EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0582

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst (Voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek)

COM/2017/0582 final - 2017/0253 (NLE)

Brussel, 5.10.2017

COM(2017) 582 final

2017/0253(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst

(Voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER in de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad beoogt de wijziging van protocol 31 bij de EER-overeenkomst om de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot de deelname van de EER-EVA-staten aan de voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek (hierna "voorbereidende actie" genoemd). Aangezien Liechtenstein en IJsland hun belangstelling niet kenbaar hebben gemaakt om deel te nemen aan deze voorbereidende actie, heeft het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER derhalve alleen betrekking op Noorwegen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Volgens artikel 78 van de EER-overeenkomst versterken en verbreden de overeenkomstsluitende partijen de samenwerking in het kader van de werkzaamheden van de Europese Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. De Commissie, die momenteel uitsluitend O&O voor civiel en tweeërlei gebruik financiert met middelen uit het Horizon 2020-programma, beschouwt de voorbereidende actie als een belangrijk instrument om na te gaan welke toegevoegde waarde wordt geboden door defensiegerelateerd onderzoek dat met midden uit de EU-begroting wordt gefinancierd. 

Aangezien Noorwegen een administratieve overeenkomst heeft gesloten met het Europees Defensieagentschap en de gerelateerde Richtlijn 2009/81/EG (overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied), die op dit terrein zorgt voor daadwerkelijke mededinging en gelijke behandeling, reeds in 2014 in de EER-overeenkomst is opgenomen, strookt de deelname van Noorwegen aan de voorbereidende actie volledig met de bestaande bepalingen op dit beleidsterrein.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Gezamenlijk defensieonderzoek in innovatieve technologieën, producten en diensten is cruciaal om het concurrentievermogen in de defensiesector op lange termijn en uiteindelijk ook de strategische autonomie van Europa veilig te stellen. De samenwerking met Noorwegen zou een positieve bijdrage leveren aan de inspanningen die de EU op dit terrein levert.

De Commissie is zich ervan bewust dat de voorbereidende actie onderdeel is van haar beleid met betrekking tot de interne markt, de industrie en het onderzoek. Verdere verdieping van de samenwerking op dit terrein strookt dus met de doelstellingen van de EER-overeenkomst.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 54, lid 2, onder b), artikel 84, lid 2, en artikel 124 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 1 in samenhang met artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2894/94 2 betreffende bepaalde wijzen van toepassing van de EER-overeenkomst, waarin wordt bepaald dat de Raad met betrekking tot dit soort besluiten op voorstel van de Commissie het standpunt van de Unie vaststelt, vormen de rechtsgrondslagen van het voorstel. 

De Commissie dient in samenwerking met de EDEO het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER bij de Raad in met het oog op vaststelling van het standpunt van de Unie. De Commissie hoopt dit standpunt zo spoedig mogelijk in het Gemengd Comité van de EER te kunnen uiteenzetten.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

De doelstelling van het voorstel, namelijk te zorgen voor samenwerking met de EER-EVA-staten op het gebied van defensieonderzoek door een deelname aan een voorbereidende actie die met middelen uit de EU-begroting wordt gefinancierd, kan onvoldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve, gezien de gevolgen van de maatregelen, beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel niet verder dan hetgeen nodig is om zijn doelstelling te verwezenlijken - de samenwerking in het kader van de werkzaamheden van de Unie op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling versterken en verbreden.

Keuze van het instrument

Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst is voor een besluit van het Gemengd Comité van de EER gekozen. Het Gemengd Comité van de EER ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van de EER-overeenkomst. Het neemt besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet.

3.RESULTATEN VAN DE EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid en effectbeoordeling

In 2013 overwoog de Commissie een voorbereidende actie 3 op te zetten inzake defensieonderzoek met het oog op een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector 4 . Het Europees Parlement 5 en de Raad 6 reageerden positief op dit initiatief en verzochten de Commissie een voorstel uit te werken voor de uitvoering van de voorbereidende actie. In 2015 heeft de Europese Raad 7 vastgesteld dat er behoefte was aan adequate financiering voor de voorbereidende actie, hetgeen de weg heeft vrijgemaakt voor een toekomstig programma op het gebied van defensieonderzoek en -technologie 8 .

