Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0051

    Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting van de in Kigali goedgekeurde overeenkomst tot wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken

    COM/2017/051 final - 2017/016 (NLE)

    Brussel, 2.2.2017

    COM(2017) 51 final

    2017/0016(NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de sluiting van de in Kigali goedgekeurde overeenkomst tot wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Het voorstel betreft een besluit van de Raad dat moet worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 218, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van Kigali van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. De Europese Unie had het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag, het Protocol van Montreal en de vier voorafgaande wijzigingen van het Protocol goedgekeurd 1 .

    Tijdens de 28e vergadering van de Partijen bij het Protocol van Montreal, die plaatsvond van 10 tot en met 15 oktober 2016 in Kigali, Rwanda, is de tekst goedgekeurd van een wijziging waarin een stapsgewijze verlaging van de productie en consumptie van fluorkoolwaterstoffen (HFK's) wordt toegevoegd aan de beheersingsmaatregelen van het Protocol van Montreal om de bijdrage van deze stof tot de klimaatverandering te verminderen. Hoewel zij de ozonlaag niet afbreken, zijn deze broeikasgassen hoofdzakelijk ingevoerd ter vervanging van de ozonlaag afbrekende stoffen die uit hoofde van het Protocol van Montreal geleidelijk zijn uitgefaseerd.

    De wijziging van Kigali zal in werking treden op 1 januari 2019, mits ten minste 20 partijen hun akte van bekrachtiging hebben ingediend. Om de verbintenis van de Europese Unie aan de wijziging te onderstrepen en ontwikkelingslanden aan te moedigen vroegtijdig actie te ondernemen, moet er echter worden overwogen de wijziging vroegtijdig goed te keuren, mede gezien de intentie van andere belangrijke partijen om zo spoedig mogelijk te bekrachtigen.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Met de vaststelling van Verordening (EU) nr. 517/2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen in 2014 is de Europese Unie vooruitgelopen op de uitfasering van HFK's die nu is overeengekomen in het kader van het Protocol van Montreal. Met de uitvoering van de uitfasering in de EU is begonnen door middel van bevriezing in 2015 en een eerste stap in de verlaging in 2016. De bestaande handhavingsmechanismen garanderen dat de Europese Unie haar verplichtingen uit hoofde van het Protocol van Montreal naleeft tot en met 2030, wanneer de laatste stap in de verlaging uit hoofde van de huidige verordening van toepassing is. Het tijdschema voor de verlaging na 2030 moet worden vastgesteld op basis van een evaluatie waarmee wordt begonnen in 2022 krachtens artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 517/2014.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    In het beleidskader voor klimaat en energie 2030 voor de EU is een ambitieuze doelstelling voor de gehele economie vastgesteld om de eigen broeikasgasemissies in 2030 met ten minste 40 % te hebben verminderd, evenals doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De uitvoering van het beleidskader voor klimaat en energie 2030 is een prioriteit in het kader van de follow-up van de Overeenkomst van Parijs. Aangezien wordt erkend dat de technologieën die worden gebruikt voor de vervanging van HFK's met het oog op het nastreven van de doelstellingen van de wijziging van Kigali ten minste even energie-efficiënt zijn als de technologie die wordt vervangen, is de uitfasering van HFK's in overeenstemming met het energiebeleid. Daarnaast zal het herontwerp van koel- en klimaatregelingssystemen ten gevolge van de noodzakelijke vervanging van de koelmiddelen er naar verwachting toe leiden dat de energie-efficiëntie aanzienlijk wordt verbeterd, en dus positief bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Het voorstel berust op artikel 192, lid 1, in combinatie met artikel 218, lid 6, VWEU. In artikel 218 VWEU is de procedure vastgelegd voor het onderhandelen over en het sluiten van overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen of internationale organisaties. Op grond van lid 6 moet de Raad, op voorstel van de Commissie als onderhandelaar, een besluit vaststellen waarbij machtiging wordt verleend tot sluiting van een overeenkomst namens de Europese Unie.

