EUROPESE COMMISSIE
Brussel,XXX
COM(2018) 476
2018/0254(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot oprichting van het Europees Defensiefonds
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2018) 345}
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52018PC0476
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing the European Defence Fund
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van het Europees Defensiefonds
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van het Europees Defensiefonds
COM/2018/476 final - 2018/0254 (COD)
EUROPESE COMMISSIE
Brussel,XXX
COM(2018) 476
2018/0254(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot oprichting van het Europees Defensiefonds
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2018) 345}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel
De geopolitieke context van de EU is de voorbije tien jaar drastisch veranderd. De situatie in de aangrenzende regio’s is instabiel en de EU wordt geconfronteerd met een complexe en veeleisende omgeving waarin nieuwe dreigingen, zoals hybride en cyberaanvallen in opmars zijn en traditioneler uitdagingen weer de kop opsteken.
De inwoners van de EU en hun politieke leiders zijn het erover eens dat de EU als geheel meer verantwoordelijkheid op zich moet nemen voor haar veiligheid. In de gezamenlijke Verklaring van Rome van 25 maart 2017 hebben de leiders van 27 lidstaten en van de Europese Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie aangekondigd dat de Unie voornemens is haar gemeenschappelijke veiligheid en defensie te versterken en een meer concurrerende en geïntegreerde defensie-industrie te bevorderen.
De Europese defensie wordt geconfronteerd met een aanzienlijk gebrek aan marktefficiëntie als gevolg van ontoereikende benutting van schaalvoordelen (versnippering van nationale markten met één enkele koper) en overlapping van de middelen op nationaal niveau. Hoewel de vraag vrijwel uitsluitend afkomstig is van de lidstaten, hebben hun defensiebegrotingen met name voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) de voorbije tien jaar aanzienlijke besparingen ondergaan. Hoewel er recente positieve aanwijzingen zijn dat de nationale financiering van defensie zich aan het stabiliseren is en aan het stijgen is, zijn aanzienlijke verdere inspanningen nodig om deze investeringen zo efficiënt mogelijk te maken. Tegelijk zijn de kosten van defensiematerieel en met name voor O&O toegenomen, terwijl de samenwerking tussen lidstaten op het gebied van O&O en investeringen in defensieapparatuur beperkt is gebleven. In 2015 is amper 16 % van het defensiematerieel via gezamenlijke Europese overheidsopdrachten aangekocht, wat ver onder de gezamenlijke benchmark van 35 % ligt die in het kader van het Europees Defensieagentschap (EDA) is overeengekomen. Wat de eerdere fase van defensieonderzoek betreft, lag het geraamde aandeel van Europese samenwerking op slechts 7,2 %, tegenover een benchmark van 20 %.
Deze tendensen worden weerspiegeld in de moeilijkheden die de sector ondervindt, en die aanzienlijk zijn wat defensiegerelateerde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten betreft. De ontwikkeling van prototypen is bijzonder duur en het risico op mislukking is groot. Ook het overbruggen van de "vallei des doods" tussen onderzoek en ontwikkeling brengt aanzienlijke technische en financiële risico’s met zich mee die afzonderlijke lidstaten mogelijk niet alleen willen dragen.
De sector is zeer versnipperd over nationale grenzen heen, met aanzienlijke overlappingen en daaruit voortvloeiende inefficiëntie, waardoor men er niet in slaagt om schaalvoordelen te benutten en kennis op te doen. Ondanks de samenloop van stijgende kosten en stagnerende of krimpende defensiebegrotingen, zijn de planning, de uitgaven aan O&O en de aanbesteding en onderhoud van materieel nog steeds grotendeels een zaak van afzonderlijke lidstaten, en blijft de onderlinge samenwerking zeer beperkt. De huidige situatie is onhoudbaar en de ontwikkeling van een groot defensiesysteem van de volgende generatie ligt alsmaar verder buiten het bereik van afzonderlijke lidstaten.
Dit gebrek aan samenwerking tussen de lidstaten leidt tot een verdere aantasting van het vermogen van de defensie-industrie van de EU om de industriële en technologische vermogens in stand te houden die nodig zijn om de strategische autonomie van de EU te vrijwaren en in haar huidige en toekomstige veiligheidsbehoeften te voorzien. Naar aanleiding daarvan heeft de Commissie een aantal initiatieven opgezet om nauwere samenwerking op defensiegebied te ondersteunen.
Op 7 juni 2017 heeft de Commissie in overeenstemming met de toespraak van voorzitter Juncker over de staat van de Unie 2016 een mededeling aangenomen tot oprichting van het Europees Defensiefonds 1 , bestaande uit een onderzoeksonderdeel en een vermogensonderdeel. De mededeling ging vergezeld van een wetgevingsvoorstel voor een verordening tot instelling van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie in het kader van het vermogensonderdeel.
Hiertoe werd een aanpak in twee fasen voorgesteld, bestaande uit:
–een aanvankelijke proefperiode in het kader van het meerjarig financieel kader 20142020, waarin via een voorbereidende actie inzake defensieonderzoek ondersteuning wordt geboden aan gezamenlijk defensieonderzoek, terwijl via het voorgestelde industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie medefinanciering wordt verstrekt aan gezamenlijke ontwikkelingsprojecten, en
–een specifiek fonds in het kader van het meerjarig financieel kader 20212027 met meer financiering voor gezamenlijk onderzoek naar innovatieve defensieproducten en -technologieën en voor de volgende fasen in de ontwikkelingscyclus, waaronder de ontwikkeling van prototypen.
Het huidige voorstel betreft de oprichting van het Europees Defensiefonds in het kader van het Europees meerjarig financieel kader 20212027.
Het Europees Defensiefonds is bedoeld als instrument om het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese industriële en technologische defensiebasis te ondersteunen en zo bij te dragen tot de strategische autonomie van de EU. Via het fonds wordt beoogd om gezamenlijke programma's tot stand te brengen die niet mogelijk zijn zonder een bijdrage van de EU en om, via ondersteuning van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, de nodige stimulansen te bieden teneinde samenwerking in elke fase van de industriële cyclus te bevorderen.
Met name het opzetten van gezamenlijke projecten met significante grensoverschrijdende deelname door kleine en middelgrote ondernemingen wordt aangemoedigd. Dit zal ervoor zorgen dat het fonds toegankelijk blijft voor ontvangers uit alle lidstaten, ongeacht hoe groot zij zijn of waar in de Unie zij gevestigd zijn.
Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving die het Verenigd Koninkrijk op basis van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft gedaan van zijn voornemen om zich uit de Europese Unie en uit Euratom terug te trekken, en die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Hoewel defensieonderzoek onder het toepassingsgebied van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie ("Horizon Europa") valt, worden de bijbehorende specifieke bepalingen inzake defensieonderzoek, zoals doelstellingen, regels voor deelname en uitvoeringsmechanismen in het huidige voorstel voor een verordening tot oprichting van het Europees Defensiefonds gespecificeerd.
Om te zorgen voor samenhang en complementariteit in de bevordering van de defensiebelangen van de Unie in het kader van het volgende meerjarig financieel kader, zal de Commissie trachten synergieën tot stand te brengen met andere EU-initiatieven op het gebied van civiele O&O, zoals veiligheid en cyberveiligheid, grensbewaking, kustwacht, maritiem vervoer en ruimte.
Er moet met name worden gezocht naar synergieën met:
- het specifieke programma tot uitvoering van "Horizon Europa" met het accent op civiele toepassingen, zodat resultaten van O&O voor defensie ten goede komen aan civiele O&O en omgekeerd;
- het ruimtevaartprogramma van de Unie, met name de onderdelen satellietcommunicatie voor de overheid (Govsatcom), ondersteuning van ruimtebewaking en -monitoring (SST) en Copernicus. Dit kan met name worden bereikt door te zorgen voor technische compatibiliteit voor projecten die gebruikmaken van wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) en Govsatcom-vermogens. Dit kan eveneens worden verwezenlijkt door verbeterde sensoren te ontwikkelen, platformen voor gerubriceerde gegevens uit te wisselen, en door middel van toepassingen op basis van gegevens of informatie en diensten die door de onderdelen van het ruimtevaartprogramma worden verstrekt;
- EU-initiatieven op het gebied van cyberbeveiliging, zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling over cyberbeveiliging 2 . Met name het op te richten onderzoeks- en kenniscentrum voor cyberbeveiliging moet zoeken naar synergieën tussen de civiele en defensiegerelateerde aspecten van cyberbeveiliging. Het centrum zou actieve ondersteuning kunnen bieden aan de lidstaten en andere relevante actoren door advies te verlenen, deskundigheid te delen en samenwerking te bevorderen met betrekking tot projecten en acties, evenals op verzoek van lidstaten optreden als projectbeheerder van acties in het kader van het Europees Defensiefonds;
- de acties die zijn vastgesteld in het kader van de gecoördineerde civiel-militaire onderzoeksagenda inzake maritieme beveiliging en met maritieme vervoer, en
- andere relevante EU-programma’s op het gebied van veiligheid, zoals het Fonds voor interne veiligheid en het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer.
De uitvoering van het Europees Defensiefonds zal plaatsvinden in nauwe coördinatie met de activiteiten op defensiegebied van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, zo ook het financiële instrumentarium, dat is gericht op het verder vergemakkelijken van de gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van defensievermogens. Zo zullen de financieringsmodellen van het instrumentarium dienen als vrijwillige referentie voor lidstaten die gezamenlijk producten en technologie wensen aan te kopen die met de steun van het Europees Defensiefonds zijn ontwikkeld.
Er worden nauwe banden tot stand gebracht tussen het fonds en de projecten die in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied (PESCO) worden uitgevoerd. Wanneer PESCO-projecten worden beoordeeld als in aanmerking komend, ontvangen zij een "PESCO-bonus", in de vorm van een hoger financieringspercentage. De Commissie zou bij de werkzaamheden van de projecten moeten worden betrokken en geraadpleegd, zodat zij kan helpen oordelen of dergelijke projecten in aanmerking komen voor financiering uit het fonds.
Het fonds houdt rekening met het vermogensontwikkelingsplan (CDP) van de EU, waarin de vermogensprioriteiten op defensiegebied zijn vastgesteld, en met de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie van de EU, waarin onder meer toezicht wordt gehouden op de uitvoering van de prioriteiten en waarin nieuwe kansen voor samenwerking worden aangeduid. In deze context kan ook rekening worden gehouden met relevante activiteiten van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere partners, op voorwaarde dat zij de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen en geen lidstaat van deelname uitsluiten.
Het fonds houdt ook rekening met defensieactiviteiten die worden uitgevoerd via de Europese vredesfaciliteit, een niet-budgettair instrument dat los van het meerjarig financieel kader wordt voorgesteld.
De combinatie van projectgerichte ondersteuning in de vorm van financiering uit het Europees Defensiefonds en goed opgezette en gerichte financiering in de defensiesector kunnen een krachtige bijdrage leveren aan het versterken van de weerbaarheid en het aanpakken van de kwetsbaarheid van de sector, met name ten behoeve van innovatieve kmo's en midcaps. Begrotingsgaranties kunnen een fiscaal efficiënte wijze vormen voor de beheersing van risico's in de toeleveringsketen van subcontractanten die betrokken zij bij uit het fonds gefinancierde projecten. De defensiesector is voorgedragen als een sector die in aanmerking komt voor ondersteuning via begrotingsgaranties in het kader van het InvestEU-fonds, dat een sectoroverschrijdend en overkoepelend kader vormt ter ondersteuning van investeringen in verschillende beleidsterreinen, geschraagd door begrotingsgaranties van de EU. Het huidige voorstel voorziet in de mogelijkheid om ondersteuning door het fonds te combineren met financiering uit InvestEU.
De acties van het fonds moeten worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt verdubbeld of verdrongen, en moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben. Dit zal de verenigbaarheid van de acties van het fonds met de EU-staatssteunregels waarborgen, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de interne markt worden vermeden.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Het Europees Defensiefonds is erop gericht het concurrentie- en innovatievermogen van de industriële en technologische defensiebasis van de Unie te bevorderen door defensiegerichte O&O-activiteiten te ondersteunen. Het is gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), meer bepaald op de titels "Onderzoek en technologische ontwikkeling en ruimte" (artikelen 173, 182, 183 en 188).
Artikel 173 VWEU vormt de rechtsgrondslag voor acties die gericht zijn op, onder meer, het bevorderen van een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele Unie, met name van kmo's, een gunstig klimaat voor de samenwerking tussen ondernemingen, en op het stimuleren van een betere benutting van het industriële potentieel van het beleid inzake innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling.
Aangezien het Europees Defensiefonds erop gericht is het concurrentie- en innovatievermogen van de industriële en technologische defensiebasis van de Unie te bevorderen door defensiegerichte O&O-activiteiten te ondersteunen, rechtvaardigen het doel en de inhoud ervan de keuze van artikel 173 VWEU als rechtsgrondslag. Defensiegerichte onderzoeksacties vormen eveneens een integrerend deel van het Europees Defensiefonds. Hun doel en inhoud rechtvaardigen ook de keuze van artikel 182 VWEU als aanvullende rechtsgrondslag.
Krachtens het VWEU vallen alle onderzoeksactiviteiten onder een meerjarenkaderprogramma voor onderzoek. De basishandeling van het meerjarenkaderprogramma voor onderzoek en innovatie na 2020, "Horizon Europa", bevat de nodige bepalingen waarin de verbanden zijn vastgelegd tussen de specifieke programma's die in het kader van dat programma zijn vastgesteld met betrekking tot defensieonderzoek en de uitvoering van Horizon Europa (dat gericht is op civiele onderzoeks- en innovatieactiviteiten).
De gedetailleerde bepalingen voor de financiering door de Unie van onderzoeksprojecten op het gebied van defensie en de begroting die eraan wordt toegewezen, zijn vastgesteld in deze ontwerpverordening betreffende het Europees Defensiefonds, die tevens voorziet in de regels voor deelname aan defensieonderzoek. De in het kader van het Europees Defensiefonds verrichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten zijn uitsluitend gericht op defensietoepassingen.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Om in de wereld van vandaag de veiligheid te waarborgen, moet het hoofd worden geboden aan dreigingen die de grenzen overschrijden. Geen enkel land kan deze alleen aanpakken. De Unie moet meer verantwoordelijkheid op zich nemen om haar belangen, waarden en de Europese manier van leven te beschermen, daarin aangevuld door en samenwerkend met de NAVO.
Inspanningen om het (door de Europese Raad in 2016 gesteunde) ambitieniveau van de Unie op het gebied van veiligheid en defensie te bereiken, zullen bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstelling. Om voorbereid te zijn op de dreigingen van morgen en haar burgers te kunnen beschermen, moet de Unie haar strategische autonomie vergroten. Dit betekent dat op kritieke gebieden en voor strategische vermogens cruciale technologieën moeten worden ontwikkeld om een technologische leiderschapspositie te kunnen innemen. Ruimere samenwerking op alle niveaus is de enige manier om aan de verwachtingen van de burgers van de Unie tegemoet te komen.
