Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018JC0010

    Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds

    JOIN/2018/10 final - 2018/0121 (NLE)

    Brussel, 27.4.2018

    JOIN(2018) 10 final

    2018/0121(NLE)

    Gezamenlijk voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    De Raad heeft op 29 november 2012 een besluit vastgesteld waarbij de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid worden gemachtigd om te onderhandelen over een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds. De onderhandelingen vatten aan in april 2013 en werden in april 2018 afgesloten.

    De onderhandelingen werden gevoerd in overleg met de Groep Azië en de Stille Oceaan (COASI), die was aangewezen als adviescomité. Het Europees Parlement werd tijdens de onderhandelingen regelmatig op de hoogte gehouden.

    De hoge vertegenwoordiger en de Commissie zijn van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat het ontwerp van strategische partnerschapsovereenkomst kan worden ingediend voor ondertekening en voorlopige toepassing.

    Het onderhavige voorstel vormt het rechtsinstrument voor de ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst.

    2. DOEL EN INHOUD VAN DE OVEREENKOMST

    De EU en Japan hebben een geschiedenis van uitgebreide politieke, economische en sectorale samenwerking, die mettertijd is geëvolueerd. Voortbouwend op gedeelde fundamentele waarden heeft de EU in 2001 met Japan een strategisch partnerschap vastgesteld.

    De strategische partnerschapsovereenkomst is de allereerste bilaterale kaderovereenkomst tussen de EU en Japan. De overeenkomst versterkt in grote mate het algemene partnerschap door het stimuleren van politieke en sectorale samenwerking en gezamenlijke acties met betrekking tot kwesties van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van regionale en mondiale vraagstukken. De overeenkomst zal voorzien in een rechtsgrondslag voor het versterken van zowel de bilaterale samenwerking als de samenwerking in internationale en regionale organisaties en fora. De overeenkomst zal bijdragen aan de bevordering van gedeelde waarden en beginselen, in het bijzonder de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

    De overeenkomst zal fungeren als platform voor nauwere samenwerking en dialoog over een breed spectrum van bilaterale, regionale en multilaterale vraagstukken. De overeenkomst versterkt de politieke, economische en sectorale samenwerking op een breed spectrum van beleidsgebieden, zoals klimaatverandering, onderzoek en innovatie, maritieme zaken, onderwijs, cultuur, migratie en de bestrijding van terrorisme, de georganiseerde misdaad en cybercriminaliteit. In de overeenkomst wordt de verbintenis van de partijen herhaald om de internationale vrede en veiligheid te waarborgen door de verspreiding van massavernietigingswapens te voorkomen en maatregelen te nemen om de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens aan te pakken.

    Bij de overeenkomst wordt een gemengd comité opgericht dat tot doel heeft het algemene partnerschap te coördineren dat op deze overeenkomst voortbouwt.

    De overeenkomst voorziet in de mogelijkheid om de toepassing ervan op te schorten indien essentiële onderdelen van de overeenkomst worden geschonden, nl. de mensenrechtenclausule (artikel 2, lid 1, van de overeenkomst) en de non-proliferatieclausule (artikel 5, lid 1, van de overeenkomst). Daarnaast nemen de partijen er nota van dat een partij in dergelijke gevallen andere passende maatregelen buiten het kader van deze overeenkomst kan nemen met inachtneming van het internationaal recht.

    De strategische partnerschapsovereenkomst en de economische partnerschapsovereenkomst maken deel uit van één onderhandelingscontext en tussen beide bestaat een duidelijk juridisch verband. Beide overeenkomsten zullen naar verwachting tastbare voordelen en kansen bieden voor de bevolking van de EU en Japan.

    3.    RECHTSGRONDSLAG VAN HET VOORGESTELDE BESLUIT

    3.1. Materiële rechtsgrondslag

    Wanneer sprake is van een maatregel die tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, en waarop aldus verschillende bepalingen van het Verdrag toepasselijk zijn, heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld 1 dat die maatregel bij wijze van uitzondering op de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen dient te worden gebaseerd, tenzij de procedures die voor de twee rechtsgrondslagen zijn voorgeschreven, onverenigbaar zijn.

    De overeenkomst heeft doelstellingen en bevat componenten op het gebied van i) samenwerking inzake het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en ii) economische, financiële en technische samenwerking met derde landen. Deze aspecten van de overeenkomst zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

    De rechtsgrondslag van het voorgestelde besluit dient derhalve artikel 37 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 212 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te omvatten.

    3.2. Procedurele rechtsgrondslag

    Artikel 218, lid 5, VWEU, voorziet in de vaststelling van een besluit tot machtiging tot de ondertekening van een overeenkomst en, in afwachting van de inwerkingtreding, tot de voorlopige toepassing ervan. In de tweede alinea van artikel 218, lid 8, VWEU, is bepaald dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit wanneer de overeenkomst een gebied betreft waarop rechtshandelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is een terrein waarop besluiten van de Unie met eenparigheid van stemmen dienen te worden vastgesteld.

    3.3. Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit dient derhalve artikel 37, VEU en artikel 212, VWEU, te omvatten, in samenhang met artikel 218, lid 5, VWEU, en artikel 218, lid 8, tweede alinea, VWEU. Er zijn geen aanvullende bepalingen vereist als rechtsgrondslag 2 .

    4. ANDERE JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    De Unie en Japan zijn overeengekomen dat de verzekering van de uitvoering van de overeenkomst zo snel mogelijk na de ondertekening ervan wederzijds tot voordeel zou strekken. Vanwege wettelijke beperkingen aan Japanse kant was het echter niet mogelijk de standaardformulering van de EU inzake voorlopige toepassing aan te wenden.

    In de plaats daarvan zijn de partijen overeengekomen dat bepaalde onderdelen van de overeenkomst moeten worden toegepast “in afwachting van de inwerkingtreding ervan” en dat zij “hetzelfde rechtsgevolg hebben alsof de overeenkomst tussen de partijen reeds in werking was getreden” (zie artikel 47, leden 2 en 3, van de overeenkomst). Na ondertekening van de overeenkomst zal in een verklaring van de Europese Unie worden verduidelijkt dat het rechtsgevolg van de in afwachting van de inwerkingtreding ervan toe te passen onderdelen dient te worden geïnterpreteerd op een wijze die overeenstemt met artikel 25 “Voorlopige toepassing” van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.

    5. NOODZAAK VAN HET VOORGESTELDE BESLUIT

    In artikel 216, VWEU, is bepaald dat de Unie een overeenkomst met een of meer derde

    landen kan sluiten wanneer de Verdragen daarin voorzien of wanneer dit nodig is om i) in het kader van het beleid van de Unie, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, of ii) wanneer daarin bij een juridisch bindende handeling van de Unie is voorzien, of iii) wanneer zulks gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen.

