Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0379

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (betekening en kennisgeving van stukken)

    COM/2018/379 final

    Brussel, 31.5.2018

    COM(2018) 379 final

    2018/0204(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (betekening en kennisgeving van stukken)

    {SEC(2018) 272 final}
    {SWD(2018) 286 final}
    {SWD(2018) 287 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Een van de taken van de EU is de ontwikkeling van een Europese rechtsruimte op het gebied van burgerlijke zaken, die is gebaseerd op de beginselen van wederzijds vertrouwen en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen. Om deze rechtsruimte tot stand te brengen, moet grensoverschrijdend worden samengewerkt op justitieel gebied. Met het oog daarop en op de goede werking van de interne markt, heeft de EU wetgeving vastgesteld inzake de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke stukken 1 en inzake samenwerking op het gebied van bewijsverkrijging 2 . Deze instrumenten zijn cruciaal voor de regulering van rechtshulp in burgerlijke en handelszaken tussen de lidstaten. Zij hebben als gemeenschappelijk doel een doeltreffend kader te bieden voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking. Zij vervangen het – omslachtiger – internationaal stelsel van de verdragen van Den Haag 3 tussen de lidstaten 4 .

    Deze wetgeving inzake justitiële samenwerking heeft grote gevolgen voor het dagelijks leven van de burger van de EU, hetzij als particulier, hetzij als ondernemer. Zij wordt toegepast in gerechtelijke procedures met grensoverschrijdende gevolgen, waar haar juiste werking onontbeerlijk is, wil er sprake zijn van toegang tot de rechter en eerlijke processen (zo wordt de niet-correcte betekening of kennisgeving van het stuk waarmee de procedure wordt ingeleid veruit het vaakst aangevoerd als rechtvaardiging voor de weigering vonnissen te erkennen en ten uitvoer te leggen 5 ). De doeltreffendheid van het kader voor internationale rechtshulp heeft directe gevolgen voor de wijze waarop de bij dergelijke grensoverschrijdende geschillen betrokken burgers de werking van de rechterlijke macht en de rechtsstaat in de lidstaten percipiëren.

    Goede samenwerking tussen rechterlijke instanties is ook nodig voor de goede werking van de interne markt. In 2018 hebben ongeveer 3,4 miljoen gerechtelijke procedures in burgerlijke en handelszaken in de EU grensoverschrijdende implicaties 6 . In de meeste van deze zaken (met name wanneer ten minste één partij in een andere lidstaat woonachtig is dan die waar de procedure plaatsvindt), passen rechters de verordening inzake de betekening en de kennisgeving van stukken in de loop van de procedure vaak meerdere keren toe. De reden daarvoor is dat niet alleen het stuk waarmee het geding wordt ingeleid, maar ook een aantal aanvullende stukken (zoals het besluit ter beëindiging van de procedure) vaak formeel betekend of ter kennis gebracht moet worden. Voorts blijft de toepassing van de verordening inzake de betekening en de kennisgeving van stukken niet beperkt tot procedures voor de burgerlijke rechter; het toepassingsgebied ervan strekt zich ook uit tot “buitengerechtelijke stukken”, waarvan de betekening of kennisgeving in diverse buitengerechtelijke procedures nodig kan blijken (bijvoorbeeld in erfrechtelijke zaken voor een notaris of in familierechtelijke zaken voor een overheidsinstantie) of zelfs nodig kan zijn wanneer er in het geheel geen sprake van een gerechtelijke procedure is.

    Verordening (EG) nr. 1393/2007 biedt snelle kanalen en uniforme procedures voor de verzending van stukken van de ene lidstaat naar de andere met het oog op de betekening of kennisgeving in deze laatste lidstaat. De verordening bevat bepaalde minimumnormen inzake de bescherming van de rechten van de verdediging (bijvoorbeeld de artikelen 8 en 19) en stelt uniforme wettelijke voorwaarden vast voor de rechtstreekse grensoverschrijdende betekening of kennisgeving van een stuk per post.

    De Commissie heeft in december 2013 een verslag goedgekeurd over de praktische werking van de verordening inzake betekening en kennisgeving van stukken 7 . Dit verslag bevatte de conclusie dat de verordening door de autoriteiten van de lidstaten in het algemeen naar tevredenheid is toegepast. Er werd echter ook geconcludeerd dat de toenemende justitiële integratie van de lidstaten, waarbij de afschaffing van het exequatur (intermediaire procedure) een algemene regel is geworden, een aantal van de beperkingen van de verordening aan het licht heeft gebracht. Met dit verslag is daarom geprobeerd een breed publiek debat op gang te brengen over de rol van de verordening op het gebied van burgerlijke zaken in de EU en over de wijze waarop de betekening en kennisgeving van stukken nog verder kan worden verbeterd. In overeenstemming daarmee is de uitvoering van de verordening de afgelopen jaren nauwkeurig beoordeeld door middel van studies, Commissieverslagen en discussies in het kader van het Europees justitieel netwerk 8 . Ter ondersteuning van relevante, uitgebreide en actuele analyses en conclusies over de praktische werking van de verordening (als aanvulling op de bevindingen van andere evaluaties), heeft de Commissie in 2017 overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving een REFIT-evaluatie (gezonde regelgeving) uitgevoerd, om de werking van het instrument te beoordelen aan de hand van de vijf verplichte evaluatiecriteria van doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde.

    De bevindingen van het REFIT-evaluatieverslag werden gebruikt als basis voor de probleemstelling in de effectbeoordeling bij dit voorstel. De voornaamste conclusies worden hieronder vermeld.

    Met betrekking tot het traditionele kanaal voor de verzending van stukken naar een andere lidstaat met het oog op de betekening of kennisgeving aldaar - verzending via de zogenaamde verzendende en ontvangende instanties - bleek uit de evaluatie dat deze manier van werken tekortschiet in die zin dat een en ander nog steeds langzamer en minder doeltreffend verloopt dan verwacht. Hoewel de door het EU-instrument in 2000 ingevoerde nieuwe structuren in vergelijking met de werkstromen in het kader van de eerdere Haagse verdragen een zichtbare verbetering brachten wat betreft de tijd die voor de afhandeling van aanvragen nodig is, worden de in de verordening voorgestelde termijnen regelmatig niet gehaald. Met name wordt het potentieel van recente technologische ontwikkelingen niet volledig gerealiseerd. Ofschoon de verordening in “technologie-neutrale” bewoordingen is gesteld, wordt in de praktijk geen gebruik gemaakt van moderne communicatiekanalen. Dit is deels te wijten aan ingesleten gewoonten, deels aan juridische belemmeringen en deels aan het gebrek aan interoperabiliteit van de nationale IT-systemen. In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat in dit verband met een geringe investering aanmerkelijke verbetering zou kunnen worden bereikt door te vertrouwen op de EU-outputs en reeds bestaande wettelijke normen.

    Ten aanzien van de alternatieve methoden voor de verzending en betekening en kennisgeving van stukken die kunnen dienen als rechtstreekse kanalen voor de betekening en kennisgeving van stukken op het grondgebied van andere lidstaten, werd in de evaluatie geconcludeerd dat zij weliswaar soepeler oplossingen bieden ter ondersteuning van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures, maar op een aantal manieren toch zouden kunnen worden verbeterd: betekening of kennisgeving per post (artikel 14) krachtens de verordening is een populaire, snelle en betrekkelijk goedkope manier om het stuk aan degene voor wie het is bestemd af te geven, maar is niet erg betrouwbaar en mislukt vaak. De zogenaamde rechtstreekse betekening of kennisgeving krachtens artikel 15 van de verordening biedt een betrouwbare oplossing, die echter maar beperkt toegankelijk is. Dienaangaande levert het voorstel een gerichte bijdrage met het oog op een verbetering van de doeltreffendheid van de bestaande methoden. De verordening vult bovendien de lijst van alternatieve methoden voor de grensoverschrijdende verzending en betekening en kennisgeving van stukken aan met de methode van de elektronische betekening of kennisgeving, en voert daarmee een virtueel equivalent in voor de betekening of kennisgeving per post.

    De verbetering van de bestaande kanalen voor verzending en betekening en kennisgeving in de verordening zal hand in hand gaan met de versterking van de bescherming van de rechten van verdediging van degene voor wie het stuk is bestemd. Gerichte interventies zullen een eind helpen maken aan de onzekerheid over de uitoefening van het recht van weigering (in artikel 8) of de bepaling inzake beslissingen bij verstek (artikel 19).

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het onderhavige voorstel houdt nauw verband met het voorstel tot wijziging van de verordening betreffende bewijsverkrijging. De twee voorstellen worden door de Commissie samen aangeboden en vormen een pakket voor de modernisering van de justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken.

    Het voorstel is verenigbaar met de bestaande EU-instrumenten op het beleidsterrein van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. De verordening draagt in feite bij tot de doeltreffendheid van deze instrumenten door te zorgen voor het soepele verkeer van beslissingen binnen de EU: daar waar deze EU-verordeningen de behoorlijke betekening of kennisgeving van stukken ter inleiding van procedures als een noodzakelijke voorwaarde beschouwen voor de erkenning en tenuitvoerlegging van in andere lidstaten gegeven beslissingen, stelt de verordening inzake de betekening en kennisgeving van stukken het kader vast waarbinnen deze behoorlijke kennisgeving of betekening moet worden verricht.

