EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0380

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

COM/2018/380 final - 2018/0202 (COD)

Brussel,30.5.2018

COM(2018) 380 final

2018/0202(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

{SEC(2018) 273 final}
{SWD(2018) 289 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) werd oorspronkelijk opgericht bij Verordening (EG) nr. 1927/2006 1 voor de programmeringsperiode 2007-2013. Het is opgericht om de Unie een instrument te verschaffen om solidariteit te betonen met en steun te verlenen aan werknemers die werkloos zijn geworden als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen en van wie de gedwongen ontslagen een significant negatief effect hebben op de regionale of lokale economie. Door actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen mede te financieren, beoogt het EFG werknemers in door een ernstige economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Gezien de omvang van de financiële en economische crisis van 2008 en de snelheid waarmee deze toesloeg, overwoog de Commissie in haar Europees economisch herstelplan 2 Verordening (EG) nr. 1927/2006 te herzien. Afgezien van een aantal blijvende veranderingen op basis van de ervaring tijdens de eerste jaren van de uitvoering van het EFG, was het voornaamste doel van deze herziening 3 om de werkingssfeer van het EFG uit te breiden van 1 mei 2009 tot en met 30 december 2011. De Commissie wenste het EFG in staat te stellen de solidariteit van de Unie te betonen met en steun te verlenen aan de werknemers die werkloos zijn geworden als rechtstreeks gevolg van de financiële en economische crisis en om het medefinancieringspercentage te verhogen van 50 tot 65 % zodat de last voor de lidstaten wordt verminderd.

In het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 is de werkingssfeer van het EFG uitgebreid bij Verordening (EU) nr. 1309/2013 4 van het Europees Parlement en de Raad, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006. De bedoeling was ervoor te zorgen dat niet alleen de ontslagen eronder vallen die voortvloeien uit een ernstige economische ontwrichting, veroorzaakt doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, maar ook de ontslagen die voortvloeien uit een eventuele nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis. Het EFG zou bijgevolg ook steun kunnen verlenen bij onverwachte crises die tot een ernstige ontwrichting van de lokale, regionale of nationale economie leiden. Dergelijke onverwachte crises zouden bijvoorbeeld een omvangrijke recessie bij belangrijke handelspartners of een ineenstorting van het financiële systeem, vergelijkbaar met die van 2008, kunnen zijn. Om te waarborgen dat werkenden ongeacht hun arbeidsovereenkomst of -verhouding een beroep kunnen doen op EFG-steun, werd het begrip werknemers uitgebreid. Dit maakte het mogelijk om niet alleen werknemers op te nemen met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, zoals in Verordening (EG) nr. 1927/2006, maar ook werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-ondernemingen en zelfstandigen. Ook konden de lidstaten onder bepaalde voorwaarden jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET's) in hun EFG-aanvragen opnemen als ontslagen werknemers. De redenen daarvoor waren de hoge jeugdwerkloosheid en het feit dat het voor jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, nog moeilijker is een baan te vinden wanneer er sprake is van ernstige verstoringen op de arbeidsmarkt, zoals verstoringen die worden veroorzaakt door grote herstructureringen.

Dit voorstel beoogt in de eerste plaats ervoor te zorgen dat het EFG zijn activiteiten voortzet na 31 december 2020, zonder beperking in de tijd voor de periode, aangezien het een speciaal instrument is buiten de maxima van het meerjarig financieel kader.

Om ervoor te zorgen dat het EFG een zinvol instrument op Europees niveau blijft, kan een aanvraag voor steun uit het EFG voor werknemers worden ingediend wanneer het aantal gedwongen ontslagen een minimumdrempel bereikt. Uit de met Verordening (EU) nr. 1309/2013 opgedane ervaring is gebleken dat een drempel van 250 ontslagen binnen een bepaalde referentieperiode wenselijk is, met name wanneer het mogelijk is om aanvragen voor een geringer aantal gedwongen ontslagen op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden in te dienen. De drempel van 250 is lager dan die voor de programmeringsperiode 2014-2020. De redenen hiervoor zijn dat er over het algemeen minder gedwongen ontslagen op zeer grote schaal vallen en dat het ontslag van 250 werknemers gewoonlijk een zeer grote impact heeft in de meeste regio’s. Nog een reden is het feit te erkennen dat in veel lidstaten de meeste werknemers in dienst zijn van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's).

Op 17 november 2017 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gezamenlijk de Europese pijler van sociale rechten 5 afgekondigd als reactie op de sociale uitdagingen in Europa. Rekening houdend met de veranderende realiteit van de arbeidsmarkt, moet de EU voorbereid zijn op de huidige en toekomstige uitdagingen van de mondialisering en digitalisering. Dit betekent groei inclusiever maken en het werkgelegenheids- en sociaal beleid verbeteren. De beginselen van de Europese pijler van sociale rechten zullen fungeren als overkoepelende leidraad voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en zullen de Unie in staat stellen de toepasselijke beginselen in de praktijk te brengen in het geval van grote herstructureringen.

Het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid is het kader op Unieniveau voor de vaststelling van nationale hervormingsprioriteiten en het toezicht op de uitvoering ervan. De lidstaten ontwikkelen hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Die strategieën moeten in aansluiting met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's worden gepresenteerd als een manier om de prioritaire investeringsprojecten die nationale of Uniefinanciering moeten krijgen, vast te stellen en te coördineren. Zij moeten ook dienen om de financiering van de Unie op coherente wijze te gebruiken en de meerwaarde te maximaliseren van de financiële steun die met name zal worden ontvangen uit de programma's die in voorkomend geval door de Unie worden ondersteund in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Cohesiefonds, het Europees Sociaal Fonds+, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, de stabilisatiefunctie voor Europese investeringen en InvestEU.

De geglobaliseerde wereld van vandaag wordt gekenmerkt door een steeds grotere onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid van de wereldmarkten. Vanwege de wisselwerking tussen en de wederzijdse effecten van open handel, technologische veranderingen of andere factoren zoals de overgang naar een koolstofarme economie, wordt het steeds moeilijker om een specifieke factor aan te wijzen die leidt tot ontslagen. Paradoxaal genoeg zou het EFG in ongewijzigde vorm waarschijnlijk minder aanvragen krijgen en zou het minder worden benut als gevolg van deze meest recente trends op het vlak van globalisering. Het feit dat herstructureringen op zeer grote schaal (waarbij meer dan 500 gedwongen ontslagen vallen) de afgelopen tien jaar aanzienlijk minder vaak voorkwamen zou de benutting van het Fonds zeer waarschijnlijk verder beïnvloeden. Bijgevolg zal het EFG in de toekomst enkel worden ingezet wanneer een herstructurering een zeer grote impact heeft, hetgeen wordt gedefinieerd door de hierboven vermelde minimumdrempel van 250 ontslagen werknemers.

Hoewel de jeugdwerkloosheid nog steeds hoog is, heeft de ervaring geleerd dat andere instrumenten, met name het Europees Sociaal Fonds, geschikter kunnen zijn om steun te verlenen aan NEET's. Steun aan jongeren koppelen aan een EFG-aanvraag kan worden beschouwd als een manier om ongelijkheid in de hand te werken, aangezien de meeste jonge mensen in nood zouden worden uitgesloten.

De nadruk van het EFG ligt op actieve arbeidsmarktmaatregelen die erop gericht zijn ontslagen werknemers snel weer aan vast werk te helpen. Evenals Verordening (EU) nr. 1309/2013 voorziet dit voorstel in een financiële bijdrage van het EFG aan een pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen. Deze maatregelen zullen voornamelijk tot doel hebben steun op maat te verlenen om ontslagen werknemers te helpen op de arbeidsmarkt terug te keren, waarbij in voorkomend geval meer nadruk zal worden gelegd op het verwerven van digitale vaardigheden en het ondersteunen van mobiliteit. Het EFG kan niet bijdragen aan de financiering van passieve maatregelen. Toelagen kunnen slechts worden toegekend wanneer zij zijn bedoeld als prikkels om de deelname van ontslagen werknemers aan actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen te bevorderen. Met het oog op een evenwichtige verhouding tussen echte actieve arbeidsmarktmaatregelen en "activerende" toelagen is er binnen een gecoördineerd pakket van actieve arbeidsmarktmaatregelen een bovengrens gesteld aan het aandeel van toelagen.

Het EFG blijft een van de speciale instrumenten die de Unie in staat stellen op onvoorziene omstandigheden te reageren en bevindt zich daarom buiten de maxima van het meerjarig financieel kader. Door de duur en de procedurele vereisten van het besluitvormingsproces is het Fonds echter steeds minder efficiënt geworden. Voor alle bij het EFG-proces betrokken partijen moet het een gemeenschappelijk aandachtspunt zijn de periode tussen de kennisgeving van de ontslagen en de werkelijke betaling van eventuele steun uit het EFG zoveel mogelijk te verkorten en de procedures te vereenvoudigen: de lidstaten moeten ernaar streven zo spoedig mogelijk een volledige aanvraag in te dienen wanneer aan de relevante criteria is voldaan; de Commissie moet binnen korte tijd na de indiening van een volledige aanvraag beoordelen en besluiten of deze subsidiabel is, en de begrotingsautoriteit moet snel een besluit nemen betreffende de terbeschikkingstelling van de EFG-financiering.

Aangezien de aanvragen volledig gebaseerd zullen zijn op het feit of de herstructurering al dan niet een zeer grote impact heeft — hetgeen wordt gedefinieerd door de drempel van 250 ontslagen werknemers —, zullen de uitgebreide aanvraagvereisten van de huidige en vroegere programmeringsperioden, die de lidstaten er vaak van weerhielden een aanvraag in te dienen, niet langer van toepassing zijn. Bijgevolg zullen de administratieve lasten voor de lidstaten afnemen bij de indiening van een aanvraag en voor de Commissie bij de controle van de subsidiabiliteit. Dit zal het veel gemakkelijker en sneller maken om te beslissen over een bijdrage.

Uit ervaring met de uitvoering van het Fonds is gebleken dat de lidstaten enkel om steun vragen in het geval van werkelijke noodsituaties. Hoewel de drempel momenteel 500 ontslagen werknemers is, variëren de aanvragen sterk, tussen 108 en 6 120 werknemers die hun baan verloren binnen de referentieperiode 6 . Om de risico’s van een eventueel hoger aantal aanvragen om steun uit het EFG te beperken, zal het EFG werken met een hoger jaarlijks maximumbedrag 7 en zal de referentieperiode worden verkort van negen tot zes maanden (in het kader van sectorale aanvragen). Hoewel wordt verwacht dat het Fonds meer zal worden benut, wat ook de bedoeling is, door de belemmeringen voor het gebruik ervan weg te nemen, lijkt er geen sprake te zijn van risico op buitensporig gebruik van het Fonds door de lidstaten.

Om in de aan het begin van het jaar ontstane behoeften te voorzien, zal de Commissie ook in de toekomst in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een minimumbedrag aan betalingskredieten voor het desbetreffende begrotingsonderdeel voorstellen.

Steun uit het EFG zal de nationale, regionale en lokale maatregelen van de lidstaten aanvullen. Om redenen van goed financieel beheer kan het EFG niet in de plaats komen van maatregelen die reeds gedekt zijn door in het meerjarig financieel kader opgenomen fondsen en programma's van de Unie. Evenmin kan de financiële bijdrage van het EFG in de plaats komen van nationale maatregelen of maatregelen waarvoor de bedrijven die de werknemers ontslaan, verantwoordelijk zijn op grond van het nationaal recht en collectieve overeenkomsten.

De begrotingsprocedure in het voorstel is volledig in overeenstemming met punt 9 van het Interinstitutioneel Akkoord. Wanneer de mogelijkheid daartoe bestaat, zal het proces verkort en gestroomlijnd worden.

Aangezien de door het EFG medegefinancierde maatregelen worden uitgevoerd in gedeeld beheer met de lidstaten, zal het betalingsmechanisme voor de financiële bijdrage in overeenstemming blijven met het mechanisme dat voor deze beheersmethode van de begroting van de Unie wordt gehanteerd. Tegelijkertijd moeten de financieringsregelingen recht doen aan de omvang van de acties die de lidstaten overeenkomstig de voorstellen in hun aanvragen moeten uitvoeren.

Om concurrentie tussen de instrumenten te vermijden, zal het medefinancieringspercentage van het EFG worden afgestemd op het hoogste medefinancieringspercentage van het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+) in de respectieve lidstaat.

Dit voorstel, dat van toepassing zou moeten worden op 1 januari 2021, wordt voorgelegd voor een Unie van 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich terug te trekken uit de Europese Unie en uit Euratom die de Europese Raad op 29 maart 2017 heeft ontvangen uit hoofde van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen

Zoals vermeld in de mededeling "Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020" 8 zullen het ESF+ en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) financiering blijven verstrekken voor structurele acties voor economische, sociale en territoriale cohesie. Zowel het ESF+ als het EFRO opereren op basis van meerjarenprogramma's ter ondersteuning van strategische doelstellingen op de lange termijn, zoals anticipatie op en beheer van verandering en herstructurering. Het EFG daarentegen is opgericht om steun te verlenen in uitzonderlijke omstandigheden en opereert niet op basis van meerjarenprogramma's.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering 9 is het Europees beleidsinstrument dat het kader vaststelt voor beste praktijken voor anticipatie op en omgang met bedrijfsherstructurering. Het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering biedt een uitgebreid kader voor de wijze waarop de uitdagingen van economische aanpassing en herstructurering en de sociale gevolgen en de gevolgen voor de werkgelegenheid daarvan moeten worden aangepakt met adequate beleidsmiddelen. In het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering worden de lidstaten opgeroepen op zodanige wijze gebruik te maken van nationale en EU-financiering dat de sociale impact van herstructureringen, en met name de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid, beter kunnen worden opgevangen. De belangrijkste EU-instrumenten om steun te verlenen aan getroffen werknemers zijn het ESF+, dat is opgezet om anticiperende bijstand te bieden, en het EFG, dat is opgezet om reactieve steun te verlenen in geval van onverwachte grote herstructureringen.