    Overeenkomstig artikel 191 en artikel 192, lid 1, VWEU moet de Europese Unie bijdragen tot het nastreven van onder meer de volgende doelstellingen: behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van de klimaatverandering.

    De voorgenomen uitfasering van HFK’s wordt ten uitvoer gelegd bij Verordening (EU) nr. 517/2014; deze zal in een later stadium moeten worden herzien om ervoor te zorgen dat na 2030 aan de wijziging van Kigali wordt voldaan. Dit kan alleen worden verwezenlijkt door middel van EU-wetgeving. Tot 2030, het laatste jaar waarvoor in de verordening een stap voor de verlaging is vastgelegd, gaat de uitfaseringsregeling verder dan de toekomstige beheersingsmaatregelen uit hoofde van het Protocol van Montreal. Er was een volledige effectbeoordeling uitgevoerd. In dit stadium worden geen wijzigingen van de verordening voorgenomen die van invloed kunnen zijn op ondernemingen.

    2017/0016 (NLE)

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende de sluiting van de in Kigali goedgekeurde overeenkomst tot wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Tijdens de 28e vergadering van de Partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken 2 ("Protocol van Montreal"), die plaatsvond van 10 tot en met 15 oktober 2016 in Kigali, Rwanda, is de tekst goedgekeurd van een wijziging van dat protocol ("wijziging van Kigali") waarin een stapsgewijze verlaging van de productie en het gebruik van fluorkoolwaterstoffen wordt toegevoegd aan de beheersingsmaatregelen van het Protocol van Montreal.

    (2)Een stapsgewijze verlaging van de productie en het gebruik van fluorkoolwaterstoffen is nodig om de bijdrage van deze stoffen aan de klimaatverandering te verminderen, en te voorkomen dat deze stoffen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, onbegrensd worden uitgestoten.

    (3)De wijziging van Kigali is een noodzakelijke bijdrage aan de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs met betrekking tot de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C te houden in vergelijking met het pre-industriële tijdperk en om inspanningen te blijven leveren zodat de stijging verder beperkt wordt tot 1,5 °C.

    (4)De wijziging van Kigali moet namens de Unie worden goedgekeurd,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, die op 15 oktober 2016 in Kigali is goedgekeurd, wordt namens de Unie goedgekeurd.

    De tekst van de wijziging is aan dit besluit gehecht.

    Artikel 2

    De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die namens de Unie gemachtigd is (zijn) de akte van goedkeuring bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties neder te leggen, overeenkomstig artikel 13, lid 1, en artikel 20 van het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag 3 , waarmee de instemming van de Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

    Artikel 3

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.

    Gedaan te Brussel,

       Voor de Raad

       De voorzitter

    (1) 91/690/EEG: Beschikking van de Raad van 12 december 1991 inzake sluiting van de wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, zoals in juni 1990 te Londen goedgekeurd door de Partijen bij het Protocol (PB L 377 van 31.12.1991, blz. 28);94/68/EG: Beschikking van de Raad van 2 december 1993 betreffende de sluiting van de wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (PB L 33 van 7.2.1994, blz. 1);2000/646/EG: Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 betreffende de sluiting van de wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (PB L 272 van 25.10.2000, blz. 26);2002/215/EG: Besluit van de Raad van 4 maart 2002 inzake de sluiting van de vierde wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (PB L 72 van 14.3.2002, blz. 18).
    (2) PB L 297 van 31.10.1988, blz. 21.
    (3) PB L 297 van 31.10.1988, blz. 8.
    Top

    Brussel, 2.2.2017

    COM(2017) 51 final

    BIJLAGE

    bij

    Besluit van de Raad

    betreffende de sluiting van de in Kigali goedgekeurde overeenkomst tot wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken


    Besluit XXVIII/1: Nieuwe wijziging van het Protocol van Montreal

    K1610214K1610214141116141116tot goedkeuring van de wijziging van het Protocol van Montreal in bijlage I bij het verslag van de achtentwintigste bijeenkomst van de partijen, in overeenstemming met de procedure van artikel 9, lid 4, van het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag;

    Wijziging van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken

    Artikel I: Wijziging

    Artikel 1, lid 4

    In artikel 1, lid 4, van het Protocol wordt de tekst

    "bijlage C of bijlage E" vervangen door

    "bijlage C, bijlage E of bijlage F".