    Samenhang met andere beleidsterreinen van de EU

    In de EU-agenda voor justitie voor 2020 wordt onderstreept dat met het oog op het vergroten van het wederzijds vertrouwen van de EU-lidstaten in elkaars rechtsstelsels, moet worden nagegaan of het nodig is de procedurele rechten in burgerlijke zaken te versterken, bijvoorbeeld wat betreft de betekening en kennisgeving van stukken 9 . De beoogde verbetering van het kader voor justitiële samenwerking in de EU is ook in overeenstemming met de doelstellingen die de Commissie nastreeft met de strategie voor de digitale eengemaakte markt 10 : wat e-overheid betreft, wijst de strategie op de noodzaak het overheidsbestuur (inclusief de rechterlijke macht) te moderniseren, grensoverschrijdende interoperabiliteit te realiseren en de interactie met de burgers te vergemakkelijken.

    In overeenstemming hiermee heeft de Commissie in haar werkprogramma voor 2018 toegezegd voorstellen in te dienen tot herziening van de verordening betreffende bewijsverkrijging en de verordening betreffende betekening en kennisgeving van stukken 11 .

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag is artikel 81 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen). Lid 2, onder b) en d), van dit artikel verleent de EU de bevoegdheid om, met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de interne markt, maatregelen vast te stellen die de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken beogen.

    Subsidiariteit

    Het beleidsterrein van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken heeft altijd de totstandbrenging als doel gehad van een werkelijke ruimte van rechtvaardigheid, waar rechterlijke beslissingen circuleren en krachtens een rechtsstelsel tot stand gekomen wettelijke situaties binnen de EU zonder onnodige belemmeringen grensoverschrijdend worden erkend. Deze benadering is gebaseerd op de overtuiging dat zonder een echte justitiële ruimte de vrijheden die aan de eengemaakte markt ten grondslag liggen, niet ten volle kunnen worden benut.

    De met dit initiatief aan te pakken problemen doen zich voor in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures (die per definitie buiten de reikwijdte van de nationale rechtsstelsels vallen) en zijn het gevolg van hetzij onvoldoende samenwerking tussen de autoriteiten en ambtenaren van de lidstaten, hetzij onvoldoende interoperabiliteit en samenhang tussen binnenlandse systemen en rechtskaders. Regels op het gebied van het internationaal privaatrecht worden vastgesteld in verordeningen, omdat dat de enige manier is om te zorgen voor de gewenste eenvormigheid. Hoewel in principe niets de lidstaten belet om de manier waarop zij communiceren, te digitaliseren, blijkt uit ervaringen uit het verleden en verwachtingen omtrent hetgeen zou gebeuren zonder EU-optreden, dat er zeer traag vooruitgang zou worden geboekt en dat, zelfs wanneer de lidstaten maatregelen zouden treffen, de interoperabiliteit niet kan worden gewaarborgd zonder een kader uit hoofde van het EU-recht. De doelstelling van het voorstel kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan alleen op het niveau van de Unie worden bereikt.

    De EU-meerwaarde bestaat in het verder verbeteren van de doelmatigheid en de snelheid van de gerechtelijke procedures, door te zorgen voor eenvoudigere en snellere samenwerkingsmechanismen voor de betekening en kennisgeving van stukken, waardoor de rechtsbedeling in zaken met grensoverschrijdende gevolgen wordt verbeterd.

    Evenredigheid

    Het voorstel eerbiedigt het evenredigheidsbeginsel aangezien het niet verder gaat dan hetgeen nodig is om zijn doelstellingen te verwezenlijken. Het doet geen afbreuk aan de verschillende nationale regelingen voor de betekening en kennisgeving van stukken uit hoofde van verschillende rechtsstelsels. Hoewel de verordening een verordening “inzake de betekening en de kennisgeving van stukken” wordt genoemd, zijn de regels ervan in hoofdzaak gericht op de vaststelling van uniforme kanalen voor de verzending van stukken van de ene naar de andere lidstaat met het oog op de betekening of kennisgeving daarvan in die andere lidstaat.

    De begeleidende effectbeoordeling laat zien dat de voordelen van het voorstel opwegen tegen de kosten en dat de voorgestelde maatregelen evenredig zijn.

    Keuze van het instrument

    De verordening bevat een gemeenschappelijke reeks procedures voor alle lidstaten, die van wezenlijk belang is om te zorgen voor de geslaagde kennisgeving of betekening van stukken in grensoverschrijdende procedures. De verordening heeft zodoende de rechtszekerheid van de procedure helpen waarborgen, aangezien alle lidstaten nu dezelfde stappen volgen, dezelfde termijnen in acht moeten nemen en uniforme formulieren gebruiken. De verordening heeft het ook mogelijk gemaakt om al de informatie die in de lidstaten beschikbaar is te vergaren en in het e-justitieportaal te centraliseren. Dit heeft bijgedragen aan de coördinatie tussen de lidstaten. In het algemeen heeft de verordening grensoverschrijdende procedures aanzienlijk helpen versnellen, wat aanmerkelijke voordelen heeft opgeleverd wat betreft doeltreffendheid en doelmatigheid.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    De resultaten van de ex-postevaluatie van Verordening (EG) nr. 1393/2007, die bij de effectbeoordeling gaat, kunnen als volgt worden samengevat:

    De uitvoering van de verordening heeft de doeltreffendheid van de betekening en kennisgeving van stukken helpen verbeteren. Een deel van de verzamelde gegevens wijst er echter op dat de verordening niettemin nog steeds een aantal problemen voor de betrokken partijen oplevert en voor vertragingen of verwarring zorgt. De verordening heeft dus haar algemene, specifieke en operationele doelstellingen niet volledig verwezenlijkt.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Zoals vermeld in punt 1 van de toelichting is de uitvoering van de verordening de afgelopen jaren nauwkeurig beoordeeld door middel van studies, Commissieverslagen en discussies in het kader van het Europees justitieel netwerk 12 .

    Naast deze exercities heeft de Commissie belanghebbenden uitgebreid geraadpleegd. Eén openbare raadpleging, die werd gehouden van 8 december 2017 tot en met 2 maart 2018, had betrekking op zowel Verordening (EG) nr. 1393/2007 als Verordening (EG) nr. 1206/2001. Er werden in totaal 131 bijdragen ontvangen (vooral uit Polen, gevolgd door Duitsland, Hongarije en Griekenland). Op twee speciale bijeenkomsten van het Europees justitieel netwerk werden praktische problemen en mogelijke verbeteringen betreffende zowel de verordening inzake de betekening en de kennisgeving van stukken als de verordening inzake bewijsverkrijging besproken. Op 4 mei 2018 vond een speciale bijeenkomst met regeringsdeskundigen van de lidstaten plaats. Tot slot vond op 16 april 2018 een workshop plaats waaraan geselecteerde belanghebbenden deelnamen met een bijzonder belang bij kwesties op het gebied van grensoverschrijdende gerechtelijke procedures. De resultaten van deze evaluatie waren in het algemeen positief.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    Van januari tot mei 2018 is de deskundigengroep inzake modernisering van de justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken zes keer bijeengekomen 13 . Er werden twee uitgebreide vergelijkende juridische studies verricht over de wetgeving en praktijken van de lidstaten betreffende de betekening en kennisgeving van stukken teneinde vast te stellen welke problemen zich bij de uitvoering van de verordening kunnen voordoen 14 .

    Effectbeoordeling

    Dit voorstel wordt ondersteund door de effectbeoordeling die is opgenomen in het begeleidende werkdocument van de diensten van de diensten van de Commissie SWD(2018) 287.

    De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op zijn vergadering van 3 mei 2018 de ontwerp-effectbeoordeling bestudeerd en op 7 mei 2018 een positief advies met opmerkingen uitgebracht. DG Justitie heeft rekening gehouden met de aanbevelingen van de Raad en in het verslag wordt het verband tussen de twee initiatieven inzake justitiële samenwerking (het onderhavige initiatief en het initiatief tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1206/2001) nu beter toegelicht. De omschrijving van de voornaamste problemen en het basisscenario is verbeterd. De uitleg van de subsidiariteit van het instrument en van de EU-meerwaarde werd verbeterd. Bovendien zijn de conclusies van het evaluatieverslag over de doeltreffendheid verder ontwikkeld en is het deel met de beoordeling van de beleidsopties toegespitst op de voornaamste elementen, terwijl de analyse van de minder belangrijke problemen naar de bijlagen is verschoven.

