EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0606

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake de sluiting van de Regeling met het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

COM/2018/606 final

Brussel, 3.9.2018

COM(2018) 606 final

2018/0316(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake de sluiting van de Regeling met het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 1 is het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht ("eu-LISA" of "het Agentschap") opgericht met het oog op het operationeel beheer van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac en, eventueel, de opzet, de ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, maar uitsluitend indien daarin is voorzien in een wetgevingsinstrument ter zake dat gebaseerd is op de artikelen 67 tot en met 89 VWEU. De technische ondersteuning voor een afzonderlijk veilig kanaal voor elektronische verzending ("DubliNet") dat krachtens artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie tot stand is gebracht en door de voor asiel bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt gebruikt voor de uitwisseling van informatie over personen die om internationale bescherming verzoeken, is op 31 juli 2014 op grond van een overeenkomst inzake het niveau van de dienstverlening overgeheveld van de Commissie naar eu-LISA. Sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2017/2226 2 op 29 december 2017 is eu-LISA verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het operationeel beheer van het inreis-uitreissysteem (EES). In artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1077/2011 is het volgende bepaald: "Regelingen betreffende onder meer de aard en de omvang van, alsook de nadere regels voor de deelname van de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen ten aanzien van de financiële bijdragen, het personeel en het stemrecht, worden getroffen krachtens de desbetreffende bepalingen van de associatieovereenkomsten." De in artikel 37 bedoelde landen zijn IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland, hierna "geassocieerde landen" genoemd.

De deelname van geassocieerde landen aan de werkzaamheden van het Agentschap is een noodzakelijke stap gezien hun betrokkenheid bij het Schengenacquis en bij maatregelen in verband met Dublin en Eurodac en hun deelname aan de grootschalige IT-systemen die door het Agentschap worden beheerd. Op basis daarvan heeft de Commissie op 29 februari 2012 een aanbeveling voorgelegd aan de Raad om de Commissie te machtigen tot het openen van onderhandelingen over een regeling tussen de Europese Unie, enerzijds, en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, anderzijds, inzake de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Op 24 juli 2012 heeft de Commissie van de Raad de machtiging gekregen onderhandelingen met IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland te openen over een regeling inzake de wijze waarop deze landen deelnemen aan het Agentschap.

Er werd met alle geassocieerde landen tegelijk onderhandeld, in meerdere onderhandelingsronden. De directeur-generaal van het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken heeft de geassocieerde landen bij brief van 21 april 2016 erop gewezen dat Noorwegen en Zwitserland Verordening (EU) nr. 1077/2011 formeel zouden moeten aannemen in de zin van de betrokken associatieovereenkomst, alvorens tot het paraferen van de regeling kon worden overgegaan. Zowel Zwitserland als Noorwegen heeft aan de Raad meegedeeld te hebben voldaan aan zijn grondwettelijke vereisten voor het aannemen van Verordening (EU) nr. 1077/2011 – respectievelijk op 11 april 2017 en op 16 augustus 2017. Vervolgens moest de ontwerpregeling worden aangepast, onder meer naar aanleiding van de inwerkingtreding van de EES-verordening en met het oog op de dekking van latere Dublin-systemen.

De lidstaten zijn geïnformeerd en geraadpleegd in de desbetreffende werkgroepen van de Raad.

De definitieve tekst van de ontwerpregeling is op 15 juni 2018 geparafeerd.

2.RESULTATEN VAN DE ONDERHANDELINGEN

De Commissie is van oordeel dat de doelstellingen die de wetgever in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1077/2011 en de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren heeft vastgesteld, zijn bereikt en dat de ontwerpregeling aanvaardbaar is voor de Unie.

Samengevat heeft de ontwerpregeling betrekking op:

de volledige deelname van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de activiteiten van het Agentschap [artikel 1], de vertegenwoordiging in de raad van bestuur van het Agentschap met tot bepaalde besluiten beperkt stemrecht [artikel 2], de vertegenwoordiging in de adviesgroepen van het Agentschap met stemrecht beperkt tot in artikel 2 bedoelde besluiten[artikel 3], de jaarlijkse financiële bijdrage van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de begroting van het Agentschap (voor het SIS, het VIS, DubliNet en het EES berekend op basis van het bbp van het betrokken land als procentueel aandeel van het bbp van alle landen die deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap, en voor Eurodac berekend als een vast, voor elk land specifiek procentueel aandeel van de betrokken kredieten voor het begrotingsjaar) [artikel 4 en bijlage I]. Andere onderwerpen die in de ontwerpregeling zijn vastgelegd, zijn de juridische status van het Agentschap in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland [artikel 5], de aansprakelijkheid van het Agentschap ten aanzien van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland [artikel 6], de erkenning door IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland van de bevoegdheid van het Hof van Justitie met betrekking tot het Agentschap [artikel 7], de voorrechten en immuniteiten van het Agentschap in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland en een afwijking van het personeelsstatuut op grond waarvan onderdanen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland op contractbasis in dienst kunnen worden genomen door het Agentschap [artikel 9]. Ten slotte bevat de ontwerpregeling bepalingen inzake fraudebestrijding [artikel 10], geschillenbeslechting [artikel 12], inwerkingtreding [artikel 14] en geldigheid en beëindiging [artikel 15].

3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Het onderhavige voorstel voor een besluit van de Raad wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 74, artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218 VWEU.

Het vormt het juridische instrument voor de sluiting van de regeling. De Raad zal met gekwalificeerde meerderheid een besluit nemen. 

De bevoegdheid van de EU om deze regeling te sluiten is expliciet vastgelegd in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1077/2011: "Regelingen betreffende onder meer de aard en de omvang van, alsook de nadere regels voor de deelname van de landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen ten aanzien van de financiële bijdragen, het personeel en het stemrecht, worden getroffen krachtens de desbetreffende bepalingen van de associatieovereenkomsten."

Overeenkomstig artikel 218, lid 6, onder a), punt v), VWEU is voor de sluiting van deze regeling de goedkeuring van het Europees Parlement vereist.

De regeling stelt IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland in staat om met beperkt stemrecht deel te nemen aan de werkzaamheden van het Agentschap en voorziet in adequate financiële bijdragen aan het Agentschap.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Artikel 4 en bijlage I van de ontwerpregeling betreffen de jaarlijkse financiële bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de begroting van het Agentschap.