    Artikel 2, lid 5

    In artikel 2, lid 5, van het Protocol wordt de tekst

    "en artikel 2H" vervangen door

    "de artikelen 2H en 2J".

    Artikel 2, lid 8, onder a), lid 9, onder a), en lid 11

    In artikel 2, lid 8, onder a), en lid 11, van het Protocol wordt de tekst

    "de artikelen 2A tot en met 2I" vervangen door

    "de artikelen 2A tot en met 2J".

    Aan artikel 2, lid 8, onder a), van het Protocol wordt de volgende tekst toegevoegd:

    "Dergelijke overeenkomsten kunnen worden uitgebreid ter opneming van verplichtingen met betrekking tot het gebruik of de productie uit hoofde van artikel 2J mits het totale gezamenlijke berekende gebruik of de totale gezamenlijke berekende productie van de betrokken partijen de in artikel 2J voorgeschreven maxima niet overschrijdt."

    In artikel 2, lid 9, onder a), i), van het Protocol wordt na de tekst

    "dient te zijn;"

    "en" geschrapt.

    Artikel 2, lid 9, onder a), ii), van het Protocol wordt hernummerd tot artikel 2, lid 9, onder a), iii).

    De volgende tekst wordt na artikel 2, lid 9, onder a), i), van het Protocol als artikel 2, lid 9, onder a), ii), ingevoegd:

    "aanpassingen dienen te worden aangebracht aan het in groep I van bijlage A, bijlage C en bijlage F genoemde aardopwarmingsvermogen, en zo ja, wat de aanpassingen dienen te zijn; en".

    Artikel 2J

    Na artikel 2I van het Protocol wordt het volgende artikel ingevoegd:

    "Artikel 2J: Fluorkoolwaterstoffen

    1.Elke partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2019 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 15 % van haar berekend
    gebruik van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, lid 1, uitgedrukt in CO
    2-equivalenten:

    a)2019 tot en met 2023: 90 procent;

    b)2024 tot en met 2028: 60 procent;

    c)2029 tot en met 2033: 30 procent;

    d)2034 tot en met 2035: 20 procent;

    e)2036 en daarna: 15 procent.

    2.Onverminderd lid 1 van dit artikel kunnen de partijen besluiten dat een partij verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 25 % van haar berekend gebruik van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, lid 1, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    a)2020 tot en met 2024: 95 procent;

    b)2025 tot en met 2028: 65 procent;

    c)2029 tot en met 2033: 30 procent;

    d)2034 tot en met 2035: 20 procent;

    e)2036 en daarna: 15 procent.

    3.Elke partij die de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2019 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het percentage voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 15 % van haar berekende productie van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2F, lid 2, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    a)2019 tot en met 2023: 90 procent;

    b)2024 tot en met 2028: 60 procent;

    c)2029 tot en met 2033: 30 procent;

    d)2034 tot en met 2035: 20 procent;

    e)2036 en daarna: 15 procent.

    4.Onverminderd lid 3 van dit artikel kunnen de partijen besluiten dat een partij die de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, niet meer bedraagt dan het voor het respectieve onder a) tot en met e) vermelde aantal jaren vastgestelde percentage van het jaarlijks gemiddelde van haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen voor de jaren 2011, 2012 en 2013, vermeerderd met 25 % van haar berekende productie van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen, als vastgesteld in artikel 2 F, lid 2, uitgedrukt in CO2-equivalenten:

    a)2020 tot en met 2024: 95 procent;

    b)2025 tot en met 2028: 65 procent;

    c)2029 tot en met 2033: 30 procent;

    d)2034 tot en met 2035: 20 procent;

    e)2036 en daarna: 15 procent.