Door samenwerking aan te moedigen, kan de Unie de resultaten en de kwaliteit van de investeringen van de lidstaten in defensie helpen maximaliseren. Het Europees Defensiefonds biedt Europese meerwaarde door gezamenlijk onderzoek naar en de ontwikkeling van producten en technologieën op defensiegebied te stimuleren om de efficiëntie van de overheidsuitgaven te vergroten en zo bij te dragen tot de operationele autonomie van de Unie.
Beslissingen over investeringen in defensie en defensiegerelateerde ontwikkelingsprogramma's blijven de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Unie kan en mag het lage niveau van de defensie-investeringen door de lidstaten niet compenseren. Wel kan zij hun gezamenlijke inspanningen voor het ontwikkelen van defensievermogens aanvullen, bevorderen en consolideren om de Europese defensie-industrie te ondersteunen en op veiligheidsuitdagingen te reageren. Dat zou ervoor zorgen dat overlappingen worden voorkomen, het geld van de belastingbetalers efficiënter kan worden aangewend, de interoperabiliteit van defensiematerieel wordt verbeterd, de versnippering tot een minimum wordt beperkt en het concurrentievermogen en de innovatie van de Europese industriële en technologische defensiebasis wordt gestimuleerd.
•Evenredigheid
De voorgestelde beleidsaanpak is evenredig aan de omvang en de ernst van de vastgestelde problemen, namelijk een gebrek aan grensoverschrijdende samenwerking en de behoefte aan ondersteuning van het concurrentievermogen van de Europese industrie en gezamenlijke O&O-activiteiten op defensiegebied. Het eerbiedigt de grenzen van mogelijke Uniemaatregelen uit hoofde van de Verdragen.
Het initiatief is beperkt tot de doelen die de lidstaten niet op bevredigende wijze alleen kunnen bereiken en waarvoor de Unie naar verwachting betere resultaten kan behalen. Het voorgestelde uitvoeringsmechanisme dat op EU-niveau wordt geïmplementeerd, zal gericht zijn op het beperken van de financiële en administratieve kosten.
•Keuze van het instrument
De Commissie stelt voor om het fonds op te richten middels een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument aangezien alleen een verordening, met rechtstreeks toepasselijke juridische bepalingen, de nodige mate van uniformiteit kan bieden voor het oprichten en functioneren van een financieringsprogramma van de Unie dat is gericht op de ondersteuning van een industriële sector in heel Europa.
3.EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De programma's uit hoofde van het huidige meerjarig financieel kader zijn vastgesteld voor een beperkte periode en bieden bijgevolg geen grote mogelijkheden om lessen te trekken en met de opgedane ervaring rekening te houden bij de opstelling van dit programma.
De voorbereidende actie inzake defensieonderzoek is in april 2017 van start gegaan met een totale begroting van 90 miljoen EUR over een looptijd van drie jaar. De actie heeft ondertussen haar eerste concrete resultaten opgeleverd, met de ondertekening van de eerste subsidieovereenkomsten in 2018, maar alle projecten lopen nog.
De aanvragers in het kader van de oproepen van 2017 zijn verspreid over een ruim geografisch gebied: er zijn aanvragen ingediend door in totaal 187 entiteiten uit 25 EU-lidstaten en Noorwegen, waaronder een groot aantal aanvragers die één enkele aanvraag hebben ingediend. Bij de projecten die voor financiering zijn aangemerkt, zijn kandidaten uit 17 EU-lidstaten betrokken. De geselecteerde voorstellen zijn ingediend door aanvragers uit de privésector, zowel grote als kleine bedrijven, kmo's, overheidsorganen, onderzoekscentra en universiteiten. De deelnamegraad van kmo's over alle voorstellen heen bedraagt 30 %, zonder dat er door de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek strikte voorschriften zijn opgelegd inzake deelname door kmo's. Die deelnamegraad is behouden in de voor financiering geselecteerde projecten, met een kmo-deelnamepercentage van 32 % en een begrotingsaandeel van 14 %. Uit deze gegevens blijkt dat de oproepen in het eerste jaar van de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek een goede respons hebben gekregen en grote belangstelling hebben gewekt bij de sector. Uit deze goede respons kan de voorlopige conclusie worden getrokken dat de behandelde defensieonderwerpen relevant waren en belangstelling kregen vanuit de sector.
Aan het voorgestelde industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie voor de periode 20192020 wordt een begroting van 500 miljoen EUR toegewezen. Op 22 mei 2018 hebben de medewetgevers een compromisovereenkomst bereikt. Het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie moet operationeel zijn vanaf 1 januari 2019.
Uit het bereikte compromisakkoord blijkt de politieke wil van de medewetgevers om snel tot overeenstemming te komen over de begroting, oprichting en uitvoeringswijze van een programma voor de medefinanciering van de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën.
Het huidige wetgevingsinitiatief omvat het uitbreiden van de twee bestaande initiatieven die uit hoofde van het meerjarig financieel kader 20142020 zijn opgezet. Op basis van de ervaring die is opgedaan met de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en een begroting van de mate waarin de structuren van de twee programma's op elkaar zijn afgestemd, wordt één enkel geïntegreerd fonds voorgesteld. Dat zal streamlining en vereenvoudiging mogelijk maken.
•Raadpleging van belanghebbenden
Om alle belanghebbenden de gelegenheid te geven om opmerkingen te maken, heeft de Commissie van 13 januari tot en met 9 maart 2018 een openbare raadpleging (OPC) over het Europees Defensiefonds gehouden in het kader van een ruimere raadpleging over alle beleidsterreinen van de EU-begroting voor 20212027. Via het OPC-webportaal zijn verschillende standpuntnota's ingediend.
Er werden verschillende groepen belanghebbenden bereikt, waaronder zij die rechtstreeks bij het fonds betrokken zijn, zoals de industrie en onderzoeksinstellingen, evenals belanghebbenden die een mening hebben over het onderwerp, maar geen directe ontvangers zijn, zoals burgers en niet-gouvernementele organisaties (ngo's). Een aantal van de laatstgenoemden hebben kritiek geuit op het initiatief vanuit ethisch oogpunt. Hoewel hun zorgen naargelang het geval zijn meegenomen in het voorstel (bv. wat betreft ethiek en de vereiste om internationale verdragen na te leven), beroept de Commissie zich op haar recht van initiatief om gehoor te geven aan de oproep van de EU-burgers en hun politieke leiders om de defensie-industrie van de EU te ondersteunen en de veiligheid te vergroten.
De rechtstreeks betrokken belanghebbenden steunen het initiatief. Zij hebben opmerkingen geformuleerd over de te financieren aspecten en voorstellen gedaan met betrekking tot de structuur van het fonds en financieringsregelingen. De belangrijkste punten zijn de volgende:
–het accent moet liggen op onderzoeks- en ontwikkelingsprioriteiten op lange/middellange termijn (stimulering van technologie en disruptieve innovatie) om het concurrentievermogen van de sector op lange termijn te waarborgen en deze in staat te stellen om baanbrekende innovatie te ontwikkelen. De prioriteiten van het fonds moeten samen met de lidstaten worden vastgesteld in de context van de jaarlijkse en meerjarige werkprogramma’s;
–de structuur van het fonds moet blijk geven van een alomvattende vermogensgerichte benadering die de hele technologische cyclus bestrijkt en vervat is in één enkele verordening. De gedetailleerde regelingen betreffende de twee onderdelen moeten zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd;
–de belanghebbenden zijn unaniem van mening dat de regels inzake intellectuele-eigendomsrechten moeten worden aangepast voor defensie. Onderzoeksorganisaties drongen aan op de bescherming van de rechten van alle projectdeelnemers en niet enkel die van de grote industrie;
–wat financieringspercentages betreft, waren de belanghebbenden het erover eens dat voor de financieringspercentages rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de sector. Onderzoeksinstellingen pleitten voor hogere financiële bijdragen voor onderzoek tot 100 % en voor het financieren van indirecte kosten in verband met infrastructuur. In het verslag van de Groep van prominenten over de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek (verslag van de Groep van prominenten) 3 werd geadviseerd om een hoger percentage van indirecte kosten te dekken;
–wat de vormen van financiële steun betreft, stelden de respondenten voor om opties voor medefinanciering door de lidstaten te overwegen, bv. via precommerciële inkoop en via blendingverrichtingen onder beheer van InvestEU in gevallen waar er civiele spin-offs mogelijk zijn of voor testfaciliteiten.
•Externe deskundigheid
De commissaris voor Interne Markt, Industrie, Ondernemerschap en Midden- en Kleinbedrijf heeft een groep van 16 hooggeplaatste personen die actief zijn op het gebied van defensie (van de industrie, onderzoeksorganisaties, Europees en nationale parlementen en beleidsgerichte instituten) bijeengeroepen om extern advies te verstrekken over beleid inzake defensieonderzoek op korte en langere termijn. Na regelmatige gesprekken en raadplegingen heeft de groep in januari 2016 een verslag uitgebracht onder de titel European Defence Research - the case for an EU-funded R&T programme 4 .
De groep heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, die in april 2017 is opgestart, en heeft strategisch advies verstrekt over de wensen op langere termijn voor Uniegefinancierd onderzoek op defensiegebied.
•Effectbeoordeling
In overeenstemming met de voorschriften van de Commissie voor betere regelgeving wordt dit voorstel ondersteund door een effectbeoordeling. De onafhankelijke Raad voor regelgevingstoetsing heeft het effectbeoordelingsverslag op 11 april 2018 onderzocht en heeft een positief advies uitgebracht. De raad beval aan om de rechtsgrondslag van het initiatief en mogelijke overlappingen met onderzoek dat wordt gefinancierd uit het andere specifieke programma onder Horizon Europa te verduidelijken, om de bespreking van uitvoeringsmechanismen aan te passen teneinde een meer selectieve aanpak mogelijk te maken, en om de voor het fonds voorgestelde directe beheersvorm beter te motiveren. Het effectbeoordelingsverslag is in overeenstemming met de aanbevelingen van de raad gewijzigd. Punt 3.2.1 van de effectbeoordeling is volledig aangepast aan de eerste aanbeveling. De formulering van punt 2.4 is verbeterd en bevat nu een duidelijke uitleg van de afbakening tussen het Europees Defensiefonds en het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa met betrekking tot civiele toepassingen. Teneinde de onderlinge afbakening en de sterke en zwakke punten van de verschillende opties te verduidelijken, is de formulering in punt 4.1 aangepast evenals de beoordeling van de opties in punt 4.2, die nu ook de mogelijkheid vermeldt om, per geval en indien van toepassing, een aantal afzonderlijke maatregelen op basis van de redenering achter optie 3 uit te voeren. Tot slot is in punt 4.1.1 een specifieke toelichting opgenomen om de keuze voor de directe beheersvorm te motiveren.
Het effectbeoordelingsverslag bevat een toelichting van de problemen en onderliggende oorzaken die de Commissie ertoe hebben gebracht om dit initiatief voor te stellen. Deze hebben betrekking op besparingen in de nationale defensiebegrotingen en ongecoördineerde uitgaven, wat leidt tot inefficiëntie en tot een verlaging van de beschikbaarheid van defensie-uitrusting tot kritieke niveaus. In het verslag wordt ook geconstateerd dat het gebrek aan innovatie op defensiegebied problematisch is en dat het dalende niveau van samenwerking op het gebied van defensiegerelateerde O&O en investeringen in materieel het de Unie moeilijk maakt om nieuwe defensietechnologieën en systemen te ontwikkelen. De versnipperde vraag komt tot uiting in een inefficiënte organisatie aan de aanbodzijde, met aanzienlijke overlappingen, kleinschalige productie en industriële toeleveringsketens die voornamelijk op nationale basis zijn ingericht. Dit alles heeft de interoperabiliteit van defensiematerieel beperkt en tot gemiste schaalvoordelen geleid.
Volgens het verslag zal het fonds helpen om de situatie recht te trekken door 13 miljard EUR vrij te maken voor gezamenlijk onderzoek en gezamenlijke vermogensontwikkeling op defensiegebied, waarmee de Unie een van de grootste investeerders in defensieonderzoek in de EU wordt en optreedt als stuwende kracht door afzonderlijke uitgaven samen te brengen in gezamenlijke ontwikkelingsprojecten op EU-niveau met gemeenschappelijke technische vereisten die beantwoorden aan prioriteiten van de EU.
In het verslag zijn drie opties onderzocht met betrekking tot de structuur van het fonds en de uitvoeringsmechanismen waarmee de problemen op de meest optimale wijze kunnen worden aangepakt:
–optie 1 – de twee huidige afzonderlijke testprogramma's onder het meerjarig financieel kader 20142020 behouden, waarbij de uitgavenniveaus meer dan verzesvoudigd worden;
–optie 2 – aanvullende maatregelen op het gebied van flexibiliteit en vereenvoudiging treffen. Via een enkel fonds is het mogelijk een geïntegreerde planning voor onderzoek en ontwikkeling op te zetten, met geharmoniseerde regels voor deelname. In optie 2 is rekening gehouden met de bezorgdheid van belanghebbenden dat de financieringsniveaus voor indirecte kosten te laag liggen bij de methode die in het basisscenario wordt toegepast. De specifieke kenmerken van de sector, waaronder de afhankelijkheid van een enkele koper en de aanzienlijke beperkingen voor commerciële exploitatie van resultaten uit defensiegerichte O&O moeten worden erkend. In het geval van optie 2 wordt voorzien in flexibiliteit voor een betere dekking van de indirecte kosten. Ook zouden vereenvoudigingsmaatregelen worden ingevoerd, zoals subsidies in de vorm van vaste bedragen, en
–optie 3 – strengere voorschriften invoeren, bv. een aanpak op basis van stimulansen en bonussen inruilen voor een meer prescriptieve aanpak waarbij de vastgestelde problemen op een meer ingrijpende manier worden aangepakt om sneller resultaten te boeken. Een dergelijke prescriptieve aanpak houdt ook aanzienlijke risico’s in, met name wat betreft acceptatie, wat het fonds zou kunnen hinderen bij het bereiken van zijn doelstellingen.
Na vergelijking van de opties beveelt het verslag optie 2 aan omdat het de synergieën maximaliseert en vereenvoudiging invoert, en omdat de op stimulansen gebaseerde aanpak minder riskant is dan de prescriptieve aanpak van optie 3. Optie 2 zou de beste manier zijn om ervoor te zorgen dat het fonds:
–de integratie en versterking van de mondiale concurrentiepositie van de Europese industriële en technologische defensiebasis bevordert;
–de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën in de Unie ondersteunt door te fungeren als stuwende kracht voor samenwerkingsprogramma's voor O&O op het gebied van cruciale defensietechnologieën; dat moet leiden tot verdere gezamenlijke investeringsprogramma's op defensiegebied die gericht zijn op de toekomstige vermogensbehoeften van de lidstaten en de ontwikkeling van toekomstige vermogens versterken via grotere samenwerking, en
–Europese meerwaarde biedt, gezien de mogelijkheden om (zonder nationale inspanningen te vervangen) te voorzien in de coördinatie van een breed scala aan belanghebbenden, gaande van ministeries van Defensie (als exclusieve afnemers) tot de defensie-industrie (als enige aanbieders van defensieproducten) om een output te genereren die iedereen ten goede komt.
