EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0559

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) ten aanzien van bepaalde amendementen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarvan

COM/2018/559 final

Brussel, 27.7.2018

COM(2018) 559 final

2018/0295(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) ten aanzien van bepaalde amendementen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarvan


TOELICHTING

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e zitting van de Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) op 25 en 26 september 2018 ten aanzien van bepaalde amendementen op het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarvan. De vergaderdocumenten zijn beschikbaar op de website van de OTIF: http://extranet.otif.org/en/?page_id=1071 .

2.Achtergrond van het voorstel

2.1.Het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif)

Het verdrag regelt de werking van de OTIF, haar doelstellingen, bevoegdheden, betrekkingen met de lidstaten en activiteiten in het algemeen. Er zijn 46 landen partij bij het Cotif, waaronder 26 EU-lidstaten, d.w.z. alle lidstaten behalve Cyprus en Malta. Sinds 1 juli 2011 is ook de Europese Unie partij bij het verdrag.

Het Cotif bestaat uit twee delen: het verdrag zelf en zeven aanhangsels waarin uniforme spoorwegwetgeving is vastgesteld, d.w.z. functionele technische voorschriften en modelovereenkomsten voor het vervoer van passagiers en goederen (aanhangsel A: Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van reizigers – CIV; Aanhangsel B: Overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen – CIM; Aanhangsel C: Internationaal spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen – RID; Aanhangsel D: Overeenkomst inzake het gebruik van voertuigen in het internationale spoorwegverkeer – CUV; Aanhangsel E: Overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer – CUI; Aanhangsel F: Verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer – APTU; Aanhangsel G: Technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer – ATMF).

2.2.De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF)

Op 16 juni 2011 heeft de Raad Besluit 2013/103/EU vastgesteld betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999. De overeenkomst is op 1 juli 2011 in werking getreden. In Besluit 2013/103/EU is bepaald dat de Unie in alle vergaderingen van de OTIF wordt vertegenwoordigd door de Commissie. Dat besluit bevat ook een verklaring van de Unie betreffende de uitoefening van bevoegdheden (bijlage I) en een interne regeling voor de Raad, de lidstaten en de Commissie in procedures in het kader van de OTIF (bijlage III).

2.3.Algemene Vergadering van de OTIF

De Algemene Vergadering is het hoogste besluitvormende orgaan van de OTIF. Ze houdt elke drie jaar een gewone zitting, maar er zijn ook buitengewone zittingen mogelijk. De Algemene Vergadering neemt besluiten over voorstellen tot wijziging van het verdrag. Al naargelang het geval moet twee derde of de helft van de lidstaten de vastgestelde wijzigingen goedkeuren. De laatste Algemene Vergadering vond plaats in september 2015.

De Unie en/of haar lidstaten nemen deel aan dat proces overeenkomstig de procedures van de OTIF en het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering en de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de toetreding van de Unie tot het Cotif.

Het quorum van de Algemene Vergadering is bereikt als de meerderheid of twee derde van de OTIF-lidstaten met stemrecht vertegenwoordigd is op het ogenblik van de stemming.

2.4.De geplande handeling van de Algemene Vergadering van de OTIF

Tijdens haar 13e zitting op 25 en 26 september 2018 zal de Algemene Vergadering van de OTIF waarschijnlijk bepaalde wijzigingen vaststellen van het Cotif en de aanhangsels E (overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer – CUI) en G (Technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer – ATMF), en besluiten over de vaststelling van een nieuw aanhangsel H bij het Cotif met betrekking tot de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer.

De partijen zullen door de geplande handeling gebonden zijn overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van het Cotif, waarin het volgende is bepaald (artikel 34):

"§ 1 - De wijzigingen van het Verdrag waartoe de Algemene Vergadering heeft besloten, worden door de Secretaris-Generaal ter kennis gebracht aan de Lidstaten.

§ 2 - De wijzigingen van het Verdrag zelf, waartoe de Algemene Vergadering heeft besloten, treden twaalf maanden na goedkeuring daarvan door twee derde van de Lidstaten in werking voor alle Lidstaten met uitzondering van die welke, voordat de wijzigingen van kracht worden, een verklaring hebben afgelegd waarin zij stellen dat zij de genoemde wijzigingen niet goedkeuren.

