Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0354

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico's en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341

    COM/2018/354 final

    Brussel, 24.5.2018

    COM(2018) 354 final

    2018/0179(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico's en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341

    (Voor de EER relevante tekst)

    {SEC(2018) 257 final}
    {SWD(2018) 264 final}
    {SWD(2018) 265 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Voorliggend voorstel is onderdeel van een breder initiatief van de Commissie rond duurzame ontwikkeling. Het leg de basis voor een EU-kader dat ecologische, sociale en governance- (ESG) overwegingen centraal stelt in het financiële bestel, om de omvorming van de Europese economie naar een groener, veerkrachtiger en circulairder systeem te ondersteunen. Bij het nemen van beleggingsbeslissingen moet rekening worden gehouden met ESG-factoren om de beleggingen duurzamer te maken.

    Voorliggend voorstel en de wetgevingshandelingen die daarmee samen worden voorgesteld, beogen ESG-overwegingen coherent en sectoroverschrijdend te integreren in het beleggings- en adviesproces. Dit moet ervoor zorgen dat financiëlemarktdeelnemers — instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), beheermaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (abi-beheerders), verzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's), beheerders van Europese durfkapitaalfondsen (EuVECA's), beheerders van Europese sociaalondernemerschapsfondsen (EuSEF's), beleggingsondernemingen — die van hun cliënten of begunstigden een mandaat ontvangen om namens hen beleggingsbeslissingen te nemen, ESG-overwegingen in hun interne processen integreren en hun cliënten hierover informeren. Voorliggend voorstel zou er ook voor zorgen dat beleggingsondernemingen en verzekeringstussenpersonen die advies aanbieden ESG-overwegingen als aanjagers van waarde beschouwen in het advies dat zij aanbieden in het kader van hun verplichtingen jegens beleggers en dat zij beleggers de desbetreffende informatie verstrekken. Voorts voeren de voorstellen, om beleggers te helpen de koolstofvoetafdruk van beleggingen te vergelijken, nieuwe categorieën lagekoolstofbenchmarks en benchmarks met een positieve koolstofimpact in. Die voorstellen, die elkaar onderling versterken, dienen beleggingen in duurzame projecten en activa in de EU te bevorderen.

    Het pakket van de Commissie sluit aan bij internationale inspanningen met het oog op een duurzamere economie. Regeringen over de hele wereld hebben gekozen voor een duurzamer pad voor onze planeet en onze economie door het goedkeuren van het Akkoord van Parijs van 2016 over klimaatverandering en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN).

    De EU zet zich in voor een ontwikkeling die in de huidige behoeften voorziet zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Duurzaamheid staat al lang centraal in het Europese project. In de EU-Verdragen worden de sociale en de milieudimensie erkend en wordt erop gewezen dat zij samen moeten worden aangepakt.

    In de Mededeling van de Commissie van 2016 over de volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst 1 worden de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG's) van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN gekoppeld aan het Europese beleidskader, zodat die doelstellingen van bij de aanvang zijn geïntegreerd in alle EU-acties en beleidsinitiatieven, zowel binnen de EU als over heel de wereld. De EU zet zich ook volledig in voor de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU voor 2030 en voor de integratie van duurzame ontwikkeling in het EU-beleid, zoals Jean-Claude Juncker heeft aangekondigd in de politieke richtsnoeren voor de Europese Commissie voor 2014 2 . Veel van de beleidsprioriteiten van de Commissie voor 2014-2020 zijn dan ook meegenomen in de EU-klimaatdoelstellingen en voeren de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN uit. Daarbij gaat het om het investeringsplan voor Europa 3 , het pakket circulaire economie, het pakket energie-unie, de evaluatie van de strategie voor de bio-economie van de EU 4 , de kapitaalmarktenunie 5  en de EU-begroting 2014-2020, inclusief het Cohesiefonds en onderzoeksprojecten. Daarnaast heeft de Commissie een multistakeholderplatform opgezet voor follow-up en uitwisseling van goede praktijken voor de uitvoering van de SDG's.

    Om de EU-duurzaamheidsdoelstellingen te verwezenlijken, zijn grote investeringen vereist. Volgens ramingen moet jaarlijks 180 miljard EUR extra worden geïnvesteerd alleen al om tegen 2030 de klimaat- en energiedoelstellingen te halen 6 . Een substantieel deel van die financiële stromen zal van de private sector moeten komen. Om deze investeringskloof te dichten moeten de private kapitaalstromen significant worden omgebogen naar duurzamere investeringen en moet het Europese financiële kader grondig worden herdacht.

    In dit verband heeft de Commissie in december 2016 een deskundigengroep op hoog niveau opgericht om een overkoepelende en alomvattende EU-strategie voor duurzame financiering te ontwikkelen. Het op 31 januari 2018 gepubliceerde verslag van de groep bood een alomvattende visie op duurzame financiering voor Europa en identificeerde twee vereisten voor het Europese financiële stelsel. Allereerst moet de bijdrage van de financiële sector aan duurzame en inclusieve groei worden verbeterd. In de tweede plaats moet de financiële stabiliteit worden versterkt door ecologische, sociale en governancefactoren mee te nemen in de besluitvorming over investeringen. Bij wijze van follow-up heeft de Commissie op 7 maart 2018 een actieplan over de financiering van duurzame groei 7 gepubliceerd.

    Financiële producten, of het nu gaat om beleggingsfondsen, levensverzekerings- of pensioenproducten en diensten op het gebied van vermogensbeheer, hebben tot doel het kapitaal van beleggers te bundelen en dat kapitaal collectief te beleggen via een portefeuille van financiële instrumenten zoals aandelen, obligaties en andere effecten. De bestaande regels in Richtlijn 2009/65/EG, 8 Richtlijn 2009/138/EG, 9 Richtlijn 2011/61/EU, 10 Richtlijn 2014/65/EU 11 en Richtlijn (EU) 2016/2341 12 verplichten institutionele beleggers en vermogensbeheerders weliswaar om in het belang van hun cliënten te handelen en ruimte te bieden voor de integratie van duurzaamheidsrisico's, maar houden er niet systematisch rekening mee en integreren deze niet op consistente wijze in hun beleggingsbeslissingen en informatieverschaffingsprocessen.

    Richtlijn 2009/65/EG en Richtlijn 2011/61/EU worden aangevuld met vier fondskaders:

    ·Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen 13 ,

    ·Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen 14 ,

    ·Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen 15 en

    ·Verordening 2017/1131 inzake geldmarktfondsen 16 .

    Het regelgevingslandschap voor financiële producten wordt aangevuld met distributieregels, met inbegrip van de regels inzake advies, vastgesteld in Richtlijn 2014/65/EU en Richtlijn (EU) 2016/97 17 . Deze richtlijnen verplichten beleggingsondernemingen en verzekeringstussenpersonen die advies aanbieden, zich in te zetten voor de belangen van hun cliënten, maar verplichten hen niet in hun advies expliciet rekening te houden met ESG-risico's, noch deze overwegingen openbaar te maken.

    Richtlijn (EU) 2016/2341 vormt een eerste stap in de richting van een beknopter kader voor informatieverschaffing in de financiëledienstensector met betrekking tot ESG-factoren. Richtlijn (EU) 2017/828 18 wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft heeft de transparantieverplichtingen voor institutionele beleggers en vermogensbeheerders vergroot door hen te verplichten een strategie inzake betrokkenheid, met een beschrijving van de wijze waarop zij ondernemingen waarin is belegd op niet-financiële prestaties, sociale en milieueffecten en corporate governance monitoren, te ontwikkelen en bekend te maken, en jaarlijks bekend te maken hoe hun betrokkenheidsbeleid is uitgevoerd. Er is echter nog steeds een gebrek aan transparantie over de wijze waarop institutionele beleggers, vermogensbeheerders en financiële adviseurs duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissings- of -adviesproces betrekken. Het gevolg is dat hun cliënten niet alle informatie krijgen die zij nodig hebben om hun beleggingsbeslissingen of -aanbevelingen te onderbouwen. Daarnaast stellen ondernemingen die onder Richtlijn 2014/95/EU 19 betreffende de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen vallen, die Richtlijn 2013/34/EU 20 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen heeft gewijzigd, niet-financiële verklaringen op over de ontwikkeling, prestaties, positie en impact van hun activiteiten, onder meer met betrekking tot milieu-, sociale en personeelsaangelegenheden.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Voorliggend voorstel voert extra vereisten in naast de bestaande elementen van de relevante wetgeving. Deze nieuwe elementen zijn in overeenstemming met de doelstellingen van de bestaande beleidsbepalingen op het beleidsgebied, met name Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97, Richtlijn (EU) 2016/2341, Verordening (EU) nr. 345/2013, Verordening (EU) nr. 346/2013 en Verordening (EU) 2015/760. Het voorstel stemt de regels in de verschillende wetgevingskaders op elkaar af en zorgt voor samenhang daarmee.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Europa wordt steeds meer geconfronteerd met de catastrofale en onvoorspelbare gevolgen van de klimaatverandering en de uitputting van hulpbronnen. Bijgevolg zijn meer duurzame economische groei, d.w.z. de overgang naar een koolstofarme, hulpbronnenefficiëntere en circulaire economie, meer transparantie en langetermijndenken en -plannen, onder waarborging van de stabiliteit van het financiële stelsel, van essentieel belang voor het concurrentievermogen van de EU-economie op lange termijn. Aangezien het financiële stelsel hierbij een cruciale rol speelt, moeten wij privaatkapitaal stimuleren om duurzamer te investeren. Dit denken staat centraal in het project voor de Kapitaalmarktenunie (KMU) 21 .