5.CONCLUSIE

Gezien de hierboven vermelde onderhandelingsresultaten stelt de Commissie voor dat de Raad, na de goedkeuring van het Europees Parlement te hebben verkregen, zijn goedkeuring hecht aan de regeling tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over de deelname van deze landen aan het Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

2018/0316 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

inzake de sluiting van de Regeling met het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 74, artikel 77, lid 2, onder a) en b), artikel 78, lid 2, onder e), artikel 79, lid 2, onder c), artikel 82, lid 1, onder d), artikel 85, lid 1, artikel 87, lid 2, onder a), en artikel 88, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), punt v), VWEU,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De regeling tussen de Europese Unie, enerzijds, en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein, anderzijds, over de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht is overeenkomstig Besluit 2018/XX van de Raad van {…} op {…} door {…} ondertekend, in afwachting van de sluiting ervan.

(2)Zoals wordt toegelicht in overweging 33 van Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad 3 , neemt het Verenigd Koninkrijk deel aan de aanneming en toepassing van die verordening en is deze bindend voor dat land. Ierland heeft na de vaststelling van die verordening verzocht om deelname aan de verordening overeenkomstig protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("protocol betreffende het Schengenacquis"), en protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij dienen dan ook uitvoering te geven aan artikel 37 van de verordening door deel te nemen aan dit besluit. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen daarom deel aan dit besluit.

(3)Zoals wordt toegelicht in overweging 32 van Verordening (EU) nr. 1077/2011, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming en toepassing van die verordening en is deze niet bindend voor dat land. Denemarken neemt dan ook niet deel aan dit besluit. Aangezien dit besluit, voor zover het betrekking heeft op het bij Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad 4 en bij Besluit 2007/533/JBZ van de Raad 5 ingestelde Schengeninformatiesysteem (SIS II), op het bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad 6 ingestelde Visuminformatiesysteem (VIS) en op het bij Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad 7 ingestelde inreis-uitreissysteem (EES), voortbouwt op het Schengenacquis, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden na de aanneming van dit besluit te beslissen of het dit instrument in zijn nationaal recht zal omzetten. Overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin 8 , moet Denemarken de Commissie ervan in kennis stellen of het de inhoud van dit besluit zal toepassen, voor zover dit betrekking heeft op Eurodac en DubliNet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De regeling tussen de Europese Unie en IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland over de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht wordt hierbij namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de regeling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie de in artikel 14, lid 4, van de regeling bedoelde akte van goedkeuring neer te leggen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1).
(2)    Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).
(3)    Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1).
(4)    Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).
(5)    Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).
(6)    Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).
(7)    Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).
(8)    PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38.
Top

Brussel, 3.9.2018

COM(2018) 606 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

inzake de sluiting van de Regeling met het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over de deelname van deze landen aan het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht


BIJLAGE

REGELING

tussen de Europese Unie, enerzijds, en het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek IJsland, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein, anderzijds, over de deelname van deze landen aan

het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht

DE EUROPESE UNIE,

enerzijds, en

HET KONINKRIJK NOORWEGEN,

hierna "Noorwegen" genoemd,

DE REPUBLIEK IJSLAND,

hierna "IJsland" genoemd,

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,

hierna "Zwitserland" genoemd, en

HET VORSTENDOM LIECHTENSTEIN,

hierna "Liechtenstein" genoemd,

anderzijds,

Gezien de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 1 (hierna "de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen" genoemd),

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend 2 (hierna "de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac" genoemd),

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 3 (hierna "de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen" genoemd),

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend 4 (hierna "de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac" genoemd),

Gezien het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 5 (hierna "het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen" genoemd),

Gezien het Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend 6 (hierna "het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac" genoemd),

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

(1)Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (hierna "het Agentschap" genoemd) is door de Europese Unie opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 7 (hierna "de verordening" genoemd).

(2)Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt de verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II, het VIS en het EES, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen. Voor zover zij betrekking heeft op Eurodac en DubliNet, is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac.

(3)Wat Zwitserland betreft, houdt de verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II, het VIS en het EES, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen. Voor zover zij betrekking heeft op Eurodac en DubliNet, is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac.

(4)Wat Liechtenstein betreft, houdt de verordening, voor zover zij betrekking heeft op SIS II, het VIS en het EES, een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen. Voor zover zij betrekking heeft op Eurodac en DubliNet, is deze verordening een nieuwe maatregel in de zin van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac.

(5)In de verordening is bepaald dat regelingen betreffende onder meer de aard en de omvang van, alsook de nadere regels voor de deelname van de bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de Dublin- en Eurodac-maatregelen betrokken landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen ten aanzien van de financiële bijdragen, het personeel en het stemrecht, moeten worden getroffen krachtens de desbetreffende bepalingen van de associatieovereenkomsten.

(6)De wijze waarop IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland worden betrokken bij de activiteiten van nieuwe organen die door de Europese Unie worden opgericht in het kader van de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis en de Eurodac-maatregelen, wordt in de associatieovereenkomsten niet behandeld, en bepaalde aspecten van de betrokkenheid bij het Agentschap moeten worden geregeld in een aanvullende regeling tussen de overeenkomstsluitende partijen.

(7)Omdat Eurostat geen bnp-cijfers meer verzamelt, moeten de financiële bijdragen van Noorwegen en IJsland net als voor Zwitserland en Liechtenstein worden berekend op basis van bbp-cijfers, ondanks de verwijzing naar het bruto nationaal product in de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen en de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1
Mate van deelname

IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland nemen volledig deel aan de activiteiten van het Agentschap zoals omschreven in de verordening en overeenkomstig de voorwaarden van deze regeling.

Artikel 2
Raad van bestuur

1.IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland worden in de raad van bestuur van het Agentschap vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 13, lid 5, van de verordening.

