EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0387

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen

COM/2018/387 final - 2018/0212 (COD)

Brussel, 31.5.2018

COM(2018) 387 final

2018/0212(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen

{SEC(2018) 277 final}
{SWD(2018) 297 final}
{SWD(2018) 298 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In zijn toespraak over de Staat van de Unie 2017 en de bijbehorende intentieverklaring kondigde voorzitter Juncker aan dat de Commissie voornemens is concrete voorstellen in te dienen voor de invoering van een specifieke begroting voor de eurozone binnen de Europese begroting, waarin onder meer zou worden voorzien in een stabilisatiefunctie. Het idee werd nader toegelicht in de mededeling van de Commissie over nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie, die deel uitmaakt van een pakket initiatieven ter verdieping van de economische en monetaire unie in Europa 1 . Het pakket bouwt met name voort op het verslag van de vijf voorzitters over de voltooiing van Europa’s economische en monetaire unie van 22 juni 2015 2 en de discussienota van de Commissie over het verdiepen van de economische en monetaire unie van 31 mei 2017 3 .

De verdieping van de economische en monetaire unie (EMU) en de modernisering van de Europese overheidsfinanciën zijn belangrijke elementen in het debat over de toekomst van Europa, dat door de Commissie op gang is gebracht met het witboek van 1 maart 2017 4 . Deze thema’s werden verder belicht in de discussienota over de toekomst van de EU-financiën van 28 juni 2017 5 . In de huidige omstandigheden dienen zich nieuwe kansen aan om concrete toekomstgerichte voorstellen over de toekomst van de EMU te lanceren alsmede om de Europese openbare financiën in de toekomst te laten bijdragen om welbepaalde problemen op te lossen.

De toegevoegde waarde die Europa biedt, vormt de kern van het debat over de Europese overheidsfinanciën. De Europese middelen dienen gebruikt te worden voor de financiering van Europese publieke goederen. Deze komen ten goede aan de hele EU en kunnen niet efficiënt worden verzekerd door elke lidstaat afzonderlijk. In overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid moet de EU maatregelen treffen wanneer dit voor elke euro van de belastingbetaler meer waarde oplevert in vergelijking met maatregelen die alleen op nationaal, regionaal of lokaal niveau worden genomen.

Het verdiepen van de EMU is goed voor de eurozone en voor de EU in haar geheel. Een meer geïntegreerde en goed presterende eurozone zal meer stabiliteit en welvaart brengen voor iedereen in de EU en er ook voor zorgen dat de stem van Europa’s economie krachtig gehoord wordt op het wereldtoneel. De stabilisatiefunctie, een van de nieuwe begrotingsinstrumenten die in de mededeling van de Commissie worden voorgesteld, beoogt een aantal specifieke behoeften aan te pakken van de lidstaten van de eurozone en van de lidstaten die tot de euro zullen toetreden en die deelnemen aan het in artikel 140, lid 1, VWEU bedoelde wisselkoersmechanisme. Tegelijkertijd wordt rekening gehouden met hun ruimere behoeften en aspiraties als EU-lidstaten. Op die manier wordt ook gestreefd naar maximale synergieën tussen de bestaande en de toekomstige instrumenten, die in mei 2018 door de Commissie zullen worden voorgesteld in het kader van haar voorstellen voor het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020.

De verdieping van de economische en monetaire unie vereist doortastend optreden van de afzonderlijke lidstaten en passende steun van de Europese instrumenten voor begrotings- en beleidscoördinatie. De invoering van een stabilisatiefunctie is een van de denksporen om beter gebruik te maken van de EU-begroting als middel om de veerkracht van onze onderling verbonden economieën te versterken en aldus bij te dragen tot economische en sociale samenhang. De vooruitgang die de landen binnen en buiten de eurozone boeken bij de tenuitvoerlegging van hervormingen en de opwaartse convergentie, zal ten goede komen aan iedereen.

Volgens de voorwaarden van het financieel reglement is de EU gerechtigd leningen op te nemen en te verstrekken om financiële steun te verlenen. Dat geldt met name voor het beheer van leningen in het betalingsbalansmechanisme ter ondersteuning van lidstaten buiten de eurozone in geval van moeilijkheden in hun betalingsbalans. Dat geldt ook voor leningen die verstrekt worden in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme. Omdat de aangetrokken middelen en de overeenstemmende leningen back-to-backverrichtingen zijn, is er geen direct effect op de EU-begroting zolang de ontvangende lidstaten hun verplichtingen nakomen.

Hoewel de EU-begroting altijd de opwaartse sociale en economische convergentie heeft bevorderd en de slagkracht van de Europese kredietverlening de jongste jaren nog is toegenomen om een antwoord te bieden op extreme omstandigheden, is macro-economische stabilisatie tot op heden geen expliciete doelstelling van de EU-begroting geweest. Uit de ervaring in de tijd van de financiële crisis is ook gebleken dat de architectuur en het toepassingsgebied van de Europese overheidsfinanciën nog niet volledig beantwoorden aan de specifieke behoeften van de economische en monetaire unie, noch voor de lidstaten van de eurozone noch voor de lidstaten die zich zullen aansluiten bij de eurozone.

Om de lidstaten van de eurozone te ondersteunen zodat zij beter kunnen inspelen op snel veranderende economische omstandigheden en hun economie kunnen stabiliseren in geval van grote asymmetrische schokken, moet een stabilisatiefunctie worden ingesteld. Nu het monetaire beleid binnen de muntunie is eengemaakt, beschikken de deelnemende lidstaten niet langer over dezelfde macro-economische beleidsinstrumenten. Alle landen hebben tenslotte andere kenmerken: de omvang en structuur van de economie bepalen hoe groot het risico is dat een land met schokken te maken krijgt. Tijdens de crisis is gebleken dat de afzonderlijke lidstaten van de eurozone slechts over beperkte middelen beschikten om grote asymmetrische schokken op te vangen. Sommige landen verloren hebben daardoor de toegang tot de markt verloren om zichzelf te financieren. In een aantal gevallen heeft dit tot een aanhoudende recessie en negatieve overloopeffecten naar andere lidstaten geleid.

Met dit in gedachten en op voorwaarde dat de lidstaten daarmee instemmen, zijn er manieren om gemeenschappelijke begrotingsinstrumenten op EU-niveau te ontwikkelen die kunnen bijdragen tot de stabiliteit van de eurozone en ook de EU in haar geheel ten goede komen. Om het succes en de doeltreffendheid ervan te waarborgen en om de efficiëntie voor de belastingbetaler te maximaliseren, moeten deze instrumenten worden ontworpen in volledige synergie met andere begrotingsinstrumenten die in het ruimere kader van de Unie bestaan. Daarnaast kan het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan in de vorm van een Europees Monetair Fonds in de toekomst een rol spelen bij de ondersteuning van de macro-economische stabilisatie indien dit de wenst is van de lidstaten van de eurozone, die er de aandeelhouders van zijn.

De voorgestelde verordening tot instelling van de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF) is een van de initiatieven waarmee gestalte wordt gegeven aan de oproep tot invoering van een stabilisatiefunctie om de effecten van asymmetrische schokken te helpen verzachten en het risico van negatieve overloopeffecten te voorkomen. Deze oproep heeft de Commissie gedaan in haar mededeling over “nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie” 6 . De stabilisatiefunctie is ontworpen voor de lidstaten van de eurozone en moet openstaan voor niet tot de eurozone behorende lidstaten die toegetreden zijn tot het wisselkoersmechanisme ERM II na een positief besluit daartoe van de leden.

Het initiatief heeft de vorm van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 175, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 175, lid 3, VWEU biedt de mogelijkheid een instrument in te voeren ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen in lidstaten die af te rekenen hebben met grote asymmetrische schokken, met het oog op de versterking van de samenhang. Deze maatregelen zijn noodzakelijk buiten de structuurfondsen om die immers geen specifiek instrument bevatten om macro-economische stabilisatie te ondersteunen door de overheidsinvesteringen op peil te houden in geval van grote asymmetrische schokken, en zij doen geen afbreuk aan maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten.

De lidstaten hebben er belang bij in hun systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen een hoge kwaliteit te bereiken en te handhaven. Het voorstel wordt derhalve aangevuld met een bijlage waarin de methoden en de criteria voor de evaluatie van dergelijke systemen en praktijken voor het beheer van overheidsinvesteringen worden omschreven zodat kan worden bepaald waar deze moeten worden versterkt om het effect van de overheidsinvesteringen en de mogelijke steun in het kader van het voorgestelde instrument nog te vergroten.

Volgens het vandaag ingediende voorstel krijgt de Commissie de bevoegdheid om financiële steun te verlenen aan lidstaten die te maken hebben met een grote asymmetrische schok, door leningen op te nemen op de financiële markten of bij financiële actoren teneinde deze middelen door te lenen ter ondersteuning van de betrokken lidstaat en zo de in aanmerking komende overheidsinvesteringen in stand te houden. Daarnaast wordt voorzien in een rentesubsidie die de rentekosten op de verstrekte lening voor de begunstigde lidstaat moet dekken.

Het besluit van de Commissie om in het kader van het instrument steun te verlenen is afhankelijk van de voorwaarde dat de betrokken lidstaat voldoet aan strenge toekenningscriteria op basis van conformiteit met besluiten en aanbevelingen in het kader van het begrotings- en macro-economisch toezicht. Vermeld dient te worden dat de lidstaten een gezond begrotingsbeleid moeten nastreven en in tijden van economische voorspoed begrotingsbuffers moeten opbouwen. De criteria om de steun in het kader van het instrument te activeren zijn gebaseerd op een dubbele werkloosheidsdrempel. Die keuze is gemaakt omdat sterke stijgingen van het nationale werkloosheidspercentage een relevante indicator zijn voor de effecten van een grote asymmetrische schok in een specifieke lidstaat.

Voorts brengt de verplichting om de ontvangen steun voor investeringen te gebruiken volgens beleidsdoelstellingen in het kader van de verordening gemeenschappelijke bepalingen en om het gemiddelde niveau van overheidsinvesteringen van de laatste vijf jaar te handhaven, de garantie mee dat het doel van de voorgestelde verordening bereikt wordt, namelijk dat de samenhang niet in gevaar komt door grote asymmetrische schokken.

Het voorstel houdt ook formules in om het bedrag van de ondersteuning met leningen en rentesubsidie automatisch te bepalen. Wat het onderdeel van de leningen betreft, wordt het bedrag hiervan bepaald door rekening te houden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend, en de ernst van de grote asymmetrische schok.

Er wordt echter wel een beperkte en welomschreven discretionaire bevoegdheid aan de Commissie toegekend om het bedrag van de lening te verhogen tot het hoogste niveau van de in aanmerking komende overheidsinvesteringen. Dit niveau wordt ook vastgesteld op basis van een formule waarin rekening wordt gehouden met de ratio van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ten opzichte van het bbp in de EU over een periode van vijf jaar voordat de betrokken lidstaat om steun verzocht, en ten opzichte van het bbp van de betrokken lidstaat in dezelfde periode.

De voorgestelde verordening gaat vergezeld van een ontwerp van intergouvernementele overeenkomst voor de lidstaten die onderling overeenstemming moeten bereiken over de overdracht van nationale bijdragen op basis van het aandeel van de monetaire inkomsten dat aan hun nationale centrale banken wordt toegedeeld voor het krachtens de verordening ingestelde fonds voor stabilisatiesteun. De voornaamste doelstelling van dit fonds dat met nationale bijdragen moet worden gestijfd, is het financieren van de rentesubsidies waartoe de lidstaten gerechtigd zijn. Deze rentesubsidies dekken 100 procent van de op de lening gemaakte rentekosten.

Aan de hand van de gedetailleerde criteria voor toekenning en activering en formules voor de berekening van de kredietsteun en de rentesubsidies kan de Commissie de besluitvorming snel en soepel afwerken.

Het valt niet uit te sluiten dat het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan op een bepaald moment in de toekomst autonoom zou besluiten steun te verlenen die parallel zou verlopen met het instrument waarin de voorgestelde verordening voorziet. In dat geval zal de Commissie streven naar een vorm van steunverlening die overeenstemt met de voorgestelde verordening.

Om te voorzien in deze potentiële parallelle interactie tussen toekomstige ESM-steun en dit instrument, krijgt de Commissie in dit voorstel de bevoegdheid gedelegeerde handelingen aan te nemen op een beperkt aantal gebieden. Er wordt met name voorzien in een gedelegeerde handeling om de informatie-uitwisseling te regelen met betrekking tot de belangrijke onderdelen van de lening in het kader van deze regeling. Voorts wordt voorzien in de mogelijkheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen om de voorgestelde verordening aan te vullen of te wijzigen door middel van regels voor de complementariteit tussen de ESM-steun en de EISF-steunbedragen volgens een berekening op basis van het voorgestelde instrument, alsmede de mogelijkheid om rentesubsidies te verlenen voor de rentekosten die verbonden zijn aan ESM-bijstand.

Voorts moet worden vermeld dat het bij dit voorstel van verordening ingestelde EISF-instrument moet worden beschouwd als een eerste stap in de ontwikkeling op termijn van een vrijwillig verzekeringsmechanisme voor doeleinden van macro-economische stabilisatie. Dit mechanisme zou gebaseerd worden op vrijwillige bijdragen van lidstaten van de eurozone en zou over een leningopnemingscapaciteit kunnen beschikken. Vijf jaar na de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening zal deze worden herzien en zullen mogelijke kwesties in dat verband worden geëvalueerd en behandeld.