    Voorliggend voorstel vormt een aanvulling op deze doelstelling en een prioritaire actie in het kader van de tussentijdse evaluatie van de KMU, aangezien het maatregelen bevat om de transformatieve kracht van financiële technologie te benutten en privaat kapitaal te verschuiven naar duurzame investeringen. Het draagt bij tot de ontwikkeling van meer geïntegreerde kapitaalmarkten doordat het voor beleggers gemakkelijker wordt om van de eengemaakte markt te profiteren en met kennis van zaken beslissingen te nemen.

    Voorliggend voorstel maakt deel uit van een meer omvattend EU-pakket om de klimaat- en duurzameontwikkelingsagenda van de EU te verwezenlijken en is input voor de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2014-2020, zoals het beleid inzake schone lucht, het pakket circulaire economie, de strategie van de energie-unie, met inbegrip van het pakket schone energie voor alle Europeanen en de EU-strategie inzake de aanpassing aan de klimaatverandering. In tegenstelling tot de andere EU-initiatieven is dit voorstel uitdrukkelijk gericht op financieringsaspecten door de private sector. Het is in overeenstemming met de evaluatie van het Europees Systeem voor financieel toezicht 22 die voorziet in wijzigingen van de verordeningen tot oprichting van de Europese Bankautoriteit 23 , de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen 24 en de Europese Autoriteit voor effecten en markten 25 zodat de autoriteiten bij de uitoefening van hun taken rekening houden met risico's die met milieu-, sociale en governancefactoren verband houden. Op die manier zorgt het ervoor dat de activiteiten op de financiële markten beter aansluiten bij de duurzaamheidsdoelstellingen. Het voorstel van de Commissie betreffende een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP) voorziet in verschillende bekendmakingen met betrekking tot ESG-factoren 26 .

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    Voorliggend voorstel valt onder de gedeelde bevoegdheid overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en is gebaseerd op artikel 114 VWEU, dat de vaststelling mogelijk maakt van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van nationale bepalingen die betrekking hebben op de instelling en de werking van de interne markt.

    Informatieverschaffing aan eindbeleggers versterkt hun bescherming omdat deze erop gericht is dat hun beleggingskeuzes beter zijn onderbouwd. Momenteel kunnen eindbeleggers niet van de voordelen van de interne markt profiteren omdat er geen specifiek en coherent informatieverschaffingskader is voor de integratie van ESG-risico's door vermogensbeheerders, met inbegrip van beleggingsondernemingen die portefeuillebeheer verrichten, IBPV's en andere pensioenaanbieders, verzekeringsondernemingen die IBIP's beschikbaar stellen, verzekeringstussenpersonen en adviesaanbiedende beleggingsondernemingen. Bovendien ontvangen eindbeleggers momenteel geen coherente informatie over financiële producten en diensten die op duurzame beleggingen zijn gericht.

    Uit de analyse in het kader van de effectbeoordeling blijkt dat financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs wettelijk niet worden gestimuleerd om eindbeleggers te informeren over de manier waarop zij duurzaamheidsfactoren in hun beleggingsbeslissingsproces integreren. Dit maakt het op zijn beurt moeilijker en duurder voor eindbeleggers om met kennis van zaken beleggingen te kiezen. De informatieverschaffing in de sectoren vermogensbeheer, verzekeringen en pensioenen blijft onsystematisch, onsamenhangend en niet vergelijkbaar.

    In het effectbeoordelingsverslag werd vastgesteld dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de lidstaten en de financiëledienstensectoren. Er is ook sprake van een parallelle ontwikkeling van marktgebaseerde praktijken op basis van commercieel gestuurde prioriteiten die leiden tot uiteenlopende resultaten en dus tot verdere onnodige marktfragmentatie. Divergente standaarden voor informatieverschaffing en marktgebaseerde praktijken maken het zeer moeilijk om verschillende financiële producten en diensten met elkaar te vergelijken, scheppen oneerlijke voorwaarden voor verschillende financiële producten en diensten, fabrikanten en distributiekanalen, en werpen extra belemmeringen op voor de interne markt. Divergenties zijn ook verwarrend voor eindbeleggers en verstoren hun beleggingsbeslissingen en beperken de mogelijkheden voor duurzame beleggingen. Verschillende vereisten en benaderingen belemmeren de fundamentele vrijheden en hebben aldus een rechtstreeks effect op de werking van de interne markt. Als reactie op het Klimaatakkoord van Parijs zullen de lidstaten, aangezien financiëlemarktdeelnemers een belangrijke drijvende kracht vormen, waarschijnlijk ook bijkomende uiteenlopende nationale maatregelen nemen om duurzamere investeringen te stimuleren. Deze uiteenlopende maatregelen zouden echter belemmeringen kunnen creëren voor de goede werking van de interne markt en nadelig kunnen zijn voor de financiëlemarktdeelnemers. De regels inzake informatieverschaffing reguleren de toegang tot de markt voor deze financiële marktdeelnemers en financiële adviseurs niet, maar bepalen wel de wijze waarop hun activiteiten worden verricht. De regels ondersteunen de correcte en veilige werking van de interne markt, beschermen de concurrentie tussen verschillende financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs en waarborgen gedragsstimulansen voor innovatie. Bijgevolg is de passende rechtsgrondslag artikel 114 VWEU.

    De toegang tot de werkzaamheden van fondsbeheerder is geregeld bij Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013. De toegang tot werkzaamheden als IBPV is geregeld bij Richtlijn (EU) 2016/2341, als verzekeringsonderneming bij Richtlijn 2009/138/EG, als verlener van portefeuillebeheer bij Richtlijn 2014/65/EU en als financieel adviseur bij Richtlijn 2014/65/EU en Richtlijn (EU) 2016/97. Deze financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs zullen aan deze kaders onderworpen blijven, en de informatieverschaffingsregels die zij vaststellen zullen worden aangevuld met de informatieverschaffingsregels in deze nieuwe verordening.

    Voorliggend voorstel wijzigt Richtlijn (EU) 2016/2341, die op artikel 53, artikel 62 en artikel 114, lid 1, VWEU was gebaseerd. Het machtigt de Commissie gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de "prudent person"-regel wordt gespecificeerd met betrekking tot de inaanmerkingneming van ESG-risico's en de inaanmerkingneming van ESG-factoren in interne beleggingsbeslissingen en risicobeheerprocessen. Aangezien in algemene governance en algemeen risicobeheer reeds ESG-factoren en -risico's moeten worden geïntegreerd, moeten deze activiteiten zodanig worden georganiseerd dat zij voldoen aan de gedelegeerde handelingen. Aangezien de Commissie van plan is gebruik te maken van de huidige bevoegdheidsdelegaties op grond van Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG en Richtlijn 2011/61/EU om de integratie van ESG-risico's op grond van die richtlijnen te specificeren, voorzien de bevoegdheidsdelegaties op grond van Richtlijn (EU) 2016/2341 in middelen om zowel de consumentenbescherming als een gelijk speelveld tussen IBPV's en andere financiëlemarktdeelnemers te waarborgen. Aangezien de voorgestelde wijzigingen van Richtlijn (EU) 2016/2341 betrekking hebben op regels betreffende het beleggingsgedrag van IBPV's, is artikel 114 VWEU de passende rechtsgrondslag.

       Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    Voorliggend voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

    Volgens het subsidiariteitsbeginsel is een Unieoptreden alleen toegestaan als de beoogde doelstellingen niet door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt. De gesignaleerde problemen zijn niet beperkt tot het grondgebied van één lidstaat. Bijgevolg is het doel van het voorstel te zorgen voor een gecoördineerde oplossing voor de tekortkomingen die voortvloeien uit de huidige EU-wetgeving met betrekking tot financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs. De eenvormigheid en de rechtszekerheid van de uitoefening van de verdragsvrijheden kunnen beter worden gegarandeerd door een optreden op EU-niveau.

    Evenredigheid

    Voorliggend voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 5 VEU. De voorgestelde maatregelen zijn noodzakelijk om de doelstellingen van transparantie te verwezenlijken en de zoekkosten van beleggers te verminderen om te bepalen hoe duurzaamheidsrisico's door financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs in het beleggingsproces worden geïntegreerd. De beschikbaarheid en kwaliteit van informatie over dit aspect is van cruciaal belang voor het scheppen van gelijke voorwaarden door te zorgen voor een coherente aanpak in alle sectoren en lidstaten. Uit de raadpleging is gebleken dat de kosten voor de inaanmerkingneming en integratie van ESG-factoren beperkt zijn.