    5.De leden 1 tot en met 4 van dit artikel zijn van toepassing tenzij de partijen besluiten de productie of het gebruik van de bedoelde stoffen toe te staan voor zover dit is vereist om te voldoen aan een door de partijen overeengekomen vrijgesteld gebruik.

    6.Elke partij die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen vervaardigt, verzekert dat gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat begint op 1 januari 2020 en in elk tijdvak van twaalf maanden daarna haar uitworp van de in groep II van bijlage F genoemde stoffen, die wordt gegenereerd in elke productiefaciliteit die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen vervaardigt, voor zover mogelijk wordt vernietigd met behulp van door de partijen goedgekeurde technologieën gedurende hetzelfde tijdvak van twaalf maanden.

    7.Elke partij verzekert dat de vernietiging van in groep II van bijlage F genoemde stoffen die worden gegenereerd door faciliteiten die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen produceren, enkel met behulp van door de partijen goedgekeurde technologieën geschiedt.".

    Artikel 3

    In artikel 3 van het Protocol moet de aanhef worden vervangen door de volgende tekst:

    "1. Voor de toepassing van de artikelen 2, 2A tot en met 2J, en 5, stelt elke partij voor elke in bijlage A, bijlage B, bijlage C, bijlage E of bijlage F genoemde groep van stoffen haar berekende niveaus vast door:".

    In artikel 3, onder a), i), van het Protocol wordt de laatste puntkomma vervangen door

    ", tenzij anders bepaald in lid 2;".

    Aan het einde van artikel 3 van het Protocol wordt de volgende tekst toegevoegd:

    ", en

    d) wat de uitworp betreft van de in groep II van bijlage F genoemde stoffen die wordt gegenereerd in elke faciliteit die de in groep I van bijlage C of in bijlage F genoemde stoffen genereert, onder andere de hoeveelheden op te nemen die worden uitgeworpen door lekken in de apparatuur, procesontluchtingen en vernietigingsapparatuur, met uitzondering van de hoeveelheden die worden opgevangen voor gebruik, vernietiging of opslag.

    2. Bij de berekening van de niveaus voor de productie, het gebruik, de invoer, de uitvoer en de uitworp van de in groep I van bijlage C en in bijlage F genoemde stoffen, uitgedrukt in CO2-equivalenten, voor de toepassing van artikel 2J, artikel 2, lid 5 bis, en artikel 3, lid 1, onder d), gebruikt elke partij het aardopwarmingsvermogen dat voor deze stoffen is vastgesteld in groep I van bijlage A, bijlage C en bijlage F."

    Artikel 4, lid 1 septies

    Na artikel 4, lid 1 sexties, van het Protocol wordt het volgende lid ingevoegd:

    "1 septies. Bij de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke partij de invoer van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen uit staten die geen partij zijn bij dit Protocol.".

    Artikel 4, lid 2 septies

    Na artikel 4, lid 2 sexties, van het Protocol wordt het volgende lid ingevoegd:

    "2 septies. Bij de inwerkingtreding van dit lid verbiedt elke partij de uitvoer van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen naar staten die geen partij zijn bij dit Protocol.".

    Artikel 4, leden 5, 6 en 7

    In artikel 4, leden 5, 6 en 7, van het Protocol wordt de tekst

    "de bijlagen A, B, C en E" vervangen door

    "de bijlagen A, B, C, E en F".

    Artikel 4, lid 8

    In artikel 4, lid 8, van het Protocol wordt de tekst

    "de artikelen 2A tot en met 2I" vervangen door

    "de artikelen 2A tot en met 2J".