Dit voorstel voorziet in toepassing vanaf 1 januari 2021 en heeft betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het EISF-instrument van de voorgestelde verordening is verenigbaar met andere instrumenten in het kader van het cohesiebeleid. Het instrument vormt een aanvulling op programma's die door de Unie worden gesteund uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, die de afgelopen jaren goed zijn geweest voor meer dan de helft van de totale overheidsinvesteringen en aanzienlijk hebben bijgedragen tot de versterking van de economische en sociale inhaalbeweging die regio’s en landen in heel de EU hebben gemaakt. In dit verband moet worden vermeld dat er ook een sterkere koppeling is gemaakt tussen de prioriteiten van het Europees semester en de programma's die door de Unie worden gesteund uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, door voorafgaande en macro-economische voorwaarden op te leggen via de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen 7 . Om in aanmerking te komen voor ondersteuning in het kader van het EISF-instrument gelden soortelijke voorwaarden. Voorts vormt het EISF-instrument ook een aanvulling op andere EU-instrumenten die specifiek bedoeld zijn om ook economische schokken op nationaal of lokaal niveau op te vangen. Zo zijn er het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, dat financiële steun verleent aan lidstaten/regio’s die getroffen worden door zware rampen, en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat bijstand verleent aan mensen die hun baan verliezen ten gevolge van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of ten gevolge van een mondiale economische en financiële crisis.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het instrument dat bij deze verordening wordt ingesteld, is verenigbaar met de regels voor coördinatie van het economisch beleid, waaronder het stabiliteits- en groeipact. Om in aanmerking te komen voor het EISF- instrument, geldt als voorwaarde dat besluiten en aanbevelingen in het kader voor begrotings- en macro-economisch toezicht worden nageleefd. Het Europees Semester is het belangrijkste instrument voor coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten op EU-niveau, waar de lidstaten hun economische, sociale en begrotingsprioriteiten bespreken en de vooruitgang op dat vlak op bepaalde tijdstippen gedurende het jaar wordt gecontroleerd. In de context van het Europees semester dienen het stabiliteits- en groeipact en de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden voor gezonde overheidsfinanciën te zorgen en de risico’s voor onevenwichtigheden te voorkomen. Door optimaal gebruik te maken van de flexibiliteit in de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact, wordt de band tussen investeringen, structurele hervormingen en budgettaire verantwoordelijkheid bovendien verstevigd en wordt beter rekening gehouden met de economische conjunctuur van de lidstaten.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 175, lid 3, VWEU. Om dat artikel te gebruiken moet aan drie cumulatieve voorwaarden zijn voldaan. Dat is het geval.

De eerste voorwaarde is dat specifieke maatregelen moeten bijdragen tot de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang. De voorgestelde verordening voorziet in een slank kader waarmee financiële steun kan worden verleend aan lidstaten van de eurozone en aan lidstaten van buiten de eurozone die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen en in de vorm van leningen en rentesubsidies om met het oog op een sterkere cohesie grote asymmetrische schokken op te vangen. Dit instrument is een aanvullend instrument om begunstigde lidstaten te helpen groeivriendelijke overheidsinvesteringen veilig te stellen in geval van macro-economische instabiliteit. Dat is dan weer een middel om de economische aanpassingen in de betrokken lidstaat of lidstaten van de eurozone te ondersteunen en deze terug te helpen op een pad naar duurzame groei in plaats van de recessie die hun economische en sociale samenhang aantast, nog langer en nog dieper te laten aanslepen. Het instrument moet worden geactiveerd in geval van grote asymmetrische schokken in één of meerdere lidstaten, wanneer de beperkingen van andere mechanismen of nationale beleidsmaatregelen duidelijk worden, en moet gebonden zijn aan strenge toekenningscriteria op basis van het Uniekader voor begrotings- en macro-economisch toezicht. Om uitwerking te hebben dient de bijstand in het kader van dit instrument bovendien verleend te worden aan in aanmerking komende overheidsinvesteringen die aansluiten bij de thema’s van de ESI-fondsen. Door via de instrumenten de effecten van een grote asymmetrische schok aan te pakken en het niveau van de overheidsinvesteringen te vrijwaren, wordt dus bijgedragen tot een sterkere economische en sociale samenhang.

De tweede voorwaarde is dat de maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken. Noch de structuurfondsen noch enig ander specifiek instrument garanderen in geval van een grote asymmetrische schok de doelstelling van macro-economische stabilisatie door vrijwaring van overheidsinvesteringen in de lidstaten. De noodzaak van een dergelijk instrument is gebaseerd op feitelijke elementen omdat structurele hervormingen, automatische budgettaire stabilisatoren, discretionaire begrotingsmaatregelen of het gemeenschappelijke monetaire beleid van het Eurosysteem niet in staat zijn om grote macro-economische schokken volledig op te vangen.

Ten derde doet dit voorstel geen afbreuk aan maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten. Met name zijn de criteria om in het kader van dit instrument voor steun in aanmerking te komen uitdrukkelijk gebaseerd op de voorwaarde dat voldaan is aan de besluiten en aanbevelingen waarin het Uniekader voor budgettair en macro-economisch toezicht overeenkomstig titel VIII van het derde deel van het VWEU voorziet.

Een maatregel op basis van artikel 175, lid 3, VWEU, die bedoeld is om de economische, sociale en territoriale samenhang te versterken, kan zodanig worden ontworpen dat slechts een subgroep van lidstaten de noodzakelijke voorwaarden vervullen om in aanmerking te komen voor steun, indien de beperking op een objectieve reden berust. Het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang en het tot stand brengen van een economische en monetaire unie zijn fundamentele doelstellingen volgens artikel 3 VEU. De muntunie is vanwege de aard van haar huidige structuur niet uitgerust met de mogelijkheid om grote asymmetrische schokken op te vangen door middel van een mechanisme waarmee de overheidsinvesteringen van de lidstaten daadwerkelijk op peil kunnen worden gehouden. Het ontbreken van monetair beleid en van kanalen om de wisselkoersen op nationaal niveau aan te passen brengt mee dat het aantal instrumenten die beschikbaar zijn om asymmetrische schokken in de lidstaten van de eurozone aan te pakken, beperkt is. Elke respons op een dergelijke schok moet dan ook uitgaan van de resterende nationale instrumenten van economisch beleid, namelijk structurele hervormingen en begrotingsbeleid, maar ook en nog sterker, van het gemeenschappelijk monetair beleid. Hoewel de niet tot de eurozone behorende lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun nationaal monetair en wisselkoersbeleid, ondervinden die lidstaten die in een nabije toekomst de euro als munt zullen aannemen en aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen als middel om hun verplichtingen inzake de totstandbrenging van de economische en monetaire unie na te komen, nu reeds de facto beperkingen in hun monetair en wisselkoersbeleid.

   Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De economische stabiliteit van de economische en monetaire unie (EMU) en van de lidstaten die de euro hebben aangenomen, heeft een Uniebrede dimensie. De lidstaten van de eurozone zijn economisch gezien sterk met elkaar verweven. Vermeden moet worden dat economische schokken en sterke economische neergang leiden tot diepere en bredere stresssituaties die een negatieve invloed zouden hebben op de economische en sociale samenhang. Vanwege de structuur van de EMU, namelijk een gecentraliseerd monetair beleid maar een gedecentraliseerd begrotingsbeleid op nationaal niveau, hebben de lidstaten van de eurozone ontoereikende capaciteit om afzonderlijk grote asymmetrische schokken op te vangen. Het is noodzakelijk de beschikbaarheid van instrumenten te versterken wanneer de EMU wordt geconfronteerd met kritieke problemen in geval van grote economische verstoringen in afzonderlijke lidstaten. Hoewel de niet tot de eurozone behorende lidstaten verantwoordelijk blijven voor hun nationaal monetair en wisselkoersbeleid, ondervinden die lidstaten die in een nabije toekomst de euro als munt zullen aannemen en aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen als middel om hun verplichtingen inzake de totstandbrenging van de economische en monetaire unie na te komen, nu reeds de facto beperkingen in hun monetair en wisselkoersbeleid. In de financiële en daaropvolgende economische crisis in de eurozone is gebleken dat er sterke beperkingen bestaan op de werking van automatische begrotingsstabilisatoren en in de discretionaire begrotingsmaatregelen op nationaal niveau, zelfs in lidstaten met een laag niveau van overheidsschuld en ogenschijnlijk gezonde overheidsfinanciën. Dit heeft geleid tot een procyclisch patroon voor begrotingsbeleid, dat nadelig is geweest voor de kwaliteit van de overheidsfinanciën en in het bijzonder voor de overheidsinvesteringen. De opeenvolging van de gebeurtenissen toont ook dat mogelijk teveel belang wordt gehecht aan het gemeenschappelijke monetaire beleid om te zorgen voor stabilisatie in moeilijke economische omstandigheden. Deze bevindingen wijzen erop dat het noodzakelijk is op het niveau van de Unie een gemeenschappelijk instrument in te stellen dat deze schokken moet ondervangen en voorkomen dat de verschillen in macro-economische prestaties tussen de lidstaten van de eurozone en de niet tot de eurozone behorende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, nog groter worden, hetgeen de economische en sociale samenhang in gevaar zou brengen.

De doelstelling van de voorgestelde verordening kan niet voldoende door de lidstaten afzonderlijk worden bereikt en kan derhalve wegens de schaal van het optreden overeenkomstig artikel 5, lid 3, VEU beter door de Unie worden bereikt.

Evenredigheid

Dit voorstel beoogt de overheidsinvesteringen te ondersteunen om de samenhang te versterken in lidstaten die met een grote asymmetrische schok worden geconfronteerd. Er wordt een gestroomlijnd kader ingevoerd om financiële steun te verstrekken in de vorm van leningen en rentesubsidies. Het instrument is een complementair instrument naast bestaande instrumenten van de Unie voor het financieren van banen, groei en investeringen, naast het nationale begrotingsbeleid maar ook naast financiële steun voor het aanpakken van crisissituaties, zoals het EFSM en het ESM.

De besluitvormingsprocedure maakt een soepele en snelle mobilisatie en uitbetaling van steun door de Commissie mogelijk wanneer voldaan is aan duidelijk bepaalde criteria voor toekenning en activering alsmede voor het bepalen van de te ondersteunen overheidsinvesteringen.

Tegelijkertijd gaat het voorstel niet verder dan hetgeen nodig is voor het bereiken van de doelstelling om grote asymmetrische schokken aan te pakken door ondersteuning van openbare investeringen. Elke steunverlening op grond van het voorgestelde instrument is afhankelijk van strenge toekenningscriteria voor zover voldaan is aan de besluiten en aanbevelingen die genomen zijn in het kader van het begrotings- en macro-economisch toezicht van de Unie, en aan duidelijke welbepaalde criteria voor activering op basis van een dubbele drempel inzake werkgelegenheid. Voorts is een begunstigde lidstaat verplicht de ontvangen steun te gebruiken voor in aanmerking komende overheidsinvesteringen ter ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen. Er is voorzien in een controle- en correctiemechanisme. Het bedrag van de leningen en rentesubsidies wordt vastgesteld op basis van een formule waarin rekening wordt gehouden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend, en de ernst van de grote asymmetrische schok. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk lidstaten in aanmerking komen voor ondersteuning door middel van leningen overeenkomstig dit instrument, wordt voorts een plafond vastgesteld dat afhankelijk is van de overblijvende beschikbare middelen in de EU-begroting. Rentesubsidies dekken de rentelasten die de lidstaten moeten dragen op de leningen die zij op grond van het instrument ontvangen. Om de impact van de overheidsinvesteringen en de potentiële ondersteuning op grond van deze regeling te versterken, wordt ten slotte voorzien in een proces om te komen tot een hogere kwaliteit in de systemen en praktijken die de lidstaten toepassen bij deze investeringen.

Keuze van het instrument

Deze handeling krijgt de vorm van een verordening aangezien een nieuw instrument ter bevordering van de macro-economische stabilisatie wordt ingesteld en dit verbindend moet zijn in al zijn onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Voor de beoordeling van het voorgestelde mechanisme is voornamelijk gebruikgemaakt van interne expertise. Om de potentiële werking van de stabilisatiefunctie of het verzekeringsmechanisme te beoordelen, zijn simulaties verricht op basis van gegevens uit het verleden (1985 tot en met 2017). Deze aanpak stemt overeen met de normen van de literatuur over het onderwerp (Carnot et al. 2017; Arnold et al. 2018; Claveres and Stráský, 2018). Het stabiliserende effect van de stabilisatiefunctie en het verzekeringsmechanisme wordt beoordeeld aan de hand van simulaties van een macro-economisch model (QUEST, ontwikkeld door Commissie en vaak ingezet om de effecten van beleidshervormingen te evalueren). De resultaten stemmen overeen met een soortgelijke oefening die door het IMF is toegepast (Arnold et al., 2018). Meer in het algemeen werd rekening gehouden met relevante economische en beleidsgerichte literatuur over de motivering om een stabilisatiefunctie in te voeren. Voorts is ook rekening gehouden met de lopende besprekingen op het niveau van de Unie.

Effectbeoordeling

Dit voorstel wordt ondersteund door een effectbeoordeling. Op 27 april 2018 heeft de raad voor regelgevingstoetsing een positief advies uitgebracht met punten van voorbehoud. [opname van hyperlink naar advies van RSB nodig] De door de raad voor regelgevingstoetsing aangehaalde kwesties zijn behandeld in de herziene versie van het werkdocument van de diensten met de effectbeoordeling [opname van hyperlink naar advies van RSB nodig]. De beschrijving van de voornaamste beleidsoptie en de interactie met andere instrumenten werden verder uitgewerkt, onder meer in de regeling inzake samenstelling en financiering. De conclusie over de voorkeursoptie is nu nader toegelicht. De veranderingen naar aanleiding van het advies van de raad voor regelgevingstoetsing worden nader omschreven in een specifieke bijlage bij het werkdocument van de diensten met de effectbeoordeling.

In de effectbeoordeling werden drie beleidsopties voor een stabilisatiefunctie onderzocht, naast optie 1, het status quo.

Optie 2 bestaat uit een regeling voor het opnemen en verstrekken van leningen, gericht op overheidsinvesteringen. Een centrale instantie, namelijk de Europese Unie, zou leningen samen met beperkte subsidies verstrekken aan lidstaten die getroffen zijn door grote schokken, om overheidsinvesteringen te vrijwaren. Deze optie stemt grotendeels overeen met het voorstel van de Commissie betreffende de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen.