    Uit het effectbeoordelingsverslag dat bij dit voorstel is gevoegd, blijkt dat Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97, Richtlijn (EU) 2016/2341, Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 niet uitdrukkelijk informatieverschaffing over duurzaamheid in aanmerking nemen en voorschrijven. Voorliggend voorstel heeft tot doel de zoekkosten voor eindbeleggers met betrekking tot duurzame beleggingen te verminderen.

    Het voorstel gaat bijgevolg niet verder dan hetgeen nodig is om de problemen op EU-niveau aan te pakken.

    Keuze van het instrument

    Voorliggend voorstel bevat bepalingen die op gecoördineerde wijze tekortkomingen in de maatregelen ter bescherming van de belegger aanpakken en de eindbeleggers meer rechtszekerheid garanderen. Het gebrek aan transparantie over de integratie van duurzaamheidsrisico's en over het doen van duurzame beleggingen zou niet uitsluitend worden opgelost door een wijziging van Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97, Richtlijn (EU) 2016/2341, Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013, aangezien dit tot een ongelijke tenuitvoerlegging zou kunnen leiden. Het voorstel beoogt meer transparantie inzake de integratie van de risico’s met betrekking tot duurzaamheid en het doen van duurzame investeringen. Om deze beleidsdoelstellingen te bereiken, is een rechtstreeks toepasselijke verordening nodig die voor volledige harmonisatie zorgt en de beste manier om een maximale harmonisatie tussen de verschillende regelgevingskaders tot stand te brengen zonder dat er divergenties ontstaan.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Raadpleging van belanghebbenden

    Uit de reacties op een publieke raadpleging over duurzaam beleggen op de lange termijn (18 december 2015 tot en met 31 maart 2016) is naar voren gekomen dat de koppeling tussen de taken van institutionele beleggers en vermogensbeheerders en ESG zwak is en dat de markten ESG-risico's onvoldoende integreren en onvoldoende inspelen op ESG-kansen.

    In december 2016 is de deskundigengroep op hoog niveau inzake duurzame financiering (HLEG) opgericht om door middel van aanbevelingen bij te dragen tot de ontwikkeling van een EU-strategie voor duurzame financiering: deze heeft half juli 2017 een tussentijds verslag van HLEG over de financiering van een duurzame Europese economie gepubliceerd en het verslag op 18 juli 2017 op een bijeenkomst van belanghebbenden gepresenteerd, gevolgd door een raadplegingsvragenlijst. Samen met het eindverslag van HLEG over de financiering van een duurzame Europese economie werd op 31 januari 2018 een feedbackverklaring gepubliceerd. In de feedbackverklaring worden de antwoorden van de respondenten op de vragenlijst samengevat. Alle antwoorden vertoonden een aantal sterke tendensen, waaronder

    ·het belang van een duidelijke, EU-brede strategie voor duurzaamheid;

    ·het belang van een gunstig klimaat voor duurzame beleggingen en vervolgfinanciering;

    ·de noodzaak om de verplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders op het gebied van duurzaamheid te omschrijven die kunnen worden uitgebreid om bredere milieu-, sociale en governanceoverwegingen te integreren; die verplichting moet ook duurzaamheid omvatten;

    ·de noodzaak om de informatieverschaffing te verbeteren.

    De Commissie heeft acht reacties ontvangen op de aanvangseffectbeoordeling met betrekking tot de verplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders op het gebied van duurzaamheid (13 november 2017 tot 11 december 2017). Alle steunden ze het werk van de Commissie om ervoor te zorgen dat institutionele beleggers en vermogensbeheerders duurzaamheidsfactoren beoordelen, consequent in aanmerking nemen en openbaar maken. Bovendien verwezen zij alle naar kwesties als transparantie en informatieverschaffing, toezicht op de ESG-integratie, duidelijkheid over de verplichtingen van beleggers in de bestaande EU-wetgeving, vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid van beschikbare gegevens of regelingen voor risicobeheer en governance.

    De Commissie heeft de belanghebbenden verder geraadpleegd door middel van een openbare raadpleging over de verplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders op het gebied van duurzaamheid (13 november 2017 tot 29 januari 2018). De raadpleging was een follow-up van twee van de acht aanbevelingen in het tussentijds verslag van HLEG en peilde met name naar standpunten over de integratie van ESG-factoren door institutionele beleggers en vermogensbeheerders. De Commissie heeft 191 reacties gekregen op de raadpleging.

    De Commissie heeft ook gerichte gesprekken gevoerd met belanghebbenden (januari tot en met februari 2018), dat wil zeggen met middelgrote/grote vermogensbeheerders en institutionele beleggers (verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen) die al ESG-factoren in hun beleggingsbeslissingsproces hebben geïntegreerd en/of maatschappelijk verantwoorde beleggingsproducten hebben. 23 entiteiten werden ondervraagd. Er werd gebruik gemaakt van vragenlijsten over input en gegevens. Verreweg de meeste ondervraagde entiteiten bevestigden dat op EU-niveau moet worden verduidelijkt of de verplichtingen van institutionele beleggers en vermogensbeheerders met zich meebrengen dat risico's in verband met ESG's worden beoordeeld en dat daarmee rekening wordt gehouden als deze relevant zijn. De geïnterviewde entiteiten hebben nadere informatie verstrekt over onder meer beleggingsstrategie, risicomanagement, governancemaatregelen (een specifiek ESG-comité, ESG-bestuurslid, interne controleprocessen inzake ESG), betrokkenheid bij ondernemingen waarin is belegd en het stembeleid. Een aantal entiteiten gaf ook aan dat zij een apart ESG-beleid hebben, moeten rapporteren aan een ESG-comité en aan de raad van bestuur en dat hun beloningsbeleid is afgestemd op ESG. Vermogensbeheerders gaven aan dat de voordelen van integratie van ESG onder meer bestonden uit het positieve effect op de financiële prestaties (met name op de lange termijn), verbeterde risico/rendementskenmerken van de door hen beheerde portefeuille, reputatievoordelen van ESG-integratie en het vermogen om nieuwe klanten aan te trekken. Verzekeraars en pensioenaanbieders gaven aan dat de vraag bij beleggers toeneemt. De meeste geïnterviewde entiteiten verschaffen ESG-gerelateerde informatie op het niveau van de entiteit en in jaar-/periodieke verslagen, terwijl in andere entiteiten klantspecifieke informatie wordt verschaft, die niet openbaar is. Enkele entiteiten zijn begonnen met het verschaffen van ESG-informatie op productniveau.

    Daarnaast heeft de Commissie op 18 juli 2017 een conferentie georganiseerd ‘Sustainable Finance: Interim Report’. Ongeveer 450 vertegenwoordigers hadden de gelegenheid om het tussentijds verslag van HLEG te bespreken en feedback te geven. De Commissie heeft op 22 maart 2018 ook een conferentie op hoog niveau ‘Financing sustainable growth’ georganiseerd over de financiering van duurzame groei om de dynamiek met de One Planet Summit vast te houden en de steun en de inzet van de EU-leiders en de belangrijkste private spelers voor de veranderingen in het financiële stelsel die nodig zijn om de overgang naar een koolstofarme economie te financieren, te blijven consolideren.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    De Commissie heeft zich gebaseerd op verschillende studies, informatie- en gegevensbronnen van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties, de OESO, de HLEG, Eurosif, de academische wereld, denktanks, de European Fund and Asset Management Association, marktrapporten en studies van private ondernemingen. Het proces was ook gebaseerd op een in 2015 gepubliceerde studie van de Commissie: Resource Efficiency and Fiduciary Duties of Investors. De Commissie heeft ook gebruik gemaakt van de ervaring met twee Horizon 2020-projecten in verband met duurzame financiering, namelijk een project voor de ontwikkeling van maatstaven, benchmarks en beoordelingsinstrumenten voor de financiële sector met betrekking tot beleggingen in duurzame energie (sustainable energy investment - SEI) en een project inzake risico's en kansen in verband met de energietransitie.

    Effectbeoordeling

    Ter voorbereiding van dit initiatief werd een effectbeoordeling uitgevoerd.

    Het voorstel houdt rekening met de adviezen die de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) heeft uitgebracht (het positieve advies, met punten van voorbehoud, dat op 14 mei 2018 is uitgebracht en twee voorafgaande negatieve adviezen). Het voorstel en de herziene effectbeoordeling ging nader in op de opmerkingen van de RSB, die in zijn adviezen concludeerde dat aanpassingen nodig waren voordat met dit initiatief verdere stappen konden worden gezet. De Raad maakte zich vooral zorgen over de kosten in verband met de informatievereisten, zowel voor kleinere emittenten als voor relevante financiële entiteiten. Bijgevolg geven de beleidsopties in het effectbeoordelingsverslag de bezorgdheid van de raad weer door:

    (a)verduidelijking van de informatieverschaffing met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's en informatievereisten voor financiële producten of diensten gericht op duurzame beleggingen;

    (b)het identificeren van prikkels voor financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs om de kosten te verlagen die door de ondernemingen waarin wordt belegd kunnen worden gedragen, namelijk om overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU informatie te gebruiken in managementrapporten of niet-financiële overzichten;

    (c)het geven van voorbeelden van situaties waarin de informatie en de gegevens mogelijk niet direct beschikbaar zijn op de markt of waarin de beschikbare gegevens mogelijk van slechte kwaliteit en/of niet vergelijkbaar zijn;

    (d)verbetering van de presentatie van de afwegingen tussen kosten en baten.