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 stelt een ambitieuzere doelstelling vast voor de integratie van klimaatmaatregelen in alle EU-programma's, met als algemeen streefdoel dat 25 % van de EU-uitgaven bijdraagt tot klimaatdoelstellingen. De bijdrage van dit fonds aan het bereiken van dit algemene streefdoel zal worden opgevolgd via een EU-klimaatindicatorsysteem op een passend niveau van uitsplitsing, en met gebruik van preciezere methoden indien beschikbaar. De Commissie zal ook in de toekomst de informatie jaarlijks presenteren onder de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Om ervoor te zorgen dat het volledige potentieel van het Fonds op het gebied van klimaatdoelstellingen wordt benut, zal de Commissie relevante acties in kaart brengen tijdens de voorbereiding, uitvoering, herziening en evaluatie van het programma.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 175, derde alinea.

Indien specifieke maatregelen buiten de structurele fondsen om noodzakelijk blijken, staat artikel 175, derde alinea, toe dat zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Unie wordt besloten, door het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's worden vastgesteld.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Financiering uit de begroting van de Unie is gericht op activiteiten waarvan de doelstellingen niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en waarbij het optreden van de Unie een toegevoegde waarde kan bieden ten opzichte van het optreden van de lidstaten. De beschikbaarstelling van middelen uit het EFG voor de medefinanciering van maatregelen die tot doel hebben ontslagen werknemers bij te staan bij hun zoektocht naar een nieuwe baan is in overeenstemming met het beginsel van subsidiariteit en biedt een Europese toegevoegde waarde.

Het behoort tot de gangbare praktijk van nationale arbeidsmarktprogramma’s om ontslagen werknemers bij te staan en het EFG heeft niet tot doel dergelijke programma's te vervangen. Onverwachte herstructureringen die een zeer grote impact hebben, kunnen de grenzen van de capaciteit van vaste nationale programma's echter op de proef stellen. Daarom, vanwege de omvang en de gevolgen van onverwachte herstructureringen en omdat het EFG een uiting is van solidariteit tussen de lidstaten, kan de steun beter op het niveau van de Unie worden verleend. Beide takken van de begrotingsautoriteit moeten instemmen met het beschikbaar stellen van een financiële bijdrage uit het EFG, waardoor zowel de Unie als de lidstaten hun solidariteit betonen. Op deze wijze zal het voorstel ertoe bijdragen dat de doelstelling van solidariteit van de Unie in uitzonderlijke omstandigheden tastbaarder wordt voor dat deel van de werkende bevolking dat in het bijzonder is getroffen en voor de burgers van de Unie in het algemeen. Het optreden van de Unie zal dus worden beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van het betonen van solidariteit van de Unie met ontslagen werknemers te verwezenlijken.

De beschikbaarstelling van middelen uit het EFG biedt een toegevoegde waarde ten opzichte van het optreden van de lidstaten. De door het EFG medegefinancierde maatregelen verhogen niet alleen het totale aantal diensten dat wordt aangeboden aan ontslagen werknemers maar ook in het bijzonder de verscheidenheid en het intensiteitsniveau ervan. De beschikbaarstelling van middelen uit het EFG biedt daarnaast roleffecten. Deze hebben betrekking op de mate waarin innovatieve ideeën kunnen worden getest en beste praktijken in kaart kunnen worden gebracht en in het reguliere dienstenpakket kunnen worden opgenomen. De door het EFG medegefinancierde maatregelen dragen ook bij tot de algemene verbetering van het uitvoeringsproces.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. De verplichtingen die de lidstaten zijn opgelegd, vloeien voort uit de noodzaak om de getroffen werknemers te helpen aan te passen aan veranderende omstandigheden en snel terug te keren op de arbeidsmarkt. De administratieve belasting voor de Unie en de nationale overheden is beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor de Commissie om haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Unie te kunnen uitoefenen. Aangezien de financiële bijdrage aan de lidstaat wordt uitbetaald overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer, zal de lidstaat verslag moeten uitbrengen over de manier waarop de financiële bijdrage is gebruikt.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: een verordening.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de doelstelling van het betonen van solidariteit op het niveau van de Unie kan slechts door middel van een rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument worden verwezenlijkt.

3.EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie achteraf van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Uiterlijk op 31 december 2021 moet een evaluatie achteraf van de bestaande verordening zijn uitgevoerd. Er is echter een tussentijdse evaluatie verricht van het EFG 2014-2020 10 en met de resultaten daarvan is rekening gehouden.

In de tussentijdse evaluatie van het EFG 2014-2020 wordt voorgesteld de opzet van het EFG te verbeteren. Verschillende uitdagingen moeten worden aangepakt voor de toekomst.

Wat het toepassingsgebied betreft, blijkt uit de raadplegingen van belanghebbenden in het kader van de evaluatie dat de opzet van het EFG moet worden herzien of beter omschreven. Daarbij gaat het onder meer om aspecten zoals het exacte toepassingsgebied van het Fonds en de criteria die aanleiding geven tot gebruik ervan. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel moeten herstructureringen een zeer grote impact hebben op de economie en de arbeidsmarkt om de beschikbaarstelling van EFG-steun te rechtvaardigen. Het begrip "zeer grote impact" is echter niet duidelijk gedefinieerd. Dit is met name het geval voor een kleiner aantal gedwongen ontslagen onder de huidige drempel van 500 ontslagen werknemers (van toepassing voor 2014-2020). In plattelandsgebieden bijvoorbeeld zouden dergelijke gevallen wel degelijk in aanmerking kunnen komen voor de in artikel 4, lid 2, van de EFG-verordening vermelde afwijkingsclausule maar de lidstaten weten niet zeker hoe zij de zeer grote impact kunnen bewijzen. Talrijke uitvoerders stelden daarom een lagere drempel voor.

Ook de termen "globalisering" en "crisis" zijn niet duidelijk gedefinieerd. De lidstaten weten vaak niet zeker uit hoofde van welk criterium zij een aanvraag moeten indienen. Bepalen wat werkelijk de aanleiding was voor het gedwongen ontslag om te zien of het in aanmerking kan komen voor een mogelijke aanvraag en dit bewijzen in een aanvraag, wordt regelmatig beschouwd als een van de belangrijkste belemmeringen voor een lidstaat om een aanvraag in te dienen. Gezien deze problemen en het feit dat er meer banen verloren gaan ten gevolge van technologische veranderingen (deze ontslagen werknemers staan voor dezelfde uitdagingen als werknemers die zijn ontslagen als gevolg van de globalisering, aangezien hun vaardigheden verouderd zijn of overbodig worden), kan een oplossing erin bestaan alle grootschalige gedwongen ontslagen met een zeer grote impact in het toepassingsgebied van het EFG op te nemen. Uit de evaluatie blijkt dat dit het EFG relevanter zou maken, geschikter om toekomstige economische uitdagingen aan te gaan en billijker, aangezien het niet op een zeer specifieke groep ontslagen werknemers zou zijn gericht. Dergelijke wijzigingen zouden leiden tot een evenwichtiger gebruik van het EFG en het potentieel ervan uitbreiden naar de lidstaten van de EU-13 (deze lidstaten maken momenteel niet zeer vaak gebruik van het EFG). De bewijslast bij een aanvraag om aan te tonen dat banenverlies door globalisering of een crisis werd veroorzaakt, zou worden weggenomen. Aangezien dit ook een van de twee meest tijdrovende stappen in de aanvraagfase is, zou deze vereenvoudiging de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG met een paar weken versnellen aangezien uitgebreide achtergrondcontroles niet meer nodig zouden zijn. Een uitgebreider toepassingsgebied en een lagere drempel zouden kleinere lidstaten ook meer mogelijkheden bieden om steun aan te vragen.

Wat de voorschriften inzake toezicht en verslaglegging betreft, is in de evaluatie geconcludeerd dat de lidstaten, met het oog op een betere analyse van de effectiviteit van het EFG, gedetailleerdere toezichtsgegevens moeten verzamelen, met name met betrekking tot de categorie werknemers (professionele en educatieve achtergrond), hun beroepsstatus en het soort baan dat zij hebben gevonden.

Het lijkt erop dat het EFG beter moet worden afgestemd op ander EU-beleid. In de evaluatie wordt voorgesteld EFG-steun nauwer te verankeren in het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering en een meer gecoördineerde aanpak te ontwikkelen voor zowel preventieve maatregelen om te anticiperen op grote herstructureringen, als eenmalige reactieve maatregelen, zoals die welke momenteel worden medegefinancierd door het EFG. Dit zou kunnen betekenen dat het toepassingsgebied van het EFG wordt uitgebreid, of dat een nauwer gecoördineerde aanpak met andere EU-instrumenten, zoals het ESF+, wordt ontwikkeld. Hoewel uit de opzet van het EFG een duidelijke complementariteit met het ESF+ blijkt, zouden de lidstaten EFG-steun beter kunnen verankeren in een uitgebreid pakket herstructureringsmaatregelen. Arbeidsmarkttransities vereisen intensieve investeringen in menselijk kapitaal, zowel in de vorm van proactieve anticiperende maatregelen als van reactieve maatregelen.

Tijdens de programmeringsperiode 2014-2020 is het mogelijk om onder bepaalde voorwaarden evenveel NEET's als ontslagen werknemers in een aanvraag voor steun uit het EFG op te nemen. Jeugdwerkloosheid is een grote uitdaging en zal dat steeds blijven. Ook leert de ervaring dat in ruime mate gebruik wordt gemaakt van EFG-steun die aan NEET's wordt aangeboden. Uit de evaluatie komt echter naar voren dat moet worden nagedacht over het feit of het EFG de juiste weg is om dergelijke steun te bieden, dan wel of andere kanalen beter in staat zijn de betrokken jongeren te bereiken. Het zou als oneerlijk kunnen worden beschouwd als alleen steun wordt aangeboden aan NEET's in regio's die zijn getroffen door een grootschalige herstructurering die is veroorzaakt door de globalisering of de financiële crisis, maar niet aan NEET's in regio's die zijn getroffen door automatisering.

Raadpleging van belanghebbenden

Uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden, waaronder openbare raadplegingen via internet, gerichte raadplegingen en focusgroepvergaderingen waren belangrijke onderdelen van de hierboven vermelde tussentijdse evaluatie en de hieronder vermelde effectbeoordeling.

De Commissie heeft ook evenementen voor belanghebbenden gehouden waar zij mogelijke wijzigingen aan het ontwerp van het EFG na 2020 heeft besproken. Dit overleg heeft plaatsgevonden tijdens de regelmatige bijeenkomsten en netwerkseminars van EFG-contactpersonen in oktober 2017 en maart 2018, en tijdens een buitengewone bijeenkomst van EFG-contactpersonen in januari 2018 die volledig aan de besprekingen over het EFG na 2020 was gewijd.

De standpunten van de belanghebbenden weken over het algemeen niet af van die van de Commissie en zijn weergegeven in dit voorstel.

Externe expertise

Bij de voorbereiding van de tussentijdse evaluatie heeft de Commissie een evaluatiestudie laten uitvoeren door een externe consultant.

Evenzo heeft de Commissie bij de voorbereiding van de effectbeoordeling een studie laten uitvoeren door een externe consultant.

Effectbeoordeling

Er is een effectbeoordeling uitgevoerd. Deze effectbeoordeling, die onderdeel is van de regelgevingsvoorstellen van directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie voor het volgende meerjarig financieel kader, heeft betrekking op de volgende fondsen:

het Europees Sociaal Fonds (ESF — een van de Europese structuur- en investeringsfondsen) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief;

het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD);

het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG);

het EU-gezondheidsprogramma, en

het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI).

De volgende opties werden beoordeeld voor de fondsen waarop de effectbeoordeling betrekking had:

Optie 1: het ESF, het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, het FEAD, het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma samenvoegen

Op basis van de resultaten van de evaluaties en van de raadplegingen van belanghebbenden was dit de voorkeursoptie. Naar de mening van de beheersautoriteiten zou een brede integratie van de fondsen de capaciteit ervan om hun strategische interventie te stroomlijnen over alle gebieden van het sociale beleid heen verbeteren. Dit zou de fondsen meer flexibiliteit bieden bij het plannen van interventies en het zou de verwezenlijking van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten vergemakkelijken. Begunstigden bevestigden dat er nog steeds onbenut potentieel is om de synergieën tussen gefinancierde programma's en projecten te verbeteren;

Optie 2: het ESF, het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief, het FEAD, het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma, alsook het EFG, samenvoegen

Dit zou enkel een kunstmatige vermindering van het aantal fondsen tot gevolg hebben. De zeer specifieke doelstellingen, grote politieke zichtbaarheid en budgettaire flexibiliteit van het EFG zouden verloren gaan indien het zou worden samengevoegd met het ESF+. Belanghebbenden hebben dit in het kader van het raadplegingsproces bevestigd 11 ;

Optie 3: de fondsen onder gedeeld beheerd samenvoegen (d.w.z. met uitsluiting van het EaSI en het EU-gezondheidsprogramma maar met inbegrip van het EFG)

Dit zou betekenen dat de grote zichtbaarheid van het EFG als noodinstrument van de EU om de negatieve neveneffecten van de globalisering te verminderen, zou worden opgeofferd. De mogelijke flexibiliteit en synergieën die zouden voortvloeien uit de samenvoeging van het EaSI met het ESF+, zouden verloren gaan;

Optie 4: het FEAD als afzonderlijk fonds handhaven maar de twee soorten FEAD-programma's (materiële bijstand en sociale inclusie) samenvoegen

Dit zou meer synergieën mogelijk maken tussen de vormen van steun voor fundamentele materiële bijstand en de maatregelen inzake sociale inclusie en tegelijk de huidige uitvoeringsregels handhaven. Het zou echter geen adequate afbakening ten opzichte van de maatregelen voor sociale inclusie van het type ESF meebrengen;

Optie 5: alle ESI-fondsen samenvoegen

Dit zou de uitvoering van het beleid belemmeren aangezien het niet mogelijk zou zijn de uitvoeringsbepalingen aan te passen aan de specifieke eisen van de ondersteunde beleidsmaatregelen. Ook zou het de synergieën en samenhang met andere fondsen ter ondersteuning van menselijk kapitaal niet vergroten.