2.Hun stemrecht is beperkt tot de informatiesystemen waaraan zij deelnemen, meer bepaald tot besluiten inzake:

·tests en technische specificaties in verband met de ontwikkeling en het operationeel beheer van de systemen en de communicatie-infrastructuur;

·taken met betrekking tot opleiding in het technische gebruik van SIS II, het VIS, Eurodac en het EES, op grond van respectievelijk de artikelen 3, 4, 5 en 5 bis van de verordening, behalve wanneer het de vaststelling van het gemeenschappelijke kerncurriculum betreft;

·taken met betrekking tot opleiding in het technische gebruik van andere grootschalige informatiesystemen, op grond van artikel 6 van de verordening, behalve wanneer het de vaststelling van het gemeenschappelijke kerncurriculum betreft;

·de vaststelling van de verslagen over de technische werking van SIS II, het VIS en het EES, op grond van artikel 12, lid 1, onder t), van de verordening;

·de vaststelling van het jaarverslag over de activiteiten van het centraal systeem van Eurodac, op grond van artikel 12, lid 1, onder u), van de verordening;

·de vaststelling van de verslagen over de ontwikkeling van het EES, op grond van artikel 12, lid 1, onder s bis), van de verordening;

·de bekendmaking van statistieken over SIS II, op grond van artikel 12, lid 1, onder w), van de verordening;

·de samenstelling van statistieken over de werkzaamheden van het centraal systeem van Eurodac, op grond van artikel 12, lid 1, onder x), van de verordening;

·de bekendmaking van statistieken over het EES, op grond van artikel 12, lid 1, onder x bis), van de verordening;

·de jaarlijkse bekendmaking van de lijst van bevoegde autoriteiten die gemachtigd zijn tot directe bevraging van de in SIS II opgenomen gegevens, op grond van artikel 12, lid 1, onder y), van de verordening;

·de jaarlijkse bekendmaking van de lijst van diensten overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) nr. 603/2013, op grond van artikel 12, lid 1, onder z), van de verordening;

·de lijst van bevoegde autoriteiten, op grond van artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226;

·verslagen over de technische werking van andere grootschalige IT-systemen waarmee het Agentschap is belast uit hoofde van een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel die een ontwikkeling inhoudt van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen of uit hoofde van een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac;

·de bekendmaking van statistieken over andere grootschalige IT-systemen waarmee het Agentschap is belast uit hoofde van een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel die een ontwikkeling inhoudt van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen of uit hoofde van een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac;

·de jaarlijkse bekendmaking van de lijst van bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot de gegevens die zijn geregistreerd in andere grootschalige IT-systemen waarmee het Agentschap is belast uit hoofde van een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel die een ontwikkeling inhoudt van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen of uit hoofde van een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac.

Indien de bovenbedoelde besluiten worden genomen in het kader van het meerjarige en/of het jaarlijkse werkprogramma, moeten de stemprocedures in de raad van bestuur IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland in staat stellen hun stem uit te brengen.

3.IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland mogen over alle kwesties ten aanzien waarvan zij niet stemgerechtigd zijn, hun standpunt kenbaar maken.

Artikel 3
Adviesgroepen

1.IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland worden in de adviesgroepen van het Agentschap vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de verordening.

2.Zij hebben stemrecht met betrekking tot de adviezen van de adviesgroepen over de in artikel 2 bedoelde besluiten.

3.Zij mogen over alle kwesties ten aanzien waarvan zij niet stemgerechtigd zijn, hun standpunt kenbaar maken.

Artikel 4
Financiële bijdrage

1.Zowel IJsland, Liechtenstein, Noorwegen als Zwitserland levert enkel voor de informatiesystemen waaraan het betrokken land deelneemt, een bijdrage aan de ontvangsten van het Agentschap.

2.De bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland tot de ontvangsten van het Agentschap bestaan, met betrekking tot SIS II en het VIS, in een jaarlijks bedrag berekend overeenkomstig het percentage van hun bruto binnenlands product (bbp) in verhouding tot het bbp van alle deelnemende landen overeenkomstig de formule in bijlage I, conform artikel 11, lid 3, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en artikel 3 van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen, waarin wordt verwezen naar het bijdragestelsel als vastgesteld in artikel 11, lid 3, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en in afwijking van artikel 12, lid 1, van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, waarin wordt verwezen naar het bruto nationaal product.

3.De bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland tot de ontvangsten van het Agentschap bestaan, met betrekking tot het EES, in een jaarlijks bedrag berekend overeenkomstig het percentage van hun bruto binnenlands product (bbp) in verhouding tot het bbp van alle deelnemende landen overeenkomstig de formule in bijlage I, conform artikel 11, lid 3, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en artikel 3 van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen, waarin wordt verwezen naar het bijdragestelsel als vastgesteld in artikel 11, lid 3, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en in afwijking van artikel 12, lid 1, van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, waarin wordt verwezen naar het bruto nationaal product.

4.De bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland tot de ontvangsten van het Agentschap bestaan, met betrekking tot Eurodac, in een jaarlijks bedrag, berekend volgens de formule in bijlage I overeenkomstig artikel 9, lid 1, eerste alinea, van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, artikel 8, lid 1, eerste alinea, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en artikel 6 van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac.

5.De bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland tot de ontvangsten van het Agentschap bestaan, met betrekking tot DubliNet, in een jaarlijks bedrag berekend overeenkomstig het percentage van hun bruto binnenlands product (bbp) in verhouding tot het bbp van alle deelnemende landen overeenkomstig de formule in bijlage I, conform artikel 8, lid 1, tweede alinea, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en artikel 3 van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac, waarin wordt verwezen naar het bijdragestelsel als vastgesteld in artikel 8, lid 1, tweede alinea, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en in afwijking van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, waarin wordt verwezen naar het bruto nationaal product.

6.Wat de titels 1 en 2 van de begroting van het Agentschap betreft, is de in de leden 2 en 4 bedoelde financiële bijdrage verschuldigd vanaf 1 december 2012, de datum waarop het Agentschap zijn verantwoordelijkheden heeft opgenomen. De in lid 5 bedoelde financiële bijdrage is verschuldigd vanaf 31 juli 2014, de datum waarop de technische ondersteuning voor het operationeel beheer van DubliNet werd overgedragen aan het Agentschap. De in lid 3 bedoelde financiële bijdrage is verschuldigd vanaf 29 december 2017, de datum waarop het Agentschap werd belast met de ontwikkeling en het operationeel beheer van het EES. De financiële bijdrage is verschuldigd vanaf de dag na de inwerkingtreding van deze regeling, inclusief de bedragen die verschuldigd zijn voor de periode tussen 1 december 2012 en de datum van inwerkingtreding van de regeling.