    De Verdragen voorzien in de sluiting van overeenkomsten zoals de strategische partnerschapsovereenkomst, met name in artikel 37, VEU en artikel 212, VWEU. Bovendien is het sluiten van een strategische partnerschapsovereenkomst nodig om, in het kader van het GBVB en de economische, financiële en technische samenwerking met derde landen, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Dit omvat doelstellingen op het gebied van: de mensenrechten, non-proliferatie van massavernietigingswapens, bestrijding van terrorisme, van corruptie en georganiseerde misdaad, migratie, milieu, energie, klimaatverandering, vervoer, werkgelegenheid en sociale zaken, onderwijs en landbouw. De strategische partnerschapsovereenkomst tilt het partnerschap en de samenwerking op een meer strategisch niveau.

    De overeenkomst dient te worden ondertekend alvorens namens de Unie te kunnen worden gesloten.

    2018/0121 (NLE)

    Gezamenlijk voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea 3 ,

    Gezien het gezamenlijk voorstel van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.De Raad heeft op 29 november 2012 de Commissie en de hoge vertegenwoordiger gemachtigd om onderhandelingen met Japan te openen over een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan.

    2.De onderhandelingen werden in april 2018 met succes afgerond.

    3.De overeenkomst heeft tot doel nauwere samenwerking en dialoog over een breed spectrum van bilaterale, regionale en multilaterale vraagstukken.

    4.De overeenkomst dient derhalve namens de Unie te worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

    5.Vanwege het belang om de overeenkomst zo spoedig mogelijk na de ondertekening ervan toe te passen, dienen bepaalde onderdelen van de overeenkomst voorlopig te worden toegepast.

    6.Na ondertekening van de overeenkomst zal in een verklaring van de Europese Unie worden verduidelijkt dat artikel 47, lid 3, van de overeenkomst dient te worden geïnterpreteerd op een wijze die overeenstemt met artikel 25 “Voorlopige toepassing” van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht; deze verklaring dient te worden goedgekeurd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.De ondertekening van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds, wordt namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van sluiting van de overeenkomst.

    2.De tekst van de overeenkomst is bij dit besluit gevoegd.

    Artikel 2

    1. De verklaring van de Europese Unie over artikel 47, lid 3, van de overeenkomst wordt namens de Unie goedgekeurd.

    2. De tekst van de verklaring van de Europese Unie over artikel 47, lid 3, van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

    Artikel 3

    Het secretariaat-generaal van de Raad stelt het volmachtinstrument op dat de persoon (personen) die daartoe door de onderhandelaars van de overeenkomst is (zijn) aangewezen, de machtiging verleent om de overeenkomst, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen.

    Artikel 4

    1. In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst worden overeenkomstig artikel 47 van de overeenkomst de volgende artikelen van de overeenkomst tussen de Unie en Japan voorlopig toegepast met inachtneming van de kennisgevingen waarin de overeenkomst voorziet:

    de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, lid 1, 11, 12, 13, 14, 15 (met uitzondering van lid 2, onder b)), 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 37, 38, lid 1, 39, 40, 41, 42 (met uitzondering van lid 2, onder c)), 43, 44, 45, 46, 47, 48, lid 3, 49, 50, 51.

    2. De datum met ingang waarvan de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel genoemde onderdelen van de overeenkomst voorlopig dienen te worden toegepast, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 5

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1)    Zaak C-490/10, Parlement / Raad, ECLI: EU: C: 2012: 525, punt 46.
    (2)    Zaak C-377/12, Commissie / Raad, ECLI: EU: C: 2014: 1903.
    (3)    PB L […] van […], blz. […].
    Top

    Brussel,27.4.2018

    JOIN(2018) 10 final

    Gezamenlijk voorstel voor een

    BIJLAGE

    bij het

    Besluit van de Raad

    betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds


    BIJLAGE

    STRATEGISCHE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN HAAR LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN JAPAN, ANDERZIJDS

       

     

     

    De Europese Unie, hierna "de Unie" genoemd, 

    alsmede

    Het Koninkrijk België,

    De Republiek Bulgarije,

    De Tsjechische Republiek,

    Het Koninkrijk Denemarken,

    De Bondsrepubliek Duitsland,

    De Republiek Estland,

    Ierland,

    De Helleense Republiek,

    Het Koninkrijk Spanje,

    De Franse Republiek,

    De Republiek Kroatië,

    De Italiaanse Republiek,

    De Republiek Cyprus,

    De Republiek Letland,

    De Republiek Litouwen,

    Het Groothertogdom Luxemburg,

    Hongarije,

    De Republiek Malta,

    Het Koninkrijk der Nederlanden,

    De Republiek Oostenrijk,

    De Republiek Polen,

    De Portugese Republiek,

    Roemenië,

    De Republiek Slovenië,

    De Slowaakse Republiek,

    De Republiek Finland,

    Het Koninkrijk Zweden,

    Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

    Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna "de lidstaten" genoemd,

    hierna "de Unie" genoemd,

    enerzijds,

    alsmede

    JAPAN,

    anderzijds, 

    hierna gezamenlijk "de partijen" genoemd,

    OPNIEUW BEVESTIGEND dat zij gehecht zijn aan de gemeenschappelijke waarden en beginselen, in het bijzonder de democratie, de rechtsstaat, de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, die de grondslag vormen voor hun diepgaande en langdurige samenwerking als strategische partners;

    HERINNEREND aan de steeds nauwere banden die tussen hen zijn gesmeed sedert het afleggen van de gemeenschappelijke verklaring inzake betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Japan anderzijds in 1991;

    GELEID DOOR DE WENS voort te bouwen op de waardevolle bijdrage tot hun betrekkingen die de bestaande overeenkomsten tussen beide partijen op talrijke terreinen tot stand hebben gebracht en deze te versterken;

    ERKENNENDE dat de toenemende onderlinge afhankelijkheid wereldwijd ertoe heeft geleid dat de internationale samenwerking moet worden verdiept;

    ZICH BEWUST, in dit verband, als gelijkgestemde mondiale partners, van hun gedeelde verantwoordelijkheid en hun bereidheid om een rechtvaardige en stabiele internationale orde tot stand te brengen in overeenstemming met de beginselen en de doelstellingen van het Handvest van de Verenigde Naties en om wereldwijd vrede, stabiliteit en welvaart alsook menselijke veiligheid te verwezenlijken;

