Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018PC0209

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

    COM/2018/209 final - 2018/0103 (COD)

    Straatsburg,17.4.2018

    COM(2018) 209 final

    2018/0103(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

    {SWD(2018) 104 final}

    {SWD(2018) 105 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Precursoren voor explosieven zijn chemische stoffen die voor legitieme doeleinden kunnen worden gebruikt, maar die ook kunnen worden misbruikt voor de vervaardiging van explosieven. Ter voorkoming van de illegale vervaardiging van explosieven worden door Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven 1 („de verordening”) beperkingen gesteld aan het aanbieden aan, het binnenbrengen, het voorhanden hebben en het gebruiken van geselecteerde precursoren voor explosieven door particulieren, en regels vastgesteld over het melden van verdachte transacties.

    Na de inwerkingtreding van de verordening op 1 maart 2013 2 is de op de markt beschikbare hoeveelheid precursoren voor explosieven voor particulier gebruik afgenomen. De lidstaten hebben tevens een toename gerapporteerd van het aantal meldingen van verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen. Precursoren voor explosieven worden echter nog steeds gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven. Deze „zelfgemaakte explosieven” zijn gebruikt bij het overgrote deel van de terroristische aanslagen in de EU, waaronder die in Madrid in 2004, Londen in 2005, Parijs in 2015, Brussel in 2016 en Manchester en Parsons Green in 2017. Aanslagen met zelfgemaakte explosieven waren ook verantwoordelijk voor het overgrote deel van de slachtoffers van dergelijke aanslagen in de afgelopen decennia.

    De verordening voorziet in beperkingen en controles op het niveau van de Unie, en strekt ertoe voor alle betrokken ondernemingen een gelijk speelveld te creëren. Dit is echter slechts ten dele bereikt, omdat de verordening verschillende niveaus van beperkingen in de lidstaten mogelijk maakt. Hierdoor wordt niet gezorgd voor een zo uniform mogelijke regeling voor marktdeelnemers. Bovendien wordt door de verordening geen toereikend niveau van bescherming van de veiligheid van de bevolking gewaarborgd. Naar verluidt proberen criminelen de hand op precursoren voor explosieven te leggen in lidstaten met minder strenge beperkingen, of online, waar de verordening niet altijd wordt toegepast.

    De bestaande beperkingen en controles zijn onvoldoende gebleken om de illegale vervaardiging van zelfgemaakte explosieven te voorkomen. Zo worden criminelen door de verplichting om transacties te registreren niet afgeschrikt of belet om precursoren voor explosieven te verwerven. Ook rechtspersonen kunnen precursoren voor explosieven verwerven die ze niet beroepsmatig nodig hebben. Sinds de inwerkingtreding van de verordening is de dreiging bovendien veranderd. Terroristen gebruiken nieuwe tactieken en ontwikkelen nieuwe procedures en technieken om bommen te maken, die ten minste gedeeltelijk bedoeld zijn om de bestaande beperkingen en controles te omzeilen.

    Verder ontbreken in de verordening bepalingen die de naleving en handhaving vergemakkelijken. Dit draagt bij tot een aantal structurele gebreken in de toeleveringsketen: niet alle actoren zijn zich bewust van de verplichtingen van de verordening en niet alle marktdeelnemers voeren controles op de naleving uit. Ook worden niet in alle lidstaten systematisch inspecties uitgevoerd. Tot slot is de verordening niet duidelijk genoeg wat verschillende van de opgelegde verplichtingen betreft, waaronder die welke moeten zorgen voor de doorgifte van informatie in de toeleveringsketen. Dit voorstel voor een verordening heeft als doel de bovengenoemde problemen aan te pakken door de verordening aan te scherpen en te verduidelijken. Tegelijkertijd zal de Commissie doorgaan met haar niet-wetgevende werkzaamheden die gericht zijn op het beperken van het misbruik van precursoren voor explosieven en het wegnemen van belemmeringen voor het vrije verkeer van dergelijke stoffen op de interne markt, met name door de voortzetting van het door het Permanent Comité precursoren verrichte werk en de verfijning en actualisering van richtsnoeren, zoals voorgeschreven in de verordening.

    Dit initiatief valt onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit). In een advies van het Refit-platform werden de bovengenoemde problemen die voortvloeien uit de uiteenlopende wijze van toepassing van de verordening, erkend en werd voorgesteld mogelijkheden te onderzoeken om de uniforme toepassing ervan te garanderen, met name door gemeenschappelijke voorwaarden en criteria voor vergunningen vast te stellen, en door dubbelzinnigheden met betrekking tot verplichtingen voor actoren in de toeleveringsketen te verduidelijken.

    Institutionele achtergrond van het voorstel

    Het reguleren van de beschikbaarheid van precursoren voor explosieven op de markt werd in het EU-actieplan van 2008 voor het verbeteren van de beveiliging van explosieven als beleidsprioriteit aangemerkt 3 . Na de goedkeuring van het actieplan heeft de Europese Commissie een Permanent Comité precursoren opgericht, een deskundigengroep die bestaat uit deskundigen van de autoriteiten van de lidstaten en belanghebbenden uit de chemische industrie en de detailhandel. Op basis van de aanbevelingen van het Permanent Comité precursoren en de resultaten van een effectbeoordeling van de mogelijke opties 4 heeft de Commissie in 2010 haar goedkeuring gehecht aan een voorstel voor een verordening over precursoren voor explosieven 5 . Op 15 januari 2013 werd Verordening (EG) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven („de verordening”) aangenomen.

    Het belang van dergelijke beperkingen en controles voor het verstoren van de activiteiten van terroristische netwerken door het moeilijker te maken om doelen aan te vallen en aan gevaarlijke stoffen te komen en deze te gebruiken, werd nogmaals benadrukt in de Europese veiligheidsagenda 6 , die in april 2015 door de Commissie werd goedgekeurd.

    Na de aanslagen op 13 november 2015 in Parijs en op 22 maart 2016 in Brussel benadrukte de Commissie in het actieplan ter bestrijding van de illegale handel in en het gebruik van vuurwapens en explosieven 7 en de mededeling over de uitvoering van de EU-veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme 8 dat het nog steeds te gemakkelijk was om aan precursoren voor explosieven te komen en dat de bestaande controles moesten worden verscherpt.

    In februari 2017 heeft de Commissie een verslag over de toepassing van de verordening 9 goedgekeurd. In het verslag wordt een aantal uitdagingen beschreven die de lidstaten en de toeleveringsketen het hoofd moeten bieden om de verordening uit te voeren, alsook de noodzaak om de capaciteit van alle bij de uitvoering en handhaving van de beperkingen en controles betrokken partijen te vergroten. In het verslag worden de beperkingen van de wetgeving betreffende het bewustzijn in de toeleveringsketen aan de orde gesteld, en de uiteenlopende regelingen in de EU, waardoor belangrijke beveiligingslacunes en uitdagingen ontstaan voor de actoren in de toeleveringsketen die in de EU actief zijn.

    In oktober 2017 werd er een aanbeveling van de Commissie inzake onmiddellijke actie ter voorkoming van misbruik van precursoren voor explosieven 10 goedgekeurd. De lidstaten werd dringend verzocht alle nodige maatregelen in het kader van de bestaande verordening te nemen om te voorkomen dat terroristen toegang krijgen tot stoffen waarvoor een beperking geldt, en verzocht een grondige beoordeling te maken van de door hen ingevoerde verbods-, vergunnings- of registratiesystemen.

    De Raad van de Europese Unie stemde op 7 december 2017 in met de aanbeveling en riep de lidstaten op de beschikbaarheid van precursoren voor explosieven voor particulieren te beperken 11 . Het Europees Parlement uitte tevens zijn bezorgdheid over de ruime beschikbaarheid van vuurwapens en precursoren voor explosieven op verborgen netwerken en de toenemende banden tussen terrorisme en georganiseerde misdaad 12 .

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Op stoffen en mengsels die voor de vervaardiging van illegale explosieven kunnen worden gebruikt, zijn ook diverse andere rechtsinstrumenten van de EU van toepassing. Deze instrumenten beogen, net als dit voorstel, de werking van de interne markt te waarborgen. Ze hebben allemaal ook nog een ander doel, dat doorgaans verband houdt met de volksgezondheid, de veiligheid en het milieu. Het secundaire doel van deze voorgestelde verordening is daarentegen op veiligheid gericht, namelijk het opsporen en voorkomen van de illegale vervaardiging van explosieven.

    Beperkingen op chemische stoffen voor veiligheidsdoeleinden staan ook in Verordening (EG) nr. 1259/2013 13 en Verordening (EG) nr. 273/2004 14 , die betrekking hebben op de handel in drugsprecursoren tussen de EU en derde landen, en binnen de EU. Verschillende precursoren voor explosieven kunnen ook als drugsprecursoren worden gebruikt. Bovendien voorziet Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad 15 in gemeenschappelijke Europese controlevoorschriften en een gemeenschappelijke Europese lijst van producten voor tweeërlei gebruik, waaronder een aantal precursoren voor explosieven.

    Teneinde een hoog beschermingsniveau van de volksgezondheid en het milieu te garanderen, worden in Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (CLP-verordening) 16 EU-brede criteria vastgesteld om te bepalen of chemische stoffen of mengsels die zijn vervaardigd of ingevoerd op de EU-markt, als gevaarlijk moeten worden ingedeeld. De leveranciers moeten de geïdentificeerde gevaren van deze stoffen of mengsels vervolgens bekendmaken aan hun klanten, waaronder consumenten. Het meest gebruikte voorlichtingsinstrument voor gevaren is de etikettering op de verpakking van de stof of het mengsel, maar ook het veiligheidsinformatieblad dat aan de actoren downstream in de toeleveringsketen wordt verstrekt.

    Ten behoeve van de volksgezondheid, het milieu en veiligheidsaspecten bevat Verordening (EG) nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) 17 een registratieprocedure voor chemische stoffen en een lijst van beperkingen op de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen, mengsels en voorwerpen. Hiertoe behoort de precursor voor explosieven ammoniumnitraat. In Verordening (EG) nr. 2003/2003 inzake meststoffen 18 worden nauwkeurige regels vastgesteld met betrekking tot veiligheids- en controlemaatregelen voor meststoffen op basis van ammoniumnitraat.

    Dit voorstel voor een verordening vereist niet dat chemische stoffen vooraf worden geregistreerd of ingedeeld. De aanpak van deze voorgestelde verordening is dat alle chemische stoffen mogen worden aangeboden, ook aan particulieren, tenzij in deze verordening (of andere EU-wetgeving) anders is bepaald (zie artikel 4).

    Richtlijn 2014/28/EU betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik 19 heeft betrekking op explosieven, terwijl deze voorgestelde verordening betrekking heeft op precursoren voor explosieven, d.w.z. stoffen die kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven. Dit voorstel voor een verordening heeft ook geen betrekking op pyrotechnische artikelen. Het aanbieden van dergelijke artikelen wordt geregeld in Richtlijn 2013/29/EU betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen 20 , waarin pyrotechnische artikelen in categorieën worden ondergebracht op grond van de toepassing of het doel en gevaar ervan. De gevaarlijkste categorie vuurwerk (F4) is uitsluitend voor professioneel gebruik.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    Dit voorstel vormt een aanvulling op het EU-actieplan van 2017 ter verbetering van de paraatheid bij veiligheidsrisico's op chemisch, biologisch, radiologisch en nucleair gebied 21 , en in het bijzonder op de maatregelen in dat actieplan voor de chemische sector, zoals het werken aan de opsporing en beperking van chemische dreigingen, zoals opsporing door de douaneautoriteiten, of aan de preventie van dreigingen van binnenuit ten aanzien van chemische inrichtingen. Voorts biedt het EU-actieplan van 2017 ter ondersteuning van de bescherming van openbare ruimten 22 een kader voor samenwerking en het delen van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot terroristische dreigingen, waaronder die in verband met zelfgemaakte explosieven.

    De voorgestelde verordening zal het strafrechtelijk kader van Richtlijn (EU) 2017/541 inzake terrorismebestrijding 23 aanvullen, met name in gevallen waar de melding van verdachte transacties krachtens dit voorstel kan leiden tot een onderzoek op basis van een verdenking van een terroristisch misdrijf. Voor zover online-inhoud publiekelijk het plegen van een terroristisch misdrijf met zelfgemaakte explosieven uitlokt, moeten de lidstaten krachtens die richtlijn maatregelen nemen om dergelijke inhoud te verwijderen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 VWEU, op grond waarvan het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure wetgevingsmaatregelen mogen vaststellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van de interne markt betreffen.

    Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

    De noodzaak van EU-actie werd reeds erkend door de vaststelling van Verordening (EU) nr. 98/2013, die EU-brede regels bevat voor de beperkingen en controles met betrekking tot precursoren voor explosieven. Het bestaande wetgevingskader voorziet weliswaar in een gemeenschappelijke aanpak in de EU, maar uit de evaluatie ervan is ook gebleken dat er op wetgevend en operationeel niveau sprake is van aanzienlijke verschillen. Op grond van Verordening (EU) nr. 98/2013 mogen de lidstaten niet alleen verschillende soorten beperkingen vaststellen, maar is er ook ruimte voor verschillende interpretaties en uiteenlopende niveaus van praktische toepassing.