De effectbeoordeling is door de raad voor regelgevingstoetsing onderzocht; de raad heeft een positief advies met voorbehoud gegeven. Het advies van de raad voor regelgevingstoetsing is beschikbaar onder het nummer Ares(2018)2265999. De opmerkingen van de raad voor regelgevingstoetsing zijn in aanmerking genomen. De opmerkingen inzake het EFG hadden hoofdzakelijk betrekking op de toelichting van de grondgedachte van het EFG. De raad voor regelgevingstoetsing heeft ook voorgesteld de modaliteiten voor het gebruik van het EFG nauwkeuriger te presenteren, en de mate waarin de voorgestelde wijzigingen de vastgestelde problemen aanpakken op meer gedetailleerde wijze te analyseren. De raad voor regelgevingstoetsing heeft ook aanbevolen de redenen om het EFG buiten het meerjarig financieel kader te houden duidelijker uiteen te zetten.

Het definitieve beleidsvoorstel wijkt niet af van de bevindingen van de effectbeoordeling. De belangrijkste bevinding met betrekking tot het EFG is dat het Fonds buiten de maxima van het meerjarig financieel kader moet blijven aangezien het een fonds voor noodhulp is. Van noodfondsen wordt niet verwacht dat zij een specifieke begroting absorberen. Indien het Fonds zich binnen het meerjarig financieel kader zou bevinden, zou dit bijgevolg het omgekeerde betekenen: het Fonds zou worden verondersteld een specifieke begroting te besteden, wat het tot een instrument van regelmatige herstructureringssteun zou maken. Het feit dat het zich buiten het meerjarig financieel kader bevindt, houdt echter in dat de procedure voor de beschikbaarstelling van de middelen langdurig is, wat belemmerend werkt voor de functie ervan als een fonds voor noodhulp. De procedure voor de beschikbaarstelling van de middelen moet dus worden versneld en gestroomlijnd. In de effectbeoordeling wordt het belang van een lagere drempel en een ruimer toepassingsgebied van het EFG benadrukt.

Vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het EFG is een van de speciale instrumenten die niet zijn opgenomen in de maxima van het meerjarig financieel kader, en beschikt over een jaarlijks maximumbedrag van 200 miljoen EUR (in prijzen van 2018) van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027.

De werking ervan is geregeld bij punt 9 van het ontwerp van Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

De benodigde personele en administratieve middelen zijn opgenomen in het financieel memorandum.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De controle van de prestaties van het EFG zal worden versterkt door in de EFG-verordening bepalingen in te voeren voor een gemeenschappelijk toezichtsysteem met output- en resultaatindicatoren. Het succes zal vooral worden gemeten aan de hand van de herintredingspercentages, d.w.z. het aantal personen dat een baan heeft gevonden nadat zij steun uit het EFG hebben gekregen.

De lidstaten worden verplicht om de verwezenlijking van gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren op te nemen in hun overeenkomsten met de uitvoeringsorganen. De eisen die momenteel in de financieringsbesluiten voor het EFG worden ingevoerd, zullen worden opgenomen in de EFG-verordening; dit betekent dat gegevens over de beroepsstatus van de begunstigden moeten worden verstrekt wanneer de betrokken lidstaat een jaar later het eindverslag indient. Dit omvat ook informatie over het type en de kwaliteit van de werkgelegenheid (bv. vaste/tijdelijke banen) en veranderingen in de inzetbaarheid van de begunstigden aan het eind van de activiteiten (bv. verworven kwalificaties). De verzamelde gegevens zullen gebaseerd moeten zijn op enquêtes en op door de nationale autoriteiten verstrekte gegevens. Dit zal het mogelijk maken na te gaan in welke mate de steun heeft bijgedragen tot een betere inzetbaarheid van de begunstigden en hen heeft geholpen hun beroepsstatus te veranderen, om te bepalen of het EFG doeltreffend functioneert.

Gezien de bevindingen van eerdere evaluaties en verslagen van de Europese Rekenkamer zal de dossiergebonden vaststelling van doelstellingen worden ingevoerd. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van een dossier en de mate waarin eerdere dossiers vergelijkbaar zijn. De doelstellingen moeten betrekking hebben op de herintredingspercentages van de begunstigden. Zij zijn noodzakelijk voor verslaglegging en evaluatie, maar zijn niet gebonden aan sanctiemechanismen of op resultaten gebaseerde betalingen. Kenmerkend voor noodsituaties is dat zij zich onverwacht voordoen in een vaak snel veranderende onvoorspelbare omgeving. Op resultaten gebaseerde betalingen zouden slechts billijk zijn indien de resultaten rechtstreeks zouden kunnen worden toegeschreven aan de verleende steun en niet ook sterk afhankelijk zouden zijn van externe factoren. In de eindverslagen zullen de lidstaten echter een beredeneerde analyse moeten opnemen van de mate waarin de doelstellingen zijn bereikt. Uit evaluaties blijkt dat resultaatgerichtheid op zich nooit een probleem is geweest. Mensen terug aan het werk helpen en/of hun inzetbaarheid vergroten, is steeds de grootste zorg geweest van de lidstaten. Het was echter niet altijd mogelijk de resultaten te meten vanwege de beperkte beschikbaarheid van gegevens.

Uit de tussentijdse evaluatie van het EFG is gebleken dat toekomstige evaluaties moeten worden gepland om ervoor te zorgen dat voldoende gegevens beschikbaar zijn. Daarom zal de timing van toekomstige evaluaties beter worden afgestemd op de uitvoeringscyclus van het EFG, in overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving. Dit betekent dat om de vier jaar een evaluatie zal moeten worden uitgevoerd.

De evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13  pril 2016 12 , waarin de drie instellingen bevestigd hebben dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. In de evaluaties zullen de effecten van de programma's in de praktijk beoordeeld worden op basis van de programmaindicatoren/-doelstellingen en van een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doelmatig en doeltreffend wordt geacht, en de mate waarin het wordt geacht voldoende Europese meerwaarde te bieden en coherent is met ander EU-beleid. In de evaluaties zal de ervaring worden opgenomen om hiaten/problemen of potentieel om de acties of de resultaten ervan verder te verbeteren in kaart te brengen en de benutting/effecten ervan te helpen maximaliseren.

De Commissie zal om de twee jaar verslag blijven uitbrengen over de activiteiten van het Fonds.

Artikelsgewijze toelichting

De artikelen 2 en 3 van de voorgestelde ontwerpverordening bevatten de taken en doelstellingen van het EFG. Een wijziging ten opzichte van de huidige EFG-verordening (EU) nr. 1309/2013 bestaat erin dat in de taken de rol van het EFG om bij te dragen aan de toepasselijke beginselen van de Europese pijler van sociale rechten expliciet is opgenomen. Daarnaast wordt in de doelstellingen duidelijk gewezen op het feit dat het EFG zal optreden bij onverwachte grote herstructureringen van enigerlei aard, waardoor het Fonds flexibeler is in het licht van de huidige en toekomstige economische uitdagingen.

De criteria voor steunverlening zijn opgenomen in artikel 5. De voorgestelde drempel van gedwongen ontslagen is vastgesteld op minimaal 250 ontslagen werknemers, terwijl de drempel in de huidige verordening is vastgesteld op 500 ontslagen werknemers. Op deze manier wordt beter rekening gehouden met de realiteit in veel regio’s, waar herstructureringen waarbij 250 ontslagen vallen een zeer grote impact hebben op de arbeidsmarkt. Op die manier wordt ook beter rekening gehouden met het feit dat het aandeel zeer grootschalige gedwongen ontslagen afneemt. Een nieuwe bepaling is toegevoegd die de lidstaten de mogelijkheid biedt een aanvraag in te dienen voor steun uit het EFG wanneer gedwongen ontslagen vallen in dezelfde regio maar in verschillende economische sectoren. Met name in minder dichtbevolkte regio’s kan een ontslaggolf in verschillende sectoren tegelijk een zeer grote impact hebben op de arbeidsmarkt. Een nieuwe bepaling is toegevoegd waarin is vastgesteld dat het EFG, dat een handelsgericht fonds is, niet kan worden ingezet wanneer gedwongen ontslagen in de openbare sector het rechtstreekse gevolg zijn van bezuinigingen op de overheidsbegroting. Hiermee wordt ook aangegeven dat het EFG geen steun verleent aan de onderneming die de werknemers ontslaat, waarbij het in dit geval zou gaan om de overheid van de lidstaat die EFG-steun aanvraagt.

Artikel 8 bevat de subsidiabele maatregelen. Een wijziging ten opzichte van de huidige verordening bestaat erin dat de verspreiding van vaardigheden die vereist zijn in het digitale tijdperk verplicht moet worden opgenomen. In het licht van de behoeften van de arbeidsmarkt wordt dit gezien als een noodzakelijke vereiste. De aangeboden maatregelen moeten gebaseerd zijn op de persoonlijke behoeften en kwalificaties van de begunstigde.

Technische bijstand van de Commissie is bedoeld om de maatregelen te steunen die nodig zijn om de voorgestelde verordening uit te voeren. Overeenkomstig artikel 12 van de voorgestelde verordening kan deze maximum 0,5 % bedragen van het jaarlijks maximumbedrag van het EFG. Dit is meer dan tijdens de huidige programmeringsperiode aangezien specifieke bijstand zal worden verleend aan lidstaten die minder ervaring hebben met het uitvoeren van het EFG of met herstructureringssteun in het algemeen. Hieronder zouden ook aanvullende maatregelen vallen om netwerken en de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen.

De normale uitvoeringsperiode voor de EFG-maatregelen blijft 24 maanden. In artikel 15 van de voorgestelde verordening is echter bepaald dat de periode van 24 maanden moet beginnen lopen vanaf het ogenblik dat het besluit tot beschikbaarstelling van middelen uit het EFG is goedgekeurd en niet vanaf de datum van de aanvraag om steun uit het EFG. Op die manier wordt rekening gehouden met het feit dat veel lidstaten begrotingsprocedures hebben die hen niet toelaten het risico te nemen dergelijke maatregelen voor te financieren zonder te weten of de steun daadwerkelijk zal worden verleend. Indien een lidstaat echter bereid is het risico te nemen, zijn de maatregelen subsidiabel vanaf het ogenblik dat de gedwongen ontslagen worden aangekondigd, zoals het geval is in de huidige verordening.

Artikel 16 van de voorgestelde verordening bevat de begrotingsprocedure. Aangezien de besluiten om middelen uit het EFG beschikbaar te stellen gebaseerd zullen zijn op de formele vereiste dat ten minste 250 werknemers hun baan hebben verloren binnen een specifieke referentieperiode, zal een uitgebreide analyse van de achtergrond van de gedwongen ontslagen niet langer nodig zijn. Bijgevolg zijn voorstellen van de Commissie voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG, die gebaseerd waren op dergelijke analysen, niet langer vereist. De begrotingsautoriteit zal besluiten over verzoeken om overschrijving. De Commissie voegt bij het verzoek om overschrijving het ontwerpuitvoeringsbesluit en een korte samenvatting van de aanvraag. Dankzij deze procedure zullen de financiële bijdragen sneller beschikbaar zijn.

De taakverdeling tussen de Commissie en de lidstaat is bepaald in artikel 23 van het voorstel. Het EFG blijft onder gedeeld beheer en het voorstel bevat geen significante wijzigingen van de bepalingen betreffende de aanwijzing van de uitvoeringsorganen, auditkwesties en fraudepreventie.

2018/0202 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 13 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 14 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Bij de uitvoering van de fondsen moeten de in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en in artikel 10 VWEU neergelegde horizontale beginselen, met inbegrip van de in artikel 5 VEU neergelegde beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, worden geëerbiedigd, rekening houdend met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De lidstaten en de Commissie moeten ernaar streven ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen, het genderperspectief te integreren en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid te bestrijden. De doelstellingen van de fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel "de vervuiler betaalt" wordt toegepast.

(2)Op 17 november 2017 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie gezamenlijk de Europese pijler van sociale rechten 15 afgekondigd als reactie op de sociale uitdagingen in Europa. Rekening houdend met de veranderende realiteit van de arbeidsmarkt, moet de Unie voorbereid worden op de huidige en toekomstige uitdagingen van de globalisering en digitalisering, door groei inclusiever te maken en het sociaal en werkgelegenheidsbeleid te verbeteren. De twintig kernbeginselen van de pijler zijn opgebouwd rond drie categorieën: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsvoorwaarden, en sociale bescherming en inclusie. De Europese pijler van sociale rechten fungeert als overkoepelende leidraad voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) en stelt de Unie in staat de toepasselijke beginselen in de praktijk te brengen in het geval van grote herstructureringen.