Wat titel 3 van de begroting van het Agentschap betreft, is de in de leden 2 en 4 bedoelde financiële bijdrage verschuldigd vanaf 1 december 2012, de in lid 5 bedoelde financiële bijdrage vanaf 31 juli 2014 en de in lid 3 bedoelde financiële bijdrage vanaf 29 december 2017 op basis van de respectieve associatieovereenkomsten.

7.Wanneer een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel die een ontwikkeling inhoudt van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen, het mandaat van het Agentschap uitbreidt door het Agentschap te belasten met de ontwikkeling en/of het operationeel beheer van andere grootschalige informatiesystemen, bestaan de bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de ontvangsten van het Agentschap in een jaarlijks bedrag berekend overeenkomstig het percentage van hun bruto binnenlands product (bbp) in verhouding tot het bbp van alle deelnemende landen overeenkomstig de formule in bijlage I, conform artikel 11, lid 3, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en artikel 3 van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen, waarin wordt verwezen naar het bijdragestelsel als vastgesteld in artikel 11, lid 3, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en in afwijking van artikel 12, lid 1, van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, waarin wordt verwezen naar het bruto nationaal product.

8.Wanneer een nieuwe wetgevingshandeling of -maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac, het mandaat van het Agentschap uitbreidt door het Agentschap te belasten met de ontwikkeling en/of het operationeel beheer van andere grootschalige informatiesystemen, bestaan de bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de ontvangsten van het Agentschap in een jaarlijks bedrag berekend overeenkomstig het percentage van hun bruto binnenlands product (bbp) in verhouding tot het bbp van alle deelnemende landen overeenkomstig de formule in bijlage I, conform artikel 8, lid 1, tweede alinea, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en artikel 3 van het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac, waarin wordt verwezen naar het bijdragestelsel als vastgesteld in artikel 8, lid 1, tweede alinea, van de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en in afwijking van artikel 9, lid 1, tweede alinea, van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, waarin wordt verwezen naar het bruto nationaal product.

9.Indien IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland al in het kader van andere EU-financieringsinstrumenten hebben bijgedragen aan de ontwikkeling of het operationeel beheer van een grootschalig IT-systeem, of indien de ontwikkeling en/of het operationeel beheer van een grootschalig IT-systeem wordt gefinancierd door vergoedingen of andere bestemmingsontvangsten, worden de betrokken bijdragen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan het Agentschap dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 5
Juridische status

Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid naar IJslands, Liechtensteins, Noors en Zwitsers recht en geniet in deze landen de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van deze landen aan rechtspersonen wordt verleend. Het Agentschap kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 6
Aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van het Agentschap wordt geregeld bij artikel 24, leden 1, 3 en 5, van de verordening.

Artikel 7
Hof van Justitie

IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland erkennen de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het Agentschap in de zin van artikel 24, leden 2 en 4, van de verordening.

Artikel 8
Voorrechten en immuniteiten

IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland passen op het Agentschap en op het personeel van het Agentschap regels betreffende voorrechten en immuniteiten toe die zijn afgeleid van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie en zijn vastgesteld in bijlage II bij deze regeling, alsook alle regels die uit hoofde van dat protocol zijn vastgesteld met betrekking tot personeelsaangelegenheden van het Agentschap.

Artikel 9
Personeel van het Agentschap 

1.Overeenkomstig artikel 20, lid 1, en artikel 37 van de verordening zijn het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Unie met het oog op de toepassing van dit statuut, en de regels die door het Agentschap zijn vastgesteld op grond van artikel 20, lid 8, van de verordening, van toepassing op onderdanen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland die door het Agentschap worden aangeworven.

2.In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), en artikel 82, lid 3, onder a), van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, kunnen onderdanen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland die in het bezit zijn van al hun burgerrechten, op contractbasis in dienst worden genomen door de uitvoerend directeur van het Agentschap overeenkomstig de door het Agentschap vastgestelde regels voor de selectie en aanwerving van personeel.

3.Artikel 20, lid 6, van de verordening is van overeenkomstige toepassing op onderdanen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.

4.Onderdanen van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland kunnen echter niet worden benoemd tot uitvoerend directeur van het Agentschap.

Artikel 10
Gedetacheerde ambtenaren en deskundigen

Voor gedetacheerde ambtenaren en deskundigen gelden de volgende bepalingen:

a) alle emolumenten, vergoedingen en andere betalingen die door het Agentschap worden betaald, worden vrijgesteld van nationale belastingen;

ii) mits deze ambtenaren en deskundigen blijven vallen onder het socialezekerheidsstelsel van het land waaruit zij naar het Agentschap worden gedetacheerd, worden zij vrijgesteld van alle verplichte bijdragen aan de socialezekerheidsinstellingen van de landen van vestiging van het Agentschap. Tijdens deze periode worden zij bijgevolg niet gedekt door het socialezekerheidsstelsel van het land van vestiging van het Agentschap waar zij werken, tenzij zij zich vrijwillig aansluiten bij het socialezekerheidsstelsel van dat land.

De bepalingen van deze alinea zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van het gezin van de gedetacheerde deskundigen, tenzij zij in dienst zijn van een andere werkgever dan het Agentschap of een socialezekerheidsuitkering ontvangen uit een land van vestiging van het Agentschap.

Artikel 11
Fraudebestrijding

1.Wat Noorwegen betreft, zijn de bepalingen van artikel 35 van de verordening van toepassing en kunnen het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer hun bevoegdheden uitoefenen.

OLAF en de Rekenkamer stellen Riksrevisjonen tijdig in kennis van hun eventuele voornemen om een controle of audit ter plaatse uit te voeren, zodat deze, indien de Noorse autoriteiten dat wensen, samen met Riksrevisjonen kan worden verricht.

2.Wat IJsland betreft, zijn de bepalingen van artikel 35 van de verordening van toepassing en kunnen het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Rekenkamer hun bevoegdheden uitoefenen.