•Vereenvoudiging en flexibiliteit
Geïntegreerde aanpak: met een Europees Defensiefonds voor zowel onderzoeks- als ontwikkelingsactiviteiten kan geïntegreerde, wederzijds versterkende ondersteuning worden geboden. Zo wordt voorkomen dat onderzoeksresultaten verloren gaan doordat geen doorlopende steun wordt verleend voor de verdere ontwikkeling en beproeving van de technologie. Dit bevordert de marktacceptatie van de producten en technologieën die met Uniefinanciering worden ondersteund. Daarnaast zal een geïntegreerd en flexibeler fonds het mogelijk maken om in voorkomend geval aanvullende vormen van ondersteuning te bieden, onder meer via precommerciële inkoop. Zo kunnen marktoplossingen worden geïdentificeerd die de beste prijs-kwaliteitverhouding bieden om in de behoeften van de Unie aangaande onderzoek en ontwikkeling op defensiegebied te voorzien.
Rekening houden met de specifieke aard van O&O in de defensiesector: het ontwerp en de structuur van het Europees Defensiefonds zijn gebaseerd op ervaringen met de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek en het voorstel voor een verordening betreffende het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, de feedback van belanghebbenden en de bevindingen van de effectbeoordeling, en met name op de specifieke kenmerken van de sector, waarin lidstaten en geassocieerde landen doorgaans alle kosten voor O&O financieren gezien de beperkingen gelden voor de exploitatie van O&O-resultaten. Het defensiefonds biedt de nodige flexibiliteit voor een betere dekking van indirecte kosten en voorziet tegelijk in maatregelen om overcompensatie te vermijden.
De acties in het kader van het fonds die tijdens de ontwikkelingsfase worden uitgevoerd, zijn nauw gekoppeld aan de strategieën en processen van de lidstaten inzake planning en aankoop, met inbegrip van hun financiële bijdragen aan multinationale bewapeningsprojecten. Daarom is het belangrijk dat lidstaten overeenkomstig de comitéprocedure worden betrokken in beslissingen met betrekking tot de toekenning van financiering aan ontwikkelingsacties.
De financieringspercentages voor de ontwikkeling van prototypen en acties in de volgende ontwikkelingsfasen zullen lager zijn dan die voor acties die voorafgaand aan de prototypefase plaatsvinden. Zo kunnen passende stimulansen worden geboden om het opzetten van gezamenlijke projecten voor prototype-ontwikkeling te ondersteunen, rekening houdend met de belangrijke rol van de financiering door de lidstaten op dit terrein.
De regels voor de deelname in het Europees Defensiefonds zullen worden afgestemd op de specifieke aard van de defensiesector, met name wat betreft de strikte noodzaak van informatiebeveiliging, het beheer van de resultaten van de acties enz.
Er wordt bijzondere aandacht besteed aan een passende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen, die door middel van hogere financieringspercentages worden aangemoedigd om aan samenwerkingsprojecten deel te nemen.
Door uitvoerig gebruik van op output gebaseerde instrumenten (vaste bedragen en vaste percentages voor subsidies) kunnen boekhoudkundige controles achteraf van subsidiabele kosten en mogelijke complexiteit van controles (veiligheidsmachtiging) worden voorkomen. In het bijzonder wanneer de Unie financiering verstrekt ter aanvulling van een klein deel van een voorlopige begroting die al door de lidstaten is goedgekeurd (ondersteuning van de ontwikkeling van prototypen), zal de Uniefinanciering worden verstrekt in de vorm van een enkel vast bedrag dat wordt uitgekeerd na aanvaarding van de prestaties door de lidstaten. In beginsel is de betaling van de bijdrage van de Unie afhankelijk van de uitvoering van prestaties. Dat zal het beheer van het fonds vergemakkelijken, de beheerskosten verminderen en het foutenpercentage beperken.
De Commissie zal het Europees Defensiefonds in direct beheer uitvoeren om de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitvoering te maximaliseren. De lidstaten zullen nauw betrokken zijn bij de uitvoering van het Europees Defensiefonds.
•Grondrechten
Door de veiligheid van de EU-burgers te vergroten, worden hun fundamentele rechten gewaarborgd.
De gefinancierde activiteiten zullen in overeenstemming zijn met de verbintenissen van de Unie uit hoofde van internationale overeenkomsten, en alle financieringsaanvragen worden doorgelicht door ethische deskundigen.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De voorgestelde begrotingstoewijzing voor de periode 20212027 bedraagt 13 000 000 000 EUR (in lopende prijzen), waarvan:
–4 100 000 000 EUR voor onderzoeksacties;
–8 900 000 000 EUR voor ontwikkelingsacties.
De gevolgen voor de periode van het meerjarig financieel kader met betrekking tot de vereiste begroting en de vereiste personele middelen zijn nader uitgewerkt in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage
In het financieel memorandum is vastgelegd welke middelen de departementen van de Commissie nodig hebben voor de uitvoering van het fonds. Hef fonds kan worden beheerd door een uitvoerend agentschap van de Commissie voor zover de kostenefficiëntie daarvan middels een kosten-batenanalyse wordt bevestigd.
Er wordt een monitoringregeling voorgesteld om de verslaglegging over en de evaluatie van de prestaties te ondersteunen. De resultaten zullen geleidelijk beschikbaar komen. De monitoringinformatie zal betrekking hebben op:
–inputindicatoren (bv. aantal en soort projecten) in de eerste jaren;
–outputindicatoren halverwege de programmeringsperiode (en afhankelijk van de lengte van de projecten);
–resultaatindicatoren (bv. eropvolgende aankoop door de lidstaten en octrooien) in de latere jaren van het fonds.
Evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 5 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In het kader van de evaluaties zullen de praktische gevolgen van het programma worden beoordeeld aan de hand van de indicatoren/streefdoelen van het programma alsmede een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma kan worden geacht relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende Europese meerwaarde oplevert en coherent is met andere beleidsmaatregelen van de EU. Aan de hand van opgedane nuttige ervaring zullen eventuele tekortkomingen/problemen in kaart worden gebracht en zal worden nagegaan of er mogelijkheden zijn om de acties of de resultaten ervan verder te verbeteren en om de benutting/impact ervan te helpen maximaliseren.
Wanneer voldoende informatie beschikbaar is, en uiterlijk vier jaar na het begin van de uitvoering, zal een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van het fonds worden verricht, samen met de evaluaties van de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek en van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie.
Aan het einde van de uitvoeringsperiode, wanneer de meeste projecten zijn voltooid, zal de Commissie een eindevaluatie verrichten.
Integratie van klimaatmaatregelen
Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader voor de periode 20212027 stelt een ambitieuzere doelstelling voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma’s voorop, met het algemene streefdoel dat 25 % van de uitgaven van de EU moet bijdragen aan de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit fonds aan de verwezenlijking van dit algemene streefdoel zal worden gevolgd via een EU-referentiesysteem van klimaatindicatoren, op passende wijze opgesplitst, en waar mogelijk zullen eveneens preciezere methoden worden gebruikt. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven presenteren in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.
Om ervoor te zorgen dat het volledige potentieel van het Europees Defensiefonds op het gebied van klimaatdoelstellingen wordt benut, zal de Commissie relevante acties in kaart brengen tijdens de voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het fonds.
•Datum van toepassing
Dit voorstel voorziet in toepassing vanaf 1 januari 2021.
2018/0254 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot oprichting van het Europees Defensiefonds
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 4, artikel 183, en artikel 188, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)In het op 30 november 2016 vastgestelde Europees defensieactieplan heeft de Commissie zich ertoe verbonden de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten bij de ontwikkeling van technologische en industriële defensievermogens aan te vullen, te bevorderen en te consolideren om een antwoord te bieden op uitdagingen inzake veiligheid en om het concurrentievermogen, de innovatieve capaciteit en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie te ondersteunen. Zij stelde met name voor een Europees Defensiefonds (het "fonds") op te richten om investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te ondersteunen en zo synergieën en kosteneffectiviteit te bevorderen, en om de gezamenlijke aankoop en het gezamenlijke onderhoud van defensie-uitrusting door de lidstaten te bevorderen. Het fonds zou een aanvulling vormen op de nationale financiering die reeds daartoe wordt gebruikt en moet lidstaten stimuleren om samen te werken en meer te investeren in defensie. Uit het fonds zou steun worden verleend voor samenwerking tijdens de gehele cyclus van defensieproducten en -technologieën.
(2)Het fonds zou bijdragen tot de totstandbrenging van een sterke, concurrerende en innovatieve industriële en technologische defensiebasis en hand in hand gaan met de initiatieven van de Unie met het oog op een meer geïntegreerde defensiemarkt, met name de twee in 2009 vastgestelde richtlijnen 6 betreffende overheidsopdrachten en overdrachten in de defensiesector binnen de EU.
(3)Aan de hand van een geïntegreerde aanpak en om bij te dragen aan het versterken van het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de defensie-industrie van de Unie, moet een Europees Defensiefonds (hierna "het fonds") worden opgericht. Het fonds moet gericht zijn op het vergroten van het concurrentievermogen, de innovatie, de efficiëntie en de autonomie van de defensie-industrie van de Unie; op die manier moet het bijdragen tot de strategische autonomie van de Unie door zowel in de onderzoeksfase als in de ontwikkelingsfase van defensieproducten en technologieën de grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten en tussen ondernemingen, onderzoekscentra, nationale overheden, internationale organisaties en universiteiten te ondersteunen. Om tot meer innovatieve oplossingen en een open interne markt te komen, moet het fonds ondersteuning bieden aan de grensoverschrijdende deelname van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (midcaps) in de defensiesector.
(4)De onderzoeksfase is een cruciaal onderdeel aangezien zij bepalend is voor zowel het vermogen als de autonomie van de Europese industrie om producten te ontwikkelen evenals voor de onafhankelijkheid van lidstaten als eindgebruikers van defensietoepassingen. De onderzoeksfase in het kader van de ontwikkeling van defensievermogens kan significante risico's inhouden, met name in geval van lage maturiteit en disruptie van technologieën. Ook aan de ontwikkelingsfase, die volgt op de onderzoeksfase en de technologische fase, zijn aanzienlijke risico's en kosten verbonden die de verdere benutting van onderzoeksresultaten belemmeren en het concurrentievermogen en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie aantasten.
(5)Het fonds mag geen ondersteuning bieden aan zuiver fundamenteel onderzoek, dat in plaats daarvan uit andere stelsels moet worden gefinancierd, maar kan worden aangewend voor defensiegericht fundamenteel onderzoek dat mogelijk als basis kan dienen voor het oplossen van erkende of verwachte problemen of mogelijkheden.
(6)Het fonds kan zowel ondersteuning bieden aan acties gericht op nieuwe producten en technologieën als aan acties voor de modernisering van bestaande producten en technologieën, voor zover het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is om de actie voor de modernisering te kunnen uitvoeren, niet is onderworpen aan beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen. Wanneer juridische entiteiten een aanvraag tot Uniefinanciering indienen, moeten zij worden verplicht informatie te verstrekken waaruit blijkt dat er geen sprake is van beperkingen. Indien dergelijke informatie ontbreekt, mag geen Uniefinanciering worden verstrekt.
(7)Opdat bij de uitvoering van deze verordening de internationale verbintenissen van de Unie en haar lidstaten worden geëerbiedigd, mag het fonds geen financiering verstrekken aan acties met betrekking tot producten of technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of de productie krachtens het internationaal recht verboden is. In dit verband moet de subsidiabiliteit van acties met het oog op nieuwe defensieproducten of -technologieën, zoals die welke specifiek zijn ontworpen om dodelijke aanvallen uit te voeren zonder menselijke controle over het besluit om tot aanval over te gaan, eveneens worden onderworpen aan ontwikkelingen in het internationaal recht.
(8)De moeilijkheden bij het overeenkomen van geconsolideerde defensievermogensvereisten en gemeenschappelijke technische specificaties of normen belemmeren de samenwerking tussen lidstaten en tussen juridische entiteiten in verschillende lidstaten. Het ontbreken van dergelijke vereisten, specificaties en normen heeft geleid tot meer versnippering van de defensiesector, technische complexiteit, vertragingen en hogere kosten, evenals een verminderde interoperabiliteit. Een akkoord over gemeenschappelijke technische specificaties moet een voorwaarde zijn voor acties die een hogere mate van technologische paraatheid vereisen. Activiteiten van lidstaten die gericht zijn op de vaststelling van gemeenschappelijke defensievermogensvereisten en de uitvoering van ondersteunende studies evenals acties die de vaststelling van gemeenschappelijke technische specificaties of normen ondersteunen, moeten eveneens in aanmerking komen voor financiering uit het fonds.
(9)Aangezien het fonds het concurrentievermogen en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie beoogt te ondersteunen door gezamenlijk defensieonderzoek en gezamenlijke technologische activiteiten te bevorderen en aan te vullen en de risico's van de ontwikkelingsfase van samenwerkingsprojecten te ondervangen, moeten acties met het oog op onderzoek naar en ontwikkeling van een defensieproduct of -technologie in aanmerking moeten komen voor steun uit het fonds. Hetzelfde geldt voor het moderniseren van bestaande defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van de interoperabiliteit daarvan.
(10)Aangezien het fonds met name gericht is op sterkere samenwerking tussen juridische entiteiten en lidstaten in heel Europa, kunnen acties alleen in aanmerking komen voor financiering mits zij worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie juridische entiteiten die zijn gevestigd in ten minste drie verschillende lidstaten en/of geassocieerde landen. Ten minste drie van die subsidiabele juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten en/of geassocieerde landen, mogen niet direct of indirect onder effectieve zeggenschap van dezelfde entiteit staan, noch mogen zij onder zeggenschap van elkaar staan. Om de samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren, kan het fonds gezamenlijke precommerciële inkoop ondersteunen.
(11)Krachtens [verwijzing indien nodig actualiseren op basis van een nieuw besluit over de LGO's: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 7 ] komen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het fonds en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee de LGO banden heeft.
(12)Aangezien het fonds tot doel heeft het concurrentievermogen, de efficiëntie en de autonomie van de defensie-industrie van de Unie te versterken, mogen in beginsel alleen in de Unie of geassocieerde landen gevestigde entiteiten die niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan, voor steun in aanmerking komen. Bovendien mogen de infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen die ontvangers en hun subcontractanten voor uit het fonds gefinancierde acties gebruiken, zich niet op het grondgebied van niet-geassocieerde derde landen bevinden, teneinde de bescherming van de wezenlijke veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en de lidstaten te waarborgen.