    Verschillende regels en praktijken hebben gevolgen voor marktdeelnemers in de hele EU, met name wanneer zij producten binnen de EU verkopen of kopen. Dit is een probleem in verband met de interne markt, waardoor het vrije verkeer van precursoren voor explosieven in de EU wordt beperkt. Het probleem kan niet door unilaterale acties van lidstaten worden opgelost, omdat de belemmeringen en onzekerheden het gevolg zijn van verschillen in wetgeving en procedures tussen de lidstaten. Ook met betrekking tot de onzekerheden over het bestaande EU-kader is er een EU-oplossing nodig, aangezien nationale maatregelen alleen maar tot verschillende interpretaties van de verordening zouden leiden.

    Verschillen in regels en praktijken kunnen worden misbruikt om op illegale wijze precursoren voor explosieven te verwerven. Als criminelen in lidstaten met minder beperkingen en/of lagere controleniveaus aan precursoren voor explosieven kunnen komen, heeft dat gevolgen voor de veiligheid van alle lidstaten en ontstaat er bezorgdheid op het gebied van veiligheid op EU-niveau. De EU moet ingrijpen, aangezien deze praktijk alleen kan worden voorkomen als alle lidstaten hun controlesystemen harmoniseren en de regels correct handhaven.

    De beperkingen en controles moeten in overeenstemming worden gebracht met de evoluerende dreiging. Daar een passend niveau van beperkingen en controles in sommige lidstaten ontbreekt, achten andere het wellicht noodzakelijk om op nationaal niveau maatregelen te treffen die verder gaan dan het toepassingsgebied van deze verordening. Dit zou een negatief effect hebben op het vrije verkeer van personen, goederen en diensten in de Unie.

    De meerwaarde van maatregelen op EU-niveau zou derhalve leiden tot meer geharmoniseerde beperkingen en controles met betrekking tot precursoren voor explosieven, waardoor de veiligheid zou verbeteren en het vrije verkeer van dergelijke stoffen zou worden vergemakkelijkt.

    Evenredigheid

    In de begeleidende effectbeoordeling ging de voorkeur uit naar de aanpak van dit voorstel boven niet-wetgevende maatregelen gericht op het bevorderen van de toepassing van de verordening en boven een meer ingrijpende herziening van de wetgeving van het huidige kader. Dit voorstel versterkt en verduidelijkt het bestaande wetgevingskader en laat de essentiële kenmerken ervan ongemoeid. Terwijl het voorstel een belangrijke bijdrage zou leveren aan de veiligheid en de werking van de interne markt, zou het niet onevenredig zijn gezien de beperkte verwachte effecten op de markt wat betreft lasten en kosten in verband met toepassing en handhaving.

    De grotere geharmoniseerde beperkingen zullen meer gevolgen hebben voor ondernemingen die gespecialiseerd zijn in het leveren van (sterk geconcentreerde) precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, dan voor ondernemingen met een veel breder productaanbod, waaronder alternatieven voor de precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt. Maar terwijl door dergelijke beperkingen het verbruik van en de vraag naar producten waarvoor een beperking geldt, kan dalen, kunnen deze ook leiden tot toename van het verbruik van en de vraag naar lagere concentraties met hetzelfde effect of alternatieve producten die verder worden ontwikkeld. Hierdoor kunnen de activiteiten van ondernemingen die goederen waarvoor een beperking geldt, produceren of verkopen, afnemen, maar ook kan dit nieuwe kansen bieden voor ondernemingen die alternatieve goederen en lagere concentraties produceren of verkopen, en worden innovatieve ondernemingen erdoor gestimuleerd. Al met al zullen er dus geen aanzienlijke gevolgen zijn voor de omzet van de chemische sector als geheel.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Overeenkomstig het werkprogramma van de Commissie voor 2018 waarin een eventuele herziening van de verordening wordt overwogen, werd opdracht gegeven voor een studie om de huidige situatie te analyseren, lacunes en problemen vast te stellen en het effect van eventuele beleidswijzigingen te beoordelen. De Commissie werd door de studie ondersteund bij het onderzoeken van manieren ter verbetering van de doeltreffendheid en efficiëntie van de beperkingen en controles van de EU waardoor de beschikbaarheid van precursoren voor explosieven wordt beperkt en wordt gegarandeerd dat verdachte transacties in de toeleveringsketen adequaat worden gemeld.

    Uit de studie bleek dat de algemene doelstellingen van de verordening relevant blijven voor de huidige behoeften door de voortdurende terroristische dreiging in Europa, en dat de verordening over het geheel genomen effectief heeft bijgedragen tot het beperken van de beschikbaarheid van precursoren voor explosieven voor particulieren. De verordening heeft bijgedragen tot nationale inspanningen ter verbetering van de opsporing door meer informatie-uitwisseling en het vergroten van het bewustzijn wat betreft de opkomende dreiging in verband met precursoren voor explosieven, door grote zichtbaarheid te geven aan de dreiging van precursoren voor explosieven en door politieke impulsen te creëren om aan te dringen op een snelle vaststelling van nationale beperkende maatregelen.

    Bij de evaluatie werd ook gewezen op een aantal problemen en verbeterpunten van het huidige kader. Uit de analyse bleek met name dat de verordening niet voor alle relevante precursoren voor explosieven en betrokken belanghebbenden geldt en daarvan ook geen duidelijke definitie omvat. De toepassing en handhaving van de verordening blijft beperkt door het ontbreken van uniforme controles en de uiteenlopende manieren waarop controles zijn uitgevoerd. De versnippering van controleregelingen in de EU heeft geleid tot uitdagingen op het gebied van de naleving door marktdeelnemers en vormt een veiligheidsprobleem. Mogelijkheden voor vereenvoudiging en kostenbesparing zijn verdere harmonisatie van het systeem van beperkingen en controles, verduidelijking van de etiketteringsplicht en een snellere en flexibelere EU-procedure voor het wijzigen van de lijst van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt.

    Raadpleging van belanghebbenden

    Ter voorbereiding van de evaluatie en mogelijke herziening van het bestaande wetgevingskader heeft de Commissie een aantal raadplegingen gehouden met verschillende groepen belanghebbenden, zoals particulieren, nationale bevoegde instanties en marktdeelnemers, waaronder fabrikanten, distributeurs en detailhandelaren. Tot de voornaamste geraadpleegde belanghebbenden behoort het Permanent Comité precursoren, dat bestaat uit deskundigen van de autoriteiten van de lidstaten en belanghebbenden uit de chemische industrie en de detailhandel.

    De bevolking is tussen 6 december 2017 en 14 februari 2018 geraadpleegd over een mogelijke herziening van het bestaande wetgevingskader. De 83 ontvangen reacties zijn hoofdzakelijk afkomstig van vertegenwoordigers van bedrijven of organisaties die betrokken zijn bij de productie, de distributie, de verkoop of het gebruik van precursoren voor explosieven. Van de meerderheid luidde de reactie dat het huidige systeem van controles en beperkingen voor het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven met relatief weinig kosten gepaard gaat, maar ook slechts ten dele de veiligheid van de bevolking waarborgt. Voorts werd aangevoerd dat de verordening niet in aanzienlijke mate heeft bijgedragen tot de harmonisatie van controles in de lidstaten. Tot slot meldde de meerderheid dat de beschikbaarheid op de markt van bepaalde niet-gereguleerde, maar potentieel gevaarlijke stoffen en de online verkoop van precursoren voor explosieven aanleiding geven tot bezorgdheid op het gebied van veiligheid.

    Uit de openbare raadpleging bleek dat de respondenten toekomstige verbetering van het wetgevingskader steunen, met name door verduidelijking van het toepassingsgebied van het kader met betrekking tot online verkoop, meer geharmoniseerde toepassing in de lidstaten en betere doorgifte van informatie in de toeleveringsketen. Al deze suggesties zijn in dit voorstel opgenomen. De grote meerderheid van het Permanent Comité precursoren en de branchevertegenwoordigers van fabrikanten en distributeurs uitte haar steun voor de maatregelen ter verbetering van het bestaande wetgevingskader, zoals gepresenteerd in dit voorstel. Daarnaast stelden zij voor dit voorstel vergezeld te laten gaan van een aantal in de effectbeoordeling geïdentificeerde niet-wetgevende maatregelen.

    Effectbeoordeling

    De effectbeoordeling ter ondersteuning van dit voorstel kreeg een positief advies van de Raad voor regelgevingstoetsing, met weinig suggesties voor verbetering 24 . Na dit advies is de effectbeoordeling zodanig gewijzigd dat duidelijker wordt uitgelegd hoe de verschillende beleidsopties zijn uitgewerkt en waarom juist deze opties zijn geselecteerd. Ook werd speciale aandacht geschonken aan online verkoop, zowel binnen het huidige kader als in het kader van de verschillende beleidsopties. De effectbeoordeling is verder aangepast zodat uitdrukkelijk de criteria worden vermeld die worden gebruikt om te bepalen welke beperkingen en controles nodig zijn, en de standpunten van de belanghebbenden met betrekking tot de specifieke opties en maatregelen beter worden weergegeven. Tot slot is er een paragraaf toegevoegd met een beschrijving van de handhavingsmaatregelen die de Commissie heeft ondernomen.

    Naast het referentiescenario (optie 0) zijn er drie beleidsopties overwogen. Beleidsoptie 1 (niet-wetgevend) betreft verbetering van de toepassing van de verordening met niet-wetgevende maatregelen. Beleidsoptie 2 (wetgevend – herziening van het bestaande kader) betreft vergroting van de doeltreffendheid en efficiëntie van de beperkingen, handhaving door overheidsinstanties en naleving door de toeleveringsketen, en tot slot betreft beleidsoptie 3 (wetgevend – grondige herziening van het huidige kader) de invoering van verdere controles in de toeleveringsketen.

    Na de verschillende opties te hebben geanalyseerd en vergeleken, werd de voorkeur gegeven aan beleidsoptie 2. Deze optie biedt een oplossing voor de geconstateerde problemen en draagt bij tot de vastgestelde algemene en specifieke doelstellingen. Bovendien versterken en verduidelijken de voorgestelde maatregelen het bestaande wetgevingskader, terwijl de essentiële kenmerken ervan ongemoeid worden gelaten. De hoofddoelstellingen van de bestaande verordening zijn ten minste gedeeltelijk bereikt, dus een volledige herziening lijkt niet nodig.

    De voornaamste kosten van de voorkeursoptie houden verband met handhavingskosten voor overheidsinstanties en gederfde winst voor ondernemingen als gevolg van de beperkingen betreffende het aanbieden aan particulieren. Dit kan ook enigszins negatieve gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt. In het algemeen zal de voorkeursoptie evenwel leiden tot een verlaging van de nalevingskosten en de administratieve lasten door de harmonisatie en verduidelijking van de bestaande verplichtingen. In de effectbeoordeling werden de kosten voor het bedrijfsleven in de hele EU geraamd tussen de 5 en 25 miljoen EUR bij de invoering, gevolgd door jaarlijkse kosten tussen de 24 en 83 miljoen EUR. Voor overheden zijn deze kosten geraamd op ongeveer 5 miljoen EUR bij de invoering en tussen de 8 en 18 miljoen EUR per jaar. De belangrijkste voordelen komen voort uit de besparingen op de nalevingskosten, naar schatting tussen de 25 en 75 miljoen EUR per jaar, en vermindering van de criminaliteit, waaronder terroristische aanvallen, mogelijk tot wel 500 miljoen EUR.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    Aangezien dit een herziening betreft van bestaande wetgeving die onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit) van de Commissie valt, heeft de Commissie mogelijkheden onderzocht om de lasten te vereenvoudigen en verlichten. Deze wetgeving geldt voor alle handelaren en daarom wordt er in dit voorstel geen uitzondering gemaakt voor micro-ondernemingen.

    In het kader van het Refit-platform hebben belanghebbenden de Commissie aanbevolen mogelijkheden te onderzoeken om een uniforme toepassing van de verordening in de lidstaten te vergemakkelijken, zoals de vaststelling van gemeenschappelijke voorwaarden en criteria voor vergunningen en opheldering van dubbelzinnigheden. Daarnaast was men het erover eens dat de verplichtingen voor actoren in de toeleveringsketen moeten worden verduidelijkt 25 .

    Dankzij dit voorstel zullen de momenteel toegepaste controlemaatregelen worden verduidelijkt en zal de efficiëntie ervan worden verbeterd. Volgens een raming in de effectbeoordeling leidt dit tot een daling van ongeveer 10 % (tussen de 25 en 75 miljoen EUR per jaar) van de huidige kosten voor ondernemingen om aan de verordening te voldoen. Door dit voorstel zullen de verschillen in de beperkingen op precursoren voor explosieven in de EU worden beperkt, waardoor het wetgevingskader eenvoudiger en de naleving van de regels duidelijker en gemakkelijker wordt. Dit is met name gunstig voor ondernemingen die in de EU actief zijn en zich momenteel aan verschillende regelingen moeten aanpassen.