    In de effectbeoordeling werden diverse wetgevende en niet-wetgevende opties geëvalueerd. Een aantal opties werd al in een vroeg stadium terzijde geschoven. Met het beleidspakket waaraan in de effectbeoordeling de voorkeur werd gegeven, zou de doeltreffendheid van de verordening worden verbeterd, hoofdzakelijk door het terugdringen van de kosten en de vertragingen. Met name twee wijzigingen die naar verwachting nuttig zullen zijn, kregen de nadruk: verplichte elektronische communicatie tussen de instanties en de bevordering van elektronische en rechtstreekse betekening en kennisgeving. Deze verbeteringen zouden de doeltreffendheid en snelheid van procedures ten goede komen en de lasten voor burgers en ondernemingen verminderen. De conclusie van de effectbeoordeling luidde dat het gebruik van elektronische communicatiemiddelen voor de digitalisering van de rechterlijke macht voordelen zou hebben doordat grensoverschrijdende gerechtelijke procedures en justitiële samenwerking zouden worden vereenvoudigd en versneld.

    Het voorkeurspakket maatregelen zou de rechtszekerheid vergroten door op EU-niveau vast te leggen hoe de betekening of kennisgeving van een stuk op passende, alternatieve (vervangende) wijze per post kan plaatsvinden wanneer het stuk niet aan degene voor wie het is bestemd persoonlijk kan worden overhandigd. In dergelijke gevallen zou er meer duidelijkheid bestaan over de toegestane wijzen van betekening en kennisgeving en ook sprake zijn van een consistentere praktijk, waarop men zich in alle lidstaten kan baseren.

    Het pakket verbetert ook de toegang tot de rechter en de rechtszekerheid doordat het maatregelen bevat die de beschikbare instrumenten voor het opsporen van degene voor wie het stuk is bestemd, verbeteren. Dit zal de doeltreffende en snelle betekening en kennisgeving van stukken helpen waarborgen.

    Het aan de hand van het basisscenario beoordeelde pakket maatregelen behelst de verplichte invoering van een specifiek uniform retourdocument (ontvangstbevestiging) dat bij betekening of kennisgeving per post op grond van de verordening moet worden gebruikt. Deze maatregel zal naar verwachting de kwaliteit van de betekening en kennisgeving per post verbeteren en zo het aantal gevallen verminderen waarin betekening of kennisgeving gebrekkig is vanwege i) een onvolledige ontvangstbevestiging of ii) onduidelijkheid over de vraag wie de stukken feitelijk in ontvangst heeft genomen.

    Het pakket maatregelen omvat ook een nieuwe maatregel, ter bevordering van de toegang tot de rechtstreekse betekening en kennisgeving van stukken, die het toepassingsgebied van artikel 15 van de verordening uitbreidt. Wanneer zowel i) verzendende instanties als ii) de rechters in de lidstaat van herkomst bij wie de procedure aanhangig is gemaakt op het grondgebied van alle lidstaten tot betekening of kennisgeving mogen overgaan, zou dat tot een directere en snellere verzending van stukken leiden in vergelijking met het basisscenario.

    In het basisscenario wordt de doelstelling de toegang tot de rechter en daarmee de bescherming van de rechten van partijen te bevorderen, door de verordening niet volledig verwezenlijkt. Op grond van het voorgestelde pakket maatregelen zou de voorspelbaarheid van de procedure naar verwachting toenemen als gevolg van de wijziging van de bepalingen in de verordening over de verplichting de informatie over het recht op weigering altijd via het standaardformulier in bijlage II te verstrekken, de verlenging van de termijn voor de uitoefening van het recht op weigering en de verduidelijking van de rol van het gerecht van oorsprong bij de beoordeling van de weigering (artikel 8 van de verordening). Bovendien draagt ook de optie inzake de nodige zorgvuldigheid die de rechter moet betrachten alvorens overeenkomstig artikel 19 van de verordening een verstekvonnis te wijzen, bij tot vergroting van de rechtszekerheid.

    De conclusie van de effectbeoordeling luidde dat de uitvoering van het pakket maatregelen in het algemeen doeltreffender wordt geacht dan het basisscenario en dat het pakket de rechtszekerheid sterk zou bevorderen.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Aangezien het gaat om een herziening van bestaande wetgeving waarop het programma van de Commissie voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (Refit) van toepassing is, heeft de Commissie gekeken naar mogelijkheden voor vereenvoudiging en lastenverlichting. De EU-wetgeving waarop dit voorstel betrekking heeft, is van toepassing op alle handelaren, waaronder micro-ondernemingen, zodat er op grond van dit voorstel voor dergelijke ondernemingen geen uitzondering wordt gemaakt.

    Het voorstel voert een kader in voor justitiële samenwerking dat in overeenstemming is met de strategie voor de digitale eengemaakte markt. Het zal de snelheid en doeltreffendheid van grensoverschrijdende procedures helpen verbeteren door de tijd te bekorten die het kost om stukken tussen instanties te verzenden en door ervoor te zorgen dat minder op communicatie op papier hoeft te worden vertrouwd. De veilige elektronische communicatie en uitwisseling van stukken tussen de gebruikers van het gedecentraliseerde IT-systeem zouden er door worden gewaarborgd en het voorstel zou voorzien in de automatische registratie van alle stappen van het proces. Het zou ook aandacht schenken aan aspecten in verband met de veiligheid, zodat alleen toegelaten deelnemers waarvan de identiteit is gecontroleerd, het systeem kunnen gebruiken.

    Het voorstel zal in de hele EU belemmeringen om een grensoverschrijdende procedure in te leiden, wegnemen, door te voorzien in de instrumenten die nodig zijn om informatie te achterhalen over de actuele woon- of verblijfplaats van degene voor wie het stuk is bestemd wanneer degene die het initiatief tot de betekening of kennisgeving van het stuk neemt daarover niet beschikt (“verblijfplaats onbekend”) of wanneer de informatie waarover hij beschikt niet correct blijkt te zijn.

    Het vergroten van de doeltreffendheid van de betekening en kennisgeving per post door de invoering van een specifiek retourdocument zal de kwaliteit van de betekening en kennisgeving per post verbeteren en onnodige kosten en vertragingen tegengaan. Wanneer slechts in de helft van het aantal gevallen waarin thans sprake is van problemen met de juridische beoordeling van de teruggestuurde ontvangstbevestigingen, betekening of kennisgeving per post in de toekomst succesvol zou zijn, zou jaarlijks 2,2 miljoen EUR kunnen worden bespaard, een bedrag dat thans wordt verspild door de mislukte betekening of kennisgeving per brievenpost.

    Door de bepalingen inzake de procedurele rechten van partijen te wijzigen (artikel 8 en artikel 19 van de verordening) pakt het voorstel ook het probleem van de ontoereikende bescherming van de verweerder tegen de gevolgen van verstekvonnissen aan. Deze wijzigingen zullen naar verwachting het aantal gevallen doen verminderen waarin verstekvonnissen worden uitgesproken tegen verweerders die in een lidstaat woonachtig zijn en er geen weet van hadden dat er in het buitenland een procedure jegens hen was ingeleid. Volgens de ramingen van de effectbeoordeling zou een vermindering van het aantal verstekvonnissen in de EU met 10 % een kostenbesparing opleveren van 480 000 000 EUR per jaar, doordat burgers minder zouden hoeven uit te geven aan het instellen van rechtsmiddelen.

    Grondrechten

    In overeenstemming met de EU-agenda voor justitie voor 2020 15 heeft de Commissie ervoor gezorgd dat dit voorstel voorziet in de behoefte om de procedurele rechten in burgerlijke zaken te versterken teneinde het wederzijdse vertrouwen van de EU-lidstaten in elkaars rechtsstelsels te vergroten.

    Allereerst bevordert het voorstel de krachtens de verordening geldige elektronische betekening en kennisgeving van stukken, waardoor zij bijdraagt aan het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest betreffende het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht). Op die manier wordt de diversiteit van behoeften en van doeltreffende wijzen van betekening en kennisgeving erkend, aangezien het partijen vrij zou staan om elektronische correspondentie in grensoverschrijdende procedures te aanvaarden. Deze extra wijze van betekening en kennisgeving zal naar verwachting, samen met het voorgestelde “digitaal by default” -beginsel (alles in principe digitaal), de toegang tot de rechter bevorderen en ook procedures helpen bespoedigen. Bovendien zullen de kosten van de betekening en kennisgeving afnemen en zal de kans verminderen dat de betekening of kennisgeving van stukken volledig uitblijft wanneer de wijze waarop die betekening of kennisgeving plaatsvindt niet doeltreffend is.

    Ook zou de duidelijkheid die het voorstel verschaft over de definities en begrippen de rechtszekerheid vergroten en procedures op grond van de verordening bespoedigen. Het voorstel zou meer duidelijkheid en voorspelbaarheid bieden wat betreft de procedure voor de uitoefening van het recht op weigering van degene voor wie het stuk is bestemd en diens procedurele rechten beter beschermen, maar ook misbruik van het recht op weigering voorkomen en zo evenzeer de rechten van de eiser beschermen.