Optie 3 is een verzekeringsmechanisme. Regelmatige bijdragen, met name in normale en economisch gunstige tijden, of een bron van eigen middelen worden bijeengebracht in een fonds. Wanneer een lidstaat door een grote schok wordt getroffen, ontvangt hij steun in de vorm van uitbetalingen/subsidies. Een beperkte leningopnemingscapaciteit zou waarschijnlijk noodzakelijk zijn om een geloofwaardige en doorlopende werking te verzekeren.

Optie 4 is een eigen begroting voor de eurozone. Een gemeenschappelijke begroting zou niet in de eerste plaats mikken op economische stabilisatie maar veeleer op het verstrekken van Europese openbare voorzieningen. Toch zou gebruik van cyclische inkomsten (bv. vennootschapsbelasting) en anticyclische uitgaven (bv. werkloosheidsuitkeringen) tot macro-economische stabilisatie bijdragen via automatische stabilisatoren op EU-niveau. Daarnaast kan worden voorzien in discretionaire elementen, die verder stabiliserende eigenschappen kunnen bevorderen.

Een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (optie 2) zou bijdragen tot de doelstelling op het gebied van cohesie door financiële ondersteuning te bieden ingeval een lidstaat getroffen wordt door een grote asymmetrische schok. Deze steun zou gericht zijn op overheidsinvesteringen in prioritaire sectoren en zou afhankelijk worden gesteld van economische drempels en toekenningsvoorwaarden. Het verlenen van steun zou een sterke stimulans opleveren om belangrijke overheidsinvesteringen te beschermen en daarbij een passend niveau van uitgaven te vrijwaren die van essentieel belang zijn voor de toekomstige groei van de economie. Op die manier zou de regeling resultaten geven die in schril contrast staan met de voorbije crisis toen een aantal landen drastisch snoeiden in openbare investeringen. De effecten inzake macro-economische stabilisatie in deze optie zijn beperkt door het feit dat de steun de vorm van een lening aanneemt. Wanneer de betrokken lidstaat met een grote schok wordt geconfronteerd, moet nog steeds een afweging worden gemaakt tussen ondersteuning van de activiteit via overbesteding („deficit spending”) of beheersing van de toename van de overheidsschuld. Deze afweging zou echter beperkt blijven aangezien de lidstaat toegang zou krijgen tot goedkopere financiering dan op de markt. Voorts kan het verstrekken van EU-financiering een sterk waarschuwingssignaal vormen voor marktdeelnemers en dienen als katalysator om het verlies van markttoegang te vermijden en een volwaardig plan voor financiële aanpassing te ontwikkelen. Deze optie is in overeenstemming met het vereiste dat er geen permanente overdrachten plaatsvinden in die zin dat leningen vanwege hun aard een tijdelijke steun vormen en de betrokken lidstaat wettelijk gehouden is deze terug te betalen. Deze voorwaarde is uiterst belangrijk. In de huidige omstandigheden blijven de standpunten van belanghebbenden echter verdeeld wat de noodzaak en de vorm van een stabilisatiefunctie betreft, met name omdat er bezorgdheid bestaat over grensoverschrijdende neutraliteit. Optie 2 kan dus politiek haalbaarder zijn, tenminste in de nabije toekomst.

Een verzekeringsmechanisme (optie 3) zou aanzienlijke uitbetalingen opleveren in het geval van een grote economische schok met gevolgen voor een lidstaat, afhankelijk van economische drempels en toekenningsvoorwaarden. Deze “verzekeringsuitkeringen” zouden de afweging aanzienlijk verkleinen waarvoor de betrokken lidstaten op korte termijn staan, namelijk ondersteuning van de activiteit of beheersing van de toename van hun schulden en tekorten. De uitkeringen zouden derhalve een aanvulling vormen op de nationale automatische stabilisatoren in ongunstige omstandigheden. Dit zou het gemakkelijker maken om een soepeler en meer anticyclisch begrotingsbeleid te voeren gedurende de gehele cyclus, hetgeen ook gunstig zou zijn voor de kwaliteit van de nationale overheidsfinanciën alsook om ups en downs in openbare investeringen te vermijden. Afhankelijk van de wijze waarop de parameters bepaald worden, kan deze optie een krachtig vraagstabiliserend effect hebben, zelfs voor een beperkt bedrag aan bijdragen. Optie 3 is echter relatief moeilijk te verzoenen met de doelstelling van grensoverschrijdende neutraliteit aangezien sommige lidstaten vaker en meer dan andere lidstaten uitbetalingen zouden kunnen ontvangen, bijvoorbeeld omdat hun economieën wisselvalliger cycli vertonen. Een aantal kenmerken van het ontwerp kan belangrijk zijn om de doelstelling van neutraliteit tussen landen te verbeteren, zoals hogere bijdragen in goede tijden (hetgeen ervoor zou zorgen dat de wisselvallige economieën meer bijdragen en de opbouw van buffers zouden versnellen) en een vorm van “experience rating” (modulering van bijdrage op basis van het gebruik in het verleden). Deze optie blijkt in dit stadium door belanghebbenden echter met gemengde gevoelens te worden onthaald aangezien ze volgens sommigen teveel risico's zou meebrengen en verder zou gaan dan een evenredige reactie op de opkomende uitdagingen.

Een begroting voor de eurozone (optie 4) zou bijdragen tot de stabilisatie van grote schokken door automatische schommelingen met de cyclus van inkomsten en/of uitgaven van die begroting. Of dit mechanisme doeltreffend is, hangt af van de conjunctuurgevoeligheid van de samenstelling en de omvang van de begroting. De gevolgen van optie 4 zouden enigszins verder gaan dan het verzekeren van een stabilisatiefunctie aangezien een volwaardige begroting meebrengt dat de bevoegdheden tot toekenning aan de inkomsten- en aan de uitgavenzijde van het nationale naar het Europese niveau verschuiven, naast de huidige EU-begroting. Het opzetten van een dergelijke begroting zou dan ook een sterke politieke wil en consensus vereisen. Er moet verder gereflecteerd en gediscussieerd worden over de inhoudelijke gevolgen alsook om te komen tot een sterkere politieke acceptatie.

Er zij opgemerkt dat de verschillende beleidsopties elkaar niet uitsluiten en gecombineerd kunnen worden. In dit stadium is de Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (optie 2) de voorkeursoptie. Zij draagt in aanzienlijke mate bij tot de in deel 4 van het effectbeoordelingsverslag geschetste doelstellingen. Ze is als zodanig door de Commissie aangenomen als onderdeel van haar voorstel. Een verzekeringsmechanisme (optie 3) kan zeer doeltreffende stabiliserende eigenschappen bieden en kan, indien zij goed ontworpen is, samengaan met neutraliteit tussen landen, maar er moet verder gereflecteerd en gediscussieerd worden om de levensvatbaarheid na te gaan en de politieke acceptatie te bevorderen. Een verzekeringsmechanisme zou de EMU-architectuur aanzienlijk versterken en kan dus erg waardevol zijn. Hoewel de Commissie in dit stadium geen formeel voorstel doet, dient een verzekeringsmechanisme te worden beschouwd als onderdeel van de stabilisatiefunctie als pakket, als aanvulling en bekroning van optie 2. Een dergelijke pakket zou een coherent geheel opleveren dat een aanzienlijke stabilisatie mogelijk maakt. Optie 4 kan enige stabiliserende eigenschappen bieden maar de reikwijdte daarvan is sterk afhankelijk van de omvang en de samenstelling daarvan. Er is dan ook meer reflectie en discussie nodig om de inhoudelijke gevolgen te kennen en te komen tot een sterkere politieke acceptatie.

De impact van een stabilisatieregeling voor investeringen (optie 2) en van een verzekeringsmechanisme (optie 3) zou voornamelijk van macro-economische aard zijn, zoals hierboven aangegeven. Optie 2, de stabilisatiefunctie voor investeringen, zou voorts de samenstelling van de overheidsfinanciën verbeteren, door bescherming te verlenen aan de overheidsinvesteringen. Op die manier bevat zij een dimensie van instandhouding/opschaling van capaciteiten en houdt zij dus enige vorm van maatschappelijke baten in. In optie 3, het verzekeringsmechanisme, zouden de milieu- en sociale effecten tamelijk indirect zijn en moeilijk te beoordelen. In optie 4, de begroting voor de eurozone, zouden de milieu- en sociale effecten waarschijnlijk positief zijn maar de omschrijving van de optie is niet voldoende gedetailleerd om een diepgaande beoordeling mogelijk te maken.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel kan gevolgen hebben voor de begroting. De leningen die de Commissie volgens het voorgestelde instrument aan lidstaten kan verstrekken, zijn gebonden aan een vast maximumbedrag van 30 miljard EUR. Op zich vormen leningen voorwaardelijke verplichtingen in de EU-begroting ingeval een lidstaat in gebreke zou blijven op de aflossing van een lening volgens deze regeling.

De rentesubsidie zou gefinancierd worden uit een fonds voor stabilisatiesteun dat voorzien wordt van jaarlijkse nationale bijdragen op basis van het aandeel dat elke nationale centrale bank in een lidstaat van de eurozone heeft in de monetaire inkomsten van het Eurosysteem. Dezelfde benchmark zou worden gebruikt voor niet tot de eurozone behorende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen. Op zich vormen deze nationale bijdragen externe bestemmingsontvangsten en hebben zij geen weerslag op de EU-begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende toezicht, evaluatie en rapportage

De handeling voorziet in een rapportage en een evaluatie van de toepassing, die om de vijf jaar moeten plaatsvinden. Met dat doel moet de Commissie een verslag indienen waarin onder meer wordt geëvalueerd of de verordening doeltreffend is en een bijdrage heeft geleverd tot het economisch beleid van de lidstaten in de zin van een sterkere samenhang in de Unie, tot de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en banen alsmede tot overheidsinvesteringen in de lidstaten van de eurozone die steun uit hoofde van de handeling hebben ontvangen. In het verslag wordt eveneens onderzocht of het passend is een verzekeringsmechanisme te ontwikkelen dat bedoeld zou zijn voor macro-economische stabilisatie. Het verslag zal in voorkomend geval vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze handeling. Het zal worden ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en de Eurogroep.

Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 8 zullen evaluaties worden verricht aangezien de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van de bestaande wetgeving en het bestaande beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de effecten van het programma in de praktijk worden onderzocht op basis van de indicatoren/streefdoelen van het programma en zal op gedetailleerde wijze worden geanalyseerd in welke mate het programma relevant, doelmatig en doeltreffend kan worden geacht, voldoende toegevoegde waarde voor Europa biedt en samenhangt met andere EU-beleidsmaatregelen. Hieruit zullen lessen worden getrokken om tekortkomingen/problemen te onderzoeken of om na te gaan of er potentieel is om de maatregelen dan wel de resultaten te verbeteren of om de exploitatie/effecten ervan verder te optimaliseren.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Deel I van de voorgestelde verordening (artikelen 1 en 2) voorziet in de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF) als een instrument voor financiële bijstand uit hoofde van artikel [220] van de herziene financiële verordening ter ondersteuning van overheidsinvesteringen voor lidstaten die af te rekenen hebben met een grote asymmetrische schok, met als doelstelling de cohesie te versterken. Voorts wordt omschreven welke vormen deze financiële ondersteuning kan aannemen, namelijk leningen en rentesubsidies. Daarnaast wordt in dit deel ook duidelijk omschreven dat deze verordening van toepassing moet worden op de lidstaten van de eurozone en de niet tot de eurozone behorende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen. Dit deel bevat ook de voornaamste definities die in de handeling worden gebruikt.

Deel II van de voorgestelde verordening (artikelen 3 tot en met 5) bevat de criteria waaraan door een lidstaat moet worden voldaan om steun te genieten uit hoofde van de EISF. Daarbij moeten twee reeksen criteria worden onderscheiden.

In de eerste plaats bevat de voorgestelde handeling toekenningscriteria op basis van de naleving van besluiten en aanbevelingen op grond van het begrotingskader van de Unie waarin wordt voorzien in de artikelen 126, lid 8, en artikel 126, lid 11, van het VWEU en van Verordening (EU) nr. 1466/97 alsmede het krachtens Verordening (EU) nr. 1176/2011 ingestelde kader voor macro-economisch toezicht. Ook dient te worden bepaald dat ingeval op een lidstaat van de eurozone een macro-economisch aanpassingsprogramma van toepassing is, deze lidstaat geen steun op grond van de regeling ontvangt maar dat financieringsbehoeften ter ondersteuning van overheidsinvesteringen zullen worden behandeld in dat programma. Hetzelfde systeem wordt voorgesteld voor binnen het toepassingsgebied van de onderhavige handeling vallende niet-lidstaten van de eurozone die betalingsbalanssteun ontvangen. Ingeval de lidstaten instemmen met een intergouvernementele overeenkomst voor de financiering van de rentesubsidie, zou de betaling van jaarlijkse bijdragen ten slotte een toekenningscriterium vormen voordat een lidstaat een rentesubsidie uit hoofde van de regeling kan ontvangen.

In de tweede plaats moet worden voorzien in activeringscriteria die moeten zorgen voor een tijdige en doeltreffende activering van EISF-steun. Deze activering moet afhankelijk worden gesteld van een dubbele werkloosheidsdrempel op basis van het nationale werkloosheidscijfer vergeleken met het gemiddelde in het verleden en op basis van de verandering in de werkloosheid ten opzichte van een bepaalde drempel in het afgelopen jaar. Ten eerste wordt voor activeringscriteria op basis van werkloosheidscijfers gekozen om verschillende redenen. Het werkloosheidscijfer vormt een voortreffelijke indicator van de conjunctuurcyclus. Voorts blijven de effecten van schokken op overheidsfinanciën meestal achter ten opzichte van de groeicyclus en stemmen ze min of meer overeen met de werkloosheidscyclus. Daarnaast doet de vertraging die uit het gebruik van het werkloosheidscijfer voortvloeit, niet af aan het nut van de stabilisatiedoelstelling van het instrument omdat de lidstaten in eerste instantie gebruik moeten maken van hun automatische stabilisatoren en beleidsmaatregelen. Ten tweede zou het gebruik van een dubbele activeringsdrempel zorgen voor een grotere mate van zekerheid dat de betrokken lidstaat getroffen wordt door een grote asymmetrische schok met een tijdelijk en landspecifiek element. De dubbele activeringsdrempel zal het ook mogelijk maken de steun doelgericht af te stemmen op tijden van sterke economische achteruitgang. De dubbele drempel zou mikken op situaties waarin de werkloosheid aan het stijgen is.