    Bij de voorgestelde verordening wordt een meer geharmoniseerd kader vastgesteld voor het aan particulieren aanbieden van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, in het bijzonder door de vaststelling van meer gemeenschappelijke voorwaarden voor vergunningen en door de stopzetting van de registratieregeling van Verordening (EG) nr. 98/2013. In het voorstel voor een verordening wordt duidelijk bepaald dat de verordening ook online geldt en het bevat aanwijzingen over hoe deze online kan worden toegepast. Het onderscheid tussen een professionele gebruiker, aan wie precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, mogen worden aangeboden, en een particulier, aan wie dat niet mag, wordt vergemakkelijkt door het opnemen van een definitie van beide begrippen. Het voorstel biedt een oplossing voor de verwarring ten aanzien van de etiketteringsplicht, door te verduidelijken dat elke schakel in de toeleveringsketen de volgende ervan op de hoogte moet brengen dat voor het geleverde product de beperkingen van deze verordening gelden. Dit kan met een etiket, maar ook door het gebruik van bestaande instrumenten zoals het veiligheidsinformatieblad krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006.

    Op dit moment staan er bepalingen over ammoniumnitraat in die Verordening (EG) nr. 1907/2006 en Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven. Krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 mag ammoniumnitraat dat minimaal een bepaald stikstofgehalte bevat, niet in de handel worden gebracht, behalve voor levering aan downstreamgebruikers, distributeurs, landbouwers voor gebruik bij landbouwactiviteiten en natuurlijke personen of rechtspersonen voor beroepsmatige activiteiten. In Verordening (EU) nr. 98/2013 wordt de levering van ammoniumnitraat onderworpen aan een meldingsmechanisme voor verdachte transacties en wordt de lidstaten via een vrijwaringsclausule de mogelijkheid geboden verdere beperkingen in te stellen als er redelijke gronden bestaan om dat te doen.

    Zoals de Commissie in 2015 heeft vastgesteld 26 , zou het regelgevingskader eenvoudiger worden door de relevante op veiligheid gerichte beperkingen op het aanbieden van ammoniumnitraat van Verordening (EG) nr. 1907/2006 naar deze verordening over te hevelen. Dit vormt een aanvulling op de beperkingen ten aanzien van ammoniumnitraat met een stikstofgehalte van meer dan 28 % krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006. Deze overheveling leidt tot een coherenter wetgevingskader dat daardoor waarschijnlijk beter zal worden nageleefd en gehandhaafd.

    Grondrechten

    Het voorstel heeft een licht negatief effect op de vrijheid van ondernemerschap, omdat het een uitbreiding van EU-brede beperkingen op het aanbieden van precursoren voor explosieven aan particulieren behelst. Het effect is echter marginaal, aangezien het een zeer kleine markt betreft. Bovendien kan de daling van het verbruik van en de vraag naar producten waarvoor een beperking geldt, gepaard gaan met een toename van het verbruik van en de vraag naar lagere concentraties met hetzelfde effect of alternatieve producten die verder worden ontwikkeld.

    Dit voorstel brengt geen noemenswaardige verandering in de gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens waarin het huidige wetgevingskader reeds voorziet. Enerzijds heeft dit voorstel als doel de registratie van transacties door particulieren te beëindigen. Anderzijds verplicht dit voorstel ondernemingen om de wettigheid van elke transactie te verifiëren, hetgeen leidt tot het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens. Per saldo kan de hoeveelheid verzamelde en verwerkte gegevens derhalve licht toenemen. Dit voorstel beoogt aantasting van het recht op bescherming van persoonsgegevens tot een minimum te beperken door duidelijke bepalingen inzake doelbinding vast te stellen voor het verwerken en verzamelen van gegevens, en in geval van controle van de verkoop een maximale bewaartermijn van één jaar.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het wetgevingsvoorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    Teneinde een doeltreffende uitvoering van de beoogde maatregelen te waarborgen en de resultaten ervan te controleren, blijft de Commissie nauw samenwerken met het Permanent Comité precursoren en met alle andere relevante belanghebbenden van de autoriteiten van de lidstaten, de chemische toeleveringsketen en EU-agentschappen en instellingen.

    De Commissie zal een controleprogramma opstellen voor de controle van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening. In het controleprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en andere noodzakelijke bewijsstukken zullen worden verzameld. De lidstaten moeten één jaar na aanvang van de toepassing van de verordening en vervolgens jaarlijks een verslag bij de Commissie indienen met bepaalde informatie die van essentieel belang wordt geacht om de toepassing van deze verordening doeltreffend te controleren. De meeste informatie zal door de bevoegde instanties worden verzameld bij de uitoefening van hun taken; er zullen dus geen extra inspanningen nodig zijn voor het verzamelen van gegevens. De Commissie wil tevens, via het Permanent Comité precursoren, gegevens en informatie verzamelen van de marktdeelnemers in de toeleveringsketen.

    De Commissie zal de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde van het ontstane wetgevingskader op zijn vroegst zes jaar na de eerste toepassing van de verordening evalueren, zodat er voldoende gegevens zijn met betrekking tot de toepassing van de verordening. De evaluatie omvat raadplegingen van de belanghebbenden om feedback te verzamelen over de gevolgen van de wetgevingswijzigingen en de genomen zachte maatregelen. Het referentiepunt waartegen vorderingen zullen worden afgezet, vormt de uitgangssituatie op het moment van inwerkingtreding van de wetgevingshandeling.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1: Onderwerp  Het onderwerp van de voorgestelde verordening is identiek aan dat van Verordening (EU) nr. 98/2013. In de voorgestelde verordening worden geharmoniseerde regels vastgesteld inzake het aanbieden, het binnenbrengen, het voorhanden hebben en het gebruiken van stoffen of mengsels die kunnen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, teneinde de beschikbaarheid van die stoffen en mengsels voor particulieren te beperken. Daarnaast bevat de verordening regels om te garanderen dat verdachte transacties in de gehele toeleveringsketen adequaat worden gemeld.

    Artikel 2: Toepassingsgebied – In dit artikel wordt bepaald dat de stoffen of mengsels die onder de geharmoniseerde regels van deze verordening vallen, staan vermeld in de bijlagen I en II. Dit voorstel voor een verordening voorziet in enkele wijzigingen van deze bijlagen ten opzichte van Verordening (EU) nr. 98/2013; deze worden uiteengezet in de toelichting bij de artikelen 3 en 5 hieronder.

    Net als in Verordening (EU) nr. 98/2013 worden in dit voorstel „voorwerpen” in de zin van artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 uitgesloten, evenals gespecificeerde pyrotechnische artikelen en uitrusting, voor speelgoed bestemde slaghoedjes en gespecificeerde geneesmiddelen.

    Artikel 3: Definities – Dit artikel bevat de definitie van begrippen die in de voorgestelde verordening worden gebruikt. Terwijl de meeste definities ongewijzigd blijven ten opzichte van Verordening (EU) nr. 98/2013, worden in dit artikel nog enkele definities toegevoegd en enkele bestaande gewijzigd, zoals hieronder toegelicht.

    In de voorgestelde verordening wordt de definitie gehandhaafd van een „precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt”, die niet mag worden aangeboden aan, of binnengebracht op het grondgebied door, in bezit gehouden door of gebruikt door particulieren (zie artikel 5, lid 1). Het begrip „precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt” omvat zowel stoffen als mengsels, maar sluit „voorwerpen” uit (zie ook artikel 2, lid 2, onder a)). De „beperking” op de in bijlage I vermelde precursoren voor explosieven bestaat in een concentratiegrens die hoger is dan of, in het geval van ammoniumnitraat, een concentratie die gelijk is aan of hoger is dan de in kolom 2 in die bijlage genoemde grenswaarde.

    De criteria aan de hand waarvan wordt bepaald welke maatregelen van toepassing moeten zijn op welke precursoren voor explosieven, zijn onder meer het dreigingsniveau van de precursor voor explosieven, de omvang van de handel in die precursor voor explosieven en de mogelijkheid om een concentratieniveau vast te stellen waaronder de precursor voor explosieven nog kan worden gebruikt voor het legitieme doel waarvoor hij ter beschikking is gesteld en de kans aanzienlijk kleiner is dat hij kan worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven (zie overweging 5).

    Het toepassingsgebied van „precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt” wordt ten opzichte van Verordening (EU) nr. 98/2013 door bijlage I op drie manieren uitgebreid. Ten eerste wordt in dit voorstel voor een verordening zwavelzuur in bijlage I opgenomen. De illegale explosieven die in de afgelopen jaren bij verschillende terroristische aanslagen in de EU zijn gebruikt, waren vervaardigd met zwavelzuur. Het in de handel brengen van zwavelzuur is al gereguleerd in de EU vanwege de gevaarlijke eigenschappen ervan als chemische stof die bijtend is voor de huid (bijlage VI van Verordening (EG) nr. 1272/2008). Onder de in kolom 2 van bijlage I vermelde concentratiegrens van 15 % m/m is het beduidend moeilijker om met zwavelzuur illegale explosieven te vervaardigen, terwijl het nog steeds kan worden gebruikt voor de legitieme doeleinden waarvoor het wordt aangeboden. Hoewel de omvang van de handel in zwavelzuur in de EU aanzienlijk is, wordt naar schatting slechts ongeveer 0,5 % van dat zwavelzuur aan particulieren aangeboden.

    Ten tweede wordt, in vergelijking met Verordening (EU) nr. 98/2013, in dit voorstel voor een verordening de concentratiegrens voor nitromethaan in bijlage I verlaagd van 30 % m/m naar 16 % m/m. Onder de grens van 16 % m/m is het beduidend moeilijker om met nitromethaan illegale explosieven te vervaardigen, terwijl het nog steeds kan worden gebruikt voor de legitieme doeleinden waarvoor het wordt aangeboden. De omvang van de handel in nitromethaan in de EU is gering, net als het aandeel nitromethaan dat aan particulieren wordt aangeboden.

    Ten derde bestaat de bestaande beperking betreffende ammoniumnitraat van 16 of meer gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat reeds in Verordening (EG) nr. 1907/2006 (bijlage XVII); deze wordt overgeheveld naar de onderhavige verordening (bijlage I, zie ook artikel 5, lid 2, en artikel 18). Deze beperkingen met betrekking tot ammoniumnitraat zijn beter op hun plaats in deze verordening waarin veiligheidsrisico's worden behandeld, dan in Verordening (EG) nr. 1907/2006, die gericht is op het waarborgen van de volksgezondheid, het milieu en veiligheid 27 . 

    De overheveling heeft geen invloed op het toepassingsgebied van de bestaande beperking. Daarom blijft volgens artikel 5, lid 2, ammoniumnitraat in concentraties van 16 of meer gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat voor boeren toegankelijk voor landbouwactiviteiten. In het kader van de overheveling wordt in deze voorgestelde verordening derhalve ook de definitie van „landbouwactiviteiten” aan bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 toegevoegd.

    De voorgestelde verordening voorziet in een definitie van „gereguleerde precursor voor explosieven” die niet alleen de in bijlage I vermelde precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, omvat, maar ook de in bijlage II vermelde precursoren voor explosieven (die dienen te worden gemeld). In vergelijking met Verordening (EU) nr. 98/2013 zijn in dit voorstel voor een verordening de verwijzingen in bijlage II naar zwavelzuur en ammoniumnitraat geschrapt, omdat deze nu zijn opgenomen in bijlage I. Artikel 9 schrijft voor dat marktdeelnemers verdachte transacties met betrekking tot de in bijlage I of II vermelde gereguleerde precursoren voor explosieven moeten melden.

    De definitie van „marktdeelnemer” in deze verordening is specifieker gemaakt, zodat deze alleen de lichamen omvat die gereguleerde precursoren voor explosieven of diensten met betrekking tot gereguleerde precursoren voor explosieven op de markt beschikbaar stellen. Voorts wordt verduidelijkt dat de definitie van „marktdeelnemer” ook lichamen omvat die online actief zijn, waaronder digitale marktplaatsen waar consumenten en/of handelaren transacties met elkaar kunnen afsluiten op de website van dezelfde elektronische marktplaats of op een andere website die gebruikmaakt van computerdiensten van de elektronische marktplaats.

    De definitie van „particulier” is uitgebreid zodat ook „rechtspersonen” eronder vallen en er is een definitie van „professionele gebruiker” toegevoegd. Bij het onderscheid tussen een professionele gebruiker, aan wie precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, mogen worden aangeboden, en een particulier, aan wie dit niet mag, gaat het erom of de persoon voornemens is de betreffende precursor voor explosieven te gebruiken voor doeleinden die verband houden met zijn specifieke handels-, ambachts- of beroepsactiviteit.

    Het kenmerkende verschil met een professionele gebruiker is dat een marktdeelnemer een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbiedt aan een andere persoon, terwijl een professionele gebruiker dit niet doet. Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een precursor voor explosieven aan een andere persoon aanbiedt, wordt als marktdeelnemer beschouwd en moet aan de verplichtingen van deze verordening voldoen.

    Artikel 4: Vrij verkeer – Dit artikel bevat een beschrijving van het beginsel van vrij verkeer met betrekking tot de door de voorgestelde verordening gereguleerde precursoren voor explosieven. Dit artikel voorziet in andere beperkingen op basis van het Unierecht betreffende de precursoren voor explosieven, zoals voorschriften van de Unie met betrekking tot de indeling, etikettering en verpakking van deze stoffen. Het artikel verschilt op twee punten van het overeenkomstige artikel in Verordening (EU) nr. 98/2013. Ten eerste geldt het beginsel van vrij verkeer voor precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt in alle concentraties, en niet alleen voor die welke de concentratiegrens niet overschrijden. Ten tweede is het, door op meer algemene wijze te verwijzen naar uitzonderingen op vrij verkeer „waarin deze verordening voorziet”, niet nodig om naar specifieke bepalingen van deze verordening te verwijzen, zoals het geval was in Verordening (EU) nr. 98/2013.