§ 3 - De wijzigingen van de Aanhangsels bij het Verdrag waartoe de Algemene Vergadering heeft besloten, treden twaalf maanden na goedkeuring daarvan door de helft van de Lidstaten die geen verklaring overeenkomstig artikel 42, § 1, eerste volzin hebben afgelegd, in werking voor alle Lidstaten met uitzondering van die welke, voordat de wijzigingen in werking treden, een verklaring hebben afgelegd waarin zij stellen dat zij de genoemde wijzigingen niet goedkeuren en van die welke een verklaring overeenkomstig artikel 42, § 1, eerste volzin hebben afgelegd."

Tijdens de 13e zitting zal de Algemene Vergadering ook besluiten over bepaalde aanvullende punten, bv. de wijziging van haar huishoudelijk reglement, de verkiezing van de secretaris-generaal van de OTIF en de verkiezing van de leden van het Comité van Beheer.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Alle materiële agendapunten die tijdens de 13e zitting van de Algemene Vergadering van de OTIF moeten worden behandeld, zijn eerder besproken en/of goedgekeurd tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018. Dat is met name het geval voor de punten 10, 12, 13 en 14. In voorkomend geval zijn het namens de Unie in te nemen standpunt en de vaststelling van de uitoefening van het stemrecht namens de Unie gebaseerd op en afgeleid van Besluit (EU) 2018/319 1 van de Raad.

De verklaring en rechtvaardiging van het standpunt worden hieronder samengevat:

Agendapunt 5 – Wijziging van het huishoudelijk reglement

De voorgestelde ontwerpwijzigingen van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering van de OTIF hebben betrekking op de termijnen voor het indienen en verzenden van documenten, de deelname van onafhankelijke deskundigen en de verduidelijking van de bepalingen betreffende het uitoefenen van rechten door regionale organisaties. De huidige versie van het huishoudelijk reglement bestond al vóór de Unie toetrad tot het Cotif; sommige bepalingen moeten derhalve worden geactualiseerd, met name de bepalingen inzake de vaststelling van het quorum en het stemrecht van de Unie (artikelen 20 en 21), die moeten worden gewijzigd om in overeenstemming te zijn met artikel 38 van het Cotif en met de overeenkomst tussen de EU en de OTIF. De andere voorgestelde wijzigingen hebben tot doel de ordelijke gang van zaken van de Algemene Vergadering te verzekeren op grond van de beste internationale praktijken en de praktijken van de OTIF; die wijzigingen moeten worden gesteund.

Agendapunt 8 – Samenwerking met internationale organisaties en verenigingen

Het voorstel van het secretariaat van de OTIF bestaat uit een besluit van de Algemene Vergadering waarbij het Comité van Beheer wordt gemachtigd om adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden en om toezicht te houden op de werking van dergelijke groepen. In dit stadium onderschrijft de Unie de doelstelling, namelijk dat er ruimte voor flexibiliteit moet zijn in de desbetreffende aangelegenheden. Zij kan het voorstel als dusdanig echter niet aanvaarden, omdat het erop neerkomt dat het Comité van Beheer een nieuwe taak krijgt opgelegd naast die als bedoeld in artikel 15, § 2, van het Cotif, zonder dat dit formeel wordt gewijzigd en voldoet aan de toepasselijke procedures.

De Unie moet derhalve bezwaar maken tegen het voorstel van het secretariaat van de OTIF en kan in de plaats daarvan voorstellen dat de Algemene Vergadering overeenkomstig artikel 13, § 2, van het verdrag een tijdelijke adhoc-commissie opricht die als taak heeft adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden, en om toezicht te houden op de werking van dergelijke groepen. De activiteiten van die commissie moeten worden gebaseerd op en in overeenstemming zijn met het werkprogramma van de OTIF. Er mag daarbij niet worden vergeten dat dergelijke taken praktische gevolgen hebben voor de ontwikkeling van beleidsmaatregelen op het niveau van de OTIF op alle gebieden. Er moet dus worden gewaarborgd dat de Unie ten volle bij deze activiteiten wordt betrokken overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst.

Een periode van vier jaar zou moeten volstaan om, vóór de ontbinding van de commissie, te beoordelen of de opgedane ervaring bevredigend is. Zo ja, en na de gepaste voorbereidingen, kan een wijziging van het verdrag met het oog op een structurele oplossing worden overwogen, overeenkomstig de garanties voor de Unie van artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst.