    Artikel 4B

    Na artikel 4B, lid 2, van het Protocol wordt het volgende lid ingevoegd:

    "2 bis. Elke partij stelt met ingang van 1 januari 2019 of binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van dit artikel ten aanzien van haar, naargelang van welke datum later is, een vergunningensysteem in voor de invoer en uitvoer van nieuwe, gebruikte, hergebruikte en geregenereerde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als genoemd in bijlage F en voert dat uit. Elke onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partij die besluit dat zij niet in staat is een dergelijk systeem met ingang van 1 januari 2019 in te stellen en uit te voeren, kan deze maatregelen uitstellen tot respectievelijk 1 januari 2021."

    Artikel 5

    In artikel 5, lid 4, van het Protocol wordt de tekst

    "2I"

    vervangen door

    "2J".

    In artikel 5, leden 5 en 6, van het Protocol wordt de tekst

    "Artikel 2I"

    vervangen door

    "de artikelen 2I en 2J".

    In artikel 5, lid 5, van het Protocol wordt vóór de tekst

    "alle in de artikelen 2F tot en met 2H vervatte verplichtingen"

    "aan" ingevoegd.

    Na artikel 5, lid 8 ter, van het Protocol wordt het volgende lid toegevoegd:

    "8 quater.

    a)Elke onder de werking van lid 1 van dit artikel vallende partij die is onderworpen aan wijzigingen die overeenkomstig artikel 2, lid 9 worden aangebracht aan de in artikel 2J vervatte beheersingsmaatregelen, is gerechtigd de naleving van de in artikel 2J, lid 1, onder a) tot en met e), en lid 3, onder a) tot en met e), vervatte beheersingsmaatregelen op te schorten en deze maatregelen als volgt te wijzigen:

    i) 2024 tot en met 2028: 100 procent;

    ii) 2029 tot en met 2034: 90 procent;

    iii) 2035 tot en met 2039: 70 procent;

    iv) 2040 tot en met 2044: 50 procent;

    v) 2045 en daarna: 20 procent.

    b)Onverminderd het bepaalde onder a) kunnen de partijen besluiten dat een onder de werking van lid 1 van dit artikel vallende partij die is onderworpen aan wijzigingen die overeenkomstig artikel 2, lid 9, worden aangebracht aan de in artikel 2J vervatte beheersingsmaatregelen, gerechtigd is de naleving van de in artikel 2J, lid 1, onder a) tot en met e), en lid 3, onder a) tot en met e), vervatte beheersingsmaatregelen op te schorten en deze maatregelen als volgt te wijzigen:

    i) 2028 tot en met 2031: 100 procent;

    ii) 2032 tot en met 2036: 90 procent;

    iii) 2037 tot en met 2041: 80 procent;

    iv) 2042 tot en met 2046: 70 procent;

    v) 2047 en daarna: 15 procent.

    c)Elke onder de werking van lid 1 van dit artikel vallende partij is gerechtigd voor de berekening van haar referentiegebruik uit hoofde van artikel 2J het gemiddelde van haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen te gebruiken voor de jaren 2020, 2021 en 2022, vermeerderd met 65 % van haar referentiegebruik van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    d)Onverminderd het bepaalde onder c) kunnen de partijen besluiten dat een onder de werking van lid 1 van dit artikel vallende partij voor de berekening van haar referentiegebruik uit hoofde van artikel 2J gerechtigd is het gemiddelde van haar berekend gebruik van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen te gebruiken voor de jaren 2024, 2025 en 2026, vermeerderd met 65 % van haar referentiegebruik van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    e)Elke onder de werking van lid 1 van dit artikel vallende partij die de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, is gerechtigd voor de berekening van haar referentieproductie uit hoofde van artikel 2J het gemiddelde van haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen te gebruiken voor de jaren 2020, 2021 en 2022, vermeerderd met 65 % van haar referentieproductie van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    f)Onverminderd het bepaalde onder e) kunnen de partijen besluiten dat een onder de werking van lid 1 van dit artikel vallende partij die de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen produceert, gerechtigd is voor de berekening van haar referentieproductie uit hoofde van artikel 2J het gemiddelde van haar berekende productie van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen te gebruiken voor de jaren 2024, 2025 en 2026, vermeerderd met 65 % van haar referentieproductie van de in groep I van bijlage C genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen als bepaald in lid 8 ter van dit artikel.

    g)Het bepaalde onder a) tot en met f) van dit lid is van toepassing op de berekende productie en het berekende gebruik tenzij een vrijstelling op grond van hoge omgevingstemperaturen van toepassing is op basis van door de partijen vastgestelde criteria.".

