EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 7.2.2017
COM(2017) 61 final
2017/0018(NLE)
Voorstel voor een
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
TOELICHTING
Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "de btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.
Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 18 mei 2016, heeft Estland verzocht om vanaf 1 januari 2018 een maatregel te mogen toepassen die afwijkt van artikel 287 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR van de btw kan vrijstellen.
Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 4 oktober 2016 van het verzoek van Estland in kennis gesteld. Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Overeenkomstig hoofdstuk 1 van titel XII van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaald plafond blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtige geen btw in rekening hoeft te brengen over zijn prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kan aftrekken.
Volgens punt 8 van artikel 287 van de btw-richtlijn mag Estland vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 16 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers. Estland heeft de euro als munt aangenomen op 1 januari 2011.
Door de drempel waarboven een persoon zich voor de btw moet identificeren, te verhogen van 16 000 tot 40 000 EUR, wordt verwacht dat de administratieve lasten voor de bedrijven die voor deze maatregel in aanmerking komen, en met name micro-ondernemingen, zullen dalen doordat zij van vele btw-verplichtingen van het normale btw-stelsel worden ontheven, zoals het voeren van een btw-administratie of het indienen van btw-aangiften.
Ook de belastingautoriteiten zullen hun werklast zien dalen.
Volgens de Estlandse autoriteiten zal de maatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik.
Personen van wie de omzet niet hoger is dan de drempel, zullen nog altijd de mogelijkheid hebben om voor de btw geïdentificeerd te worden.
•Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied
Aan andere lidstaten zijn reeds soortgelijke derogaties toegestaan. België en Luxemburg mogen een drempel toepassen van 25 000 EUR, Polen een drempel van 40 000 EUR, Litouwen een drempel van 45 000 EUR, Letland en Slovenië een drempel van 50 000 EUR, Italië en Roemenië een drempel van 65 000 EUR.
Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. Bovendien worden de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen momenteel geëvalueerd. Zoals in het btw-actieplan en het werkprogramma van de Commissie voor 2017 werd aangekondigd, is het de bedoeling het voorstel van de Commissie uiterlijk eind 2017 te presenteren in de vorm van een breed pakket vereenvoudigingsmaatregelen
Daarom wordt voorgesteld een verhoging van de drempel tot 40 000 EUR toe te staan vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 of, indien deze vroeger valt, de datum van inwerkingtreding van een richtlijn houdende wijziging van de bepalingen van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
De maatregel is in overeenstemming met de EU-doelstellingen voor kleine bedrijven zoals die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie "Denk eerst klein" — Een "Small Business Act" voor Europa", waarin de lidstaten worden opgeroepen om bij de opstelling van wetgeving rekening te houden met de bijzondere kenmerken van midden- en kleinbedrijven en het bestaande regelgevingskader te vereenvoudigen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Artikel 395 van de btw-richtlijn.
•Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)
Gelet op de bepaling in de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing.
•Evenredigheid
Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.
Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk een vereenvoudiging voor een extra aantal kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst.
•Keuze van het instrument
Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.
Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn omdat overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn slechts van de normale btw-regels kan worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is dus het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.
3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
•Raadpleging van belanghebbenden
Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Estland en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.
•Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
•Effectbeoordeling
Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt tot verhoging van de huidige vrijstellingsdrempel en vormt aldus een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR van vele btw-verplichtingen ontheft. Het kan een positief effect hebben in termen van administratieve lastenverlichting voor een aantal belastingplichtigen en bijgevolg ook de belastingdienst.
In 2015 waren er 15 119 personen met een jaaromzet tussen 16 001 en 40 000 EUR voor btw-doeleinden geïdentificeerd (hetgeen neerkomt op 19,4 % van alle personen die voor btw-doeleinden geïdentificeerd zijn), die in het kader van de derogatie in aanmerking zullen komen voor btw-vrijstelling. Volgens de Estlandse autoriteiten houden ongeveer 3 000 belastingplichtigen binnen deze groep (3,8 % van alle huidige belastingplichtigen) zich bezig met verkoop aan de eindverbruiker. Desondanks zal de maatregel geen noemenswaardige invloed hebben op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik. Volgens ramingen kunnen de jaarlijkse btw-inkomsten van de overheid afnemen met 6,6 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 0,39 % van de totale btw-inkomsten.
Belastingplichtigen van wie de belastbare omzet onder de drempel blijft, zullen zich niet voor de btw moeten identificeren; dankzij de maatregel zullen zij dus te maken hebben met minder administratieve lasten, aangezien zij geen btw-administratie meer zullen moeten voeren of een btw-aangifte moeten indienen. Ook de belastingautoriteiten zullen hun werklast zien dalen.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting omdat Estland een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad.
5.OVERIGE ELEMENTEN
Het voorstel bevat een vervalbepaling.
2017/0018 (NLE)
Voorstel voor een
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD
waarbij de Republiek Estland wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en met name artikel 395,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 18 mei 2016, heeft Estland verzocht om machtiging tot toepassing van een maatregel die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR vanaf 1 januari 2018 van de btw te mogen vrijstellen.
(2)Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 4 oktober 2016 van het verzoek van Estland in kennis gesteld. Bij brief van 5 oktober 2016 heeft de Commissie Estland meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.
(3)Volgens punt 8 van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG mag Estland vrijstelling van btw verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 16 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van zijn toetreding geldende omrekeningskoers.
(4)De gevraagde derogatie is in overeenstemming met de doelstellingen van de mededeling van de Commissie "Denk eerst klein" — Een "Small Business Act" voor Europa" van 25 juni 2008.
(5)Aangezien deze derogatiemaatregel de btw-verplichtingen voor kleinere bedrijven zal verlichten, dient Estland te worden gemachtigd de maatregel gedurende een beperkte periode toe te passen tot en met 31 december 2020. Het moet voor belastingplichtigen mogelijk blijven om voor het normale btw-stelsel te kiezen.
(6)De bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen worden momenteel geëvalueerd en het is niet ondenkbaar dat een richtlijn tot wijziging van deze bepalingen van de btw-richtlijn vóór bovengenoemde datum in werking zal treden.
(7)Uit door Estland verstrekte gegevens blijkt dat de verhoogde drempel geen noemenswaardige invloed zal hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik.
(8)De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 287, punt 8, van Richtlijn 2006/112/EG wordt de Republiek Estland gemachtigd om belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 40 000 EUR van de btw vrij te stellen.
Artikel 2
Dit besluit wordt van kracht op de dag van kennisgeving ervan.
Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020 dan wel de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de bepalingen van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, indien deze datum eerder valt.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Republiek Estland.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter