EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0461

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen en Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen

COM/2016/0461 final - 2016/0221 (COD)

Brussel, 14.7.2016

COM(2016) 461 final

2016/0221(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen en Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 228 final}
{SWD(2016) 229 final}




TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel strekt tot wijziging van Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen 1 (hierna "Verordening (EU) nr. 345/2013" genoemd) en Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (hierna "Verordening (EU) nr. 346/2013" genoemd) 2 .

Dit voorstel moet worden bekeken in de ruimere context van maatregelen om investeringen in groeibedrijven aan te trekken. Het investeringsplan voor Europa 3  voorziet in een alomvattende strategie ter bevordering van werkgelegenheid, groei en investeringen. Een essentieel onderdeel van het investeringsplan is het actieplan voor de kapitaalmarktenunie (hierna "KMU-actieplan" genoemd) 4 , dat ten doel heeft de versnippering op de kapitaalmarkten te verminderen, regelgevende belemmeringen voor de financiering van de economie weg te nemen en de kapitaalverschaffing aan ondernemingen te verhogen via de oprichting van een echte interne kapitaalmarkt. Het investeringsplan voor Europa is erop gericht bijkomende particuliere investeringen aan te trekken aan de hand van publieke middelen uit het Europees Fonds voor strategische investeringen (hierna "EFSI" genoemd) 5 . Om particuliere investeringen in durfkapitaalmarkten in Europa aan te moedigen wordt in dit verband ook een pan-Europees paraplufonds opgericht dat in Europese durfkapitaalfondsen investeert. Het zal kapitaal uit de particuliere sector combineren met steun van de EU om kapitaal van grote institutionele beleggers aan te trekken voor de activaklasse van Europees durfkapitaal en om het effect van EU-steun voor de Europese risicokapitaalsector te versterken.

De Europese durfkapitaalfondsen (hierna "EuVECA" genoemd) en de Europese sociaalondernemerschapsfondsen (hierna "EuSEF" genoemd) zijn gecreëerd om marktdeelnemers nieuwe mogelijkheden te bieden om kapitaal aan te trekken en te investeren in innoverende kleine en middelgrote ondernemingen (hierna "kmo’s" genoemd) en sociale ondernemingen in heel Europa. Als een sector die groei en rendement kan genereren, zijn kmo’s van groot belang voor de economie van de Unie. Terwijl EuVECA-fondsen jonge en innovatieve ondernemingen ondersteunen, spitsen EuSEF-fondsen zich toe op ondernemingen die tot doel hebben een positief sociaal effect te bereiken.

De ontwikkeling, de groei en het succes van kmo's worden in grote mate bepaald door de herkomst en de beschikbaarheid van financiering. Om nieuwe groeimogelijkheden te bevorderen en naar een door innovatie gedreven economie toe te werken, moet sterker worden ingezet op nieuwe vormen van financiering ter ondersteuning van start-ups, innovatieve kmo’s en sociale ondernemingen. Aangezien banken doorgaans minder sterk zijn in het verlenen van deze financieringsvormen is toegang tot durfkapitaal en kapitaal voor sociaal ondernemerschap van cruciaal belang om de groei in dit segment van de Europese economie te kunnen financieren. Het tekort aan zulke financiering wordt vaak genoemd als een belemmering die moet worden aangepakt om economische groei in de EU te bevorderen. In plaats van een inhaalbeweging te maken, raakt de EU op het gebied van de durfkapitaalmarkt nog verder achterop bij de VS. Ondanks een vergelijkbare omvang van beide economieën verstrekken de Verenigde Staten meer risicokapitaal aan ondernemingen, waaronder kmo’s. Indien de durfkapitaalmarkten van de EU even groot waren als die van de VS zou luidens het KMU-actieplan 90 miljard EUR aan financiële middelen tussen 2009 en 2014 beschikbaar zijn geweest voor de financiering van ondernemingen. In 2014 was 90 % van de durfkapitaalinvesteringen in de EU in acht lidstaten geconcentreerd: het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden, Denemarken, Finland, Nederland, Frankrijk en Spanje. Maar zelfs in deze meer ontwikkelde markten vertegenwoordigt risicokapitaal minder dan 0,1 % van het bbp.

Om de ontwikkeling van deze markten verder te ondersteunen, streeft de Commissie naar een optimale werking van de EuVECA- en EuSEF-regelingen ter ondersteuning van durfkapitaalinvesteringen en sociale investeringen. Om te anticiperen op herzieningen die krachtens beide verordeningen in 2017 zijn vereist, heeft de Commissie daarom besloten een evaluatie van de wetgeving door te voeren in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving van 2016 (REFIT) 6 . Doel van deze evaluatie was te bekijken hoe de twee regelingen tot dusver hebben gefunctioneerd, met name of ze doeltreffend, efficiënt, coherent en relevant zijn gebleken en meerwaarde voor de EU hebben opgeleverd. Bij dit proces is een aantal factoren aan het licht gekomen die de ontwikkeling van deze fondsen afremmen, zoals de voorschriften voor de wijze waarop de fondsen beleggen in activa, de wijze waarop de beheerders de fondsen beheren, de manier waarop de interactie tussen beide verordeningen en andere op beleggingsfondsen toepasselijke wetgeving verloopt en de voorschriften voor fondsen om gebruik te kunnen maken van het grensoverschrijdend paspoort.

Met dit voorstel wordt erkend dat er nog andere buiten de werkingssfeer vallende factoren zijn die de ontwikkeling van de durfkapitaalmarkt in de EU afremmen, zoals de aanpak van niet-bancaire financiering of fiscale regelingen die moeten worden aangepakt via andere specifieke initiatieven van de lidstaten. Die factoren zullen ook aan de orde komen in het brede pakket van maatregelen in het KMU-actieplan ter ondersteuning van durfkapitaalfinanciering in de EU.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Dit voorstel maakt deel uit van het actieplan voor de kapitaalmarktenunie (KMU). Het KMU-actieplan is een belangrijke prioriteit voor de Commissie en bevat een reeks maatregelen om obstakels voor de kapitaalmarkt weg te nemen en de financiering van kmo’s te faciliteren. Zo bevat het plan maatregelen ter verbetering van de door banken te verstrekken feedback wanneer ze leningaanvragen van kmo's weigeren, maatregelen voor betere kredietinformatie over kmo's en ter beoordeling van de fiscale stimuleringsmaatregelen en belastingverminderingen die de lidstaten aan kmo’s en investeerders in kmo's toekennen.

Dit voorstel is een essentieel onderdeel van het KMU-actieplan en helpt financieringsbronnen te diversifiëren en kapitaal te ontsluiten door het beleggers, fondsbeheerders en portefeuillemaatschappijen makkelijker te maken om gebruik te maken van EuVECA- en EuSEF-fondsen. Kapitaalmarkten bieden toegang tot een breed scala aan geldschieters en vormen een interessant kanaal voor durfkapitaal en maatschappelijk verantwoorde investeringen, private equity of business angels die investeren in ondernemingen in een vroeger stadium van hun groei.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Dit voorstel vormt een aanvulling op de twee andere pijlers van het investeringsplan voor Europa:

het aantrekken van bijkomende particuliere investeringen met publieke middelen. Het EFSI is in het leven geroepen om tegen 2018 ten minste 315 miljard EUR aan extra investeringen te genereren. EFSI investeert in een groot aantal sectoren en geeft rechtstreekse financiële steun aan kmo’s, meestal via het Europees Investeringsfonds.

ervoor zorgen dat geld voor investeringen de reële economie bereikt. Het Europese investeringsprojectenportaal en de Europese investeringsadvieshub zijn gecreëerd om geld voor investeringen naar de reële economie te leiden.

Dit voorstel vormt tevens een aanvulling op het Horizon 2020 kaderprogramma voor onderzoek en innovatie 7 dat een belangrijke rol speelt als drijvende kracht achter kmo-financiering via InnovFinEU Finance for Innovators, een reeks door de Europese Investeringsbankgroep aangeboden geïntegreerde en aanvullende financieringsinstrumenten en adviesdiensten die de hele waardeketen van onderzoek en innovatie bestrijken. De Commissie beheert eveneens een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kmo’s (COSME) 8 dat kmo’s een betere toegang tot financiering biedt, bedrijfsondersteunende diensten levert en ondernemerschap bevordert.

In het kader van de strategie voor de interne markt 9 wil de Commissie de administratieve lasten verminderen en Europa aantrekkelijker maken voor innovators van binnen en buiten de EU. Zo zal de Commissie ook een startersinitiatief opzetten om een brede beoordeling uit te voeren van de eisen die aan startende ondernemingen worden gesteld en van manieren waarop die eisen kunnen worden beperkt en, indien dat niet mogelijk is, de naleving ervan kan worden vergemakkelijkt.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 VWEU, dat ook de rechtsgrondslag voor Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 vormde. Uit de analyse in het kader van de effectbeoordeling blijkt dat onderdelen van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 moeten worden gewijzigd om het gebruik van EuVECA- en EuSEF-fondsen te verbeteren en te stroomlijnen. Alleen de medewetgevers van de EU zijn bevoegd om de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen.

   Subsidiariteit

EU-maatregelen mogen enkel worden getroffen wanneer de doelstellingen van het overwogen optreden door de lidstaten in het kader van hun nationaal grondwettelijk stelsel niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt.

De interne markt voor durfkapitaalfondsen en sociaalondernemerschapsfondsen als bepaald in Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 blijft versnipperd en meer maatregelen zijn nodig om het Europees kader voor de grensoverschrijdende fondsenwerving door deze fondsen te versterken. Dit voorstel zou leiden tot meer convergentie en een versterkte interne markt voor durfkapitaalfondsen en sociaalondernemerschapsfondsen. Daarom kunnen de doelstellingen van deze verordening enkel door actie op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

De geconstateerde problemen betreffen beperkingen en verschillen in de toepassing van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 door de lidstaten. Deze beperkingen en verschillen dreigen meer versnippering te veroorzaken en leiden tot gemiste kansen. Slechts door middel van gecoördineerd EU-optreden op grond van dit voorstel kunnen deze knelpunten worden verholpen. Daarom is het EU-niveau het enige passende niveau om deze problemen aan te pakken en te zorgen voor uniforme regels die consistent in alle lidstaten worden toegepast.

Evenredigheid

Dit voorstel versterkt het gebruik van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken. Verordening (EU) 346/2013 noch Verordening (EU) 345/2013 noch dit voorstel verleent exclusiviteit aan de EuVECA- en EuSEF-fondsen op het gebied van durfkapitaalfondsen en sociale investeringsfondsen. Deze verordening handhaaft het exclusieve gebruik van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken door respectievelijk EuVECA- en EuSEF-fondsen. De lidstaten blijven op grond van Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (hierna "de AIFM-richtlijn" genoemd) 10 vrij om nationale regelingen voor durfkapitaalfondsen en sociale investeringsfondsen te bepalen.

Dit voorstel bereikt een evenwicht tussen het algemeen belang, de bescherming van beleggers, overwegingen op het gebied van veiligheid en vertrouwen alsmede de ermee samenhangende kosten. Onnodige lasten worden vermeden: voorgesteld wordt dat het beheer en het op de markt aanbieden van fondsen die vallen onder Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 worden toegestaan aan een nieuwe groep van beheerders die vallen onder de AIFM-richtlijn en die uitsluitend aan de vereisten van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 voldoen die sectorspecifiek en niet verplicht zijn krachtens de AIFM-richtlijn, dat de registratie van fondsen wordt gestroomlijnd en dat wordt verduidelijkt dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst geen vergoedingen en soortgelijke kosten mogen opleggen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een verordening van het Europees Parlement en de Raad

3.RESULTATEN VAN DE EVALUATIE ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN DE EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving

Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 zijn opgenomen in het REFIT-programma van de Europese Commissie. Meer details over deze evaluatie kunnen worden gevonden in de onderstaande rubriek "Gezonde regelgeving en vereenvoudiging".

Evaluatie achteraf/geschiktheidscontrole

De Commissie heeft besloten om vaart te zetten achter de voor 2017 geplande herziening van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 en een begin te maken met een evaluatie van de wetgeving in het kader van het REFIT-werkprogramma voor 2016 11 . 

Aangezien Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 pas sinds medio 2013 van kracht zijn, kon nog geen volledige evaluatie worden uitgevoerd omdat het nog te vroeg is om sluitende conclusies over de impact op de lange termijn te trekken. Wel houdt de evaluatie een beoordeling in van het initiële effect van de verordeningen, waarbij de nadruk ligt op de mogelijke factoren die hebben verhinderd dat de fondsen breder zijn benut in vergelijking met de oorspronkelijke verwachtingen. De evaluatie is als bijlage bij het effectbeoordelingsverslag van de Commissie gevoegd en hieronder volgen de conclusies:

Met betrekking tot de doeltreffendheid van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 kunnen de door Verordening (EU) 345/2013 geboden mogelijkheden nog beter worden benut, terwijl het gebruik van de mogelijkheden in het kader van Verordening (EU) 346/2013 duidelijk ondermaats is. Zowel Verordening (EU) 345/2013 als Verordening (EU) 346/2013 kampt met een aantal obstakels, met name de uitsluiting van beheerders met portefeuilles van meer dan 500 miljoen EUR van het gebruik van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken, een drempel van 100 000 EUR voor niet-professionele beleggers en specifieke beperkingen voor in aanmerking komende beleggingen (meer bepaald de definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen). Voor kleinere fondsen werd de drempel van 100 000 EUR al genoemd als mogelijke belemmering, maar kleinere investeringen in kmo-activa door niet-professionele beleggers zijn reeds mogelijk door middel van een aantal alternatieve instrumenten (bv. IPO’s, crowdfunding, enz.). EuSEF- en EuVECA-fondsen zijn verschillende instrumenten voor de langere termijn (zo hebben deze fondsen een lock-upperiode van minimaal vijf jaar), hetgeen hogere drempels en meer beleggersbescherming vereist.

Sinds begin april 2016 zijn 70 EuVECA-fondsen in de ESMA-gegevensbank opgenomen. Er zijn vier EuSEF-fondsen in slechts twee lidstaten geregistreerd: één EuSEF-fonds is geregistreerd in Frankrijk en drie in Duitsland, met een totaal aan beheerde activa van 32 miljoen EUR.

Op het vlak van efficiëntie worden in de evaluatie uiteenlopende eisen in verschillende rechtsgebieden geconstateerd, met name opstartvergoedingen, extra kosten aangerekend door lidstaten van ontvangst en de verschillende niveaus voor het voldoende eigen vermogen. In sommige gevallen gaan dergelijke praktijken verder dan de voorschriften van de verordeningen en vormen ze een belemmering voor de oprichting en het grensoverschrijdende aanbod van zowel EuVECA- als EuSEF-fondsen. Qua relevantie worden Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 als integrerend onderdeel van de werkzaamheden met betrekking tot de KMU beschouwd. Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 kaderen binnen het streven van de Commissie naar meer niet-bancaire financiering voor de economie en zijn afgestemd op de doelstellingen van het investeringsplan voor Europa om het concurrentievermogen te vergroten en investeringen te stimuleren met het oog op het scheppen van banen.

De nodige samenhang wordt verzekerd doordat Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 complementair zijn met de AIFM-richtlijn, aangezien ze zijn toegesneden op kleine beheerders met portefeuilles van minder dan 500 miljoen EUR en deze beheerders de mogelijkheid willen geven om zowel EuVECA- als EuSEF-fondsen over de grenzen heen op de markt aan te bieden.

Wat de EU-meerwaarde betreft, spelen Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 in op een bestaande leemte in de wetgeving en willen ze kleine beheerders de mogelijkheid aanreiken om fondsen over de grenzen heen op de markt aan te bieden en de hoeveelheid beschikbaar non-bancair kapitaal vergroten voor investeringen in startende ondernemingen en sociale ondernemingen. Bijkomende EU-meerwaarde vloeit voort uit het feit dat de verordeningen dienen als handleidingen om beleggers de beste en meest vergelijkbare informatie te verschaffen voor beleggingen in zowel EuVECA- als EuSEF-fondsen in heel Europa.

Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel bouwt voort op een aantal openbare raadplegingen, namelijk een openbare raadpleging opgestart in het kader van het Groenboek getiteld "Het opbouwen van een kapitaalmarktenunie" (18 februari 2015 tot en met 13 mei 2015), een openbare raadpleging over de evaluatie van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 (30 september 2015 tot en met 6 januari 2016) en een openbare raadpleging in het kader van de enquête: EU-regelgevingskader voor financiële diensten (30 september 2015 tot en met 31 januari 2016) en een gerichte technische workshop (27 januari 2016).

De resultaten van de raadplegingen wijzen op ruime steun voor een verbreding van de waaier van beheerders die fondsen met het EuVECA- of het EuSEF-keurmerk mogen beheren door ook beheerders toe te laten met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU. Dit voorstel stelt de markt voor EuVECA- en EuSEF-fondsen open voor beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn, zodat zij een volledige waaier producten aan cliënten uit hun eigen en andere lidstaten kunnen aanbieden, hetgeen op zijn beurt het totale bereik van de fondsen zou verhogen. Deze beheerders moeten blijven voldoen aan de vereisten van de AIFM-richtlijn en tevens aan welbepaalde voorschriften in Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013.

Bij de belanghebbenden waren de meningen verdeeld over de verlaging van de minimumdrempel van 100 000 EUR voor niet-professionele beleggers voor beleggingen in EuVECA- en EuSEF-fondsen. Sommige respondenten waren voor het verlagen van deze drempel. Zij stelden voor de groep potentiële beleggers uit te breiden om niet-professionele beleggers meer keuze te geven. Andere respondenten vonden het risicoprofiel, de contractuele verplichtingen en het illiquide karakter van beleggingen in durfkapitaal en sociale ondernemingen niet echt geschikt voor niet-professionele beleggers met minder kapitaal. Anderen wezen erop dat aanvullende specifieke voorschriften inzake beleggersbescherming nodig zouden zijn om deze groep van beleggers te ondersteunen en dat de kosten daarvan niet zouden worden gecompenseerd door de mogelijke verbreding van de beleggersbasis. Als voorbeeld van de wellicht noodzakelijke mate van bescherming werd een portefeuillebenadering voor individuele beleggers in de lijn van Verordening (EU) 2015/760 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen 12 genoemd. Met inachtneming van de bovenstaande argumenten handhaaft dit voorstel de toegangsdrempel van 100 000 EUR om de volgende redenen: een lager minimaal beleggingsbedrag zou aanzienlijke risico’s op het vlak van beleggersbescherming meebrengen en zo het vertrouwen van beleggers in EuVECA- en EuSEF-fondsen kunnen schaden. Een lagere beleggingsdrempel zou onvermijdelijk vergezeld moeten gaan van aanvullende maatregelen ter bescherming van kleine beleggers, hetgeen kosten zou genereren en het beoogde voordeel van flexibelere regelingen voor EuVECA- en EuSEF-fondsen teniet zou doen.

De indirecte kosten voor beheerders bij het registreren van EuVECA- en EuSEF-fondsen omvatten eigenvermogensvereisten. De respondenten benadrukten dat de bevoegde autoriteiten de term "voldoende eigen vermogen" op uiteenlopende wijze interpreteren en sommige bevoegde autoriteiten passen alle voorschriften toe voor beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn. De respondenten stelden ook vragen bij de verenigbaarheid van de aanvullende vergoedingen die sommige lidstaten van ontvangst op grond van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 verlangen. Dit voorstel pakt het probleem van overregulering ("goldplating") aan door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (hierna "ESMA" genoemd) te vragen ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen voor de methoden om de bedragen van voldoende eigen vermogen te bepalen. Ook wordt verduidelijkt dat de lidstaten van ontvangst geen kosten in rekening mogen brengen voor grensoverschrijdende EuVECA- en EuSEF-fondsen.

Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 verbieden het opleggen van verplichtingen of administratieve procedures in verband met het op de markt aanbieden van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen in de lidstaten van ontvangst. Om te verzekeren dat het verbod in alle lidstaten consistent wordt toegepast, schrijft deze verordening expliciet voor dat de lidstaten van ontvangst geen vergoedingen en andere kosten mogen opleggen.