    VASTBESLOTEN in dit verband om nauw samen te werken bij het aanpakken van de grote mondiale problemen waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, zoals de verspreiding van massavernietigingswapens, terrorisme, klimaatverandering, armoede en besmettelijke ziekten, bedreigingen van het gemeenschappelijk belang op maritiem gebied, in de cyberruimte en de kosmische ruimte;

    VASTBESLOTEN eveneens in dit verband dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap aangaan, niet onbestraft mogen blijven;

    VASTBERADEN in dit verband om hun algemene partnerschap op een alomvattende wijze te versterken door een uitbreiding van de politieke, economische en culturele banden en door overeenkomsten;

    VASTBERADEN eveneens in dit verband om hun samenwerking te versterken en de algemene samenhang van de samenwerking te handhaven, onder meer door het versterken van het overleg op alle niveaus en het ondernemen van gemeenschappelijke acties met betrekking tot alle kwesties van gemeenschappelijk belang; alsmede

    WIJZEND op het feit dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst specifieke overeenkomsten sluiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de EU zouden worden gesloten krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten niet bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij de Europese Unie, samen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland wat betreft hun respectieve bilaterale betrekkingen, Japan ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn door dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten als deel van de Europese Unie, overeenkomstig Protocol 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht; evenzo zijn interne maatregelen die de Europese Unie krachtens titel V vaststelt met het oog op de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij zij te kennen hebben gegeven deel te willen nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol 21; dergelijke toekomstige overeenkomsten of daarmee samenhangende interne EU-maatregelen vallen ook onder Protocol 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht,

    ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

    ARTIKEL 1

    Toepassingsgebied en algemene beginselen

    1. Het doel van deze overeenkomst is:

    a) versterken van het algemene partnerschap tussen de partijen door het stimuleren van politieke en sectorale samenwerking en gezamenlijke acties met betrekking tot kwesties van gemeenschappelijk belang, met inbegrip van regionale en mondiale vraagstukken;

    b) voorzien in een duurzame rechtsgrondslag voor het versterken van zowel de bilaterale samenwerking als de samenwerking in internationale en regionale organisaties en fora;

    c) gezamenlijk bijdragen aan internationale vrede en stabiliteit door het bevorderen van de vreedzame beslechting van geschillen, conform de beginselen van rechtvaardigheid en van het internationaal recht; alsmede

    d) gezamenlijk bijdragen aan de bevordering van gedeelde waarden en beginselen, in het bijzonder de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden.

    2. Bij het nastreven van het in lid 1 vermelde doel voeren de partijen deze overeenkomst uit op basis van het beginsel van wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap en de eerbiediging van het internationaal recht. 

    3. De partijen versterken hun partnerschap door middel van dialoog en samenwerking met betrekking tot aangelegenheden van gemeenschappelijk belang op het vlak van politieke vraagstukken, buitenlands en veiligheidsbeleid en andere sectorale samenwerking. Hiertoe beleggen de partijen bijeenkomsten op alle niveaus - onder meer op het niveau van staatshoofden, ministers en hoge ambtenaren - en bevorderen zij bredere uitwisselingen tussen hun bevolking alsook parlementaire uitwisselingen.

    ARTIKEL 2

    Democratie, rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden

    De partijen blijven zich inzetten voor de gedeelde waarden en beginselen van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die ten grondslag liggen aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen. In dit verband bevestigen de partijen opnieuw dat zij de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de desbetreffende internationale mensenrechtenverdragen waarbij zij partij zijn, eerbiedigen.

    2. De partijen bevorderen deze gedeelde waarden en beginselen in internationale fora. De partijen gaan in voorkomend geval over tot samenwerking en coördinatie bij de bevordering en verwezenlijking van deze waarden en beginselen, onder meer met of in derde landen.

    ARTIKEL 3

    Bevordering van vrede en veiligheid

    1. De partijen werken samen om de internationale en regionale vrede en veiligheid te bevorderen.

    2. De partijen bevorderen gezamenlijk de vreedzame beslechting van geschillen, ook in hun respectieve regio's en moedigen de internationale gemeenschap aan om elk geschil met vreedzame middelen overeenkomstig het internationaal recht te beslechten.

    ARTIKEL 4

    Crisisbeheer

    De partijen bevorderen de uitwisseling van standpunten en streven ernaar samen op te treden met betrekking tot vraagstukken van gemeenschappelijk belang op het vlak van crisisbeheer en vredesopbouw, onder meer door bevordering van gemeenschappelijke standpunten, samenwerking met betrekking tot resoluties en besluiten in internationale fora en organisaties, ondersteuning van nationale inspanningen van landen die een conflict achter de rug hebben om duurzame vrede tot stand te brengen en samenwerking op het vlak van crisisbeheersingsoperaties en andere relevante programma's en projecten.

    ARTIKEL 5

    Massavernietigingswapens

    1. De partijen werken samen bij de bevordering van non-proliferatie en ontwapening om de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor te voorkomen door de volledige naleving en de uitvoering van de verplichtingen die zij zijn aangegaan in het kader van het internationale recht, met inbegrip van de desbetreffende internationale overeenkomsten en andere internationale verplichtingen, zoals van toepassing op de partijen.

    2. De partijen bevorderen het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV), als de wezenlijke fundering voor nucleaire ontwapening, de hoeksteen van de mondiale regeling voor de niet-verspreiding van kernwapens en de grondslag voor de bevordering van het vreedzaam gebruik van kernenergie. Voorts voeren de partijen een beleid inzake en blijven zij actief bijdragen aan de mondiale inspanningen met het oog op een veiligere wereld voor iedereen en wijzen zij erop dat alle vraagstukken op het vlak van de niet-verspreiding van kernwapens en nucleaire ontwapening moeten worden aangepakt en het NPV moet worden gehandhaafd en versterkt, en scheppen zij de voorwaarden voor een wereld zonder kernwapens, overeenkomstig de doelstellingen van het NPV, op een wijze die bevorderlijk is voor de internationale stabiliteit, en op grond van het beginsel van onverkorte veiligheid voor eenieder.

    3. De partijen blijven de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor bestrijden, onder meer door het ontwikkelen en handhaven van een doeltreffend systeem van exportcontroles op goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik en die verband houden met massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik en effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles.

    4. De partijen handhaven en versterken hun dialoog op dit vlak om de in dit artikel beschreven verbintenissen van de partijen te consolideren.

    ARTIKEL 6

    Conventionele wapens, met inbegrip van handvuurwapens en lichte wapens

    1. De partijen gaan over tot samenwerking en coördinatie op het vlak van de controle op de overdracht van conventionele wapens en goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik op mondiaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau met het oog op het voorkomen van hun verspreiding, om aldus bij te dragen aan vrede, veiligheid en stabiliteit en het menselijk leed op al deze niveaus te verminderen. Het beleid op de overdrachtcontrole wordt door de partijen op een verantwoorde wijze ontwikkeld en uitgevoerd, waarbij onder meer terdege rekening wordt gehouden met elkaars veiligheidsoverwegingen op mondiaal niveau en met betrekking tot zowel hun respectieve als andere regio's.