    In de tweede plaats zou het voorstel ook positieve effecten hebben op het gebied van non-discriminatie (artikel 18 VWEU). Het voorstel zou bijdragen aan een gelijke toegang tot de rechter, aangezien lidstaten vreemdelingen doeltreffende toegang moeten verschaffen tot de instrumenten die op hun grondgebied beschikbaar zijn voor het achterhalen van adressen. Dit zou waarborgen dat degene voor wie een stuk is bestemd dat ook werkelijk ontvangt. Bovendien zou het pakket maatregelen gestandaardiseerde juridische beginselen bevatten inzake de mogelijkheid om geen gebruik te maken van de verordening, maar van fictieve en alternatieve methoden uit hoofde van nationale wetgeving, wanneer degene voor wie het stuk is bestemd in een andere lidstaat woonachtig is. Deze beginselen beogen de dubbelzinnigheid en versnippering wat betreft de rechten van partijen in de lidstaten weg te nemen, waarvan thans in het basisscenario sprake is. Tot slot zou het pakket maatregelen ook een uniforme termijn vaststellen voor het instellen van verzet tegen een verstekvonnis. Deze bepalingen zouden bijdragen tot een gelijke bescherming van de procedurele rechten, ongeacht de lidstaat in kwestie.

    In de derde plaats zal de voorgestelde overgang naar het gebruik van elektronische communicatie waarschijnlijk gevolgen hebben voor de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest). De technische uitvoering en exploitatie van de elektronische infrastructuur zou door de lidstaten zelf worden bepaald en gecontroleerd, ook al is die infrastructuur deels ontwikkeld en gefinancierd op het niveau van de EU. De infrastructuur moet worden gebaseerd op een gedecentraliseerde architectuur. De vereisten inzake gegevensbescherming zouden daarom voor de diverse procedures uitsluitend op nationaal niveau van kracht zijn.

    Belangrijke externe factoren met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens in het kader van het voorgestelde beleidspakket zijn:

    de algemene verordening gegevensbescherming (GDPR) 16 , die vanaf mei 2018 van toepassing is en het bewustzijn zou moeten bevorderen en zou moeten aanzetten tot maatregelen om de beveiliging en integriteit van databases te waarborgen en tot snelle reacties op schendingen van de privacy binnen de rechterlijke macht; en

    aanhoudende bedreigingen van de cyberbeveiliging in de publieke sector. Pogingen tot aanvallen op openbare IT-infrastructuur zullen naar verwachting toenemen en de rechterlijke macht in de lidstaten treffen; het effect ervan kan worden versterkt door de toenemende verwevenheid van IT-systemen (op nationaal en op EU-niveau).

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Conform de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 17 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties, zal de verordening worden geëvalueerd en zal de Commissie een verslag indienen bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, uiterlijk vijf jaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing wordt. In de evaluatie zal worden nagegaan welke effecten de verordening in de praktijk heeft, op basis van indicatoren en een gedetailleerde analyse van de mate waarin de verordening geacht kan worden relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende EU-meerwaarde te bieden en coherent te zijn met andere beleidsmaatregelen van de EU. De evaluatie zal ook ingaan op opgedane ervaring om na te gaan of er lacunes of problemen zijn, dan wel mogelijkheden om de effecten van de verordening verder te verbeteren. De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is om het verslag op te stellen.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben. Het voorstel zal niet tot significante kosten leiden voor nationale overheden, maar eerder leiden tot besparingen. De nationale autoriteiten zullen naar verwachting baat hebben bij geringere kosten wat betreft betekening en kennisgeving per post, tijdsbesparing als gevolg van efficiëntere gerechtelijke procedures en minder administratieve lasten en loonkosten.

    De voornaamste kosten voor de lidstaten zullen voortvloeien uit de verplichting voor de verzendende en ontvangende instanties de communicatie elektronisch te laten plaatsvinden. De bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling laat echter zien dat deze kosten ruimschoots worden gecompenseerd door de directe voordelen die de overgang van communicatie op papier naar digitale communicatie naar verwachting zal opleveren.

    De belangrijkste financieringsmogelijkheden van de EU in het kader van de huidige financiële programma’s zijn het programma Justitie en de Connecting Europe Facility (CEF). Het programma Justitie (begroting 2018: 45,95 miljoen EUR) ondersteunt de capaciteit in de lidstaten inzake handhaving en rechtsmiddelen op het gebied van civiel recht en de toekomstige financieringsprioriteiten ervan zijn gericht op deze elementen, die ook relevant zijn voor het huidige initiatief. De CEF beschikt over veel meer begrotingsmiddelen (130,33 miljoen EUR in 2018) en biedt financiële steun voor IT-projecten ter facilitering van de grensoverschrijdende interactie tussen overheidsdiensten, bedrijven en burgers. Het wordt al op grote schaal gebruikt voor de financiering van de digitalisering en de werkzaamheden in verband met e-justitie op het gebied van civiel recht, met inbegrip van het Europees e-justitieportaal en de integratie van openbare documenten in nationale e-overheidssystemen en het systeem van gekoppelde ondernemingsregisters (Business Registers Interconnection System of "BRIS"). Het pakket meerjarig financieel kader (MFK) voor de prioriteit digitale transformatie, zoals bekendgemaakt op 2 mei 2018, voorziet in 3 miljard EUR voor een digitale component van de CEF ter financiering van infrastructuur voor digitale connectiviteit.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

    Er zal een solide systeem worden ingevoerd voor de monitoring van de verordening, waaronder een uitgebreide reeks kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en een duidelijk en gestructureerd rapportage- en monitoringproces. Dit is van belang om ervoor te zorgen dat de wijzigingen efficiënt worden uitgevoerd in de lidstaten en om na te gaan of de verordening erin geslaagd is haar doelstellingen te bereiken.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1

    Dit artikel wijzigt gedeeltelijk de structuur van de huidige bewoordingen en voert in de formulering van de werkingssfeer een onderscheid in tussen gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken. De huidige formulering van de bepaling inzake buitengerechtelijke stukken blijft ongewijzigd. Met betrekking tot gerechtelijke stukken maakt het voorstel echter duidelijk dat de verordening van toepassing is in alle situaties waarin degene voor wie het stuk is bestemd in een andere lidstaat woonachtig is. Daarmee beoogt de verordening een eind te maken aan de huidige slechte praktijk waarbij betekening of kennisgeving aan verweerders in een andere lidstaat wordt verricht op het grondgebied van de lidstaat van herkomst via alternatieve of fictieve wijzen van betekening of kennisgeving van stukken, wanneer het procesrecht van de lidstaat van herkomst daarin voorziet en ongeacht de informatie over het buitenlands adres van de verweerder waarover de rechter of rechterlijke instantie waarbij het geding aanhangig is gemaakt, beschikt. Op grond van de nieuwe formulering van de werkingssfeer zou het voor de rechter niet mogelijk zijn om dergelijke situaties binnen de werkingssfeer van de verordening te laten vallen door de betekening of kennisgeving van de stukken eenvoudigweg als “binnenlands” te kwalificeren.  

    Deze strengere norm, op grond waarvan alle fasen van de betekening of kennisgeving van stukken dwingend binnen de werkingssfeer van de verordening vallen wanneer degene voor wie het stuk is bestemd in een andere lidstaat woonachtig is, is alleen van toepassing op de betekening of kennisgeving van de stukken waarmee de procedure wordt ingeleid. De betekening of kennisgeving waarbij het stuk dat iemand op de hoogte stelt van de inleiding van een procedure in het buitenland wordt afgegeven aan degene voor wie het is bestemd, is van eminent belang voor de bescherming van de rechten van de verdediging en moet daarom met passende waarborgen worden versterkt. Voor de gevallen van betekening of kennisgeving die zich vervolgens gedurende een gerechtelijke procedure voordoen, is extra bescherming minder relevant. Op deze stukken kan immers het voorgestelde nieuwe artikel 7 bis worden toegepast. Bovendien mogen in de nationale wetgeving bepalingen worden gehandhaafd die degene voor wie een stuk is bestemd ertoe verplichten een vertegenwoordiger aan te wijzen aan wie de stukken op het grondgebied van de lidstaat van herkomst kunnen worden betekend of ter kennis kunnen worden gebracht.

    Lid 2 maakt duidelijk dat artikel 3 quater van de verordening ook van toepassing is op situaties waarin het adres van degene voor wie het stuk is bestemd onbekend is.

    Lid 3 van het artikel herhaalt de bewoordingen van overweging 8 van de vigerende verordening, wat rechtszekerheid schept betreffende het wetgevend karakter van deze bepaling.

    Artikel 3 bis

    Dit artikel bepaalt dat de communicatie en uitwisseling van stukken tussen verzendende en ontvangende instanties elektronisch plaatsvindt, via een gedecentraliseerd IT-systeem, dat is samengesteld uit nationale IT-systemen die onderling zijn verbonden door een veilige en betrouwbare communicatie-infrastructuur. 

    Lid 6 waarborgt dat ingeval van een onvoorziene en uitzonderlijke verstoring van het IT-systeem alternatieve (traditionele) communicatiemiddelen worden gebruikt.

    De invoering van het nieuwe communicatiekanaal en de uitwisseling van stukken via het IT-systeem houdt eveneens in dat ook de artikelen 4 en 6 moeten worden aangepast.

