Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0628

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het standpunt dat op de zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa namens de Europese Unie moet worden ingenomen met betrekking tot een wijziging van aanhangsel II van dat verdrag

    COM/2017/0628 final - 2017/0277 (NLE)

    Brussel, 30.10.2017

    COM(2017) 628 final

    2017/0277(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat op de zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa namens de Europese Unie moet worden ingenomen met betrekking tot een wijziging van aanhangsel II van dat verdrag


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de zevenendertigste jaarlijkse vergadering van het Permanent Comité van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa, van 5 tot en met 8 december 2017 in Straatsburg (Frankrijk), in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit met betrekking tot een wijziging van aanhangsel II van dat verdrag.

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa

    Met het in 1979 gesloten Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (Verdrag van Bern) ("het verdrag") wordt de instandhouding nagestreefd van de in Europa in het wild voorkomende dier- en plantensoorten en hun natuurlijke leefmilieus, met name van soorten waarvan de instandhouding samenwerking tussen verschillende staten vereist. Het betreft een intergouvernementeel verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van de Raad van Europa. Het verdrag is op 1 juni 1982 in werking getreden. De Europese Gemeenschap is sinds 1 september 1982 partij bij het verdrag 1 . Momenteel zijn er 51 landen partij, waaronder alle lidstaten van de EU.

    2.2.Het Permanent Comité

    Als besluitvormingsorgaan van het verdrag heeft het Permanent Comité de bevoegdheid om de staat van instandhouding van soorten te beoordelen en naar aanleiding daarvan hun vermelding in de aanhangsels van het verdrag te herzien. De taken van het Permanent Comité zijn opgenomen in de artikelen 13 tot en met 15 van het verdrag. Het Permanent Comité vergadert ten minste eens per twee jaar, en telkens wanneer een meerderheid van de partijen bij het verdrag daarom verzoekt. Het is gewoonte geworden dat het Permanent Comité elk jaar vergadert.

    Het mandaat om namens de Unie een bepaald standpunt in te nemen met betrekking tot de wijziging van de aanhangsels wordt verleend bij een besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie. De gemeenschappelijke standpunten van de EU met betrekking tot andere ontwerpbesluiten en -resoluties worden overeengekomen tijdens de voorbereidende vergaderingen van de bevoegde werkgroep van de Raad of tijdens de ad-hoc-coördinatievergaderingen van de EU.

    2.3.De beoogde handeling van het Permanent Comité

    Het Permanent Comité van het verdrag zal op zijn zevenendertigste jaarlijkse vergadering, van 5 tot en met 8 december 2017 in Straatsburg (Frankrijk), een besluit vaststellen met betrekking tot een wijziging van aanhangsel II van het verdrag ("de beoogde handeling").

    Overeenkomstig artikel 17 van het verdrag worden wijzigingen van de aanhangsels met een tweederdemeerderheid van de partijen bij het verdrag aangenomen. De wijziging treedt drie maanden nadat zij door het Permanent Comité is vastgesteld voor alle partijen in werking, tenzij een derde van de partijen bij het verdrag bezwaren kenbaar heeft gemaakt, behalve voor partijen die tijdens de vergadering van het Permanent Comité een bezwaar (voorbehoud) hebben gemaakt.

    De beoogde handeling strekt tot wijziging van aanhangsel II van het verdrag, zoals bepaald in artikel 17 van het verdrag.

    De beoogde handeling wordt bindend voor de partijen bij het verdrag overeenkomstig artikel 6 van het verdrag, waarin wordt bepaald dat elke partij bij het verdrag passende en noodzakelijke wetgevende en administratieve maatregelen neemt om de bijzondere bescherming van de in aanhangsel II genoemde wilde diersoorten te waarborgen.

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    Het Permanent Comité is een lichaam dat is opgericht bij het verdrag. De zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité van het verdrag vindt van 5 tot en met 8 december 2017 plaats in Straatsburg (Frankrijk).