    2. De partijen bevestigen hun respectieve verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van de desbetreffende internationale instrumenten, zoals het Wapenhandelsverdrag, het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten en de desbetreffende resoluties van de Verenigde Naties en gaan over tot samenwerking en, in voorkomend geval, coördinatie in het kader van die instrumenten om de internationale handel te reguleren en de illegale handel in en omleiding van conventionele wapens, met inbegrip van handvuurwapens, lichte wapens en munitie te voorkomen en uit te bannen. De samenwerking overeenkomstig dit lid omvat in voorkomend geval het bevorderen van de universalisering en de ondersteuning van de volledige uitvoering van dat kader in derde landen.

    3. De partijen handhaven en versterken hun dialoog om de door de partijen overeenkomstig dit artikel aangegane verbintenissen te begeleiden en te consolideren.

    ARTIKEL 7

    Ernstige misdaden waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd en het Internationaal Strafhof

     

    1. De partijen werken samen bij de bevordering van het onderzoek en de vervolging van ernstige misdaden waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd, onder meer door middel van het Internationaal Strafhof en in voorkomend geval rechterlijke instanties die overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de Verenigde Naties zijn ingesteld.

    2. De partijen werken samen bij de bevordering van de doelstellingen van het in Rome op 17 juli 1998 aangenomen Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof. Met het oog hierop:

    a) blijven zij de universaliteit van dat Statuut bevorderen, onder meer, in voorkomend geval, door ervaring uit te wisselen bij het vaststellen van maatregelen die vereist zijn voor de sluiting en uitvoering ervan;

    b) waarborgen zij de integriteit van dat Statuut door de kernbeginselen ervan te beschermen; alsmede

    c) werken zij samen om de doeltreffendheid van het Internationaal Strafhof verder te verhogen.

    ARTIKEL 8

    Terrorismebestrijding

    1. De partijen werken samen op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om daden van terrorisme in al zijn vormen en uitingen te voorkomen en te bestrijden overeenkomstig het toepasselijke internationale recht, met inbegrip van internationale overeenkomsten ter bestrijding van terrorisme, het internationaal humanitair recht en het internationaal recht inzake de mensenrechten, zoals van toepassing op de partijen, en de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties.

    2. De partijen versterken de samenwerking en houden hierbij rekening met de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de Verenigde Naties en de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

    3. De partijen bevorderen dialoog en uitwisseling van informatie en standpunten met betrekking tot alle terroristische daden, methoden en praktijken, evenwel met eerbiediging van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens overeenkomstig het internationaal en nationaal recht.

    ARTIKEL 9

    Bestrijding van chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico’s

    1. De partijen verbeteren de samenwerking op het vlak van het voorkomen, verminderen en beheersen van chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico's en de respons op deze risico's.

    2. De partijen verbeteren de samenwerking met het oog op de versterking van de institutionele capaciteiten in derde landen voor het beheersen van chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico's.

    ARTIKEL 10

    Internationale en regionale samenwerking en hervorming van de Verenigde Naties

    1. Bij hun inzet voor een doeltreffend multilateralisme streven de partijen naar gedachtewisselingen, een versterking van de samenwerking en in voorkomend geval een coördinatie van hun standpunten in het kader van de Verenigde Naties en andere internationale en regionale organisaties en fora.

    2. De partijen werken samen om de hervorming van de Verenigde Naties te bevorderen met het oog op meer efficiëntie, doeltreffendheid, transparantie, verantwoording, capaciteit en representativiteit van het hele VN-systeem, met inbegrip van de Veiligheidsraad.

    ARTIKEL 11

    Ontwikkelingsbeleid

    1. De partijen bevorderen de uitwisseling van standpunten over het ontwikkelingsbeleid, onder meer door op gezette tijden te overleggen en in voorkomend geval hun specifieke beleidsmaatregelen op het vlak van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding op mondiaal niveau te coördineren.

    2. De partijen coördineren in voorkomend geval hun standpunten met betrekking tot ontwikkelingsvraagstukken in internationale en regionale fora.

    3. De partijen streven ernaar de uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen hun respectieve agentschappen en diensten voor ontwikkelingssamenwerking alsook, in voorkomend geval, de coördinatie van activiteiten in een land te bevorderen.

    4. Voorts streven de partijen ernaar op het vlak van ontwikkelingssamenwerking informatie, beste praktijken en ervaring uit te wisselen en samen te werken om illegale geldstromen aan banden te leggen en onregelmatigheden, fraude, corruptie en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen en die van de ontvangende landen op alle niveaus schaden, te voorkomen en te bestrijden.

    ARTIKEL 12

    Rampenbeheer en humanitair optreden

    1. De partijen verbeteren de samenwerking en bevorderen in voorkomend geval de coördinatie op bilateraal, regionaal en internationaal niveau bij rampenpreventie, schadebeperking, paraatheid, respons en herstel bij rampen om het risico op rampen te verminderen en de weerbaarheid op dit punt te verhogen.

    2. De partijen streven ernaar samen te werken bij humanitair optreden, met inbegrip van noodhulpoperaties, met het oog op een doeltreffende en gecoördineerde respons.

    ARTIKEL 13

    Economisch en financieel beleid

    1. De partijen verbeteren de uitwisseling van informatie en ervaring met het oog op het bevorderen van een nauwe bilaterale en multilaterale beleidscoördinatie om hun gedeelde doelstelling van duurzame en evenwichtige groei te ondersteunen, waarbij de werkgelegenheid wordt gestimuleerd, macro-economische onevenwichtigheden worden tegengegaan en alle vormen van protectionisme worden bestreden.

    2. De partijen verbeteren de uitwisseling van informatie met betrekking tot hun financiële beleidslijnen en regelgeving met het oog op de versterking van de samenwerking om te zorgen voor financiële stabiliteit en houdbaarheid van de begroting, onder meer door een verbetering van het regelgevings- en toezichtstelsel voor boekhouding, financiële controle, het bankwezen, verzekeringen, financiële markten en andere onderdelen van de financiële sector ter ondersteuning van de werkzaamheden die momenteel plaatsvinden in de desbetreffende internationale organisaties en fora.

    ARTIKEL 14

    Wetenschap, technologie en innovatie

    Op basis van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, die op 30 november 2009 te Brussel is opgesteld, zoals eventueel gewijzigd, verbeteren de partijen de samenwerking op het vlak van wetenschap, technologie en innovatie met bijzondere aandacht voor de prioriteiten van wederzijds belang.