    Artikel 3 quater

    Dit artikel bepaalt dat de lidstaten hulp moeten bieden bij het achterhalen van de verblijfplaats van een ontvanger in een andere lidstaat. Het voorstel biedt drie alternatieven, waarvan elke lidstaat er minstens een op zijn grondgebied moet bieden voor personen die vanuit andere lidstaten hun rechten doen gelden. Elke lidstaat moet de Commissie meedelen welke van de drie opties hij krachtens de verordening biedt. De drie opties zijn de volgende: rechtshulp via door de lidstaten aangewezen autoriteiten, het bieden van toegang tot bevolkingsregisters via het e-justitieportaal, of het bieden van gedetailleerde informatie via het e-justitieportaal over de instrumenten die beschikbaar zijn om personen op het grondgebied van de betreffende lidstaat te lokaliseren.

    Artikel 7 bis

    Dit nieuwe artikel erkent de in verschillende lidstaten bestaande wetgeving en praktijk op grond waarvan buitenlandse partijen bij een procedure verplicht kunnen worden een vertegenwoordiger aan te wijzen voor de betekening of kennisgeving aan hen van stukken in de lidstaat van de procedure. Deze optie zou alleen maar beschikbaar zijn wanneer de betekening of kennisgeving van het stuk waarbij de procedure is ingeleid aan die partij naar behoren is verricht. Om buitenlandse partijen voor wie een dergelijke verplichting (het vinden en bekostigen van een dergelijke gemachtigde in een andere lidstaat) onoverkomelijke bezwaren oproept, een passend alternatief te bieden, voorziet de verordening in de mogelijkheid gebruik te maken van artikel 15 bis, onder b), inzake de elektronische betekening of kennisgeving van stukken.

    Artikel 8

    Het voorstel verbetert de procedure inzake het recht van degene voor wie het stuk bestemd is om te weigeren dit in ontvangst te nemen wanneer het niet in een passende taal is gesteld of vertaald. De wijzigingen zijn in overeenstemming met de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie 18 .

    Artikel 14

    Het voorstel verplicht de aanbieders van postdiensten om gebruik te maken van een specifiek retourdocument (ontvangstbevestiging) bij de betekening of kennisgeving per post krachtens de verordening.

    Lid 3 van het artikel introduceert een minimumnorm wat betreft personen die geacht moeten worden om in aanmerking te komen als vervangende ontvangers wanneer de aanbieder van de postdienst het document niet persoonlijk kan overhandigen aan degene voor wie het is bestemd. De oplossing is gebaseerd op artikel 14 van Verordening (EG) nr. 805/2004 19 en Verordening (EG) nr. 1896/2006 20 en het arrest van het Hof in zaak C-354/15, Henderson 21  

    Artikel 15

    Deze bepaling breidt het toepassingsgebied van het bestaande artikel in twee opzichten uit. Allereerst is niet langer vereist dat de aanvrager een belang bij de procedure heeft, waardoor het voor verzendende instanties en de rechter bij de wie de procedure aanhangig is gemaakt mogelijk wordt gebruik te maken van deze wijze van betekening of kennisgeving. In de tweede plaats zou het voortaan op het grondgebied van alle lidstaten mogelijk zijn om tot rechtstreekse betekening of kennisgeving over te gaan.

    Artikel 15 bis

    Het voorstel voert de elektronische betekening of kennisgeving van stukken in als een extra alternatieve wijze van betekening of kennisgeving krachtens de verordening. In feite behandelt deze bepaling deze vorm van betekening of kennisgeving van stukken als een equivalent van de betekening of kennisgeving per post. De bepaling legitimeert de rechtstreekse elektronische verzending van een stuk van de gebruikersaccount van de verzender naar de gebruikersaccount van de ontvanger als een geldige wijze van betekening of kennisgeving van stukken krachtens de verordening, mits aan een van de alternatieve voorwaarden onder a) of onder b) is voldaan.

    Artikel 19

    De wijzigingen in dit artikel werden voorgesteld om de bestaande versnippering in nationale stelsels te verminderen. Het voorstel bevat twee belangrijke wijzigingen. Allereerst wordt de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, ertoe verplicht om een waarschuwing over de inleiding van de procedure of over het verstekvonnis te verzenden naar de beschikbare gebruikersaccount van de niet verschenen verweerder. In de tweede plaats is de termijn waarbinnen buitengewoon beroep kan worden ingesteld van lid 4, uniform gesteld op twee jaar te rekenen vanaf de afgifte van het verstekvonnis.

    Artikel 23 bis

    Deze bepaling geeft aan dat de Commissie een gedetailleerd programma voor monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening zal opstellen.

    Artikel 24

    Deze bepaling geeft aan dat de Commissie een evaluatie van deze verordening zal uitvoeren overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie en de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven, en verslag zal doen over de belangrijkste bevindingen aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    2018/0204 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (betekening en kennisgeving van stukken)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 22 ,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 23 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)In het belang van de goede werking van de interne markt is het nodig de verzending en de betekening en kennisgeving tussen de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken te verbeteren en te versnellen.

    (2)Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad 24 bevat regels inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken.

    (3)De toenemende juridische integratie van lidstaten, waar de afschaffing van het exequatur (intermediaire procedure) de algemene regel is geworden, heeft de grenzen van de regels in Verordening (EG) nr. 1393/2007 aan het licht gebracht.

    (4)Om te zorgen voor een snelle verzending van stukken naar andere lidstaten met het oog op betekening of kennisgeving daar, moet gebruik worden gemaakt van alle geschikte middelen die de moderne communicatietechnologie biedt, mits bepaalde voorwaarden inzake de integriteit en betrouwbaarheid van het ontvangen stuk in acht worden genomen. Daartoe moet alle communicatie en uitwisseling van stukken tussen de door de lidstaten aangewezen instanties en organen worden uitgevoerd via een gedecentraliseerd IT-systeem, dat uit nationale IT-systemen is samengesteld.

    (5)De ontvangende instantie moet degene voor wie het stuk is bestemd er in alle omstandigheden en zonder discretionaire bevoegdheid in dit opzicht, door middel van het modelformulier schriftelijk van in kennis stellen dat hij kan weigeren het te betekenen of ter kennis te brengen stuk in ontvangst te nemen indien het niet is gesteld in een taal die hij begrijpt of in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van betekening of kennisgeving. Dit moet ook gelden voor elke betekening of kennisgeving die volgt nadat degene voor wie het stuk is bestemd, gebruik heeft gemaakt van zijn weigeringsrecht. Het recht op weigering moet ook gelden voor de betekening of kennisgeving door medewerkers van ambassades en consulaten, betekening of kennisgeving door postdiensten en rechtstreekse betekening of kennisgeving. Het moet mogelijk zijn om de betekening of kennisgeving van een geweigerd stuk te regulariseren door aan degene voor wie het stuk is bestemd, een vertaling van het stuk te betekenen of ter kennis te brengen.

    (6)Wanneer degene voor wie het stuk is bestemd, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen, moet de rechter of autoriteit bij wie de gerechtelijke procedure tijdens welke de betekening of kennisgeving noodzakelijk werd, aanhangig werd gemaakt, nagaan of die weigering gerechtvaardigd was. Daartoe moet die rechter of autoriteit rekening houden met alle relevante informatie die in het dossier is opgenomen of die hij tot zijn beschikking heeft, om de werkelijke taalvaardigheden vast te stellen van degene voor wie het stuk is bestemd. Bij het beoordelen van de taalvaardigheden van degene voor wie het stuk is bestemd, kan de rechter rekening houden met feitelijke gegevens als documenten die door degene voor wie het stuk is bestemd in de betrokken taal op schrift zijn gesteld, de vraag of diens beroep bepaalde taalvaardigheden veronderstelt (is hij bijvoorbeeld leraar of tolk), de vraag of hij een burger is van de lidstaat waar de gerechtelijke procedure plaatsvindt of de vraag of hij voorheen enige tijd in die lidstaat woonachtig was. Een dergelijke beoordeling moet achterwege blijven wanneer het stuk werd opgesteld of vertaald in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van betekening of kennisgeving.

    (7)Doeltreffendheid en snelheid in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures vereisen directe, snelle kanalen voor de betekening en kennisgeving aan personen in andere lidstaten. Bijgevolg moet het voor iemand die belang heeft bij een gerechtelijke procedure of een rechter of autoriteit bij wie een gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt, mogelijk zijn om stukken rechtstreeks elektronisch te betekenen of ter kennis te brengen op de digitale gebruikersaccount van degene voor een wie stuk is bestemd en die in een andere lidstaat woonachtig is. De voorwaarden voor het gebruik van een dergelijke rechtstreekse elektronische betekening of kennisgeving moeten ervoor zorgen dat elektronische gebruikersaccounts alleen maar voor de betekening of kennisgeving van stukken worden gebruikt wanneer er passende waarborgen zijn voor de bescherming van de belangen van de degene voor het stuk is bestemd, hetzij door middel van strenge technische normen hetzij in de vorm van de uitdrukkelijke toestemming van degene voor wie het stuk is bestemd.

