Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0455

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot voorstellen van verschillende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen

    COM/2017/0455 final - 2017/0210 (NLE)

    Brussel, 28.8.2017

    COM(2017) 455 final

    2017/0210(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot voorstellen van verschillende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen


    TOELICHTING

    1.Onderwerp van het voorstel

    Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie in de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten moet worden ingenomen met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag.

    2.Achtergrond van het voorstel

    2.1.Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

    Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (het Verdrag) beoogt de instandhouding van trekvogelsoorten en trekkende terrestrische en mariene diersoorten in hun hele verspreidingsgebied. Het is een intergouvernementeel verdrag dat tot stand is gekomen onder auspiciën van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties en gericht is op de wereldwijde bescherming van wilde diersoorten en natuurlijke habitats. Het Verdrag is op 1 november 1983 in werking getreden. Momenteel zijn er 124 partijen bij het Verdrag. De Europese Unie is partij bij het Verdrag sinds 1 november 1983 1 . Alle lidstaten zijn partijen bij het verdrag.

    2.2.De Conferentie van de Partijen

    De Conferentie van de Partijen is het besluitvormingsorgaan van het Verdrag. Artikel VII van het Verdrag geeft een opsomming van de taken van dit orgaan, dat onder meer bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen. De conferentie komt om de drie jaar samen. De besluiten van de Conferentie van de Partijen worden genomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige en stem uitbrengende partijen, tenzij door dit Verdrag anders is bepaald. 

    Het mandaat om namens de Unie een bepaald standpunt in te nemen met betrekking tot de wijziging van de bijlagen wordt verleend bij een besluit van de Raad op basis van een voorstel van de Commissie. De gemeenschappelijke standpunten van de EU met betrekking tot andere ontwerpbesluiten en -resoluties worden overeengekomen tijdens de voorbereidende vergaderingen van de bevoegde werkgroep van de Raad of tijdens de ad-hoc-coördinatievergaderingen van de EU.

    2.3.De beoogde handeling van de Conferentie van de Partijen

    De Conferentie van de Partijen zal op de twaalfde vergadering van 23-28 oktober 2017 in Manilla (Filippijnen) een besluit tot wijziging van de bijlagen van het Verdrag aannemen ("de beoogde handeling").

    Krachtens artikel XI van het Verdrag kan elke Partij wijzigingsvoorstellen indienen. Een wijziging van de bijlagen wordt negentig dagen na de vergadering van de Conferentie van de Partijen waarop zij werd aangenomen, voor alle partijen van kracht, behalve voor de partijen die een voorbehoud maken.

    De beoogde handeling heeft als doel de bijlagen I en II van het Verdrag te wijzigen overeenkomstig artikel XI van het Verdrag. De wijzigingen worden aangenomen met een twee derde meerderheid der aanwezigen en hun stem uitbrengende partijen.

    De beoogde handeling is voor de partijen bindend krachtens Artikel III van het Verdrag, dat bepaalt dat in bijlage I de bedreigde trekkende soorten worden vermeld en dat de partijen die staten zijn die deel uitmaken van het verspreidingsgebied van de betrokken soort verscheidene instandhoudingsmaatregelen moeten nemen en het onttrekken van dieren aan de populatie van deze soorten moeten verbieden.

    Artikel IV van het Verdrag bepaalt dat in bijlage II de trekkende soorten moeten worden vermeld waarvan de mate en aard van de bescherming niet gunstig is en waarvoor, in verband met het behoud en het beheer ervan, internationale overeenkomsten moeten worden gesloten, alsmede de trekkende soorten waarvan de mate en de aard van de bescherming aanzienlijk gebaat zouden zijn bij de internationale samenwerking die uit een internationale overeenkomst zou voortvloeien.  Wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan een trekkende soort zowel in bijlage I als in bijlage II worden vermeld.

     

    3.Namens de Unie in te nemen standpunt

    De twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag zal van 23 tot en met 28 oktober 2017 in Manilla (Filipijnen) plaatsvinden. Met het oog op deze vergadering stelde de Unie voor om bijlage II bij het Verdrag te wijzigen door de vogelsoorten Lanius excubitor excubitor en Lanius minor toe te voegen. 

    Andere partijen bij het Verdrag hebben voorstellen ingediend tot wijziging van de bijlagen I en II bij het Verdrag voor de soorten Pan paniscus, Pan troglodytes, Equus africanus, Equus ferus przewalskii, Lasiurus cinereus, Lasiurus borealis, Lasiurus blossevillii, Lasiurus ega, Panthera leo, Panthera pardus, Ursus arctos isabellinus, Pusa caspica, Gazella bennettii, Giraffa camelopardalis, Fregata andrewsi, Aquila nipalensis, Gyps bengalensis, Gyps indicus, Gyps tenuirostris, Sarcogyps calvus, Gyps africanus, Gyps coprotheres, Gyps rueppelli, Necrosyrtes monachus, Trigonoceps occipitalis, Torgos tracheliotos, Anous minutus worcesteri, Emberiza, sulphurata, Rhincodon typus, Squatina squatina, Rhinobatos rhinobatos, Carcharhinus obscurus, Prionace glauca en Rhynchobatus australiae.