De meeste respondenten waren een uitbreiding genegen van het scala aan activa dat in aanmerking komt voor beleggingen door EuVECA-fondsen, met het argument dat de definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen overeenkomstig Verordening (EU) 345/2013 te restrictief is. Redenen hiervoor zijn de moeilijkheden voor beheerders om voldoende beleggingen te vinden die binnen de definitie vallen en de aantrekkelijkheid van vervolginvesteringen. De antwoorden leverden ook de suggestie op om de drempel van het aantal werknemers te verhogen en de omzet en het balanstotaal te schrappen. Dit voorstel maakt investeringen mogelijk in ondernemingen met maximaal 499 werknemers (kleine midcaps). Met deze wijziging wordt de werkingssfeer van de in aanmerking komende investeringen uit hoofde van Verordening (EU) 345/2013 in overeenstemming gebracht met de durfkapitaalprogramma’s die door het Europees Investeringsfonds worden beheerd en door financiële programma’s van de EU, zoals de InnovFin-faciliteit, worden ondersteund. Bovendien maakt dit voorstel ook investeringen mogelijk in kleine en middelgrote ondernemingen die op een kmo-groeimarkt zijn genoteerd, als gedefinieerd in Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten 13 , zodat entiteiten in een groeistadium die reeds toegang hebben tot andere financieringsbronnen ook kapitaal uit EuVECA-fondsen kunnen ontvangen. Dit voorstel maakt ook vervolginvesteringen mogelijk in een onderneming die na de eerste investering niet meer beantwoordt aan de definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappij.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Commissie heeft zich op informatie van ESMA gebaseerd. Voorts organiseerde de Commissie op 27 januari 2016 een gerichte technische workshop, bilaterale bijeenkomsten en teleconferenties met belanghebbenden en gebruikte zij door brancheorganisaties geleverde statistieken.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordelingsverslag waarin een reeks beleidskeuzes aan bod komen, namelijk of beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn het EuVECA- of het EuSEF-keurmerk mogen gebruiken, of de definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen in Verordening (EU) 345/2013 moet worden uitgebreid, of de minimumdrempel moet worden gehandhaafd en of de administratieve procedures en aanvullende maatregelen van lidstaten van ontvangst moeten worden gespecificeerd.

De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 13 mei 2016 een positief advies met aanbevelingen ter verbetering van het ontwerp van effectbeoordelingsverslag gegeven. Het ontwerpverslag is vervolgens gewijzigd om rekening te houden met opmerkingen van de Raad 14 . De voornaamste wijzigingen hebben betrekking op de context en het tijdschema voor de herziening van de wetgeving, de presentatie van de opties die de voorkeur genieten en vereenvoudigingen en besparingen op de administratieve kosten. Het herziene effectbeoordelingsverslag en een samenvatting van de effectbeoordeling worden samen met dit voorstel gepubliceerd 15 .

De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende genomen maatregelen, samen met een beoordeling van hun effect op de belanghebbenden, de voordelen en de evenredigheid.

Beleidsopties die de voorkeur genieten

Financiële gevolgen

Voordelen voor beheerders van EuVECA- en EuSEF-fondsen, beleggers en portefeuillemaatschappijen

Evenredigheid

Het gebruik van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken toestaan aan beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn.

Uitbreiding van de definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen in Verordening (EU) 345/2013.

Behoud van de minimumbelegging van 100 000 EUR.

Expliciete bepalingen in Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 om omslachtige administratieve procedures en aanvullende maatregelen (met inbegrip van door de lidstaten van ontvangst opgelegde vergoedingen) en onevenredige door de lidstaat van herkomst opgelegde verplichtingen te voorkomen.

Aangezien de hoofdkenmerken van de regeling bewaard blijven, ontstaan geen extra kosten voor vermogensbeheerders.

De kosten zullen waarschijnlijk lager uitvallen dan thans het geval is omdat de aangepaste regels zullen specificeren hoe de evenredigheid in de vereisten tot stand moet komen.

Het gebruik van het EuVECA- en het EuSEF-keurmerk toestaan aan beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn zal wellicht een positief effect hebben op de vergoedingen die beleggers aan deze beheerders betalen, omdat deze laatsten meer schaalvoordelen genieten.

Het behoud van de drempel van 100 000 EUR maakt nieuwe verplichtingen inzake consumentenbescherming, zoals voorschriften betreffende bewaarders of diversificatie, overbodig. Deze zouden anders leiden tot hogere kosten voor de vermogensbeheerders en daardoor tot hogere door de beleggers te betalen vergoedingen.

Geen gevolgen voor de EU-begroting.

De hoofdelementen van de regeling blijven bewaard voor kleine vermogensbeheerders en zullen verder worden versterkt.

Het evenwicht tussen bescherming van beleggers en lagere kosten en de flexibiliteit van de regeling blijft overeind.

Er zijn geen aanvullende risico’s voor beleggers.

Beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn zullen profiteren van de regelingen voor EuVECA- en EuSEF-fondsen en deze fondsen kunnen aanbieden aan professionele beleggers en andere beleggers die 100 000 EUR kunnen besteden. Zij kunnen zich ook richten op institutionele beleggers zoals verzekeraars die in het kader van de gedelegeerde handelingen van Solvabiliteit II reeds worden aangezet om in dit fondsenkader te beleggen.

Hoe meer vermogensbeheerders gebruik kunnen maken van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken, hoe positiever het effect op investeringen in kmo’s, kleine midcaps en sociale ondernemingen.

Het uitbreiden van de definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappij tot grotere entiteiten zal de portefeuilles van EuVECA-fondsen diverser maken en kleine midcaps toegang tot EuVECA-financiering verschaffen.

Een bredere definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappij in Verordening (EU) 345/2013 door het toestaan van investeringen in kmo-groeimarkten zal de ontwikkeling van deze markten bevorderen.

Beleggers zullen toegang krijgen tot meer gediversifieerde EuVECA-portefeuilles, met mogelijk lagere risico's.

De administratieve lasten voor EuVECA- en EuSEF-beheerders zullen worden verminderd.

De voorkeursopties zijn in overeenstemming met andere wetgeving en initiatieven, met name de AIFM-richtlijn, de kmo-groeimarkten krachtens Richtlijn 2014/65/EU, de KMU en versterken financieringsprogramma’s van de EU, zoals het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kmo’s (COSME), Horizon 2020 en het Europees Fonds voor strategische investeringen. 

De voorkeursopties houden rekening met het in artikel 5, lid 4, VEU verankerde beginsel van evenredigheid, volstaan om de doelstellingen te bereiken en gaan niet verder dan wat daartoe noodzakelijk is.

De gekozen beleidsopties streven naar een optimaal evenwicht tussen het algemeen belang, de bescherming van beleggers, overwegingen betreffende de veiligheid en betrouwbaarheid alsmede gerelateerde kosten. Onnodige lasten worden vermeden.

De voorgestelde bepalingen gaan niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om een gemeenschappelijk rechtskader voor EuVECA- en EuSEF-fondsen in te stellen. Ze werden zorgvuldig overwogen en zijn gericht op het ondersteunen van de specifieke kenmerken, het groeipotentieel en het innovatievermogen van de EuVECA- en EuSEF-sectoren.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 zijn vrijwillige fondsregelingen wat maakt dat hun benutting afhangt van de belangstelling die belanghebbenden voor het opzetten van deze beleggingsinstrumenten koesteren. Dit voorstel verlaagt onnodige lasten en kosten voor beheerders die bereid zijn EuVECA- en EuSEF-fondsen op te richten.