    De in de effectbeoordeling beoordeelde beleidskeuzen zijn in het algemeen als volgt:

    (a)het expliciet verplicht stellen van integratie van ESG-risico's in de beleggingsbeslissings- of adviesprocessen als onderdeel van de verplichtingen jegens beleggers en/of begunstigden;

    (b)invoering van verplichte informatieverschaffing op het niveau van de financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs over de wijze waarop ESG-risico's worden geïntegreerd in het beleggingsbeslissings- en adviesproces;

    (c)invoering van verplichte informatieverschaffing voor een bepaald financieel product of een bepaalde financiële dienst over de integratie van ESG-risico's in het beleggingsbeslissings- of adviesproces;

    (d)bovendien, indien financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs die financiële producten of diensten op de markt brengen, beweren dat deze producten of diensten doelstellingen inzake duurzame beleggingen nastreven, hen verplichten informatie te verschaffen over de bijdrage van de beleggingsbeslissingen met betrekking tot de doelstellingen inzake duurzame beleggingen (informatieverschaffing achteraf in periodieke verslagen) en over de wijze waarop de beleggingsstrategie is afgestemd op de doelstellingen inzake duurzame beleggingen (informatieverschaffing vooraf in precontractuele en contractuele documenten).

    Onderhavige verordening heeft betrekking op de onder a), b), c) en d) beschreven beleidskeuzen. Beleidskeuze a) valt onder de wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341 tot invoering van bevoegdheidsdelegaties voor de Commissie om de betrokken gedelegeerde handelingen vast te stellen.

    Uit de feedback van belanghebbenden is gebleken dat een duidelijke en coherente aanpak van de integratie van ESG-risico's de volgende economische gevolgen zou hebben. In de eerste plaats zullen eindbeleggers meer informatie krijgen over de wijze waarop financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs ESG-risico's in hun beleggingsbeslissings- of -adviesproces integreren. ESG-risico's zouden systematischer in aanmerking worden genomen bij financiële modellering, hetgeen in ieder geval op lange termijn tot een optimale risico-rendementverhouding zou leiden, waardoor de marktefficiëntie zou worden bevorderd. Financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs zullen hierdoor worden aangemoedigd innovatief te zijn in beleggingsstrategieën of in hun aanbevelingen, omdat rekening wordt gehouden met een breder scala van factoren, zowel financiële als niet-financiële, waardoor de voorwaarden worden geschapen om nieuwe beleggers aan te trekken. En uiteindelijk zal de concurrentie toenemen, waardoor entiteiten worden gestimuleerd om hoge ESG-standaarden toe te passen.

    Uit feedback van belanghebbenden is ook gebleken dat ESG-gerelateerde kosten deel uitmaken van de algemene interne en organisatorische kosten in verband met het risicobeheer en de monitoring van bepaalde blootstellingen. De extra taken die worden opgelegd aan de financiëlemarktdeelnemers en de financiële adviseurs die onder dit initiatief vallen, zouden namelijk in de bestaande organisatorische en operationele procedures worden geïntegreerd.

    Verplichte informatieverschaffing zal de algemene transparantie vergroten doordat de informatieasymmetrie tussen eindbeleggers en financiële entiteiten wordt verkleind. De granulariteit van de voor eindbeleggers beschikbare informatie zal toenemen. Informatie zal de markt daadwerkelijk bereiken en beter beantwoorden aan de algemene doelstelling om de zoekkosten voor eindbeleggers te verminderen.

    Sommige belanghebbenden gaven aan dat de meest significante kosten zouden voortvloeien uit de herziening van de precontractuele en contractuele documenten (bv. ongeveer 40 000 EUR per prospectus, hetgeen eenmalige kosten zouden zijn). Verwacht wordt echter dat deze kosten beperkt zullen blijven als er een overgangsperiode is, zoals in het kader van de voorkeursoptie wordt voorgesteld. Bovendien hebben zij aangegeven dat het prospectus in ieder geval periodiek moet worden herzien; de kosten van het toevoegen van ESG-informatie zouden er dan ook slechts een fractie van moeten bedragen. Bovendien heeft informatieverschaffing voordelen voor de reputatie van financiële instellingen en zijn de kosten voor eindbeleggers bij het vinden van financiële producten en/of diensten en het nemen van beleggingsbeslissingen die aan hun voorkeuren op het gebied van duurzaamheid beantwoorden, lager.

    De combinatie van een meer concurrerende en efficiënte markt voor ESG-producten en -diensten en de groeiende vraag van eindbeleggers naar deze producten en diensten zou er, mede dankzij de verlaging van de zoekkosten, uiteindelijk toe moeten leiden dat deze markt groeit.

    Grondrechten

    Het voorstel bevordert de rechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten (hierna het "Handvest" genoemd). Het heeft gevolgen voor de integratie van een hoog niveau van milieubescherming (artikel 37 van het Handvest) en diverse sociale rechten (zoals de artikelen 25 en 26 van het Handvest) en sociale samenhang (artikel 36 van het Handvest), aangezien het hoofddoel ervan is de integratie van duurzaamheidsfactoren door institutionele beleggers en vermogensbeheerders te bevorderen en in een informatieverschaffingskader te voorzien met betrekking tot de integratie en de effecten van beleggingen op de reële economie en hun vermogen om te stimuleren en te voorzien in de juiste prikkels voor de overgang naar een groene, koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel heeft geen budgettaire impact voor de Commissie.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Uiterlijk 60 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening zal een evaluatie ervan worden uitgevoerd.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1 stelt het onderwerp van de verordening vast, namelijk transparantievereisten voor financiëlemarktdeelnemers, verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden over verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten ("IBIP's") en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden ("financiële adviseurs") met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's in hun beleggingsbeslissingsprocessen of, in voorkomend geval, adviesprocessen en transparantie ten aanzien van financiële producten die op duurzame beleggingen zijn gericht, met inbegrip van de vermindering van koolstofemissies.

    Artikel 2 bevat de termen en definities die voor de toepassing van deze verordening worden gebruikt, met name "financiëlemarktdeelnemer", "financieel product", "duurzame beleggingen" en andere. Met name wordt onder "financiëlemarktdeelnemer" verstaan een verzekeringsonderneming die een IBIP ter beschikking stelt, een beheerder van een alternatief beleggingsfonds ("abi-beheerder"), een beleggingsonderneming die vermogensbeheer verzorgt, een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening ("IBPV"), of een icbe-beheermaatschappij, een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds of een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds. Aangezien Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (“ELTIF's") 27 krachtens Verordening (EU) 2015/760 uitsluitend door abi-beheerders mogen worden beheerd, vallen abi-beheerders die ELTIF's beheren onder de definitie van financiëlemarktdeelnemer en zijn zij aldus verplicht om met betrekking tot ELTIF's aan de transparantievereisten van onderhavige verordening te voldoen. Om collectieve levensverzekeringsovereenkomsten met beleggingscomponenten in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen, omvatten IBIP's voor de toepassing van deze verordening IBIP's in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 28 alsook verzekeringsbeleggingsproducten die ter beschikking van professionele beleggers worden gesteld.

    Op grond van artikel 3 zijn financiëlemarktdeelnemers verplicht schriftelijke gedragslijnen te publiceren voor de integratie van duurzaamheidsrisico's in het besluitvormingsproces op beleggingsgebied. De financiëlemarktdeelnemers zijn verplicht deze op hun website te publiceren en actueel te houden. Deze verplichting geldt ook voor financiële adviseurs.

    Artikel 4 bepaalt dat financiëlemarktdeelnemers precontractuele informatie moeten verstrekken over de wijze waarop financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs duurzaamheidsrisico's integreren. Dit is een aanvulling op hetgeen reeds verplicht is krachtens de toepasselijke sectorale voorschriften (Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97, Richtlijn (EU) 2016/2341, Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013). Financiëlemarktdeelnemers zijn verplicht een beschrijving te geven van de procedures en voorwaarden die worden toegepast om duurzaamheidsrisico's te integreren in beleggingsbeslissingen, van de mate waarin duurzaamheidsrisico's naar verwachting van invloed zullen zijn op het rendement van de aangeboden financiële producten en van de wijze waarop het beloningsbeleid van financiëlemarktdeelnemers rekening houdt met de integratie van duurzaamheidsrisico's en duurzame beleggingen. Dezelfde verplichtingen, aangepast aan het adviesproces, worden opgelegd aan financiële adviseurs.