Dit deel voorziet ook in de verplichting voor lidstaten die bijstand op grond van de voorgestelde verordening ontvangen, om de steun te investeren in in aanmerking komende overheidsinvesteringen, dit wil zeggen bruto-investeringen in vaste activa door de overheid ter ondersteuning van beleidsdoelstellingen die aangewezen zijn in de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen alsmede sociale investeringen (onderwijs en opleiding). Ook moeten zij de overheidsinvesteringen in het algemeen op peil te houden ten opzichte van het gemiddelde niveau van overheidsinvesteringen in de afgelopen vijf jaar. Wat het tweede onderdeel betreft, moet de Commissie in deze beoordeling over enige discretie kunnen beschikken om situaties aan te pakken waarin de overheidsinvesteringen zich in een lidstaat op niet houdbare wijze hebben ontwikkeld. Er moet worden voorzien in een correctiemechanisme om niet in aanmerking komende uitgaven te voorkomen waarbij de Unie verantwoordelijk zou worden gesteld voor niet in aanmerking komende leningen. Dit is noodzakelijk om de financiële belangen van de Unie te beschermen. Ingeval een lidstaat dit criterium niet in acht zou hebben genomen, moet de Commissie de gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de lening kunnen eisen of kunnen besluiten dat de betrokken lidstaat bij de terugbetaling van de lening geen aanspraak kan maken op rentesubsidie. De resultaten van deze controle moeten ook openbaar worden gemaakt.

Deel III van de voorgestelde verordening (artikelen 6 tot en met 8) bevat de procedure voor een snelle toekenning van de EISF-steun. Na een verzoek moet de Commissie nagaan of aan de toekennings- en activeringscriteria is voldaan en moet zij beslissen over de voorwaarden voor de steun die in de vorm van een lening wordt toegekend. Elementen zoals het bedrag, de gemiddelde looptijd, de prijsstelling en de periode van beschikbaarheid van de steun moeten worden bepaald. De begunstigde lidstaat moet ook recht hebben op een rentesubsidie bij de terugbetaling van de lening of wanneer rentebetalingen verschuldigd zijn. Voorts wordt in dit deel van de voorgestelde handeling ook de vorm van de EISF-steun vastgesteld.

Deel IV van de voorgestelde verordening (artikelen 7 tot en met 10) regelt in de eerste plaats de financiële middelen die aan het instrument worden toegewezen. Wat leningen betreft moet de Commissie de bekwaamheid krijgen om leningen op de financiële markten op te nemen met de bedoeling deze door te lenen aan de betrokken lidstaat. Het opnemen van leningen dient beperkt te worden tot een vast maximumbedrag van 30 miljard EUR. Rentesubsidies daarentegen moeten dienen om de rentekosten te dekken die de lidstaten maken bij de lening, De Commissie moet voor een dergelijke financiering in staat zijn het fonds voor stabilisatiesteun aan te spreken. In dit deel worden ook de formules vastgesteld die de Commissie dient te gebruiken voor de vaststelling van de bedragen van leningen en rentesubsidies uit hoofde van het EISF-instrument.

Wat de leningcomponent van dit instrument betreft, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de formule voor de vaststelling van het maximumbedrag van in aanmerking komende overheidsinvesteringen (Is) die steun kunnen genieten, en de formule voor de berekening van het steunbedrag (S) in de vorm van een lening. Tussen beide formules bestaat een interactie. Het maximumniveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen (Is) die door de EISF kunnen worden gesteund, moet automatisch worden vastgesteld op basis van een formule waarin de ratio van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ten opzichte van het bbp in de EU wordt vastgelegd gedurende een periode van vijf jaar vóór het steunverzoek van de betrokken lidstaat, en ten opzichte van het bbp van de betrokken lidstaat in dezelfde periode. Dit maximumbedrag moet ook worden bijgesteld in de richting van de beschikbare middelen, namelijk het in de verordening vastgestelde vaste plafond. Het maximumbedrag van leningsteun moet ook automatisch worden vastgesteld op basis van een formule waarin rekening wordt gehouden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor steun kan worden verleend, en de ernst van de grote asymmetrische schok. De lening moet ook worden bijgesteld naargelang van de ernst van de schok. Het bedrag van de lening kan worden verhoogd tot het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen (Is) ingeval de asymmetrische schok bijzonder zwaar zou zijn. De stijging van het trimestriële nationale werkloosheidscijfer zou daarvoor als indicator dienen. Ten slotte moeten de als steun verstrekte leningen worden beperkt tot 30 % van de beschikbare middelen die overblijven onder het plafond dat vastgesteld is om de beschikbare middelen af te stemmen op de beschikbare middelen in de EU-begroting, zodat zoveel mogelijk lidstaten in aanmerking kunnen komen voor steun uit hoofde van dit instrument.

Het bedrag van de rentesubsidie moet automatisch worden vastgesteld als een vast percentage van de rentekosten die een lidstaat moet dragen over de lening uit hoofde van dit instrument.

Dit deel van de voorgestelde verordening voorziet ook in een potentiële betrokkenheid van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan ingeval deze laatste in de toekomst zelfstandig zou besluiten ook financiële bijstand ter ondersteuning van overheidsinvesteringen te verstrekken met het oog op macro-economische stabilisatie. Met dat doel moet de Commissie ernaar streven dat deze ondersteuning wordt verleend onder voorwaarden die verenigbaar zijn met die van de voorgestelde verordening. De Commissie moet ertoe worden gemachtigd gedelegeerde handelingen aan te nemen tot aanvulling van de voorgestelde verordening met betrekking tot de uitwisseling van informatie over de verschillende onderdelen van de lening en de voorschriften voor de complementariteit tussen de ESM-bijstand en de steun uit hoofde van dit instrument berekend op basis van de formules voor de lening en de rentesubsidie.

Deel V van de voorgestelde verordening (artikelen 11 tot en met 16) bevat de procedurele regels voor de uitbetaling en de uitvoering van de leningen in het kader van dit instrument. Het gaat meer in het bijzonder om regels betreffende de uitbetaling, de verrichtingen voor opneming en verstrekking, de kosten en het beheer van de leningen. Ten slotte wordt voorzien in controlevoorschriften.

Deel VI van de voorgestelde verordening (artikelen 17 tot en met 19) voorziet in de oprichting van het fonds voor stabilisatiesteun (hierna „het fonds”) en het gebruik ervan. Het fonds dient te worden gefinancierd met bijdragen van de lidstaten volgens een intergouvernementele overeenkomst waarin de methode voor de berekening en de regels voor de overdracht ervan worden vastgesteld. Voor de lidstaten van de eurozone moeten de nationale bijdragen worden berekend als een percentage van de monetaire inkomsten die aan de nationale centrale banken van de lidstaten van de eurozone worden toegedeeld. Voor de berekening van de bijdragen moet de ECB de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 april het bedrag aan monetaire inkomsten voor elke nationale centrale bank meedelen. Voor niet tot de eurozone behorende lidstaten die binnen het toepassingsgebied van de voorgestelde handeling vallen, moeten de monetaire inkomsten uit het Eurosysteem dienen als berekeningsgrondslag voor de nationale bijdrage. Er moet een specifieke verdeelsleutel worden toegepast. Indien een dergelijke intergouvernementele overeenkomst wordt gesloten, moet het verkrijgen van een rentesubsidie afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat de lidstaten hun jaarlijkse bijdrage hebben betaald.

Het fonds mag alleen worden gebruikt voor de betaling van de rentesubsidie. Het verlenen van een rentesubsidie dient afhankelijk te worden gesteld van de beschikbaarheid van middelen in het fonds en een systeem van uitstel van betaling dient te worden ingevoerd ingeval de middelen ontoereikend zouden zijn. De Commissie moet het fonds beheren op basis van een prudente en veilige beleggingsstrategie.

Deel VII van de voorgestelde handeling (artikel 20) bepaalt dat de kwaliteit van de stelsels en praktijken voor overheidsinvesteringen in de lidstaten door de Commissie wordt geëvalueerd. Een dergelijke evaluatie moet worden ingevoerd als begeleidende maatregel om de impact van de overheidsinvesteringen en de EISF-steun te versterken. In de bijlage bij de voorgestelde verordening wordt een gedetailleerde methodiek aangereikt die gebaseerd is op de meest geavanceerde praktijken van het IMF en de OESO.

Deel VIII van de voorgestelde verordening (artikelen 21 tot en met 23) bevat regels voor de uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden, de rapportage en de herziening alsmede voor de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening. Wat de periodieke rapportage betreft, moet de Commissie onder meer nagaan of het raadzaam is een verzekeringsmechanisme te ontwikkelen voor macro-economische stabilisatie en of sociale investeringen in onderwijs en opleiding kunnen worden opgenomen in de definitie van in aanmerking komende overheidsinvesteringen zodra betrouwbare cijfers beschikbaar zijn.

2018/0212 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank 9 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 10 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 11 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang en het tot stand brengen van een economische en monetaire unie (EMU) zijn fundamentele doelstellingen die in de Verdragen zijn vastgelegd.

(2)De versterking van de economische samenhang tussen de lidstaten die de euro als munt hebben, zal bijdragen tot de stabiliteit van de monetaire unie en tot de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel.

(3)De lidstaten moeten hun economisch beleid op zodanige wijze voeren en coördineren dat zij de doelstelling van versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang kunnen bereiken.

(4)De ongekende financiële crisis en economische neergang die de wereld en de eurozone hebben getroffen, hebben duidelijk gemaakt dat de instrumenten waarover de eurozone beschikt, zoals het gemeenschappelijk monetair beleid, automatische begrotingsstabilisatoren en discretionaire begrotingsmaatregelen op nationaal niveau, ontoereikend zijn om grote asymmetrische schokken op te vangen.

(5)Om macro-economische aanpassingen te vergemakkelijken en grote asymmetrische schokken op te vangen in het huidige institutionele bestel, moeten de landen die de euro als munt hebben en de onder een derogatie vallende lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, zwaarder steunen op de overblijvende instrumenten van het begrotingsbeleid, zoals automatische begrotingsstabilisatoren en andere discretionaire begrotingsmaatregelen, waardoor de aanpassing in het algemeen moeilijker wordt. De opeenvolgende gebeurtenissen van de crisis in de eurozone wijzen er ook op dat deze sterk afhankelijk is van het gemeenschappelijk monetair beleid, dat moet zorgen voor macro-economische stabilisatie in geval van ernstige macro-economische omstandigheden.

(6)De financiële crisis heeft geleid tot een procyclisch patroon van begrotingsbeleid, dat nadelig is geweest voor de kwaliteit van de overheidsfinanciën en in het bijzonder voor de overheidsinvesteringen. Op haar beurt heeft deze tekortkoming bijgedragen tot wijdverspreide verschillen in macro-economische prestaties tussen lidstaten, hetgeen de samenhang in gevaar brengt.

(7)Er zijn dus bijkomende instrumenten nodig om te voorkomen dat grote asymmetrische schokken in de toekomst tot diepere en bredere stresssituaties leiden en de samenhang verzwakken.

(8)Met name om de lidstaten die de euro als munt hebben, te helpen beter in te spelen op snel veranderende economische omstandigheden en hun economie te stabiliseren door de overheidsinvesteringen in stand te houden in geval van grote economische schokken, moet een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (hierna “EISF” genoemd) worden ingesteld.

(9)De EISF moet niet alleen ten goede komen aan de lidstaten die de euro als munt hebben, maar ook aan de andere lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen.

(10)De EISF moet een instrument van de Unie vormen dat het nationale begrotingsbeleid aanvult. Vermeld dient te worden dat de lidstaten een gezond begrotingsbeleid moeten nastreven en in tijden van economische voorspoed begrotingsbuffers moeten opbouwen.

(11)Op het niveau van de Unie vormt het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid het kader om de nationale prioriteiten voor hervormingen vast te stellen en toezicht te houden op de tenuitvoerlegging daarvan. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten naast de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma’s worden voorgelegd als een middel om de voor nationale en/of Uniefinanciering in aanmerking komende prioritaire investeringsprojecten te bepalen en te coördineren. Zij moeten ook dienen om de Uniefinanciering op coherente wijze te gebruiken en om de toegevoegde waarde te maximaliseren van de financiële steun voor met name de programma's die door de Unie worden ondersteund in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het EFSI en InvestEU indien van toepassing.

(12)Het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) of de rechtsopvolger daarvan kan verdere steun blijven bieden naast de steun uit hoofde van de EISF.

(13)EISF-steun dient te worden verleend ingeval een of meerdere lidstaten die de euro als munt hebben of andere lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, met een grote economische schok worden geconfronteerd. Veranderingen in werkloosheidscijfers zijn in deze lidstaten sterk met conjunctuurschommelingen verbonden. Sterke stijgingen van de nationale werkloosheidspercentages boven hun langjarige gemiddelde zijn een duidelijke indicator van een grote asymmetrische schok in een specifieke lidstaat. Asymmetrische schokken treffen een of meerdere lidstaten aanzienlijk harder dan het gemiddelde van de lidstaten.

(14)De activering van de EISF-steun moet dus afhankelijk worden gesteld van een dubbele activeringsdrempel op basis van het nationale werkloosheidscijfer in vergelijking met het gemiddelde van het verleden en op basis van een verandering in de werkloosheid ten opzichte van een bepaalde drempel.