    De Republiek Albanië heeft een voorstel ingediend om aanhangsel II van het verdrag te wijzigen door daarin de balkanlynx, Lynx lynx spp. balcanicus, op te nemen, een ondersoort van de Euraziatische lynx, Lynx lynx, die al is opgenomen in aanhangsel III van het verdrag (beschermde in het wild levende diersoorten).

    De Unie moet het voorstel steunen omdat het wetenschappelijk verantwoord is en in overeenstemming is met de door de Unie aangegane verbintenis tot internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit.

    Daarom moet de Raad een besluit nemen met het oog op de vaststelling van het standpunt dat namens de Unie op de zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité ten aanzien van het voorstel tot wijziging moet worden ingenomen.

    Het voorstel tot wijziging vereist geen aanpassing van het recht van de Unie.

    4.Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

    Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 2 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    Het Permanent Comité is een lichaam dat is opgericht bij het verdrag. De zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité van het verdrag vindt van 5 tot en met 8 december 2017 plaats in Straatsburg (Frankrijk).

    Het door het Permanent Comité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 6 van het verdrag uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn om de bijzondere bescherming van de in aanhangsel II vermelde in het wild levende diersoorten te waarborgen. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

    De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu.

    De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    2017/0277 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt dat op de zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa namens de Europese Unie moet worden ingenomen met betrekking tot een wijziging van aanhangsel II van dat verdrag

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa (Verdrag van Bern) ("het verdrag") is door de Unie gesloten bij Besluit 82/72/EEG van de Raad 3 en is op 1 juni 1982 in werking getreden. Met het verdrag wordt de instandhouding nagestreefd van de in Europa in het wild voorkomende dier- en plantensoorten en hun natuurlijke leefmilieus, met name van soorten waarvan de instandhouding samenwerking tussen verschillende staten vereist. Het betreft een intergouvernementeel verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van de Raad van Europa.

    (2)Ingevolge artikel 17 van het verdrag kan het Permanent Comité een besluit tot wijziging van de aanhangsels van het verdrag vaststellen.

    (3)Het Permanent Comité zal op zijn zevenendertigste vergadering, van 5 tot en met 8 december 2017, een besluit tot wijziging van aanhangsel II van het verdrag vaststellen.

    (4)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Permanent Comité, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn.

    (5)De Unie moet het voorstel steunen om in aanhangsel II van het verdrag de balkanlynx, Lynx lynx spp. balcanicus, op te nemen, een ondersoort van de Euraziatische lynx, Lynx lynx, die al in aanhangsel III van het verdrag is opgenomen, omdat het voorstel wetenschappelijk verantwoord is en in overeenstemming is met de door de Unie aangegane verbintenis tot internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit overeenkomstig artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en de in de Conferentie van de Partijen op grond van dat verdrag genomen besluiten, met name de tijdens de tiende vergadering overeengekomen algemene doelstelling dat tegen 2020 het uitsterven van bekende bedreigde soorten wordt voorkomen en dat hun staat van instandhouding wordt verbeterd en gehandhaafd, in het bijzonder van de soorten die het sterkst achteruitgaan.

    (6)Omdat de Euraziatische lynx, Lynx lynx, al is opgenomen in de bijlagen II en IV bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad 4 is voor de opname van de ondersoort balkanlynx, Lynx lynx spp. balcanicus, in aanhangsel II van het verdrag geen aanpassing van het recht van de Unie vereist,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het namens de Unie op de zevenendertigste vergadering van het Permanent Comité van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa namens de Europese Unie in te nemen standpunt ondersteunt de opname van Lynx lynx spp. balcanicus in aanhangsel II van dat verdrag.

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot de Commissie.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) Besluit 82/72/EEG van de Raad van 3 december 1981 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk milieu in Europa (PB L 38 van 10.2.1982, blz. 1).
    (2) Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61-64.
    (3) PB L 38 van 10.2.1982, blz. 1.
    (4) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
    Top