Beheerders van EuVECA- en EuSEF-fondsen vallen thans onder registratieverplichtingen in het kader van Verordening (EU) 345/2013 of Verordening (EU) 346/2013 en Richtlijn 2011/61/EU. Dit voorstel beoogt het voorkomen van deze overlappende verplichtingen. Uit de evaluatie van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013 blijkt dat het voldoende eigen vermogen bij een identieke fondsomvang naargelang de lidstaat kan variëren van 6 500 EUR tot 125 000 EUR, waarbij de bovengrens overeenkomt met de totale kapitaalvereisten voor beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn. Om dergelijke overregulering te voorkomen, bepaalt dit voorstel dat de methoden voor het vaststellen van het bedrag van het voldoende eigen vermogen moeten worden gespecificeerd door ESMA in technische reguleringsnormen. Bovendien heeft de evaluatie uitgewezen dat sommige bevoegde instanties ook een vergoeding vragen voor het op de markt aanbieden van grensoverschrijdende EuVECA- en EuSEF-fondsen op hun grondgebied. Die jaarlijkse vergoedingen variëren van 300 EUR tot 3 000 EUR, wat hetzelfde niveau is als voor grensoverschrijdende alternatieve beleggingsfondsen die op de markt worden aangeboden door beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn. Bovendien verlangen sommige lidstaten van ontvangst bij de aanvang van het grensoverschrijdende marktaanbod eenmalige vergoedingen die variëren van 300 EUR tot 3 000 EUR. Dit voorstel verbiedt deze praktijk.

In dit verband wordt in het effectbeoordelingsverslag uitgegaan van ongeveer 40 500 EUR aan kostenbesparingen per jaar en per in de 27 lidstaten op de markt aangeboden EuVECA- of EuSEF-fonds, en van in totaal 32 miljoen EUR aan besparingen in vijf jaar voor alle nieuwe EuVECA-fondsen.

   Grondrechten

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. Zij is in overeenstemming met artikel 16 inzake de vrijheid om een economische activiteit uit te oefenen aangezien het op de markt aanbieden van fondsen met het EuVECA- of het EuSEF-keurmerk aan andere gereglementeerde beheerders wordt toegestaan. Zij belicht eveneens het belang van artikel 47 betreffende het recht op voorziening in rechte en op een eerlijk proces, aangezien het recht op beroep bij de rechter wordt verzekerd, ook wanneer door de bevoegde autoriteiten geen beslissing is genomen.

Deze verordening dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De gewijzigde Verordeningen (EU) 345/2013 en (EU) 346/2013 zullen worden beoordeeld vier jaar nadat ze in werking treden.

De monitoring en evaluatie zullen op vier gebieden worden toegespitst: i) of de gewijzigde regelingen aantrekkelijk zijn voor beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn om EuVECA- en EuSEF-fondsen op de markt aan te bieden, ii) of de regelingen hebben bijgedragen tot een toename van de activa onder beheer in EuVECA- en EuSEF-fondsen en meer in het algemeen tot activa belegd in durfkapitaal en sociale ondernemingen, iii) of de gewijzigde criteria voor in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen tot meer bijeengebracht kapitaal en door EuVECA-fondsen gedane investeringen hebben geleid, en iv) of expliciete bepalingen betreffende het verbod voor lidstaten van ontvangst om vergoedingen op te leggen en betreffende het voldoende eigen vermogen, de kosten voor het beheer en het op de markt brengen van EuVECA- en EuSEF-fondsen hebben verlaagd.

Indicatoren voor dit toezicht omvatten: i) algemene gegevens over de sectoren durfkapitaal en sociaal ondernemerschap in de EU, met inbegrip van durfkapitaalfondsen en sociaalondernemerschapsfondsen die geen EuVECA- en EuSEF-fondsen zijn, ii) het aantal EuVECA- en EuSEF-fondsen en het aantal beheerders met een vergunning overeenkomstig de AIFM-richtlijn die EuVECA- en EuSEF-fondsen beheren en op de markt aanbieden alsmede het aantal EuVECA- en EuSEF-beheerders dat is geregistreerd uit hoofde van Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013, iii) de waarde van de in EuVECA- en EuSEF-fondsen beheerde activa en de gemiddelde omvang van deze fondsen, iv) de kosten voor het grensoverschrijdend op de markt aanbieden van EuVECA- en EuSEF-fondsen, v) de consistentie van het niveau van eigen vermogen van EuVECA- en EuSEF-beheerders en vi) de kosten voor het oprichten van fondsen. Het toezicht zal gebeuren in samenwerking met ESMA, die belast is met het bijhouden van een register van de EuVECA- en EuSEF-beheerders en de EuVECA- en EuSEF-fondsen en, voorzover beschikbaar, op basis van de rapportage in het kader van de AIFM-richtlijn. Commerciële gegevens en rapporten over de EuVECA- en EuSEF-fondsen en durfkapitaalondernemingen en sociale ondernemingen in de EU zullen eveneens worden geëvalueerd om in een breder perspectief rekening te houden met de effecten van de EuVECA- en EuSEF-fondsen.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Op grond van artikel 1, punt 1), en artikel 2, punt 1), mogen beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU en die portefeuilles beheren van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen de benamingen "EuVECA" en "EuSEF" gebruiken bij het op de markt aanbieden van deze fondsen in de Unie. De beheerders in kwestie moeten hun EuVECA- en EuSEF-fondsen registreren en voldoen aan specifieke bepalingen in Verordening (EU) 345/2013 en Verordening (EU) 346/2013, met name de drempel van 30 % voor niet in aanmerking komende beleggingen, voorschriften inzake in aanmerking komende beleggers, specifieke informatieverplichtingen jegens beleggers en kennisgevingen. Beheerders van EuSEF-fondsen moeten ook voldoen aan bepalingen tot vaststelling van procedures om te beoordelen in hoeverre de in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen waarin deze fondsen beleggen meetbare positieve sociale resultaten boeken.

Artikel 1, punt 2), geeft een nieuwe definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappij in Verordening (EU) 345/2013 die ofwel niet-beursgenoteerde ondernemingen met maximaal 499 werknemers, ofwel op een kmo-groeimarkt genoteerde kleine en middelgrote ondernemingen als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 12) en 13), van Richtlijn 2014/65/EU omvat. Dit maakt ook vervolginvesteringen in in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen mogelijk, namelijk ondernemingen die niet meer voldoen aan de criteria van de definitie maar dat wel nog deden op het tijdstip van de eerste investering door het in aanmerking komende durfkapitaalfonds in de ondernemingen in kwestie. Artikel 1, punt 2), en artikel 2, punt 2), wijzigen de definitie van de bevoegde autoriteit en de definitie van de lidstaat van herkomst.

Artikel 1, punt 3), en artikel 2, punt 3), belasten ESMA met het opstellen van ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de methoden voor de bepaling van het voldoende eigen vermogen worden gespecificeerd. Deze methoden dienen een onderscheid te maken tussen intern en extern beheerde EuVECA- en EuSEF-fondsen, rekening te houden met de omvang en de interne organisatie van de beheerders die zijn geregistreerd overeenkomstig Verordening (EU) 345/2013 of Verordening (EU) 346/2013 en beheerders met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU, en ervoor te zorgen dat de bedragen die voldoende eigen vermogen vormen de in artikel 9 van Richtlijn 2011/61/EU vastgestelde bedragen niet overschrijden.