(13)Voor zover dit nodig is om de doelstellingen van de actie te bereiken, moet in bepaalde omstandigheden kunnen worden afgeweken van het beginsel dat ontvangers en hun subcontractanten niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen mogen staan. Zo kunnen in de Unie gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan, voor financiering in aanmerking komen indien aan relevante en strenge voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten is voldaan. De deelname van dergelijke entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het fonds. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken.
(14)Indien een consortium wenst deel te nemen aan een actie die in aanmerking komt voor financiering en de financiële bijstand van de Unie in de vorm van een subsidie zal worden verstrekt, moet het consortium een van zijn leden benoemen als coördinator die zal optreden als voornaamste contactpersoon.
(15)Indien een door het fonds gesteunde ontwikkelingsactie wordt beheerd door een door de lidstaten of geassocieerde landen benoemde projectbeheerder, moet de Commissie de projectbeheerder eerst in kennis stellen voordat zij overgaat tot betaling aan de ontvanger, zodat de projectbeheerder kan waarborgen dat de ontvangers zich aan de desbetreffende termijnen houden. Onder bepaalde omstandigheden kan de projectbeheerder de Commissie zijn opmerkingen over de voortgang van de actie meedelen zodat de Commissie kan bevestigen of aan de voorwaarden om tot betaling over te gaan, is voldaan.
(16)Om te waarborgen dat de gefinancierde acties financieel levensvatbaar zijn, moeten de begunstigden aantonen dat de kosten van de actie die niet in aanmerking komen voor Uniefinanciering, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.
(17)De lidstaten moeten verschillende soorten financiële regelingen tot hun beschikking hebben voor de gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van defensievermogens. Het door de Commissie ontwikkelde financieel instrumentarium moet voorzien in verschillende soorten regelingen die lidstaten kunnen gebruiken om het hoofd te bieden aan uitdagingen voor gezamenlijke ontwikkeling en aanbesteding vanuit financieringsoogpunt. De toepassing van dergelijke financiële regelingen kan verder bijdragen tot het opzetten van gezamenlijke defensieprojecten en de efficiëntie van defensie-uitgaven verhogen, onder meer voor projecten die door het Europees Defensiefonds worden ondersteund.
(18)De specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aankopen van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer, maken dat de werking van de defensiesector uniek is en niet onderworpen is aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De industrie kan bijgevolg geen zelfgefinancierde onderzoek- en ontwikkelingsprojecten (O&O) opzetten, en doorgaans worden alle O&O-kosten volledig door de lidstaten en geassocieerde landen gefinancierd. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds, met name het stimuleren van de samenwerking tussen ondernemingen uit verschillende lidstaten en geassocieerde landen, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de defensiesector, moet kunnen worden voorzien in een volledige dekking van de subsidiabele kosten voor acties die vóór de ontwikkelings- of prototypefase plaatsvinden.
(19)De prototypefase is een cruciale fase waarin de lidstaten of geassocieerde landen doorgaans over hun geconsolideerde investering beslissen en het proces voor de aankoop van hun toekomstige defensieproducten of -technologieën opstarten. Om die reden is het in die specifieke fase dat lidstaten en geassocieerde landen afspraken maken over de nodige toezeggingen, onder meer aangaande de kostendeling en het eigenaarschap van het project. Om de geloofwaardigheid van hun toezegging te waarborgen, mag de financiële bijstand van de Unie uit hoofde van het fonds normaal gezien niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten bedragen.
(20)Voor acties na de prototypefase moet in financiering tot 80 % worden voorzien. Dergelijke acties, die dichter bij de voltooiing van het product en de technologie plaatsvinden, kunnen nog steeds aanzienlijke kosten inhouden.
(21)Belanghebbenden in de defensiesector worden geconfronteerd met specifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarnaast werken belanghebbenden in een specifieke markt waar ze, indien er geen vraag is aan de afnemerszijde, de kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet kunnen recupereren zoals het geval is in de civiele sector. Daarom is het gerechtvaardigd te voorzien in een vast percentage van 25 %, net als in de mogelijkheid om op projectbasis indirecte kosten in rekening te brengen die overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van begunstigden zijn berekend, als die methoden door hun nationale autoriteiten onder vergelijkbare financieringsstelsels zijn aanvaard en aan de Commissie zijn meegedeeld. De bevoegde ordonnateur moet zijn beslissing om indirecte subsidiabele kosten boven het vaste percentage van 25 % te aanvaarden, in het werkprogramma of in de oproep tot het indienen van voorstellen rechtvaardigen.
(22)Om ervoor te zorgen dat de gefinancierde acties zullen bijdragen tot het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie, is het van belang dat de lidstaten reeds voornemens zijn het eindproduct gezamenlijk aan te schaffen of de technologie gezamenlijk te gebruiken, met name via gezamenlijke grensoverschrijdende aanbestedingen, waarbij lidstaten hun aanbestedingsprocedures gezamenlijk opzetten, met name door gebruik te maken van een aankoopcentrale.
(23)De bevordering van innovatie en technologische ontwikkeling in de defensie-industrie van de Unie moet stroken met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie. Dienovereenkomstig moet de bijdrage die een actie levert aan die belangen en aan de onderzoeks- en vermogensprioriteiten op defensiegebied die gemeenschappelijk door de lidstaten zijn overeengekomen, een toekenningscriterium zijn voor financiering. Binnen de Unie worden tekortkomingen in gemeenschappelijk defensieonderzoek en -vermogen geïdentificeerd in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GVDB), met name via de overkoepelende strategische onderzoeksagenda en het vermogensontwikkelingsplan. Andere Unieprocedures, zoals de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie en de permanente gestructureerde samenwerking, zullen de uitvoering van relevante prioriteiten ondersteunen door kansen voor versterkte samenwerking te identificeren en te benutten teneinde het ambitieniveau van de EU inzake veiligheid en defensie te realiseren. In voorkomend geval kunnen ook regionale en internationale prioriteiten, onder meer in de context van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, in aanmerking worden genomen, indien zij in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie en geen lidstaat of geassocieerd land beletten om deel te nemen, daarbij tevens voor ogen houdend dat onnodige overlappingen moeten worden vermeden.
(24)Subsidiabele acties die worden ontwikkeld in het institutionele kader van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) in de Unie, moeten continu zorgen voor een betere samenwerking tussen juridische entiteiten in verschillende lidstaten en derhalve rechtstreeks bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. Na selectie moeten die acties dus in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage.
(25)De Commissie zal rekening houden met de andere uit hoofde van het kaderprogramma Horizon Europa gefinancierde activiteiten om onnodige overlappingen te vermijden en kruisbestuiving tussen civiel en defensieonderzoek te waarborgen.
(26)Cyberbeveiliging en cyberdefensie vormen alsmaar grotere uitdagingen en de Commissie en de hoge vertegenwoordiger hebben de noodzaak erkend om synergieën tot stand te brengen tussen cyberdefensieacties binnen het toepassingsgebied van het fonds en initiatieven van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling over cyberbeveiliging. Met name het op te richten Europees onderzoeks- en kenniscentrum voor cyberbeveiliging moet zoeken naar synergieën tussen de civiele en defensiegerelateerde aspecten van cyberbeveiliging. Het zou actieve ondersteuning kunnen bieden aan de lidstaten en andere relevante actoren door advies te verlenen, deskundigheid te delen en samenwerking te bevorderen met betrekking tot projecten en acties, evenals op verzoek van lidstaten optreden als projectbeheerder in het kader van het Europees Defensiefonds.
(27)Er moet voor een geïntegreerde aanpak worden gezorgd door het samenvoegen van activiteiten uit hoofde van de door de Commissie opgezette voorbereidende actie inzake defensieonderzoek in de zin van artikel [58, lid 2, onder b),] van Verordening (EU, Euratom) 2018/… van het Europees Parlement en de Raad (het Financieel Reglement) en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. … van het Europees Parlement en de Raad, om de voorwaarden voor deelname te harmoniseren, om een meer coherente reeks instrumenten te creëren, om innovatie, samenwerking en economische voordelen te stimuleren, en daarbij onnodige overlappingen en versnippering te vermijden. Met deze geïntegreerde aanpak zou het fonds ook bijdragen tot een betere exploitatie van de resultaten van defensieonderzoek en zo de kloof tussen onderzoek en ontwikkeling overbruggen, rekening houdend met de eigenheden van de defensiesector, en alle vormen van innovatie bevorderen, zo ook disruptieve innovatie, waar eventuele mislukkingen moeten worden aanvaard.
(28)De beleidsdoelstellingen van dit fonds worden ook nagestreefd aan de hand van financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van het of de beleidsonderdelen [...] van het InvestEU-fonds.
(29)De financiële steun moet worden gebruikt om op evenredige wijze marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen noch de mededinging op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben.
(30)De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, evenals van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel [125, lid 1,] van het Financieel Reglement.
(31)De Commissie moet jaarlijkse of meerjarige werkprogramma's opstellen die aansluiten op de doelstellingen van het fonds. Bij de opstelling van het werkprogramma moet de Commissie worden bijgestaan door een comité van lidstaten. Teneinde van de deskundigheid van het Europees Defensieagentschap in de defensiesector te kunnen profiteren, zal aan dat agentschap de status van waarnemer in het comité worden toegekend. Gezien de specifieke kenmerken van defensieaangelegenheden, moet de Europese Dienst voor extern optreden het comité van lidstaten eveneens bijstaan.
(32)Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van de onderhavige verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en voor het toekennen van de financiering aan de geselecteerde ontwikkelingsacties. In het bijzonder moet bij de uitvoering van ontwikkelingsacties rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de defensiesector, met name het feit dat de lidstaten en/of geassocieerde landen verantwoordelijk zijn voor het plannings- en aankoopproces. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) [nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad] 8 .
(33)Ter ondersteuning van een open interne markt moet de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps, hetzij als leden van een consortium, hetzij als subcontractanten, eveneens worden aangemoedigd.
(34)De Commissie moet ernaar streven de dialoog met de lidstaten en de industrie op gang te houden om het welslagen van het fonds te waarborgen.
(35)In deze verordening worden voor het Europees Defensiefonds de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [het nieuwe interinstitutioneel akkoord] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 9 .
(36)Tenzij anders aangegeven, is het Financieel Reglement op dit fonds van toepassing. Zij bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, financiële bijstand, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.
(37)De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen, indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en effectieve EU-financiering.
(38)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 10 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 11 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 12 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 13 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 14 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
(39)Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan programma's van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de EER-Overeenkomst, die bepaalt dat programma's van de Unie worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst genomen besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen om hun bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen.
(40)Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet deze verordening worden geëvalueerd op basis van via specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, met vermijding van overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten. Deze voorschriften kunnen indien noodzakelijk meetbare indicatoren inhouden als basis om de effecten van de verordening op het terrein te evalueren. De Commissie moet uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het fonds is begonnen alsmede aan het einde van de uitvoeringsperiode van het fonds respectievelijk een tussentijdse evaluatie en eindevaluatie uitvoeren waarin zij de financiële activiteiten vanuit het oogpunt van de resultaten van de financiële uitvoering en, voor zover op dat moment mogelijk, de resultaten en het effect onderzoekt. In dat verslag moet eveneens een analyse worden verricht van de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps aan projecten die door het fonds worden ondersteund, alsmede van de deelname van kmo's en midcaps aan de mondiale waardeketen. De Commissie kan ook wijzigingen van deze verordening voorstellen om te reageren op mogelijke ontwikkelingen tijdens de uitvoering van het fonds.
(41)Gezien het belang van de strijd tegen klimaatverandering en in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit fonds bijdragen aan de mainstreaming van klimaatactie in de beleidsdomeinen van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de EU-begrotingsuitgaven klimaatdoelstellingen ondersteunen. Bij de voorbereiding en de uitvoering van het fonds zullen relevante acties worden vastgesteld en bij de tussentijdse evaluatie zullen deze opnieuw worden beoordeeld.
(42)Aangezien het fonds enkel de onderzoeks- en ontwikkelingsfasen van defensieproducten en -technologieën ondersteunt, mag de Unie in beginsel niet over eigendomsrechten of intellectuele-eigendomsrechten beschikken op producten of technologieën die uit de gefinancierde acties voortkomen, tenzij de bijstand van de Unie wordt verstrekt via een overheidsopdracht. In het geval van onderzoeksacties moeten belanghebbende lidstaten en geassocieerde landen echter de mogelijkheid hebben om de resultaten van gefinancierde actie te gebruiken en deel te nemen in verdere gezamenlijke ontwikkeling, en om die reden moeten afwijkingen van dat beginsel worden toegestaan.
(43)De financiële steun van de Unie mag geen invloed hebben op de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Unie overeenkomstig Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 , noch op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën.
(44)Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie of toegang door onbevoegden tot gevoelige resultaten die door onderzoeksprojecten zijn gegenereerd, kunnen een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van vertrouwelijke gegevens en gerubriceerde informatie moet dus worden onderworpen aan het relevante Unierecht, inclusief de interne regels van de instellingen, zoals Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 16 .
(45)Om de indicatoren van de effecttrajecten indien nodig te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(46)De Commissie moet het fonds beheren met inachtneming van de vertrouwelijkheids- en veiligheidsvoorschriften, in het bijzonder met betrekking tot gerubriceerde informatie en gevoelige informatie,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
VAN TOEPASSING OP ONDERZOEK EN ONTWIKKELING
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening wordt het Europees Defensiefonds ("het fonds") vastgesteld.
In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, de begroting voor de periode 20212027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor het verstrekken van die financiering vastgelegd.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1)"blendingverrichtingen": door de EU-begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel [2, lid 6,] van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
2)"zeggenschap": het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen;
3)"ontwikkelingsactie": elke actie die voornamelijk bestaat uit defensiegerichte activiteiten in de ontwikkelingsfase, met betrekking tot nieuwe producten of technologieën of het moderniseren van bestaande producten en technologieën, met uitzondering van de productie of het gebruik van wapens;
4)"disruptieve technologie voor defensie": een technologie waarvan de toepassing de concepten en de uitvoering van defensieactiviteiten ingrijpend kan veranderen;
5)"uitvoerende bestuursstructuren": elk overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan dat gemachtigd is de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit vast te stellen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;
6)"juridische entiteit": elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel [197, lid 2, onder c),] van het Financieel Reglement;
7)"midcap-onderneming": onderneming die geen kleine, middelgrote of micro-onderneming ("kmo") is zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 17 en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de bijlage, titel I, artikelen 3 tot en met 6, bij die aanbeveling;
8)"precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
9)"projectbeheerder": elke aanbestedende dienst die in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd en door een lidstaat of een geassocieerd land of door een groep lidstaten en/of geassocieerde landen is opgericht om permanent of op ad-hocbasis multinationale bewapeningsprojecten te beheren;
10)"ontvanger": elke juridische entiteit die uit dit fonds financiering ontvangt;
11)"onderzoeksactie" elke actie bestaande uit onderzoeksactiviteiten die uitsluitend op defensietoepassingen zijn gericht;
12)"resultaten": alle materiële of immateriële effecten van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
13)"speciaal verslag": een specifieke prestatie in het kader van een onderzoeksactie, waarin de resultaten van die actie worden opgesomd en uitgebreide informatie wordt verstrekt over de basisbeginselen, de doelstellingen, de werkelijke uitkomsten, de basiseigenschappen, de verrichte tests, de mogelijke voordelen, de mogelijke defensietoepassingen en het verwachte exploitatietraject van het onderzoek;
14)"systeemprototype": een model van een product of technologie waarmee de prestaties van dat product of die technologie in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond;
15)"derde land": een land dat geen lid van de Unie is;
16)"niet-geassocieerd derde land": een derde land dat geen geassocieerd land in de zin van artikel 5 is;
17)"entiteit uit een niet-geassocieerd derde land": een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of waarvan de uitvoerende bestuursstructuren zich in een niet-geassocieerd derde land bevinden.