Agendapunt 10 – Gedeeltelijke herziening van het basisverdrag: wijziging van de procedure tot herziening van het Cotif

In overeenstemming met het resultaat van de bespreking van dit punt tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018 is het noodzakelijk en passend om de voorgestelde herziening van het Cotif te steunen, zodat een vaste termijn (36 maanden) kan worden ingesteld voor de inwerkingtreding van wijzigingen van de aanhangsels die door de Algemene Vergadering zijn aangenomen en er voldoende ruimte is om deze termijn geval per geval uit te breiden indien de in artikel 14, § 6, van het Cotif bepaalde meerderheid van de Algemene Vergadering daartoe heeft besloten. Het voorstel heeft tot doel de procedure voor de herziening van het Cotif te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het verdrag en de aanhangsels daarvan consequent en snel kunnen worden toegepast, en te voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen zou hebben, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie.

Agendapunt 12 – Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CUI

Overeenkomstig de wijzigingen die zijn goedgekeurd tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018, is het passend de wijzigingen van de uniforme regelen CUI te steunen, die in wezen zijn bedoeld om het toepassingsbereik van de uniforme regelen CUI te verduidelijken door in artikel 3 een definitie op te nemen van "internationaal spoorwegverkeer" als zijnde "verkeer waarvoor het gebruik vereist is van een internationaal treinpad of verscheidene opeenvolgende nationale treinpaden in ten minste twee landen en dat wordt gecoördineerd door de betrokken infrastructuurbeheerders", en door artikel 1 (Toepassingsgebied) dienovereenkomstig te wijzigen, terwijl het verband met de uniforme regelen CIV en CIM behouden blijft. Het doel is te waarborgen dat de uniforme regelen CUI systematischer worden toegepast voor het beoogde doel, d.w.z. internationaal spoorwegverkeer. De ontwerpwijzigingen kloppen met de definities en bepalingen van het acquis van de Unie inzake het beheer van spoorweginfrastructuur en de coördinatie tussen infrastructuurbeheerders (bv. de artikelen 40, 43 en 46 van Richtlijn 2012/34/EU 2 (herschikking)). Wat betreft de voorgestelde ontwerpwijziging van artikel 8 (aansprakelijkheid van de beheerder), is dit in wezen een redactionele wijziging die geen gevolgen heeft voor het toepassingsgebied of de inhoud van de bepaling. De voorgestelde ontwerpwijzigingen van artikel 9 en van de artikelen 3, 5, 5 bis, 7 en 10 zijn strikt redactioneel.

Agendapunt 13 – Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF

Tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie werd een gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF aangenomen. Die herziening hield echter ook enkele kleine redactionele of taalkundige wijzigingen in van de artikelen 1, 3 en 9 van de uniforme regelen ATMF, die buiten de bevoegdheid van de Herzieningscommissie vallen. Die moeten dus worden vastgesteld door de Algemene Vergadering. De bepalingen van de uniforme regelen ATMF zijn verenigbaar met de bepalingen van Richtlijn 2008/57/EG 3 inzake interoperabiliteit in de EU en met delen van Richtlijn 2004/49/EG 4 inzake veiligheid. Met de vaststelling van het vierde spoorwegpakket in 2016 heeft de Unie verscheidene bepalingen van dit acquis gewijzigd. Op grond van een analyse van de Commissie hebben het secretariaat van de OTIF en de desbetreffende werkgroep wijzigingen voorbereid van de artikelen 2, 3 bis, 5, 6, 7, 10, 10 ter, 11 en 13 van de uniforme regelen ATMF. Die wijzigingen zijn noodzakelijk om bepaalde terminologie in overeenstemming te brengen met de nieuwe EU-bepalingen en om rekening te houden met enkele procedurele wijzigingen in de EU, met name het feit dat het Spoorwegbureau van de EU de bevoegdheid krijgt om vergunningen voor voertuigen af te geven. De voorgestelde wijzigingen hebben geen invloed op het basisconcept van de ATMF.

Agendapunt 14 – Nieuw aanhangsel H inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer

Het ontwerp van het nieuwe aanhangsel H bevat bepalingen om de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer te regelen, teneinde het Cotif in overeenstemming te brengen met het acquis van de Unie en ook buiten de Europese Unie interoperabiliteit te ondersteunen. De voorgestelde tekst is in overeenstemming met de bepalingen van de nieuwe Richtlijn (EU) 2016/798 5 inzake veiligheid en de bijbehorende secundaire wetgeving. Het voorstel om deze nieuwe bijlage H op te nemen, moet worden gesteund. Daartoe moeten ook een aantal bepalingen van het Cotif worden aangepast.