    (8)De reeds bestaande rechtstreekse kanalen voor verzending en betekening of kennisgeving van stukken moeten worden verbeterd, zodat zij betrouwbare en algemeen toegankelijke alternatieven bieden voor de traditionele verzending via de ontvangende instanties. Daartoe moeten aanbieders van postdiensten wanneer zij een postdienst verrichten uit hoofde van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1393/2007 gebruik maken van een specifieke ontvangstbevestiging. Zo ook moet het voor eenieder die belang heeft bij een gerechtelijke procedure en voor rechters of autoriteiten bij wie een gerechtelijke procedure aanhangig is gemaakt, mogelijk zijn om op het grondgebied van alle lidstaten de betekening of kennisgeving van stukken rechtstreeks te verrichten via deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat.

    (9)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. In het bijzonder beoogt deze verordening te zorgen voor de volledige eerbiediging van de rechten van de verdediging van degene aan wie het stuk is gericht en die zijn ontleend aan het recht op een eerlijk proces, dat is neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten.

    (10)Teneinde een snelle aanpassing van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1393/2007 mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I, II en IV, bij die verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    ----------------------------

    *Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven; OJ L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

    (11)Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven dient de Commissie deze verordening te evalueren op basis van via specifieke monitoringregelingen verzamelde informatie, om de daadwerkelijke effecten van de verordening en de behoefte aan verdere acties na te gaan.

    (12)Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de totstandbrenging van een rechtskader om de snelle en doeltreffende verzending en betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke in de lidstaten te waarborgen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen op grond van het subsidiariteitsbeginsel als neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

    (13)Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, [hebben/heeft] [het Verenigd Koninkrijk] [en] [Ierland] te kennen gegeven dat [het/zij wenst/wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening] [het/zij niet deelneemt/deelnemen aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat/lidstaten].

    (14)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze derhalve niet bindend voor noch van toepassing op Denemarken.

    (15)Verordening (EG) nr. 1393/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 1393/2007 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1
    Werkingssfeer en definities

    1.Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en in handelszaken, op de betekening of kennisgeving van:

    (a)gerechtelijke stukken aan personen die hun woonplaats hebben in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de gerechtelijke procedure plaatsvindt;

    (b)buitengerechtelijk stukken die van een lidstaat naar een andere lidstaat moeten worden verzonden.

    Deze verordening is met name niet van toepassing in fiscale, douane- en/of administratieve zaken of in het geval van aansprakelijkheid van de staat voor handelingen of omissies bij de uitoefening van het overheidsgezag (acta iure imperii).

    2.Met uitzondering van artikel 3 quater is deze verordening niet van toepassing indien het adres van degene aan wie het stuk moet worden betekend of ter kennis moet worden gebracht, onbekend is.

    3.Deze verordening is niet van toepassing op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij.

    4.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (a)“lidstaat” : alle lidstaten met uitzondering van Denemarken.

    (b)“lidstaat van het forum”: de lidstaat waar de gerechtelijke procedure plaatsvindt.”.

    (2)Artikel 2, lid 4, onder c), komt als volgt te luiden:

    “c)de wijze waarop zij in de in artikel 3 bis, lid 4), bedoelde gevallen stukken kunnen ontvangen”.

    (3)De volgende artikelen 3 bis, 3 ter en 3 quater worden ingevoegd:

    “Artikel 3 bis
    Door verzendende en ontvangende instanties en centrale organen te gebruiken communicatiemiddelen

    1.Stukken, aanvragen, bevestigingen, ontvangstbewijzen, certificaten en alle communicatie die op basis van de modelformulieren in bijlage I plaatsvindt tussen de verzendende en ontvangende instanties, tussen die instanties en de centrale organen of tussen de centrale organen van de verschillende lidstaten, worden verzonden via een gedecentraliseerd IT-systeem dat is samengesteld uit nationale IT-systemen die onderling zijn verbonden door een communicatie-infrastructuur die de veilige en betrouwbare grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen die nationale IT-systemen mogelijk maakt.

    2.Het algemene rechtskader voor het gebruik van vertrouwensdiensten van Verordening (EU) nr. 910/2014 van de Raad* is van toepassing op de stukken, aanvragen, bevestigingen, ontvangstbewijzen, certificaten en alle communicatie die via het in lid 1 bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem worden verzonden.

    3.Indien de in lid 1 bedoelde stukken, aanvragen, bevestigingen, ontvangstbewijzen, certificaten en andere communicatie een zegel of met de hand geschreven handtekening vereisen of daarvan zijn voorzien, mogen in plaats daarvan “gekwalificeerde elektronische zegels” en “gekwalificeerde elektronische handtekeningen”, als omschreven in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden gebruikt.

    4.Indien de verzending overeenkomstig lid 1 onmogelijk is wegens een onvoorziene en uitzonderlijke verstoring van het gedecentraliseerde IT-systeem vindt de verzending plaats op de snelst mogelijke alternatieve wijze.

    ----------------------------------------

    *    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

    Artikel 3 ter
    Kosten van de invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem

    1.Elke lidstaat draagt de kosten van de installatie, de exploitatie en het onderhoud van zijn toegangspunten tot de communicatie-infrastructuur waardoor de nationale IT-systemen in het kader van het in artikel 3 bis bedoelde gedecentraliseerde systeem zijn verbonden.

    2.Elke lidstaat draagt de kosten in verband met het zodanig invoeren en aanpassen van zijn nationale IT-systemen dat deze interoperabel zijn met de communicatie-infrastructuur, alsmede de kosten van het beheer, de exploitatie en het onderhoud van die systemen.

    3.De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om in het kader van de financiële programma’s van de Unie subsidies aan te vragen ter ondersteuning van de in die leden bedoelde activiteiten.

    Artikel 3 quater
    Hulp bij het achterhalen van adressen

    1.Wanneer het adres van de persoon aan wie een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk in een andere lidstaat betekend of ter kennis gebracht moet worden, niet bekend is, bieden de lidstaten op een of meer van de volgende wijzen hulp:

    (a)rechtshulp voor het vaststellen van het adres van de persoon aan wie een stuk betekend of ter kennis moet worden gebracht door de daartoe aangewezen autoriteiten op verzoek van het gerecht van de lidstaat waar een procedure aanhangig is gemaakt;

    (b)de mogelijkheid voor personen uit andere lidstaten om rechtstreeks bij een bevolkingsregister of een andere voor het publiek toegankelijke databank, een verzoek in te dienen om informatie over adressen, onder meer elektronisch door middel van een standaardformulier via het Europees e-justitieportaal;

    (c)gedetailleerde praktische richtsnoeren inzake de mechanismen die in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken en met het doel de informatie voor het publiek beschikbaar te maken, voorhanden zijn om het adres van personen vast te stellen.

    2.Elke lidstaat verstrekt de Commissie de volgende informatie:

    (a)de wijze van hulp die de lidstaat uit hoofde van lid 1 op zijn grondgebied zal bieden;

    (b)in voorkomend geval, de naam en het adres van de in de lid 1, onder a) en b), bedoelde instanties.

    De lidstaten stellen de Commissie van alle latere wijzigingen in die informatie in kennis.".

    (4)Artikel 4 wordt vervangen door:

    “Artikel 4
    Verzending van stukken

    1.De op grond van artikel 2 aangewezen instanties zenden elkaar de gerechtelijke stukken zo spoedig mogelijk rechtstreeks toe.

    2.Het te verzenden stuk gaat vergezeld van een aanvraag die volgens het modelformulier in de bijlage is opgesteld. Het formulier wordt in de officiële taal van de aangezochte lidstaat ingevuld of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht, of in een andere taal die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden. Elke lidstaat doet opgave van de officiële taal of talen van de Unie, andere dan zijn eigen taal of talen, die hij voor de invulling van het formulier aanvaardt.

    3.Het rechtsgevolg en de toelaatbaarheid als bewijs van de stukken die via het in artikel 3 bis bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem zijn verzonden, worden in gerechtelijke procedures niet louter ontkend vanwege de elektronische vorm daarvan. Wanneer papieren stukken met het oog op de verzending ervan via het gedecentraliseerde IT-systeem worden omgezet in elektronische vorm, hebben de elektronische kopieën of afdrukken ervan dezelfde geldigheid als de originele stukken.”.

    (5)Artikel 6 wordt vervangen door:

    “Artikel 6
    Ontvangst van stukken door de ontvangende instantie

    1.Bij de ontvangst van een stuk wordt de verzendende instantie een automatische ontvangstbevestiging toegezonden via het in artikel 3 bis bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem.

    2.Indien de aanvraag voor betekening of kennisgeving niet aan de hand van de toegezonden gegevens of stukken kan worden uitgevoerd, neemt de ontvangende instantie contact met de verzendende instantie op om de ontbrekende gegevens of stukken te verkrijgen.