Artikel 3
Doelstellingen van het fonds
1.De algemene doelstelling van het fonds bestaat in het bevorderen van het concurrentievermogen, de efficiëntie en het innovatievermogen van de Europese defensie-industrie door ondersteuning te bieden aan gezamenlijke acties en grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten in de hele Unie, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en midcap-ondernemingen (midcaps), en door een betere benutting van het industriële potentieel voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen in elke fase van de industriële levenscyclus, en zo bij te dragen tot de strategische autonomie van de Unie. Via het fonds moet ook tot de handelingsvrijheid van de Unie en haar autonomie worden bijgedragen, met name op technologisch en industrieel gebied.
2.De specifieke doelstellingen van het fonds zijn:
a)ondersteuning bieden aan gezamenlijke onderzoeksprojecten die de prestaties van toekomstige vermogens aanzienlijk kunnen stimuleren, met het oog op het maximaliseren van de innovatie en de introductie van nieuwe defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van disruptieve producten en technologieën;
b)ondersteuning bieden aan gezamenlijke projecten voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën conform de vermogensprioriteiten op defensiegebied die de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen binnen het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en zo bijdragen tot efficiëntere defensie-uitgaven in de Unie, grotere schaalvoordelen creëren, het risico op onnodige overlappingen beperken en op die manier de versnippering van defensieproducten en -technologieën in de hele Unie verminderen. Uiteindelijk zal het fonds leiden tot een grotere interoperabiliteit tussen de vermogens van de lidstaten.
Artikel 4
Begroting
1.De financiële middelen voor de uitvoering van het Europees Defensiefonds voor de periode 20212027 bedragen 13 000 000 000 EUR in lopende prijzen.
2.De indicatieve verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt:
a)tot 4 100 000 000 EUR voor onderzoeksacties;
b)tot 8 900 000 000 EUR voor ontwikkelingsacties.
3.Het in lid 1 genoemde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het fonds, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.
4.Tot 5 % van de in lid 1 genoemde financiële middelen wordt uitgetrokken ter ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensiedoeleinden.
5.Op verzoek van de lidstaten kunnen de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen worden overgeschreven naar het fonds. De Commissie wendt die middelen op directe wijze aan in overeenstemming met artikel [62, lid 1, onder a),] van het Financieel Reglement. Indien mogelijk worden die middelen gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
Artikel 5
Geassocieerde landen
Het fonds staat open voor de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden.
Artikel 6
Ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensie
1.De Commissie verleent financiering op basis van openbare raadplegingen over de in de werkprogramma's vastgestelde actiegebieden.
2.De Commissie kan per geval beslissen welke de meest geschikte financieringsvorm is om innovatieve oplossingen te financieren.
Artikel 7
Ethiek
1.In het kader van het fonds verrichte acties zijn in overeenstemming met de ethische beginselen en de toepasselijke nationale, internationale en Uniewetgeving.
2.Voorstellen worden systematisch gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ingewikkelde of ernstige ethische kwesties en om deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen. Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd door de Commissie met de hulp van deskundigen op het gebied van ethiek in defensieaangelegenheden. De Commissie waarborgt dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn.
3.Entiteiten die aan de actie deelnemen, verkrijgen vóór de aanvang van de desbetreffende activiteiten alle goedkeuringen of andere verplichte documenten van de betrokken nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden aangehouden en op verzoek aan de Commissie overgelegd.
4.In voorkomend geval voert de Commissie tijdens de uitvoering van de actie ethische controles uit. In het geval van ernstige of complexe ethische kwesties worden de controles uitgevoerd door de Commissie met de hulp van deskundigen op het gebied van ethiek in defensieaangelegenheden.
5.Acties die ethisch niet aanvaardbaar zijn, kunnen te allen tijde worden verworpen of beëindigd.
HOOFDSTUK II
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 8
Uitvoering en vormen van EU-financiering
1.Het fonds wordt uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig het Financieel Reglement.
2.In het kader van het fonds kan financiering worden verstrekt in de vormen als vastgesteld in het Financieel Reglement, met name subsidies, prijzen en aanbestedingen. Er kan eveneens financiering worden verstrekt in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
Artikel 9
Cumulatieve, aanvullende en gecombineerde financiering
1.Voor een actie waarvoor een bijdrage uit een ander programma van de Unie is ontvangen, kan ook een bijdrage in het kader van het fonds worden ontvangen, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van elk bijdragend programma/fonds van de Unie gelden voor de respectievelijke bijdrage daaruit aan de actie. De cumulatieve financiering bedraagt niet meer dan de totale subsidiabele kosten van de actie, en de ondersteuning vanuit de verschillende programma's van de Unie kan pro rata worden berekend overeenkomstig de documenten waarin de voorwaarden voor ondersteuning zijn vastgelegd.
2.Acties die het certificaat "Excellentiekeur" hebben ontvangen, of die aan de volgende cumulatieve, vergelijkende voorwaarden voldoen:
a)zij zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het fonds;
b)zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen;
c)zij kunnen als gevolg van budgettaire beperkingen niet in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen worden gefinancierd;
kunnen ondersteuning ontvangen uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+ of het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, overeenkomstig artikel [65], lid 5, van Verordening (EU) XX [verordening gemeenschappelijke bepalingen] en artikel [8] van Verordening (EU) XX [de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid], op voorwaarde dat die acties verenigbaar zijn met de doelstellingen van het betrokken programma. Hierbij gelden de regels van het fonds waaruit steun wordt ontvangen.
HOOFDSTUK III
SUBSIDIES
Artikel 10
Subsidiabele entiteiten
1.Aanvragers en hun subcontractanten komen in aanmerking voor financiering indien zij in de Unie of een geassocieerd land zijn gevestigd, hun uitvoerende bestuursstructuren zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden, en zij niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan.
2.In afwijking van lid 1 kan een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde aanvrager die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, in aanmerking komen voor financiering indien dit noodzakelijk is om de doelstellingen van de actie te bereiken en op voorwaarde dat zijn deelname de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten niet in gevaar brengt. Om de bescherming van de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen, wordt in de oproep tot het indienen van voorstellen vereist dat de aanvrager informatie verstrekt waaruit met name blijkt dat:
a)de zeggenschap over de aanvrager niet wordt uitgeoefend op een wijze waardoor zijn vermogen om de actie uit te voeren en te voltooien, op een of andere manier wordt beperkt;
b)de toegang van niet-geassocieerde derde landen of van entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land tot gerubriceerde en niet-gerubriceerde gevoelige informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen; de bij de actie betrokken personen over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging beschikken;
c)de resultaten van de actie tijdens de looptijd ervan en gedurende een gespecificeerde periode na voltooiing ervan in handen blijven van de begunstigde en niet worden onderworpen aan zeggenschap of beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of andere entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land;
3.Alle infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen die worden gebruikt in uit het fonds gefinancierde acties bevinden zich op het grondgebied van de Unie of van geassocieerde landen. Daarnaast werken begunstigden en hun subcontractanten bij de uitvoering van een actie die voor financiering in aanmerking komt alleen met juridische entiteiten die in de Unie of in een geassocieerd land zijn gevestigd en niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit een niet-geassocieerde derde land staan.
4.In afwijking van lid 3 mogen bij de actie betrokken begunstigden en subcontractanten gebruikmaken van activa, infrastructuur, faciliteiten, en middelen in hun bezit die zich op het grondgebied van een niet-geassocieerd derde land bevinden of worden gehouden, indien dat noodzakelijk is om de doelstellingen van de actie te bereiken en op voorwaarde dat het de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten niet in gevaar brengt. Onder dezelfde voorwaarden mogen begunstigden en hun subcontractanten bij de uitvoering van een actie die voor financiering in aanmerking komt, samenwerken met een entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd. De kosten die met het gebruik van dergelijke infrastructuur, faciliteiten, activa of middelen en met dergelijke samenwerking gepaard gaan, komen niet in aanmerking voor financiering uit het fonds.
5.Om de bescherming van de veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen, worden in de oproep tot het indienen van voorstellen of in de subsidieovereenkomst aanvullende voorwaarden gespecificeerd. Die voorwaarden hebben met name betrekking op de bepalingen inzake de eigendom van resultaten van de actie en de toegang tot gerubriceerde en niet-gerubriceerde gevoelige informatie, en op waarborgen inzake voorzieningszekerheid.
6.Aanvragers verstrekken alle relevante informatie die nodig is om de in de leden 1 tot en met 4 genoemde subsidiabiliteitscriteria en voorwaarden te kunnen beoordelen.
7.Aanvragen die op de voorwaarden van lid 2 of 4 moeten worden getoetst, mogen alleen worden ingediend met toestemming van de lidstaat of het geassocieerde land waarin de aanvrager is gevestigd.
8.Indien zich tijdens de uitvoering van een actie een verandering voordoet waardoor aan de naleving van die criteria en voorwaarden kan worden getwijfeld, brengt de begunstigde dit ter kennis van de Commissie, die nagaat of nog steeds aan die criteria en voorwaarden is voldaan en de mogelijke gevolgen voor de financiering van de actie beoordeelt.
9.In dit artikel wordt onder "subcontractanten" verstaan: subcontractanten met een directe contractuele relatie met een begunstigde, overige subcontractanten waaraan ten minste 10 % van de totale subsidiabele kosten van de actie wordt toegewezen, en subcontractanten die mogelijk toegang moeten hebben tot gerubriceerde informatie in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie om de actie te kunnen uitvoeren.
Artikel 11
Subsidiabele acties
1.Alleen acties voor de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen komen in aanmerking voor financiering.
2.Het fonds biedt zowel ondersteuning aan acties voor nieuwe producten en technologieën als aan acties voor de modernisering van bestaande producten en technologieën, voor zover het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is om die modernisering te kunnen uitvoeren, niet direct of indirect is onderworpen aan een beperking door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen.
3.Een subsidiabele actie houdt verband met één of meer van de volgende activiteiten:
a)activiteiten gericht op het creëren, onderbouwen en verbeteren van nieuwe kennis en defensietechnologie die significante effecten kunnen hebben op defensiegebied;
b)activiteiten gericht op het verhogen van de interoperabiliteit en de weerbaarheid, waaronder de beveiligde productie en uitwisseling van gegevens, op het beheersen van cruciale defensietechnologieën, op het versterken van de voorzieningszekerheid of op het mogelijk maken van een doeltreffende benutting van resultaten voor defensieproducten en -technologieën;
c)studies, zoals haalbaarheidsstudies om de haalbaarheid van een nieuwe of verbeterde technologie, product, proces, dienst, oplossing of statistieken over de defensie-industrie te onderzoeken en projecten om de verzameling van gegevens te organiseren;
d)het ontwerp van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel, alsook de vaststelling van de technische specificaties op basis waarvan dat ontwerp is ontwikkeld, evenals eventuele deeltesten met het oog op risicobeperking in een industriële of representatieve omgeving;
e)de ontwikkeling van een model of een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel waarmee de prestaties van dat element in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond (systeemprototype);
f)het testen van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel;
g)de kwalificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel. Kwalificering is het gehele proces waarin wordt aangetoond dat het ontwerp van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel aan de desbetreffende vereisten voldoet. In dit proces wordt objectief bewijs geleverd waarmee wordt aangetoond dat aan bepaalde vereisten van een ontwerp is voldaan;
h)de certificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel. Certificering is het proces waarin een nationale instantie certificeert dat het defensieproduct, het tastbaar of niet-tastbaar onderdeel of de defensietechnologie aan de toepasselijke regelgeving voldoet;
i)de ontwikkeling van technologieën of middelen die de efficiëntie van defensieproducten en -technologieën gedurende hun gehele levenscyclus verhogen;
j)verspreidingsactiviteiten, netwerkactiviteiten en voorlichting.
4.Tenzij anders bepaald in het in artikel 27 bedoelde werkprogramma, wordt de actie uitgevoerd door een samenwerkingsverband van ten minste drie juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste drie verschillende lidstaten en/of geassocieerde landen. Ten minste drie van deze subsidiabele entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten en/of geassocieerde landen, staan niet gedurende de hele uitvoering van de actie direct of indirect onder effectieve zeggenschap van dezelfde entiteit, noch mogen zij onder zeggenschap van elkaar staan.
5.Lid 4 is niet van toepassing op acties als bedoeld in lid 3, onder c) en j), noch op acties als bedoeld in artikel 6.
6.Acties met het oog op de ontwikkeling van producten en technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of productie op grond van het toepasselijke internationaal recht verboden is, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Artikel 12
Selectie- en toekenningsprocedure
1.Op grond van artikel [195, onder e),] van het Financieel Reglement kunnen subsidies aan in het werkprogramma aangewezen juridische entiteiten worden toegekend zonder oproep tot het indienen van voorstellen.
2.De Commissie kent de financiering voor de geselecteerde acties toe na elke oproep of na de toepassing van [artikel 195, onder e),] van het Financieel Reglement.
3.Financiering voor ontwikkelingsacties kent de Commissie toe middels uitvoeringshandelingen die overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure zijn vastgesteld.
Artikel 13
Toekenningscriteria
1.Elk voorstel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a)bijdrage aan excellentie of disruptiepotentieel op defensiegebied, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de verwachte resultaten van de voorgestelde actie significante voordelen bieden ten aanzien van bestaande producten of technologieën;
b)bijdrage aan de innovatie en technologische ontwikkeling van de Europese defensie-industrie, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de voorgestelde actie betrekking heeft op baanbrekende of vernieuwende concepten en benaderingen, nieuwe veelbelovende technologische verbeteringen in de toekomst of de toepassing van technologieën of concepten die voorheen niet in de defensiesector werden gebruikt;
c)de bijdrage aan het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie, in het bijzonder door in heel de Unie nieuwe marktkansen te creëren en de groei van bedrijven te versnellen;
d)bijdrage aan de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie in overeenstemming met de prioriteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, en, in voorkomend geval, zoals vastgesteld in regionale en internationale samenwerkingsovereenkomsten;
e)bijdrage aan de oprichting van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten, met name voor kmo's die zijn gevestigd in andere lidstaten en/of geassocieerde landen dan die waar de entiteiten in het consortium die geen kmo's zijn, zijn gevestigd;
f)kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van de actie.