De voorgestelde teksten zijn voorgelegd aan de Algemene Vergadering ingevolge een besluit van de 26e zitting van de Herzieningscommissie en zijn volledig in overeenstemming met het standpunt van de Unie dat is gedefinieerd in de aanloop naar de Herzieningscommissie.

4.Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 6 .

De Algemene vergadering van de OTIF is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif). De door de Algemene Vergadering van de OTIF vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De geplande handelingen hebben een beslissende invloed op de inhoud van de EU-regelgeving op het gebied van spoorwegvervoer.

De geplande handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

De hoofddoelstelling en de inhoud van de geplande handeling hebben betrekking op "spoorwegvervoer".

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de Algemene Vergadering van de OTIF leidt tot wijzigingen van het Cotif en sommige aanhangsels daarvan, is het passend dit besluit, na goedkeuring ervan, bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2018/0295 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) ten aanzien van bepaalde amendementen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarvan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Unie is bij Besluit 2013/103/EU 7 van de Raad toegetreden tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 ("het Cotif").

(2)In Besluit 2013/103/EU van de Raad is bepaald dat de Commissie de Unie vertegenwoordigt op de vergaderingen van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF).

(3)Alle EU-lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Malta, zijn verdragsluitende partijen bij het Cotif en passen dat verdrag toe.

(4)De Algemene vergadering van de OTIF is opgericht overeenkomstig artikel 13, § 1, onder a), van het Cotif ("de Algemene Vergadering"). Tijdens haar 13e zitting op 25 en 26 september 2018 zal de Algemene Vergadering waarschijnlijk bepaalde wijzigingen vaststellen van het Cotif en de aanhangsels E (overeenkomst inzake het gebruik van infrastructuur in het internationale spoorwegverkeer – CUI) en G (Technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer – ATMF). Tijdens die zitting zal de Algemene Vergadering waarschijnlijk ook een beslissing nemen over de vaststelling van een nieuw aanhangsel H van het Cotif inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer.

(5)Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 13e Algemene Vergadering van de OTIF, aangezien de beoogde wijzigingen van het Cotif en de aanhangsels daarvan bindend zullen zijn voor de Unie en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad 8 en Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad 9 .

(6)De wijzigingen van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering van de OTIF hebben tot doel sommige bepalingen aan te passen aan de toetreding van de Unie tot het Cotif in 2011, met name de bepalingen waarin het stemrecht van de regionale organisatie wordt geregeld en het quorum wordt vastgesteld.

(7)De wijzigingen van het Cotif hebben tot doel de procedure voor de herziening van het Cotif te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het verdrag en de aanhangsels daarvan consequent en snel kunnen worden toegepast en wordt voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen heeft, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering van de OTIF onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie.

(8)De wijzigingen van aanhangsel E (CUI) hebben tot doel het toepassingsgebied van de uniforme regelen CUI te verduidelijken, teneinde te garanderen dat ze systematischer worden toegepast voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, d.w.z. in het internationale spoorwegvervoer, zoals op goederencorridors of in het internationale passagiersvervoer.

(9)De wijzigingen van aanhangsel G (ATMF) beogen een harmonisering tussen de OTIF-regels en de regels van de Unie, met name na de vaststelling van het vierde spoorwegpakket door de Unie in 2016.

(10)De meeste voorgestelde wijzigingen zijn in overeenstemming met het recht en de strategische doelstellingen van de Unie en moeten derhalve door de Unie worden gesteund.

(11)Het standpunt van de Unie op de 13e zitting van de Algemene Vergadering van de OTIF moet derhalve worden gebaseerd op de bijlage bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 13e zitting van de Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) is opgenomen in de bijlage.

2.Kleine wijzigingen van de in de bijlage bij dit besluit genoemde standpunten kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de Algemene Vergadering worden goedgekeurd zonder verder besluit van de Raad.

Artikel 2

De besluiten van de 13e Algemene Vergadering worden, na de vaststelling ervan, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie en tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    PB L 62 van 5.3.2018, blz. 10.
(2)    Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (herschikking) (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).
(3)    Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking) (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).
(4)    Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44).
(5)    Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (herschikking) (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).
(6)    Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61 en 64.
(7)    Besluit 2013/103/EU van de Raad van 16 juni 2011 betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (PB L 51 van 23.2.2013, blz. 1).
(8)    Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).
(9)    Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).
Top

Brussel,27.7.2018

COM(2018) 559 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een Besluit van de Raad

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 13e Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) ten aanzien van bepaalde amendementen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (Cotif) en de aanhangsels daarvan


BIJLAGE

1.Inleiding

De 13e zitting van de Algemene Vergadering van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) vindt plaats op 25 en 26 september 2018. Documenten over de vergadering zijn beschikbaar op de website van de OTIF: http://extranet.otif.org/en/?page_id=1071 .