    Artikel 5 bevat precontractuele transparantieregels inzake duurzame beleggingen. Financiëlemarktdeelnemers dienen informatie op te nemen over de wijze waarop de doelstelling van duurzaam beleggen is gewaarborgd, dat wil zeggen of een index als referentie-index is aangewezen, en een toelichting waarom de weging en de onderdelen van de benchmark afwijken van een brede marktindex. Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen die overeenkomstig de methoden van Verordening (EU) nr. 346/2013 informatie beschikbaar stellen over de positieve sociale effecten waarop een bepaald fonds zich richt, mogen deze informatie voor de toepassing van artikel 5 gebruiken. Artikel 5 bevat specifieke regels voor informatieverschaffing over financiële producten die gericht zijn op de vermindering van de koolstofemissies. Met het oog op de standaardisering en stroomlijning van de precontractuele informatieverschaffing wordt de Commissie bij dit artikel gemachtigd technische reguleringsnormen vast te stellen. Ontwerpen van technische reguleringsnormen moeten gezamenlijk worden ontwikkeld, via het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten ("Gemengd Comité"), door de Europese Bankautoriteit ("EBA"), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen ("EIOPA") en de Europese Autoriteit voor effecten en markten ("ESMA").

    Artikel 6 voert de verplichting in voor financiëlemarktdeelnemers om naast de overeenkomstig de artikelen 5 en 7 te verstrekken informatie, op hun website informatie te publiceren over de doelstelling inzake duurzame beleggingen en over de methoden die worden gebruikt om de effectiviteit van beleggingen te beoordelen, te evalueren en te monitoren. Om de precontractuele informatieverschaffing te standaardiseren en te stroomlijnen, voorziet dit artikel ook in een bevoegdheidsdelegatie voor technische reguleringsnormen. Er moeten door de EBA, de EIOPA en de ESMA gezamenlijk via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen worden opgesteld.

    Aangezien de huidige informatieverschaffingsvereisten van de EU-wetgeving niet in alle informatie voorzien die nodig is om eindbeleggers naar behoren te informeren over het duurzaamheidsgerelateerde effect van hun beleggingen, zijn financiëlemarktdeelnemers op grond van artikel 7 verplicht in periodieke verslagen de specificatie van het effect van duurzame beleggingen met behulp van relevante duurzaamheidsindicatoren te beschrijven. Beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen die informatie beschikbaar stellen over het algemene sociale resultaat dat is bereikt en de gerelateerde methoden die zijn gebruikt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 346/2013, mogen deze informatie gebruiken voor de toepassing van artikel 7. Indien een index als referentiebenchmark is aangewezen, dienen financiëlemarktdeelnemers ook een vergelijking op te nemen tussen de effecten van de portefeuille met de benchmark, en een brede marktindex in termen van weging, bestanddelen en duurzaamheidsindicatoren. De beschrijvingen moeten worden toegevoegd aan de rapportageverplichtingen voor financiëlemarktdeelnemers zoals vastgelegd in Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Richtlijn (EU) 2016/2341, Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013. Wat verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten betreft, voorziet Richtlijn 2009/138/EG niet in jaarlijkse rapportageverplichtingen voor verzekeringsondernemingen. Bijgevolg zorgt artikel 7 ervoor dat de respectieve informatieverschaffing jaarlijks plaatsvindt en in overeenstemming is met artikel 185, lid 6, van Richtlijn 2009/138/EG, d.w.z. schriftelijk en in een officiële taal zoals bepaald overeenkomstig die richtlijn. Artikel 7 zorgt er ook voor dat beleggingsondernemingen die vermogensbeheer aanbieden, de informatie openbaar maken in de in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde periodieke verslagen. Om aan de informatieverschaffingsvereisten te voldoen, mogen financiëlemarktdeelnemers informatie gebruiken in managementverslagen in overeenstemming met artikel 19 of in niet-financiële overzichten in overeenstemming met artikel 19 bis van Richtlijn 2013/34/EU. Om de informatieverschaffing te standaardiseren en te stroomlijnen, voorziet dit artikel ook in een bevoegdheidsdelegatie voor technische reguleringsnormen. Er moeten door de EBA, de EIOPA en de ESMA gezamenlijk via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen worden opgesteld.

    Krachtens artikel 8 moeten financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs ervoor zorgen dat alle op hun websites gepubliceerde informatie actueel wordt gehouden en een duidelijke toelichting omvat op alle wijzigingen in de gepubliceerde informatie.

    Op grond van artikel 9 moeten financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs ervoor zorgen dat publicitaire mededelingen niet in tegenspraak zijn met de informatie die ingevolge deze verordening openbaar wordt gemaakt, tenzij sectorale wetgeving, met name Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97 en Verordening (EU) nr. 1286/2014, in strengere regels voorziet. Artikel 9 verleent verder de Commissie de bevoegdheid om technische normen ten uitvoer te leggen. Er moeten door de EBA, de EIOPA en de ESMA gezamenlijk via het Gemengd Comité ontwerpen van technische uitvoeringsnormen worden opgesteld.

    Artikel 10 wijzigt Richtlijn (EU) 2016/2341. De wijziging verleent de Commissie de bevoegdheid om in gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU de "prudent person"-regel te specificeren met betrekking tot de inaanmerkingneming van milieu-, sociale en governancerisico's en de opneming van milieu-, sociale en governancefactoren in interne beleggingsbeslissingen en risicobeheerprocessen. Aangezien de governance- en risicobeheerregels onder Richtlijn (EU) 2016/2341 reeds van toepassing zijn op beleggingsbeslissingen en risicobeoordelingen, met inbegrip van overwegingen op milieu-, sociaal en governancegebied, moet informatie worden verstrekt over de activiteiten en onderliggende processen van IBPV's om te voldoen aan de gedelegeerde handelingen. De gedelegeerde handelingen moeten zorgen voor samenhang, in voorkomend geval, met de gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG en Richtlijn 2011/61/EU.

    Artikel 11 bepaalt dat een evaluatie van de toepassing van deze verordening moet worden uitgevoerd uiterlijk 60 maanden na de inwerkingtreding ervan.

    Overeenkomstig artikel 12 moet deze verordening twaalf maanden na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie van toepassing zijn. De in artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 4, artikel 9, lid 2, en artikel 10 neergelegde bevoegdheidsdelegaties zijn evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Om ervoor te zorgen dat de eerste jaarverslagen met de in artikel 7, leden 1 tot en met 3, bedoelde informatie betrekking hebben op het hele kalenderjaar, wordt ook de toepassing van artikel 7, leden 1 tot en met 3, uitgesteld tot 1 januari van het jaar volgend op de datum waarvan sprake in de tweede alinea van dit artikel.

    2018/0179 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende informatieverschaffing in verband met duurzame beleggingen en duurzaamheidsrisico's en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/2341

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van de Europese Centrale Bank 29 ,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 30 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1)De overgang naar een meer duurzame, koolstofarme, hulpbronnenefficiënte en circulaire economie is van cruciaal belang voor het concurrentievermogen op de lange termijn van de economie van de Unie. De klimaatovereenkomst van Parijs (COP21), die op 5 oktober 2016 door de Unie is geratificeerd 31 en op 4 november 2016 in werking is getreden, heeft tot doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door de financieringsstromen in overeenstemming te brengen met een traject naar lage broeikasgasemissies en een klimaatbestendige ontwikkeling.

    2)Een gemeenschappelijke doelstelling van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad 32 , Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad 33 , Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad 34 , Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 35 , Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad 36 , Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad 37 , Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad 38 en Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad 39 is de vergemakkelijking van de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders), verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen, verzekeringstussenpersonen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's), beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen (EuVECA-beheerders) en beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen (EuSEF-beheerders). Deze richtlijnen en verordeningen zorgen voor een uniformere bescherming van eindbeleggers en maken het voor hen gemakkelijker te profiteren van een breed scala aan financiële producten en diensten, en voorzien terzelfder tijd in regels die beleggers in staat stellen weloverwogen beleggingsbeslissingen te nemen. Hoewel deze doelstellingen grotendeels zijn verwezenlijkt, is informatieverschaffing aan eindbeleggers over de integratie van duurzaamheidsrisico's en duurzame beleggingsdoelstellingen in de beleggingsbeslissingen door icbe-beheermaatschappijen, abi-beheerders, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen die vermogensbeheer verrichten, IBPV's, pensioenaanbieders, EuVECA-beheerders en EuSEF-beheerders (financiëlemarktdeelnemers) en informatieverschaffing aan eindbeleggers over de integratie van duurzaamheidsrisico's in adviesprocessen door verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (IBIP's) en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden (financiële adviseurs) onvoldoende ontwikkeld omdat dergelijke informatieverschaffing nog niet aan geharmoniseerde vereisten onderworpen is.