(15)Een lidstaat die om EISF-steun verzoekt, moet voldoen aan strikte toekenningscriteria die gebaseerd zijn op de naleving over een periode van twee haar vóór het verzoek om EISF-steun van de besluiten en aanbevelingen waarin het Uniekader voor begrotings- en economisch toezicht voorziet, om te voorkomen dat deze lidstaat niet langer aangespoord wordt tot het voeren van een prudent begrotingsbeleid.

(16)Lidstaten die de euro als munt hebben en die in aanmerking komen voor financiële bijstand door het ESM, het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en die onder een macro-economisch aanpassingsprogramma in de zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad 12 vallen, mogen geen EISF-steun ontvangen aangezien hun financieringsbehoeften, onder meer om de overheidsinvesteringen op peil te houden, ook via de verleende financiële bijstand worden gelenigd.

(17)Onder een derogatie vallende lidstaten die betalingsbalanssteun genieten in de zin van punt a) van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 332/2002 13 mogen geen EISF-steun ontvangen aangezien hun financieringsbehoeften ook voor het in stand houden van overheidsinvesteringen worden gelenigd via het mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn.

(18)EISF-steun dient verleend te worden in de vorm van leningen aan de betrokken lidstaten. Met dit instrument wordt hun financiering verleend om verdere overheidsinvesteringen te blijven verrichten.

(19)Naast leningen moeten aan de betrokken lidstaten rentesubsidies worden verleend voor het dekken van de rentekosten die verbonden zijn aan deze leningen, als een specifieke vorm van financiële bijstand uit hoofde van artikel 220 van het financieel reglement. Met een dergelijke rentesubsidie wordt naast de lening extra steun verleend aan lidstaten die een asymmetrische schok ondergaan en af te rekenen krijgen met krappe financieringsvoorwaarden op de financiële markten.

(20)Om de EISF-steun snel te verstrekken, moet de bevoegdheid voor het toekennen van leningen wanneer voldaan is aan de criteria inzake toekenning en activering, en voor het verlenen van rentesubsidie, aan de Commissie worden toevertrouwd.

(21)De lidstaten moeten de in het kader van de EISF ontvangen steun aanwenden in daarvoor in aanmerking komende publieke investeringen en ook het niveau van overheidsinvesteringen in het algemeen in stand houden in vergelijking met gemiddelde niveau daarvan over de laatste vijf jaar, zodat de door deze verordening beoogde doelstelling wordt verwezenlijkt. In dit verband wordt verwacht dat de lidstaten voorrang moeten geven aan het handhaven van in aanmerking komende investeringen in programma's die steun van de Unie ontvangen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

(22)Met dat doel voor ogen moet de Commissie onderzoeken of de betrokken lidstaat deze voorwaarden heeft nageleefd. In geval van niet-naleving moet de betrokken lidstaat de verstrekte lening geheel of gedeeltelijk terugbetalen en mag hij geen recht op rentesubsidie doen gelden.

(23)Het maximumniveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen die door de EISF kunnen worden gesteund voor een lidstaat, moet automatisch worden vastgesteld op basis van een formule die de ratio van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ten opzichte van het bbp in de Unie weergeeft gedurende een periode van vijf jaar vóór het verzoek om steun van de betrokken lidstaat, alsook ten opzichte van het bbp van de betrokken lidstaat in dezelfde periode. Het maximumniveau van de in aanmerking komende overheidsinvesteringen moet door middel van een schaalfactor (α) ook op schaal worden gebracht in de richting van het vaste plafond in de EU-begroting. Deze factor wordt zodanig vastgesteld dat terugblikkend op de recente crisis alle EISF-steun aan de betrokken lidstaten had kunnen worden verstrekt indien het mechanisme had bestaan.

(24)Het bedrag aan EISF-leningen moet ook automatisch worden vastgesteld op basis van een formule waarin in de eerste plaats rekening wordt gehouden met het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen waarvoor EISF-steun kan worden verleend, en in de tweede plaats de ernst van de grote asymmetrische schok. De op basis van deze formule vastgestelde steun moet ook op schaal worden gebracht door middel van een factor (β) naargelang van de ernst van de schok. Deze factor wordt zodanig vastgesteld dat voor een schok waardoor de werkloosheid met meer dan 2,5 procentpunten stijgt, de maximumsteun aan de betrokken lidstaat beschikbaar wordt gesteld. Een EISF-lening kan worden opgetrokken tot het maximumniveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ingeval de asymmetrische schok bijzonder zwaar is, hetgeen blijkt uit andere indicatoren van de positie van de lidstaat in de economische conjunctuur (bv. onderzoeken naar het vertrouwen) en uit een diepgaande analyse van de macro-economische situatie (zoals met name verricht wordt in het kader van de macro-economische prognose en het Europees semester). Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk lidstaten voor steun in het kader van de EISF in aanmerking kunnen komen, mag de lening aan een lidstaat niet meer bedragen dan 30 procent van de resterende beschikbare middelen onder het plafond dat vastgesteld is om de EISF-leningen af te stemmen op de beschikbare middelen in de EU-begroting.

(25)Het bedrag van de EISF-rentesubsidies moet worden bepaald als een percentage van de rentekosten die de lidstaat moet dragen over de in het kader van de EISF verstrekte lening.

(26)Er dient een fonds voor stabilisatiesteun te worden opgericht om de rentesubsidie te financieren. Het fonds voor stabilisatiesteun moet worden gefinancierd met nationale bijdragen van de lidstaten die de euro als munt hebben en van de andere lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen.

(27)De vaststelling van het bedrag van de nationale bijdragen in het fonds voor stabilisatiesteun en de overdracht van de middelen moeten worden geregeld door een intergouvernementele overeenkomst tussen de lidstaten die de euro als munt hebben en de andere lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen. Deze overeenkomst moet bepalen dat de nationale bijdragen voor alle lidstaten berekend worden op basis van het aandeel van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, in de monetaire inkomsten van het Eurosysteem. Voor de lidstaten die aan ERM II deelnemen, moet een specifieke verdeelsleutel worden vastgesteld waarmee de nationale bijdrage kan worden bepaald. De Commissie moet de lidstaten bijstaan voor de berekening van deze bijdragen. Met dat doel moet de Europese Centrale Bank (ECB) de Commissie meedelen op welk bedrag van de monetaire inkomsten de nationale centrale banken van het Eurosysteem recht hebben.

(28)Na de inwerkingtreding van deze intergouvernementele overeenkomst moet de betaling van de rentesubsidie aan de betrokken lidstaat afhankelijk worden gesteld van de overdracht die de lidstaat jaarlijks verricht aan het fonds voor stabilisatiesteun. De betaling van rentesubsidies moet afhankelijk worden gesteld van de beschikbaarheid van toereikende middelen in het fonds voor stabilisatiesteun. De betaling van rentesubsidies uit het fonds voor stabilisatiesteun zal worden verdaagd ingeval de rentesubsidie voor een specifieke lidstaat meer zou bedragen dan 30 % van de beschikbare middelen in het fonds voor stabilisatiesteun op het ogenblik waarop de betaling verschuldigd is.

(29)De Commissie moet worden belast met een veilig en prudent beheer van de activa van het fonds voor stabilisatiesteun.

(30)Om de effecten van de overheidsinvesteringen en de potentiële EISF-steun te versterken, moet de kwaliteit van de systemen en praktijken voor overheidsinvesteringen van de lidstaten worden verzekerd en indien mogelijk verbeterd. Daartoe dient de Commissie op regelmatige tijdstippen een evaluatie te verrichten door middel van een verslag dat indien nodig aanbevelingen moet bevatten om de kwaliteit van de systemen en praktijken voor overheidsinvesteringen in de lidstaten te verbeteren. Een lidstaat kan verzoeken om technische bijstand van de Commissie. Deze kan technische missies verrichten.

(31)Teneinde regels vast te stellen om het ESM of de rechtsopvolger daarvan, parallel met de Commissie, te betrekken bij het verlenen van financiële steun ter ondersteuning van overheidsinvesteringen, dient de bevoegdheid om handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vast te stellen aan de Commissie te worden gedelegeerd wat betreft de uitwisseling van relevante informatie met betrekking tot EISF-leningen, de effecten van de betrokkenheid van het ESM voor de berekening van het EISF-steunbedrag, en de toekenning van een rentesubsidie door het fonds voor stabilisatiesteun voor kosten in verband met de verlening van financiële bijstand van het ESM. Aan de Commissie moet ook bevoegdheid worden verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen voor het bepalen van het percentage in de formule voor de berekening van de rentesubsidie, voor de vaststelling van nadere regels voor het bestuur van het fonds voor stabilisatiesteun en van de algemene beginselen en criteria voor haar beleggingsstrategie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden, onder meer op deskundigenniveau, passende raadplegingen verricht overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 14 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(32)Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 is het noodzakelijk deze verordening te evalueren om met name na te gaan of deze doeltreffend is en bijdraagt tot de uitvoering van het economisch beleid in de lidstaten en de strategie voor banen en groei van de Unie, alsmede om te bepalen welke verdere mogelijke ontwikkelingen nodig zijn om een verzekeringsmechanisme in te voeren waarmee macro-economische stabilisatie kan worden nagestreefd. Dit zal geschieden op basis van informatie die verzameld wordt door middel van specifieke monitoringsvoorschriften terwijl overregulering en administratieve lasten worden vermeden, met name voor de lidstaten. Deze voorschriften kunnen indien noodzakelijk meetbare indicatoren inhouden als basis om de effecten van de verordening op het terrein te evalueren.

(33)De EISF dient beschouwd te worden als een eerste stap in de ontwikkeling mettertijd van een volwaardig verzekeringsmechanisme voor macro-economische stabilisatie. Op dit moment zou de EISF gebaseerd worden op het verstrekken van leningen en rentesubsidies. Daarnaast is het niet uitgesloten dat het ESM of zijn rechtsopvolger in de toekomst betrokken zou worden bij het verlenen van financiële bijstand aan lidstaten die de euro als munt hebben wanneer zij af te rekenen zouden krijgen met ongunstige economische omstandigheden voor de ondersteuning van overheidsinvesteringen. Voorts kan in de toekomst een vrijwillig verzekeringsmechanisme met een kredietopnemingscapaciteit op basis van vrijwillige bijdragen van de lidstaten worden opgezet dat een krachtig instrument zou bieden voor macro-economische stabilisatie tegen asymmetrische schokken.

(34)Overeenkomstig het financieel reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad. Overeenkomstig het financieel reglement moeten personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer.

(35)Op deze verordening zijn de horizontale financiële regels van toepassing die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze regels worden neergelegd in de financiële verordening en bepalen met name de wijze waarop de begroting wordt opgesteld en uitgevoerd door middel van subsidies, overheidsopdrachten, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controle van de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

(36)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het instellen van een Europese stabilisatiefunctie voor het opvangen van grote asymmetrische schokken die de economische en sociale samenhang in gevaar kunnen brengen, wegens de architectuur van de EMU met een gecentraliseerd monetair beleid maar met nationale begrotingsmaatregelen, onvoldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang van het vereiste optreden beter door de Unie moet worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I

Inleidende bepalingen

Artikel

Voorwerp en toepassingsgebied

1. Bij deze verordening wordt een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen (EISF) ingesteld.

2. De EISF voorziet in financiële steun in de vorm van leningen en rentesubsidies voor overheidsinvesteringen aan een lidstaat die een grote asymmetrische schok ondergaat.

3. De EISF-steun is beschikbaar voor lidstaten die de euro als munt hebben en voor lidstaten die aan het in artikel 140, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde wisselkoersmechanisme deelnemen.

Artikel

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

() “overeenkomst”: de intergouvernementele overeenkomst tussen alle lidstaten die de euro als munt hebben en de andere lidstaten die aan het wisselkoersmechanisme (ERM II) deelnemen, waarin wordt voorzien in de berekening en de overdracht van hun financiële bijdragen aan het fonds voor stabilisatiesteun;

() “overheidsinvesteringen”: bruto-investeringen in vaste activa van de overheid, zoals gedefinieerd in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad 15 ;

() “in aanmerking komende overheidsinvesteringen”: (a) de overheidsinvesteringen ter ondersteuning van beleidsdoelstellingen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. [XX] van [XX] [verwijzing naar nieuwe verordening gemeenschappelijke bepalingen invoegen] 16 en (b) uitgaven op het gebied van onderwijs en opleiding als omschreven in bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 die niet onder punt a) vallen;

() “EISF-steun”: financiële steun van de Unie in de zin van artikel [220] van de financiële verordening in de vorm van leningen en rentesubsidies in het kader van de EISF ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen;

(5) “systemen en praktijken voor het beheer van overheidsinvesteringen”: de interne processen van lidstaten inzake planning, toewijzing en uitvoering van overheidsinvesteringen;

() "strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei": de streefdoelen en gedeelde leidende doelstellingen voor maatregelen van de lidstaten en van de Unie zoals uiteengezet in de conclusies die de Europese Raad van 17 juni 2010 heeft aangenomen als bijlage I (nieuwe Europese strategie voor banen en groei; EU-kerndoelen), in Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad 17 van 14 juli 2015 betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie en in Besluit (EU) 2016/1838 18 van de Raad, alsmede aanpassingen van die streefdoelen en gedeelde doelstellingen;

DEEL II

CRITERIA

Artikel

Toekenningscriteria

. Een lidstaat komt in aanmerking voor EISF-steun indien niet op hem van toepassing is:

() een besluit van de Raad waarin is vastgesteld dat geen effectieve maatregelen zijn genomen om zijn buitensporig tekort te corrigeren overeenkomstig artikel 126, lid 8, of artikel 126, lid 11, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gedurende twee jaar vóór het verzoek om steunverlening door de EISF;

() een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 6, lid 2, of artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad 19 waarin is vastgesteld dat er geen effectieve maatregelen zijn genomen om de waargenomen aanzienlijke afwijking te verhelpen gedurende twee jaar vóór het verzoek om steunverlening door de EISF;

() twee opeenvolgende aanbevelingen van de Raad in dezelfde procedure bij onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad 20 , waarin is vastgesteld dat de betrokken lidstaat een ontoereikend plan met corrigerende maatregelen heeft ingediend gedurende twee jaar vóór het verzoek om steunverlening door de EISF;

() twee opeenvolgende besluiten van de Raad in dezelfde procedure bij onevenwichtigheden, overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, waarin is vastgesteld dat de betrokken lidstaat zijn verplichtingen niet is nagekomen doordat hij de aanbevolen corrigerende maatregelen niet heeft genomen, gedurende twee jaar vóór het verzoek om steunverlening door de EISF;

() een besluit van de Raad tot goedkeuring van een macro-economisch aanpassingsprogramma in de zin van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 472/2013;

(f) een besluit van de Raad tot tenuitvoerlegging van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad 21 .