OLAF en de Rekenkamer stellen Ríkisendurskoðun tijdig in kennis van hun eventuele voornemen om een controle of audit ter plaatse uit te voeren, zodat deze, indien de IJslandse autoriteiten dat wensen, samen met Ríkisendurskoðun kan worden verricht. 

3.Wat Zwitserland betreft, gelden de in bijlage III opgenomen bepalingen betreffende artikel 35 van de verordening inzake de door de EU in Zwitserland uit te oefenen financiële controle op Zwitserse deelnemers aan activiteiten van het Agentschap.

4.Wat Liechtenstein betreft, gelden de in bijlage IV opgenomen bepalingen betreffende artikel 35 van de verordening inzake de door de EU in Liechtenstein uit te oefenen financiële controle op Liechtensteinse deelnemers aan activiteiten van het Agentschap.

Artikel 12
Geschillenbeslechting

1.Geschillen over de toepassing van deze regeling worden officieel op de agenda van het Gemengd Comité op ministerieel niveau geplaatst.

2.Vanaf de datum van aanneming van de agenda waarop het geschil is geplaatst, beschikt het Gemengd Comité over negentig dagen om het geschil te beslechten.

3.Indien een geschil over Schengen-aangelegenheden niet binnen de in lid 2 genoemde negentig dagen door het Gemengd Comité kan worden beslecht, wordt deze termijn met dertig dagen verlengd om tot een definitieve oplossing te komen. Indien dan nog geen definitieve oplossing is bereikt, wordt deze regeling zes maanden na de termijn van dertig dagen beëindigd ten aanzien van het land waarmee het geschil loopt.

4.Indien een geschil over Eurodac-aangelegenheden niet binnen de in lid 2 genoemde negentig dagen door het Gemengd Comité kan worden beslecht, wordt deze termijn met negentig dagen verlengd om tot een definitieve oplossing te komen. Indien het Gemengd Comité aan het einde van die periode nog geen besluit heeft genomen, wordt deze regeling aan het einde van de laatste dag van die periode geacht te zijn beëindigd ten aanzien van het land waarmee het geschil loopt.

Artikel 13
Bijlagen

De bijlagen bij deze regeling vormen een integrerend deel van deze regeling.

Artikel 14
Inwerkingtreding

1.De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is depositaris van deze regeling.

2.De Europese Unie, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland keuren deze regeling conform hun eigen procedures goed.

3.Voor de inwerkingtreding van deze regeling is de goedkeuring door de Europese Unie en door ten minste een andere partij bij deze regeling vereist.

4.Deze regeling treedt ten aanzien van een partij bij deze regeling in werking op de eerste dag van de eerste maand nadat de partij de akte van goedkeuring bij de depositaris heeft neergelegd.

Artikel 15
Geldigheid en beëindiging

1.Deze regeling wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

2.Wat IJsland en Noorwegen betreft, vervalt deze regeling zes maanden nadat de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen door IJsland of door Noorwegen of bij besluit van de Raad van de Europese Unie wordt opgezegd of anderszins wordt beëindigd overeenkomstig de procedures van artikel 8, lid 4, artikel 11, lid 3, of artikel 16 van die overeenkomst. Evenzo vervalt de regeling zes maanden nadat de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac wordt beëindigd of opgezegd overeenkomstig de procedures van artikel 4, lid 7, artikel 8, lid 3, of artikel 15 van die overeenkomst.

In de overeenkomst bedoeld in artikel 17 van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, wordt ook ingegaan op de gevolgen van de beëindiging van deze regeling.

3.Wat Zwitserland betreft, vervalt deze regeling zes maanden nadat de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen door Zwitserland of bij besluit van de Raad van de Europese Unie wordt opgezegd of anderszins wordt beëindigd overeenkomstig de procedures van artikel 7, lid 4, artikel 10, lid 3, of artikel 17 van die overeenkomst. Evenzo vervalt de regeling zes maanden nadat de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac wordt beëindigd of opgezegd overeenkomstig de procedures van artikel 4, lid 7, artikel 7, lid 3, of artikel 16 van die overeenkomst.

4.Wat Liechtenstein betreft, vervalt deze regeling zes maanden nadat het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen door Liechtenstein of bij besluit van de Raad van de Europese Unie wordt opgezegd of anderszins wordt beëindigd overeenkomstig de procedures van artikel 3, artikel 5, lid 4, artikel 11, lid 1, of artikel 11, lid 3, van dat protocol. Evenzo vervalt de regeling zes maanden nadat het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac wordt beëindigd of opgezegd overeenkomstig de procedures van artikel 3, artikel 5, lid 7, artikel 11, lid 1, of artikel 11, lid 3, van dat protocol.

5.Deze regeling wordt opgesteld in een enkel exemplaar in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de IJslandse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Noorse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.



BIJLAGE I

Formule voor de berekening van de bijdrage

1.De in artikel 32, lid 1, onder b), van de verordening bedoelde financiële bijdrage van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland aan de ontvangsten van het Agentschap wordt als volgt berekend:

Titel 3

1.1.Met betrekking tot SIS II, het VIS, het EES en andere grootschalige informatiesystemen waarmee het Agentschap wordt belast uit hoofde van een wetgevingshandeling of -maatregel die een ontwikkeling inhoudt van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Schengen, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Schengen en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Schengen, worden de meest actuele definitieve bbp-cijfers van elk geassocieerd land die beschikbaar zijn ten tijde van de facturering in jaar n+1 voor jaar n, gedeeld door de som van de voor jaar n beschikbare bbp-cijfers van alle aan het Agentschap deelnemende landen. Om de bijdrage voor elk geassocieerd land te berekenen, wordt het aldus verkregen percentage vermenigvuldigd met de totale betalingen die in jaar n in het kader van titel 3 van de begroting van het Agentschap zijn uitgevoerd voor de bovengenoemde systemen.

1.2.Met betrekking tot Eurodac bestaat de bijdrage van elk geassocieerd land in een vast procentueel jaarlijks aandeel van de betrokken begrotingskredieten voor het begrotingsjaar (0,071 % voor Liechtenstein, 4,995 % voor Noorwegen, 0,1 % voor IJsland en 7,286 % voor Zwitserland). De bijdrage van elk geassocieerd land wordt in jaar n+1 berekend door het vaste percentage te vermenigvuldigen met de totale betalingen die in jaar n in het kader van titel 3 van de begroting van het Agentschap voor Eurodac zijn uitgevoerd.