    Artikel 5: Aanbieden, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruik – Dit artikel verbiedt het aanbieden, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruik van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt in concentraties die hoger zijn dan de grenswaarden in kolom 2 van bijlage I bij deze verordening.

    Lid 2 voorziet in een uitzondering op dit verbod voor ammoniumnitraat ten behoeve van landbouwactiviteiten, overeenkomstig de bestaande beperkingen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006. Landbouwers, voor zover zij niet al onder de definitie van „professionele gebruikers” vallen, mogen ammoniumnitraat van 16 of meer gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben of gebruiken.

    De uitzondering op het verbod van Verordening (EU) nr. 98/2013, op grond waarvan een lidstaat een registratieregeling mag handhaven of invoeren waarbij wordt toegestaan dat bepaalde precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, worden aangeboden aan, of in bezit worden gehouden of worden gebruikt door particulieren, mits de marktdeelnemer die deze aanbiedt de transactie registreert, komt in dit voorstel voor een verordening te vervallen.

    De mogelijkheid om een vergunningsregeling te handhaven of in te voeren wordt daarentegen gewaarborgd in lid 3 van dit voorstel. Hierdoor worden particulieren in staat gesteld tot het voor legitieme doeleinden verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben of gebruiken van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt boven de concentratiegrens in kolom 2 van bijlage I als zij daarvoor een vergunning hebben.

    In dit voorstel voor een verordening worden de bestaande parameters voor vergunningverlening op twee punten aangescherpt. Ten eerste bestaat er voor sommige precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt boven de concentratiegrens, in deze verordening geen legitieme gebruiksreden voor particulieren. Derhalve wordt voorgesteld geen vergunningen meer te verlenen voor kaliumchloraat, kaliumperchloraat, natriumchloraat en natriumperchloraat. Er kan alleen een vergunning worden aangevraagd voor een beperkt aantal precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt waarvoor een substantiële legitieme gebruiksreden voor particulieren bestaat, d.w.z. uitsluitend de stoffen waterstofperoxide, nitromethaan en salpeterzuur waarvoor al een beperking geldt, en het nieuw voorgestelde zwavelzuur.

    Ten tweede mogen er onder de voorgestelde verordening uitsluitend vergunningen worden verleend voor de laatstgenoemde stoffen in een concentratie die niet hoger is dan een in kolom 3 van bijlage I bij deze verordening bepaalde bovengrens. Boven die bovengrens weegt het risico in verband met de illegale vervaardiging van explosieven zwaarder dan het verwaarloosbare legitieme gebruik door particulieren van deze precursoren voor explosieven, waarvoor met een alternatief of een lagere concentratie hetzelfde effect kan worden bereikt. Dit komt al tot uiting in Verordening (EU) nr. 98/2013, waarin dezelfde bovengrenzen zijn vastgesteld in registratieregelingen voor het verwerven van waterstofperoxide, nitromethaan en salpeterzuur. Voor het nieuw voorgestelde zwavelzuur wordt de bovengrens vastgesteld op 40 %, boven welke concentratie zwavelzuur steeds gevaarlijker wordt, ook voor de vervaardiging van explosieven. Het legitieme gebruik door particulieren van zwavelzuur in een hoge concentratie is van weinig belang en er bestaan veel alternatieven.

    Krachtens lid 4 stelt een lidstaat de Commissie onverwijld in kennis van alle precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt waarvoor de lidstaat in een vergunningsregeling voorziet, die de Commissie zal bekendmaken overeenkomstig lid 5.

    Artikel 6: Vergunningen – Dit artikel bevat regels voor de criteria en procedures voor het afgeven en verlenen van vergunningen. Krachtens Verordening (EU) nr. 98/2013 moeten de bevoegde instanties rekening houden met alle relevante omstandigheden en in het bijzonder de legitimiteit van het voorgenomen gebruik. In de voorgestelde verordening wordt specifieker gemaakt met welke andere relevante omstandigheden rekening moet worden gehouden, namelijk de beschikbaarheid van lagere concentraties of alternatieve stoffen met een gelijkaardige werking, de voorgestelde opslagmethoden om ervoor te zorgen dat de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, veilig wordt bewaard, en de achtergrond van de persoon die een vergunning aanvraagt, met inbegrip van een eventueel strafblad.

    Informatie uit het strafregister wordt uitgewisseld uit hoofde van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 28 . Door het gebruik van dit Europees Strafregisterinformatiesysteem (Ecris) voor het verkrijgen van informatie over eerdere veroordelingen wordt gewaarborgd dat de instanties van de lidstaat bij de afgifte van een vergunning niet alleen rekening houden met in de eigen lidstaat uitgesproken veroordelingen, maar ook met in andere lidstaten uitgesproken veroordelingen. Hierdoor wordt bij het besluit om al dan niet een vergunning te verlenen, rekening gehouden met alle relevante beschikbare informatie over eerder veroordelingen. Daarnaast wordt door deze bepaling gegarandeerd dat alle lidstaten verplicht zijn om op een verzoek om dergelijke informatie te reageren, ongeacht de bepalingen hierover in de eigen wetgeving.

    Door een lidstaat overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 98/2013 afgegeven vergunningen verliezen hun geldigheid na de eerste toepassing van deze verordening, omdat daarbij niet noodzakelijkerwijs rekening is gehouden met alle in deze verordening vastgestelde omstandigheden. Een lidstaat kan evenwel besluiten om, op verzoek van de individuele vergunninghouder, dergelijke in die lidstaat afgegeven vergunningen te bevestigen, vernieuwen of verlengen indien de bevoegde instantie van oordeel is dat met betrekking tot de vergunning in kwestie aan alle criteria van deze verordening is voldaan.

    Op grond van Verordening (EU) nr. 98/2013 heeft de Commissie opdracht gekregen om, in overleg met het Permanent Comité precursoren, richtsnoeren op te stellen over de technische details van de vergunningen, teneinde de wederzijdse erkenning ervan te faciliteren, inclusief een ontwerpmodel voor een dergelijke vergunning. Het in 2014 opgestelde model is opgenomen in bijlage III van de voorgestelde verordening, om de wederzijdse erkenning van vergunningen tussen lidstaten met een vergunningsregeling te vergemakkelijken.

    Artikel 7: De toeleveringsketen informeren – Dit artikel moet de praktische toepassing van de verordening verbeteren door het codificeren van goede praktijken met betrekking tot de overdracht van informatie. Lid 1 garandeert dat elke actor in de toeleveringsketen zich ervan bewust is dat op het betreffende product de beperkingen van deze verordening van toepassing zijn. Krachtens Verordening (EU) nr. 98/2013 zorgt een marktdeelnemer die voornemens is een precursor van explosieven waarvoor een beperking geldt, aan te bieden aan particulieren, ervoor dat op de verpakking duidelijk wordt vermeld dat het verwerven, het voorhanden hebben of het gebruik door particulieren van die precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt onderworpen is aan een beperking in de zin van Verordening (EU) nr. 98/2013; daartoe wordt door de marktdeelnemer een passend etiket aangebracht of nagegaan of een passend etiket is aangebracht. Deze bepaling heeft tot onzekerheid geleid over de vraag wie verantwoordelijk is voor de etikettering van precursoren voor explosieven, namelijk degene die het betreffende product vervaardigt of degene die het verkoopt, met als gevolg dat op veel producten geen etiket is aangebracht.

    Voor een correcte toepassing van de verordening dient men zich er op detailhandel- en groothandelniveau van bewust te zijn dat er beperkingen gelden voor het verwerven, het voorhanden hebben of het gebruik door particulieren van een specifiek product. De marktdeelnemer die het best in staat is om te bepalen of het product binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, is de marktdeelnemer die het product vervaardigt of verpakt. Een etiket is niet altijd het meest geschikte voorlichtingsmiddel, omdat hiermee aankopen door criminelen kunnen worden bevorderd. Marktdeelnemers in de chemische sector zijn eraan gewend om elkaar in de hele toeleveringsketen te informeren met behulp van andere middelen, zoals het opnemen van informatie in het overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgestelde veiligheidsinformatieblad. Daarom wordt in de voorgestelde verordening het etiketteringsvoorschrift vervangen door een meer algemene bepaling die voorschrijft dat elke marktdeelnemer de ontvangende marktdeelnemer ervan in kennis moet stellen dat er op grond van artikel 5 van deze verordening beperkingen voor het product gelden.

    In lid 2 is een specifieker voorschrift opgenomen met betrekking tot het personeel dat betrokken is bij de verkoop van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt. Bij ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie moet men in de detailhandel en de groothandel waarborgen dat het bij de verkoop betrokken personeel op de hoogte is van de producten die worden aangeboden en precursoren voor explosieven bevatten, en dat dit personeel in kennis wordt gesteld van de verplichtingen ingevolge de verordening. Dit kan bijvoorbeeld geautomatiseerd worden gefaciliteerd, zoals door deze informatie in een streepjescode op te nemen, maar ook door transacties met betrekking tot precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, uitsluitend door gespecialiseerd verkooppersoneel te laten verrichten.

    Artikel 8: Verificatie bij verkoop – Dit artikel houdt een uitdrukkelijke verplichting in voor marktdeelnemers om te verifiëren dat ze geen transacties uitvoeren die in strijd zijn met artikel 5 van deze verordening. Verordening (EU) nr. 98/2013 schrijft voor dat marktdeelnemers de vergunning moeten verifiëren als ze precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbieden aan een particulier overeenkomstig de vergunningsregeling als bedoeld in artikel 5, lid 3. In lid 1 wordt hieraan toegevoegd dat marktdeelnemers in dergelijke gevallen het legitimatiebewijs van de potentiële klant moeten controleren.

    Een particulier mag geen precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, kunnen verwerven door te beweren een professionele gebruiker te zijn. In lid 2 worden goede praktijken gecodificeerd van marktdeelnemers die bij elke transactie verifiëren of de potentiële klant daadwerkelijk een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, nodig heeft voor doeleinden in verband met zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, overeenkomstig de definitie van „professionele gebruiker” in punt 8 van artikel 3.

    In de voorgestelde verordening wordt bepaald dat de potentiële klant ten minste moet worden gevraagd naar zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en het voorgenomen gebruik van de precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt. Indien de marktdeelnemer vermoedt dat de potentiële klant de gevraagde precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, niet beroepsmatig nodig heeft, moet de transactie worden geweigerd en gemeld bij de bevoegde instanties overeenkomstig artikel 9 indien er redelijke vermoedens bestaan dat de stof of het mengsel bedoeld is voor de illegale vervaardiging van explosieven.

    Artikel 9: Melding van verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen – Dit artikel bevat voorschriften voor het melden van verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen. In dit artikel is het bestaande voorschrift van Verordening (EU) nr. 98/2013 geherstructureerd om het duidelijker en chronologisch te maken, en wordt gespecificeerd dat de meldingen worden gedaan „om de illegale vervaardiging van explosieven op te sporen en te voorkomen”.

    De voorgestelde verordening heeft als doel de opsporing van de illegale vervaardiging van explosieven te verbeteren door van marktdeelnemers te verlangen dat zij over procedures voor het opsporen van verdachte transacties beschikken. De procedures moeten gericht zijn op de context waarin de gereguleerde precursoren voor explosieven worden aangeboden, bijvoorbeeld online of offline, en op particulieren, professionele gebruikers of andere marktdeelnemers.

    Verordening (EU) nr. 98/2013 schrijft voor dat marktdeelnemers verdachte transacties moeten melden, met name wanneer de potentiële klant voornemens is gereguleerde precursoren voor explosieven te kopen in hoeveelheden, combinaties of concentraties die ongebruikelijk zijn voor „particulier” gebruik. Professionele gebruikers kunnen echter ook potentiële klanten zijn en hun transacties worden niet alleen verdacht omdat ze voornemens zijn de gereguleerde precursor voor explosieven voor andere dan „particuliere” doeleinden te gebruiken. In dit voorstel voor een verordening worden transacties derhalve als verdacht beschouwd als de potentiële klant voornemens is gereguleerde precursoren voor explosieven te kopen in hoeveelheden, combinaties of concentraties die ongebruikelijk zijn voor „legitiem” gebruik.

    Indien marktdeelnemers redelijke vermoedens hebben dat de stof of het mengsel dient voor de illegale vervaardiging van explosieven, dienen zij dit te melden aan de bestaande nationale contactpunten zoals bedoeld in lid 5, die krachtens deze voorgestelde verordening 24 uur per dag en zeven dagen per week beschikbaar dienen te zijn. Aangezien tijd een cruciale factor is bij het voorkomen van mogelijke terroristische aanslagen, moet de melding binnen 24 uur plaatsvinden.

    Krachtens Verordening (EU) nr. 98/2013 melden marktdeelnemers de verdwijning en diefstal van significante hoeveelheden gereguleerde precursoren voor explosieven aan het nationale contactpunt van de lidstaat waar de verdwijning of de diefstal heeft plaatsgevonden. De voorgestelde verordening voorziet in uitbreiding van deze verplichting tot professionele gebruikers (lid 3) en voor zover het precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, betreft, tot particulieren die precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, met een vergunning hebben verworven.