2. Wanneer de overeenkomst in werking is getreden, komt een lidstaat slechts voor een rentesubsidie in aanmerking indien hij voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst.

Artikel

Activeringscriteria

. Een lidstaat wordt geacht een grote asymmetrische schok te ondergaan indien gelijktijdig aan de volgende activeringscriteria is voldaan:

) het kwartaalcijfer van de nationale werkloosheid bedraagt meer dan het gemiddelde werkloosheidscijfer in de betrokken lidstaat over een periode van 60 kwartalen voorafgaand aan het kwartaal waarin het verzoek plaatsvindt;

) het kwartaalcijfer van de nationale werkloosheid is gestegen met meer dan één procentpunt in vergelijking met het werkloosheidscijfer dat in hetzelfde kwartaal van het voorgaande jaar is vastgesteld;

. Het werkloosheidscijfer voor de toepassing van lid 1 wordt vastgesteld op basis van Verordening (EG) nr. 577/98 22 .

Het heeft met name betrekking op het werkloosheidscijfer voor de totale bevolking, alle leeftijdscategorieën, als percentage van de beroepsbevolking.

. Het kwartaalcijfer van de nationale werkloosheid dat voor de toepassing van lid 1 van dit artikel en voor artikel 8, lid 1, onder c), wordt gebruikt, wordt aangepast om rekening te houden met de seizoensgebondenheid.

Artikel

Ondersteunde investeringen

. Een lidstaat die EISF-steun ontvangt, voldoet in elk jaar waarin hij een EISF-lening ontvangt, aan het volgende:

() hij investeert in in aanmerking komende overheidsinvesteringen een bedrag dat ten minste overeenstemt met het bedrag van de EISF-lening;

() hij handhaaft hetzelfde niveau van overheidsinvesteringen in vergelijking met het gemiddelde niveau van zijn overheidsinvesteringen in de vijf voorgaande jaren.

De Commissie kan bij het vaststellen van het besluit overeenkomstig artikel , lid 2, echter concluderen dat dit niveau van overheidsinvesteringen niet houdbaar is, en bepaalt in dat geval het te handhaven niveau van overheidsinvesteringen.

. In het jaar volgend op de uitbetaling van de EISF-lening onderzoekt de Commissie of de betrokken lidstaat de in lid 1 bedoelde criteria heeft nageleefd. De Commissie onderzoekt met name ook in welke mate de betrokken lidstaat de in aanmerking komende overheidsinvesteringen heeft gehandhaafd in programma’s die steun van de Unie ontvangen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling.

Indien de Commissie, na de betrokken lidstaat te hebben gehoord, concludeert dat de in lid 1 bedoelde voorwaarden niet zijn nageleefd, besluit zij:

() te verzoeken om vervroegde terugbetaling van de EISF-lening, geheel of gedeeltelijk indien van toepassing; en

() dat de betrokken lidstaat bij de terugbetaling van de EISF-lening niet gerechtigd is rentesubsidie te ontvangen.

De Commissie neemt onverwijld haar besluit en maakt het openbaar.

DEEL III

PROCDURE EN VORM VAN EISF-STEUN

Artikel

Procedure voor het verstrekken van de EISF-steun

. Wanneer een lidstaat aan de in artikel  bedoelde toekenningscriteria voldoet en de in artikel 4 bedoelde grote asymmetrische schok ondergaat, kan hij de Commissie eenmaal per jaar verzoeken om EISF-steun. De lidstaat vermeldt zijn steunbehoeften.

De Commissie beoordeelt en beantwoordt de verzoeken in de volgorde waarin zij deze ontvangt. Zij handelt zonder onnodige vertraging.

. De Commissie stelt de voorwaarden van de EISF-steun vast. Het besluit omvat het bedrag, de gemiddelde looptijd, de prijsbepalingsformule en de termijn van beschikbaarheid van de EISF-lening en het bedrag van de rentesubsidie alsmede de nadere regels voor de tenuitvoerlegging van de steun. Wanneer de Commissie de voorwaarden van de EISF-steun vaststelt, houdt zij rekening met het bedrag dat houdbaar wordt geacht in de zin van artikel [210, lid 3] van Verordening (EU, Euratom) nr. XX (het financieel reglement].

DEEL IV

EISF-STEUNBEDRAG

Artikel

Maximale bedrag van leningen

Het aan hoofdsom uitstaande bedrag van leningen die uit hoofde van deze verordening aan de lidstaten worden toegekend, wordt beperkt tot 30 miljard EUR.

Artikel

Bedrag van EISF-lening

. Onverminderd het bepaalde in lid 3 wordt het bedrag van een EISF-lening (vastgesteld volgens de volgende formule:



In deze formule wordt verstaan onder:

() : 0.66;

() ": het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen die de EISF in de betrokken lidstaat kan ondersteunen, als bedoeld in lid 2;

(c)": de stijging in de kwartaalcijfers van de nationale werkloosheid als bedoeld in artikel , lid 1, onder (b), uitgedrukt in procentpunten;

(d) "drempelniveau": de drempel gedefinieerd in artikel , lid 1, onder b), uitgedrukt in procentpunten;

De Commissie kan het bedrag van een EISF-lening echter verhogen tot het bedrag van ingeval de grote asymmetrische schok die de betrokken lidstaat ondergaat, bijzonder zwaar is.

2. Het maximale niveau van in aanmerking komende overheidsinvesteringen die de EISF in de betrokken lidstaat kan ondersteunen (), wordt vastgesteld volgens de volgende formule:

In deze formule wordt verstaan onder:

() "α": 11.5;

(b) ": het percentage van in aanmerking komende overheidsinvesteringen ten opzichte van het bbp in de Unie, in lopende prijzen en gemiddeld over een periode van vijf volle jaren vóór het verzoek om EISF-steun overeenkomstig artikel , lid 1;

(c) ": het bbp van de betrokken lidstaat in lopende prijzen en gemiddeld over een periode van vijf volle jaren vóór het verzoek om EISF-steun overeenkomstig artikel , lid 1;

. Een EISF-lening bedraagt niet meer dan 30 procent van het beschikbare bedrag bedoeld in artikel  na aftrek van het totale bedrag van uitstaande leningen die in het kader van de EISF zijn verstrekt.

Artikel

Bedrag van EISF-rentesubsidies

. Een rentesubsidie (IRS) draagt bij aan de door de lidstaat gemaakte rentekosten van de EISF-lening. Het bedrag van de rentesubsidie wordt vastgesteld volgens de volgende formule:

Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder “rentekosten” verstaan het bedrag van de rente gebaseerd op de prijsbepalingsformule die vastgesteld is in het in artikel , lid 2, bedoelde besluit van de Commissie rekening houdend met eventuele herfinanciering overeenkomstig artikel 12, lid 4;

. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig de procedure van artikel 21, om deze verordening te wijzigen door het in lid 1 bedoelde percentage vast te stellen indien dit noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de overeenkomst of het eventuele uitstel van betalingen uit hoofde van artikel 18, lid 2.

Artikel

Financiële steun door het ESM of de rechtsopvolger daarvan

. Ingeval het ESM of de rechtsopvolger daarvan financiële steun aan lidstaten verleent ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen volgens voorwaarden die overeenstemmen met deze verordening, is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig de procedure van artikel 21, teneinde:

() deze verordening aan te vullen met een nadere omschrijving van de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en het ESM of de rechtsopvolger daarvan met betrekking tot de in artikel 6, lid 2, bedoelde gegevens;

(b) deze verordening aan te vullen met de vaststelling van regels van complementariteit tussen de financiële steun van het ESM of de rechtsopvolger daarvan en de EISF-steunbedragen berekend in overeenstemming met de artikelen 8 en 9;

(c) de artikelen 9 en 18 te wijzigen of aan te vullen om het fonds voor stabilisatiesteun in staat te stellen aan lidstaten een rentesubsidie te verstrekken voor de rentekosten die zij hebben gemaakt op de financiële steun van het ESM of de rechtsopvolger daarvan aan lidstaten ter ondersteuning van in aanmerking komende overheidsinvesteringen.

DEEL V

PROCEDURES VOOR UITBETALING EN TENUITVOERLEGGING

Titel I

Leningen

Artikel

Uitbetaling van lening

. De EISF-lening wordt in beginsel in één tranche uitbetaald.

 

Artikel

Transacties voor het opnemen en verstrekken van leningen

. Transacties voor het opnemen en verstrekken van leningen worden uitgevoerd in euro.

. Nadat de Raad in overeenstemming met artikel , lid 2, een besluit heeft genomen, is de Commissie gemachtigd op het meest geschikte tijdstip tussen geplande uitbetalingen leningen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen op te nemen teneinde de financieringskosten te optimaliseren en haar reputatie als emittent op de markten te vrijwaren. Opgenomen maar nog niet uitbetaalde middelen worden te allen tijde aangehouden op een speciaal daartoe bestemde contanten- of effectenrekening die wordt beheerd in overeenstemming met de regels die op niet-budgettaire operaties van toepassing zijn en niet kan worden gebruikt voor een ander doel dan voor het verlenen van financiële steun aan lidstaten in het kader van het onderhavige mechanisme.

. Indien een lidstaat een EISF-lening met een clausule inzake vervroegde aflossing ontvangt en besluit van deze mogelijkheid gebruik te maken, neemt de Commissie de nodige maatregelen.

. Op verzoek van de betrokken lidstaat of op initiatief van de Commissie en indien de omstandigheden een verbetering van de rente op de EISF-lening mogelijk maken, kan de Commissie de oorspronkelijk opgenomen leningen geheel of gedeeltelijk herfinancieren of de overeenstemmende financieringsvoorwaarden herstructureren.

Artikel

Kosten

Onverminderd artikel 9 worden de kosten die de Unie maakt bij het sluiten en het uitvoeren van elke transactie, gedragen door de lidstaat die de EISF-lening ontvangt.

Artikel

Beheer van leningen

. De Commissie treft met de ECB de noodzakelijke regelingen voor het beheer van de leningen.

. De betrokken lidstaat opent een speciale rekening bij zijn nationale centrale bank voor het beheer van de ontvangen EISF-steun. De betrokken lidstaat maakt veertien Target2-werkdagen voor de overeenkomstige vervaldata de uit hoofde van de lening verschuldigde aflossingen en rentebetalingen ook over op een rekening bij de ECB.

Titel II

Rentesubsidie

Artikel

Uitbetaling van rentesubsidie

Onverminderd artikel 5, lid 2, en artikel 16 wordt de rentesubsidie aan de betrokken lidstaat uitbetaald wanneer de lidstaat de EISF-lening of de verschuldigde rente aflost.

Titel III

Toezicht

Artikel

Controles en audits

1. Onverminderd artikel 27 van de Statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank heeft de Europese Rekenkamer het recht in de betrokken lidstaat alle financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met het beheer van de EISF-steun noodzakelijk acht.

2. De Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, heeft in het bijzonder het recht eigen ambtenaren of naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers te sturen om in de betrokken lidstaat alle technische of financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met de EISF-steun noodzakelijk acht.

3. Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, waaronder andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel [127] van het financieel reglement.

DEEL VI

HET FONDS VOOR STABILISATIESTEUN

Artikel

Oprichting van het fonds voor stabilisatiesteun

. Het fonds voor stabilisatiesteun wordt hierbij opgericht.

. Het fonds voor stabilisatiesteun beschikt over de volgende middelen:

(a) bijdragen van de lidstaten in overeenstemming met de overeenkomst;

(b) inkomsten uit belegde middelen van het fonds voor stabilisatiesteun;

(c) terugbetaling van rentesubsidies door lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b).

. Inkomsten van het fonds voor stabilisatiesteun als bedoeld in lid 2, onder a), vormen externe bestemmingsontvangsten en inkomsten als bedoeld in lid 2, onder c), vormen interne bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 4] van het financieel reglement.

. Voor de berekening van de bijdragen als bedoeld in lid 2, onder a), stelt de ECB uiterlijk op 30 april van elk jaar de Commissie in kennis van het bedrag van de monetaire inkomsten die aan de nationale centrale banken van het Eurosysteem worden toegedeeld overeenkomstig artikel 32 van Protocol nr. 4 betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

Artikel

Gebruik van het fonds voor stabilisatiesteun

. De middelen van het fonds voor stabilisatiesteun kunnen alleen worden gebruikt voor de betaling van rentesubsidies aan lidstaten als bedoeld in artikel 9.

. De betaling van een rentesubsidie mag niet meer bedragen dan 30 procent van de beschikbare middelen in het fonds voor stabilisatiesteun op het ogenblik waarop deze betaling aan de betrokken lidstaat verschuldigd is. Verdere betalingen worden uitgesteld. Nieuwe bijdragen aan het fonds voor stabilisatiesteun als bedoeld in artikel 17, lid 2, worden eerst gebruikt om uitgestelde betalingen aan de betrokken lidstaten na te komen. In geval van meer dan één uitgestelde betaling wordt de volgorde waarin deze betalingen worden nagekomen, bepaald door de duur van het uitstel, te beginnen met de langste duur.