Artikel 1, punt 4), en artikel 2, punt 4), strekken tot stroomlijning van het registratieproces. In eerste instantie wordt bepaald dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst beheerders mededeelt of zij zijn geregistreerd en dat uiterlijk twee maanden nadat zij alle vereiste informatie hebben verstrekt. Ten tweede wordt hiermee beoogd dubbele registratie te voorkomen in het kader van Verordening (EU) 345/2013 of Verordening (EU) 346/2013 en Richtlijn 2011/61/EU.

Artikel 1, punt 5), en artikel 2, punt 5), bepalen de voorwaarden voor de registratie van EuVECA- en EuSEF-fondsen door beheerders met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU. Deze verordening maakt de registratie door deze beheerders van EuVECA- en EuSEF-fondsen mogelijk in andere lidstaten dan de lidstaten waar deze beheerders een vergunning hebben gekregen. Punt 5 zorgt ervoor dat elke weigering of onmogelijkheid om de beheerders of de EuVECA- en EuSEF-fondsen te registreren met redenen moet worden omkleed, moet worden gemeld en vatbaar moet zijn voor beroep bij de rechter.

Artikel 1, punt 6), en artikel 2, punt 6), schrijven uitdrukkelijk voor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst geen vergoedingen en andere kosten mogen opleggen met betrekking tot het grensoverschrijdend op de markt aanbieden van EuVECA- en EuSEF-fondsen. Ze breiden ook de grensoverschrijdende kennisgevingen uit tussen nationale toezichthoudende instanties op het gebied van EuVECA- en EuSEF-fondsen die zijn geregistreerd en op de markt aangeboden door beheerders die zijn toegelaten overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU.

Artikel 1, punt 7), en artikel 2, punt 7), zorgen ervoor dat de gegevensbank van ESMA informatie bevat over alle beheerders van EuVECA- en EuSEF-fondsen en de fondsen die zij op de markt aanbieden.

Artikel 1, punt 8), en artikel 2, punt 8), wijzigen de datum waarop de lidstaten kennis moeten geven van regels die van toepassing zijn bij inbreuken op Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013, met inbegrip van overtredingen door beheerders die zijn goedgekeurd krachtens artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU en die gebruik maken van de benaming "EuVECA" en "EuSEF" bij het op de markt aanbieden van EuVECA en EuSEF-fondsen.

Artikel 9, punt 1), en artikel 2, punt 9), verzekeren de naleving van Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 door beheerders met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU en die in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen beheren en de benamingen "EuVECA" en "EuSEF" gebruiken bij het op de markt aanbieden van deze fondsen.

Artikel 1, punt 10), en artikel 2, punt 10), bepalen dat de herziening van Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 plaatsvindt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening.

2016/0221 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 345/2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen en Verordening (EU) nr. 346/2013 betreffende Europese sociaalondernemerschapsfondsen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank 16 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 17 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure 18 ,

Overwegende hetgeen volgt:

1)Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad 19 en Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad 20 leggen uniforme eisen en voorwaarden vast voor beheerders van instellingen voor collectieve belegging die in de Unie gebruik wensen te maken van de benaming "EuVECA" of "EuSEF" bij het op de markt aanbieden van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen. Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 bevatten regels voor met name in aanmerking komende beleggingen, portefeuillemaatschappijen en beleggers. Op grond van Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 komen enkel beheerders met een beheerd vermogen dat in zijn geheel onder de in artikel 3, lid 2, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad 21 bedoelde drempel blijft, in aanmerking voor het gebruik van het EuVECA- respectievelijk het EuSEF-keurmerk.

2)De mededeling over het investeringsplan voor Europa van 16 november 2014 22 voorziet in een alomvattende strategie om het tekort aan middelen te verhelpen dat Europa's potentieel om te groeien en banen te scheppen voor zijn burgers afremt. Deze strategie is gericht op het aanboren van particuliere investeringen door gebruik te maken van overheidsmiddelen en het wetgevingskader voor het investeringsklimaat te verbeteren.

3)De mededeling over de kapitaalmarktenunie van 30 september 2015 23 is een belangrijk onderdeel van het investeringsplan. Zij heeft ten doel de versnippering op de financiële markten te verminderen en de kapitaalverschaffing aan ondernemingen uit te breiden via de oprichting van een echte interne kapitaalmarkt. In de mededeling is bepaald dat Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 moeten worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de regelingen optimaal zijn voor het ondersteunen van investeringen in kmo’s.

4)De markt van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen dient te worden opengesteld om de schaalvoordelen te vergroten, de operationele en transactiekosten te verminderen, het concurrentievermogen te verbeteren en de keuzemogelijkheden van de belegger te versterken. Een verbreding van de basis van mogelijke beheerders draagt bij tot het openstellen van deze markt. Dat moet ten goede komen aan ondernemingen die op zoek zijn naar investeerders, doordat zij toegang krijgen tot financiering uit een groter en gevarieerder aanbod van risicodragende investeringsbronnen. Het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 moet dienovereenkomstig worden uitgebreid, door het gebruik van het EuVECA- en het EuSEF-keurmerk mogelijk te maken voor beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU.

5)Om te zorgen voor een hoog niveau van beleggersbescherming moeten die beheerders blijven voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 2011/61/EU met inachtneming van sommige bepalingen van Verordening (EU) nr. 345/2013 of Verordening (EU) nr. 346/2013, met name de bepalingen inzake de in aanmerking komende beleggingen, de beoogde beleggers en informatievereisten.

6)Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten op de hoogte zijn van elk nieuw gebruik van het EuVECA- of het EuSEF-keurmerk moeten beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU elk in aanmerking komend durfkapitaalfonds of elk in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds registreren dat zij voornemens zijn te beheren en op de markt aan te bieden. Dit moet ervoor zorgen dat beheerders hun bedrijfsmodellen kunnen handhaven doordat zij instellingen voor collectieve belegging kunnen beheren die in andere lidstaten zijn gevestigd, terwijl zij hun productaanbod verder uitbreiden.

7)Het scala van in aanmerking komende ondernemingen waarin de in aanmerking komende durfkapitaalfondsen mogen beleggen, moet verder worden uitgebreid om de kapitaalverschaffingg aan ondernemingen te vergroten. De definitie van in aanmerking komende portefeuillemaatschappijen dient derhalve ook ondernemingen met maximaal 499 werknemers (kleine midcaps) en op kmo-groeimarkten genoteerde kleine en middelgrote ondernemingen te omvatten. Met de nieuwe investeringsopties moeten entiteiten in een groeistadium die reeds toegang tot andere financieringsbronnen hebben, zoals kmo-groeimarkten, ook kapitaal kunnen ontvangen van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, wat dan weer moet bijdragen tot de ontwikkeling van de kmo-groeimarkten.

8)In aanmerking komende durfkapitaalfondsen moeten op langere termijn kunnen deelnemen aan de financieringsketen voor niet-genoteerde kmo's, niet-genoteerde small-midcaps en op kmo-groeimarkten genoteerde kmo's, zodat zij meer mogelijkheden hebben om rendement te halen uit snelgroeiende ondernemingen. Om die reden moeten vervolginvesteringen na de eerste investering worden toegestaan.

