 64.
    (3)    Zaak C-399/12 Duitsland/Raad (OIV), ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 tot en met 64.
    (4)    Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58).
    (5)    Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 3).
    Top