Artikel

Beheer van het fonds voor stabilisatiesteun

. De Commissie beheert het fonds voor stabilisatiesteun rechtstreeks overeenkomstig deze verordening en de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen.

. De Commissie beschikt over een prudente en veilige beleggingsstrategie waarin de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen voorzien overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer met naleving van passende prudentiële regels, en belegt de bedragen van het fonds voor stabilisatiesteun in contante en daaraan equivalente geldmarktinstrumenten, schuld- en kredietgerelateerde effecten zoals termijndeposito’s, obligaties, promesses, door obligaties of activa gedekte effecten, waaronder effecten met variabele of nulcoupons alsmede indexobligaties. De beleggingen zijn over verschillende sectoren, geografisch en proportioneel gespreid. De beleggingsopbrengsten komen toe aan het fonds voor stabilisatiesteun.

3. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen tot aanvulling van deze verordening vast te stellen door te voorzien in nadere regels voor het beheer van het fonds voor stabilisatiesteun en algemene beginselen en criteria voor zijn beleggingsstrategie, in overeenstemming met de in artikel 21 neergelegde procedure.

DEEL VII

KWALITEIT VAN SYSTEMEN EN PRAKTIJKEN VOOR BEHEER VAN OVERHEIDSINVESTERINGEN

Artikel

Kwaliteit van systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen

. Teneinde de effecten van overheidsinvesteringen en potentiële EISF-steun te vergroten, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om hoogwaardige systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen te verwezenlijken en in stand te houden.

. Uiterlijk [DATUM twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens om de vijf jaar onderzoekt de Commissie de kwaliteit van de systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen in de lidstaten. De Commissie stelt een verslag op met een kwalitatieve beoordeling en een score op basis van een reeks indicatoren, en indien nodig aanbevelingen om de kwaliteit van de systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen te verbeteren. Het verslag wordt openbaar gemaakt.

. De methodologie voor de beoordeling van systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen wordt uiteengezet in de bijlage. De Commissie beoordeelt op regelmatige basis de geschiktheid van de gebruikte methodologie en criteria en zorgt indien nodig voor aanpassingen of wijzigingen. De Commissie maakt veranderingen in de onderliggende methodologie en criteria openbaar.

. De Commissie is bevoegd gedelegeerde handelingen tot wijziging of aanvulling van deze verordening vast te stellen door de in lid 3 bedoelde methodologie en criteria te actualiseren, in overeenstemming met de in artikel 21 bedoelde procedure.

DEEL VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel

Uitoefening van bevoegdheidsdelegatie

. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

. De in artikel 10, artikel 19, lid 3, en artikel 20, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [DATUM/ inwerkingtreding van deze verordening].

. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10, artikel 19, lid 3, en artikel 20, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

. Een overeenkomstig artikel 10, artikel 19, lid 3, en artikel 20, lid 5, gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een periode van drie maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien het Europees Parlement en de Raad, vóór het verstrijken van die periode, de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel

Verslaglegging en herziening

. De indicatoren voor de verslaglegging over de vooruitgang met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening als bedoeld in overweging 36 en artikel 1 zijn neergelegd in bijlage 2.

2. Om de daadwerkelijke beoordeling van de vorderingen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de verordening te verzekeren, is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen in overeenstemming met artikel 21 teneinde bijlage II te wijzigen indien noodzakelijk met het oog op de herziening of de aanvulling van de indicatoren en deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de invoering van een kader voor toezicht en evaluatie.

3. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden de begunstigden van EISF-steun onderworpen aan evenredige verslagleggingsverplichtingen.

4. De evaluaties moeten tijdig worden verricht, zodat zij kunnen worden verwerkt in het besluitvormingsproces.

5. Zodra er voldoende informatie beschikbaar is over de tenuitvoerlegging van de EISF, vindt een tussentijdse evaluatie van de EISF plaats. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening verricht de Commissie een definitieve evaluatie van de EISF.

Deze evaluatie heeft onder meer betrekking op:

() de doeltreffendheid van deze verordening;

() de bijdrage van de EISF tot de economische beleidsvoering van de lidstaten met het oog op een versterking van de samenhang in de Unie;

() de bijdrage van deze verordening tot de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid;

(d) de vraag of het passend is een verzekeringsmechanisme te ontwikkelen dat bedoeld is voor macro-economische stabilisatie.

De evaluatie gaat in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening.

6. De Commissie deelt de conclusies van de evaluatie samen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, de Eurogroep, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Artikel

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de [twintigste dag na] die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt b) van artikel 2, lid 2, treedt in werking op [DATUM].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

De voorzitter    De voorzitter

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.Duur en financiële gevolgen

1.6.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2,3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3,1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3,2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Economische en monetaire unie

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

X◻ een nieuwe actie 

een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 23 ; 

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het initiatief is een follow-up van de mededeling van de Commissie van 6 december 2017 over nieuwe begrotingsinstrumenten voor een stabiele eurozone binnen het kader van de Unie, die deel uitmaakt van een pakket initiatieven ter verdieping van de economische en monetaire unie in Europa. Er wordt met name voortgebouwd op het verslag van de vijf voorzitters over de voltooiing van Europa’s economische en monetaire unie van 22 juni 2015 en op de discussienota van de Commissie over het verdiepen van de economische en monetaire unie van 31 mei 2017.

Het initiatief zal van toepassing zijn op de lidstaten van de eurozone en op de lidstaten die tot ERM II zijn toegetreden, op voorwaarde dat zij voldoen aan de in de verordening vastgestelde toekennings-en activeringscriteria

De verordening treedt in werking op de 20e dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.

Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf): In een muntunie zijn er verschillende verdedigingslijnen tegen ontwrichtende schokken: flexibele markten, waaronder efficiënte financiële markten, degelijk beleid (waaronder de opbouw van budgettaire buffers in economisch gunstige tijden om ruimte te hebben om wanneer er zich schokken voordoen, deze op te vangen) en een pakket gemeenschappelijke instrumenten om het hoofd te bieden aan crisissituaties. Zelfs wanneer al deze elementen beschikbaar zijn, zijn ze in geval van grote schokken ontoereikend om te zorgen voor de passende economische stabilisatie, vooral in kleine open economieën, zoals gebleken is uit de recente financiële crisis. Een begrotingsinstrument op het niveau van de eurozone is noodzakelijk om het hoofd te bieden aan grote schokken zodat overbelasting van de nationale subsidiariteit kan worden opgevangen. Als vitaal complementair onderdeel moet de stabilisatiefunctie worden geactiveerd ingeval een lidstaat of meerdere getroffen worden door een grote schok, wanneer de grenzen van andere mechanismen en nationale beleidsmaatregelen zichtbaar worden en er grote economische risico’s opduiken voor de lidstaat zelf maar ook voor de eurozone in haar geheel. Het is belangrijk te vermijden dat schokken en aanzienlijke tegenslagen tot diepere en bredere stresssituaties leiden. Met een stabilisatiefunctie kunnen dergelijke situaties worden voorkomen omdat het mogelijk wordt lidstaten in grote financiële nood te ondersteunen. Meer adequate en anticyclische begrotingsmaatregelen op nationaal niveau zouden eveneens bijdragen tot een consequentere geaggregeerde begrotingskoers met ook positieve overloopeffecten voor andere lidstaten. De stabilisatiefunctie zal de lidstaten bovendien van dienst zijn wanneer de middelen voor stabilisatie op nationaal niveau verkleinen, maar voordat het gebruik van financiële bijstand noodzakelijk is, waardoor de kosten voor de aanpassing mogelijk kunnen worden beperkt.

Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (achteraf). De Europese stabilisatiefunctie voor investeringen is bedoeld om in aanmerking komende overheidsinvesteringen in lidstaten die door grote asymmetrische schokken worden getroffen, te stabiliseren wanneer de werking van nationale automatische stabilisatoren ontoereikend is, het nationale begrotingsbeleid voor een complexe afweging staat tussen stabilisatie en houdbaarheid, er weinig ruimte is voor monetair beleid en de coördinatie van het monetair beleid op haar beperkingen stoot. Door overheidsinvesteringen te ondersteunen kan de regeling helpen een sterke terugval in de groei op middellange en lange termijn ten gevolge van een aanpassing op nationaal niveau te voorkomen en ook ertoe bijdragen dat de getroffen lidstaat geen financiële bijstand hoeft te vragen ten gevolge van de schok.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Dit is de eerste maal dat een stabilisatiefunctie wordt ingevoerd als onderdeel van de hervormingen voor de verdieping van de EMU. De jongste financiële crisis heeft laten zien hoe kwetsbaar de lidstaten zijn voor grote economische schokken, zelfs wanneer zij aanvankelijk over gezonde overheidsfinanciën beschikken. De schokken hebben geleid tot een aanzienlijke verslechtering in de begrotingssituatie van de getroffen lidstaten, waardoor deze in vele gevallen een programma voor financiële bijstand hebben moeten aanvragen. Tegen de tijd dat het verzoek om een programma voor financiële bijstand werd gedaan, waren de kosten voor de economische aanpassing echter al erg gestegen en de daaropvolgende aanpassing had dan ook een sterke weerslag op de groeicijfers op middellange en lange termijn. De stabilisatiefunctie beoogt een herhaling van een dergelijk scenario in een toekomstige crisis te vermijden.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het EISF-instrument van de voorgestelde verordening is verenigbaar met andere instrumenten in het kader van het cohesiebeleid. Het instrument vormt een aanvulling op programma's die steun van de Unie ontvangen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, die de afgelopen jaren goed zijn geweest voor meer dan de helft van de totale overheidsinvesteringen en aanzienlijk hebben bijgedragen tot de versterking van de economische en sociale inhaalbeweging die regio’s en landen in heel de EU hebben gemaakt. In dit verband moet worden vermeld dat er ook een sterkere koppeling is gemaakt tussen de prioriteiten van het Europees semester en de programma's die door de Unie worden gesteund uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, door voorafgaande en macro-economische voorwaarden op te leggen via de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning in het kader van het EISF-instrument gelden soortelijke voorwaarden. Voorts vormt het EISF-instrument ook een aanvulling op andere instrumenten op EU-niveau die specifiek bedoeld zijn om ook economische schokken op nationaal of lokaal niveau op te vangen. Zo zijn er het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, dat financiële steun verleent aan lidstaten/regio’s die getroffen worden door zware rampen, en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat bijstand verleent aan mensen die hun baan verliezen ten gevolge van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen of ten gevolge van een mondiale economische en financiële crisis.

1.5.Duur en financiële gevolgen

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ;

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

X◻ onbeperkte geldigheidsduur

De verordening treedt in werking op de 20e dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het voorstel zal pas worden toegepast wanneer de begunstigde lidstaat heeft voldaan aan de toekennings- en activeringscriteria. Het zal gelden zolang aan de voorwaarde van dubbele drempeloverschrijding is voldaan.

1.6.Beheersvorm(en) 24  

X◻ Direct beheer door de Commissie

X◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 gedeeld beheer met de lidstaten

 indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Na een verzoek door de lidstaat zal de Commissie beoordelen of de betrokken lidstaat voldoet aan de toekennings- en activeringscriteria om in aanmerking te komen voor de stabilisatiefunctie. In het jaar volgend op de uitbetaling van de EISF-lening zal de Commissie onderzoeken of de betrokken lidstaat heeft voldaan aan de voorwaarde dat de leningen aangewend moeten worden voor in aanmerking komende overheidsinvesteringen en of de lidstaat hetzelfde niveau van overheidsinvesteringen heeft aangehouden ten opzichte van het gemiddelde niveau van overheidsinvesteringen in de vijf voorgaande jaren. De Commissie kan echter concluderen dat het door de lidstaat te handhaven niveau van overheidsinvesteringen niet houdbaar is en in dat geval zal zij beslissen welk niveau van overheidsinvesteringen moet worden gehandhaafd.

Voor de berekening van de bijdragen in het fonds voor stabilisatiesteun moet de ECB uiterlijk op 30 april van elk jaar de Commissie in kennis stellen van het bedrag van de monetaire inkomsten die aan de nationale centrale banken van het Eurosysteem worden toegedeeld overeenkomstig artikel 32 van Protocol nr. 4 betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, voor lidstaten van de eurozone.

Voor niet-lidstaten van de eurozone moeten de bijdragen in het fonds voor stabilisatiesteun berekend worden op basis van dezelfde benchmark (de monetaire inkomsten van het Eurosysteem) maar met toepassing van een bijzondere berekeningssleutel.

Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens om de vijf jaar onderzoekt de Commissie de kwaliteit van de systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen in de lidstaten. Zij zal een verslag opstellen met een kwalitatieve beoordeling en een score op basis van een reeks indicatoren, en indien nodig aanbevelingen doen om de kwaliteit van de systemen en praktijken voor beheer van overheidsinvesteringen te verbeteren. Het rapport van de Commissie wordt openbaar gemaakt.

Om de vijf jaar zal de Commissie de toepassing van deze verordening onderzoeken en daarover verslag uitbrengen. Dit verslag zal worden toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad en de Eurogroep. Op basis van de resultaten van het verslag zal het verslag van de Commissie indien passend vergezeld gaan van een voorstel tot wijziging van deze verordening.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Artikel 16 van de verordening verleent de Europese Rekenkamer het recht in de betrokken lidstaat alle financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met het beheer van de EISF-steun noodzakelijk acht. De Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, heeft het recht eigen ambtenaren of naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers te sturen om in de betrokken lidstaat alle technische of financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met de EISF-steun noodzakelijk acht.