(3)Op 20 juni 2017 heeft de Raad de reactie van de Unie 16 op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN) 17 , "Een duurzame Europese toekomst", bekrachtigd. De Raad onderstreept hoe belangrijk het is om duurzame ontwikkeling te bereiken in al haar drie dimensies (economisch, sociaal en milieu), en om dit op een evenwichtige en geïntegreerde wijze te doen. Het is cruciaal dat duurzame ontwikkeling integraal deel gaat uitmaken van het beleidskader van de EU en dat de Unie ambitieus beleid voert om wereldwijde uitdagingen aan te pakken. De Raad verwelkomde de mededeling van de Commissie "Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst" van 22 november 2016 als een eerste stap naar het integreren van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en het centraal stellen van duurzame ontwikkeling in alle beleidsdomeinen van de Unie, ook via haar financieringsinstrumenten.

(4)In februari 2018 heeft de Commissie haar mededeling "Een nieuw, modern meerjarig financieel kader voor een Europese Unie die efficiënt haar prioriteiten verwezenlijkt na 2020" 18 vastgesteld. In de mededeling wordt onderstreept dat de Uniebegroting eveneens de unieke sociale markteconomie van Europa moet ondersteunen. Daarom zal het van het grootste belang zijn om de werkgelegenheidskansen te verbeteren en de knelpunten op het gebied van vaardigheden aan te pakken, in het bijzonder ook die welke verband houden met de digitalisering. Budgettaire flexibiliteit moet een belangrijk beginsel zijn van het volgende meerjarig financieel kader. De flexibiliteitsmechanismen moeten worden behouden om de Unie in staat te stellen te reageren op onvoorziene gebeurtenissen en ervoor te zorgen dat de begrotingsmiddelen worden gebruikt waar zij het hardst nodig zijn.

(5)In haar " Witboek over de toekomst van Europa " 19 uit de Commissie haar bezorgdheid over isolationistische bewegingen, toenemende twijfels over de voordelen van open handel en de sociale markteconomie van de Unie in het algemeen.

(6)In haar " discussienota over het in goede banen leiden van de mondialisering " 20 wijst de Commissie de combinatie van handelsgerelateerde globalisering en technologische verandering aan als de belangrijkste factor voor een stijgende vraag naar geschoolde arbeidskrachten en een verminderd aantal banen waarvoor lagere kwalificaties vereist zijn. Niettegenstaande de over het algemeen aanzienlijke voordelen van meer open handel en de verdere integratie van de wereldeconomieën, moeten deze negatieve neveneffecten worden aangepakt. Aangezien de huidige voordelen van globalisering reeds ongelijk verdeeld zijn over mensen en regio's, wat een zeer grote impact heeft voor diegenen voor wie globalisering negatieve gevolgen heeft, bestaat het gevaar dat de steeds sneller evoluerende technologische vooruitgang deze gevolgen nog zal versterken. Daarom zal het, in overeenstemming met de beginselen van solidariteit en duurzaamheid, noodzakelijk zijn ervoor te zorgen dat de voordelen van globalisering billijker worden verdeeld door economische openheid en technologische vooruitgang te verzoenen met sociale bescherming.

(7)In haar "discussienota over de toekomst van de EU-financiën" 21 onderstreept de Commissie de noodzaak om economische en sociale verschillen tussen en binnen de lidstaten te verkleinen. Investeren in gelijke behandeling, sociale inclusie, onderwijs en opleiding en gezondheid is daarom een kernprioriteit.

(8)De globalisering en technologische veranderingen zullen de onderlinge verwevenheid en afhankelijkheid van de wereldeconomieën wellicht nog versterken. Herverdeling van arbeid maakt integraal en onvermijdelijk deel uit van een dergelijke economische verandering. Indien de voordelen van verandering op billijke wijze moeten worden verdeeld, is steun verlenen aan ontslagen werknemers en personen die het risico lopen te worden ontslagen van cruciaal belang. Het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering 22 is het beleidsinstrument van de Unie dat het kader vaststelt voor beste praktijken voor anticipatie op en omgang met bedrijfsherstructurering. Het biedt een uitgebreid kader voor de wijze waarop de uitdagingen van economische aanpassing en herstructurering en de sociale gevolgen en de gevolgen voor de werkgelegenheid daarvan moeten worden aangepakt met adequate beleidsmiddelen. In het kader worden de lidstaten opgeroepen om op zodanige wijze gebruik te maken van nationale en EU-financiering dat de sociale gevolgen van herstructureringen, en met name de negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid, beter kunnen worden opgevangen. De belangrijkste instrumenten van de Unie om steun te verlenen aan getroffen werknemers zijn het ESF+, dat is opgezet om anticiperende bijstand te bieden, en het EFG, dat is opgezet om reactieve steun te verlenen in geval van onverwachte grote herstructureringen.

(9)Het EFG is opgericht bij Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad 23 voor het meerjarig financieel kader van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 om de Unie in staat te stellen solidariteit te betonen met werknemers die worden ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen.

(10)In het kader van het Europees economisch herstelplan is het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1927/2006 in 2009 bij Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad 24 uitgebreid tot werknemers die worden ontslagen als rechtstreeks gevolg van de wereldwijde financiële en economische crisis.

(11)Voor de looptijd van het meerjarig financieel kader van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 is bij Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad 25 het toepassingsgebied uitgebreid zodat niet alleen ontslagen eronder vallen die voortvloeien uit een ernstige economische ontwrichting, veroorzaakt doordat de in Verordening (EG) nr. 546/2009 behandelde wereldwijde financiële en economische crisis aanhoudt, maar ook ontslagen die voortvloeien uit een eventuele nieuwe wereldwijde financiële en economische crisis.

(12)De Commissie heeft een tussentijdse evaluatie van het EFG uitgevoerd om te beoordelen hoe en in welke mate de doelstellingen van het EFG worden bereikt. Het EFG bleek doeltreffend, met een hoger herintredingspercentage van ontslagen werknemers dan in de vorige programmeringsperiode. Uit de evaluatie is gebleken dat het EFG voor Europese meerwaarde zorgde. Dit geldt met name voor de volume-effecten ervan, wat betekent dat de EFG-steun niet alleen het aantal en de verscheidenheid van de aangeboden diensten verhoogt, maar ook het intensiteitsniveau ervan. Bovendien zijn EFG-maatregelen zeer zichtbaar en tonen zij de meerwaarde van EU-steun rechtstreeks aan het grote publiek. Er werden echter verschillende uitdagingen vastgesteld. Enerzijds werd de procedure voor beschikbaarstelling als overdreven lang beschouwd. Daarnaast hebben veel lidstaten melding gemaakt van problemen bij het opstellen van de uitgebreide achtergrondanalyse van de gebeurtenis die aanleiding gaf tot de gedwongen ontslagen. De belangrijkste reden die lidstaten met een potentieel EFG-dossier ervan weerhoudt een aanvraag in te dienen, zijn problemen op het vlak van financiële en institutionele capaciteit. Daarbij kan het louter gaan om een tekort aan arbeidskrachten; momenteel kunnen de lidstaten slechts om technische bijstand verzoeken wanneer zij een EFG-dossier uitvoeren. Aangezien gedwongen ontslagen onverwacht kunnen plaatsvinden, zou het belangrijk zijn dat de lidstaten in staat zijn om onmiddellijk te reageren en zonder vertraging een aanvraag kunnen indienen. Verder lijken in bepaalde lidstaten zwaardere inspanningen nodig voor het opbouwen van institutionele capaciteit om te zorgen voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van EFG-dossiers. De drempel van 500 ontslagen kreeg kritiek omdat hij te hoog wordt geacht, in het bijzonder in minder bevolkte gebieden 26 .

(13)De Commissie onderstreept het blijvende belang van de rol van het EFG als een flexibel fonds om werknemers die bij grootschalige herstructureringen hun baan verliezen, te ondersteunen en te helpen zo snel mogelijk een nieuwe baan te vinden. De Unie moet specifieke, eenmalige steun blijven verlenen om werknemers in door een ernstige economische ontwrichting getroffen regio's, bedrijfstakken, gebieden of arbeidsmarkten te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Gezien de wisselwerking tussen en de wederzijdse effecten van open handel, technologische veranderingen of andere factoren, zoals de overgang naar een koolstofarme economie, en aangezien het bijgevolg steeds moeilijker wordt om een specifieke factor aan te wijzen die leidt tot ontslagen, moet de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG in de toekomst niet enkel gebaseerd zijn op de ingrijpende gevolgen van een herstructurering. Gezien het doel van het EFG, namelijk steun te verlenen in spoedeisende situaties en onverwachte omstandigheden, waarmee het een aanvulling is op de meer anticipatieve bijstand van het ESF+, moet het een flexibel en speciaal instrument buiten de maxima van het meerjarig financieel kader blijven, zoals in de mededeling van de Commissie "Een moderne begroting voor een Unie die ons beschermt, sterker maakt, en verdedigt: Het meerjarig financieel kader 2021-2027 " en de bijlage 27 erbij is vermeld.

(14)Zoals aangegeven moet, om het Europese karakter van het EFG te handhaven, een aanvraag voor steun worden ingediend wanneer een grote herstructurering een zeer grote impact heeft op de lokale of regionale economie. Dergelijke impact moet worden bepaald door een minimumaantal ontslagen binnen een specifieke referentieperiode. Rekening houdend met de bevindingen van de tussentijdse evaluatie, moet de drempel worden vastgesteld op 250 ontslagen binnen een referentieperiode van vier maanden (of zes maanden in sectordossiers). Rekening houdend met het feit dat ontslaggolven die in verschillende sectoren in dezelfde regio plaatsvinden een even grote impact hebben op de lokale arbeidsmarkt, moet het ook mogelijk zijn een aanvraag in te dienen voor een regio. Op kleine arbeidsmarkten, zoals kleine lidstaten of afgelegen gebieden, met inbegrip van de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden, of in uitzonderlijke omstandigheden, zou een aanvraag kunnen worden ingediend in geval van een geringer aantal ontslagen.

(15)Als blijk van de solidariteit van de Unie met ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, moet het medefinancieringspercentage van de kosten van het pakket van individuele dienstverlening gelijk zijn aan het medefinancieringspercentage van het ESF+ in de respectieve betrokken lidstaat.

(16)Het deel van de begroting van de Unie dat aan het EFG wordt toegewezen, moet door de Commissie worden uitgevoerd onder gedeeld beheer met de lidstaten in de zin van Verordening (EU, Euratom) [number of the new Financial Regulation] van het Europees Parlement en de Raad 28 ("het Financieel Reglement"). Bijgevolg nemen de Commissie en de lidstaten de in het Financieel Reglement vermelde beginselen, zoals goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie, in acht bij de uitvoering van het EFG onder gedeeld beheer.

(17)Het Europees waarnemingscentrum voor het veranderingsproces, dat is ondergebracht bij de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) in Dublin, staat de Commissie en de lidstaten bij de beoordeling van trends in de globalisering, van herstructureringen en van de aanwending van het EFG bij met kwalitatieve en kwantitatieve analyses.

(18)Ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, moeten, ongeacht hun arbeidsovereenkomst of -verhouding, op voet van gelijkheid toegang hebben tot het EFG. Daarom moeten zowel ontslagen werknemers als zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, als mogelijke EFG-begunstigden in de zin van deze verordening worden beschouwd.

(19)Financiële bijdragen uit het EFG moeten in de eerste plaats gericht zijn op actieve arbeidsmarktmaatregelen die een snelle en duurzame terugkeer van de begunstigden op de arbeidsmarkt beogen binnen of buiten de sector waar zij oorspronkelijk werkzaam waren. De maatregelen moeten de verwachte behoeften van de lokale of regionale arbeidsmarkt weerspiegelen. Waar nodig moet echter ook de mobiliteit van ontslagen werknemers worden ondersteund om hen te helpen elders een nieuwe baan te vinden. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan de verspreiding van vaardigheden die vereist zijn in het digitale tijdperk. Er moeten beperkingen worden gesteld aan het opnemen van geldelijke toelagen in een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening. Bedrijven zouden kunnen worden aangemoedigd om deel te nemen aan de nationale medefinanciering van de door het EFG gesteunde maatregelen.

(20)Bij de opstelling van het gecoördineerde pakket van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen moeten de lidstaten de voorkeur geven aan maatregelen die in aanzienlijke mate zullen bijdragen tot de inzetbaarheid van de begunstigden. De lidstaten moeten ernaar streven dat zo spoedig mogelijk binnen de termijn van zes maanden voor de datum waarop het eindverslag over de uitvoering van de financiële bijdrage moet worden ingediend, zoveel mogelijk begunstigden die aan deze maatregelen deelnemen duurzaam op de arbeidsmarkt terugkeren.

(21)Bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van actieve arbeidsmarktbeleidsmaatregelen moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan kansarme begunstigden, onder wie jongere en oudere werklozen en mensen die risico lopen op armoede, aangezien die groepen specifieke problemen ondervinden om terug te keren naar de arbeidsmarkt. Desondanks moeten de beginselen van gendergelijkheid en non-discriminatie, die tot de kernwaarden van de Unie behoren en in de Europese pijler van sociale rechten zijn verankerd, bij de uitvoering van het EFG in acht worden genomen en worden bevorderd.

(22)Met het oog op een doeltreffende en snelle ondersteuning van de begunstigden moeten de lidstaten alles in het werk stellen om volledige aanvragen voor een financiële bijdrage uit het EFG in te dienen. Indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt voor de beoordeling van een aanvraag, moet het verstrekken van aanvullende informatie worden beperkt in de tijd.

(23)In het belang van de begunstigden en van de organen die bevoegd zijn voor de uitvoering van de maatregelen, moet de aanvragende lidstaat alle betrokkenen bij de aanvraagprocedure, op de hoogte houden van de behandeling van de aanvraag.

(24)Conform het beginsel van goed financieel beheer mogen de financiële bijdragen uit het EFG niet in de plaats komen van, maar moeten zij zo mogelijk een aanvulling vormen op steunmaatregelen die voor de begunstigden in het kader van de fondsen van de Unie of in het kader van ander beleid of van andere programma's van de Unie beschikbaar zijn.