    3)Door het ontbreken van geharmoniseerde Unieregels voor informatieverschaffing aan eindbeleggers over duurzaamheid zullen op nationaal niveau waarschijnlijk nog steeds afwijkende maatregelen worden genomen en kunnen verschillende benaderingen in de verschillende financiëledienstensectoren blijven bestaan. Dergelijke divergerende maatregelen en benaderingen zouden blijven leiden tot significante concurrentieverstoringen als gevolg van significante verschillen in de standaarden voor informatieverschaffing. Bovendien leidt een parallelle ontwikkeling van marktgebaseerde praktijken, gebaseerd op commercieel gestuurde prioriteiten die divergerende resultaten opleveren, momenteel tot verdere marktfragmentatie en zou deze de werking van de interne markt in de toekomst nog verder kunnen verslechteren. Divergerende standaarden voor informatieverschaffing en marktgebaseerde praktijken maken het zeer moeilijk om verschillende financiële producten en diensten met elkaar te vergelijken en creëren een ongelijk speelveld tussen deze producten en diensten en tussen distributiekanalen, en werpen extra belemmeringen op voor de interne markt. Dergelijke divergenties kunnen ook verwarrend zijn voor eindbeleggers en hun beleggingsbeslissingen verstoren. Bij het waarborgen van de naleving van het klimaatakkoord van Parijs zullen de lidstaten waarschijnlijk divergente nationale maatregelen nemen die belemmeringen voor de goede werking van de interne markt zouden kunnen opwerpen en schadelijk zouden kunnen zijn voor financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs. Bovendien maakt het gebrek aan geharmoniseerde transparantieregels het voor eindbeleggers moeilijk om verschillende financiële producten en diensten in verschillende lidstaten effectief te vergelijken op het punt van hun milieu-, sociale en governancerisico's en doelstellingen voor duurzame beleggingen. Bijgevolg moeten bestaande belemmeringen voor de werking van de interne markt worden aangepakt en moeten mogelijke toekomstige belemmeringen worden voorkomen.

    4)Om ervoor te zorgen dat deze verordening coherent wordt toegepast en dat de in deze verordening neergelegde informatieverschaffingsverplichtingen door de financiëlemarktdeelnemers duidelijk en consistent worden toegepast, is het noodzakelijk een geharmoniseerde definitie van "duurzame beleggingen" vast te stellen.

    5)Het beloningsbeleid van financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs moet consistent zijn met de integratie van duurzaamheidsrisico's en, indien relevant, doelstellingen inzake duurzame beleggingen, en moet zodanig zijn vormgegeven dat het bijdraagt tot duurzame groei op lange termijn. Precontractuele informatieverschaffing dient derhalve informatie te omvatten over de wijze waarop het beloningsbeleid van deze entiteiten consistent is met de integratie van duurzaamheidsrisico's en, indien relevant, met de doelstellingen inzake duurzaam beleggen met betrekking tot de financiële producten en diensten die de financiëlemarktdeelnemers beschikbaar stellen of waarover financiële adviseurs adviseren.

    6)Aangezien duurzaamheidsbenchmarks de standaardreferentiepunten zijn aan de hand waarvan duurzame beleggingen worden beoordeeld, moeten eindbeleggers door middel van precontractuele informatieverschaffing worden geïnformeerd over de geschiktheid van de aangewezen index, namelijk de afstemming van die index op de doelstelling inzake duurzame beleggingen. Financiëlemarktdeelnemers moeten ook informatie verstrekken over de redenen voor het verschil in weging en bestanddelen van de aangewezen index ten opzichte van een brede marktindex. Om de transparantie verder te bevorderen, moeten financiëlemarktdeelnemers ook aangeven waar de methode voor de berekening van de aangewezen index en de brede marktindex te vinden is, zodat eindbeleggers over de nodige informatie beschikken over de wijze waarop de onderliggende activa van de indexen zijn geselecteerd en gewogen, welke activa zijn uitgesloten en om welke reden, hoe de duurzaamheidsgerelateerde effecten van de onderliggende activa zijn gemeten, of welke gegevensbronnen zijn gebruikt. Deze informatieverschaffing moet een doeltreffende vergelijking mogelijk maken en bijdragen tot een correct beeld van duurzaam beleggen. Indien geen index als referentiebenchmark is aangewezen, dienen financiëlemarktdeelnemers aan te geven hoe de doelstelling op het gebied van duurzaam beleggen wordt gerealiseerd.

    7)Indien een financieel product of een financiële dienst gericht is op vermindering van de koolstofemissies, moet in de precontractuele informatieverschaffing de nagestreefde blootstelling aan lage koolstofemissies worden opgenomen. In situaties waarin geen in de Unie geharmoniseerde koolstofbenchmark beschikbaar is, moet bij de informatieverschaffing in detail worden uiteengezet hoe ervoor wordt gezorgd dat die doelstelling steeds wordt nageleefd.

    8)Om de transparantie te vergroten en de eindbeleggers te informeren, moet de toegang tot informatie over de wijze waarop duurzaamheidsrisico's door financiëlemarktdeelnemers in de beleggingsbeslissingsprocessen en door financiële adviseurs in de adviesprocessen zijn geïntegreerd, worden geregeld door deze entiteiten te verplichten deze informatie op hun website te plaatsen.

    9)De huidige informatieverschaffingsvereisten in de Uniewetgeving bepalen niet dat alle informatie die nodig is om eindbeleggers naar behoren te informeren over het duurzaamheidsgerelateerde effect van hun beleggingen moet worden verschaft. Er dienen dan ook specifiekere informatieverschaffingsvereisten ten aanzien van duurzame beleggingen te worden vastgesteld. Zo moet het algemene duurzaamheidsgerelateerde effect van financiële producten regelmatig worden gerapporteerd aan de hand van indicatoren die relevant zijn voor de gekozen doelstelling voor duurzaam beleggen. Indien een passende index als referentiebenchmark is aangewezen, moet die informatie ook worden verstrekt voor de aangewezen index en voor een brede marktindex om vergelijking mogelijk te maken. Ook moet informatie worden verstrekt over de bestanddelen van de aangewezen index en van de brede marktindex, samen met de wegingen ervan, om nadere informatie te verstrekken over de wijze waarop de doelstellingen op het gebied van duurzaam beleggen worden bereikt. Indien EuSEF-beheerders informatie beschikbaar stellen over het positieve sociale effect dat door een bepaald fonds wordt beoogd, het algemene sociale resultaat en de gerelateerde methoden die worden gebruikt in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 346/2013, mogen zij deze informatie, in voorkomend geval, gebruiken ten behoeve van de informatieverschaffing krachtens deze verordening.

    10)Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 40 legt transparantieverplichtingen op ten aanzien van sociale, milieu- en corporate governance-aspecten in niet-financiële rapportage. De bij deze richtlijnen voorgeschreven vorm en presentatie zijn echter niet geschikt om rechtstreeks door financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs te worden gebruikt in hun betrekkingen met eindbeleggers. De financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs moeten de mogelijkheid hebben om voor de toepassing van deze verordening in voorkomend geval gebruik te maken van informatie in managementrapporten en niet-financiële overzichten overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU.

    11)Om de betrouwbaarheid van de op de websites van financiëlemarktdeelnemers en financiële adviseurs gepubliceerde informatie te garanderen, moet deze informatie actueel worden gehouden en moet elke herziening of wijziging duidelijk worden toegelicht.

    12)Om te specificeren hoe IBPV's beleggingsbeslissingen nemen en risico's inschatten teneinde rekening te houden met milieu-, sociale en governancerisico's, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan de Commissie worden gedelegeerd in Richtlijn (EU) 2016/2341. De regels inzake governance en risicobeheer zijn reeds van toepassing op de beleggingsbeslissingen en de risicobeoordelingen om de continuïteit en regelmatigheid bij de uitvoering van de IBPV-activiteiten te waarborgen. De beleggingsbeslissingen en de beoordeling van relevante risico's, met inbegrip van milieu-, sociale en governancerisico's, moeten op zodanige wijze worden genomen dat de belangen van deelnemers en begunstigden worden gehonoreerd. De activiteiten en onderliggende processen van IBPV's moeten verzekeren dat het doel van de gedelegeerde handelingen wordt bereikt. De gedelegeerde handelingen moeten zorgen voor samenhang, in voorkomend geval, met de gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG en Richtlijn 2011/61/EU. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, dienen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment te ontvangen als de deskundigen van de lidstaten, en dienen hun deskundigen stelselmatig toegang te hebben tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

    13)De Europese Bankautoriteit ("EBA"), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (" EIOPA") en de Europese Autoriteit voor effecten en markten ("ESMA") (tezamen "ETA's" genoemd), opgericht bij respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad 41 , Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad 42 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad 43 , moeten via het Gemengd Comité technische reguleringsnormen ontwikkelen waarin nadere regels worden vastgesteld voor de presentatie en inhoud van de informatie over doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen die overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 in precontractuele documenten, periodieke verslagen en op websites van financiëlemarktdeelnemers moet worden bekendgemaakt.
    De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend deze technische reguleringsnormen vast te stellen. De Commissie dient de bevoegdheid te worden verleend om die technische reguleringsnormen vast te stellen.

    14)De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om technische uitvoeringsnormen vast te stellen die ontwikkeld zijn door de ETA's via het Gemengd Comité, door middel van uitvoeringshandelingen ingevolge artikel 291 VWEU en overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, om de standaardpresentatie van duurzame investeringen met betrekking tot publicitaire mededelingen vast te stellen.

    15)Aangezien in periodieke verslagen de bedrijfsresultaten in principe voor een volledig kalenderjaar worden samengevat, dient de toepassing van de bepalingen inzake transparantievereisten in periodieke verslagen te worden uitgesteld tot [PO: 1 januari van het jaar volgende op de datum waarvan sprake in artikel 12, tweede alinea invoegen].

    16)De in deze verordening vervatte informatieverschaffingsregels moeten een aanvulling vormen op en van toepassing zijn naast de bepalingen van Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2009/138/EG, Richtlijn 2011/61/EU, Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad, 44 Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013.