    Artikel 6

    In artikel 6 van het Protocol wordt de tekst

    "de artikelen 2A tot en met 2I" vervangen door

    "de artikelen 2A tot en met 2J".

    Artikel 7, leden 2, 3 en 3 ter

    In artikel 7, lid 2, van het Protocol wordt na de regel "- elke van de in bijlage E genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen over 1991," de volgende regel ingevoegd:

    "- elke van de in bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen over de jaren 2011 tot en met 2013, zij het dat de onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partijen dergelijke gegevens verstrekken over de jaren 2020 tot en met 2022, maar dat de onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partijen waarop artikel 5, lid 8 quater, onder d) en f), van toepassing is, dergelijke gegevens verstrekken over de jaren 2024 tot en met 2026;".

    In artikel 7, leden 2 en 3, van het Protocol wordt de tekst

    "C en E"

    vervangen door

    "C, E en F".

    Na artikel 7, lid 3 bis, van het Protocol wordt het volgende lid toegevoegd:

    "3 ter. Elke partij verstrekt het secretariaat statistische gegevens over haar jaarlijkse uitworp van de in groep II van bijlage F genoemde aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen per faciliteit overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), van het Protocol.".

    Artikel 7, lid 4

    In artikel 7, lid 4, van het protocol wordt na de tekst

    "statistische gegevens over" en "gegevens verstrekt over"

    "productie," ingevoegd.

    Artikel 10, lid 1

    In artikel 10, lid 1, van het Protocol wordt de tekst

    "en artikel 2I"

    vervangen door

    ", artikel 2I en artikel 2J".

    Aan het einde van artikel 10, lid 1, van het Protocol wordt de volgende tekst ingevoegd:

    "Wanneer een onder de werking van artikel 5, lid 1, vallende partij ervoor kiest gebruik te maken van financiering in het kader van een andere financiële regeling waardoor een deel van de overeengekomen meerkosten zou kunnen worden gedekt, wordt dat deel niet gedekt door de financiële regeling van artikel 10 van dit Protocol.".

    Artikel 17

    In artikel 17 van het Protocol wordt de tekst

    "de artikelen 2A tot en met 2I" vervangen door

    "de artikelen 2A tot en met 2J".

    Bijlage A

    De tabel voor groep I van bijlage A bij het Protocol wordt vervangen door de onderstaande tabel:

    Groep

    Stof

    Factor voor het ozonafbrekende

    vermogen*

    Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar

    Groep I

    CFCl3

    (CFC-11)

    1,0

    4 750

    CF2Cl2

    (CFC-12)

    1,0

    10 900

    C2F3Cl3

    (CFC-113)

    0,8

    6 130

    C2F4Cl2

    (CFC-114)

    1,0

    10 000

    C2F5Cl

    (CFC-115)

    0,6

    7 370

    Bijlage C en bijlage F

    De tabel voor groep I van bijlage C bij het Protocol wordt vervangen door de onderstaande tabel:

    Groep

    Stof

    Aantal

    isomeren

    Factor voor het ozonafbrekende

    vermogen*

    Aard

    opwarmings

    vermogen

    over 100 jaar***

    Groep I

    CHFCl2

    (HCFC-21)**

    1

    0,04

    151

    CHF2Cl

    (HCFC-22)**

    1

    0,055

    1 810

    CHFCl

    (HCFC-31)

    1

    0,02

    C2HFCl4

    (HCFC-121)