    Artikel 10: Opleiding en bewustmaking – Dit artikel houdt verplichtingen in voor de lidstaten om opleidingen en bewustmakingsacties te organiseren. Lid 1 schrijft voor dat opleidingen moeten worden aangeboden aan rechtshandhavingsfunctionarissen, eerstehulpverleners en douanefunctionarissen, zodat zij bij hun werkzaamheden gereguleerde precursoren voor explosieven en mengsels daarvan kunnen herkennen en tijdig en passend op verdachte activiteiten kunnen reageren. Krachtens lid 2 organiseren de lidstaten ten minste tweemaal per jaar bewustmakingsacties die gericht zijn op de specifieke kenmerken van elke sector waar gereguleerde precursoren voor explosieven worden gebruikt.

    Artikel 11: Nationale controle-instanties – In dit artikel is het voorschrift opgenomen dat elke lidstaat bevoegde instanties moet hebben ingesteld voor de inspectie en controle van de correcte toepassing van de artikelen 4 tot en met 9 van deze verordening. Krachtens lid 2 moeten deze instanties over de nodige onderzoeksbevoegdheden beschikken om hun taken goed uit te kunnen voeren.

    Artikel 12: Richtsnoeren – In dit artikel wordt de Commissie ertoe verplicht de bestaande richtsnoeren, na raadpleging van het Permanent Comité precursoren, regelmatig bij te werken en deze met betrekking tot drie nieuwe terreinen uit te breiden. Ten eerste zullen er, met de invoering van de verplichting tot het instellen van controle-instanties, richtsnoeren worden opgesteld over hoe en met welke tussenpozen dergelijke controles moeten worden uitgevoerd.

    Ten tweede worden precursoren voor explosieven steeds vaker online aangeboden. In deze verordening wordt herhaald dat de beperkingen ervan ook gelden voor op afstand bestelde zendingen en wordt derhalve verduidelijkt dat marktdeelnemers ook aan de verplichtingen van de verordening moeten voldoen als ze online actief zijn (zie artikel 3). In de richtsnoeren wordt ingegaan op praktische problemen die voortvloeien uit bestellen op afstand, zoals hoe de op grond van artikel 8 vereiste verificaties moeten worden uitgevoerd en verdachte transacties moeten worden opgespoord als bedoeld in artikel 9.

    Ten derde bestaan er verscheidene wetgevingskaders op grond waarvan de bevoegde instanties informatie over verdachte transacties, verdwijningen, diefstallen en andere verdachte incidenten of vergunningsaanvragen mogen uitwisselen wanneer er sprake lijkt te zijn van een grensoverschrijdende dimensie 29 . Vanuit de praktijk is benadrukt dat de grootste belemmering voor de uitwisseling van informatie bij grensoverschrijdende gevallen verband houdt met praktische kwesties zoals de wijze van uitwisseling, waarop in de richtsnoeren zal worden ingegaan.

    Artikel 13: Sancties – In dit artikel wordt het bestaande voorschrift uit Verordening (EG) nr. 98/2013 gehandhaafd dat er in geval van inbreuk op deze verordening sancties moeten worden toegepast die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    Artikel 14: Vrijwaringsclausule – In dit artikel wordt de vrijwaringsclausule uit Verordening (EU) nr. 98/2013 gehandhaafd, op grond waarvan de lidstaten verdere beperkingen mogen invoeren door stoffen onder de regeling van bijlage I of II te brengen, of door de concentratiegrenswaarden in bijlage I te verlagen. De lidstaten moeten de redenen aangeven voor dergelijke verdere beperkingen, die onverwijld door de Commissie worden onderzocht. De Commissie heeft reeds het recht om op basis van het onderzoek de bijlagen te wijzigen of een voorstel voor het wijzigen van de bijlagen te doen. Dit voorstel voor een verordening voorziet er tevens in dat de Commissie bevoegd is om, na raadpleging van de betrokken lidstaat, te besluiten dat de door de lidstaat genomen maatregel niet gerechtvaardigd is en de lidstaat te verzoeken deze in te trekken.

    Artikel 15: Wijzigingen in de bijlagen – Dit artikel voorziet erin dat de Commissie bevoegd is om gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de toevoeging van stoffen aan de bijlagen I en II en wijzigingen in de grenswaarden in bijlage I, voor zover dat nodig is, om in te spelen op ontwikkelingen in het misbruik van stoffen als precursor voor explosieven of op grond van onderzoek en tests. Krachtens Verordening (EG) nr. 98/2013 kan de Commissie geen gedelegeerde handelingen vaststellen betreffende de toevoeging van stoffen aan bijlage I bij de verordening. Bij de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen streeft de Commissie naar overleg met belanghebbenden, in het bijzonder uit de chemische industrie en de kleinhandel. Iedere wijziging in de bijlage wordt door de Commissie bij afzonderlijke gedelegeerde handeling vastgesteld, na raadpleging van alle relevante belanghebbenden en op basis van een analyse waarin wordt aangetoond dat de wijziging niet dreigt te leiden tot onevenredige lasten voor de marktdeelnemers of de consumenten, daarbij terdege rekening houdend met de nagestreefde doelen.

    Artikel 16: Uitoefening van de delegatie – Dit artikel bevat de voorwaarden voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de beginselen voor dergelijke vaststelling in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016, waarin in vergelijking met Verordening (EG) nr. 98/2013 een verplichting voor de Commissie wordt ingevoerd om deskundigen te raadplegen die door elke lidstaat worden aangewezen.

    Artikel 17: Spoedprocedure – Dit artikel voorziet in een snellere procedure voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen indien dit, overeenkomstig artikel 15, lid 1, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

    Artikel 18: Wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 – Bij dit artikel wordt de overheveling van de beperkingen met betrekking tot ammoniumnitraat van 16 of meer gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 naar deze voorgestelde verordening voltooid door schrapping van punt 2 in punt 58 in bijlage XVII van Verordening (EG) nr. 1907/2006. Punt 3 in punt 58 voorzag in een uitzondering op de beperking tot 1 juli 2014 en wordt derhalve ook geschrapt.

    Artikel 19: Intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 – Krachtens dit artikel wordt Verordening (EU) nr. 98/2013 ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van de voorgestelde verordening en bepaald dat verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 98/2013 worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

    Artikel 20: Verslaglegging – Dit artikel legt de lidstaten de verplichting op specifieke informatie over de toepassing van de verordening te verstrekken, teneinde de Commissie bij te staan bij de uitoefening van haar taken in het kader van de artikelen 21 en 22. 

    Artikel 21: Controleprogramma – In dit artikel wordt bepaald dat de Commissie een gedetailleerd programma opstelt voor de controle van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening.

    Artikel 22: Evaluatie – In dit artikel wordt bepaald dat de Commissie een evaluatie van deze verordening uitvoert conform de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie en lid 22 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016, en over de belangrijkste bevindingen van die evaluatie verslag uitbrengt aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    Artikel 23: Inwerkingtreding – In dit artikel wordt de datum van inwerkingtreding van de verordening bepaald. Aangezien de bestaande dreigingen dringend moeten worden aangepakt, moet de verordening één jaar na de datum van haar inwerkingtreding van toepassing zijn. Deze termijn biedt de lidstaten en de marktdeelnemers de tijd om de nodige regelingen te treffen om aan het nieuwe wetgevingskader te voldoen.

    2018/0103 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 30 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)In Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad 31 werden geharmoniseerde voorschriften vastgesteld inzake het aanbieden, het binnenbrengen, het voorhanden hebben en het gebruiken van stoffen of mengsels die kunnen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, teneinde de beschikbaarheid van die stoffen en mengsels voor particulieren te beperken, en ervoor te zorgen dat verdachte transacties in de gehele toeleveringsketen adequaat worden gemeld.

    (2)Verordening (EU) nr. 98/2013 heeft weliswaar bijgedragen tot een vermindering van de dreiging door precursoren voor explosieven in de Unie, maar toch moet het controlesysteem rond zelfgemaakte explosieven worden versterkt. Gezien het aantal benodigde wijzigingen is het omwille van de duidelijkheid passend om Verordening (EU) nr. 98/2013 te vervangen.

    (3)Verordening (EU) nr. 98/2013 voorzag in een beperking van de toegang tot en het gebruik van precursoren voor explosieven door particulieren. Onverminderd deze verbodsbepaling konden de lidstaten evenwel besluiten om particulieren toegang te verlenen tot deze stoffen door middel van een vergunnings- en registratieregeling. De beperkingen en controles op precursoren voor explosieven in de lidstaten liepen derhalve uiteen en konden de handel in de Unie belemmeren, waardoor de werking van de interne markt werd gehinderd. Voorts werd door de bestaande beperkingen en controles geen voldoende niveau van openbare veiligheid gewaarborgd, omdat criminelen er niet afdoende door werden afgeschrikt om precursoren voor explosieven te verwerven. De bedreiging die zelfgemaakte explosieven vormen, bleef groot en voortdurend evolueren.

    (4)Het systeem ter voorkoming van de illegale vervaardiging van explosieven dient derhalve verder te worden versterkt en geharmoniseerd met het oog op de evoluerende bedreiging van de openbare veiligheid als gevolg van terrorisme en andere ernstige criminele activiteiten. Dit moet tevens het vrije verkeer van precursoren voor explosieven op de interne markt waarborgen, het concurrentievermogen tussen marktdeelnemers bevorderen en innovatie stimuleren, door bijvoorbeeld de ontwikkeling van veiligere chemische stoffen ter vervanging van precursoren voor explosieven te faciliteren.

    (5)De criteria aan de hand waarvan wordt bepaald welke maatregelen van toepassing moeten zijn op welke precursoren voor explosieven, zijn onder meer het dreigingsniveau van de precursor voor explosieven, de omvang van de handel in die precursor voor explosieven en de mogelijkheid om een concentratieniveau vast te stellen waaronder de precursor voor explosieven nog kan worden gebruikt voor het legitieme doel waarvoor hij ter beschikking is gesteld en de kans aanzienlijk kleiner is dat hij kan worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven.

    (6)Particulieren mogen niet de mogelijkheid hebben om deze precursoren voor explosieven te verwerven, binnen te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken in concentraties die gelijk zijn aan of hoger zijn dan bepaalde grenswaarden. Het is echter zinvol om ervoor te zorgen dat particulieren sommige precursoren voor explosieven boven die concentratiegrens alleen voor legitieme doeleinden kunnen verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben of gebruiken als zij daarvoor een vergunning hebben.

    (7)Vergunningen mogen uitsluitend worden verleend voor stoffen in een concentratie die niet hoger is dan de in deze verordening bepaalde bovengrens. Boven die bovengrens weegt het risico in verband met de illegale vervaardiging van explosieven zwaarder dan het verwaarloosbare legitieme gebruik door particulieren van deze precursoren voor explosieven, waarvoor met een alternatief of een lagere concentratie hetzelfde effect kan worden bereikt. In deze verordening moet tevens worden bepaald met welke omstandigheden de bevoegde instanties ten minste rekening dienen te houden bij de beoordeling of al dan niet een vergunning wordt verleend. Hiermee dient, samen met het formulier in de bijlage bij deze verordening, de erkenning van vergunningen in andere lidstaten die een vergunningsregeling toepassen, te worden vergemakkelijkt.

    (8)Voor de toepassing van de beperkingen en controles van deze verordening moeten de marktdeelnemers die aan professionele gebruikers of particulieren met een vergunning verkopen, zich baseren op informatie die upstream in de toeleveringsketen beschikbaar wordt gemaakt. Elke marktdeelnemer in de toeleveringsketen dient derhalve de ontvanger van de precursor van explosieven waarvoor een beperking geldt, ervan in kennis te stellen dat het aanbieden, het binnenbrengen, het voorhanden hebben of het gebruik door particulieren van die precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, onderworpen is aan een beperking in de zin van deze verordening; daartoe wordt door de marktdeelnemer bijvoorbeeld een passend etiket aangebracht of nagegaan of een passend etiket is aangebracht, of wordt deze informatie opgenomen in het veiligheidsinformatieblad dat is opgesteld overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 32 .

    (9)Het verschil tussen een marktdeelnemer en een professionele gebruiker is dat de marktdeelnemer een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbiedt aan een andere persoon, terwijl een professionele gebruiker een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, uitsluitend voor eigen gebruik verwerft of binnenbrengt. Marktdeelnemers die aan professionele gebruikers of aan particulieren met een vergunning verkopen, dienen ervoor te zorgen dat het bij de verkoop van de precursoren voor explosieven betrokken personeel op de hoogte is van de producten die de marktdeelnemer aanbiedt en die precursoren voor explosieven bevatten, bijvoorbeeld door deze informatie op te nemen in de streepjescode van het product.

    (10)Bij het onderscheid tussen een professionele gebruiker, aan wie precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, mogen worden aangeboden, en een particulier, aan wie dit niet mag, gaat het erom of de persoon voornemens is de betreffende precursor voor explosieven te gebruiken voor doeleinden die verband houden met zijn specifieke handels-, ambachts- of beroepsactiviteit. Derhalve mogen marktdeelnemers geen precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbieden aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die professioneel werkzaam is op een gebied waar die specifieke precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, doorgaans niet voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.

    (11)De verplichtingen van deze verordening moeten ook gelden voor ondernemingen die online actief zijn, met inbegrip van onlinemarktplaatsen. Daarom moeten onlinemarktdeelnemers ook hun personeel opleiden en over passende procedures voor het opsporen van verdachte transacties beschikken. Voorts mogen zij geen precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbieden aan een particulier in een andere lidstaat dan die waar overeenkomstig deze verordening een vergunningsregeling wordt gehandhaafd of ingevoerd, en uitsluitend na te hebben geverifieerd dat de betreffende particulier een vergunning heeft. Nadat de marktdeelnemer de identiteit van de potentiële klant heeft geverifieerd, bijvoorbeeld via in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 33 bedoelde mechanismen, moet hij controleren of er voor de voorgenomen transactie een vergunning is afgegeven, bijvoorbeeld door een fysieke controle van de vergunning bij de levering of, met toestemming van de potentiële klant, door contact op te nemen met de bevoegde instantie van lidstaten die de mogelijkheid bieden om navraag te doen naar de afgegeven vergunningen. Ondernemingen die online actief zijn, moeten ook, net als ondernemingen die offline actief zijn, professionele gebruikers om een verklaring van eindgebruik vragen.

    (12)Voor zover onlinemarktplaatsen uitsluitend als tussenpersoon optreden tussen marktdeelnemers enerzijds en particulieren, professionele gebruikers of landbouwers anderzijds, hoeven zij het personeel dat betrokken is bij de verkoop van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, niet te instrueren of de identiteit en, in voorkomend geval, de vergunning van de potentiële klant te verifiëren of de potentiële klant om andere informatie te verzoeken. Gezien de centrale rol van onlinemarktplaatsen die als tussenpersoon optreden bij online economische transacties, inclusief met betrekking tot de verkoop van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, is het passend dat zij, op duidelijke en doeltreffende wijze, gebruikers die precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, willen aanbieden met behulp van hun diensten, op de hoogte stellen van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Daarnaast is het passend dat onlinemarktplaatsen die als tussenpersoon optreden, maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat hun gebruikers voldoen aan hun verplichtingen ten aanzien van verificatie, bijvoorbeeld door instrumenten aan te bieden om de verificatie van vergunningen te vergemakkelijken. Al deze verplichtingen voor onlinemarktplaatsen die als tussenpersoon optreden in het kader van deze verordening, mogen geen afbreuk doen aan de artikelen 14 en 15 van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 34 .

    (13)Om de praktische toepassing van de verordening te verbeteren, moeten zowel marktdeelnemers als overheidsinstanties voorzien in passende opleidingen met betrekking tot de verplichtingen van deze verordening. De lidstaten moeten controle-instanties instellen, regelmatig bewustmakingsacties organiseren, gericht op de specifieke kenmerken van elke sector, en een permanente dialoog onderhouden met de toeleveringsketen, inclusief de schakels die online actief zijn.

    (14)De chemische stoffen die criminelen gebruiken voor de illegale vervaardiging van explosieven, kunnen snel veranderen. Derhalve moet het mogelijk zijn om andere stoffen, zo nodig met spoed, onder de bij deze verordening ingestelde regeling te brengen. Om rekening te houden met de ontwikkelingen in het misbruik van stoffen als precursoren voor explosieven, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie om handelingen vast te stellen met het oog op het toevoegen van andere stoffen die niet aan particulieren mogen worden aangeboden, het aanbrengen van wijzigingen van de concentratiegrenswaarden waarboven bepaalde stoffen op grond van deze verordening niet aan particulieren mogen worden aangeboden, en met het oog op het vaststellen van een aanvullende lijst van stoffen waarvoor verdachte transacties gemeld dienen te worden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden verricht overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 35 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (15)Voor stoffen waarvoor krachtens deze verordening nog geen beperking geldt, maar waarvan volgens een lidstaat op redelijke gronden kan worden aangenomen dat zij kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, wordt een vrijwaringsclausule opgenomen die voorziet in een adequate procedure op het niveau van de Unie. Met het oog op de specifieke risico’s die bij deze verordening moeten worden tegengegaan, is het voorts wenselijk de lidstaten toe te staan in bepaalde omstandigheden ook voor stoffen waarvoor krachtens deze verordening reeds een beperking geldt, vrijwaringsmaatregelen vast te stellen.

    (16)Het regelgevingskader zou eenvoudiger worden door de relevante op veiligheid gerichte beperkingen op het aanbieden van ammoniumnitraat van Verordening (EG) nr. 1907/2006 naar deze verordening over te hevelen. Daarom dienen in punt 58 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 de punten 2 en 3 te worden geschrapt.

    (17)Verordening (EU) nr. 98/2013 moet worden ingetrokken.

    (18)Deze verordening schrijft voor dat in het geval van verdachte transacties persoonsgegevens worden verwerkt en aan derden ter beschikking worden gesteld. Deze verwerking en terbeschikkingstelling betekenen een ingreep in de grondrechten betreffende het privéleven en in het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Bijgevolg moet ervoor worden gezorgd dat het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens van de personen wier persoonlijke gegevens worden verwerkt in het kader van de toepassing van deze verordening, naar behoren wordt beschermd. Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 36 betreft de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening. Derhalve moet de verwerking van persoonsgegevens naar aanleiding van het verlenen van een vergunning en het melden van verdachte transacties, geschieden in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679, onder meer met de algemene beginselen, namelijk rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie, doelbinding, minimale gegevensverwerking, juistheid, opslagbeperking, integriteit en vertrouwelijkheid, en met de regel dat de rechten van de betrokkene worden geëerbiedigd.

    (19)De Commissie dient een evaluatie van deze verordening uit te voeren op basis van de vijf criteria efficiëntie, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en EU-meerwaarde, en een basis te verschaffen voor risicobeoordelingen van eventuele verdere maatregelen. Er dient regelmatig informatie te worden verzameld, ook ten behoeve van de evaluatie van deze verordening.

    (20)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de beperking van de beschikbaarheid voor particulieren van precursoren voor explosieven, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en effecten van de beperking beter op Unieniveau kan worden bereikt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp

    Deze verordening stelt geharmoniseerde voorschriften vast inzake het aanbieden, het binnenbrengen, het voorhanden hebben en het gebruiken van stoffen of mengsels die kunnen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, teneinde de beschikbaarheid van die stoffen en mengsels voor particulieren te beperken, en ervoor te zorgen dat verdachte transacties in de gehele toeleveringsketen adequaat worden gemeld.

    Deze verordening laat andere strengere bepalingen van het Unierecht betreffende de in de bijlagen I en II vermelde stoffen onverlet.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    1.Deze verordening is van toepassing op de in de bijlagen I en II genoemde stoffen en op mengsels en stoffen die de genoemde stoffen bevatten.

    2.Deze verordening is niet van toepassing op:

    (a)voorwerpen in de zin van punt 3 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

    (b)pyrotechnische artikelen in de zin van punt 1 van artikel 3, van Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad 37 ;

    (c)pyrotechnische artikelen die bestemd zijn voor niet-commercieel gebruik, overeenkomstig het nationale recht, door strijdkrachten, rechtshandhavingsinstanties of brandweer;

    (d)pyrotechnische uitrusting die valt onder Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad 38 ;

    (e)pyrotechnische artikelen bestemd voor gebruik in de lucht- en ruimtevaartindustrie;

    (f)voor speelgoed bestemde slaghoedjes;

    (g)geneesmiddelen indien zij op legitieme wijze worden aangeboden aan een particulier op basis van een medisch voorschrift dat conform het toepasselijke nationale recht is verstrekt.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (1)„stof”: een stof in de zin van punt 1 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

    (2)„mengsel”: een mengsel in de zin van punt 2 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

    (3)„voorwerp”: een voorwerp in de zin van punt 3 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

    (4)„aanbieden”: elke levering, al dan niet tegen betaling;

    (5)„binnenbrengen”: het naar het grondgebied van een lidstaat brengen van een stof vanuit een andere lidstaat of een derde land;

    (6)„gebruik”: elke vorm van verwerking, formulering, opslag, behandeling of vermenging, inclusief bij de vervaardiging van een voorwerp, of elke andere gebruikmaking;

    (7)„particulier”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, nodig heeft voor doeleinden die geen verband houden met zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

    (8)„professionele gebruiker”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aantoonbaar een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt nodig heeft voor doeleinden die verband houden met zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit, waarbij hij die precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, niet mag aanbieden aan een andere persoon;

    (9)„marktdeelnemer”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon of elk openbaar lichaam of elke combinatie van deze personen en/of lichamen die gereguleerde precursoren voor explosieven of diensten met betrekking tot gereguleerde precursoren voor explosieven op de markt beschikbaar stelt, hetzij offline dan wel online, en met inbegrip van onlinemarktplaatsen;

    (10)„onlinemarktplaats die als tussenpersoon optreedt”: een aanbieder van een intermediaire dienst die marktdeelnemers enerzijds en particulieren, professionele gebruikers of landbouwers anderzijds in staat stelt transacties met betrekking tot gereguleerde precursoren voor explosieven af te sluiten via onlineverkoop- of onlinedienstenovereenkomsten met marktdeelnemers, hetzij op de website van de elektronische marktplaats dan wel op de website van een marktdeelnemer die gebruikmaakt van door de onlinemarktplaats verstrekte computerdiensten;

    (11)„precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt”: een in bijlage I vermelde stof in een concentratie die hoger is dan of, in het geval van ammoniumnitraat, in een concentratie die gelijk is aan of hoger is dan de in kolom 2 van die bijlage genoemde overeenkomstige grenswaarde en hiermee wordt ook bedoeld een mengsel of een andere stof die een in de lijst vermelde stof bevat in een concentratie die hoger is dan of, in het geval van ammoniumnitraat, in een concentratie die gelijk is aan of hoger is dan de overeenkomstige grenswaarde;

    (12)„gereguleerde precursor voor explosieven”: een in bijlage I of II vermelde stof en hiermee wordt ook bedoeld een mengsel of een andere stof die een in deze bijlagen vermelde stof bevat;

    (13)„landbouwactiviteit”: het produceren, fokken of kweken van landbouwproducten, met inbegrip van oogsten, melken, fokken van dieren en houden van dieren voor landbouwdoeleinden, of het in goede landbouw- en milieuconditie houden van het land, zoals bepaald in artikel 94 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad 39 ;

    (14)„landbouwer”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke personen of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, van wie het bedrijf zich bevindt binnen het territoriale toepassingsgebied van de verdragen als omschreven in artikel 52 VEU in samenhang met de artikelen 349 en 355 VWEU, en die een landbouwactiviteit uitoefent.

    Artikel 4

    Vrij verkeer

    Tenzij in deze verordening of in andere rechtshandelingen van de Unie anders is bepaald, mogen lidstaten het aanbieden van een gereguleerde precursor voor explosieven niet verbieden, beperken of belemmeren.

    Artikel 5

    Aanbieden, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruik

    1.Precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt worden niet aangeboden aan, of binnengebracht, in bezit gehouden of gebruikt door particulieren.

    2.Lid 1 is niet van toepassing op ammoniumnitraat (CAS RN 6484-52-2) dat wordt aangeboden aan, of binnengebracht, in bezit gehouden of gebruikt door landbouwers in het kader van hun voltijd- of deeltijdlandbouwactiviteiten, waarbij niet noodzakelijkerwijs een verband hoeft te bestaan met de grootte van het areaal.

    3.Een lidstaat mag een vergunningsregeling handhaven of invoeren waarbij wordt toegestaan dat precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt in een concentratie die de in kolom 3 van bijlage I genoemde grenswaarden niet overschrijdt, worden aangeboden aan, of worden binnengebracht, in bezit worden gehouden of worden gebruikt door particulieren.

    In het kader van een dergelijke regeling moet een particulier een vergunning hebben, die hij op verzoek kan overleggen, voor het verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruiken van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt; die vergunning moet conform artikel 6 zijn afgegeven door een bevoegde instantie van de lidstaat waar de betreffende precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, zal worden verworven, binnengebracht, in bezit gehouden of gebruikt.

    4.De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van alle maatregelen die zij nemen voor de tenuitvoerlegging van de in lid 3 bedoelde vergunningsregeling. In de kennisgeving vermeldt de lidstaat voor welke precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, hij overeenkomstig lid 3 in een vergunningsregeling voorziet.

    5.De lijst van de conform lid 4 door de lidstaten meegedeelde maatregelen wordt door de Commissie openbaar gemaakt.

    Artikel 6

    Vergunningen

    1.Een lidstaat die vergunningen afgeeft aan particulieren met een legitiem belang bij het verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben of gebruiken van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, stelt regels vast betreffende de afgifte van de in artikel 5, lid 3, bedoelde vergunning. Bij de beoordeling of al dan niet een vergunning wordt verleend, houdt de bevoegde instantie van de lidstaat rekening met alle relevante omstandigheden, in het bijzonder:

    (a)de legitimiteit van het voorgenomen gebruik van de stof;

    (b)de beschikbaarheid van lagere concentraties of alternatieve stoffen met een gelijkaardige werking;

    (c)de achtergrond van de aanvrager, waaronder informatie over eerdere strafrechtelijke veroordelingen van de aanvrager in de Unie;

    (d)de voorgestelde opslagvoorzieningen om ervoor te zorgen dat de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, veilig wordt bewaard;

    2.De vergunning wordt geweigerd indien op redelijke gronden wordt getwijfeld aan de legitimiteit van het voorgenomen gebruik of aan het voornemen van de gebruiker om de stof voor een legitiem doel te gebruiken.