Wat de leningcomponent van het programma betreft, zal de Commissie een besluit nemen over de voorwaarden van de lening (d.w.z. het bedrag, de gemiddelde looptijd, de prijsbepalingsformule, de beschikbaarheidsperiode van de lening en het bedrag van de rentesubsidie en de andere nadere regels die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de steun). De kosten die de Unie maakt bij het sluiten en het uitvoeren van elke transactie, worden gedragen door de lidstaat die de EISF-lening ontvangt. De Commissie zal met de ECB de noodzakelijke regelingen treffen voor het beheer van de leningen. De betrokken lidstaat zal bij zijn nationale centrale bank een speciale rekening openen voor het beheer van de ontvangen EISF-steun. Hij zal de uit hoofde van de EISF-lening verschuldigde aflossingen van de hoofdsom en rentebetalingen ook veertien Target2-werkdagen voor de overeenkomstige vervaldata overmaken op een rekening bij de ECB.

Wat het beheer van het fonds voor stabilisatiesteun voor de rentesubsidie betreft, bepaalt artikel 19 van de verordening dat de Commissie zal beschikken over een prudente en veilige beleggingsstrategie overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer met naleving van passende prudentiële regels. De Commissie zal de in het fonds voor stabilisatiesteun aangehouden bedragen beleggen in contante en daaraan equivalente geldmarktinstrumenten, schuld- en kredietgerelateerde effecten zoals termijndeposito’s, obligaties, promesses, door obligaties of activa gedekte effecten, waaronder effecten met variabele of nulcoupons alsmede indexobligaties. De beleggingen zullen voldoende over verschillende sectoren, geografisch en proportioneel gespreid worden. De beleggingsopbrengsten zullen toekomen aan het fonds voor stabilisatiesteun.

De financiering van het fonds voor stabilisatiesteun zal bestaan uit bijdragen van de lidstaten, inkomsten uit belegde middelen van het fonds voor stabilisatiesteun en terugbetalingen door lidstaten overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder b), van de verordening.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

De aan de lidstaten verstrekte leningen worden gedekt door een garantie uit de EU-begroting en brengen een financieel risico mee. Het maximale aan hoofdsom uitstaande bedrag van leningen die uit hoofde van deze verordening aan de lidstaten kunnen worden toegekend, wordt beperkt tot 30 miljard EUR. De EU-begroting beschikt over de nodige provisies voor het financiële risico dat aan deze leningen verbonden is.

Het fonds voor stabilisatiesteun voor rentesubsidies ontvangt geen middelen uit de EU-begroting.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

De Commissie zal één jaar na de uitbetaling van de verstrekte lening nagaan of de begunstigde lidstaat deze voor in aanmerking komende overheidsinvesteringen de afgelopen vijf jaar heeft aangewend voor een bedrag dat overeenstemt met ten minste het bedrag van de lening en of de lidstaat hetzelfde niveau van overheidsinvesteringen heeft aangehouden in vergelijking met het gemiddelde niveau van de overheidsinvesteringen over de voorgaande vijf jaar, tenzij de Commissie dit niveau onhoudbaar acht. Indien dit criterium niet wordt nageleefd, zal een besluit worden genomen om de vervroegde aflossing van de lening (geheel of gedeeltelijk) te vorderen en de rentesubsidie niet uit te betalen. Dit correctiemechanisme moet ervoor zorgen dat de begroting van de Unie geen voorwaardelijke verplichtingen aangaat voor niet in aanmerking komende investeringen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie

De Europese Rekenkamer heeft het recht in de betrokken lidstaat alle financiële controles of audits uit te voeren die zij noodzakelijk acht in verband met het beheer van de EISF-steun.

De Commissie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding, zal het recht hebben eigen ambtenaren of naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers te sturen om in de betrokken lidstaat alle technische of financiële controles of audits uit te voeren die zij in verband met de EISF-steun noodzakelijk acht.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3,1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer 2
Rubriek Samenhang en waarden

GK/ NGK 25

van EVA-landen 26

van kandidaat-lidstaten 27

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b)], van het Financieel Reglement.

NGK

NEEN

NEEN

NEEN

JA

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

<…>

2 rubriek Samenhang en waarden

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidskredieten (uitgesplitst naar de onder 3.1 vermelde begrotingsonderdelen)

Vastleggingen

(1)

Betalingen

(2)

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 28  

Vastleggingen = betalingen

(3)

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

Vastleggingen

=1+3

Betalingen

=2+3



Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

"Administratieve uitgaven"

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

Andere administratieve uitgaven

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

Betalingen

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

buiten RUBRIEK 7 29
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere uitgaven
van administratieve aard

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,715

0,715

0,715

0,715

0,715

0,858

0,858

5,291

De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herschikt, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften—

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

5

5

5

5

5

6

6

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) — AC, AL, END, INT en JED  30

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- zetel

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  31

- zetel

- delegaties

Onderzoek

Andere (specificeren)

TOTAAL

5

5

5

5

5

6

6

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

3.2.3.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden;

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

X    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

X     voor de overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven X    

miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 32

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel: X uur overeenstemming nodig

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

Er zijn interne bestemmingsontvangsten uit het beheer van de activa van het fonds voor stabilisatiesteun.

(1)    COM(2017) 822 final van 6 december 2018.
(2)    De voltooiing van Europa's economische en monetaire unie, verslag van Jean-Claude Juncker in nauwe samenwerking met Donald Tusk, Jeroen Dijsselbloem, Mario Draghi en Martin Schulz, 22 juni 2015.
(3)    COM(2017) 358 van 28 juni 2017.
(4)    COM(2017) 2025 van 1 maart 2017.
(5)    COM(2017) 358 van 28 juni 2017.
(6)    COM(2017) 822 final van 6 december 2018.
(7)    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013.
(8)    Interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(9)    PB C, blz. .
(10)    PB C, blz. .
(11)    PB C, blz. .
(12)    Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffendede versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1).
(13)    Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).
(14)    PB L 231 van 12.5.2016, blz. 1.
(15)    Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie (PB L 174 van 26.6.2013, blz. 1).
(16)    [Correcte verwijzing naar nieuwe versie van verordening gemeenschappelijke bepalingen invoegen]
(17)    PB L 192 van 18.7.2015, blz. 27.
(18)    PB L 280 van 18.10.2016, blz. 30.
(19)    Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
(20)    Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).
(21)    Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).
(22)    Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3).
(23)    Zoals bedoeld in artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het financieel reglement.
(24)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx.  
(25)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(26)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(27)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(28)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(29)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(30)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Jeune Professionnel en Délégation (jonge professional in delegaties).
(31)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(32)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel,31.5.2018

COM(2018) 387 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen

{SEC(2018) 277 final}
{SWD(2018) 297 final}
{SWD(2018) 298 final}


BIJLAGE I

METHODOLOGIE VOOR DE BEOORDELING VAN DE KWALITEIT VAN SYSTEMEN EN PRAKTIJKEN VAN DE LIDSTATEN VOOR HET BEHEER VAN OVERHEIDSINVESTERINGEN

1. Toepassingsgebied

Teneinde de effecten van overheidsinvesteringen en van de mogelijke EISF-steun te vergroten, moet de beoordeling van de kwaliteit van de systemen en praktijken van de lidstaten voor het beheer van overheidsinvesteringen bijdragen tot de hoge kwaliteit daarvan. Deze beoordeling zal helpen om te komen tot een efficiëntere planning, toewijzing en implementatie van overheidsinvesteringen op nationaal niveau.

De indicatoren zijn gebaseerd op de bij deze verordening ingestelde beginselen met betrekking tot het doel en het toepassingsgebied van de EISF, de toekenningscriteria en de activeringscriteria.

2. Indicatoren

Vijftien indicatoren voor de besluitvorming inzake overheidsinvesteringen in drie verschillende stadia van de investeringscyclus worden door de Commissie onderzocht in het kader van de in artikel 1 bedoelde beoordeling van de kwaliteit.

De drie belangrijke fasen van de investeringscyclus zijn:

1. planning van overheidsinvesteringen in de publieke sector (“planningsfase”);

2. toewijzing van overheidsinvesteringen aan sectoren en projecten („toewijzingsfase”);

3. implementatie van de projecten volgens de timing en de begroting (“implementatiefase”).

De volgende indicatoren worden gebruikt voor de beoordeling van de planningsfase:

(a) de begrotingsregels en -beginselen zijn van zodanige aard dat de algemene niveaus van overheidsinvesteringen toereikend, voorspelbaar en duurzaam zijn;

(b) de sectorale plannen zijn van zodanige aard dat de besluiten inzake overheidsinvesteringen gebaseerd zijn op duidelijke en realistische prioriteiten, kostenramingen en doelstellingen voor elke sector;

(c) de regelingen voor centrale en lokale coördinatie zijn van zodanige aard dat de overheidsinvesteringsplannen over de bestuursniveaus geïntegreerd zijn, zekerheid bieden over de financiering van de centrale overheid en duurzame niveaus van subnationale kredietverstrekking verzekeren;

(d) het beheer van publiek-private partnerschappen (PPP) is van zodanige aard dat gezorgd wordt voor een doeltreffende evaluatie, selectie en monitoring van PPP-projecten en -verplichtingen;

(e) de reglementering inzake infrastructuurondernemingen is van zodanige aard dat gezorgd wordt voor open en concurrerende markten voor de levering van infrastructuurdiensten, een objectieve prijsstelling van de infrastructuuroutput en een daadwerkelijk toezicht op de investeringsplannen van de infrastructuuronderneming.

De volgende indicatoren worden gebruikt voor de beoordeling van de toewijzingsfase:

(a) meerjarenbegrotingen die zorgen voor transparantie en voorspelbaarheid inzake investeringen door ministeries, programma’s en projecten op de middellange termijn;

(b) volledigheid van de begroting die tot uiting moet komen in het feit dat alle overheidsinvesteringen ongeacht het financieringskanaal door de wetgever worden geautoriseerd en in de begrotingsdocumentatie worden bekendgemaakt;

(c) eenheid van de begroting die tot uiting moet komen in het feit dat in besluiten over individuele projecten rekening wordt gehouden met het onmiddellijke kapitaal en toekomstige werkings- en onderhoudskosten;

(d) de projectevaluatie die tot uiting moet komen in het feit dat projectvoorstellen onderworpen zijn aan gepubliceerde evaluaties waarin gebruik wordt gemaakt van standaardmethodologie en potentiële risico’s in aanmerking worden genomen;

(e) de projectselectie die tot uiting moet komen in het feit dat projecten systematisch geselecteerd en goedgekeurd worden op basis van transparante criteria, en in de pijplijn van goedgekeurde investeringsprojecten worden opgenomen.

De volgende indicatoren worden gebruikt voor de beoordeling van de implementatiefase:

(a) bescherming van overheidsinvesteringen welke tot uiting komt in projectkredieten die toereikend zijn om de totale projectkosten te dekken en niet voor andere doelen kunnen worden aangewend naar goeddunken van de uitvoerende instantie;

(b) beschikbaarheid van kredieten die planning en vastlegging van investeringsprojecten mogelijk maakt op basis van betrouwbare ramingen en tijdige kasstromen;

(c) transparantie van de uitvoering van de begroting; grote publieke investeringsprojecten worden aanbesteed in concurrerende en transparante procedures en worden tijdens de implementatie van het project aan toezicht onderworpen alsmede door een onafhankelijke instantie gecontroleerd;

(d) projectbeheer: er wordt een verantwoordelijke projectleider aangewezen; deze werkt in overeenstemming met verbeterde implementatieplannen en gestandaardiseerde procedures en richtsnoeren voor aanpassing van het project;

(e) toezicht op de overheidsactiva: de activa worden op passende wijze aangewezen, gemeten en gerapporteerd en de afschrijving van deze activa wordt opgenomen in financiële overzichten voor algemene doeleinden.

3. Scorebord en rapportage

Voor elke lidstaat worden een scorebord en een samenvattende tabel opgesteld met als doel in de systemen en praktijken voor het beheer van overheidsinvesteringen de sterke en de zwakke punten op transparante wijze aan te duiden.

De Commissie maakt de bevindingen van haar beoordeling bekend in een verslag aan de lidstaten.

4. Aanbevelingen

De Commissie kan op basis van haar beoordeling praktische aanbevelingen tot de lidstaten richten om de betrokken lidstaat in staat te stellen de efficiëntie van zijn systemen en praktijken voor het beheer van overheidsinvesteringen te verbeteren.

Top

Brussel,31.5.2018

COM(2018) 387 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen

{SEC(2018) 277 final}
{SWD(2018) 297 final}
{SWD(2018) 298 final}


BIJLAGE II

MONITORINGINDICATOREN VOOR VERSLAGLEGGING EN HERZIENING

1. Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 22 van de verordening en de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 is het noodzakelijk deze verordening te evalueren om daadwerkelijk te beoordelen of met de verordening vooruitgang wordt geboekt met het oog op de verwezenlijking van de in overweging 35 en in artikel 1 omschreven doelstellingen.

Dit zal geschieden op basis van de informatie die verzameld wordt via specifiek monitoringvoorschriften terwijl overregulering en administratieve lasten, met name voor lidstaten, worden vermeden. Deze voorschriften kunnen indien nodig meetbare indicatoren omvatten als basis om de effecten van de verordening in de praktijk te evalueren.

2. Indicatoren

In het kader van de in artikel 22 bedoelde verslaglegging en herziening kan de Commissie gebruikmaken van de volgende indicatoren voor het evalueren van en het rapporteren over de vooruitgang naar de verwezenlijking van de doelstellingen:

a) bbp;

b) metingen van de output gap;

c) werkgelegenheidscijfer, werkloosheidscijfer, participatiegraad, indicatoren van deeltijdwerk, aantal gewerkte uren;

d) bruto-investeringen in vaste activa van de overheid, waaronder sectorgegevens;

e) bruto-investeringen in vaste activa gefinancierd door programma's die door de Unie worden gesteund uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling;

f) overheidsrekeningen, waaronder begrotingssaldo, conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, begrotingskoers, overheidstekort, overheidsschuld, inkomstenpatronen met mee- en tegenvallers, automatische stabilisatoren, rente-uitgaven;

g) gegevens over financiële markten, zoals rentevoeten van overheidsobligaties.

Top