(25)Er moeten bijzondere bepalingen worden opgenomen voor informatie- en communicatieactiviteiten betreffende EFG-dossiers en -resultaten.

(26)Ter bevordering van de uitvoering van deze verordening moeten de uitgaven voor financiering in aanmerking komen, hetzij met ingang van de datum waarop de lidstaat begint met de individuele dienstverlening, hetzij met ingang van de datum waarop een lidstaat de administratieve uitgaven voor de uitvoering van het EFG op zich neemt.

(27)Om te voorzien in de behoeften die zich met name de eerste maanden van ieder jaar voordoen, wanneer het bijzonder moeilijk is bedragen over te schrijven uit andere begrotingslijnen, moet tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure een toereikend bedrag aan betalingskredieten worden opgenomen onder de begrotingslijn van het EFG.

(28)[Het begrotingskader van het EFG wordt vastgesteld in het meerjarig financieel kader en het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van [tijdstip in de toekomst] betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 29 ("het Interinstitutioneel Akkoord")].

(29)In het belang van de begunstigden moet de steun zo snel en efficiënt mogelijk ter beschikking worden gesteld. De lidstaten en de bij het EFG-besluitvormingsproces betrokken instellingen van de Unie moeten alles in het werk stellen om de voor de behandeling benodigde tijd te verminderen en de procedures te vereenvoudigen zodat de besluiten betreffende de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG probleemloos en snel kunnen worden vastgesteld. Daarom zal de begrotingsautoriteit in de toekomst besluiten over door de Commissie ingediende verzoeken om overschrijving, en zal een voorstel van de Commissie voor de beschikbaarstelling van middelen uit het EFG niet langer nodig zijn.

(30)Wanneer een onderneming sluit, kunnen de ontslagen werknemers worden geholpen om sommige of alle activiteiten van hun voormalige werkgever over te nemen.

(31)Om politiek toezicht door het Europees Parlement en voortdurend toezicht door de Commissie op de met de EFG-steunverlening behaalde resultaten mogelijk te maken, moeten de lidstaten een eindverslag indienen over de uitvoering van het EFG.

(32)Overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad ("het Financieel Reglement") 30 of de opvolger daarvan moeten de lidstaten verantwoordelijk blijven voor de uitvoering van de financiële bijdrage en voor het beheer van en de controle op de door de financiering van de Unie ondersteunde acties. De lidstaten moeten verantwoorden hoe de uit het EFG ontvangen financiële bijdrage is gebruikt. Aangezien de uitvoeringsperiode van de EFG-maatregelen kort is, moeten de verslagleggingsverplichtingen rekening houden met de bijzondere aard van de steunverlening door het EFG.

(33)De lidstaten moeten ook alle onregelmatigheden, met inbegrip van fraude door begunstigden, voorkomen, opsporen en doeltreffend aanpakken. Daarnaast kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 31 en de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2988/95 32 en 2185/96 33 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 34 kan het Europees Openbaar Ministerie overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, zoals bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt 35 . De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen zodat personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en de Europese Rekenkamer (ERK) alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten de vastgestelde onregelmatigheden, waaronder fraude, aan de Commissie rapporteren en verslag uitbrengen over het gevolg dat eraan wordt gegeven alsook het gevolg dat wordt gegeven aan de onderzoeken van het OLAF.

(34)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad[1], Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad[2], Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad[3] en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad[4] moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad[5]. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(35)Op deze verordening zijn de door het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goedgekeurde horizontale financiële regels van toepassing. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en in de regels is voorzien in controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben tevens betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

(36)Uit hoofde van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord voor beter wetgeven van 13 april 2016, is het nodig dit programma te evalueren op basis van de informatie die is verzameld via specifieke voorschriften voor monitoring, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan gegevens over de effecten van het programma op het terrein worden verzameld.

(37)Dit programma weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties uit te voeren, en zal ertoe bijdragen dat klimaatactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het algemene streefdoel van 25 % van de EU-begrotingsuitgaven voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen wordt bereikt. Relevante acties zullen in kaart worden gebracht tijdens de voorbereiding en uitvoering van het Fonds, en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de evaluatie ervan.

(38)Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(39)Rekening houdend met het feit dat de beroepsbevolking gezien de digitale transformatie van de economie over een bepaald niveau van digitale vaardigheden moet beschikken, moet de verspreiding van vaardigheden die vereist zijn in het digitale tijdperk een verplicht horizontaal onderdeel vormen van de aangeboden gecoördineerde pakketten van individuele diensten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) opgericht.

In deze verordening worden de doelstellingen van het EFG, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgelegd, met inbegrip van de aanvragen van de lidstaten voor financiële bijdragen uit het EFG voor maatregelen die gericht zijn op de in artikel 7 bedoelde begunstigden.

Artikel 2

Taken

Het EFG draagt bij tot een betere verdeling van de voordelen van de globalisering en de technologische vooruitgang door ontslagen werknemers te helpen aan te passen aan structurele veranderingen. Als zodanig draagt het EFG bij tot de uitvoering van de in de Europese pijler van sociale rechten bepaalde beginselen en verbetert het de economische samenhang tussen de regio's en de lidstaten.

Artikel 3

Doelstellingen

1.De algemene doelstelling van het programma is solidariteit te betonen met en steun te verlenen aan ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van onverwachte grote herstructureringen, zoals bedoeld in artikel 5.

2.De specifieke doelstelling van het EFG is steun te verlenen in geval van onverwachte grote herstructureringen, met name wanneer die zijn veroorzaakt door uitdagingen die verband houden met de globalisering, zoals veranderingen in de wereldhandelspatronen, handelsgeschillen, financiële of economische crises, de overgang naar een koolstofarme economie of als gevolg van de digitalisering of automatisering. Bijzondere nadruk wordt gelegd op maatregelen die de meest kansarme groepen helpen.

Artikel 4

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder

a)"ontslagen werknemer": een werknemer wiens arbeidsovereenkomst voortijdig is beëindigd door gedwongen ontslag, of wiens arbeidsovereenkomst om economische redenen niet is verlengd;

b)"zelfstandige": een persoon die niet meer dan tien werknemers in dienst had;

c)"begunstigde": een persoon die deelneemt aan de door het EFG medegefinancierde maatregelen;

d)"onregelmatigheid": elke inbreuk op het toepasselijke recht als gevolg van een handeling of nalatigheid van een bij de uitvoering van het EFG betrokken economisch subject waarbij de begroting van de Unie door een onverschuldigde uitgave wordt of zou kunnen worden benadeeld.

Artikel 5

Criteria voor steunverlening

1.De lidstaten kunnen financiële steun uit het EFG aanvragen voor maatregelen die gericht zijn op ontslagen werknemers en zelfstandigen, in overeenstemming met de in dit artikel vastgelegde bepalingen.

2.Een financiële bijdrage uit het EFG wordt toegekend bij grote herstructureringen die tot gevolg hebben:

a)de beëindiging van de werkzaamheden van meer dan 250 ontslagen werknemers of zelfstandigen binnen een referentieperiode van vier maanden in een onderneming in een lidstaat, ook wanneer die beëindiging van toepassing is bij leveranciers of downstreamproducenten;

b)de beëindiging van de werkzaamheden van meer dan 250 ontslagen werknemers of zelfstandigen binnen een referentieperiode van zes maanden, met name in kmo's, die alle actief zijn in dezelfde NACE Rev. 2-afdeling en gelegen zijn in een NUTS 2-regio of twee aan elkaar grenzende NUTS 2regio's of in meer dan twee aan elkaar grenzende NUTS 2-regio's, mits meer dan 250 werknemers of zelfstandigen zijn getroffen in twee van de regio's tezamen;

c)de beëindiging van de werkzaamheden van meer dan 250 ontslagen werknemers of zelfstandigen binnen een referentieperiode van vier maanden, met name in kmo's, die actief zijn in dezelfde of verschillende NACE Rev. 2-afdelingen en gelegen zijn in dezelfde NUTS 2-regio.

3.Op kleine arbeidsmarkten of in uitzonderlijke omstandigheden, met name ten aanzien van aanvragen door kmo's, die door de aanvragende lidstaat naar behoren worden onderbouwd, kan een aanvraag voor een financiële bijdrage op grond van dit artikel, zelfs als niet volledig voldaan wordt aan de criteria van lid 1, onder a), b) of c), als ontvankelijk worden aangemerkt, wanneer de gedwongen ontslagen ernstige gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en de lokale of regionale economie. De aanvragende lidstaat vermeldt aan welke van de criteria voor steunverlening van lid 1, onder a), b) of c), niet volledig wordt voldaan. Het totaalbedrag van de aanvragen voor uitzonderlijke omstandigheden mag niet meer bedragen dan 15 % van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG.

4.Het EFG kan niet worden ingezet wanneer werknemers worden ontslagen als gevolg van bezuinigingen van een lidstaat op de begroting waardoor sectoren worden getroffen die afhankelijk zijn van overheidsfinanciering.

Artikel 6

Berekening van de ontslagen en beëindigingen van werkzaamheden

1.De aanvragende lidstaat specificeert de methode die gebruikt wordt om het in artikel 4 vermelde aantal werknemers en zelfstandigen te berekenen voor de toepassing van artikel 5.

2.De aanvragende lidstaat berekent het in lid 1 bedoelde aantal door uit te gaan van een van de volgende data:

a)de datum waarop de werkgever overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Richtlijn 98/59/EG van de Raad 36 de bevoegde overheidsinstantie schriftelijk kennisgeeft van het voorgenomen collectief ontslag;

b)de datum van de individuele kennisgeving door de werkgever dat de arbeidsovereenkomst van de betrokken werknemer tijdelijk of definitief beëindigd wordt;

c)de datum van de feitelijke beëindiging of de afloop van de arbeidsovereenkomst;

d)de beëindiging van de terbeschikkingstelling aan de inlenende onderneming; of

e)voor een zelfstandige, de datum van beëindiging van de werkzaamheden zoals bepaald in overeenstemming met de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

In de onder a) bedoelde gevallen verstrekt de aanvragende lidstaat de Commissie aanvullende informatie over het werkelijke aantal gedwongen ontslagen overeenkomstig artikel 5, lid 1, van deze verordening, voordat de evaluatie door de Commissie wordt afgerond.

Artikel 7

In aanmerking komende begunstigden

De aanvragende lidstaat kan een door het EFG medegefinancierd gecoördineerd pakket van individuele diensten in overeenstemming met artikel 8 aanbieden aan in aanmerking komende begunstigden, onder wie:

a)ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, berekend overeenkomstig artikel 6, binnen de in artikel 5 bedoelde referentieperioden;

b)ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd, berekend overeenkomstig artikel 6, buiten de in artikel 5 bedoelde referentieperioden, namelijk zes maanden voor het begin van de referentieperiode of tussen het einde van de referentieperiode en de laatste dag vóór de datum van de voltooiing van de beoordeling door de Commissie.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde werknemers en zelfstandigen worden geacht in aanmerking te komen, op voorwaarde dat een duidelijk oorzakelijk verband kan worden gelegd met de gebeurtenis die aanleiding gaf tot de gedwongen ontslagen in de referentieperiode.

Artikel 8

Subsidiabele maatregelen

1.Een financiële bijdrage uit het EFG kan worden bestemd voor actieve arbeidsmarktmaatregelen in het kader van een gecoördineerd pakket van individuele dienstverlening, om de beoogde begunstigden, en in het bijzonder de meest kansarme ontslagen werknemers, weer aan een dienstbetrekking of zelfstandige arbeid te helpen.

De verspreiding van vaardigheden die vereist zijn in het digitale industriële tijdperk moet een verplicht horizontaal onderdeel vormen van de gecoördineerde pakketten van individuele diensten die worden aangeboden. Het opleidingsniveau moet worden aangepast aan de kwalificaties en behoeften van de betrokken begunstigde.

Het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan met name het volgende omvatten:

a)opleiding en omscholing op maat, onder meer op het gebied van informatie-en communicatietechnologie en andere vaardigheden die vereist zijn in het digitale tijdperk, certificering van opgedane ervaring, hulp bij het zoeken van een baan, loopbaanbegeleiding, adviesverlening, begeleiding door een mentor, outplacementbegeleiding, bevordering van ondernemerschap, steun bij het uitoefenen van een zelfstandige activiteit, het opzetten van een eigen bedrijf en een overname door werknemers, en samenwerkingsactiviteiten;

b)speciale tijdelijke maatregelen, zoals sollicitatietoelagen, premies bij indiensttreding voor werkgevers, mobiliteitstoelagen, opleidings- of dagvergoedingen, waaronder toelagen voor verzorgers.

De kosten van de onder b) bedoelde maatregelen mogen niet meer bedragen dan 35 % van de totale kosten voor het gecoördineerde pakket van de in dit lid vermelde individuele dienstverlening.

De investeringskosten voor wie zich als zelfstandige vestigt of een eigen bedrijf opricht of voor overnames door werknemers mogen niet meer dan 20 000 EUR per ontslagen werknemer bedragen.

Bij het samenstellen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening wordt rekening gehouden met de toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt en de vereiste vaardigheden. Het gecoördineerde pakket is verenigbaar met de overgang naar een hulpbronnenefficiënte en duurzame economie en in het pakket ligt de nadruk op de verspreiding van vaardigheden die in het digitale industriële tijdperk vereist zijn en wordt rekening gehouden met de vraag op de lokale arbeidsmarkt.

2.De volgende maatregelen komen niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG:

a)speciale tijdelijke maatregelen als bedoeld in lid 1, onder b), waaraan niet de voorwaarde verbonden is dat de beoogde begunstigden actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van het zoeken naar werk of opleiding;

b)maatregelen waarvoor ondernemingen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn.

De door het EFG ondersteunde maatregelen treden niet in de plaats van maatregelen die gericht zijn op passieve sociale bescherming.