    ARTIKEL 15

    Vervoer

    1. De partijen streven naar samenwerking door een verbetering van de uitwisseling van informatie en dialoog inzake het beleid en de praktijken op het vlak van vervoer en andere terreinen van wederzijds belang met betrekking tot alle vervoerswijzen en coördineren in voorkomend geval hun standpunten in internationale vervoersfora.

     

    2. De in lid 1 bedoelde samenwerkingsgebieden omvatten:

    a) de luchtvaartsector, met name luchtvaartveiligheid, luchtvaartbeveiliging, luchtverkeersbeheer, en desbetreffende andere regelgeving met als doel bredere en wederzijds voordelige luchtvervoersrelaties te bevorderen, onder meer, in voorkomend geval, door met onderlinge instemming en uitgaande van wederzijds belang samenwerking op technisch en regelgevingsvlak en verdere overeenkomsten na te streven;

    b) de sector van het maritieme vervoer;

    c) de spoorwegsector. 

    ARTIKEL 16

    Ruimte

    1. De partijen verbeteren de uitwisseling van standpunten en informatie over hun respectieve beleid en activiteiten met betrekking tot de ruimte.

    2. De partijen streven ernaar samen te werken, in voorkomend geval, onder meer door op gezette tijden te overleggen, bij het onderzoek en vreedzame gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de wederzijdse compatibiliteit van hun satellietnavigatiesystemen, bij aardobservatie en -monitoring, klimaatverandering, ruimtewetenschappen en - technologieën, de veiligheidsaspecten van de ruimteactiviteiten en andere terreinen van wederzijds belang.

    ARTIKEL 17

    Samenwerking op het gebied van de industrie    

    1. De partijen bevorderen industriële samenwerking om het concurrentievermogen van hun ondernemingen te verbeteren. Hiertoe stimuleren zij de uitwisseling van standpunten en beste praktijken met betrekking tot hun respectieve industriebeleid op terreinen zoals innovatie, klimaatverandering, energie-efficiëntie, standaardisering, maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, verbetering van het concurrentievermogen van en steun voor de internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen.

    2. De partijen bevorderen de samenwerkingsactiviteiten die door de openbare en particuliere sectoren zijn opgezet om het concurrentievermogen en de samenwerking van hun respectieve ondernemingen te verbeteren, onder meer door een onderlinge dialoog.

    ARTIKEL 18

    Douane

     

    De partijen verbeteren de samenwerking op het gebied van douane, onder meer door facilitering van de legale handel, waarbij wordt gezorgd voor een doeltreffende douanecontrole en naleving van de douanewetgeving, gebaseerd op de op 30 januari 2008 in Brussel ondertekende overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken, zoals eventueel gewijzigd. Zij wisselen ook van gedachten en werken samen in de desbetreffende internationale kaders.

    ARTIKEL 19

    Belastingen

    Met het oog op goed bestuur in belastingzaken streven de partijen naar een verbetering van de samenwerking overeenkomstig de op internationaal niveau vastgestelde belastingnormen, in het bijzonder door derde landen ertoe aan te zetten de transparantie te verhogen, te zorgen voor gegevensuitwisseling en schadelijke belastingpraktijken uit te bannen.

    ARTIKEL 20

    Toerisme

    De partijen verbeteren de samenwerking met betrekking tot de duurzame ontwikkeling van toerisme en de versterking van het concurrentievermogen van de toeristische sectoren, die kunnen bijdragen tot de economische groei, culturele uitwisselingen en persoonlijke contacten.

    ARTIKEL 21

    Informatiemaatschappij

    De partijen hebben gedachtewisselingen over hun respectieve beleid en regelgeving op het vlak van informatie- en communicatietechnologieën en versterken hun samenwerking op cruciale terreinen, waaronder:

    a) elektronische communicatie met inbegrip van internetgovernance en onlineveiligheid en -beveiliging;

    b) interconnectie van onderzoeksnetwerken, onder meer in een regionale context;

    c) bevordering van onderzoek en innovatie; alsmede

    d) normalisering en verspreiding van nieuwe technologieën.

    ARTIKEL 22

    Consumentenbeleid

    De partijen bevorderen dialoog en gedachtewisselingen over beleid en wetgeving, waarbij wordt gestreefd naar een hoger niveau van consumentenbescherming en een versterking van de samenwerking op cruciale terreinen, zoals productveiligheid, handhaving van de consumentenwetgeving, consumentenvoorlichting, mondigheid en schadeloosstelling.

    ARTIKEL 23

    Milieu

    1. De partijen bevorderen de uitwisseling van standpunten en informatie, met inbegrip van beste praktijken, met betrekking tot milieubeleid en -regelgeving, en versterken de samenwerking op onder meer volgende terreinen:

    a) efficiënte inzet van middelen;

    b) biologische diversiteit;

    c) duurzame consumptie en productie;

    d) technologieën, goederen en diensten ter ondersteuning van milieubescherming;

    e) behoud en duurzaam beheer van bossen met inbegrip van, in voorkomend geval, de bestrijding van illegale houtkap; alsmede

    f) andere terreinen die in het kader van de desbetreffende beleidsdialoog zijn vastgesteld.

    2. De partijen streven ernaar de samenwerking te verbeteren in het kader van de desbetreffende internationale overeenkomsten en instrumenten, al naargelang het geval, en in internationale fora.

    ARTIKEL 24

    Klimaatverandering

    1. De partijen erkennen de noodzaak van een dringende, diepgaande en gestage vermindering van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen om de wereldwijde gemiddelde temperatuurstijging te beperken tot beduidend minder dan 2 °C in vergelijking met de pre-industriële niveaus en te streven naar een beperking van de temperatuurstijging tot 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus, en nemen het voortouw bij het bestrijden van de klimaatverandering en de schadelijke gevolgen daarvan, onder meer door binnenlandse en internationale acties om antropogene broeikasgasemissies te beperken. De partijen werken samen, in voorkomend geval, binnen het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering om de doelstelling van dat verdrag door de uitvoering van de Klimaatovereenkomst van Parijs te verwezenlijken en het multilaterale rechtskader te versterken. Voorts streven zij ernaar de samenwerking in de desbetreffende andere internationale fora te versterken.

    2. Met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling streven de partijen ook naar samenwerking door het verbeteren van de informatie-uitwisseling, met inbegrip van beste praktijken, en in voorkomend geval, het bevorderen van beleidscoördinatie met betrekking tot kwesties van gemeenschappelijk belang op het vlak van klimaatverandering, met inbegrip van volgende vraagstukken:

    a) beperking van de klimaatverandering door verschillende maatregelen zoals onderzoek en ontwikkeling van koolstofarme technologie, marktgebaseerde mechanismen en beperking van de emissies van verontreinigende stoffen met een korte levensduur;

    b) aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering; alsmede

    c) bijstand aan derde landen.