    3.Indien de aanvraag voor betekening of kennisgeving duidelijk buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt of indien de betekening of kennisgeving niet mogelijk is omdat niet aan de vormvoorschriften is voldaan, worden de aanvraag en de toegezonden stukken na ontvangst aan de verzendende instantie teruggezonden, samen met het bericht van teruggave, overeenkomstig het modelformulier in bijlage I.

    4.Een ontvangende instantie die een stuk ontvangt, maar voor de betekening of kennisgeving ervan niet territoriaal bevoegd is, zendt het stuk, evenals de aanvraag, via het in artikel 3 bis bedoelde gedecentraliseerde systeem door aan de ontvangende instantie die in dezelfde lidstaat territoriaal bevoegd is, indien de aanvraag aan de in artikel 4, lid 2, bedoelde voorwaarden voldoet en stelt de verzendende instantie daarvan door middel van het modelformulier in bijlage I in kennis. Na ontvangst van het stuk en het verzoek door de ontvangende instantie die in dezelfde lidstaat territoriaal bevoegd is, wordt de verzendende instantie een automatische ontvangstbevestiging toegezonden via het in artikel 3 bis bedoelde gedecentraliseerde IT-systeem.”.

    (6)Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 7 bis
    De verplichting een vertegenwoordiger aan te wijzen met het oog op betekening of kennisgeving in de lidstaat van het forum

    1.Wanneer een stuk dat het geding inleidt aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht, kan het recht van de lidstaat van het forum in een andere lidstaat woonachtige partijen ertoe verplichten een vertegenwoordiger aan te wijzen die in de lidstaat van het forum stukken aan hen betekent of ter kennis brengt.

    2.Wanneer een partij niet voldoet aan de verplichting om in overeenstemming met lid 1 een vertegenwoordiger aan te wijzen en niet zijn instemming heeft betuigd met het gebruik van een elektronisch gebruikersaccount voor betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 15 bis, onder b), kan voor de betekening of kennisgeving van stukken tijdens de procedure elke methode van betekening of kennisgeving worden aangewend die het recht van de lidstaat van het forum toestaat, mits de betrokken partij over deze consequentie naar behoren is geïnformeerd.”.

    (7)Artikel 8 wordt vervangen door:

    “Artikel 8
    Weigering van ontvangst van een stuk

    1.De ontvangende instantie stelt degene voor wie het stuk is bestemd door middel van het in bijlage II opgenomen modelformulier in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht, in ontvangst te nemen, indien het niet is gesteld in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de volgende talen:

    (a)een taal die de degene voor wie het stuk is bestemd, begrijpt,

           of

    (b)de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in de aangezochte lidstaat zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht.

    2.Degene voor wie het stuk is bestemd, kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen op het ogenblik van de betekening of kennisgeving of binnen twee weken door het in bijlage II opgenomen standaardformulier aan de ontvangende instantie terug te zenden.

    3.Indien de ontvangende instantie ervan op de hoogte is gesteld dat de persoon voor wie het stuk is bestemd dit overeenkomstig de leden 1 en 2 weigert in ontvangst te nemen, stelt zij de verzendende instantie daarvan onmiddellijk door middel van het in artikel 10 bedoelde certificaat in kennis en zendt zij de aanvraag terug.

    4.Wanneer degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig de leden 1 en 2 heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen, toetst het gerecht of de autoriteit waarbij de gerechtelijke procedure gedurende welke de betekening of kennisgeving werd verricht, aanhangig is gemaakt, of de weigering gegrond was

    5.De betekening of kennisgeving van het stuk kan worden geregulariseerd door het stuk, vergezeld van een vertaling in een taal zoals bedoeld in lid 1, overeenkomstig deze verordening te betekenen of ter kennis te brengen aan degene voor wie het is bestemd. In dat geval is de datum van betekening of kennisgeving van het stuk die waarop het stuk, vergezeld van de vertaling, overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is betekend of ter kennis is gebracht. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan is de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking wordt genomen de datum van betekening of kennisgeving van het oorspronkelijke stuk als vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2.

    6.De leden 1 tot en met 5 zijn van toepassing op de andere wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken overeenkomstig afdeling 2.

    7.Voor de toepassing van lid 1 stellen diplomatieke of consulaire ambtenaren, wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 13 is verricht, of de autoriteit of persoon, wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 14 of artikel 15 bis is verricht, degene voor wie het stuk is bestemd in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen en dat geweigerde stukken naar deze ambtenaren of naar deze autoriteit of bevoegde persoon moeten worden gezonden.”.

    (8)In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door:

    "1.Wanneer alle formaliteiten met betrekking tot de betekening of kennisgeving van het stuk zijn verricht, wordt door middel van het modelformulier in bijlage I een certificaat betreffende de voltooiing van deze handelingen opgesteld en aan de verzendende instantie toegezonden.”.

    (9)De artikelen 14 en 15 worden vervangen door:

    “Artikel 14
    Betekening of kennisgeving per post

    1.De betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat woonachtige personen kan rechtstreeks door de postdiensten worden verricht bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging.

    2.Voor de toepassing van dit artikel vindt betekening en kennisgeving per post plaats met gebruikmaking van de specifieke ontvangstbevestiging in bijlage IV.

    3.Ongeacht het recht van de lidstaat van herkomst wordt betekening of kennisgeving per post ook geacht geldig te zijn verricht wanneer het stuk op het thuisadres van degene voor wie het stuk is bestemd, is afgegeven aan een volwassene die deel uitmaakt van hetzelfde huishouden als degene voor wie het stuk is bestemd of daar voor deze laatste werkzaam is, en die in staat en bereid is het stuk in ontvangst te nemen.

    Artikel 15
    Rechtstreekse betekening of kennisgeving

    1.De betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat woonachtige personen kan rechtstreeks worden verricht door de deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat.

    2.Elke lidstaat verstrekt de Commissie de informatie over de categorieën beroepsbeoefenaars of de bevoegde personen die de betekening of kennisgeving krachtens dit artikel op hun grondgebied mogen verrichten.”.

    (10)Het volgende artikel 15 bis wordt ingevoegd:

    “Artikel 15 bis
    Elektronische betekening of kennisgeving

    De betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat woonachtige personen kan rechtstreeks elektronisch worden verricht op een voor degene voor wie het stuk is bestemd toegankelijke gebruikersaccount, mits ten minste aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    (a)de stukken worden verzonden en in ontvangst genomen met gebruikmaking van gekwalificeerde diensten voor elektronisch aangetekende bezorging in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad;

    (b)na het begin van de gerechtelijke procedure heeft degene voor wie het stuk is bestemd de rechter of autoriteit bij wie de procedure aanhangig is gemaakt uitdrukkelijk toestemming gegeven om die specifieke gebruikersaccount te gebruiken voor de betekening of kennisgeving van stukken gedurende de gerechtelijke procedure.”.

    (11)De artikelen 17 en 18 worden vervangen door:

    “Artikel 17
    Wijzigingen van de bijlagen

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I, II en IV om de daarin opgenomen modelformulieren bij te werken of technisch aan te passen.

    Artikel 18
    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.De in artikel 17 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie met ingang van … [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor onbepaalde tijd verleend.

    3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 17 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*.

    5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.Een overeenkomstig artikel 17 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

    (12)De volgende artikelen 18 bis en 18 ter worden ingevoegd:

    “Artikel 18 bis
    Invoering van het gedecentraliseerde IT-systeem

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter invoering van het gedecentraliseerde IT systeem als bedoeld in artikel 3 bis. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 18 ter, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 18 ter
    Comitéprocedure

    1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.".

    (13)Artikel 19 wordt vervangen door:

    “Artikel 19
    Niet-verschenen verweerder

    1.Wanneer een stuk dat het geding inleidt overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat de betekening of kennisgeving respectievelijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren en dat:

    (a)hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat voorgeschreven vormen voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen bestemd zijn; of

    (b)hetzij het stuk daadwerkelijk is afgegeven aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in deze verordening geregelde wijze,

    2.In afwijking van lid 1 kan de rechter een beslissing geven, ook wanneer geen certificaat van betekening, kennisgeving of afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)het stuk is op één van de in deze verordening geregelde wijzen toegezonden;

    (b)sedert het tijdstip van toezending van het stuk is een termijn verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval wordt vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen;

    (c)in weerwil van alle redelijke inspanningen die daartoe bij de bevoegde autoriteiten of organen van de aangezochte staat zijn aangewend, kon geen bewijs worden verkregen.

    3.Wanneer aan de voorwaarden in lid 2 is voldaan, worden er redelijke inspanningen verricht om via de beschikbare communicatiemiddelen, met inbegrip van middelen van moderne communicatietechnologie, de verweerder wiens adres of account de geadieerde rechter bekend is, mee te delen dat tegen hem een gerechtelijke procedure is ingesteld.

    4.Het bepaalde in de leden 1 en 2 belet niet dat de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of bewarende maatregelen kan nemen.