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Noorwegen levert een financiële bijdrage aan begrotingsonderdeel 02 04 77 03: "Voorbereidende actie inzake defensieonderzoek". Naar verwachting zal de bijdrage van Noorwegen voor 2017 585 000 EUR bedragen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Overeenkomstig het begrotingsbeleid van de EU kan slechts worden deelgenomen aan een EU-activiteit nadat de desbetreffende financiële bijdrage is betaald. De betaling kan evenwel slechts plaatsvinden nadat dit ontwerp-besluit van de Raad is goedgekeurd en de hieruit voortvloeiende door de Europese Commissie opgestelde afroeping van de bedragen door de EER-EVA-staten is ontvangen.

Om de periode te overbruggen tussen de goedkeuring van het besluit van de Commissie met betrekking tot de financiering van de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek en het gebruik van eenheidskosten voor het jaar 2017 op 11 april 2017 en de ontvangst van de desbetreffende betaling, is het ontwerp-besluit van het Gemengd Comité derhalve met terugwerkende kracht vanaf 11 april 2017 van toepassing. Instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van Noorwegen moeten derhalve de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan activiteiten die van start gaan vóór de inwerkingtreding van het besluit van het Gemengd Comité van de EER. De kosten voor hun deelname aan deze activiteiten, waarvan de uitvoering is gestart na 11 april 2017, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EU-lidstaten, mits dit besluit in werking treedt vóór het einde van de desbetreffende voorbereidende actie.

De terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de betrokken personen en neemt het beginsel van het gewettigd vertrouwen in acht.

Overeenkomstig artikel 1, lid 8, van Protocol 32 bij de EER-overeenkomst wordt uiterlijk op 10 juli 2017 een besluit van het Gemengd Comité van de EER goedgekeurd tot vaststelling van de deelname van de EER-EVA-staat aan een activiteit die is opgenomen in de EER-bijlage bij de algemene begroting van de Europese Unie. Zo niet, wordt de samenwerking uitgesteld tot het volgende jaar, tenzij anders overeengekomen.

Gezien het belang om de samenwerking bij de aanvang van de voorbereidende actie te laten aanvangen, bepaalt het bijgaande besluit van het Gemengde Comité van de EER dat de samenwerking aanvangt vanaf 11 april 2017, zelfs indien het besluit van het Gemengd Comité van de EER na 10 juli 2017 wordt goedgekeurd.



2017/0253 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst

(Voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 218, lid 9,

Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 9 , en met name artikel 1, lid 3,

Gezien Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 10 , en met name artikel 54, lid 2, onder b), artikel 84, lid 2, en artikel 124,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 11 (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2)Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer Protocol 31 bij de EER-overeenkomst (hierna "Protocol 31" genoemd) bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd.

(3)Protocol 31 bevat bepalingen betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden.

(4)Het is passend de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot de deelname van de EVA-staten aan de voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek die wordt gefinancierd met middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie.

(5)Het is passend dat de deelname van de EVA-staten aan de activiteiten die betrekking hebben op deze voorbereidende actie en die worden gefinancierd met middelen uit begrotingsonderdeel 02 04 77 03, met ingang van 11 april 2017 wordt aangevat, zelfs als het bijgaande besluit van het Gemengd Comité van de EER wordt goedgekeurd na 10 juli 2017, of als na die datum kennisgeving wordt gedaan dat voldaan is aan de grondwettelijke vereisten, indien van toepassing.

(6)Instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA-staten moeten de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan activiteiten die van start gaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De kosten voor de deelname aan deze activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 11 april 2017, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EU-lidstaten, op voorwaarde dat het bijgaande besluit van het Gemengd Comité van de EER in werking treedt vóór het einde van de desbetreffende voorbereidende actie.

(7)Protocol 31 moet derhalve worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 11 april 2017 mogelijk te maken.

(8)Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerp-besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerp-besluit van het Gemengd Comité van de EER.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De Voorzitter

(1) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(2) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(3) Voorbereidende actie in de zin van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(4) COM(2013)542: Naar een meer competitieve en efficiënte defensie- en veiligheidssector.
(5) Resolutie van het Europees Parlement van 21 november 2013 over de Europese technologische en industriële defensiebasis (2013/2125(INI)).
(6) Conclusies van de Europese Raad van 19-20 december 2013 (EUCO 217/13).
(7) Conclusies van de Europese Raad van 25-26 juni 2015 (EUCO 22/15).
(8) Het Europees Defensieagentschap omschrijft "O&O" als defensiegerelateerde onderzoeksactiviteiten met een niveau van technologische paraatheid tussen 1 en 6.
(9) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(10) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(11) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
Top

Brussel, 5.10.2017

COM(2017) 582 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een Besluit van de Raad

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst

(Voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek)


BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een Besluit van de Raad


betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt betreffende een wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst


(Voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek)

BESLUIT NR. …/2017 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

van


tot wijziging van Protocol 31 bij de EER-overeenkomst

betreffende samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna "de EER-overeenkomst" genoemd), en met name de artikelen 86 en 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het is passend de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst uit te breiden tot de deelname van de EVA-staten aan de voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek die wordt gefinancierd met middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie.