    17)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.

    18)Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk een betere bescherming van eindbeleggers en een betere informatieverschaffing aan hen, ook bij grensoverschrijdende aankopen van eindbeleggers, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt omdat uniforme informatievereisten op Unieniveau moeten worden vastgesteld, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt geharmoniseerde regels vast voor de transparantie die moet worden toegepast door financiëlemarktdeelnemers, verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden met betrekking tot de integratie van duurzaamheidsrisico's in het besluitvormingsproces of het adviesproces op beleggingsgebied en de transparantie van financiële producten die gericht zijn op duurzame investeringen, met inbegrip van de vermindering van koolstofemissies.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (a)‘financiëlemarktdeelnemer’: een van de volgende soorten deelnemers:

    i)een verzekeringsonderneming die een IBIP beschikbaar stelt, een abi-beheerder, een beleggingsonderneming die vermogensbeheer aanbiedt, een IBPV of een aanbieder van een pensioenproduct;

    ii)een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds dat overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 345/2013 is geregistreerd;

    iii)een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds dat overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 346/2013 is geregistreerd;

    iv)een icbe-beheermaatschappij;

    (b)‘verzekeringsonderneming’: een verzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2009/138/EG vergunning is verleend;

    (c)‘IBIP’: een van de volgende soorten producten:

    i)een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad 45 ;

    ii)een aan een professionele belegger ter beschikking gesteld verzekeringsproduct, waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties;

    (d)‘abi-beheerder’: een abi-beheerder in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU;

    (e)‘beleggingsonderneming’: een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU;

    (f)‘vermogensbeheer’: vermogensbeheer in de zin van artikel 4, lid 1, punt 8, van Richtlijn 2014/65/EU;

    (g)‘IBPV’: een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2016/2341 over een vergunning beschikt of in een register is ingeschreven;

    (h)‘pensioenproduct’: een van de volgende soorten producten:

    i)een pensioenproduct waarvan sprake in artikel 2, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1286/2014;

    ii)een individueel pensioenproduct waarvan sprake in artikel 2, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 1286/2014;

    (i)‘icbe-beheermaatschappij’: een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG of een beleggingsmaatschappij in de zin van artikel 1, lid 2, van die richtlijn;

    (j)‘financieel product’: vermogensbeheer, een abi, een IBIP, een pensioenproduct, een pensioenregeling of een icbe;

    (k)‘abi’: een abi in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU;

    (l)‘pensioenregeling’: een pensioenregeling in de zin van artikel 6, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/2341;

    (m)‘icbe’: een instelling voor collectieve belegging in effecten overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG;

    (n)‘beleggingsadvies’: beleggingsadvies in de zin van artikel 4, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

    (o)‘duurzame beleggingen’: een van de volgende vormen of een combinatie van een van de volgende vormen van beleggingen:

    i)beleggingen in een economische activiteit die bijdraagt tot het bereiken van een milieudoelstelling, met inbegrip van een uit milieuoogpunt duurzame belegging in de zin van artikel 2 van [PO: Verwijzing invoegen naar de verordening tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen];

    ii)beleggingen in een economische activiteit die bijdraagt tot de verwezenlijking van een sociale doelstelling, met name een belegging die bijdraagt tot de aanpak van ongelijkheid, een belegging die de sociale samenhang, de sociale integratie en de arbeidsverhoudingen bevordert, of een belegging in menselijk kapitaal of in economisch of sociaal achtergestelde gemeenschappen;

    iii)beleggingen in ondernemingen die praktijken op het gebied van goed bestuur volgen, met name ondernemingen met goede managementstructuren, die goede betrekkingen onderhouden met hun werknemers, het betrokken personeel goed belonen en de belastingwetgeving goed naleven;

    (p)‘retailbelegger’: een belegger die geen professionele belegger is;

    (q)'professionele belegger’: een cliënt die voldoet aan de criteria van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU;

    (r)‘verzekeringstussenpersoon’: een verzekeringstussenpersoon in de zin van artikel 2, lid 1, punt 3, van Richtlijn (EU) 2016/97;

    (s)‘verzekeringsadvies’: een advies in de zin van artikel 2, lid 1, punt 15, van Richtlijn (EU) 2016/97.

    Artikel 3

    Transparantie van de gedragslijnen inzake duurzaamheidsrisico's

    1.Financiëlemarktdeelnemers publiceren op hun website schriftelijke gedragslijnen inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in het beleggingsbeslissingsproces.

    2.Verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden, publiceren op hun website schriftelijke gedragslijnen inzake de integratie van duurzaamheidsrisico's in beleggingsadvies of verzekeringsadvies.

    Artikel 4

    Transparantie van de integratie van duurzaamheidsrisico's

    1.Financiëlemarktdeelnemers nemen bij de precontractuele informatieverschaffing beschrijvingen op van het volgende:

    (a)de procedures en voorwaarden die worden toegepast om duurzaamheidsrisico's te integreren in beleggingsbeslissingen;

    (b)de mate waarin duurzaamheidsrisico's naar verwachting een relevante impact zullen hebben op het rendement van ter beschikking gestelde financiële producten;

    (c)de wijze waarop het beloningsbeleid van financiëlemarktdeelnemers consistent is met de integratie van duurzaamheidsrisico's en, indien relevant, aansluit bij de doelstelling inzake duurzaam beleggen van het financiële product.

    2.Verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden, nemen in de precontractuele informatieverschaffing een beschrijving op van het volgende:

    (a)de procedures en voorwaarden die worden toegepast om duurzaamheidsrisico's te integreren in beleggingsadvies of verzekeringsadvies;

    (b)de mate waarin duurzaamheidsrisico's naar verwachting een relevante impact zullen hebben op het rendement van de financiële producten waarover advies wordt aangeboden;

    (c)de wijze waarop het beloningsbeleid van beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden en verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's consistent is met de integratie van duurzaamheidsrisico's en, indien relevant, in overeenstemming is met de doelstelling inzake duurzaam beleggen van het financiële product waarover advies wordt aangeboden.

    3.De informatieverschaffing waarvan sprake in lid 1 en lid 2 dient als volgt te gebeuren:

    (a)voor abi-beheerders, bij de informatieverschaffing aan beleggers waarvan sprake in artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU;

    (b)voor verzekeringsondernemingen, bij de informatieverschaffing waarvan sprake in artikel 185, lid 2, van Richtlijn 2009/138/EU;

    (c)voor IBPV's, bij de informatieverschaffing waarvan sprake in artikel 41 van Richtlijn (EU) 2016/2341;

    (d)voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, bij de informatieverschaffing waarvan sprake in artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 345/2013;

    (e)voor beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, bij de informatieverschaffing waarvan sprake in artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 346/2013;

    (f)voor aanbieders van pensioenproducten, tijdig schriftelijk voordat een retailbelegger gebonden is aan een overeenkomst met betrekking tot een pensioenproduct;

    (g)voor icbe-beheermaatschappijen, in het prospectus waarvan sprake in artikel 69 van Richtlijn 2009/65/EG;

    (h)voor beleggingsondernemingen die vermogensbeheer of beleggingsadvies aanbieden, overeenkomstig artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU;

    (i)voor verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/97.

    Artikel 5

    Transparantie van duurzame beleggingen in precontractuele informatieverschaffing

    1.Indien een financieel product duurzame beleggingen of beleggingen met vergelijkbare kenmerken tot doel heeft en een index als referentiebenchmark is aangewezen, gaat de overeenkomstig artikel 4, lid 1, te verschaffen informatie vergezeld van het volgende:

    (a)informatie over de wijze waarop de aangewezen index is afgestemd op die doelstelling;

    (b)een toelichting waarom de weging en de bestanddelen van de aangewezen index die op die doelstelling is afgestemd, verschillen van een brede marktindex.

    2.Indien een financieel product duurzame beleggingen of beleggingen met vergelijkbare kenmerken tot doel heeft en er geen index als referentiebenchmark is aangewezen, omvat de informatie waarvan sprake in artikel 4, lid 1, een toelichting over de wijze waarop die doelstelling wordt bereikt.

    3.Indien een financieel product de vermindering van koolstofemissies tot doel heeft, omvat de overeenkomstig artikel 4, lid 1, te verschaffen informatie de beoogde lage koolstofemissieblootstelling.

    In afwijking van lid 2 omvat de informatie waarvan sprake in artikel 4, indien geen [Europese lagekoolstofbenchmark] of [positieve koolstofimpactbenchmark] overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1011 beschikbaar is, een gedetailleerde toelichting van de wijze waarop de voortgezette inspanning om de doelstelling van vermindering van de koolstofemissies te bereiken, wordt gewaarborgd.

    4.Financiëlemarktdeelnemers nemen in de ingevolge artikel 4, lid 1, te verschaffen informatie een indicatie op van de plaats waar de methode ten behoeve van de berekening van de indexen waarvan sprake in lid 1 van dit artikel en de benchmarks waarvan sprake in de tweede alinea van lid 3 van dit artikel te vinden is.

    5.De Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) ontwikkelen via het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten ("Gemengd Comité") ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de presentatie en inhoud van de informatie die ingevolge dit artikel moet worden verschaft.