    3.De bevoegde instantie kan ervoor kiezen de geldigheid van de vergunning te beperken door enkelvoudig of meervoudig gebruik toe te staan voor een termijn van ten hoogste drie jaar. De bevoegde instantie kan de vergunninghouder verplichten aan te tonen, tot op de aangegeven datum waarop de vergunning verstrijkt, dat nog aan de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning wordt voldaan. In de vergunning wordt vermeld voor welke precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, zij is verleend.

    4.De bevoegde instantie kan van de aanvrager een vergoeding voor de aanvraag van de vergunning verlangen. Deze vergoeding mag niet meer bedragen dan de kosten van de behandeling van de aanvraag.

    5.De bevoegde instantie kan de vergunning schorsen of intrekken indien op redelijke gronden is aan te nemen dat niet meer aan de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning is voldaan.

    6.Een krachtens het nationale recht bevoegde instantie neemt kennis van bezwaarschriften tegen beslissingen van de bevoegde instantie en van geschillen betreffende de naleving van de vergunningsvoorwaarden.

    7.Een lidstaat met een vergunningsregeling als bedoeld in artikel 5, lid 3, kan een door een andere lidstaat afgegeven vergunning erkennen.

    Lidstaten kunnen voor de afgifte van een vergunning gebruikmaken van het in bijlage III opgenomen model.

    8.Informatie over eerdere strafrechtelijke veroordelingen in andere lidstaten als bedoeld in lid 1, onder c), wordt verkregen via het bij Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad 40 opgezette systeem. Het antwoord op een verzoek om dergelijke informatie wordt binnen twintig werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek meegedeeld door de in artikel 3 van dat kaderbesluit genoemde centrale autoriteiten.

    9.Vergunningen die door een lidstaat overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 98/2013 zijn afgegeven en die nog geldig zijn op [de dag van de eerste toepassing van deze verordening], verliezen hun geldigheid op die datum. Een lidstaat kan besluiten om, op verzoek van de vergunninghouder, dergelijke in die lidstaat afgegeven vergunningen te bevestigen, vernieuwen of verlengen indien voor de precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, een vergunning kan worden afgegeven overeenkomstig de grenswaarden in kolom 3 van bijlage I en indien de bevoegde instantie van oordeel is dat aan de in lid 1 bedoelde vereisten voor het verlenen van de vergunning is voldaan. Bij een dergelijke bevestiging, vernieuwing of verlenging dient de in lid 3 van dit artikel vermelde termijn in acht te worden genomen.

    Artikel 7

    De toeleveringsketen informeren

    1.Een marktdeelnemer die een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aan een andere marktdeelnemer aanbiedt, stelt die marktdeelnemer ervan in kennis dat het verwerven, het voorhanden hebben of het gebruik door particulieren van die precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, onderworpen is aan een beperking in de zin van artikel 5, leden 1 en 3.

    2.Een marktdeelnemer die precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbiedt aan een professionele gebruiker of een particulier overeenkomstig artikel 5, lid 3, zorgt ervoor en kan aantonen aan de in artikel 11 bedoelde bevoegde instanties dat het bij de verkoop van gereguleerde precursoren voor explosieven betrokken personeel:

    (a)op de hoogte is van het feit dat de aangeboden producten gereguleerde precursoren voor explosieven bevatten;

    (b)in kennis wordt gesteld van de verplichtingen ingevolge de artikelen 5 tot en met 9 van deze verordening.

    3.Een onlinemarktplaats die als tussenpersoon optreedt, neemt maatregelen om ervoor te zorgen dat de gebruikers van die marktplaats, wanneer zij via haar diensten precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbieden, op de hoogte zijn van hun verplichtingen ingevolge deze verordening.

    Artikel 8

    Verificatie bij verkoop

    1.Een marktdeelnemer die een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, overeenkomstig artikel 5, lid 3, aanbiedt aan een particulier, verifieert bij iedere transactie het legitimatiebewijs en de vergunning overeenkomstig de regeling die is ingesteld door de lidstaat waar de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt wordt aangeboden.

    2.Om te verifiëren of een potentiële klant een professionele gebruiker of een landbouwer is, vraagt een marktdeelnemer die een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt, aanbiedt aan een professionele gebruiker of een landbouwer, naar het volgende:

    (a)de handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit van de potentiële klant;

    (b)het door de potentiële klant voorgenomen gebruik van de precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt.

    3.Om de naleving van deze verordening te verifiëren en de illegale vervaardiging van explosieven op te sporen en te voorkomen, bewaren marktdeelnemers de in lid 2 bedoelde gegevens, samen met de naam en het adres van de klant, gedurende één jaar vanaf de transactiedatum. Gedurende deze termijn zijn de gegevens op verzoek van de bevoegde controle-instanties of wetshandhavingsinstanties beschikbaar voor een eventuele inspectie.

    4.Een elektronische marktplaats die als tussenpersoon optreedt neemt maatregelen om ervoor te zorgen dat de gebruikers van die markplaats, als zij precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aanbieden via de diensten van die marktplaats, voldoen aan hun verplichtingen overeenkomstig dit artikel.

    Artikel 9

    Melding van verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen

    1.Om de illegale vervaardiging van explosieven op te sporen en te voorkomen, melden marktdeelnemers transacties met betrekking tot gereguleerde precursoren voor explosieven, met inbegrip van transacties met professionele gebruikers, ten aanzien waarvan er redelijke vermoedens bestaan dat de stof of het mengsel dient voor de illegale vervaardiging van explosieven.

    Marktdeelnemers melden dergelijke verdachte transacties na inachtneming van alle omstandigheden en met name wanneer de potentiële klant:

    (a)onduidelijk is over het voorgenomen gebruik van de gereguleerde precursoren voor explosieven;

    (b)niet vertrouwd blijkt te zijn met het voorgenomen gebruik van de gereguleerde precursoren voor explosieven of er geen plausibele verklaring voor kan geven;

    (c)voornemens is gereguleerde precursoren voor explosieven te kopen in hoeveelheden, combinaties of concentraties die ongebruikelijk zijn voor legitiem gebruik;

    (d)geen bewijsstukken betreffende zijn identiteit, zijn verblijfplaats of, indien van toepassing, zijn status als professionele gebruiker of marktdeelnemer wil overleggen;

    (e)nadrukkelijk verzoekt om op een ongebruikelijke wijze te betalen, onder meer met grote sommen contant geld.

    2.Andere marktdeelnemers dan onlinemarktplaatsen die als tussenpersoon optreden, beschikken over procedures voor het opsporen van verdachte transacties, gericht op het milieu waarin de gereguleerde precursoren voor explosieven worden aangeboden.

    3.Marktdeelnemers mogen de verdachte transactie weigeren en melden binnen 24 uur, zo mogelijk samen met de identiteit van de klant, dat er een verdachte transactie heeft plaatsgevonden of dat daartoe een poging is ondernomen aan het nationale contactpunt van de lidstaat waar de verdachte transactie of de poging daartoe heeft plaatsgevonden.

    4.Elke lidstaat stelt een of meer nationale contactpunten in met een duidelijk aangegeven telefoonnummer en e-mailadres voor het melden van verdachte transacties. De nationale contactpunten zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar.

    5.Marktdeelnemers en professionele gebruikers melden de verdwijning en diefstal van significante hoeveelheden gereguleerde precursoren voor explosieven aan het nationale contactpunt van de lidstaat waar de verdwijning of de diefstal heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling of het om de verdwijning of diefstal van een significante hoeveelheid gaat, houden zij rekening met de vraag of de hoeveelheid onder alle omstandigheden van het geval ongebruikelijk is.

    6.Particulieren die precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, overeenkomstig artikel 5, lid 3, hebben verworven, melden de verdwijning en diefstal van significante hoeveelheden precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aan het nationale contactpunt van de lidstaat waar de verdwijning of de diefstal heeft plaatsgevonden.

    Artikel 10

    Opleiding en bewustmaking

    1.De lidstaten bieden rechtshandhavingsfunctionarissen, eerstehulpverleners en douanefunctionarissen opleidingen aan, zodat zij bij hun werkzaamheden gereguleerde precursoren voor explosieven en mengsels daarvan kunnen herkennen en tijdig en passend op verdachte activiteiten kunnen reageren.

    2.De lidstaten organiseren ten minste tweemaal per jaar bewustmakingsacties die gericht zijn op de specifieke kenmerken van elke sector waar gereguleerde precursoren voor explosieven worden gebruikt.

    Artikel 11

    Nationale controle-instanties

    1.Elke lidstaat zorgt ervoor dat er bevoegde instanties zijn voor de inspectie en controle van de correcte toepassing van de artikelen 4 tot en met 9 van deze verordening.

    2.Elke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde bevoegde instanties over de nodige onderzoeksbevoegdheden beschikken om hun taken goed te kunnen uitvoeren.

    3.Elke lidstaat stelt de in lid 1 bedoelde bevoegde instanties passende middelen ter beschikking, zodat zij, ook met eventuele andere beschikbare middelen, hun taken overeenkomstig deze verordening tijdig en doeltreffend kunnen vervullen.

    Artikel 12

    Richtsnoeren

    1.De Commissie werkt, na raadpleging van het Permanent Comité precursoren, regelmatig richtsnoeren bij met het oog op het bijstaan van de chemische toeleveringsketen en, in voorkomend geval, van de bevoegde instanties om de samenwerking tussen de bevoegde instanties en marktdeelnemers te vergemakkelijken. De richtsnoeren omvatten met name:

    (a)informatie over de uitvoering van inspecties;

    (b)informatie over de toepassing van de beperkingen en controles van de verordening op gereguleerde precursoren voor explosieven die op afstand door particulieren of professionele gebruikers worden besteld;

    (c)informatie over mogelijke maatregelen van onlinemarktplaatsen die als tussenpersoon optreden om de naleving van deze verordening te waarborgen;

    (d)informatie over de uitwisseling van relevante informatie tussen bevoegde instanties en nationale contactpunten en tussen lidstaten;

    (e)andere eventueel nuttig geachte informatie.

    2.De bevoegde instanties zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde richtsnoeren regelmatig worden verspreid op de wijze die volgens de bevoegde instanties het best beantwoordt aan de doelstellingen van de richtsnoeren.

    Artikel 13

    Sancties

    De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die in geval van inbreuk op deze verordening van toepassing zijn en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties worden toegepast. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

    Artikel 14

    Vrijwaringsclausule

    1.Indien een lidstaat op redelijke gronden kan aannemen dat een bepaalde, niet in bijlage I of II vermelde stof gebruikt zou kunnen worden voor de illegale vervaardiging van explosieven, kan hij het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van de stof of van mengsels of stoffen die de stof bevatten, beperken of verbieden, of bepalen dat de stof valt onder de meldingsplicht voor verdachte transacties overeenkomstig artikel 9.

    2.Indien een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een bepaalde, in bijlage I vermelde stof, in een lagere concentratie dan de in kolom 2 of 3 van bijlage I vermelde concentratiegrenswaarden, gebruikt zou kunnen worden voor de illegale vervaardiging van explosieven, kan hij het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van die stof verder beperken of verbieden door een lagere concentratiegrenswaarde vast te stellen.

    3.Indien een lidstaat gegronde redenen heeft voor het vaststellen van een concentratiegrenswaarde waarboven een in bijlage II vermelde stof onderworpen wordt aan de beperkingen die normaliter gelden voor precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, kan hij het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van die stof beperken of verbieden door een toegestane maximumconcentratie vast te stellen.

    4.Indien een lidstaat op grond van de leden 1, 2 of 3 stoffen beperkt of verbiedt, brengt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld met opgave van redenen op de hoogte.

    5.In het licht van de informatie die overeenkomstig lid 4 is meegedeeld, onderzoekt de Commissie onverwijld of zij overeenkomstig artikel 15, lid 1, een wijziging van de bijlagen, dan wel een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de bijlagen dient op te stellen. In voorkomend geval worden de nationale maatregelen door de betrokken lidstaat aangepast of ingetrokken, om rekening te houden met de wijziging van de bijlagen.

    6.Onverminderd lid 5 kan de Commissie, na raadpleging van de lidstaat en, in voorkomend geval, derde partijen, besluiten dat de door de lidstaat genomen maatregel niet gerechtvaardigd is en de lidstaat verzoeken deze in te trekken.

    Artikel 15

    Wijziging van de bijlagen

    1.De Commissie stelt overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast betreffende de toevoeging van nieuwe stoffen aan bijlage I en wijzigingen in de grenswaarden in bijlage I, voor zover dat nodig is om in te spelen op ontwikkelingen in het misbruik van stoffen als precursor voor explosieven of op grond van onderzoek en tests, alsmede betreffende de toevoeging van nieuwe stoffen aan bijlage II waar dat nodig is om in te spelen op ontwikkelingen in het misbruik van stoffen als precursor voor explosieven. Bij de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen overlegt de Commissie met belanghebbenden, in het bijzonder uit de chemische industrie en de kleinhandel.