    2

    0,01 - 0,04

    C2HF2Cl3

    (HCFC-122)

    3

    0,02 - 0,08

    C2HF3Cl2

    (HCFC-123)

    3

    0,02 - 0,06

    77

    CHCl2CF3

    (HCFC-123)**

    -

    0,02

    C2HF4Cl

    (HCFC-124)

    2

    0,02 - 0,04

    609

    CHFClCF3

    (HCFC-124)**

    -

    0,022

    C2H2FCl3

    (HCFC-131)

    3

    0,007 - 0,05

    C2H2F2Cl2

    (HCFC-132)

    4

    0,008 - 0,05

    C2H2F3Cl

    (HCFC-133)

    3

    0,02 - 0,06

    C2H3FCl2

    (HCFC-141)

    3

    0,005 - 0,07

    CH3CFCl2

    (HCFC-141b)**

    -

    0,11

    725

    C2H3F2Cl

    (HCFC-142)

    3

    0,008 - 0,07

    CH3CF2Cl

    (HCFC-142b)**

    -

    0,065

    2 310

    C2H4FCl

    (HCFC-151)

    2

    0,003 - 0,005

    C3HFCl6

    (HCFC-221)

    5

    0,015 - 0,07

    C3HF2Cl5

    (HCFC-222)

    9

    0,01 - 0,09

    C3HF3Cl4

    (HCFC-223)

    12

    0,01 - 0,08

    C3HF4Cl3

    (HCFC-224)

    12

    0,01 - 0,09

    C3HF5Cl2

    (HCFC-225)

    9

    0,02 - 0,07

    CF3CF2CHCl2

    (HCFC-225ca)**

    -

    0,025

    122

    CF2ClCF2CHClF

    (HCFC-225cb)**

    -

    0,033

    595

    C3HF6Cl

    (HCFC-226)

    5

    0,02 - 0,10

    C3H2FCl5

    (HCFC-231)

    9

    0,05 - 0,09

    C3H2F2Cl4

    (HCFC-232)

    16

    0,008 - 0,10

    C3H2F3Cl3

    (HCFC-233)

    18

    0,007 - 0,23

    C3H2F4Cl2

    (HCFC-234)

    16

    0,01 - 0,28

    C3H2F5Cl

    (HCFC-235)

    9

    0,03 - 0,52

    C3H3FCl4

    (HCFC-241)

    12

    0,004 - 0,09

    C3H3F2Cl3

    (HCFC-242)

    18

    0,005 - 0,13

    C3H3F3Cl2

    (HCFC-243)

    18

    0,007 - 0,12

    C3H3F4Cl

    (HCFC-244)

    12

    0,009 - 0,14

    C3H4FCl3

    (HCFC-251)

    12

    0,001 - 0,01

    C3H4F2Cl2

    (HCFC-252)

    16

    0,005 - 0,04

    C3H4F3Cl

    (HCFC-253)

    12

    0,003 - 0,03

    C3H5FCl2

    (HCFC-261)

    9

    0,002 - 0,02

    C3H5F2Cl

    (HCFC-262)

    9

    0,002 - 0,02

    C3H6FCl

    (HCFC-271)

    5

    0,001 - 0,03

    Waar met betrekking tot de factor voor het ozonafbrekend vermogen (ozone depleting potential - ODP) een interval is aangegeven, dient in het kader van het Protocol de hoogste aangegeven waarde te worden gebruikt. Indien slechts één enkele ODP-waarde is vermeld, is deze berekend op basis van laboratoriummetingen. Indien een interval is vermeld, gaat het om schattingen waarover minder zekerheid bestaat. Elk interval geldt voor de betrokken groep isomeren. De bovengrens wordt gevormd door de geschatte ODP van de isomeer met de hoogste ODP, de ondergrens door de geschatte ODP van de isomeer met de laagste ODP.

    ** Ter aanduiding van de stoffen die de interessantste commerciële mogelijkheden bieden, met de bijbehorende, in het kader van het Protocol te gebruiken ODP-waarde.