3.Het gecoördineerde pakket van dienstverlening wordt uitgewerkt in overleg met de beoogde begunstigden of hun vertegenwoordigers, of met de sociale partners.

4.Op initiatief van de aanvragende lidstaat kan een financiële bijdrage uit het EFG beschikbaar worden gesteld voor de activiteiten op het vlak van voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit en controle en rapportage.

Artikel 9

Aanvragen

1.De aanvragende lidstaat dient binnen een periode van twaalf weken na de datum waarop is voldaan aan de criteria in artikel 5, lid 2 of 3, een aanvraag in bij de Commissie.

2.Binnen tien werkdagen na de datum van indiening van de aanvraag of, in voorkomend geval, na de datum waarop de Commissie de vertaling van de aanvraag heeft ontvangen, naargelang van welke datum het laatst valt, deelt de Commissie de lidstaat eventueel mee welke aanvullende gegevens zij nodig heeft om de aanvraag te kunnen beoordelen.

3.Indien de Commissie om aanvullende gegevens verzoekt, antwoordt de lidstaat binnen tien werkdagen na de datum van het verzoek. Op het naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken lidstaat verlengt de Commissie die termijn met tien werkdagen.

4.Aan de hand van de door de lidstaat verstrekte gegevens beoordeelt de Commissie binnen zestig werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag of, indien van toepassing, de vertaling daarvan, definitief of de aanvraag aan de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage voldoet. Indien de Commissie bij uitzondering niet aan deze deadline kan voldoen, licht zij schriftelijk toe om welke reden.

5.Een aanvraag moet de volgende gegevens bevatten:

a)een beoordeling van het aantal gedwongen ontslagen overeenkomstig artikel 6, met inbegrip van de berekeningsmethode;

b)indien de onderneming waar de gedwongen ontslagen zijn gevallen, haar activiteiten na die ontslagen heeft voortgezet, de bevestiging dat zij aan haar wettelijke verplichtingen ten aanzien van de gedwongen ontslagen heeft voldaan;

c)een korte beschrijving van de gebeurtenissen die tot het ontslag van de werknemers hebben geleid;

d)indien van toepassing, gegevens van de ondernemingen, leveranciers of downstreamproducenten en sectoren waar de gedwongen ontslagen zijn gevallen, en categorieën beoogde begunstigden, uitgesplitst naar gender, leeftijdscategorie en onderwijsniveau;

e)het verwachte effect van de gedwongen ontslagen op de lokale, regionale of nationale economie en de werkgelegenheid;

f)een gedetailleerde beschrijving van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening en de daarmee verband houdende uitgaven, waaronder met name maatregelen ter ondersteuning van werkgelegenheidsinitiatieven voor kansarme, oudere en jongere begunstigden;

g)een toelichting van de mate waarin de aanbevelingen van het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering in aanmerking zijn genomen en over de complementariteit van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening met door andere nationale fondsen of fondsen van de Unie gefinancierde acties, met inbegrip van informatie over maatregelen die voor de betrokken ondernemingen waar de ontslagen zijn gevallen krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verplicht zijn;

h)de geraamde begroting voor de afzonderlijke onderdelen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening ter ondersteuning van de beoogde begunstigden, en voor elke vorm van activiteiten inzake voorbereiding, beheer, voorlichting en publiciteit, controle en rapportage;

i)indicatieve, door de lidstaat bepaalde dossierspecifieke doelstellingen met betrekking tot het herintredingspercentage van begunstigden zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode, met het oog op evaluatie;

j)de data waarop met de individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden en de activiteiten tot uitvoering van het EFG, zoals vermeld in artikel 8, is begonnen of waarop verwacht wordt daarmee te beginnen;

k)de procedures aan de hand waarvan de beoogde begunstigden of hun vertegenwoordigers, of de sociale partners alsmede lokale en regionale overheden of andere belanghebbenden zijn geraadpleegd, voor zover van toepassing;

l)een verklaring dat de aangevraagde EFG-steun in overeenstemming is met de procedurele en materiële voorschriften van de Unie inzake staatssteun, alsook een verklaring waarin wordt aangegeven waarom het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening niet in de plaats komt van maatregelen waarvoor bedrijven krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten verantwoordelijk zijn;

m)de bronnen van nationale voorfinanciering of medefinanciering en andere medefinanciering, indien van toepassing.

Artikel 10

Complementariteit, naleving en coördinatie

1.Een financiële bijdrage uit het EFG is geen vervanging van de maatregelen die bedrijven krachtens het nationale recht of collectieve arbeidsovereenkomsten moeten nemen.

2.De ondersteuning van de beoogde begunstigden vormt een aanvulling op de nationale, regionale en lokale maatregelen van de lidstaten, met inbegrip van maatregelen die worden medegefinancierd uit fondsen van de Unie, in overeenstemming met de aanbevelingen van het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering.

3.De financiële bijdrage uit het EFG blijft beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om aan de beoogde begunstigden tijdelijke, eenmalige steun te verlenen. De door het EFG ondersteunde maatregelen zijn in overeenstemming met het recht van de Unie en dat van de lidstaten, met inbegrip van de voorschriften inzake staatssteun.

4.Overeenkomstig hun respectieve verantwoordelijkheden dragen de Commissie en de aanvragende lidstaat zorg voor de coördinatie van de steun uit de fondsen van de Unie.

5.De aanvragende lidstaat garandeert dat voor de specifieke maatregelen waarvoor uit het EFG een financiële bijdrage wordt ontvangen, geen steun uit andere financieringsinstrumenten van de Unie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 11

Gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie

De Commissie en de lidstaten garanderen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen en de integratie van het genderperspectief een wezenlijk deel uitmaken van en bevorderd worden in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage uit het EFG.

De Commissie en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen ter voorkoming van elke discriminatie op grond van gender, genderidentiteit, ras, etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid bij de toegang tot het EFG en in de verschillende stadia van de uitvoering van de financiële bijdrage.

Artikel 12

Technische bijstand op initiatief van de Commissie

1.Op initiatief van de Commissie kan maximaal 0,5 % van het jaarlijkse maximumbedrag van het EFG worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering ervan, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen, communicatiemaatregelen en maatregelen die de zichtbaarheid van het EFG vergroten, alsook andere maatregelen voor administratieve en technische bijstand. Dergelijke maatregelen kunnen betrekking hebben op toekomstige en eerdere programmeringsperioden.

2.Met inachtneming van het in lid 1 genoemde maximumbedrag dient de Commissie een verzoek in tot overschrijving van kredieten voor technische bijstand naar de desbetreffende begrotingsonderdelen, in overeenstemming met artikel 31 van het Financieel Reglement.

3.De Commissie voert de technische bijstand uit op eigen initiatief onder direct of indirect beheer in overeenstemming met [artikel 62, lid 1, onder a) en c),] van het Financieel Reglement.

4.De technische bijstand van de Commissie omvat het verstrekken van informatie en richtsnoeren aan de lidstaten voor het gebruik van, het toezicht op en de evaluatie van het EFG. De Commissie verstrekt ook informatie over en duidelijke richtsnoeren voor het gebruik van het EFG aan de Europese en nationale sociale partners. De richtsnoeren kunnen ook betrekking hebben op de oprichting van taskforces in gevallen van ernstige economische ontwrichtingen in een lidstaat.

Artikel 13

Informatie, communicatie en publiciteit

1.De lidstaten erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie door aan meerdere doelgroepen samenhangende, doeltreffende en doelgerichte informatie te verstrekken, waaronder doelgerichte informatie aan de beoogde begunstigden, de lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, de media en het grote publiek.

De lidstaten gebruiken het EU-embleem in overeenstemming met [bijlage VIII bij de verordening gemeenschappelijke bepalingen] in combinatie met een financieringsverklaring ("gefinancierd/medegefinancierd door de Europese Unie").

2.De Commissie verzorgt een online aanwezigheid met informatie in alle officiële talen van de instellingen van de Unie die zij regelmatig bijwerkt, voor het verstrekken van geactualiseerde informatie over het EFG, richtsnoeren voor de indiening van aanvragen en informatie over ingewilligde en afgewezen aanvragen en over de rol van het Europees Parlement en de Raad in de begrotingsprocedure.

3.De Commissie voert aan de hand van ervaringen informatie- en communicatieactiviteiten uit betreffende EFG-dossiers en -resultaten met als doel de effectiviteit van het EFG te verbeteren en ervoor te zorgen dat burgers en werknemers in de Unie op de hoogte zijn van het bestaan van het EFG.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle materiaal voor communicatie en zichtbaarheid beschikbaar wordt gesteld op verzoek van de instellingen, organen of agentschappen van de Unie en dat aan de Unie een kosteloze, niet-exclusieve en onherroepelijke licentie wordt toegekend voor het gebruik van dergelijk materiaal en eventuele reeds bestaande daaraan verbonden rechten. Via de licentie worden aan de Unie de volgende rechten toegekend:

   intern gebruik, d.w.z. het recht om het materiaal voor communicatie en zichtbaarheid te reproduceren, te kopiëren en beschikbaar te stellen aan de instellingen en agentschappen van de EU en van de EU-lidstaten en hun personeel;

   reproductie van het materiaal voor communicatie en zichtbaarheid, geheel of gedeeltelijk, met welk middel en in welke vorm dan ook;

   communicatie van het materiaal voor communicatie en zichtbaarheid aan het publiek met gebruikmaking van alle mogelijke communicatiemiddelen;

   verspreiding van het materiaal voor communicatie en zichtbaarheid (of kopieën daarvan) in alle mogelijke vormen onder het publiek;

   opslag en archivering van het materiaal voor communicatie en zichtbaarheid;

   recht om sublicenties voor het materiaal voor communicatie en zichtbaarheid te verlenen aan derden.

Aan de Unie kunnen aanvullende rechten worden toegekend.

4.De uit hoofde van deze verordening voor communicatie toegewezen middelen dragen ook bij tot de institutionele communicatie van de beleidsprioriteiten van de Unie, mits deze verband houden met de in artikel 3 vermelde algemene doelstelling.

Artikel 14

Bepaling van de financiële bijdrage

1.Op basis van de overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde beoordeling voert de Commissie, aan de hand van met name het aantal beoogde begunstigden, de voorgestelde maatregelen en de geraamde kosten, een evaluatie uit en doet zo snel mogelijk een voorstel inzake de hoogte van de eventuele financiële bijdrage uit het EFG die kan worden verstrekt binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

2.Het medefinancieringspercentage van het EFG voor de aangeboden maatregelen wordt afgestemd op het hoogste medefinancieringspercentage van het ESF+ in de respectieve lidstaat.

3.Als de Commissie op basis van de overeenkomstig artikel 9 uitgevoerde beoordeling van mening is dat aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage op grond van deze verordening wordt voldaan, zet zij onmiddellijk de in artikel 16 bedoelde procedure in gang.

4.Als de Commissie op grond van de in artikel 9 uitgevoerde beoordeling van mening is dat niet aan de voorwaarden voor een financiële bijdrage uit hoofde van deze verordening wordt voldaan, stelt zij de aanvragende lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis.

Artikel 15

Subsidiabiliteitsperiode

1.Uitgaven komen in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het EFG vanaf de in de aanvraag op grond van artikel 9, lid 5, onder j), bedoelde data waarop de betrokken lidstaat aanvangt of verwacht wordt aan te vangen met individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden of betalingsverplichtingen op zich neemt voor de administratieve uitgaven betreffende de uitvoering van het EFG overeenkomstig artikel 8, leden 1 en 4.

2.De lidstaat voert de in artikel 8 bedoelde subsidiabele maatregelen zo spoedig mogelijk en uiterlijk 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit betreffende de financiële bijdrage uit.

3.De uitvoeringsperiode is de periode vanaf de in de aanvraag op grond van artikel 9, lid 5, onder j), bedoelde data waarop de betrokken lidstaat aanvangt met de individuele dienstverlening aan de beoogde begunstigden en met de in artikel 8 bedoelde activiteiten tot uitvoering van het EFG, en eindigt 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van het besluit betreffende de financiële bijdrage.

4.Wanneer een begunstigde een onderwijs- of opleidingscursus volgt die twee jaar of langer duurt, komen de uitgaven voor een dergelijke cursus in aanmerking voor medefinanciering door het EFG tot de datum waarop het in artikel 20, lid 1, bedoelde eindverslag moet worden ingediend, mits de desbetreffende uitgaven zijn gedaan vóór die datum.

5.Uitgaven uit hoofde van artikel 8, lid 4, zijn subsidiabel tot de uiterste termijn voor de indiening van het eindverslag overeenkomstig artikel 20, lid 1.

Artikel 16

Begrotingsprocedure en uitvoering van de begroting

1.Als de Commissie heeft geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor de toekenning van een financiële bijdrage uit het EFG is voldaan, dient zij een verzoek in tot overschrijving naar de desbetreffende begrotingsonderdelen overeenkomstig artikel 31 van het Financieel Reglement.

2.Het verzoek tot overschrijving moet vergezeld gaan van een samenvatting van het onderzoek van de subsidiabiliteit van de aanvraag.

3.De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een besluit betreffende een financiële bijdrage vast, dat in werking treedt op de datum waarop het Europees Parlement en de Raad de Commissie in kennis stellen van de goedkeuring van de begrotingsoverschrijving. Dit besluit vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 van het Financieel Reglement.

Artikel 17

Betaling en gebruik van de financiële bijdrage

1.Na de inwerkingtreding van een besluit betreffende een financiële bijdrage overeenkomstig artikel 16, lid 3, betaalt de Commissie de financiële bijdrage, in een enkele voorfinancieringsbetaling van 100 %, in principe binnen 15 werkdagen aan de betrokken lidstaat uit. De voorfinanciering wordt vereffend wanneer de lidstaat de gecertificeerde uitgavenstaat indient overeenkomstig artikel 20, lid 1. Het ongebruikte bedrag wordt aan de Commissie terugbetaald.