1.3.Met betrekking tot DubliNet en andere grootschalige informatiesystemen waarmee het Agentschap wordt belast uit hoofde van een wetgevingshandeling of -maatregel in de zin van de associatieovereenkomst met IJsland en Noorwegen inzake Dublin/Eurodac, de associatieovereenkomst met Zwitserland inzake Dublin/Eurodac en het associatieprotocol met Liechtenstein inzake Dublin/Eurodac, worden de meest actuele definitieve bbp-cijfers van elk geassocieerd land die beschikbaar zijn ten tijde van de facturering in jaar n+1 voor jaar n, gedeeld door de som van de voor jaar n beschikbare bbp-cijfers van alle aan het Agentschap deelnemende landen. Om de bijdrage voor elk geassocieerd land te berekenen, wordt het aldus verkregen percentage vermenigvuldigd met de totale betalingen die in jaar n in het kader van titel 3 van de begroting van het Agentschap zijn uitgevoerd voor de bovengenoemde systemen.

Titels 1 en 2

1.4.De bijdrage die elk geassocieerd land in het kader van de titels 1 en 2 van de begroting van het Agentschap levert voor de in de punten 1.1, 1.2 en 1.3 bedoelde systemen, wordt berekend door de meest recente definitieve bbp-cijfers van ieder geassocieerd land die beschikbaar zijn ten tijde van de facturering in jaar n+1 voor jaar n, te delen door de som van de voor jaar n beschikbare bbp-cijfers van alle aan het Agentschap deelnemende landen. Het aldus verkregen percentage wordt vermenigvuldigd met de totale betalingen die in jaar n in het kader van de titels 1 en 2 van de begroting van het Agentschap zijn uitgevoerd voor de in de punten 1.1, 1.2 en 1.3 bedoelde systemen.

1.5.Indien het Agentschap wordt belast met meer grootschalige IT-systemen, waaraan de geassocieerde landen niet deelnemen, wordt de berekening van de bijdrage van de geassocieerde landen in het kader van de titels 1 en 2 dienovereenkomstig aangepast.

2.De financiële bijdrage wordt betaald in euro.

3.Elk geassocieerd land betaalt zijn financiële bijdrage uiterlijk 45 dagen na ontvangst van de debetnota. Voor elke te late betaling van de bijdrage is achterstandsrente verschuldigd over het vanaf de vervaldatum nog te betalen bedrag. Het rentepercentage is de in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte rentevoet die de Europese Centrale Bank op de eerste kalenderdag van de maanden van de vervaldag toepast voor haar basisherfinancieringstransacties, verhoogd met 3,5 procentpunten.

4.In geval van wijziging van de financiële bijdrage van de Europese Unie in de algemene begroting van de Europese Unie overeenkomstig artikel 41 van het Financieel Reglement 8 wordt de financiële bijdrage van elk geassocieerd land overeenkomstig deze bijlage aangepast.



BIJLAGE II

Voorrechten en immuniteiten

1.De gebouwen en terreinen van het Agentschap zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van het Agentschap kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.

2.Het archief van het Agentschap is onschendbaar.

3.Het Agentschap, zijn bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen.

Over goederen en diensten die voor officieel gebruik uit IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland naar het Agentschap worden geëxporteerd, zijn geen indirecte heffingen en belastingen verschuldigd.

Voor goederen en diensten die in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland voor officieel gebruik aan het Agentschap worden verstrekt, wordt vrijstelling van btw verleend door middel van terugbetaling of kwijtschelding.

Voor goederen die in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland voor officieel gebruik aan het Agentschap worden verstrekt, wordt vrijstelling van accijnzen verleend door middel van terugbetaling of kwijtschelding.

Andere indirecte belastingen die het Agentschap in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland verschuldigd is, worden terugbetaald of kwijtgescholden.

De aanvragen voor terugbetaling worden in beginsel binnen drie maanden verwerkt.

Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

De procedure voor de vrijstelling van btw, accijnzen en andere indirecte belastingen in IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland zijn vastgelegd in de aanhangsels van deze bijlage. IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland stellen de Commissie en het Agentschap in kennis van elke wijziging van het hen betreffende aanhangsel. Deze kennisgeving wordt, indien mogelijk, twee maanden vóór de inwerkingtreding van de wijziging gedaan. De Commissie informeert de lidstaten van de Unie over de wijzigingen.

4.Het Agentschap is vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik: de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd, niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

Het Agentschap is eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot zijn publicaties.

5.Voor zijn officiële mededelingen en het overbrengen van al zijn documenten geniet het Agentschap op het grondgebied van elk geassocieerd land de behandeling, welke door dat land aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van het Agentschap zijn niet aan censuur onderworpen.    

6.De vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie en van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland die deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap, alsook hun adviseurs en technisch deskundigen genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.

7.Op het grondgebied van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland zijn de in artikel 1 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 9 bedoelde personeelsleden van het Agentschap, ongeacht hun nationaliteit:

(a)vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen van de Verdragen die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Unie, en voorts op de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie om uitspraak te doen in geschillen tussen het Agentschap en zijn personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;

(b) inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend.

8.Overeenkomstig de door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde voorwaarden en procedure worden de personeelsleden van het Agentschap onderworpen aan een belasting ten bate van de Unie op de door het Agentschap aan hen betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

De in artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 bedoelde personeelsleden van het Agentschap worden vrijgesteld van nationale, federale, kantonnale, regionale, stedelijke en gemeentelijke belastingen op door het Agentschap betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Wat Zwitserland betreft, wordt deze vrijstelling verleend volgens de beginselen van het Zwitsers nationaal recht.

De personeelsleden van het Agentschap zijn niet verplicht zich aan te sluiten bij het IJslandse, Liechtensteinse, Noorse of Zwitserse socialezekerheidsstelsel, mits zij vallen onder de regeling inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Unie van toepassing zijn. Leden van het gezin van de personeelsleden van het Agentschap worden gedekt door het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de EU, tenzij zij in dienst zijn van een andere werkgever dan het Agentschap of socialezekerheidsuitkeringen ontvangen van een lidstaat of van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland.