9)De registratieprocedures dienen kosteneffectief te zijn. Daarom moet de registratie van een beheerder overeenkomstig Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 ook een registratie zijn als bedoeld in Richtlijn 2011/61/EU. Registratiebesluiten en het verzuim te registreren krachtens Verordening (EU) nr. 345/2013 of Verordening (EU) nr. 346/2013 moeten, indien van toepassing, aan rechterlijke toetsing worden onderworpen.

10)Er dient te worden verduidelijkt dat het verbod voor de lidstaat van ontvangst om verplichtingen of administratieve procedures op te leggen in verband met het op de markt aanbieden van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen op zijn grondgebied, ook inhoudt dat aan de beheerders van deze fondsen geen vergoedingen en andere kosten mogen worden opgelegd.

11)Thans vereisen Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 dat beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen steeds over voldoende eigen vermogen beschikken. Voor een consistent begrip van wat voldoende eigen vermogen voor die beheerders inhoudt, dient ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen op te stellen waarin de methoden worden gespecificeerd om te bepalen wat voldoende eigen vermogen is.

12)Aangezien deze verordening het gebruik van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken openstelt voor beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU, moet de centrale databank die door ESMA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 345/2013 en Verordening (EU) nr. 346/2013 wordt bijgehouden, ook informatie bevatten over de in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en de in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen die deze beheerders beheren en op de markt aanbieden.

13)Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verder verstevigen van een interne markt voor in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen door het gebruik van de EuVECA- en EuSEF-keurmerken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

14)De Verordeningen (EU) nr. 345/2013 en (EU) nr. 346/2013 moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 345/2013 wordt als volgt gewijzigd:

(1)In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

"2.    De artikelen 5 en 6, artikel 13, lid 1, onder c) en i), en artikel 14 bis van deze verordening zijn van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU die portefeuilles van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen beheren en voornemens zijn de benaming "EuVECA" te gebruiken bij het op de markt aanbieden van deze fondsen in de Unie."

(2)Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)    Punt k) wordt vervangen door:

"k)    'lidstaat van herkomst': lidstaat waar de beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds zijn statutaire zetel heeft;"

b)    in punt d) wordt punt i) vervangen door:

"i)    op het tijdstip van de eerste belegging daarin door het in aanmerking komende durfkapitaalfonds aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

   de onderneming is niet tot de handel toegelaten op een gereglementeerde markt of op een multilaterale handelsfaciliteit (multilateral trading facility – MTF) als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 21) en 22), van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad*, en heeft maximaal 499 werknemers;

   de onderneming is een kleine of middelgrote onderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 12), van Richtlijn 2014/65/EU die is genoteerd op een kmo-groeimarkt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 13), van die richtlijn;"

c)    Punt m) wordt vervangen door:

"m)    'bevoegde autoriteit':

i)    voor beheerders als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze verordening: de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU;

ii)    voor beheerders als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze verordening: de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU;

iii)    voor in aanmerking komende durfkapitaalfondsen: de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het in aanmerking komende durfkapitaalfonds zijn statutaire zetel of hoofdkantoor heeft;"

_______________________________________________________________

*    Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(3)Aan artikel 10 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3.    ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de methoden worden gespecificeerd om te bepalen wat voldoende eigen vermogen is. Deze methoden:

a)    maken een onderscheid tussen wat wordt verstaan onder voldoende eigen vermogen voor intern beheerde in aanmerking komende durfkapitaalfondsen en voldoende eigen vermogen voor externe beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen;

b)    houden rekening met de omvang en de interne organisatie van de beheerders als bedoeld in lid 1 van artikel 2 om neutrale concurrentievoorwaarden te waarborgen tussen die beheerders en de beheerders als bedoeld in lid 2 van dat artikel;

c)    zorgen ervoor dat de bedragen die resulteren uit de toepassing van deze methoden niet hoger zijn dan de in artikel 9 van Richtlijn 2011/61/EU vastgestelde bedragen.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.";

(4)Aan artikel 14 worden de volgende leden 3 bis en 3 ter toegevoegd:

"3 bis.    De in lid 1 bedoelde beheerders worden door de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst ervan in kennis gesteld of zij zijn geregistreerd als beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds en dat uiterlijk twee maanden nadat zij alle in lid 1 bedoelde informatie hebben verstrekt.

3 ter.    Een registratie overeenkomstig dit artikel vormt een registratie voor de toepassing van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU.";

(5)De volgende artikelen 14 bis en 14 ter worden ingevoegd:

"Artikel 14 bis

1.    Beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU dienen een aanvraag in tot registratie van de in aanmerking komende durfkapitaalfondsen waarvoor zij gebruik wensen te maken van de benaming "EuVECA".

2.    De aanvraag tot registratie als bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de bevoegde instantie van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds en omvat de volgende gegevens:

a)    het reglement of de statuten van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds;

b)    de informatie over de identiteit van de bewaarder;

c)    de in artikel 14, lid 1, bedoelde informatie;

Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea verwijst de informatie over de regelingen die zijn getroffen om te voldoen aan de vereisten van hoofdstuk II van deze verordening naar de regelingen die zijn getroffen om te voldoen aan de artikelen 5 en 6 en artikel 13, lid 1, onder c) en i).

3.    De bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds registreert elk fonds als in aanmerking komend durfkapitaalfonds mits de beheerder van dat fonds voldoet aan de in artikel 14, lid 2, vastgestelde voorwaarden.

4.    De in lid 1 bedoelde beheerders worden door de bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds ervan in kennis gesteld of dat fonds is geregistreerd als een in aanmerking komend durfkapitaalfonds en dat uiterlijk twee maanden nadat die beheerders alle in lid 2 bedoelde informatie hebben verstrekt.

5.    De registratie van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 is geldig op het volledige grondgebied van de Unie en houdt het recht in om deze fondsen onder de benaming "EuVECA" in de hele Unie op de markt aan te bieden.

Artikel 14 ter

Elke weigering tot registratie van de beheerders als bedoeld in artikel 14 en van de fondsen als bedoeld in artikel 14 bis wordt met redenen omkleed, meegedeeld aan de in die artikelen bedoelde beheerders en is vatbaar voor beroep bij de rechter. Dit recht op beroep bestaat ook wanneer geen besluit over een registratie is genomen binnen twee maanden nadat deze is aangevraagd.";

(6)In artikel 16 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

"1.    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en ESMA onmiddellijk in kennis van de registratie van een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds, de toevoeging van een nieuw in aanmerking komend durfkapitaalfonds, de toevoeging van een nieuwe vestigingsplaats van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds of de toevoeging van een nieuwe lidstaat waar een beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds voornemens is deze fondsen op de markt aan te bieden.

Voor de toepassing van de eerste alinea stelt de bevoegde autoriteit van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds dat overeenkomstig artikel 14 bis geregistreerd is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beheerder van het in aanmerking komende durfkapitaalfonds onmiddellijk in kennis van die registratie.