2.Op grond van lid 1, onder d), kan rekening worden gehouden met regionale en internationale prioriteiten, met name om onnodige overlappingen te vermijden, op voorwaarde dat zij de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen en geen lidstaat van deelname uitsluiten.
Artikel 14
Medefinancieringspercentage
1.Onverminderd het medefinancieringsbeginsel kan het fonds tot 100 % van de subsidiabele kosten van een actie financieren.
2.In afwijking van lid 1 geldt het volgende:
a)voor acties zoals bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e), bedraagt de financiële bijstand uit het fonds niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten van de actie;
b)voor acties zoals bedoeld in artikel 11, lid 3, onder f) tot en met h), bedraagt de financiële bijstand uit het fonds niet meer dan 80 % van de subsidiabele kosten van de actie.
3.Voor ontwikkelingsacties wordt het financieringspercentage verhoogd in de volgende gevallen:
a)een actie die wordt ontwikkeld in de context van de permanente gestructureerde samenwerking zoals ingesteld bij Besluit (GBVB) 2017/2315 van de Raad van 11 december 2017 kan een percentage genieten dat met 10 procentpunten is verhoogd;
b)een consortium geniet een financieringspercentage dat is verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenkomt met het percentage van de totale subsidiabele kosten dat is toegekend aan kmo's die zijn gevestigd in een andere lidstaat en/of geassocieerd land dan de lidstaat en/of het land waar de consortiumleden die geen kmo's zijn, zijn gevestigd;
c)een consortium geniet een financieringspercentage dat wordt verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenkomt met een kwart van het percentage van de totale subsidiabele kosten dat is toegekend aan midcaps die zijn gevestigd in een andere lidstaat en/of geassocieerd land dan de lidstaat en/of het land waar de consortiumleden die geen kmo's of midcaps zijn, zijn gevestigd;
d)de totale verhoging van het financieringspercentage van een actie mag niet meer bedragen dan 30 procentpunten.
Artikel 15
Financiële draagkracht
In afwijking van artikel [198] van het Financieel Reglement:
a)wordt enkel de financiële draagkracht van de coördinator geverifieerd en enkel indien de aangevraagde financiering van de Unie 500 000 EUR of meer bedraagt. Wanneer er echter redenen bestaan om aan de financiële draagkracht te twijfelen, verifieert de Commissie tevens de financiële draagkracht van andere aanvragers of van coördinatoren die onder de in de eerste zin bedoelde drempelwaarde blijven;
b)wordt de financiële draagkracht niet geverifieerd bij juridische entiteiten waarvan de levensvatbaarheid wordt gegarandeerd door een lidstaat, noch bij universiteiten;
c)wordt, indien de financiële draagkracht structureel wordt gegarandeerd door een andere juridische entiteit, de financiële draagkracht van deze laatste geverifieerd.
Artikel 16
Indirecte kosten
1.Indirecte subsidiabele kosten worden bepaald door een vast percentage van 25 % toe te passen op de totale directe subsidiabele kosten, met uitzondering van directe subsidiabele kosten voor onderaanneming, financiële ondersteuning aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
2.In voorkomend geval kunnen indirecte subsidiabele kosten boven het vaste percentage van 25 % worden bepaald overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde op basis van werkelijke indirecte kosten, voor zover die kostenberekeningsmethoden door nationale autoriteiten onder vergelijkbare financieringsstelsels zijn aanvaard in overeenstemming met artikel [185] van het Financieel Reglement en aan de Commissie zijn meegedeeld.
Artikel 17
Gebruik van eenmalige vaste bedragen of niet aan kosten gekoppelde bijdragen
1.Voor subsidies die worden toegekend aan acties als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e), en andere acties waarbij lidstaten en/of geassocieerde landen het merendeel van de begroting financieren, kan de Commissie gebruikmaken van:
a)een niet aan kosten gekoppelde bijdrage als bedoeld in artikel [180, lid 3,] van het Financieel Reglement en gebaseerd op de verwezenlijking van resultaten gemeten ten opzichte van eerder vastgestelde mijlpalen of middels prestatie-indicatoren; of
b)een eenmalig vast bedrag als bedoeld in artikel [182] van het Financieel Reglement en gebaseerd op de voorlopige begroting van de actie die reeds door de nationale autoriteiten van de medefinancierende lidstaten en geassocieerde landen is goedgekeurd.
2.Indirecte kosten worden opgenomen in het vaste bedrag.
Artikel 18
Precommerciële inkoop
1.De Unie kan precommerciële inkoop ondersteunen door een subsidie toe te kennen aan aanbestedende diensten of aanbestedende instanties in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU 18 , 2014/25/EU 19 en 2009/81/EG 20 van het Europees Parlement en de Raad die gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling van defensiediensten aanbesteden of hun aanbestedingsprocedures coördineren.
2.De aanbestedingsprocedures:
a)zijn in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening;
b)kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen dezelfde procedure ("multiple sourcing");
c)voorzien in de gunning van contracten aan de inschrijving(en) die de beste prijs/kwaliteitsverhouding biedt/bieden.
Artikel 19
Garantiefonds
Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen dienen ter dekking van het risico dat verbonden is aan de terugvordering van door de begunstigden verschuldigde middelen en worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen van [artikel X van] Verordening XXX [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.
HOOFDSTUK IV
ANDERE VORMEN VAN UNIEFINANCIERING
Artikel 20
Subsidiabiliteitsvoorwaarden voor aanbesteding en prijzen
Indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van het essentiële veiligheidsbelang van de Unie en haar lidstaten, stelt de Commissie de vereiste subsidiabiliteitsvoorwaarden vast die van toepassing zijn op de uit het fonds gefinancierde aanbesteding of prijzen. Daartoe wordt bijzondere aandacht besteed aan de vereiste dat begunstigden in de Unie of in geassocieerde landen gevestigd moeten zijn, zich ertoe moeten verbinden alle relevante activiteiten binnen de Unie uit te voeren, en niet onder effectieve zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen mogen staan. Die voorwaarden worden opgenomen in de documenten met betrekking tot de aanbesteding of prijs, naargelang het geval, en zijn van toepassing op de volledige levenscyclus van het resulterende contract.
Artikel 21
Blendingverrichtingen
Uit hoofde van dit fonds vastgestelde blendingverrichtingen vinden plaats in overeenstemming met de [InvestEU-verordening] en titel X van het Financieel Reglement.
TITEL II
SPECIFIEKE BEPALINGEN
VAN TOEPASSING OP ONDERZOEK
Artikel 22
Eigendom van resultaten
1.De resultaten van de acties zijn eigendom van de begunstigden die de resultaten genereren. Indien juridische entiteiten gezamenlijk resultaten genereren, en indien hun respectieve bijdragen niet kunnen worden geverifieerd of indien het niet mogelijk is dergelijke gezamenlijke resultaten op te splitsen, houden de juridische entiteiten de resultaten gezamenlijk in eigendom.
2.Indien de bijstand van de Unie wordt verleend in de vorm van een overheidsopdracht, zijn de resultaten eigendom van de Unie. De lidstaten en geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot de resultaten voor zover zij daar uitdrukkelijk om verzoeken; die toegangsrechten zijn kosteloos.
3.Indien gerechtvaardigd kan in de subsidieovereenkomst worden vereist dat de resultaten van de acties die ondersteuning ontvangen uit het fonds, direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan controles of beperkingen, zo ook wat betreft de overdracht van technologie, door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land onderworpen mogen zijn.
4.In de subsidieovereenkomst wordt, voor zover gerechtvaardigd, vastgesteld dat de Commissie het recht heeft in kennis gesteld te worden van en bezwaar te maken tegen een overdracht van eigendom van resultaten of het verlenen van een licentie voor resultaten aan een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. Dergelijke overdracht mag niet ingaan tegen de defensie- en veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten of tegen de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen van deze verordening.
5.De nationale autoriteiten van de lidstaten en geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot het speciaal verslag van projecten die Uniefinanciering hebben ontvangen. Dergelijke toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend en door de Commissie aan de lidstaten en de geassocieerde landen overgedragen nadat in passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien.
6.De nationale autoriteiten van de lidstaten en de geassocieerde landen gebruiken het speciaal verslag uitsluitend voor doeleinden met betrekking tot het gebruik door of voor hun strijdkrachten of veiligheids- of inlichtingendiensten, onder meer in het kader van hun samenwerkingsprogramma's. Dergelijk gebruik omvat, maar is niet beperkt tot studie, evaluatie, beoordeling, onderzoek, ontwerp, ontwikkeling, vervaardiging, verbetering, wijziging, onderhoud, reparatie, renovatie, productaanvaarding en -certificering, bediening, opleiding, verwijdering en andere ontwerpdiensten en productuitrol, evenals de beoordeling en opstelling van technische voorschriften voor aanbesteding.
7.De begunstigden verlenen de instellingen, organen of agentschappen van de Unie royaltyvrij toegangsrechten tot hun resultaten, voor zover dit naar behoren gerechtvaardigd is voor de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van Uniebeleid of -programma's. Dergelijke toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet-commercieel en niet-competitief gebruik.
8.Met betrekking tot precommerciële inkoop worden in de subsidieovereenkomsten en contracten specifieke bepalingen inzake de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening vastgesteld om een maximaal effect van de resultaten te bewerkstelligen en oneerlijke voordelen te voorkomen. De aanbestedende dienst heeft minimaal en vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en heeft het recht om niet-exclusieve licenties aan derden te verlenen of om die licentie door de ontvangers te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Alle lidstaten en geassocieerde landen hebben royaltyvrij toegang tot het speciaal verslag. Indien een contractant er niet in slaagt de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de overeenkomst, te exploiteren, draagt hij de eigendom van de resultaten over aan de aanbestedende diensten.
TITEL III
SPECIFIEKE BEPALINGEN
VAN TOEPASSING OP ONTWIKKELING
Artikel 23
Aanvullende subsidiabiliteitscriteria
1.In voorkomend geval toont het consortium aan dat de resterende kosten van een subsidiabele actie die niet voor ondersteuning door de Unie in aanmerking komen, door andere financieringsmiddelen worden gedekt, zoals bijdragen van lidstaten en/of bijdragen van geassocieerde landen, of medefinanciering van juridische entiteiten.
2.In artikel 11, lid 3, onder d), bedoelde acties zijn gebaseerd op geharmoniseerde vermogensvereisten die gezamenlijk door de desbetreffende lidstaten en/of geassocieerde landen zijn overeengekomen.
3.Voor acties als bedoeld in artikel 11, lid 3, onder e) tot en met h), toont het consortium middels door nationale autoriteiten afgegeven documenten aan dat:
a)ten minste twee lidstaten en/of geassocieerde landen voornemens zijn het eindproduct aan te schaffen of de technologie op gecoördineerde wijze te gebruiken, onder meer via gezamenlijke aanbestedingen;
b)de actie gebaseerd is op gemeenschappelijke technische specificaties die gezamenlijk zijn overeengekomen door de lidstaten en/of geassocieerde landen die de actie medefinancieren.
Artikel 24
Aanvullende toekenningscriteria
Naast de toekenningscriteria als bedoeld in artikel 13 kan voor het werkprogramma ook rekening gehouden worden met:
a)de bijdrage aan het verhogen van de efficiëntie in de hele levenscyclus van defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van kosteneffectiviteit en het potentieel voor synergieën in het aanbestedings- en onderhoudsproces en de verwijderingsprocessen;
b)het niveau van samenwerking tussen lidstaten in het kader van de subsidiabele actie.
Artikel 25
Eigendom van resultaten
1.De Unie is geen eigenaar van de producten of technologieën die voortkomen uit ontwikkelingsacties, noch maakt zij aanspraak op enige intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot de resultaten van de acties.
2.De resultaten van acties die uit het fonds worden gefinancierd, mogen direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan zeggenschap of beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of door entiteiten uit een niet-geassocieerd derde land worden onderworpen, zo ook wat de overdracht van technologie betreft.
3.Wat de door ontvangers gegenereerde resultaten betreft, wordt de Commissie in kennis gesteld van elke overdracht van eigendom of verlening van een licentie aan een niet-geassocieerd derde land. Dergelijke overdracht van eigendom of verlening van een licentie mag niet ingaan tegen de defensie- en veiligheidsbelangen van de Unie en haar lidstaten, noch tegen de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen van deze verordening; is dit wel het geval, dan wordt de in het kader van het fonds verstrekte financiering terugbetaald.
4.In afwijking van lid 1 geldt dat, indien de bijstand van de Unie wordt verleend in de vorm van een overheidsopdracht, de Unie eigenaar is van de resultaten en de lidstaten en/of geassocieerde landen het recht hebben om kosteloos en mits zij daar schriftelijk om verzoeken, een niet-exclusieve licentie te verkrijgen voor het gebruik van de resultaten.
Artikel 26
Inkennisstelling van de projectbeheerder
Ingeval de lidstaten en geassocieerde landen een projectbeheerder benoemen, verricht de Commissie de betaling aan de ontvangers nadat zij de projectbeheerder in kennis heeft gesteld.
TITEL IV
BEHEER, MONITORING, EVALUATIE EN CONTROLE
Artikel 27
Werkprogramma’s
1.Het fonds wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse of meerjarige werkprogramma's die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel [110] van het Financieel Reglement. In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.
2.De Commissie stelt de werkprogramma's vast middels uitvoeringshandelingen in overeenstemming met de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure.
Artikel 28
Comité
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd als waarnemer om zijn standpunten kenbaar te maken en zijn expertise te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 29
Onafhankelijke deskundigen
1.De Commissie stelt overeenkomstig artikel [237] van het Financieel Reglement onafhankelijke deskundigen aan om haar bij te staan bij de evaluatie van voorstellen. Zij kan ook onafhankelijke deskundigen aanstellen om adviezen te verstrekken of bijstand te verlenen bij de monitoring van uitgevoerde acties.
2.Onafhankelijke deskundigen zijn burgers van de Unie die zijn aangeduid en geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van blijken tot belangstelling die met het oog op het vaststellen van een lijst met deskundigen zijn gericht aan relevante organisaties zoals ministeries van Defensie en ondergeschikte agentschappen, onderzoeksinstituten, universiteiten, bedrijfsverenigingen of ondernemingen in de defensiesector. In afwijking van artikel [237] van het Financieel Reglement wordt die lijst niet bekendgemaakt.
3.Onafhankelijke deskundigen beschikken over een passende, door een lidstaat afgegeven veiligheidsmachtiging.
4.Het in artikel 28 bedoelde comité wordt jaarlijks van de lijst van deskundigen in kennis gesteld.
5.Onafhankelijke deskundigen worden gekozen op basis van de vaardigheden, ervaring en kennis waarover zij moeten beschikken om de aan hen opgedragen taken te kunnen uitvoeren.