    5.Wanneer een stuk dat het geding inleidt overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder bij verstek is veroordeeld, kan de rechter, indien de termijn waarbinnen een rechtsmiddel had moeten worden aangewend is verstreken, de verweerder een nieuwe termijn toestaan waarbinnen hij het rechtsmiddel alsnog kan aanwenden, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)de verweerder heeft niet de gelegenheid gehad zich te verweren of een rechtsmiddel aan te wenden, doordat het stuk respectievelijk de beslissing hem, buiten zijn schuld, niet tijdig heeft bereikt;

    (b)de grieven van de verweerder zijn, naar het aanvankelijk oordeel van de rechter, niet van elke grond ontbloot.

    Een verzoek om verlening van een nieuwe termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel is slechts ontvankelijk indien het is ingediend binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de verweerder van de beslissing kennis heeft gekregen.

    Een dergelijk verzoek is niet ontvankelijk indien het meer dan twee jaar te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is gegeven, is ingediend.

    6.Wanneer de in lid 2 bedoelde periode van twee jaar te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is gegeven, is verstreken, mogen de bepalingen van nationaal recht die een buitengewone nieuwe termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel mogelijk maken, niet worden toegepast in het kader van een betwisting van de erkenning en de tenuitvoerlegging van die beslissing in een andere lidstaat.

    7.De leden 5 en 6 zijn niet van toepassing op beslissingen betreffende de staat of bekwaamheid van personen.”.

    (14)In artikel 23 wordt lid 1 vervangen door:

    "1.De lidstaten delen de Commissie de in de artikelen 2, 3, 3 quater, 4, 10, 11, 13 en 15 bedoelde gegevens mee. De lidstaten delen de Commissie mee of de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig hun recht binnen een bepaalde termijn als bedoeld in artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 2, moet worden verricht.”.

    (15)Het volgende artikel 23 bis wordt ingevoegd:

    "Artikel 23 bis
    Monitoring 

    1.Uiterlijk [twee jaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing is] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de monitoring van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening.

    2.In het monitoringprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en ander noodzakelijke bewijsstukken moeten worden verzameld. In het programma wordt tevens aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de gegevens en andere bewijsstukken te verzamelen en te analyseren.

    3.De lidstaten verstrekken de Commissie de gegevens en andere bewijsstukken die voor de monitoring nodig zijn.”.

    (16)Artikel 24 wordt vervangen door:

    “Artikel 24
    Evaluatie

    1.Ten vroegste [vijf jaar na de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing is] voert de Commissie een evaluatie van deze verordening uit en doet zij over de belangrijkste bevindingen verslag aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    2.De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor het opstellen van dat verslag.”.

    (17)Een nieuwe bijlage IV zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening wordt toegevoegd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van ..... [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van de verordening].

    Daarbij geldt echter het volgende:

    (a)artikel 1, punt 14), is van toepassing met ingang van... [12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening] en

    (b)artikel 1, punten 3), 4) en 5), is van toepassing met ingang van... [24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening].

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    (1)    Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (“betekening en kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad ( PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79).
    (2)    Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PB L 174 van 27.6.2001, blz. 1).
    (3)    Verdrag van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke zaken en handelszaken. Verdrag van 18 maart 1970 inzake de verkrijging van bewijs in het buitenland in burgerlijke en in handelszaken.
    (4)    De verordeningen zijn van toepassing in alle EU-landen, met uitzondering van Denemarken. Denemarken en de Europese Gemeenschap hebben op 19 oktober 2005 een parallelle overeenkomst inzake de betekening en de kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken gesloten, waarbij de bepalingen van de verordening inzake de betekening en kennisgeving van stukken en de maatregelen ter uitvoering ervan ook van toepassing worden op Denemarken. De overeenkomst is op 1 juli 2007 in werking getreden. Zie PB L 300 van 17.11.2005, blz. 55, en PB L 120 van 5.5.2006, blz. 23.
    (5)    Evaluatiestudie van de impact van het nationale procesrecht en de nationale procespraktijk op het vrije verkeer van beslissingen en op de gelijkwaardigheid en doeltreffendheid van de procedurele bescherming van de consument krachtens de EU-consumentenwetgeving (uitgevoerd door een consortium onder leiding van MPI Luxembourg), eindverslag, juni 2017, beschikbaar op https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/531ef49a-9768-11e7-b92d-01aa75ed71a1/language-en , blz. 60. Hierna de “MPI-studie uit 2017” genoemd.
    (6)    Dit cijfer is gebaseerd op ramingen van de economische studie van Deloitte ter ondersteuning van de effectbeoordeling. De ramingen zijn gebaseerd op gegevens van Eurostat, de Europese Commissie voor Efficiëntie in Justitie van de Raad van Europa (CEPEJ) en de Europese Commissie, en op informatie die is verzameld tijdens de interviews. Deloitte kreeg in het kader van overeenkomst nr. JUST/2017/JCOO/FW/CIVI/0087 (2017/07) de opdracht om de studie (hierna “de economische studie” genoemd) uit te voeren. Het eindverslag is nog niet gepubliceerd.
    (7)    COM(2013) 858 final van 4.12.2013.
    (8)    Zie de gedetailleerde lijst van deze exercities op blz. 15 van het evaluatieverslag in bijlage 8 van de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling, SWD (2018) 287 final.
    (9)    De EU-agenda voor justitie voor 2020 – Meer vertrouwen, mobiliteit en groei binnen de Unie (COM(2014) 144 final, blz. 8).
    (10)    COM(2015) 192 final van 6.5.2015, blz. 16.
    (11)    Werkprogramma van de Commissie voor 2018 – Een agenda voor een meer verenigd, sterker en meer democratisch Europa, COM(2017) 650 final van 24.10.2017, bijlage II, punten 10 en 11.
    (12)    Zie de gedetailleerde lijst van deze exercities op blz. 15 van het evaluatieverslag in bijlage 8 van de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling, SWD (2018) 287 final.
    (13)    De gedetailleerde lijst van deskundigen is te vinden in het register van deskundigengroepen van de Commissie, te vinden op: http://ec.europa.eu/transparency/regexpert/index.cfm?do=groupDetail.groupDetail&groupID=3561&news
    (14)    Een studie van de Commissie met een vergelijkende juridische analyse van de wetgeving en praktijken van de lidstaten betreffende de betekening en kennisgeving van stukken werd uitgevoerd door een consortium (Universiteit van Firenze, Universiteit van Uppsala en DMI), http://collections.internetmemory.org/haeu/20171122154227/http://ec.europa.eu/justice/civil/files/studies/service_docs_en.pdf . De Commissie gaf de aanzet tot een evaluatiestudie van het nationale procesrecht en de nationale procespraktijk en de impact daarvan op het vrije verkeer van beslissingen en op de gelijkwaardigheid en doeltreffendheid van de procedurele bescherming van de consument krachtens de EU-consumentenwetgeving (uitgevoerd door een consortium onder leiding van MPI Luxembourg), https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/531ef49a-9768-11e7-b92d-01aa75ed71a1/language-en .
    (15)    De EU-agenda voor justitie voor 2020 – Meer vertrouwen, mobiliteit en groei binnen de Unie (COM(2014) 144 final, blz. 8).
    (16)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
    (17)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven; PB L 123 van 12.5.2016, blz. 14.
    (18)    Arrest van het Hof van 16 september 2015 in zaak C-519/13, Alpha Bank Cyprus, ECLI:EU:C:2015:603; Beschikking van het Hof van 28 april 2016 in zaak C-384/14, Alta Realitat S.L., ECLI:EU:C:2016:316.
    (19)    Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15).
    (20)    Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1).
    (21)    Arrest van 2 maart 2017, ECLI:EU:T:2017:157.
    (22)    PB C , , blz. .
    (23)    PB C , , blz. .
    (24)    Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79).
    Top

    Brussel,31.5.2018

    COM(2018) 379 final

    BIJLAGE

    bij

    het voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (betekening en kennisgeving van stukken)

    {SEC(2018) 272 final}
    {SWD(2018) 286 final}
    {SWD(2018) 287 final}


    BIJLAGE

    BIJLAGE IV
    Voor betekening of kennisgeving per post krachtens artikel 14 te gebruiken ontvangstbevestiging

    Ontvangstbevestiging

    voor de betekening of kennisgeving per post van gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken

    (Artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1393/2007)

    Uniek referentienummer van de zending:

    Afzender:

    Naam:

    Geadresseerde:

    Naam:

    Naam ontvanger:

    Handtekening ontvanger:

    Ontvangstbevestiging moet naar het volgende adres worden gestuurd:

    Adres van afgifte:

    Datum afgifte/retourzending stuk:

    dd mm jjjj

    Straat:

    Nr.:

    Straat:

    Nr.:

    AFGEGEVEN

    aan:

    GERETOURNEERD

    om de volgende reden:

    Plaats:

    Plaats:

    Geadresseerde:

    Adres onbekend:

    Postcode:

    Postcode:

    Vertegenwoordiger:

    Geadresseerde onbekend:

    Land:

    Land:

    Meerderjarige woonachtig op hetzelfde adres:

    Onbestelbaar:

    Aanvaarding geweigerd:

    Voor de aanbieder van de postdienst:

    Werknemer van de geadresseerde:

    Geadresseerde verhuisd:

    Top