9.De in artikel 3 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 bedoelde personeelsleden van het Agentschap die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van het Agentschap vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat van de Unie dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij het Agentschap, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Unie, enerzijds, en IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland, anderzijds, gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien dit hetzij een lidstaat van de Unie, hetzij IJsland, Liechtenstein, Noorwegen of Zwitserland is. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in deze bepaling bedoelde personen.

De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de EU-lidstaat van verblijf, worden in die staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen van internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de twee vorige alinea's.

10.De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden uitsluitend in het belang van de Unie aan de personeelsleden van het Agentschap verleend.

De uitvoerend directeur van het Agentschap is gehouden de immuniteit van een personeelslid van het Agentschap op te heffen wanneer die immuniteit de rechtsgang zou belemmeren en de opheffing ervan naar zijn mening niet in strijd is met de belangen van het Agentschap of de Unie.

11.Het Agentschap werkt, voor de toepassing van de bepalingen van deze bijlage, samen met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken geassocieerde landen of lidstaten.

Aanhangsel 1 van bijlage II

Noorwegen:

Vrijstelling van btw wordt verleend door middel van teruggave van de betaalde bedragen.

Teruggave van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de hiertoe bestemde Noorse formulieren aan de hoofdafdeling van de Noorse belastingsdienst (Skatt Øst). De aanvragen voor terugbetaling worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van de van de nodige bewijsstukken vergezelde terugbetalingsaanvraag.

Vrijstelling van accijnzen en andere indirecte belastingen wordt verleend door middel van teruggave van de betaalde bedragen. De procedure is dezelfde als die voor de btw-teruggave.

Aanhangsel 2 van bijlage II

IJsland:

Vrijstelling van btw wordt verleend door middel van teruggave van de betaalde bedragen.

Vrijstelling van btw wordt verleend indien de feitelijke aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en diensten (inclusief belastingen) ten minste 36 400 IJslandse króna bedraagt.

Teruggave van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de hiertoe bestemde IJslandse formulieren aan de IJslandse belastingsdienst (Ríkisskattstjóri). De aanvragen voor terugbetaling worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van de van de nodige bewijsstukken vergezelde terugbetalingsaanvraag.

Vrijstelling van accijnzen en andere indirecte belastingen wordt verleend door middel van teruggave van de betaalde bedragen. De procedure is dezelfde als die voor de btw-teruggave.

Aanhangsel 3 van bijlage II

Zwitserland:

Vrijstelling van btw, accijnzen en andere indirecte belastingen wordt verleend door middel van kwijtschelding van de betaalde bedragen op vertoon van de hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de leverancier van de goederen of diensten.

Vrijstelling van btw wordt verleend indien de feitelijke aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en diensten (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.

Aanhangsel 4 van bijlage II

Liechtenstein:

Vrijstelling van btw, accijnzen en andere indirecte belastingen wordt verleend door middel van kwijtschelding van de betaalde bedragen op vertoon van de hiertoe bestemde Liechtensteinse formulieren aan de leverancier van de goederen of diensten.

Vrijstelling van btw wordt verleend indien de feitelijke aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en diensten (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.



BIJLAGE III

Financiële controle met betrekking tot Zwitserse deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap

Artikel 1
Rechtstreekse communicatie

Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Zwitserland gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de EU, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in deze regeling genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.

Artikel 2
Audits

1.In overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 10 , met Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 11 , en met de overige instrumenten waarnaar in deze regeling wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Zwitserland gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.

2.De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten ter uitvoering van de in deze regeling genoemde instrumenten.

3.De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.

4.De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van deze regeling dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.

5.De Zwitserse federale financiële controledienst wordt van tevoren over de op het Zwitserse grondgebied te verrichten audits geïnformeerd. Deze kennisgeving is evenwel geen wettelijke voorwaarde voor de uitvoering van deze audits.

Artikel 3
Controles ter plaatse

1.De Commissie (OLAF) kan in het kader van deze regeling onderzoeken uitvoeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, op het Zwitserse grondgebied, overeenkomstig de regels en voorwaarden van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad.

2.De controles en verificaties ter plaatse worden door OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Zwitserse federale financiële controledienst of andere door deze dienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten, die tijdig in kennis worden gesteld van het voorwerp, het doel en de juridische grondslag van de controles en verificaties zodat zij alle nodige hulp kunnen bieden. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Zwitserse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

3.Wanneer de betrokken Zwitserse autoriteiten dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door OLAF en henzelf uitgevoerd.

4.Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Zwitserse autoriteiten de onderzoekers van OLAF, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.

5.OLAF doet de Zwitserse federale financiële controledienst of andere door deze dienst aangewezen bevoegde Zwitserse autoriteiten ten spoedigste mededeling van elk feit of elke verdenking in verband met een onregelmatigheid waarvan het in verband met de uitvoering van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. OLAF stelt in ieder geval de bovengenoemde autoriteiten in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.

Artikel 4
Informatie en overleg

1.Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde Zwitserse en EU-autoriteiten op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen, overleg.

2.De bevoegde Zwitserse autoriteiten stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van elk feit of elke verdenking waarvan zij kennis hebben gekregen betreffende onregelmatigheden in verband met de sluiting en uitvoering van de overeenkomsten of contracten die worden gesloten ingevolge de in deze regeling genoemde instrumenten.

Artikel 5
Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Zwitserse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de EU-instellingen.

Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de EU-instellingen of in de lidstaten of Zwitserland op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de overeenkomstsluitende partijen.

Artikel 6
Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Zwitserse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 12 , met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie 13 , en met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen 14 .

Artikel 7
Invordering en tenuitvoerlegging

Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit regeling, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen executoriale titel in Zwitserland. De executoriale titel wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, afgegeven door de daartoe door de Zwitserse regering aangewezen autoriteit, die daarvan kennis geeft aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Zwitserse regels. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor de controle van de rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule, vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.