    De Unie moet steun verlenen aan alle voorstellen omdat zij wetenschappelijk verantwoord zijn en in overeenstemming zijn met het engagement van de Unie voor internationale samenwerking bij de bescherming van de biodiversiteit. Hierbij aansluitend moet zij ervoor pleiten dat wordt bekeken hoe de beschikbare wetenschappelijke informatie het best kan worden gebruikt, waarbij zowel biologische kenmerken als gegevens van de biologische referentiepunten van de visserij worden betrokken.

    Bijgevolg dient de Raad een besluit te nemen met het oog op de bepaling van het standpunt dat op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van voorstellen tot wijziging.

    Deze voorstellen tot wijziging vereisen geen aanpassing van het recht van de Unie.

    4. Rechtsgrondslag

    4.1.Procedurele rechtsgrondslag

    4.1.1.Beginselen

    Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van "de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst".

    Het begrip "handelingen met rechtsgevolgen" omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 2 .

    4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De Conferentie van de Partijen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, met name het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten. De twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag zal van 23 tot en met 28 oktober 2017 in Manilla (Filipijnen) plaatsvinden. Met het oog op deze vergadering stelde de Unie voor om bijlage II bij het Verdrag te wijzigen door de vogelsoorten Lanius excubitor excubitor en Lanius minor toe te voegen. 

    De door de Conferentie van de Partijen vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel III van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn. De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

    De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

    4.2.Materiële rechtsgrondslag

    4.2.1.Beginselen

    De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

    4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

    De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het milieu.

    De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 192, lid 1, VWEU.

    4.3.Conclusie

    De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 192, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

    2017/0210 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    inzake het namens de Europese Unie in te nemen standpunt met betrekking tot voorstellen van verschillende partijen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (het Verdrag) is door de Unie gesloten bij Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 3 en is op 1 november 1983 in werking getreden;

    (2)Krachtens artikel XI van het Verdrag kan de Conferentie van de Partijen een besluit tot wijziging van de bijlagen van het Verdrag aannemen; 

    (3)De Conferentie van de Partijen zal op de twaalfde vergadering van 23 tot en met 28 oktober 2017 een besluit tot wijziging van de bijlagen I en II van het Verdrag aannemen.

    (4)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Conferentie van de Partijen, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn.

    (5)De Unie dient alle voorstellen te steunen omdat zij wetenschappelijk verantwoord zijn en in overeenstemming zijn met de verbintenis tot internationale samenwerking ter bescherming van de biodiversiteit die de Unie is aangegaan, overeenkomstig artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en de in de Conferentie van de Partijen op grond van dat verdrag genomen besluiten, met name de tijdens de tiende vergadering overeengekomen algemene doelstelling dat tegen 2020 het uitsterven van bekende bedreigde diersoorten wordt voorkomen en dat hun staat van instandhouding, in het bijzonder van de soorten die het sterkst achteruitgaan, is verbeterd en wordt gehandhaafd, en omdat zij geen aanpassing van het recht van de Unie vereisen.

    (6)De zoogdieren Pan paniscus, Equus africanus, Equus ferus przewalski, Ursus arctos isabellinus en Pusa caspica komen niet voor in de EU. De toevoeging van deze soorten aan bijlage I bij het Verdrag vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.

    (7)De zoogdieren Pan troglodytes, Equus africanus, Lasiurus cinereus, Lasiurus borealis, Lasiurus blossevillii, Lasiurus ega, Panthera leo, Panthera pardus, Gazella bennettii en Giraffa camelopardalis komen niet voor in de EU. De toevoeging van deze soorten aan bijlage II vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.

    (8)De vogels Fregata andrewsi, Gyps bengalensis, Gyps indicus, Gyps tenuirostris, Sacrogyps calvus, Gyps coprotheres, Necrosyrtes monachus, Trigonoceps occipitalis, Anous minutus worcesteri en Emberiza sulphurata komen niet voor in de EU, behalve in overzeese gebieden die buiten de werkingssfeer van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand vallen. De toevoeging van deze soorten aan de bijlagen I en II bij het Verdrag vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.

    (9)De vogels Aquila nipalensis, Gyps africanus, Gyps rueppelli en Torgos tracheliotos vallen onder Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand 4 . De toevoeging van deze soorten aan de bijlagen I en II bij het Verdrag vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.  