    ARTIKEL 25

    Stedelijk beleid

    De partijen verbeteren de uitwisseling van ervaring en beste praktijken op het vlak van stedelijk beleid, in het bijzonder om gemeenschappelijke problemen op dit terrein aan te pakken, met inbegrip van de problemen die het gevolg zijn van demografische ontwikkelingen en klimaatverandering. De partijen stimuleren ook in voorkomend geval een dergelijke uitwisseling van ervaring en beste praktijken tussen hun lokale besturen of stadsbesturen.

    ARTIKEL 26

    Energie

    De partijen streven ernaar de samenwerking en in voorkomend geval de nauwe coördinatie op het vlak van energie in internationale fora en organisaties te versterken, onder meer inzake energiezekerheid, de mondiale energiehandel en -investeringen, de werking van mondiale energiemarkten, energie-efficiëntie en energiegerelateerde technologieën.

    ARTIKEL 27

    Landbouw

    1. De partijen versterken de beleidssamenwerking op het vlak van landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbeheer, met inbegrip van duurzame landbouw, voedselzekerheid, integratie van milieuvereisten in het landbouwbeleid, ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden, afzetbevorderings- en kwaliteitsbeleid voor voedingsproducten uit de landbouw, met inbegrip van geografische aanduidingen, biologische teeltwijze, internationale landbouwvooruitzichten, duurzaam bosbeheer en verbanden tussen beleidsmaatregelen op het vlak van duurzame landbouw, plattelandsontwikkeling en bosbouw en beleidsmaatregelen op het vlak van milieu en klimaatverandering.

    2. De partijen versterken de samenwerking op het vlak van onderzoek en innovatie met betrekking tot landbouw en bosbeheer.

    ARTIKEL 28

    Visserij

    1. De partijen bevorderen de dialoog en versterken de samenwerking met betrekking tot het visserijbeleid overeenkomstig de voorzichtige en ecosysteemgerichte benadering met het oog op de bevordering van de instandhouding op de lange termijn, doeltreffend beheer en het duurzame gebruik van visbestanden op basis van de beste wetenschappelijke informatie over visbestanden die beschikbaar is.

    2. De partijen bevorderen de uitwisseling van standpunten en informatie en bevorderen internationale samenwerking om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen.

    3. De partijen versterken de samenwerking met de desbetreffende regionale organisaties voor visserijbeheer.

    ARTIKEL 29

    Maritieme aangelegenheden

     

    Overeenkomstig het internationaal recht als weergegeven in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 (hierna "het Zeerechtverdrag" genoemd) bevorderen de partijen de dialoog, versterken zij het wederzijds begrip inzake maritieme aangelegenheden en werken zij samen met het oog op de bevordering van:

    a) de rechtsstaat op dit gebied, met inbegrip van de vrijheid van scheepvaart en van overvliegen en de andere vrijheden van de volle zee, als bedoeld in artikel 87 van het Zeerechtverdrag; alsmede

    b) de instandhouding op de lange termijn, het duurzaam beheer en de betere kennis van de ecosystemen en niet-levende rijkdommen van de zeeën en oceanen overeenkomstig het toepasselijke internationale recht.

    ARTIKEL 30

    Werkgelegenheid en sociale zaken

    1. De partijen versterken de samenwerking op het vlak van werkgelegenheid, sociale zaken en fatsoenlijk werk, waarbij het onder meer gaat om het werkgelegenheidsbeleid en de socialezekerheidsstelsels in de context van de sociale dimensie van globalisering en demografische veranderingen door de uitwisseling van standpunten en ervaring en in voorkomend geval activiteiten in het kader van samenwerking met betrekking tot kwesties van gemeenschappelijk belang.

    2. De partijen streven ernaar internationaal erkende arbeids- en sociale normen te eerbiedigen, te bevorderen en te verwezenlijken en fatsoenlijk werk te bevorderen op grond van hun respectieve verbintenissen ten aanzien van de desbetreffende internationale instrumenten, zoals de in 1998 vastgestelde Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de Verklaring over sociale gerechtigheid voor een eerlijke globalisering van 2008.

     

    ARTIKEL 31

    Gezondheid

    De partijen bevorderen de uitwisseling van standpunten, informatie en ervaring op het vlak van gezondheidszorg met het oog op een doeltreffende aanpak van grensoverschrijdende problemen in de gezondheidszorg, in het bijzonder door samen te werken bij preventie en controle van overdraagbare en niet-overdraagbare ziekten, onder meer, in voorkomend geval, door het bevorderen van de uitvoering van internationale gezondheidsovereenkomsten.

    ARTIKEL 32

    Justitiële samenwerking

    1. De partijen versterken de justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken, in het bijzonder met betrekking tot de bevordering en doeltreffendheid van multilaterale overeenkomsten inzake justitiële samenwerking in civiele zaken.

    2. De partijen versterken de justitiële samenwerking in strafzaken op basis van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende wederzijdse rechtshulp in strafzaken, gesloten te Tokio op 15 december 2009 en te Brussel op 30 december 2009, zoals eventueel gewijzigd.

    ARTIKEL 33

    Bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit

    De partijen versterken de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van corruptie en transnationale georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van illegale handel in vuurwapens en economische en financiële criminaliteit, onder meer door in voorkomend geval de desbetreffende internationale overeenkomsten te bevorderen.

    ARTIKEL 34

    Bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme

    De partijen verbeteren de samenwerking, onder meer door het uitwisselen van informatie, bij het voorkomen dat hun respectieve financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van delicten of voor terrorismefinanciering, waarbij rekening wordt gehouden met universeel erkende normen in kader van de desbetreffende internationale organen, zoals de Financiële-actiegroep.

    ARTIKEL 35

    Drugsbestrijding

    De partijen verbeteren de samenwerking bij de drugspreventie en -bestrijding met het oog op:

    a) het terugdringen van het aanbod van, de handel in en de vraag naar drugs;

    b) het voorkomen van het onrechtmatig gebruik van precursoren voor de illegale fabricage van verdovende middelen of psychotrope stoffen;

    c) het beschermen van de volksgezondheid en het openbaar welzijn; alsmede

    d) het ontmantelen van de grensoverschrijdende criminele netwerken die betrokken zijn bij de handel in drugs, in het bijzonder om de penetratie van deze netwerken in legitieme commerciële en financiële zaken te voorkomen, onder meer door de uitwisseling van informatie en beste praktijken.