BIJLAGE IV

Financiële controle met betrekking tot Liechtensteinse deelnemers aan de activiteiten van het Agentschap

Artikel 1
Rechtstreekse communicatie

Het Agentschap en de Commissie onderhouden rechtstreekse contacten met alle in Liechtenstein gevestigde personen of entiteiten die betrokken zijn bij de activiteiten van het Agentschap als contractant, als deelnemer aan een programma van het Agentschap, als begunstigde van een betaling uit de begroting van het Agentschap of van de EU, of als onderaannemer. Deze personen kunnen alle dienstige informatie en documentatie die zij gehouden zijn te verstrekken op grond van de in deze regeling genoemde instrumenten en van de ter uitvoering daarvan gesloten contracten of overeenkomsten, alsmede van de in het kader daarvan genomen besluiten, rechtstreeks aan de Commissie en het Agentschap doen toekomen.

Artikel 2
Audits

1.In overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 15 , met Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 23 december 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 16 , en met de overige instrumenten waarnaar in deze regeling wordt verwezen, kan in de contracten of overeenkomsten die met in Liechtenstein gevestigde begunstigden worden gesloten en in de besluiten die in dat kader worden genomen, worden bepaald dat bij deze begunstigden of bij hun onderaannemers op ieder tijdstip wetenschappelijke, financiële of technologische audits of andere controles kunnen worden verricht door functionarissen van het Agentschap en de Commissie of door andere door dezen hiertoe gemachtigde personen.

2.De functionarissen van het Agentschap en de Commissie alsook de andere door het Agentschap en de Commissie hiertoe gemachtigde personen krijgen passende toegang tot locaties, werkzaamheden en documenten, alsmede tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits te kunnen uitvoeren. Dit recht van toegang wordt uitdrukkelijk vermeld in de contracten of overeenkomsten die worden gesloten ter uitvoering van de instrumenten waarnaar in deze regeling wordt verwezen.

3.De Europese Rekenkamer heeft dezelfde rechten als de Commissie.

4.De audits kunnen plaatsvinden tot vijf jaar na het verstrijken van deze regeling dan wel volgens het bepaalde in de contracten of overeenkomsten of in de ter zake genomen besluiten.

5.De nationale financiële controledienst van Liechtenstein wordt vooraf in kennis gesteld van audits die op het grondgebied van Liechtenstein worden verricht. Deze kennisgeving is evenwel geen wettelijke voorwaarde voor de uitvoering van deze audits.

Artikel 3
Controles ter plaatse

1.De Commissie (OLAF) kan in het kader van deze regeling onderzoeken uitvoeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, op het Liechtensteinse grondgebied, overeenkomstig de regels en voorwaarden van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Unie worden geschaad.

2.De controles en verificaties ter plaatse worden door OLAF voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de nationale financiële controledienst van Liechtenstein of andere door deze dienst aangewezen bevoegde Liechtensteinse autoriteiten, die tijdig in kennis worden gesteld van het voorwerp, het doel en de juridische grondslag van de controles en verificaties zodat zij alle nodige hulp kunnen bieden. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Liechtensteinse autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen.

3.Wanneer de betrokken Liechtensteinse autoriteiten dat verlangen, worden de controles en verificaties ter plaatse gezamenlijk door OLAF en henzelf uitgevoerd.

4.Wanneer deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Liechtensteinse autoriteiten de onderzoekers van OLAF, overeenkomstig de nationale bepalingen ter zake, de nodige assistentie om laatstgenoemden in staat te stellen de hun opgedragen controles en verificaties ter plaatse tot een goed einde te brengen.

5.OLAF doet de nationale financiële controledienst van Liechtenstein of andere door deze dienst aangewezen bevoegde Liechtensteinse autoriteiten ten spoedigste mededeling van elk feit of elke verdenking in verband met een onregelmatigheid waarvan het in verband met de uitvoering van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. OLAF stelt in ieder geval de bovengenoemde autoriteiten in kennis van het resultaat van deze controles en verificaties.

Artikel 4
Informatie en overleg

1.Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde autoriteiten van Liechtenstein en van de EU op gezette tijden informatie uit en plegen zij, op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen, overleg.

2.De bevoegde autoriteiten van Liechtenstein stellen het Agentschap en de Commissie onverwijld in kennis van elk feit of elke verdenking waarvan zij kennis hebben gekregen betreffende onregelmatigheden in verband met de sluiting en uitvoering van de overeenkomsten of contracten die worden gesloten ingevolge de in deze regeling genoemde instrumenten.

Artikel 5
Vertrouwelijkheid

Ingevolge deze bijlage meegedeelde of verkregen informatie, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Liechtensteinse recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de EU-instellingen. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de EU-instellingen of in de lidstaten of Liechtenstein op grond van hun functie op de hoogte moeten zijn van deze informatie, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de overeenkomstsluitende partijen.

Artikel 6
Administratieve maatregelen en sancties

Onverminderd de toepassing van het Liechtensteinse strafrecht kan het Agentschap of de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 17 , met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie 18 , en met Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen 19 .

Artikel 7
Invordering en tenuitvoerlegging

Besluiten die het Agentschap of de Commissie neemt binnen het toepassingsgebied van dit regeling, welke voor natuurlijke of rechtspersonen, met uitzondering van de staten, een geldelijke verplichting inhouden, vormen executoriale titel in Liechtenstein. De executoriale titel wordt, zonder andere controle dan de verificatie van de authenticiteit van het besluit, afgegeven door de daartoe door de Liechtensteinse regering aangewezen autoriteit, die daarvan kennis geeft aan het Agentschap of de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Liechtensteinse regels. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd voor de controle van de rechtsgeldigheid van het besluit dat executoriale titel vormt.

Arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie die worden gewezen ingevolge een arbitrageclausule, vormen onder dezelfde voorwaarden executoriale titel.

(1)    PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(2)    PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40.
(3)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(4)    PB L 53 van 27.2.2008, blz. 5.
(5)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(6)    PB L 160 van 18.6.2011, blz. 39.
(7)    PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het akkoord van Schengen en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).
(8)    PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(9)    Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 ter bepaling van de categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Gemeenschappen waarop de bepalingen van de artikelen 12, 13, tweede alinea, en 14 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Gemeenschappen van toepassing zijn (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 371/2009 van de Raad (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 1).
(10)    PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(11)    PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 652/2008 van de Commissie (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23).
(12)    PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(13)    PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.
(14)    PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
(15)    PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.
(16)    PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 652/2008 van de Commissie (PB L 181 van 10.7.2008, blz. 23).
(17)    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(18)    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(19)    PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
Top