2.De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage valt onder het gedeeld beheer overeenkomstig artikel 63 van het Financieel Reglement.

3.De gedetailleerde technische financieringsvoorwaarden worden door de Commissie bepaald in het in artikel 16, lid 3, bedoelde besluit betreffende een financiële bijdrage.

4.Bij de uitvoering van de maatregelen van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening kan de betrokken lidstaat bij de Commissie een voorstel indienen om de opgenomen acties te wijzigen door andere, in artikel 8, lid 1, onder a) en b), vermelde subsidiabele maatregelen toe te voegen, mits die wijzigingen naar behoren gemotiveerd zijn en in totaal niet meer bedragen dan de in artikel 16, lid 3, bedoelde financiële bijdrage. De Commissie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen; indien zij ermee akkoord gaat, wijzigt zij het besluit betreffende een financiële bijdrage dienovereenkomstig.

5.De betrokken lidstaat heeft het recht bedragen te herverdelen tussen de begrotingsonderdelen van het op grond van artikel 16, lid 3, vastgestelde besluit betreffende een financiële bijdrage. Indien de herverdeling een verhoging met meer dan 20 % inhoudt voor een of meer van de vermelde onderdelen, stelt de lidstaat de Commissie vooraf in kennis.

Artikel 18

Gebruik van de euro

De in de aanvragen, besluiten betreffende financiële bijdragen en verslagen in verband met deze verordening genoemde bedragen worden in euro's uitgedrukt.

Artikel 19

Indicatoren

1.    Indicatoren om verslag uit te brengen over de door het programma geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen zijn vastgesteld in de bijlage.

2.    Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten van het programma op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de lidstaten.

3.    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 25 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de indicatoren in de bijlage te wijzigen, als zulks noodzakelijk wordt geacht om het gebruik van het Fonds doeltreffend te kunnen beoordelen.

Artikel 20

Eindverslag en afsluiting

1.Uiterlijk aan het einde van de zevende maand na afloop van de in artikel 15, lid 3, bedoelde termijn, dient de betrokken lidstaat bij de Commissie een eindverslag in over de uitvoering van de financiële bijdrage, met onder andere informatie over:

a)het soort maatregelen en de belangrijkste resultaten, met toelichting van de uitdagingen, de opgedane ervaring, de synergieën en de complementariteit met andere EU-fondsen, en met vermelding van eventuele complementariteit met maatregelen die door andere nationale of Unieprogramma's worden gefinancierd in overeenstemming met het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering;

b)de namen van de organen die het maatregelenpakket in de lidstaten verzorgen;

c)de in artikel 19 bedoelde indicatoren;

d)de resultaten van een enquête onder begunstigden die zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode wordt gehouden en die informatie bevat over de waargenomen verandering in de inzetbaarheid van de begunstigden, of, voor degenen die al werk hebben gevonden, meer informatie bevat over de kwaliteit van het gevonden werk, zoals de wijzigingen op het vlak van arbeidstijden, de mate van verantwoordelijkheid of de wijziging van het salarisniveau in vergelijking met het vorige werk, en de sector waarin de betrokkene werk heeft gevonden, met uitsplitsing per gender, leeftijdsgroep en onderwijsniveau;

e)het feit of de onderneming waar de ontslagen vallen, met uitzondering van micro-ondernemingen en kmo's, de afgelopen vijf jaar staatssteun heeft ontvangen of eerdere financiering uit het Cohesiefonds of de structuurfondsen van de Unie;

f)een verklaring waarin de uitgaven worden verantwoord.

2.Uiterlijk aan het einde van de negentiende maand na afloop van de in artikel 15, lid 3, bedoelde termijn, dient de betrokken lidstaat de gegevensverzameling in met informatie over de in punt 3 van de bijlage vermelde resultaatindicator op langere termijn.

3.Uiterlijk zes maanden nadat de Commissie alle overeenkomstig lid 1 vereiste gegevens heeft ontvangen, sluit zij de financiële bijdrage af door het eindbedrag van de financiële bijdrage uit het EFG te bepalen alsook het eventuele saldo dat de betrokken lidstaat verschuldigd is overeenkomstig artikel 24. De afsluiting vindt enkel plaats indien de resultaatindicator op langere termijn wordt verstrekt overeenkomstig lid 2.

Artikel 21

Tweejaarlijks verslag

1.Uiterlijk 1 augustus 2021 en vervolgens om de twee jaar, dient de Commissie een omvattend kwantitatief en kwalitatief verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die in de twee voorafgaande jaren op grond van deze verordening en Verordening (EU) nr. 1309/2013 zijn ondernomen. Het verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de door het EFG behaalde resultaten en bevat met name informatie over de ingediende aanvragen, de goedgekeurde besluiten, de gefinancierde maatregelen, met inbegrip van statistieken betreffende de in de bijlage vastgestelde indicatoren, en de complementariteit van die maatregelen met maatregelen die worden gefinancierd uit andere fondsen van de Unie, met name het ESF+, alsook informatie over de afsluiting van de financiële bijdragen, en het bevat tevens een overzicht van de aanvragen die zijn afgewezen of gereduceerd omdat er onvoldoende middelen beschikbaar waren of omdat zij niet aan de criteria voldeden.

2.Het verslag wordt ter informatie aan de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de sociale partners toegezonden.

Artikel 22

Evaluatie

1.De Commissie verricht om de vier jaar op eigen initiatief en in nauwe samenwerking met de lidstaten een evaluatie van de financiële bijdragen uit het EFG.

2.De resultaten van de in lid 1 bedoelde evaluaties worden ter informatie toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de sociale partners. Bij de ontwikkeling van nieuwe programma's op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken of de verdere ontwikkeling van bestaande programma's moet rekening worden gehouden met de aanbevelingen in de evaluaties.

3.De in lid 1 bedoelde evaluaties bevatten relevante statistieken betreffende de financiële bijdragen, uitgesplitst per lidstaat.

4.Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het EFG bij het behalen van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 25 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met het oog op herziening of aanvulling van de indicatoren, indien nodig, en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie.

Artikel 23

Beheer en financiële controle

1.Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie, zijn de lidstaten verantwoordelijk voor het beheer en de financiële controle van de door het EFG gefinancierde maatregelen. Dit houdt in dat zij:

a)verifiëren dat de nodige beheers- en controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat het beginsel van goed financieel beheer wordt nageleefd;

b)ervoor zorgen dat in de overeenkomsten met de organen die het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening verzorgen het verstrekken van toezichtsgegevens als een verplichting is opgenomen;

c)verifiëren dat de gefinancierde maatregelen naar behoren zijn uitgevoerd;

d)vaststellen dat de gefinancierde uitgaven worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, wettelijk zijn en geen onregelmatigheden vertonen;

e)onregelmatigheden, waaronder fraude, voorkomen, opsporen en corrigeren, en onterecht betaalde bedragen terugvorderen, in voorkomend geval verhoogd met rente wegens laattijdige betaling. De lidstaten rapporteren onregelmatigheden, waaronder fraude, aan de Commissie.

2.Voor de toepassing van artikel [63, lid 3,?] van het Financieel Reglement wijzen de lidstaten de organen aan die bevoegd zijn om de uit het EFG gefinancierde maatregelen te beheren en te controleren. Deze organen verstrekken de Commissie de in [artikel 63, leden 5, 6) en 7)?] van het Financieel Reglement bedoelde informatie over de uitvoering van de financiële bijdrage wanneer het in artikel 20, lid 1, van deze verordening bedoelde eindverslag wordt ingediend.

Wanneer de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1309/2013 aangewezen autoriteiten voldoende garanties bieden dat de betalingen wettig en regelmatig zijn en correct worden geboekt, kan de betrokken lidstaat de Commissie ervan in kennis stellen dat deze autoriteiten uit hoofde van deze verordening worden bevestigd. In dat geval geeft de lidstaat aan welke autoriteiten worden bevestigd en welke functie zij hebben.

3.Bij het vaststellen van een onregelmatigheid gaan de lidstaten over tot de nodige financiële correcties. De correcties door de lidstaten houden in dat de financiële bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid ten onrechte zijn uitbetaald, worden door de lidstaat teruggevorderd en aan de Commissie terugbetaald; indien terugbetaling door de desbetreffende lidstaat niet binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

4.In het kader van haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie stelt de Commissie alles in het werk om te verifiëren of de gefinancierde acties conform het beginsel van goed financieel beheer zijn uitgevoerd. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvragende lidstaat zorg te dragen voor een goed functionerend systeem voor beheer en controle. De Commissie verifieert of dergelijke systemen inderdaad aanwezig zijn.

Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles van de lidstaten overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de Commissie de door het EFG gefinancierde maatregelen ter plaatse controleren, waaronder door middel van steekproeven, mits deze controles ten minste één werkdag van tevoren worden aangekondigd. De Commissie stelt de aanvragende lidstaat in kennis van de controle teneinde alle nodige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat deelnemen.

5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 25 gedelegeerde handelingen vast te stellen om lid 1, onder e), aan te vullen met de criteria waarbij wordt bepaald welke onregelmatigheden moeten worden gerapporteerd en welke gegevens moeten worden verstrekt.

6.Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van dit artikel, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling het model vast voor de rapportering van onregelmatigheden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

7.De lidstaat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting van een financiële bijdrage uit het EFG ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden.

Artikel 24

Terugvordering van de financiële bijdrage

1.Als de daadwerkelijke kosten van het gecoördineerde pakket van individuele dienstverlening lager uitvallen dan de financiële bijdrage uit hoofde van artikel 16, vordert de Commissie het overeenkomstige bedrag terug nadat zij de betrokken lidstaat de gelegenheid heeft gegeven opmerkingen te maken.

2. Als de Commissie na de nodige verificatie vaststelt dat een lidstaat niet voldoet, hetzij aan de in het besluit betreffende een financiële bijdrage vastgelegde verplichtingen, hetzij aan zijn verplichtingen op grond van artikel 23, lid 1, geeft zij de betrokken lidstaat de gelegenheid opmerkingen te maken. Indien geen overeenstemming is bereikt, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit vast om tot de vereiste financiële correcties over te gaan door de bijdrage uit het EFG aan de desbetreffende maatregel geheel of gedeeltelijk in te trekken. Zij neemt dit besluit binnen twaalf maanden na ontvangst van de opmerkingen van de lidstaat. Bedragen die door een geconstateerde onregelmatigheid ten onrechte zijn uitbetaald, worden door de betrokken lidstaat teruggevorderd; indien terugbetaling door de aanvragende lidstaat niet binnen de daarvoor gestelde termijn plaatsvindt, is achterstandsrente verschuldigd.

Artikel 25
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 19, lid 3, en artikel 23, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 19, lid 3, en artikel 23, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 19, lid 3, en artikel 23, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 26
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 27

Overgangsbepaling

Verordening (EU) nr. 1309/2013 blijft van toepassing op aanvragen die tot en met 31 december 2020 worden ingediend. Zij is van toepassing tot de afsluiting van de respectieve dossiers.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing op de aanvragen die vanaf 1 januari 2021 worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.Duur en financiële gevolgen

1.6.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG).

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering zoals opgenomen in het beheersplan 2018 van DG EMPL.

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

 een nieuwe actie; 

 een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 37 ; 

 de verlenging van een bestaande actie; 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie. 

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Verordening (EU) nr. 1309/2013 moet uiterlijk eind 2020 zijn herzien. De herziening, die wordt uitgevoerd door middel van het voorstel voor een verordening, maakt het mogelijk dat de werkzaamheden van het Fonds worden voortgezet, de doelstelling ervan om steun te verlenen aan ontslagen werknemers en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van onverwachte grote herstructureringen wordt uitgebreid en een aantal technische bepalingen wordt gewijzigd met het oog op meer samenhang en synergieën, flexibiliteit, nadruk op prestaties en vereenvoudiging.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

De verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex-post): steun van de Unie via het EFG kan een aanvulling vormen op nationale maatregelen om ontslagen werknemers weer aan het werk te helpen door hen een unieke combinatie van maatregelen op maat aan te bieden die duurzamere resultaten hebben, het zelfvertrouwen van de begunstigden doen toenemen zodat zij de zoektocht naar een baan uiteindelijk proactiever benaderen, en hun inzetbaarheid vergroten. Uit de ervaring met het EFG tot nu toe blijkt dat de aangeboden hulp niet beschikbaar zou zijn geweest zonder EFG-steun.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Zie de met Verordening (EU) nr. 1309/2013 opgedane ervaring in de toelichting van het voorstel voor een verordening.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het ESF+ en het EFG zullen elkaar blijven aanvullen aangezien het eerstgenoemde als een preventief en anticiperend fonds zal blijven functioneren, terwijl het laatstgenoemde een reactief noodfonds buiten het MFK blijft. Het ESF+ zal het EFG bijvoorbeeld aanvullen door proactief steun te verlenen aan adequate maatregelen in regio's waar risico's bestaan door te verwachten economische uitdagingen. De ondersteuning van de beoogde begunstigden vormt een aanvulling op de nationale, regionale en lokale maatregelen van de lidstaten, met inbegrip van maatregelen die worden medegefinancierd uit fondsen van de Unie, in overeenstemming met de aanbevelingen van het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering.

1.5.Duur en financiële gevolgen

 beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf 01/01/2021;

   financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2031 voor betalingskredieten.