Artikel 30
Toepassing van de regelgeving inzake gerubriceerde informatie
1.Binnen het toepassingsgebied van deze verordening:
a)zorgt elke lidstaat of elk geassocieerd land ervoor dat zijn nationale beveiligingsvoorschriften eenzelfde mate van bescherming van gerubriceerde informatie van de Europese Unie bieden als de veiligheidsvoorschriften in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie 21 en de beveiligingsvoorschriften van de Raad in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU 22 ;
b)stellen de lidstaten en geassocieerde landen de Commissie onverwijld in kennis van de onder a) bedoelde nationale beveiligingsvoorschriften;
c)kunnen in niet-geassocieerde derde landen verblijvende natuurlijke personen en aldaar gevestigde rechtspersonen enkel met gerubriceerde informatie van de EU met betrekking tot het fonds werken indien in die landen voor hen beveiligingsvoorschriften gelden die ten minste eenzelfde mate van bescherming bieden als de veiligheidsvoorschriften van de Commissie in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie en de beveiligingsvoorschriften van de Raad in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU. De gelijkwaardigheid van beveiligingsvoorschriften die in een derde land of een internationale organisatie worden toegepast, wordt omschreven in een overeenkomst over beveiliging van informatie, waar relevant met inbegrip van kwesties inzake industriële beveiliging, tussen de Unie en dat derde land of die internationale organisatie, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 218 VWEU en met inachtneming van artikel 13 van Besluit 2013/488/EU;
d)kan, onverminderd artikel 13 van Besluit 2013/488/EU en de voorschriften inzake industriële beveiliging in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, derde land of internationale organisatie toegang worden verleend tot gerubriceerde informatie van de Europese Unie, wanneer dat nodig wordt geacht en per geval, afhankelijk van de aard en de inhoud van die informatie, de noodzaak dat de ontvanger er kennis van neemt en het voordeel daarvan voor de Unie.
2.Bij acties waarvoor gerubriceerde informatie nodig is of die dergelijke informatie vereisen en/of bevatten, vermeldt het betrokken financieringsorgaan in de oproep tot het indienen van voorstellen of in de aanbestedingsdocumenten de maatregelen en voorschriften die noodzakelijk zijn om het vereiste beveiligingsniveau van deze informatie te waarborgen.
3.Om de uitwisseling van gevoelige informatie tussen de Commissie, de ontvangers en, in voorkomend geval, de lidstaten te vergemakkelijken, zet de Commissie een elektronisch uitwisselingssysteem op.
Artikel 31
Toezicht en verslaglegging
1.De bijlage bij deze verordening bevat indicatoren voor het toezicht op de uitvoering en voortgang van het fonds bij de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen.
2.Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het fonds bij het behalen van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met het oog op herziening of aanvulling van de indicatoren, indien nodig, en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie.
3.De Commissie houdt regelmatig toezicht op de uitvoering van het fonds en brengt jaarlijks verslag uit over de geboekte vooruitgang. Daartoe stelt de Commissie de nodige toezichtsregelingen in.
4.Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het fonds op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie.
Artikel 32
Evaluatie van het fonds
1.Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.
2.De tussentijdse evaluatie van het fonds wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het fonds beschikbaar is, maar uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het fonds is begonnen. In het verslag van de tussentijdse evaluatie tegen 31 juli 2024 wordt met name ingegaan op het beheer van het fonds, de uitvoeringspercentages, de projecttoekenningsresultaten met inbegrip van de betrokkenheid van kmo's en midcaps en de mate van grensoverschrijdende deelname, alsmede overeenkomstig artikel [195] van het Financieel Reglement verstrekte financiering. De Commissie kan voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening indienen.
3.Aan het einde van de uitvoeringsperiode, maar uiterlijk vier jaar na 31 december 2031, verricht de Commissie een eindevaluatie van de uitvoering van het fonds. Het eindevaluatieverslag omvat de resultaten van de uitvoering van en, voor zover dit gezien de timing mogelijk is, de effecten van het fonds. In dat verslag wordt op basis van de relevante raadplegingen van de lidstaten en geassocieerde landen en de belangrijkste belanghebbenden met name een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen. Ook wordt in dat verslag een analyse verricht van de grensoverschrijdende participatie, onder meer van kmo's en midcaps, in de in het kader van het fonds uitgevoerde projecten, alsook van de integratie van kmo's en midcaps in de mondiale waardeketen. De evaluatie bevat ook informatie over de landen van herkomst van de ontvangers en, waar mogelijk, over de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten.
4.De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Artikel 33
Audits
Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel [127] van het financieel reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.
Artikel 34
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Wanneer een derde land deelneemt aan het fonds uit hoofde van een besluit in het kader van een internationale overeenkomst of op grond van enig ander rechtsinstrument, verleent dat derde land de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en aan de Europese Rekenkamer, zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
Artikel 35
Informatie, communicatie en publiciteit
1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.
2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds, de acties en de resultaten ervan. De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
TITEL V
GEDELEGEERDE HANDELINGEN, EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 36
Gedelegeerde handelingen
1.De in artikel 31 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
2.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
3.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.Een overeenkomstig artikel 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 37
Intrekking
6.Verordening (EU) nr. .../..... (industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie) wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.
Artikel 38
Overgangsbepalingen
1.Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van [verordening betreffende het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie] en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, die op de betrokken acties van toepassing blijven tot zij worden afgesloten.
2.De financiële middelen voor het fonds kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het fonds en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van zijn voorlopers, de [verordening betreffende het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie] en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek.
3.Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
Artikel 39
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1. Benaming van het voorstel/initiatief
1.2. Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)
1.3. Aard van het voorstel/initiatief
1.4. Motivering van het voorstel/initiatief
1.5. Duur en financiële gevolgen
1.6. Beheersvorm(en)
2. BEHEERSMAATREGELEN
2.1. Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2. Beheers- en controlesysteem
2.3. Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1. Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2. Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3. Bijdragen van derden
3.3. Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds voor de periode 20212027
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)
Veiligheid en defensie
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
◻ een nieuwe actie
☑ een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 23 voor het onderdeel inzake toegepast defensieonderzoek van het Europees Defensiefonds
☑ de verlenging van een bestaande actie voor de ontwikkeling van het "defensievermogensonderdeel" van het Europees Defensiefonds
◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie.
1.4.Motivering van het voorstel/initiatief
1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
Het wetgevingsvoorstel tot oprichting van het Europees Defensiefonds is gebaseerd op artikel 173 VWEU (industrie) en artikel 182 VWEU (onderzoek). De algemene doelstelling van het fonds is de verbetering van het concurrentievermogen van de defensie-industrie.
De verordening inzake het Europees Defensiefonds zal de Commissie in staat stellen een financieringsprogramma op te zetten dat hoofdzakelijk wordt uitgevoerd middels subsidies die worden toegekend na een jaarlijkse oproep tot het indienen van voorstellen en naar aanleiding van werkprogramma's die volgens een comitéprocedure worden vastgesteld.
Er moet een volledige reeks procedures (financieel, juridisch, IT-gerelateerd, verwerking van gevoelige informatie), documenten en formulieren worden opgesteld, gebaseerd op de ervaring die is opgedaan tijdens de uitvoering van de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek (20162018) en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie (20192020).
1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)
Projecten voor onderzoek en ontwikkeling op defensiegebied worden momenteel vrijwel uitsluitend op nationaal niveau beheerd en de onderzoeks- en ontwikkelingsfasen houden het meeste risico in. Wegens geringe nationale begrotingsmiddelen worden deze fasen in de meeste lidstaten gewoonweg niet gefinancierd, wat leidt tot afhankelijkheid van kant-en-klare producten en van de leveranciers van die producten.
De Europese defensiesector lijdt onder een laag investeringsniveau en wordt gekenmerkt door versnippering op basis van nationale grenzen, waardoor hardnekkige overlappingen ontstaan. Bovendien hebben de in de EU aanwezige defensie-industrieën te kampen met groeiende tekortkomingen, verouderde technologieën en een gebrek aan nieuwe programma's, in het bijzonder samenwerkingsprogramma's. Grensoverschrijdende samenwerking kan bijdragen tot een betere benutting van schaaleffecten, door overlappingen tegen te gaan en de ontwikkeling van de benodigde producten en technologieën mogelijk te maken.
Ook het gebrek aan coördinatie en coherentie tussen de lidstaten is een concurrentienadeel voor de Europese defensie-industrie ten opzichte van de internationale concurrenten en blijft een belangrijke kostenpost voor de nationale begrotingen en een significante belemmering voor de uitvoering van het gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid.
Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)
Maatregelen op EU-niveau zullen toegevoegde waarde opleveren door de industriële samenwerking op defensiegebied verder te stimuleren via positieve stimulansen voor innovatie, onder meer in technologieën met disruptieve effecten, voor projecten op het gebied van toegepast defensieonderzoek en voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën die gezien de kosten en de daaraan verbonden risico's niet op nationaal niveau kan worden opgezet.
De steun van de Europese Unie zal de defensie-industrie eveneens in staat stellen om de nodige financiering toe te wijzen aan projecten die de middelen van een enkel land vaak te boven gaan: door de aard van die projecten en de verbonden kosten is transnationale samenwerking noodzakelijk.
De gemeenschappelijke technische specificaties die wettelijk vereist zullen zijn op grond van de verordening, zullen de lidstaten en hun nationale defensie-industrieën richting gemeenschappelijke normen sturen, hetgeen zal leiden tot een betere en efficiëntere samenwerking.
1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Het proefproject en de voorbereidende actie inzake defensie voor het onderdeel inzake toegepast defensieonderzoek en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie voor de ontwikkeling van het vermogensonderdeel zijn programma's die vergelijkbaar zijn met de voorgestelde acties: de tijdens die programma's opgedane ervaring, met name op het gebied van beheer, zal worden gebruikt voor het vaststellen van het beheer en het follow-upmechanisme van het Europees Defensiefonds.
1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Er zal worden gezocht naar synergie met andere onderzoeks- en innovatieprogramma's van andere directoraten van de Europese Commissie:
- de uit het Defensiefonds te financieren projecten kunnen profiteren van de resultaten van door Horizon Europa gefinancierde civiele onderzoeksprojecten of onderzoeksprojecten inzake tweeërlei gebruik, bijvoorbeeld in de sectoren vervoer over lucht en water.
- er worden ook wederkerige gevolgen verwacht als door Horizon Europa gefinancierde projecten kunnen profiteren van de resultaten van door het Europees Defensiefonds ondersteunde projecten: dit stemt overeen met de ervaringen die in de VS zijn opgedaan met het Defence Advanced Research Projects Agency (DARPA), waaruit blijkt dat de resultaten van defensieprojecten ten goede kunnen komen aan de civiele sector. Het Europees Defensiefonds kan onder meer effecten opleveren in de sectoren vervoer, communicatie en energie.
Het is belangrijk ervoor te zorgen dat O&O en innovatieprogramma’s goed worden gecoördineerd om de synergie en het rendement van de investeringen te maximaliseren en een doeltreffende samenwerking tot stand te brengen.
Duur en financiële gevolgen
☑ beperkte geldigheidsduur
☑ van kracht vanaf 1.1.2021 tot en met 31.12.2027
☑ financiële gevolgen vanaf 1.1.2021 tot en met 31.12.2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 1.1.2021 tot en met 31.12.2033 voor betalingskredieten.
◻ onbeperkte geldigheidsduur
uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,
gevolgd door een volledige uitvoering.
Beheersvorm(en) 24
☑ direct beheer door de Commissie
☑ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
☑ door de uitvoerende agentschappen;
◻ gedeeld beheer met lidstaten
◻ indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
◻ niet-geassocieerde derde landen of de door hen aangewezen organen;
◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
◻ publiekrechtelijke organen;
◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Opmerkingen
Het fonds wordt uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig het Financieel Reglement.
Afhankelijk van het resultaat van een toekomstige kosten-batenanalyse kan het merendeel van de begroting worden uitgevoerd middels delegatie aan een uitvoerend agentschap 25 .
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Overeenkomstig artikel 29 van de voorgestelde verordening tot oprichting van het Europees Defensiefonds voor de periode 20212027 houdt de Commissie regelmatig toezicht op de uitvoering van het programma en brengt zij jaarlijks verslag uit over de geboekte resultaten door de financiële activiteiten te onderzoeken en de geboekte resultaten te beoordelen.
Met de verzamelde gegevens moet de Commissie verslag kunnen uitbrengen over de geboekte vooruitgang overeenkomstig artikel [38, lid 3, onder e), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012] en aan de hand van de specifieke doelstellingen van artikel 3, lid 2 van de ontwerpverordening.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
Beheersvormen: De Commissie is voornemens het Europees Defensiefonds in direct beheer uit te voeren (met uitvoering door uitvoerende agentschappen als de voorkeursoptie).
Door de directe beheersvorm te gebruiken voor het grootste deel van de begroting voor het Europees Defensiefonds, worden de verantwoordelijkheden verduidelijkt (uitvoering door ordonnateurs), de procedure verkort (verkorting van de subsidietoekenningstermijn en betalingstermijn) en de uitvoeringskosten beperkt (geen beheerskosten).
Uitvoeringsmechanismen voor financiering: De subsidie wordt het belangrijkste instrument van het Europees Defensiefonds, onder meer om door de lidstaten opgezette precommerciële inkoop te ondersteunen. Prijzen kunnen worden gebruikt voor disruptieve innovatie.
-Subsidies: In de meeste lidstaten wordt defensieonderzoek ondergefinancierd of gewoonweg niet gefinancierd en er bestaan weinig mogelijkheden voor de industrie om investeringen in onderzoek en ontwikkeling te recupereren (nationale markt met één koper, verlaging van de nationale defensiebegroting, gevaarlijke uitvoermogelijkheden). Stimulansen voor EU-defensieonderzoek moeten worden geboden via subsidies die 100 % van de subsidiabele kosten dekken. Dezelfde logica geldt in beginsel voor de ontwikkeling van gezamenlijke acties (studies, gemeenschappelijke certificering enz.) en voor de ondersteuning van precommerciële inkoop door de lidstaten, behalve voor prototypingacties, waarvoor het medefinancieringspercentage lager is (aanvulling met 20 % tot 50 % medefinanciering).
- Door middel van prijzen kan disruptieve innovatie worden aangemoedigd bij een verscheidenheid aan belanghebbenden (universiteiten, kmo's, onderzoekscentra enz.) ter opsporing van nieuwe technologieën of nieuwe samenvoegingen van bestaande technologieën waarmee in een defensiebehoefte kan worden voorzien. In dergelijke gevallen is het moeilijk om een kostenraming te maken, en de prijs geldt als een economisch instrument in vergelijking met subsidies ("winner-takes-all").