2.Opmerkingen over de agendapunten

Agendapunt 1 – Verkiezing van de voorzitter en vicevoorzitter

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 2 – Goedkeuring van de agenda

Document(en): SG-18028-AG 13/2.1; SG-18047-AG 13/2.2

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Goedkeuren van de ontwerpagenda

Agendapunt 3 – Samenstelling van het Comité Geloofsbrieven

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 4 – Organisatie van de werkzaamheden en aanwijzing van alle nodig geachte commissies

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 5 – Wijziging van het huishoudelijk reglement

Document(en): SG-18030-AG 13/5

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Steun voor de wijziging van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering

De voorgestelde ontwerpwijzigingen van het huishoudelijk reglement van de Algemene Vergadering van de OTIF hebben betrekking op de termijnen voor het indienen en verzenden van documenten, de deelname van onafhankelijke deskundigen en de verduidelijking van de bepalingen betreffende het uitoefenen van rechten door regionale organisaties. De huidige versie van het huishoudelijk reglement bestond al vóór de Unie toetrad tot het Cotif; sommige bepalingen moeten derhalve worden geactualiseerd, met name de bepalingen inzake de vaststelling van het quorum en het stemrecht van de Unie (artikelen 20 en 21), die moeten worden gewijzigd om in overeenstemming te zijn met artikel 38 van het Cotif en met de overeenkomst tussen de EU en de OTIF. De andere voorgestelde wijzigingen hebben tot doel de ordelijke gang van zaken van de Algemene Vergadering te verzekeren op grond van de beste internationale praktijken en de praktijken van de OTIF; die wijzigingen moeten ook worden gesteund.

Agendapunt 6 – Verkiezing van een secretaris-generaal voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 7 – Lidmaatschap van de OTIF – Algemene situatie

Document(en): SG-18032-AG 13/7

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 8 – Samenwerking met internationale organisaties en verenigingen

Document(en): SG-18048-AG 13/8

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt:

Bezwaar tegen het voorstel van het secretariaat van de OTIF dat de Algemene Vergadering het Comité van Beheer moet machtigen om adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden, en om toezicht te houden op de werking van die contactgroepen.

Voorstellen dat, overeenkomstig artikel 13, § 2, van het Cotif, de Algemene Vergadering besluit om tijdelijk, d.w.z. voor een periode van vier jaar, een adhoc-commissie op te richten die als taak heeft adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden, en toezicht te houden op de werking van die contactgroepen. De Unie moet kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van de adhoc-commissie overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst. De activiteiten van die commissie moeten worden gebaseerd op en in overeenstemming zijn met het werkprogramma van de OTIF.

Het voorstel van het secretariaat van de OTIF bestaat uit een besluit van de Algemene Vergadering waarbij het Comité van Beheer wordt gemachtigd om adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden en om toezicht te houden op de werking van dergelijke groepen. In dit stadium onderschrijft de Unie de doelstelling, namelijk dat er ruimte voor flexibiliteit moet zijn in de desbetreffende aangelegenheden. Zij kan het voorstel als dusdanig echter niet aanvaarden, omdat het erop neerkomt dat het Comité van Beheer een nieuwe taak krijgt opgelegd naast die als bedoeld in artikel 15, § 2, van het Cotif, zonder dat dit formeel wordt gewijzigd en voldoet aan de toepasselijke procedures.

Omdat de Unie de algemene doelstelling onderschrijft, stelt zij echter voor dat de Algemene Vergadering overeenkomstig artikel 13, § 2, van het verdrag een tijdelijke adhoc-commissie opricht die als taak heeft adviesverlenende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen op te richten en te ontbinden, en toezicht te houden op de werking van dergelijke groepen. Er mag daarbij niet worden vergeten dat dergelijke taken praktische gevolgen hebben voor de ontwikkeling van beleidsmaatregelen op het niveau van de OTIF op alle gebieden. Er moet dus worden gewaarborgd dat de Unie ten volle bij deze activiteiten wordt betrokken overeenkomstig artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst.