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ, - gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 38  

 direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 gedeeld beheer met lidstaten

 indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

[…]

[…]

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Volgens artikel 21 van de voorgestelde verordening moet de Commissie om de twee jaar een kwantitatief en kwalitatief verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten die gedurende de beide voorgaande jaren op grond van de voorgestelde verordening en van Verordening (EU) nr. 1309/2013 zijn ondernomen. Dit verslag heeft in hoofdzaak betrekking op de via het EFG behaalde resultaten en bevat met name informatie over de ingediende aanvragen en de goedgekeurde besluiten met de gefinancierde maatregelen.

Overeenkomstig artikel 22 van de voorgestelde verordening verricht de Commissie vóór 30 juni 2025 een tussentijdse evaluatie over de gebruikte EFG-financiering. Uiterlijk 31 december 2029 verricht de Commissie een evaluatie achteraf over de gebruikte EFG-financiering.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De voorschriften inzake beheer en financiële controle zijn vastgelegd in artikel 23 van de voorgestelde verordening.

Het EFG is en blijft een fonds onder gedeeld beheer. Uit ervaring is gebleken dat een op maat toegesneden pakket van individuele dienstverlening moet worden samengesteld door de autoriteit die het dichtst bij de burgers staat. Afhankelijk van de lidstaat en het soort herstructurering zou dit doorgaans een lokale, regionale of nationale autoriteit zijn. De uitvoeringstaken worden bijgevolg aan de autoriteiten van de lidstaten gedelegeerd. EU-optreden is nodig vanwege de omvang van het effect van de gedwongen ontslagen maar zal, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, worden beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van solidariteit van de Unie met ontslagen werknemers te verwezenlijken.

Gezien het doel van het EFG, namelijk steun te verlenen in spoedeisende situaties en onverwachte omstandigheden, moet het een flexibiliteitsinstrument en speciaal instrument buiten de maxima van het meerjarig financieel kader blijven.

Het mechanisme voor de beschikbaarstelling van middelen is vastgelegd in artikel 16 van de voorgestelde verordening. De Commissie betaalt de financiële bijdrage aan de betrokken lidstaat in een enkele voorfinancieringsbetaling van 100 %.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

De risico's zijn die welke verband houden met het gedeeld beheer van fondsen van de Unie.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

De voorschriften inzake beheer en financiële controle zijn vastgelegd in artikel 23 van de voorgestelde verordening.

Wat het/de verwachte foutenpercentage(s) betreft, wordt er in de fase van het wetgevingsvoorstel naar gestreefd het foutenpercentage onder de drempel van 2 % te houden. Besprekingen over een andere materialiteitsdrempel kunnen alleen per geval worden gevoerd in het licht van het wetgevingsdebat, met name wanneer de wetgevingsautoriteit niet (volledig) achter de voorgestelde vereenvoudigingen van het programma staat en/of beperkingen oplegt aan de controles, hetgeen gevolgen zou hebben voor het verwachte foutenpercentage. Dit zou dan een gecoördineerde aanpak vergen.]

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De maatregelen om onregelmatigheden te voorkomen, op te sporen en te corrigeren zijn vastgelegd in artikel 23, lid 1, onder e), en in artikel 23, lid 2, van de voorgestelde verordening.

Voor de fondsen in gedeeld beheer bestaat de meer specifieke fraudebestrijdingsstrategie 2015-2020 van DG Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie en DG Maritieme Zaken en Visserij.

In de mededeling van de Commissie over een fraudebestrijdingsstrategie (COM(2011) 376 definitief van 24 juni 2011) wordt de bestaande strategie als beste praktijk aangeprezen en worden aanvullende maatregelen voorgesteld, met als belangrijkste het voorstel van de Commissie om in verordeningen voor de periode 2014-2020 de lidstaten te verplichten fraudepreventiemaatregelen te nemen. Het huidige voorstel van de Commissie bevat een expliciete verplichting om dergelijke maatregelen te nemen. Dit moet het fraudebewustzijn bij alle instanties in de lidstaten die bij het beheer en de controle van middelen betrokken zijn, verder vergroten en daardoor het risico van fraude verminderen.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Instrument buiten het meerjarig financieel kader 2021-2027

GK/ NGK 39

van EVA-landen 40

van kandidaat-lidstaten 41

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement

n.v.t.

17 01 01 Ondersteunende uitgaven voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

NGK

NEE

NEE

NEE

NEE

n.v.t.

17 04 Beleidsuitgaven voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

n.v.t.

30 03 Reserve voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

<…>

Speciaal instrument buiten het MFK

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

17 04 Beleidsuitgaven voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Vastleggingen

1)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Betalingen

2)

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

30 03 Reserve voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering 42

Vastleggingen

1)

212

216

221

225

230

234

239

1 578

Betalingen

2)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 43  

Vastleggingen = betalingen

3)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

n.v.t.

TOTAAL kredieten

Vastleggingen

=1+3

212

216

221

225

230

234

239

1 578

Betalingen

=2+3

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.



Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

"Administratieve uitgaven"



in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

10,045

Andere administratieve uitgaven

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

10,045

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

10,045

Betalingen

De totale financiële middelen voor andere administratieve uitgaven zijn opgenomen in het financieel memorandum van het ESF+.

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

10,045

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

10,045

Buiten RUBRIEK 7 44
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

1,435

10,045

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

9

9

9

9

9

9

9

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) – AC, AL, END, INT en JPD  45

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- zetel

2

2

2

2

2

2

2

- delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  46

- zetel

- delegaties

Onderzoek

Andere (geef aan welke)

TOTAAL

11

11

11

11

11

11

11

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De door de lidstaten ingediende EFG-aanvragen analyseren en bespreken. De documentatie inzake EFG-aanvragen voorbereiden om te worden voorgelegd aan de Commissie en de begrotingsautoriteit; gedurende de werkzaamheden de desbetreffende diensten van de Commissie raadplegen en met deze diensten overleg plegen. De uitvoering van de financiële bijdragen monitoren. Relevante wijzigingen van de voorgelegde aanvragen voorbereiden en/of bespreken.

Extern personeel

De door de lidstaten ingediende EFG-aanvragen analyseren en bespreken. De documentatie inzake EFG-aanvragen voorbereiden om te worden voorgelegd aan de Commissie en de begrotingsautoriteit; gedurende de werkzaamheden de desbetreffende diensten van de Commissie raadplegen en met deze diensten overleg plegen. De uitvoering van de financiële bijdragen monitoren. Relevante wijzigingen van de voorgelegde aanvragen voorbereiden en/of bespreken.

3.2.3.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden;

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 47

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Artikel ………….

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Andere opmerkingen (bijv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).

[…]

(1)    PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1.
(2)    COM(2008) 800 definitief van 26 november 2008.
(3)    Verordening (EG) nr. 546/2009 (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 26).
(4)    Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006.
(5)     https://ec.europa.eu/commission/priorities/deeper-and-fairer-economic-and-monetary-union/european-pillar-social-rights_nl
(6)    De oorspronkelijke drempel bedroeg 1 000 ontslagen in de financieringsperiode 2007-2013. De lagere drempel van 500 ontslagen heeft niet geleid tot een grote toename van het aantal aanvragen tijdens de financieringsperiode 2014-2020. Voor verschillende aanvragen werd echter gebruikgemaakt van de bepaling met betrekking tot uitzonderlijke omstandigheden, waarbij een aanvraag voor een geringer aantal gedwongen ontslagen mag worden ingediend, aangezien deze ontslagen een zeer grote impact hadden op de betrokken regio.
(7)    De benutting van een fonds voor noodhulp hangt af van het aantal noodsituaties, wat moeilijk te voorspellen is. Indien een situatie van ernstige economische neergang ertoe zou leiden dat het Fonds volledig wordt benut, zouden de eventuele gevolgen moeten worden besproken tijdens de herziening van het meerjarig financieel kader.
(8)    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0098&qid=1527070810305&from=NL
(9)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering", COM(2013) 882 final van 13 december 2013.
(10)    Verslag van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) (COM(2018) 297 final van 16 mei 2018) en het begeleidende "Commission staff working document on the mid-term evaluation of the European Globalisation Adjustment Fund (EGF)" (werkdocument van de diensten van de Commissie over de tussentijdse evaluatie van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)) (SWD(2018) 192 final van 16 mei 2018), in het Engels.
(11)

   Zie de studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling van investeringen in menselijk kapitaal, DG EMPL (aan de gang): "The integration of EGF in framework of other DG EMPL funds was generally not deemed desirable by the different stakeholders involved in the management of EGF.".

(12)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven van 13 april 2016 (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(13)    PB C […] van […], blz. […].
(14)    PB C […] van […], blz. […].
(15)     https://ec.europa.eu/commission/priorities/deeper-and-fairer-economic-and-monetary-union/european-pillar-social-rights_nl
(16)     http://eu-un.europa.eu/eu-response-2030-agenda-sustainable-development-sustainable-european-future/
(17)     https://sustainabledevelopment.un.org/post2015/transformingourworld
(18)    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52018DC0098&qid=1527070810305&from=NL
(19)     https://ec.europa.eu/commission/white-paper-future-europe-reflections-and-scenarios-eu27_nl
(20)     https://ec.europa.eu/commission/publications/reflection-paper-harnessing-globalisation_nl
(21)     https://ec.europa.eu/commission/publications/reflection-paper-future-eu-finances_nl
(22)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering", COM(2013) 882 final van 13 december 2013.
(23)    Verordening (EG) nr. 1927/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ( PB L 406 van 30.12.2006, blz. 1 ).
(24)    Verordening (EG) nr. 546/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering ( PB L 167 van 29.6.2009, blz. 26 ).
(25)    Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006.
(26)    COM(2018) 297 final en het begeleidende SWD(2018) 192 final.
(27)    SWD(2018) 171 final van de Commissie en de bijlage erbij (COM(2018) 321 final).
(28)    PB L […] van […], blz. […].
(29)    De verwijzing moet nog worden geactualiseerd.
(30)    De verwijzing moet nog worden geactualiseerd.
(31)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(32)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(33)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(34)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(35)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(36)    De verwijzing moet nog worden gecontroleerd/geactualiseerd: Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag ( PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16 ).
(37)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(38)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(39)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(40)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(41)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaten van de Westelijke Balkan.
(42)    De hierboven vermelde bedragen zijn de maximumbedragen die elk jaar beschikbaar zijn voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering.
(43)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(44)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(45)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Jeune Professionnel en Délégation (jonge professional in delegaties).
(46)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(47)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel,30.5.2018

COM(2018) 380 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad

betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)


BIJLAGE

Gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren voor EFG-aanvragen

Alle persoonsgegevens 1 moeten worden uitgesplitst naar gender (vrouw, man, non-binair).

(1)Gemeenschappelijke outputindicatoren betreffende de begunstigden

werklozen*;

inactieven*;

werknemers*;

zelfstandigen*;

jonger dan 30 jaar*;

ouder dan 54 jaar*;

met lager secundair onderwijs of minder (ISCED 0-2)*;

met hoger secundair (ISCED 3) of postsecundair onderwijs (ISCED 4)*;

met hoger onderwijs (ISCED 5 tot en met 8)*.

Het totale aantal begunstigden moet automatisch worden berekend op basis van de gemeenschappelijke outputindicatoren in verband met de beroepsstatus 2 .

Die gegevens over begunstigden die deelnemen aan de door het EFG medegefinancierde maatregelen moeten in het in artikel 20, lid 1, bedoelde eindverslag worden verstrekt.

(2)Gemeenschappelijke resultaatindicatoren voor de begunstigden

percentage EFG-begunstigden met een arbeidsovereenkomst (uitgesplitst naar soort arbeidsovereenkomst: voltijds/deeltijds, bepaalde/onbepaalde tijd) en percentage dat werkt als zelfstandige, zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode*;

percentage EFG-begunstigden dat een kwalificatie behaalt zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode*;

percentage EFG-begunstigden dat onderwijs of opleiding volgt zes maanden na het einde van de uitvoeringsperiode*.

Deze gegevens moeten in het in artikel 20, lid 1, bedoelde eindverslag worden verstrekt en moeten met behulp van door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en via enquêtes onder begunstigden (als aangegeven in artikel 20, lid 1, onder d)) verstrekte gegevens worden verzameld. Die gegevens moeten betrekking hebben op het berekende totale aantal volgens de gemeenschappelijke outputindicatoren (punt 1) gerapporteerde begunstigden. De percentages moeten dus ook betrekking hebben op dit berekende totaal.

(3)Gemeenschappelijke resultaatindicator op langere termijn voor de begunstigden

percentage EFG-begunstigden dat aan het werk is, met inbegrip van werk als zelfstandige, achttien maanden na het einde van de in het financieringsbesluit vermelde uitvoeringsperiode*.

Deze gegevens moeten uiterlijk op het einde van de negentiende maand na het einde van de uitvoeringsperiode beschikbaar worden gesteld. De gegevens moeten betrekking hebben op het berekende totale aantal volgens de gemeenschappelijke outputindicatoren (punt 1) gerapporteerde begunstigden. De percentages moeten dus ook betrekking hebben op dit berekende totaal. Bij grotere dossiers met meer dan 1 000 begunstigden kunnen de gegevens ook worden verzameld op basis van een representatieve steekproef van het totale aantal volgens een outputindicator (punt 1) gerapporteerde begunstigden.

(1)    De managementautoriteiten moeten een systeem opzetten dat de individuele gegevens van elke deelnemer in gecomputeriseerde vorm vastlegt en opslaat. De door de lidstaten ingevoerde regelingen voor de verwerking van gegevens moeten stroken met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1), en met name de artikelen 4, 6 en 9. De onder de met een * aangemerkte indicatoren vermelde gegevens zijn persoonsgegevens overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679. De verwerking daarvan is noodzakelijk om een wettelijke verplichting na te komen waaraan de voor de verwerking verantwoordelijke is onderworpen (artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2016/679).
(2)    Werkloos, inactief, werknemer, zelfstandige.
Top