(2)Het is passend dat de deelname van de EVA-staten aan de activiteiten die betrekking hebben op deze voorbereidende actie en die worden gefinancierd met middelen uit begrotingsonderdeel 02 04 77 03, met ingang van 11 april 2017 wordt aangevat, zelfs als dit besluit wordt goedgekeurd na 10 juli 2017, of als na die datum kennisgeving wordt gedaan dat voldaan is aan de grondwettelijke vereisten, indien van toepassing.

(3)Instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA-staten moeten de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan activiteiten die van start gaan vóór de inwerkingtreding van dit besluit. De kosten voor hun deelname aan deze activiteiten, waarvan de uitvoering is gestart na 11 april 2017, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EU-lidstaten, mits dit besluit in werking treedt vóór het einde van de desbetreffende voorbereidende actie.

(4)Protocol 31 bij de EER-overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd om deze uitgebreide samenwerking met ingang van 11 april 2017 mogelijk te maken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In Protocol 31 bij de EER-overeenkomst wordt in artikel 1 het volgende lid toegevoegd:

"13.a)De EVA-staten nemen met ingang van 11 april 2017 deel aan de activiteiten van de Unie in het kader van het onderstaande begrotingsonderdeel dat in de algemene begroting van de Europese Unie voor het boekjaar 2017 is opgenomen:

-Begrotingsonderdeel 02 04 77 03: "Voorbereidende actie inzake defensieonderzoek".

b)Overeenkomstig artikel 82, lid 1, onder a), van de Overeenkomst dragen de EVA-staten financieel bij aan de in onder a) bedoelde activiteiten.

c)De kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EVA-staten voor hun deelname aan de onder a) bedoelde activiteiten waarvan de uitvoering is gestart na 11 april 2017, komen in aanmerking voor subsidie onder dezelfde voorwaarden als de kosten die worden gemaakt door instellingen, ondernemingen, organisaties en onderdanen van de EU-lidstaten en overeenkomstig de desbetreffende subsidieovereenkomst of het desbetreffende subsidiebesluit, op voorwaarde dat het Besluit nr. .../... van het Gemengd Comité van de EER in werking treedt vóór het einde van de desbetreffende voorbereidende actie.

d)IJsland en Liechtenstein nemen niet deel aan en leveren geen financiële bijdrage aan de onder a) bedoelde activiteiten."

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de laatste kennisgeving zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst*.

1Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel,

   Voor het Gemengd Comité van de EER

   De Voorzitter
   
   
   
   De secretarissen
   van het Gemengd Comité van de EER
   

(1) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
Top

Brussel, 5.10.2017

COM(2017) 582 final

BIJLAGE

bij

Besluit Nr. .../... tot wijziging van

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst met het oog op de uitbreiding van de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen tot de deelname van de EVA-staten aan de voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek


BIJLAGE

bij

Besluit Nr. .../... tot wijziging van

Protocol 31 bij de EER-overeenkomst met het oog op de uitbreiding van de samenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen tot de deelname van de EVA-staten aan de voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek

Verklaring van de EVA-staten

Bij dit besluit wordt de samenwerking van de overeenkomstsluitende partijen uitgebreid tot de deelname van de EVA-staten aan de voorbereidende actie van de Unie inzake defensieonderzoek. De EVA-staten zijn van oordeel dat defensieaangelegenheden buiten de werkingssfeer van de EER-overeenkomst vallen en dat met de goedkeuring van dit besluit de uitbreiding de werkingssfeer van de EER-overeenkomst tot defensieaangelegenheden niet verder gaat dat de deelname van de EVA-staten aan deze voorbereidende actie. Voorts wordt door de EVA-staten nadrukkelijk erop gewezen dat IJsland en Liechtenstein niet deelnemen aan en geen financiële bijdrage leveren aan deze voorbereidende actie.

Top