    6.EBA, EIOPA en ESMA dienen die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk in op [PO: De datum 18 maanden na de datum van inwerkingtreding invoegen].

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Artikel 6

    Transparantie van duurzame beleggingen op websites

    1.Financiëlemarktdeelnemers publiceren en onderhouden op hun website voor elk financieel product waarvan sprake in artikel 5, leden 1, 2 en 3, het volgende:

    (a)een beschrijving van de doelstelling inzake duurzame beleggingen;

    (b)informatie over de methoden die worden gebruikt om de impact van de voor het financiële product geselecteerde duurzame beleggingen te beoordelen, te meten en te monitoren, met inbegrip van de gegevensbronnen, de criteria voor de screening van de onderliggende activa en de relevante duurzaamheidsindicatoren die worden gebruikt om de algemene duurzame impact van het financiële product te meten;

    (c)de informatie waarvan sprake in artikel 5;

    (d)de informatie waarvan sprake in artikel 7;

    De ingevolge de eerste alinea te verschaffen informatie wordt op duidelijke wijze en op een prominente plaats van de website bekendgemaakt.

    2.EBA, EIOPA en ESMA ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de presentatie en inhoud van de informatie waarvan sprake in lid 1, onder a) en b).

    EBA, EIOPA en ESMA dienen die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk in op [PO: De datum 18 maanden na de datum van inwerkingtreding invoegen].

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Artikel 7

    Transparantie van duurzame beleggingen in periodieke rapportages

    1.Indien financiëlemarktdeelnemers een financieel product beschikbaar stellen waarvan sprake in artikel 5, leden 1, 2 en 3, nemen zij in periodieke verslagen een beschrijving op van het volgende:

    (a)de algemene duurzaamheidsgerelateerde impact van het financiële product aan de hand van relevante duurzaamheidsindicatoren;

    (b)indien een index als referentiebenchmark is aangewezen, een vergelijking tussen de algemene impact van het financieel product met de aangewezen index en een brede marktindex in termen van weging, bestanddelen en duurzaamheidsindicatoren.

    2.De informatieverschaffing waarvan sprake in lid 1 gebeurt als volgt:

    (a)voor abi-beheerders in het in artikel 22 van Richtlijn 2011/61/EU bedoelde jaarverslag;

    (b)voor verzekeringsondernemingen, jaarlijks schriftelijk overeenkomstig artikel 185, lid 6, van Richtlijn 2009/138/EG;

    (c)voor IBPV's, in het pensioenuitkeringsoverzicht waarvan sprake in artikel 38 van Richtlijn (EU) 2016/2341 en bij de informatieverschaffing waarvan sprake in artikel 43 van Richtlijn (EU) 2016/2341;

    (d)voor beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, in het jaarverslag waarvan sprake in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 345/2013;

    (e)voor beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, in het jaarverslag waarvan sprake in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 346/2013;

    (f)voor aanbieders van pensioenproducten, schriftelijk, ten minste in jaarverslagen of in verslagen overeenkomstig de nationale wetgeving;

    (g)voor icbe-beheermaatschappijen of icbe-beleggingsmaatschappijen in hun in artikel 69 van Richtlijn 2009/65/EG bedoelde halfjaarlijkse verslagen en jaarverslagen;

    (h)voor beleggingsondernemingen die vermogensbeheer aanbieden, in de in artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde periodieke verslagen.

    3.Voor de toepassing van lid 1 mogen financiëlemarktdeelnemers de informatie in managementverslagen overeenkomstig artikel 19 of de informatie in niet-financiële overzichten overeenkomstig artikel 19 bis van Richtlijn 2013/34/EU in voorkomend geval gebruiken.

    4.EBA, EIOPA en ESMA ontwikkelen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische reguleringsnormen om nadere regels vast te stellen voor de presentatie en inhoud van de informatie waarvan sprake in lid 1.

    ESMA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 1 januari 2014 voor aan de Commissie. Datum 18 maanden na de datum van inwerkingtreding invoegen].

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Artikel 8

    Herziening van informatie

    1.Financiëlemarktdeelnemers dragen er zorg voor dat alle overeenkomstig artikel 3 of artikel 6 bekendgemaakte informatie actueel wordt gehouden. Indien een financiëlemarktdeelnemer dergelijke informatie wijzigt, wordt op dezelfde website een duidelijke toelichting op die wijziging gepubliceerd.

    2.Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's, en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden met betrekking tot alle overeenkomstig artikel 3 bekendgemaakte informatie.

    Artikel 9

    Publicitaire mededelingen

    1.1. Onverminderd strengere sectorale wetgeving, met name Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1286/2014, zorgen financiëlemarktdeelnemers, verzekeringstussenpersonen die verzekeringsadvies aanbieden met betrekking tot IBIP's en beleggingsondernemingen die beleggingsadvies aanbieden, ervoor dat hun publicitaire mededelingen niet in strijd zijn met de overeenkomstig deze verordening openbaar gemaakte informatie.

    2.EBA, EIOPA en ESMA kunnen via het Gemengd Comité ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen om de standaardpresentatie van informatie over duurzame investeringen te bepalen.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, van Verordening (EU) nr. 1094/2010 en van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

    Artikel 10

    Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2016/2341

    Richtlijn (EU) 2016/2341 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)Aan artikel 19 wordt het volgende lid 9 toegevoegd:

    ‘9. De Commissie is bevoegd om door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 bis maatregelen vast te stellen die ervoor zorgen dat:

    a)er wordt rekening gehouden met de "prudent person"-regel met betrekking tot de inaanmerkingneming van milieu-, sociale en governancerisico's;

    b)milieu-, sociale en governancefactoren bij interne beleggingsbeslissingen en risicobeheerprocessen worden in aanmerking genomen.

    In deze gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met de omvang, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de IBPV's en met de risico's die inherent zijn aan deze activiteiten, en wordt gezorgd voor consistentie met artikel 14 van Richtlijn 2009/65/EG, artikel 132 van Richtlijn 2009/138/EG en artikel 12 van Richtlijn 2011/61/EU.’;

    (2)het volgende artikel 60 bis wordt ingevoegd:

    Artikel 60 bis

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2. De bevoegdheid om de in artikel 19, lid 9, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening voor onbepaalde tijd verleend.

    3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 19, lid 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    5. Een overeenkomstig artikel 19, lid 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.”.

    Artikel 11

    Evaluatie

    Tegen [PO: Datum invoegen die 60 maanden na de datum van inwerkingtreding ligt], evalueert de Commissie de toepassing van deze verordening.

    Artikel 12

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing vanaf [PO: datum die ligt 12 maanden na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie invoegen].

    Artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 4, artikel 9, lid 2, en artikel 10 zijn evenwel van toepassing met ingang van [PO: Datum van inwerkingtreding invoegen] en artikel 7, leden 1 tot en met 3, is van toepassing met ingang van [PO: 1 januari van het jaar volgende op de datum waarvan sprake in de tweede alinea invoegen].

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    (1)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst. Europese duurzaamheidsmaatregelen (COM(2016) 739 final).
    (2)    Een nieuwe start voor Europa: mijn agenda voor banen, groei, billijkheid en democratische verandering. Politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie, Straatsburg, 15 juli 2014.
    (3)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank: Een investeringsplan voor Europa (COM(2014)0903 final).
    (4)    Commission Staff Working Document on the review of the 2012 European Bioeconomy Strategy (SWD(2017) 374 final).
    (5)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie (COM(2015) 468 final).
    (6)    De raming is een gemiddelde jaarlijkse investeringskloof voor de periode 2021-2030, op basis van PRIMES-modelprojecties die de Europese Commissie heeft gebruikt in de effectbeoordeling van het voorstel voor de richtlijn energie-efficiëntie (2016).
    (7)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan: duurzame groei financieren (COM(2018)097 final).
    (8)    Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
    (9)    Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
    (10)    Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
    (11)    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349)
    (12)    Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).
    (13)    Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1).
    (14)    Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).
    (15)    Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 98).
    (16)    Verordening (EU) 2017/1131 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake geldmarktfondsen (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 8).
    (17)    Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).
    (18)    Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft (PB L 132 van 20.5.2017, blz. 1).
    (19)    Richtlijn 2014/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 tot wijziging van Richtlijn 2013/34/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PB L 330 van 15.11.2016, blz. 1).
    (20)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
    (21)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie (COM(2015) 468 final).
    (22)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, 1094/2010, 1095/2010, 345/2013, 346/2013, 600/2014, 2015/760, 2016/1011 en 2017/1129 (COM(2017) 536 final).
    (23)    Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
    (24)    Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
    (25)    Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
    (26)    Voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een pan-Europees persoonlijk pensioenproduct (PEPP) (COM(2017) 343 final).
    (27)    Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 98).
    (28)    Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).
    (29)    PB C van , blz. .
    (30)    PB C van , blz. .
    (31)    Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).
    (32)    Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
    (33)    Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
    (34)    Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1.).
    (35)    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349)
    (36)    Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).
    (37)    Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).
    (38)    Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1).
    (39)    Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).
    (40)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
    (41)    Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
    (42)    Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
    (43)    Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
    (44)    Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (PB L 354 van 23.12.2016, blz. 37).
    (45)    Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).
    Top