    *** Voor stoffen waarvoor geen aardopwarmingsvermogen (global warming potential - GWP) is aangegeven, is de standaardwaarde 0 van toepassing totdat middels de in artikel 2, lid 9, onder a), ii), bepaalde procedure een GWP-waarde wordt opgenomen.

    Aan het Protocol wordt na bijlage E de volgende bijlage toegevoegd: "Bijlage F: Aan uitworpbeheersing onderworpen stoffen

    Groep

    Stof

    Aardopwarmingsvermogen over 100 jaar

    Groep I

    CHF2CHF2

    HFK-134

    1 100

    CH2FCF3

    HFK-134a

    1 430

    CH2FCHF2

    HFK-143

    353

    chf2ch2cf3

    HFK-245fa

    1 030

    CF3CH2CF2CH3

    HFK-365mfc

    794

    CF3CHFCF3

    HFK-227ea

    3 220

    CH2FCF2CF3

    HFK-236cb

    1 340

    chf2chfcf3

    HFK-236ea

    1 370

    CF3CH2CF3

    HFK-236fa

    9 810

    CH2FCF2CHF2

    HFK-245ca

    693

    cf3chfchfcf2cf3

    HFK-43-10mee

    1 640

    CH2F2

    HFK-32

    675

    CHF2CF3

    HFK-125

    3 500

    CH3CF3

    HFK-143a

    4 470

    CH3F

    HFK-41

    92

    CH2FCH2F

    HFK-152

    53

    CH3CHF2

    HFK-152a

    124

    Groep II

    CHF3

    HFK-23

    14 800

    Artikel II: Verband met de wijziging van 1999

    Geen enkele staat of organisatie voor regionale economische integratie kan een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van, respectievelijk toetreding tot, deze wijziging nederleggen zonder hetzij vooraf hetzij tegelijk hiermee een dergelijke akte neder te leggen met betrekking tot de op de elfde vergadering van de partijen te Peking op 3 december 1999 aanvaarde wijziging.

    Artikel III: Verband met het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto daarbij

    Deze wijziging is niet bedoeld om tot gevolg te hebben dat fluorkoolwaterstoffen buiten het toepassingsgebied van de in de artikelen 4 en 12 van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering of de in de artikelen 2, 5, 7 en 10 van het Protocol van Kyoto daarbij vervatte toezeggingen vallen.

    Artikel IV: Inwerkingtreding

    1.Met uitzondering van het bepaalde in lid 2 treedt deze wijziging in werking op 1 januari 2019, mits ten minste 20 akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging zijn nedergelegd door staten of organisaties voor regionale economische integratie die partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Ingeval op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan.

    2.De in artikel I van deze wijziging vastgestelde wijzigingen van artikel 4 van het Protocol, Handel met staten die geen partij zijn, treden in werking op 1 januari 2033, mits ten minste 70 akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging zijn nedergelegd door staten of organisaties voor regionale economische integratie die partij zijn bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. Ingeval op genoemde datum niet aan deze voorwaarde is voldaan, treedt de wijziging in werking op de negentigste dag na de datum waarop daaraan is voldaan.

    3.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt een dergelijke door een regionale organisatie voor economische integratie nedergelegde akte niet meegeteld naast de door haar lidstaten nedergelegde akten.

    4.Na de inwerkingtreding van deze wijziging overeenkomstig het bepaalde in de leden 1 en 2, treedt zij ten aanzien van elke andere partij bij het Protocol in werking op de negentigste dag na de datum van nederlegging van haar akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

    Artikel V: Voorlopige toepassing

    Elke partij kan te allen tijde voor de inwerkingtreding van deze wijziging ten aanzien van haar verklaren dat zij de in artikel 2J vastgestelde beheersingsmaatregelen en de overeenkomstige gegevensverstrekking van artikel 7 in afwachting van de inwerkingtreding voorlopig zal toepassen.

    Top