Betalingsvoorwaarden: Waar mogelijk wordt beslist om gebruik te maken van op output gebaseerde subsidies, daaronder begrepen vaste bedragen, om de uitvoeringskosten van het Europees Defensiefonds te drukken:
- de verwachte resultaten en de bijbehorende prestaties (documenten) worden vastgelegd in de subsidieovereenkomsten om de betalingen te initiëren en de voorfinanciering te vereffenen;
- voor de beoordeling of de overeengekomen verwachte resultaten op toereikende wijze zijn uitgevoerd, wordt een beroep gedaan op de deskundigheid van derden die door de Commissie zijn gekozen op grond van hun technische kennis. De betaling wordt vervolgens uitgevoerd op basis van een beoordelingsverslag.
Controlestrategie:
Waar mogelijk maakt de Commissie in het kader van acties die in direct beheer worden uitgevoerd, gebruik van instrumenten (overheidsopdrachten, subsidies, prijzen) waarvoor de subsidiabele kosten vooraf worden geraamd en worden terugbetaald/betaald op basis van prestaties (verslagen) die aantonen dat de in de subsidieovereenkomst (technische bijlagen) vastgelegde verwachte resultaten zijn behaald. Door op grote schaal gebruik te maken van vooraf overeengekomen vaste bedragen en eenheidskosten, wordt het foutenpercentage onder 2 % gehouden.
Indien nodig wordt de kwalitatieve beoordeling van de prestaties verricht door onafhankelijke deskundigen die door de Commissie worden aangesteld of, in specifieke gevallen (prototypen), door de in overleg met de lidstaten gekozen projectbeheerder (gelijklopende belangen).
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) syste(e)(men) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken
De voor de uitvoering van het Europees Defensiefonds geïdentificeerde risico's zijn:
Risico in verband met het tijdschema: problemen met de planning en vertragingen van de uitvoering.
De uitvoering in direct beheer moet dit risico beperken, aangezien de uitvoering door ordonnateurs (inclusief uitvoerende agentschappen) de subsidietoekenningstermijn en de betalingstermijn verkort in vergelijking met de uitvoering via een gedelegeerde, doordat de volgende stappen worden vermeden:
- onderhandeling, voorbereiding en ondertekening van een delegatieovereenkomst;
- ondertekening van jaarlijkse overeenkomsten betreffende de overdracht van middelen voordat de vastleggingskredieten en de betalingskredieten beschikbaar worden gesteld aan de gedelegeerde;
- financieel beheer van bijbehorende overeenkomsten betreffende de overdracht van middelen.
Risico's in verband met het beheer en niet-toe-eigening
- onvoldoende samenwerking tussen lidstaten in de comitéprocedure.
Het risico moet worden beperkt door lidstaten vanaf de voorbereiding van het werkprogramma op interactieve wijze in het proces te betrekken, een praktijk die in het kader van de voorbereidende actie en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie tot stand is gekomen.
- ontoereikende aantrekkelijkheid van het Europees Defensiefonds ten opzichte van de nationale industrie, in het bijzonder wegens oneigenlijke behandeling van gevoelige informatie door de Commissie of buitensporige administratieve lasten van de uitvoeringsregelingen.
Er wordt een specifiek netwerk/systeem voor de uitwisseling van gevoelige informatie opgezet en, indien dit om naar behoren gerechtvaardigde redenen nodig is, worden transparantieregels opgeschort (gerubriceerde informatie, bescherming van persoonlijke gegevens, industrieel geheim). Voor de beoordeling van de subsidieaanvragen doet de Commissie een beroep op onafhankelijke deskundigen die beschikken over een passende, door een lidstaat afgegeven veiligheidsmachtiging. De Commissie zorgt voor een passende roulatie van die deskundigen.
Voor zover mogelijk is, baseert de Commissie zich op de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden aan de hand van eenheidskosten.
Financieel risico:
- hoge beheerskosten, met name voor controle;
- geringe absorptie van de begroting (vertragingen, ontoereikende aantrekkingskracht of slecht opgestelde subsidiabiliteitsvoorwaarden);
- hoog foutenpercentage als gevolg van niet-subsidiabele kosten en slecht inzicht in de financiële regelgeving van de EU bij begunstigden of gedeleerden.
De Commissie overweegt het fonds te laten uitvoeren door ordonnateurs (inclusief uitvoerende agentschappen) met opgeleide en goed bemande teams. Dit waarborgt een goede kennis van de financiële en aanbestedingsvoorschiften bij team dat belast is met de uitvoering van het Europees Defensiefonds. Er worden workshops georganiseerd om ervoor te zorgen dat de begunstigden hun verplichtingen inzake verslaglegging en de toepasselijke financiële voorschriften goed begrijpen.
Daarnaast overweegt de Commissie vereenvoudigde financieringsregels te gebruiken in combinatie met op output gebaseerde instrumenten (bv. vaste bedragen ter aanvulling van financiering (prototypen)), hoge vaste percentages voor indirecte kosten (± 25 %). Betalingen worden verricht op basis van duidelijke en redelijke verwachte outputs die in de subsidieovereenkomsten worden opgenomen.
Dit moet de controles achteraf van inputs (facturen, tijdstaten) beperken, de controles richten op outputs (demonstratiemodel, prototype, certificeringsverslag enz.), en zo de kosten van controles en het foutenpercentage doen dalen.
Technische risico's: moeilijkheden in specifieke ontwikkelingsprojecten (ethiek, intellectuele-eigendomsrechten); technische problemen; laag prestatieniveau wat O&O-resultaten betreft.
Er worden duidelijke regels inzake intellectuele-eigendomsrechten opgenomen in de modelsubsidieovereenkomsten voor onderzoek en ontwikkeling. Alle subsidieaanvragen worden vóór selectie doorgelicht door een ethisch comité (externe deskundigen) om ervoor te zorgen dat de activiteiten in overeenstemming zijn met de internationale verdragen. Hoewel de selectie van ontwikkelingsprojecten afhangt van de redelijke kansen op productie (noodzakelijke medefinanciering van lidstaten), maken ontoereikende of slechte resultaten inherent deel uit van onderzoeksactiviteiten, in welk geval het recht op mislukking moet worden aanvaard.
Reputatierisico: verwachte problemen met sommige ngo's, die de onderliggende redenering van het Europees Defensiefonds in twijfel trekken en de uitvoering op alle niveaus betwisten.
De Commissie overweegt gerichte communicatieactiviteiten — onder meer door een beroep te doen op crisiscommunicatiediensten – om het bestaan en de werking van het Europees Defensiefonds op het niveau van de Unie te rechtvaardigen.
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)
Het merendeel van de begroting van het fonds wordt in direct beheer uitgevoerd. Op basis van de ervaring van de Commissie met het beheer van subsidies worden de totale controlekosten van het fonds door de Commissie geraamd op 0,1 % van de kosten van de desbetreffende beheerde financiering.
Wat het verwachte foutenpercentage betreft, wordt beoogd die onder de drempel van 2 % te houden. De Commissie is van mening dat de uitvoering van het fonds in direct beheer, met opgeleide (ervaren personeel, mogelijk aangesteld als gedetacheerde nationale deskundigen) en goed bemande teams die onder toezicht van gedelegeerde ordonnateurs staan, duidelijke regels toepassen en de op output gebaseerde instrumenten op adequate wijze toepassen, het foutenpercentage onder de materialiteitsdrempel van 2 % zal houden.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) is bevoegd om onderzoek uit te voeren met betrekking tot de werkzaamheden die in het kader van dit initiatief worden ondersteund.
De overeenkomsten die voortvloeien uit deze verordening, inclusief de overeenkomsten met entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen of internationale organisaties, voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie of elke door haar gemachtigde vertegenwoordiger, alsmede in audits door de Rekenkamer of OLAF, zo nodig ter plaatse. Functionarissen van de Commissie die over de vereiste veiligheidsmachtiging beschikken, voeren bezoeken ter plaatse uit.
Tot slot zal het risico op fraude die de belangen van de belastingbetalers schaadt, worden beperkt door de controle door de lidstaten van de lijst van geselecteerde projecten evenals door de deelname van een aantal lidstaten als medefinanciers van de grootste projecten (gelijklopende belangen tussen donoren). Door de focus te leggen op resultaten met op output gebaseerde instrumenten worden onregelmatigheden beperkt.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Rubriek van het meerjarig financieel kader |
Begrotingsonderdeel |
Soort
|
Bijdrage |
|||
Nummer
|
GK/ NGK. 26 |
van EVA-landen 27 |
van kandidaat-lidstaten 28 |
van niet-geassocieerde derde landen |
in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement |
|
13.02.01 - Vermogensontwikkeling |
GK |
JA |
NEE |
NEE |
NEE |
|
13.02.02 – Defensieonderzoek |
GK |
JA |
NEE |
NEE |
NEE |
|
13.01.01 – Administratieve ondersteuning |
NGK |
JA |
NEE |
NEE |
NEE |
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel
|
5 |
Veiligheid en defensie |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
|||
13.02.01 - Vermogensontwikkeling |
Vastleggingen |
(1) |
996,515 |
995,939 |
995,357 |
1 095,012 |
1 294,543 |
1 494,266 |
1 993,374 |
8 865,006 |
|
Betalingen |
(2) |
252,448 |
446,251 |
583,628 |
810,579 |
981,440 |
1 214,568 |
1 409,358 |
3 166,735 |
8 865,006 |
|
13.02.02 – Defensieonderzoek |
Vastleggingen |
(1) |
498,257 |
497,970 |
497,679 |
497,733 |
597,482 |
697,324 |
797,349 |
4 083,794 |
|
Betalingen |
(2) |
123,978 |
262,396 |
324,408 |
389,666 |
463,085 |
537,022 |
613,865 |
1 369,373 |
4 083,794 |
|
13.01.01 – Administratieve ondersteuning 29 |
Vastleggingen = betalingen |
(3) |
5,228 |
6,091 |
6,964 |
7,255 |
7,975 |
8,410 |
9,277 |
51,200 |
|
Totaal kredieten voor het budget van het programma |
Vastleggingen |
=1+3 |
1 500,000 |
1 500,000 |
1 500,000 |
1 600,000 |
1 900,000 |
2 200,000 |
2 800,000 |
13 000,000 |
|
Betalingen |
=2+3 |
381,654 |
714,738 |
915,000 |
1 207,500 |
1 452,500 |
1 760,000 |
2 032,500 |
4 536,108 |
13 000,000 |
|
7 |
"Administratieve uitgaven" |
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
||
Personele middelen |
5,768 |
6,631 |
7,711 |
8,002 |
8,722 |
9,156 |
10,024 |
56,014 |
||
Andere administratieve uitgaven |
0,390 |
0,398 |
0,406 |
0,414 |
0,422 |
0,431 |
0,439 |
2,900 |
||
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
(Totaal vastleggingen = totaal betalingen) |
6,158 |
7,029 |
8,117 |
8,416 |
9,144 |
9,587 |
10,463 |
58,914 |
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
|||
TOTAAL kredieten
|
Vastleggingen |
1 506,158 |
1 507,029 |
1 508,117 |
1 608,416 |
1 909,144 |
2 209,587 |
2 810,463 |
13 058,914 |
||
Betalingen |
387,812 |
721,767 |
923,117 |
1 215,916 |
1 461,644 |
1 769,587 |
2 042,963 |
4 536,108 |
13 058,914 |
3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.
☑ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaren |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
TOTAAL |
RUBRIEK 7
|
||||||||
Personele middelen |
5,768 |
6,631 |
7,711 |
8,002 |
8,722 |
9,156 |
10,024 |
56,014 |
Andere administratieve uitgaven |
0,390 |
0,398 |
0,406 |
0,414 |
0,422 |
0,431 |
0,439 |
2,900 |
Subtotaal RUBRIEK 7
|
6,158 |
7,029 |
8,117 |
8,416 |
9,144 |
9,587 |
10,463 |
58,914 |
Buiten RUBRIEK 7
30
|
||||||||
Personele middelen |
||||||||
Andere administratieve
|
5,228 |
6,091 |
6,964 |
7,255 |
7,975 |
8,410 |
9,277 |
51,200 |
Subtotaal
|
5,228 |
6,091 |
6,964 |
7,255 |
7,975 |
8,410 |
9,277 |
51,200 |
TOTAAL |
11,386 |
13,120 |
15,081 |
15,671 |
17,119 |
17,997 |
19,740 |
110,114 |
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften
◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.
☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
Jaren |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
||
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) |
|||||||||
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie |
30 |
35 |
41 |
42 |
46 |
48 |
52 |
||
Delegaties |
|||||||||
Onderzoek |
|||||||||
• Extern personeel (in voltijdequivalenten - VTE's) — AC, AL, END, INT en JED 31 Rubriek 7 |
|||||||||
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
- zetel |
19 |
21 |
24 |
26 |
28 |
30 |
34 |
|
- delegaties |
|||||||||
Gefinancierd uit het budget van het programma 32 |
- zetel |
||||||||
- delegaties |
|||||||||
Onderzoek |
|||||||||
Andere (geef aan welke) |
|||||||||
TOTAAL |
49 |
56 |
65 |
68 |
74 |
78 |
86 |
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. De bovenstaande tabel bevat een raming van het benodigde aantal VTE's voor de periode van het volgende meerjarig financieel kader.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel |
Beleidstaken en teambeheer voor de uitvoering van het subsidieprogramma |
Extern personeel |
Uitvoering van de financieringsregelingen van de subsidie |
Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
◻ voorziet niet in medefinanciering door derden;
☑ voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Jaren |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
TOTAAL |
Medefinancieringsbron |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
◻ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
☑ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
◻ voor de eigen middelen
◻ voor de overige ontvangsten
Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: |
Gevolgen van het voorstel/initiatief 33 |
||||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
Artikel …………. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
-
Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).
-
EUROPESE COMMISSIE
Brussel,XXX
COM(2018) 476/2
BIJLAGE
bij
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot oprichting van het Europees Defensiefonds
{SWD(2018) 345/2}
BIJLAGE
INDICATOREN VOOR DE VERSLAGLEGGING OVER DE VOORTGANG VAN HET FONDS BIJ DE VERWEZENLIJKING VAN ZIJN SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
In artikel 3, lid 2, onder a), vastgelegde doelstelling:
Indicator 1 Ondernemingen
Gemeten aan de hand van: aantal betrokken ondernemingen (naar grootte, soort en nationaliteit)
Indicator 2 Gezamenlijk onderzoek
Gemeten aan de hand van:
2.1 aantal en waarde van gefinancierde projecten
2.2 grensoverschrijdende samenwerking: aandeel van de contracten die zijn gegund aan kmo's en midcaps, met waarde van contracten voor grensoverschrijdende samenwerking
Indicator 3 Innovatieve producten
Gemeten aan de hand van: aantal nieuwe octrooien afkomstig van door het fonds gefinancierde projecten
In artikel 3, lid 2, onder b), vastgelegde doelstelling:
Indicator 4 Gezamenlijke vermogensontwikkeling
Gemeten aan de hand van: aantal en waarde van de gefinancierde projecten
Indicator 5 Creatie/ondersteuning van werkgelegenheid
Gemeten aan de hand van: aantal ondersteunde werknemers in O&O voor defensie