Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0573

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

    COM/2018/573 final

    Brussel, 6.8.2018

    COM(2018) 573 final

    2018/0302(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie


    TOELICHTING

    1.ONDERWERP VAN HET VOORSTEL

    Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie ("Unie") moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds ("overeenkomst") 1 , met het oog op de vaststelling van een besluit van het EPO-comité betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie.

    2.    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    2.1.    De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst Ivoorkust – EU

    De overeenkomst heeft tot doel in overeenstemming met de Overeenkomst van Cotonou een initieel kader voor een volledige economische partnerschapsovereenkomst vast te stellen. De overeenkomst wordt sinds 3 september 2016 voorlopig toegepast.

    2.2.    Het EPO-comité

    Het EPO-comité is het gemeenschappelijke institutionele orgaan van de overeenkomst. Volgens artikel 73 van de overeenkomst is het EPO-comité verantwoordelijk voor het beheer van alle door de overeenkomst bestreken gebieden en voor de uitvoering van alle daarin genoemde taken. Het EPO-comité besluit bij consensus. De werking van het EPO-comité wordt beschreven in het reglement van orde ervan, dat door de partijen in april 2017 is overeengekomen, door de Europese Raad is gewijzigd en door de partijen op de tweede vergadering van het EPO-comité Ivoorkust-Europese Unie in maart 2018 is vastgesteld.

    2.3.    De beoogde handeling van het EPO-comité

    Het EPO-comité zal op zijn derde vergadering van [datum] een besluit vaststellen betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie ("beoogde handeling").

    Volgens artikel 77 van de overeenkomst kan het EPO-comité overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen die eventueel noodzakelijk zijn in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie.

    De beoogde handeling strekt ertoe de in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie noodzakelijke wijzigingen in de overeenkomst aan te brengen.

    De beoogde handeling zal voor de partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 77, lid 3, van de overeenkomst, waarin het volgende wordt bepaald: "De partijen onderzoeken de gevolgen van de toetreding van nieuwe EU-lidstaten voor deze overeenkomst. Het EPO-comité kan de nodige overgangs- of wijzigingsmaatregelen vaststellen."

    3.    NAMENS DE UNIE IN TE NEMEN STANDPUNT

    De Republiek Kroatië is op 1 juli 2013 tot de Unie toegetreden en heeft haar akte van toetreding tot de overeenkomst op 8 november 2017 bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Unie neergelegd. De toetredingsclausule in artikel 77, lid 2, van de overeenkomst voorziet in de toetreding van Kroatië tot de overeenkomst door neerlegging van een akte van toetreding. Voor latere wijzigingen die noodzakelijk zijn in verband met de toetreding, voorziet de toetredingsclausule in een besluit van het EPO-comité.

    De Unie moet derhalve het standpunt bepalen dat zij zal innemen met betrekking tot de vaststelling van de beoogde handeling van het EPO-comité betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de overeenkomst.

    Dit voorstel voor een besluit van de Raad heeft als bijlage een ontwerp van het besluit dat door het EPO-comité moet worden vastgesteld.

    De overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU") van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Ivoorkust.

    4.    Rechtsgrondslag

    4.1.    Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.    Beginselen

    Artikel 218, lid 9, VWEU voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

    Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 2 .

    4.1.2.    Toepassing op het onderhavige geval

    Het EPO-comité is een lichaam dat is opgericht krachtens de overeenkomst.

    Artikel 77 van de overeenkomst (Toetreding van nieuwe lidstaten tot de Europese Unie) bepaalt dat het EPO-comité in geval van toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Unie de voor de overeenkomst noodzakelijke overgangs- of wijzigingsmaatregelen kan vaststellen.

    De door het EPO-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 77 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn, omdat zij wijzigingen bevat van een internationale overeenkomst die de Unie reeds bindt.

    De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

    De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.    Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.    Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

    4.2.2.    Toepassing op het onderhavige geval

    De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op handel en daarmee verband houdende aangelegenheden. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

    4.3.    Conclusie

    De rechtsgrondslag voor dit besluit van de Raad is het VWEU, met name artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9.