    ARTIKEL 36

    Samenwerking op het vlak van cybervraagstukken

    1. De partijen verbeteren de uitwisseling van standpunten en informatie met betrekking tot hun respectieve beleidslijnen en activiteiten inzake cybervraagstukken en bevorderen dergelijke uitwisselingen op internationale en regionale fora.

    2. De partijen verbeteren de samenwerking om de mensenrechten en de vrije informatiestroom in de cyberruimte zoveel mogelijk te bevorderen. Met het oog hierop en uitgaande van de aanname dat het internationale recht in de cyberruimte van toepassing is, werken zij in voorkomend geval samen bij de vaststelling en ontwikkeling van internationale normen en de bevordering van vertrouwensopbouw in de cyberruimte.

    3. De partijen werken in voorkomend geval samen om derde landen beter in staat te stellen hun cyberveiligheid te versterken en cybercriminaliteit te bestrijden.

    4. De partijen verbeteren de samenwerking bij het voorkomen en bestrijden van cybercriminaliteit, met inbegrip van de verspreiding van illegale content via het internet.

    ARTIKEL 37

    Persoonsgegevens van passagiers

    De partijen streven ernaar, voor zover dit strookt met hun respectieve wet- en regelgeving beschikbare instrumenten zoals persoonsgegevens van passagiers in te zetten voor het voorkomen en bestrijden van daden van terrorisme en zware criminaliteit, evenwel met inachtneming van het recht op privacy en met bescherming van persoonsgegevens.

    ARTIKEL 38

    Migratie

    1. De partijen bevorderen de dialoog met betrekking tot de beleidslijnen op het vlak van migratie, zoals legale migratie, irreguliere immigratie, mensenhandel, asiel en grensbeheer, met inbegrip van beveiliging van visa en reisdocumenten, waarbij rekening wordt gehouden met de sociaal-economische realiteit van migratie.

    2. De partijen versterken de samenwerking om irreguliere immigratie te voorkomen en aan banden te leggen, onder meer door te zorgen voor een onverwijlde overname van hun onderdanen en de afgifte van de passende reisdocumenten.

    ARTIKEL 39

    Bescherming van persoonsgegevens

    De partijen verbeteren de samenwerking om een hoge mate van bescherming van persoonsgegevens te garanderen.

    ARTIKEL 40

    Onderwijs, jeugd en sport

    1. De partijen verbeteren de uitwisseling van standpunten en informatie met betrekking tot hun beleid op het vlak van onderwijs, jeugd en sport.

    2. De partijen bevorderen in voorkomend geval samenwerkingsactiviteiten op het vlak van onderwijs, jeugd en sport zoals gemeenschappelijke programma's, interpersoonlijke contacten en uitwisseling van kennis en ervaring.

    ARTIKEL 41

    Cultuur

    1. De partijen streven ernaar contacten tussen personen uit de culturele sector en uitwisselingen van kunstwerken te bevorderen en in voorkomend geval gemeenschappelijke initiatieven te ontplooien op talrijke culturele terreinen, met inbegrip van audiovisuele werken zoals films.

    2. De partijen stimuleren dialoog en samenwerking tussen hun respectieve maatschappelijke organisaties en instellingen in de culturele sectoren teneinde de wederzijdse kennis en het wederzijds begrip te vergroten.

    3. De partijen streven naar samenwerking met betrekking tot kwesties van gemeenschappelijk belang in de desbetreffende internationale fora, in het bijzonder de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (Unesco) om gemeenschappelijke doelstellingen na te streven en culturele diversiteit en de bescherming van het cultureel erfgoed te bevorderen.

    ARTIKEL 42

    Gemengd comité

    1. Er wordt een gemengd comité ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van beide partijen. Het gemengd comité wordt gezamenlijk voorgezeten door de partijen.

    2. Het gemengd comité:

    a) coördineert het algemene partnerschap dat op deze overeenkomst is gebaseerd;

    b)    verzoekt waar nodig om informatie aan comités of andere organen die bij andere overeenkomsten of regelingen tussen de partijen zijn ingesteld, en wisselt standpunten uit over kwesties van gemeenschappelijk belang;

    c) besluit tot uitbreiding van de samenwerking tot verdere terreinen die niet in deze overeenkomst zijn vermeld, op voorwaarde dat zij in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze overeenkomst;

    d) zorgt voor de goede werking en doeltreffende uitvoering van deze overeenkomst;

    e)    streeft naar de beslechting van geschillen die zich ten aanzien van de uitvoering of toepassing van deze overeenkomst voordoen;

    f) is een forum om de desbetreffende wijzigingen op het vlak de beleidslijnen, programma's of bevoegdheden die betrekking hebben op deze overeenkomst, uiteen te zetten; alsmede

    g)    doet aanbevelingen en stelt in voorkomend geval besluiten vast, en faciliteert specifieke aspecten van de samenwerking op basis van deze overeenkomst.

    3.    Het gemengd comité neemt zijn besluiten met eenparigheid van stemmen.

    4.    Het gemengd comité komt gewoonlijk eenmaal per jaar bijeen, afwisselend in Brussel en Tokio. Het komt ook bijeen op verzoek van een van beide partijen.

    5.    Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast.

    ARTIKEL 43

    Geschillenbeslechting

    1. De partijen nemen elke algemene of specifieke actie die noodzakelijk is om hun verplichtingen in het kader van deze overeenkomst na te komen, gebaseerd op de beginselen van wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap en eerbiediging van het internationaal recht.

    Als er geschillen ontstaan met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van deze overeenkomst, leveren de partijen extra inspanningen om te overleggen en samen te werken om de kwesties tijdig en op vriendschappelijke wijze op te lossen.

    3. Indien een geschil niet kan worden opgelost overeenkomstig lid 2, kan elke partij verzoeken om de kwestie voor te leggen aan het gemengd comité voor verder overleg en onderzoek.

    4. De partijen zijn van oordeel dat een bijzonder ernstige en zwaarwegende schending van de verplichtingen als beschreven in artikel 2, lid 1, en artikel 5, lid 1, die respectievelijk een essentieel onderdeel vormen van de grondslag van de samenwerking in het kader van deze overeenkomst, waarvan de ernst en de aard zo uitzonderlijk is dat zij een bedreiging vormt voor de vrede en de veiligheid en internationale gevolgen heeft, kan worden aangepakt als een bijzonder dringend geval.

    5. In het onwaarschijnlijke en onverwachte geval dat een bijzonder dringend geval als bedoeld in lid 4 zich voordoet op het grondgebied van een partij, houdt het gemengd comité spoedoverleg binnen een termijn van 15 dagen na het verzoek van de andere partij.