    Indien dit in geval van een plotselinge verandering in de risicobeoordeling ten aanzien van het misbruik van stoffen voor de illegale vervaardiging van explosieven om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 17 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    2.Iedere toevoeging van stoffen aan bijlage I, iedere wijziging van de grenswaarden in bijlage I en iedere toevoeging van een nieuwe stof aan bijlage II wordt door de Commissie bij afzonderlijke gedelegeerde handeling vastgesteld. Iedere gedelegeerde handeling is gebaseerd op een analyse waarin wordt aangetoond dat de wijziging niet dreigt te leiden tot onevenredige lasten voor de marktdeelnemers of de consumenten, daarbij terdege rekening houdend met de nagestreefde doelen.

    Artikel 16

    Uitoefening van de delegatie

    1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.De in artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar, met ingang van [datum van inwerkingtreding]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

    5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

    6.Een overeenkomstig artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn aan de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 17

    Spoedprocedure

    1.Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

    2.Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 16, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

    Artikel 18

    Wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006

    In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden in punt 58, kolom 2, van de tabel met de benaming van de stoffen, groepen van stoffen en mengsels en de beperkingsvoorwaarden, de punten 2 en 3 geschrapt.

    Artikel 19

    Intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013

    1.Verordening (EU) nr. 98/2013 wordt ingetrokken met ingang van [datum van toepassing van de verordening].

    2.Verwijzingen naar Verordening (EU) nr. 98/2013 worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

    Artikel 20

    Verslaglegging

    1.    De lidstaten delen de Commissie [één jaar na de datum van toepassing van de verordening] en vervolgens jaarlijks de volgende informatie mee:

    (a)het aantal meldingen van respectievelijk verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen;

    (b)het aantal ontvangen vergunningsaanvragen als bedoeld in artikel 5, lid 3, het aantal verleende vergunningen en de meest voorkomende redenen voor het weigeren van een vergunning;

    (c)informatie over bewustmakingsacties als bedoeld in artikel 10, lid 2;

    (d)informatie over de verrichte inspecties zoals bedoeld in artikel 11, met inbegrip van het aantal inspecties en betrokken marktdeelnemers.

    2.    De lidstaten geven, wanneer zij de Commissie de in lid 1, onder a), c) en d), bedoelde informatie verstrekken, aan welke verslagen, acties en inspecties betrekking hebben op respectievelijk online- en offline-activiteiten.

    Artikel 21

    Controleprogramma

    Uiterlijk [één jaar na de inwerkingtreding] stelt de Commissie een gedetailleerd programma op voor de controle van de outputs, resultaten en effecten van deze verordening.

    In het controleprogramma wordt vermeld met welke middelen en op welke tijdstippen gegevens en andere noodzakelijke bewijsstukken moeten worden verzameld. In het programma wordt tevens aangegeven welke actie de Commissie en de lidstaten moeten ondernemen om de gegevens en andere bewijsstukken te verzamelen en te analyseren.

    De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens en andere bewijsstukken voor de controle.

    Artikel 22

    Evaluatie

    Ten vroegste [zes jaar na de datum van toepassing van deze verordening] voert de Commissie een evaluatie uit van deze verordening en brengt zij over de belangrijkste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité. De evaluatie wordt verricht conform de richtsnoeren voor betere regelgeving van de Commissie.

    De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dit verslag.

    Artikel 23

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van [één jaar na de datum van inwerkingtreding].

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De voorzitter    De voorzitter

    (1)

       Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 1).

    (2)    De verordening is sinds 2 september 2014 van toepassing.
    (3)

       Raad van de Europese Unie, „EU-actieplan voor het verbeteren van de beveiliging van explosieven”, 8109/08.

    (4)

       Werkdocument van de diensten van de Commissie: Effectbeoordeling bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren van explosieven, SEC(2010) 1041 definitief van 20 september 2010.

    (5)

       Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren van explosieven, COM(2010) 0473 definitief van 20 september 2010.

    (6)

       Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: De Europese veiligheidsagenda, COM(2015) 185 final van 30 april 2015.

    (7)

       Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: De Europese veiligheidsagenda uitvoeren: actieplan van de EU ter bestrijding van de illegale handel in en het gebruik van vuurwapens en explosieven, COM(2015) 624 final van 2 december 2015.

    (8)

       Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad Uitvoering van de Europese veiligheidsagenda ter bestrijding van terrorisme en ter voorbereiding van een echte en doeltreffende veiligheidsunie, COM(2016) 230 final van 20 april 2016.

    (9)

       Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van en delegatie van bevoegdheden krachtens Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, COM(2017) 103 final van 28 februari 2017.

    (10)

       Aanbeveling van de Commissie inzake onmiddellijke actie ter voorkoming van misbruik van precursoren voor explosieven, C(2017) 6950 final van 18 oktober 2017.

    (11)

       Conclusies van de Raad over het versterken van de respons van de Europese Unie op CBRN-gerelateerde risico's, met het oog op het beperken van de toegang tot precursoren voor explosieven en het beschermen van publieke ruimten, 15648/17.

    (12)

       Resolutie van het Europees Parlement van 3 oktober 2017 over de strijd tegen cybercriminaliteit (2017/2068(INI)).

    (13)

       Verordening (EG) nr. 1259/2013 van de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (PB L 330, 10.12.2013, blz. 30).

    (14)    Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PB L 47 van 18.2.2004, blz. 1).
    (15)    Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).
    (16)

       Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

    (17)

       Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

    (18)

       Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1).

    (19)    Richtlijn 2014/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 1).
    (20)

       Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 27).

    (21)    COM(2017) 610 final van 18 oktober 2017.
    (22)    COM(2017) 612 final van 18 oktober 2017.
    (23)    Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).
    (24)    Link naar advies van de Raad voor regelgevingstoetsing op RegDoc.
    (25)

       Advies van het Refit-platform over het voorstel van Detailhandel Nederland en een burger (LTL 494) inzake Verordening (EU) nr. 2013/98 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, 21.9.2017.

    (26)

       Verslag overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, waarin de mogelijkheden om de toepasselijke bepalingen betreffende ammoniumnitraat over te hevelen van Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden onderzocht, COM(2015) 122 final van 12 maart 2015.

    (27)

       Verslag overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, waarin de mogelijkheden om de toepasselijke bepalingen betreffende ammoniumnitraat over te hevelen van Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden onderzocht, COM(2015) 122 final van 12 maart 2015.

    (28)    Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
    (29)

       Bijvoorbeeld Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22) en Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.97, blz. 1).

    (30)

       PB C , blz. .

    (31)

       Verordening (EU) nr. 98/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven (PB L 39 van 9.2.2013, blz. 1).

    (32)

       Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

    (33)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
    (34)    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
    (35)    PB L 123, 12.5. 2016, blz. 1.
    (36)

       Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

    (37)

       Richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (PB L 178 van 28.6.2013, blz. 27).

    (38)

       Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146).

    (39)

       Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).

    (40)    Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).
    Top

    Straatsburg,17.4.2018

    COM(2018) 209 final

    BIJLAGEN

    bij het

    voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

    over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

    {SWD(2018) 104 final}

    {SWD(2018) 105 final}


    BIJLAGE I - PRECURSOREN VOOR EXPLOSIEVEN WAARVOOR EEN BEPERKING GELDT

    Stoffen die niet mogen worden aangeboden aan, binnengebracht op het grondgebied door, in bezit gehouden door of gebruikt door particulieren, hetzij op zichzelf, hetzij in mengsels of stoffen die de genoemde stoffen bevatten, tenzij de concentratie gelijk is aan of lager is dan de grenswaarden in kolom 2.

    1. Naam van de stof en het Chemical Abstracts Service Registry number (CAS RN)

    2. Grenswaarde

    3. Bovengrenswaarde ten behoeve van vergunningverlening op grond van artikel 5, lid 3.

    4. Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor een geïsoleerde chemisch welbepaalde verbinding die voldoet aan de vereisten van aantekening 1 bij respectievelijk hoofdstuk 28 en hoofdstuk 29 van de GN (1)

    5. Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor een mengsel zonder bestanddelen (bv. kwik, edele metalen, zeldzame aardmetalen of radioactieve elementen) die zouden leiden tot een indeling onder een andere GN-code (1)

    Salpeterzuur (CAS RN 7697-37-2)

    3 % m/m

    10% m/m

    ex 2808 00 00

    ex 3824 99 96

    Waterstofperoxide (CAS RN 7722-84-1)

    12 % m/m

    35 % m/m

    2847 00 00

    ex 3824 99 96

    Zwavelzuur (CAS RN 7664-93-9)

    15 % m/m

    40% m/m

    ex 2807 00 00

    ex 3824 99 96

    Nitromethaan (CAS RN 75-52-5)

    16 % m/m

    40 % m/m

    ex 2904 20 00

    ex 3824 99 92

    Ammoniumnitraat (CAS RN 6484-52-2)

    16 gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat (2)

    n.v.t.

    3102 30 10 (in waterige oplossing)

    3102 30 90 (andere)

    ex 3824 99 96

    Kaliumchloraat (CAS RN 3811-04-9)

    40 % m/m

    n.v.t.

    ex 2829 19 00

    ex 3824 99 96

    Kaliumperchloraat (CAS RN 7778-74-7)

    40 % m/m

    n.v.t.

    ex 2829 90 10

    ex 3824 99 96

    Natriumchloraat (CAS RN 7775-09-9)

    40 % m/m

    n.v.t.

    2829 11 00

    ex 3824 99 96

    Natriumperchloraat (CAS RN 7601-89-0)

    40 % m/m

    n.v.t.

    ex 2829 90 10

    ex 3824 99 96

    (1) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1). Latere wijzigingen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2658/87 dienen te worden geraadpleegd met betrekking tot geactualiseerde GN-codes.

    (2) Ammoniumnitraat mag alleen worden aangeboden aan, of worden binnengebracht op het grondgebied door, in bezit worden gehouden door of worden gebruikt door particulieren als zodanig, of in mengsels of stoffen die het bevatten, in concentraties lager dan 16 gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat.

    BIJLAGE II - PRECURSOREN VOOR EXPLOSIEVEN DIE DIENEN TE WORDEN GEMELD

    Stoffen op zichzelf of in mengsels waarvoor verdachte transacties moeten worden gemeld

    1. Naam van de stof en het Chemical Abstracts Service Registry number (CAS RN)

    2. Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) (1)

    3. Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor mengsels zonder bestanddelen (bv. kwik, edele metalen, zeldzame aardmetalen of radioactieve elementen) die zouden leiden tot een indeling onder een andere GN-code (1)

    Hexamine (CAS RN 100-97-0)

    ex 2933 69 40

    ex 3824 99 93

    Aceton (CAS RN 67-64-1)

    2914 11 00

    ex 3824 99 92

    Kaliumnitraat (CAS RN 7757-79-1)

    2834 21 00

    ex 3824 99 96

    Natriumnitraat (CAS RN 7631-99-4)

    3102 50 00

     

    ex 3824 99 96

    Calciumnitraat (CAS RN 10124-37-5)

    ex 2834 29 80

    ex 3824 99 96

    Calciumammoniumnitraat (CAS RN 15245-12-2)

    ex 3102 60 00

    ex 3824 99 96

    Magnesium, poeders (CAS RN 7439-95-4) (2) (3)

    ex 8104 30 00

    Magnesiumnitraathexahydraat (CAS RN 13446-18-9)

    ex 2834 29 80

    ex 3824 99 96

    Aluminium, poeders (CAS RN 7429-90-5) (2) (3)

    7603 10 00

    ex 7603 20 00

    (1) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2017/1925 van de Commissie van 12 oktober 2017 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1). Latere wijzigingen van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2658/87 dienen te worden geraadpleegd met betrekking tot geactualiseerde GN-codes.

    (2) Met een deeltjesgrootte van minder dan 200 μm.

    (3) Als stof of in mengsels met minimaal 70 gewichtspercenten aluminium en/of magnesium.

    BIJLAGE III - MODEL VAN EEN VERGUNNING

    Model van een document waaruit blijkt dat een particulier houder is van een vergunning voor het verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruiken van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, zoals bedoeld in artikel 6, lid 7.

    1. De particulier (naam en adres)

    Naam:

    Identificatiedocumentnummer:

    Adres:

    Land:

    Tel.:

    E-mail:

    2. Nummer van de vergunning:

    3. Vergunning voor enkelvoudig gebruik of meervoudig gebruik aankruisen

    ( ) enkelvoudig kopen, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruiken van een precursor waarvoor een beperking geldt

    naam van de precursor(en):

    maximale hoeveelheid:

    maximumconcentratie:

    onder de vergunning vallend gebruik:

    ( ) meervoudig kopen, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruiken van een precursor waarvoor een beperking geldt

    naam van de precursor(en):

    maximale hoeveelheid in bezit op elk willekeurig moment:

    maximumconcentratie:

    onder de vergunning vallend gebruik:

    4. Indien anders dan vak 1 en indien vereist door de nationale wetgeving, adres waar de precursor(en)

    zal (zullen) worden opgeslagen

    Adres:

    5. Indien anders dan vak 1 en indien vereist door de nationale wetgeving, adres waar de precursor(en)

    zal (zullen) worden gebruikt

    Adres:

    6. Schriftelijke toestemming voor het verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruiken van de precursor(en) waarvoor een beperking geldt in vak 3 door [naam van het land]:

    Naam van de bevoegde instantie:

    Geldig van: ________ tot: _______________

    Bijzondere voorschriften voor deze vergunning:

    ( ) ja, deze vergunning is alleen geldig wanneer is voldaan aan de bijzondere voorschriften die aan deze vergunning

    zijn gehecht

    ( ) nee

    Stempel en/of handtekening:

    Top