    5.    BEKENDMAKING VAN DE BEOOGDE HANDELING

    Aangezien bij het besluit van het EPO-comité de overeenkomst zal worden gewijzigd, is het passend het besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2018/0302 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU"), en met name artikel 207 en artikel 218, lid 9,

    Gezien de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds ("overeenkomst") 3 ,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De overeenkomst is namens de Europese Unie ("Unie") gesloten bij Besluit 2009/156/EG 4 en wordt sinds 3 september 2016 voorlopig toegepast. 

    (2)Het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie is op 9 december 2011 ondertekend en op 1 juli 2013 in werking getreden. 

    (3)De Republiek Kroatië is op 8 november 2017 tot de overeenkomst toegetreden door neerlegging van haar akte van toetreding. 

    (4)Overeenkomstig artikel 77 van de overeenkomst kan het EPO-comité wijzigingsmaatregelen vaststellen die eventueel noodzakelijk zijn in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie. 

    (5)Het EPO-comité zal op zijn jaarlijkse vergadering van [datum] het beoogde besluit betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie vaststellen.

    (6)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het namens de Unie op de jaarlijkse vergadering van het bij de overeenkomst opgerichte EPO-comité van [datum] in te nemen standpunt betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie is gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit.

    Artikel 2

    Het besluit van het EPO-comité wordt na de vaststelling ervan bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 3

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    PB L 59 van 3.3.2009, blz. 3.
    (2)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61-64.
    (3)    PB L 59 van 3.3.2009, blz. 2.
    (4)    PB L 59 van 3.3.2009, blz. 1.
    Top

    Brussel,6.8.2018

    COM(2018) 573 final

    BIJLAGE

    bij

    voorstel voor een besluit van de Raad


    betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie


    BIJLAGE

    Ontwerp van

    BESLUIT NR. …/2018 VAN HET EPO-COMITÉ

    dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds,

    van [datum]

    betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

    HET EPO-COMITÉ,

    Gezien de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds ("overeenkomst"), die op 26 november 2008 te Abidjan is ondertekend en sinds 3 september 2016 voorlopig wordt toegepast, en met name de artikelen 76, 77 en 81,

    Gezien het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie ("Unie") en de op 8 november 2017 door de Republiek Kroatië neergelegde akte van toetreding tot de overeenkomst,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)De overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU") van toepassing is, onder de in dat verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Ivoorkust.

    (2)Overeenkomstig artikel 77, lid 3, van de overeenkomst kan het EPO-comité wijzigingsmaatregelen vaststellen die eventueel noodzakelijk zijn in verband met de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De Republiek Kroatië keurt, als partij bij de overeenkomst, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Unie de teksten van de overeenkomst, alsmede de daaraan gehechte bijlagen, protocollen en verklaringen goed en neemt er nota van.

    Artikel 2

    De overeenkomst wordt als volgt gewijzigd: artikel 81 wordt vervangen door:

    "Artikel 81

    Authentieke teksten

    Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek."

    Artikel 3

    De Unie doet de Kroatische taalversie van de overeenkomst aan Ivoorkust toekomen.

    Artikel 4

    De bepalingen van de overeenkomst zijn van toepassing op goederen die uit Ivoorkust naar de Republiek Kroatië of uit de Republiek Kroatië naar Ivoorkust worden uitgevoerd, die voldoen aan de oorsprongsregels die gelden op het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst en die op 3 september 2016 in Ivoorkust of in de Republiek Kroatië onderweg waren of zich aldaar in tijdelijke opslag, in een douane-entrepot of in een vrije zone bevonden.

    In de in de eerste alinea bedoelde gevallen wordt preferentiële behandeling toegekend, op voorwaarde dat binnen vier maanden na de datum van inwerkingtreding van dit besluit aan de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt overgelegd dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

    Artikel 5

    Ivoorkust verbindt zich ertoe in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie geen claims of verzoeken in te dienen of beroep in te stellen, noch enige concessie uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 of artikel XXI van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) te wijzigen of in te trekken.

    Artikel 6

    Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt ondertekend.

    De artikelen 3 en 4 zijn evenwel van toepassing met ingang van 3 september 2016.

    Gedaan te xxx,

    Voor Ivoorkust

    Voor de Europese Unie

    Top