Een periode van vier jaar zou moeten volstaan om, vóór de ontbinding van de commissie, te beoordelen of de opgedane ervaring bevredigend is. Zo ja, en na de gepaste voorbereidingen, kan een wijziging van het verdrag met het oog op een structurele oplossing worden overwogen, overeenkomstig de garanties voor de Unie van artikel 5, lid 1, van de toetredingsovereenkomst.

Agendapunt 9 – Begrotingskader

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Lidstaten

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

In artikel 4 van de overeenkomst tussen de EU en de OTIF is het volgende bepaald: "De Unie draagt niet bij aan de begroting van de OTIF en neemt niet deel aan besluiten over die begroting".

Agendapunt 10 – Gedeeltelijke herziening van het basisverdrag: wijziging van de procedure tot herziening van het Cotif

Document(en): SG-18035-AG 13/10

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Steun voor de wijziging van artikel 34, § 3 tot en met § 6, van het Cotif en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

In overeenstemming met het resultaat van de bespreking van dit punt tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie is het noodzakelijk en passend om de voorgestelde wijziging van het Cotif te steunen, zodat een vaste termijn (36 maanden) kan worden ingesteld voor de inwerkingtreding van wijzigingen van de aanhangsels die door de Algemene Vergadering zijn aangenomen en er voldoende ruimte is om deze termijn geval per geval uit te breiden indien de in artikel 14, § 6, van het Cotif bepaalde meerderheid van de Algemene Vergadering daartoe heeft besloten.

Het voorstel heeft tot doel de procedure voor de herziening van het Cotif te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het verdrag en de aanhangsels daarvan consequent en snel kunnen worden toegepast en wordt voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen heeft, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie.

Agendapunt 11 – Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CIM – Verslag van de secretaris-generaal

Document(en): SG-18036-AG 13/11

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie (in het geval een stemming plaatsvindt)

Standpunt: Nota nemen van het verslag van de secretaris-generaal en de secretaris-generaal opdragen om op de 14e Algemene Vergadering een verslag in te dienen over de voortgang van de werkzaamheden op het gebied van douane en de digitalisering van documenten bij vrachtvervoer en, indien nodig, voorstellen in te dienen tot wijziging van de uniforme regelen CIM.

Agendapunt 12 – Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CUI

Document(en): SG-18037-AG 13/12

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt:

Steun voor de wijziging van de titel en de artikelen 1, 3, 5 (§ 1), 5 bis (§ 1 en § 2), 7 (§ 2), 8, 9 (§ 1) en 10 (§ 3) van de uniforme regelen CUI, en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

Steun, met het oog op de aanpassingen van de uniforme regelen CUI, voor de wijzigingen van artikel 2 (§ 1, onder a), punt 3) en artikel 6 (§ 1, onder e)) van het Cotif.

Overeenkomstig de wijzigingen die zijn goedgekeurd tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018, zijn de voorgestelde wijzigingen in wezen bedoeld om het toepassingsbereik van de uniforme regelen CUI te verduidelijken door in artikel 3 een definitie op te nemen van "internationaal spoorwegverkeer" als zijnde "verkeer waarvoor het gebruik vereist is van een internationaal treinpad of verscheidene opeenvolgende nationale treinpaden in ten minste twee landen en dat wordt gecoördineerd door de betrokken infrastructuurbeheerders", en door artikel 1 (Toepassingsgebied) dienovereenkomstig te wijzigen, terwijl het verband met de uniforme regelen CIV en CIM behouden blijft. Het doel is te waarborgen dat de uniforme regelen CUI systematischer worden toegepast voor het beoogde doel, d.w.z. internationaal spoorwegverkeer.

De ontwerpwijzigingen kloppen met de definities en bepalingen van het acquis van de Unie inzake het beheer van spoorweginfrastructuur en de coördinatie tussen infrastructuurbeheerders (bv. de artikelen 40, 43 en 46 van Richtlijn 2012/34/EU (herschikking)). Wat betreft de voorgestelde ontwerpwijziging van artikel 8 (aansprakelijkheid van de beheerder), is dit in wezen een redactionele wijziging die geen gevolgen heeft voor het toepassingsgebied of de inhoud van de bepaling. De voorgestelde ontwerpwijzigingen van artikel 9 en van de artikelen 3, 5, 5 bis, 7 en 10 zijn strikt redactioneel.

Agendapunt 13 – Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF

Document(en): SG-18038-AG 13/13

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Steun voor de gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF zoals voorgesteld door het secretariaat van de OTIF.

Tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie werd een gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF aangenomen omwille van de redenen die zijn beschreven in de volgende alinea. Die herziening hield echter ook enkele kleine redactionele of taalkundige wijzigingen in van de artikelen 1, 3 en 9 van de uniforme regelen ATMF, die buiten de bevoegdheid van de Herzieningscommissie vallen. Die moeten dus worden vastgesteld door de Algemene Vergadering.

De bepalingen van de uniforme regelen ATMF zijn verenigbaar met de bepalingen van Richtlijn 2008/57/EG inzake interoperabiliteit van de Europese Unie en met delen van Richtlijn 2009/49/EG inzake veiligheid. Met de vaststelling van het vierde spoorwegpakket heeft de Unie verscheidene bepalingen van dit acquis gewijzigd. Op grond van een analyse van de Commissie hebben het secretariaat van de OTIF en de desbetreffende werkgroep een wijziging voorbereid van de artikelen 2, 3 bis, 5, 6, 7, 10, 10 ter, 11 en 13 van de uniforme regelen ATMF. Die wijzigingen zijn noodzakelijk om bepaalde terminologie in overeenstemming te brengen met de nieuwe EU-bepalingen en om rekening te houden met enkele procedurele wijzigingen in de EU, met name het feit dat het Spoorwegbureau van de EU de bevoegdheid krijgt om vergunningen voor voertuigen af te geven. De voorgestelde wijzigingen hebben geen invloed op het basisconcept van de ATMF.

Agendapunt 14 – Nieuw aanhangsel H inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer

Document(en): SG-18039-AG 13/14.1; SG-18040-AG 13/14.2

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt:

Steun (SG-18039-AG 13/14.1) voor de opname van een nieuw aanhangsel H van het Cotif betreffende de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

Steun (SG-18040-AG 13/14.2), met het oog op de opname van een nieuw aanhangsel H, voor de wijziging van de artikelen 2 (§ 1), 6 (§ 1), 20 (§ 1 en § 2), 33 (§ 4 en § 6) en 35 (§4 en § 6) van het Cotif en goedkeuring van de wijzigingen van het toelichtende verslag.

Het ontwerp van het nieuwe aanhangsel H bevat bepalingen om de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer te regelen, teneinde het Cotif in overeenstemming te brengen met het acquis van de Unie en ook buiten de Europese Unie interoperabiliteit te ondersteunen. De voorgestelde tekst is in overeenstemming met de bepalingen van de nieuwe Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid en de bijbehorende secundaire wetgeving. Zoals aangegeven is het ook noodzakelijk sommige bepalingen van het Cotif te wijzigen om het nieuwe aanhangsel H aan het verdrag te kunnen toevoegen.

De voorgestelde teksten zijn voorgelegd aan de Algemene Vergadering ingevolge een besluit van de 26e zitting van de Herzieningscommissie en zijn volledig in overeenstemming met het standpunt van de Unie dat is gedefinieerd in de aanloop naar de Herzieningscommissie.

Agendapunt 15 – Algemene bespreking van de behoefte aan harmonisering van de toegangsvoorwaarden

Document(en): SG-18041-AG 13/15

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Steun voor het voorstel van het secretariaat van de OTIF om de secretaris-generaal de opdracht te geven verder te werken aan de ontwikkeling van een niet-bindend rechtskader inzake de toegangsvoorwaarden tot het internationaal spoorwegnet, overeenkomstig de richtsnoeren van deel VI van document SG-18041-AG 13/15, binnen het kader van de werkgroep van juridisch deskundigen en in samenwerking met de bevoegde internationale organisaties en verenigingen.

Het onderwerp – toegangsvoorwaarden tot het spoorwegnet – is op EU-niveau geregeld bij Richtlijn 2012/34/EG (herschikking) van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte. Overeenkomstig de bespreking van dit onderwerp tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018 is het wenselijk steun te blijven geven aan het initiatief van de OTIF om een niet-bindend juridisch kader te ontwikkelen voor toegangsvoorwaarden tot het spoorwegnet als een middel om het internationale spoorwegverkeer buiten de EU te vergemakkelijken en verbeteren.

Agendapunt 16 – Eengemaakt spoorwegrecht – Verslag van de secretaris-generaal

Document(en): SG-18042-AG 13/16

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt:

Nota nemen van het verslag van de secretaris-generaal en de secretaris-generaal opdracht geven om te blijven samenwerken met de VN/ECE inzake het initiatief voor eengemaakt spoorwegrecht.