    (10)De vissoorten Rhincodon typus, Squatina squatina, Rhinobatos rhinobatos Carcharinus obscurus, Prionace glauca en Rhynchobatus australiae vallen onder het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat de EU gepaste instrumenten biedt om bij te dragen aan het beheer van hun bescherming.

    (11)Daarnaast zijn de visserij op en het aan boord houden van de soorten Squatina squatina en Rhinobatos rhinobatos verboden krachtens Verordening 2017/127 van de Raad 5 en staan de mediterrane populaties onder strikte bescherming (verbod op het aan boord houden) van de GFCM 6 .

    (12)De soort Rhincodon typus wordt bovendien vermeld in aanhangsel II van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) en in bijlage B van de Verordening van de Unie inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten 7 en wordt momenteel gereguleerd door de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) en de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC).

    (13)De Unie moet ervoor pleiten dat wordt bekeken hoe de beschikbare wetenschappelijke informatie het best kan worden gebruikt en het kader voor interactie tussen relevante multilaterale en regionale instrumenten kan worden verbeterd door consistentie en complementariteit te bevorderen.

    (14)Vanuit deze gedachte wordt ook gewezen op het belang van de doelstellingen inzake oceaangovernance in overeenstemming met de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 8 .

    (15)Aangezien het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten deels onder de bevoegdheid van de Unie en deels onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, moeten de Commissie en de lidstaten bij de goedkeuring van de wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag nauw met elkaar samenwerken met het oog op eenheid in de internationale vertegenwoordiging van de Europese Unie.

    (16)De Unie wordt overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU, in de Conferentie van de Partijen vertegenwoordigd door de Commissie. De lidstaten ondersteunen overeenkomstig artikel 4, lid 3, VEU het standpunt van de Unie.

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Het namens de Unie op de twaalfde vergadering van de Conferentie van de Partijen in te nemen standpunt luidt als volgt:

    1.de opneming van de volgende soorten in bijlage I steunen:

    a)Pan paniscus

    b)Equus africanus

    c)Equus ferus przewalski

    d)Ursus arctos isabellinus

    e)Pusa caspica

    f)Fregata andrewsi

    g)Aquila nipalensis

    h)Gyps bengalensis

    i)Gyps indicus

    j)Gyps tenuirostris

    k)Sacrogyps calvus

    l)Gyps africanus

    m)Gyps coprotheres

    n)Gyps rueppelli

    o)Necrosyrtes monachus

    p)Trigonoceps occipitalis

    q)Torgos tracheliotos

    r)Anous minutus worcesteri

    s)Emberiza sulphurata

    t)Rhincodon typus

    u)Squatina squatina

    v)Rhinobatos rhinobatos

    2)de opneming van de volgende soorten in bijlage II steunen:

    a)Pan troglodytes

    b)Equus africanus

    c)Lasiurus cinereus

    d)Lasiurus borealis

    e)Lasiurus blossevillii

    f)Lasiurus ega

    g)Panthera leo

    h)Panthera pardus

    i)Gazella bennettii

    j)Giraffa camelopardalis

    k)Aquila nipalensis

    l)Gyps bengalensis

    m)Gyps indicus

    n)Gyps tenuirostris

    o)Sacrogyps calvus

    p)Gyps africanus

    q)Gyps coprotheres

    r)Gyps rueppelli

    s)Necrosyrtes monachus

    t)Trigonoceps occipitalis

    u)Torgos tracheliotos

    v)Anous minutus worcesteri

    w)Emberiza sulphurata

    x)Lanius excubitor excubitor

    y)Lanius minor

    z)Rhincodon typus

    aa)Squatina squatina

    bb)Rhinobatos rhinobatos

    cc)Carcharinus obscurus

    cc)Prionace glauca

    ee)Rhynchobatus australiae

    Artikel 2

    Dit besluit is gericht tot de Commissie en de lidstaten.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (PB L 210 van 24.6.1982, blz. 10).
    (2) Arrest van het Hof van Justitie van 7 oktober 2014, Duitsland/Raad, C-399/12, ECLI:EU:C:2014:2258, punten 61-64.
    (3) PB L 210 van 19.7.1982, blz. 10.
    (4) PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.
    (5) Verordening (EU) 2017/127 van de Raad van 20 januari 2017 tot vaststelling, voor 2017, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.
    (6) Aanbeveling GFCM/36/2012/3 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee inzake visserijbeheersmaatregelen met het oog op de bescherming van haaien en roggen in het GFCM-gebied.
    (7) Verordening (EU) nr. 1320/2014 van de Commissie van 1 december 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 361 van 17.12.2014, blz. 1).
    (8) Gezamenlijke mededeling: Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen (JOIN(2016) 49).
    Top