    Indien het gemengd comité niet in staat is tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen, komt het over deze aangelegenheid met spoed bijeen op ministerieel niveau. 

    6. Bij een bijzonder dringend geval waarbij geen wederzijds aanvaardbare oplossing is gevonden op ministerieel niveau, kan de partij die het in lid 5 bedoelde verzoek heeft gedaan, besluiten de bepalingen van deze overeenkomst met inachtneming van het internationaal recht op te schorten. Daarnaast nemen de partijen er nota van dat de partij die het in lid 5 bedoelde verzoek heeft gedaan, andere passende maatregelen buiten het kader van de overeenkomst kan nemen met inachtneming van het internationaal recht.

    Een partij stelt de andere partij onmiddellijk schriftelijk in kennis van dat besluit en past het besluit toe gedurende de minimumperiode die nodig is om de kwestie op te lossen op een wijze die voor de partijen aanvaardbaar is.

    7. De partijen zien nauwlettend toe op de ontwikkeling van het bijzonder dringende geval dat tot het besluit heeft geleid de bepalingen van de overeenkomst op te schorten. De partij die een beroep doet op de opschorting van bepalingen, trekt deze in, zodra dit gerechtvaardigd is, en in elk geval zodra het bijzonder dringende geval zich niet langer voordoet.

    8. Deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor en doet geen afbreuk aan de interpretatie of toepassing van andere overeenkomsten tussen de partijen. De bepalingen inzake geschillenbeslechting van deze overeenkomst dienen met name niet ter vervanging van of doen op generlei wijze afbreuk aan de bepalingen inzake geschillenbeslechting van andere overeenkomsten tussen de partijen.

    SLOTBEPALINGEN

    ARTIKEL 44

    Diversen

    Samenwerking en acties in het kader van deze overeenkomst worden uitgevoerd overeenkomstig de respectieve wet- en regelgeving van de partijen.

    ARTIKEL 45

    Definitie van de partijen

    Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder "de partijen" verstaan: de Unie of haar lidstaten, dan wel de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Japan, anderzijds.

    ARTIKEL 46

    Bekendmaking van informatie

    Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen.

    ARTIKEL 47

    Inwerkingtreding en toepassing in afwachting van inwerkingtreding

    1. Deze overeenkomst wordt door Japan bekrachtigd, en goedgekeurd of bekrachtigd door de Unie, overeenkomstig hun respectieve toepasselijke juridische procedures. De akte van bekrachtiging door Japan en de akte die de voltooiing bevestigt van de goedkeuring en bekrachtiging door de Unie, worden uitgewisseld te Tokio. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de uitwisseling van de akten.

     

    2. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kunnen de Unie en Japan de bepalingen van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, lid 1, 11, 12, 13, 14, 15 (met uitzondering van lid 2, onder b)), 16, 17, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 37, 38, lid 1, 39, 40, 41, 42 (met uitzondering van lid 2, onder c)), 43, 44, 45, 46, 47, 48, lid 3, 49, 50 en 51 van deze overeenkomst toepassen in afwachting van de inwerkingtreding ervan. Deze toepassing vangt aan op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop Japan de Unie in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de bekrachtiging door Japan of de datum waarop de Unie Japan in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de hiertoe noodzakelijke toepasselijke juridische procedure, indien die later valt. De kennisgevingen komen tot stand door middel van diplomatieke nota's.

     

    3. De bepalingen die moeten worden toegepast in afwachting van de inwerkingtreding van deze overeenkomst overeenkomstig lid 2, hebben hetzelfde rechtsgevolg alsof de overeenkomst tussen de partijen reeds in werking was getreden.

    ARTIKEL 48

    Beëindiging

    1. Deze overeenkomst blijft van kracht, behoudens beëindiging overeenkomstig lid 2.

    2. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen deze overeenkomst te beëindigen. De beëindiging gaat in zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.

    3. Elk van beide partijen kan de andere partij schriftelijk in kennis stellen van haar voornemen de toepassing van deze overeenkomst te beëindigen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 47, lid 2. De beëindiging gaat in zes maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.

    ARTIKEL 49

    Toekomstige toetredingen tot de Unie

    1. De Unie stelt Japan in kennis van elk verzoek van een derde land tot toetreding tot de Unie.

    2. De partijen bespreken onder meer in het kader van het gemengd comité alle gevolgen die de toetreding van het derde land tot de Unie zou kunnen hebben op deze overeenkomst.

    3. De Unie stelt Japan in kennis van de ondertekening en inwerkingtreding van een verdrag betreffende de toetreding van een derde land tot de Unie.

    ARTIKEL 50

    Territoriaal toepassingsgebied

    Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op elk grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van Japan.

    ARTIKEL 51

    Authentieke teksten

       Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Japanse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Bij eventuele verschillen tussen de teksten van deze overeenkomst wordt het gemengd comité met de kwestie belast.

    Gedaan te … [plaats] op … [dag] [maand] 2018.

    VOOR het Koninkrijk België,

    VOOR de Republiek Bulgarije,

    VOOR de Tsjechische Republiek,

    VOOR het Koninkrijk Denemarken,

    VOOR de Bondsrepubliek Duitsland,

    VOOR de Republiek Estland,

    VOOR Ierland,

    VOOR de Helleense Republiek,

    VOOR het Koninkrijk Spanje,

    VOOR de Franse Republiek,

    VOOR de Republiek Kroatië,

    VOOR de Italiaanse Republiek,

    VOOR de Republiek Cyprus,

    VOOR de Republiek Letland,

    VOOR de Republiek Litouwen,

    VOOR het Groothertogdom Luxemburg,

    VOOR Hongarije,

    VOOR de Republiek Malta,

    VOOR het Koninkrijk der Nederlanden,

    VOOR de Republiek Oostenrijk,

    VOOR de Republiek Polen,

    VOOR de Portugese Republiek,

    VOOR Roemenië,

    VOOR de Republiek Slovenië,

    VOOR de Slowaakse Republiek,

    VOOR de Republiek Finland,

    VOOR het Koninkrijk Zweden,

    VOOR het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

    VOOR de EUROPESE UNIE,

    VOOR JAPAN

    (END) 

    Top

    Brussel,27.4.2018

    JOIN(2018) 10 final

    Gezamenlijk voorstel voor een

    BIJLAGE

    bij het

    Besluit van de Raad

    betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds


    BIJLAGE

    VERKLARING

    van de Europese Unie betreffende artikel 47, lid 3, van de overeenkomst

    De Europese Unie verklaart dat artikel 47, lid 3, van de overeenkomst moet worden geïnterpreteerd op een wijze die overeenstemt met artikel 25 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht.

     

    Top