Het Comité van Beheer opdragen om het VN/ECE-initiatief inzake eengemaakt spoorwegrecht op te volgen en indien mogelijk advies over algemene beleidskwesties te verstrekken, en de werkgroep van juridische deskundigen opdragen om het VN/ECE-initiatief inzake eengemaakt spoorwegrecht op te volgen en indien mogelijk advies over juridische aangelegenheden te verstrekken.

De secretaris-generaal en de werkgroep van juridische deskundigen opdragen om in overleg met het Comité van Beheer oplossingen te bedenken en voor te stellen voor passende OTIF-betrokkenheid bij het beheer van bindende juridische instrumenten die in de plaats zouden kunnen komen van het ontwerp van rechtsstelsel inzake de overeenkomst voor het vervoer van goederen, zoals ontwikkeld in het kader van het VN/ECE-initiatief inzake eengemaakt spoorwegrecht, en de secretaris-generaal opdragen om een verslag in te dienen tijdens de 14e Algemene Vergadering.

Hoewel één internationaal rechtsstelsel voordeliger kan zijn voor het spoorwegvervoer op het Euraziatische continent dan de huidige twee stelsels, kan een dergelijk stelsel alleen worden ontwikkeld met de uitgesproken inzet en deelname van de OSJD en de OTIF en hun leden – anders zal een derde internationaal stelsel worden ontwikkeld en zal de internationale spoorwegwetgeving verder worden gefragmenteerd. Bijgevolg is het noodzakelijk dat de bestaande organisaties een politiek besluit tot samenwerking nemen alvorens er een alomvattend rechtsstelsel kan worden ingevoerd. Het is daarom noodzakelijk en aangewezen om te verzekeren dat de OTIF bij dit proces betrokken blijft, met name door de werkzaamheden van het Comité van Beheer en de werkgroep van juridisch deskundigen, en verslag uitbrengt over de voortgang van de werkzaamheden bij de VN/ECE op de volgende Algemene Vergadering.

Agendapunt 17 – Werkgroep juridische deskundigen

Document(en): SG-18046-AG 13/17

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt:

Onderschrijven van de oprichting van een advieswerkgroep van juridisch deskundigen die wijzigingen van of aanvullingen op het verdrag opstelt, juridisch advies en bijstand verleent, de werking en de invoering van het Cotif bevordert en vergemakkelijkt, de toepassing en de invoering van het Cotif monitort en beoordeelt, en optreedt als een forum waar OTIF-leden relevante juridische kwesties kunnen aanbrengen en bespreken.

De secretaris-generaal opdragen om de conclusies en voorstellen van de werkgroep in te dienen bij de bevoegde organen van de OTIF voor overleg en/of besluit.

De secretaris-generaal opdragen een verslag in te dienen over de werkzaamheden van de wekgroep tijdens de 14e bijeenkomst van de Algemene Vergadering.

Overeenkomstig het resultaat van de bespreking van dit onderwerp tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie in februari 2018, is het wenselijk de oprichting te steunen van een permanente groep van juridisch deskundigen binnen de OTIF die als taak heeft bijstand te bieden aan de bestaande organen, de werking van deze organen op juridisch gebied te vergemakkelijken en te zorgen voor een effectief beheer van het Cotif.

Agendapunt 18 – Verslag over de activiteiten van het Comité van Beheer in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 30 september 2018

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 19 – Verkiezing van het Comité van Beheer voor de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 september 2021 (samenstelling en voorzitterschap)

Document(en): Beperkte verspreiding

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: Lidstaten

Standpunt: Geen

Agendapunt 20 – Voorlopige datum voor de 14e Algemene Vergadering

Document(en): Geen

Bevoegdheid: Niet van toepassing

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 21 – Diversen

Document(en): Niet beschikbaar

Bevoegdheid: Niet van toepassing

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 22 – Eventuele opdrachten van de Algemene Vergadering

Document(en): Aan te vullen

Bevoegdheid: Aan te vullen

Uitoefening van stemrechten: Aan te vullen

Standpunt: Aan te vullen

Agendapunt 23 – Commissieverslagen, indien nodig

Document(en): Niet beschikbaar

Bevoegdheid: Niet van toepassing

Uitoefening van stemrechten: Niet van toepassing

Standpunt: Geen

Agendapunt 24 – Vaststelling van besluiten, mandaten, aanbevelingen en andere documenten van de Algemene Vergadering (definitief document)

Document(en): Niet beschikbaar

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: Zoals omschreven onder de desbetreffende agendapunten

Top