2.    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst leggen de beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen geen verplichtingen of administratieve procedures op met betrekking tot het op de markt aanbieden van hun in aanmerking komende durfkapitaalfondsen, en verlangen evenmin een vergunning voorafgaand aan het op de markt aanbieden van die fondsen.

Met in de eerste alinea vermelde verplichtingen of administratieve procedures worden onder meer vergoedingen en andere kosten bedoeld."

(7)Artikel 17 wordt vervangen door:

"Artikel 17

ESMA houdt een via internet publiekelijk toegankelijke centrale databank bij met alle beheerders van in aanmerking komende durfkapitaalfondsen die de benaming "EuVECA" gebruiken en van de in aanmerking komende durfkapitaalfondsen waarvoor zij die benaming gebruiken, alsmede van de landen waar deze fondsen op de markt worden aangeboden.";

(8)In artikel 20 wordt in lid 2 de datum "16 mei 2015" vervangen door "[24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]";

(9)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)    In lid 1 wordt punt c) vervangen door:

"c)    de benaming "EuVECA" gebruikt zonder overeenkomstig artikel 14 geregistreerd te zijn, of het in aanmerking komende durfkapitaalfonds niet overeenkomstig artikel 14 bis geregistreerd is;"

b)    In lid 1 wordt punt e) vervangen door:

"e)    in strijd met artikel 14 of artikel 14 bis een registratie heeft verkregen via valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;"

c)    In lid 2 wordt punt a) vervangen door:

"a)    maatregelen om ervoor te zorgen dat de desbetreffende beheerder van een in aanmerking komend durfkapitaalfonds de artikelen 5 en 6, onder a) en b), artikel 7, onder b), en de artikelen 12 tot en met 14 bis van deze verordening naleeft;"

(10)In artikel 26 wordt in lid 2 de datum "22 juli 2017" vervangen door "[48 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]".

Artikel 2

Verordening (EU) nr. 346/2013 wordt als volgt gewijzigd:

(1)In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

"2.    De artikelen 5, 6 en 10, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 1, onder d), e) en f), en artikel 15 bis van deze verordening zijn van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU die portefeuilles beheren van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en voornemens zijn de benaming "EuSEF" te gebruiken bij het op de markt aanbieden van deze fondsen in de Unie."

(2)Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)    Punt k) wordt vervangen door:

"'lidstaat van herkomst': lidstaat waar de beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds zijn statutaire zetel heeft;"

b)    Punt m) wordt vervangen door:

"m)    'bevoegde autoriteit':

i)    voor beheerders als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze verordening: de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, lid 3, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU;

ii)    voor beheerders als bedoeld in artikel 2, lid 2, van deze verordening: de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 2011/61/EU;

iii)    voor in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen: de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds zijn statutaire zetel of hoofdkantoor heeft;"

(3)Aan artikel 11 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3.    ESMA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen waarin de methoden worden gespecificeerd om te bepalen wat voldoende eigen vermogen is. Deze methoden:

a)    maken een onderscheid tussen wat wordt verstaan onder voldoende eigen vermogen voor intern beheerde in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen en voldoende eigen vermogen voor externe beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen;

b)    houden rekening met de omvang en de interne organisatie van de beheerders als bedoeld in lid 1 van artikel 2 om neutrale concurrentievoorwaarden te waarborgen tussen die beheerders en de beheerders als bedoeld in lid 2 van dat artikel;

c)    zorgen ervoor dat de bedragen die resulteren uit de toepassing van deze methoden niet hoger zijn dan de in artikel 9 van Richtlijn 2011/61/EU vastgestelde bedragen.

ESMA dient deze ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.";

(4)Aan artikel 15 worden de volgende leden 3 bis en 3 ter toegevoegd:

"3bis.    De in lid 1 bedoelde beheerders worden door de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst ervan in kennis gesteld of zij zijn geregistreerd als beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds en dat uiterlijk twee maanden nadat zij alle in lid 1 bedoelde informatie hebben verstrekt.

3 ter.    Een registratie overeenkomstig dit artikel vormt een registratie voor de toepassing van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU.";

(5)De volgende artikelen 15 bis en 15 ter worden toegevoegd:

"Artikel 15 bis

1.    Beheerders van instellingen voor collectieve belegging met een vergunning overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2011/61/EU dienen een aanvraag in tot registratie van de in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen waarvoor zij gebruik wensen te maken van de benaming "EuSEF".

2.    De aanvraag tot registratie als bedoeld in lid 1 wordt ingediend bij de bevoegde instantie van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds en omvat de volgende gegevens:

a)    het reglement of de statuten van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds;

b)    de informatie over de identiteit van de bewaarder;

c)    de in artikel 15, lid 1, bedoelde informatie;

Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea verwijst de informatie over de regelingen die zijn getroffen om te voldoen aan de vereisten van hoofdstuk II van deze verordening naar de regelingen die zijn getroffen om te voldoen aan de artikelen 5, 6 en 10, artikel 13, lid 2, en artikel 14, lid 1, onder d), e) en f).

3.    De bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds registreert elk fonds als in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds mits de beheerder van dat fonds voldoet aan de in artikel 15, lid 2, vastgestelde voorwaarden.

4.    De in lid 1 bedoelde beheerders worden door de bevoegde autoriteit van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds ervan in kennis gesteld of dat fonds is geregistreerd als een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds en dat uiterlijk twee maanden nadat deze beheerders alle in lid 2 bedoelde informatie hebben verstrekt.

5.    De registratie van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 is geldig op het volledige grondgebied van de Unie en houdt het recht in om deze fondsen onder de benaming "EuSEF" in de hele Unie op de markt aan te bieden.

Artikel 15 ter

Elke weigering tot registratie van de beheerders als bedoeld in artikel 15, en van de in artikel 15 bis bedoelde fondsen wordt met redenen omkleed, meegedeeld aan de in die artikelen bedoelde beheerders en is vatbaar voor beroep bij de rechter. Dit recht op beroep bestaat ook wanneer geen besluit over een registratie is genomen binnen twee maanden nadat deze is aangevraagd.";

(6)In artikel 17 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

"1.    De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en ESMA onmiddellijk in kennis van de registratie van een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds, de toevoeging van een nieuw in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds, de toevoeging van een nieuwe vestigingsplaats van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds of de toevoeging van een nieuwe lidstaat waar een beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds voornemens is deze fondsen op de markt aan te bieden.

Voor de toepassing van de eerste alinea stelt de bevoegde autoriteit van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds dat overeenkomstig artikel 15 bis geregistreerd is, de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beheerder van het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds onmiddellijk in kennis van die registratie.

2.    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst leggen de beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen geen verplichtingen of administratieve procedures op met betrekking tot het op de markt aanbieden van hun in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen, en verlangen evenmin een vergunning voorafgaand aan het op de markt aanbieden van die fondsen.

Met de in de eerste alinea vermelde verplichtingen of administratieve procedures worden onder meer vergoedingen en andere kosten bedoeld.";

(7)Artikel 18 wordt vervangen door:

"Artikel 18

ESMA houdt een via internet publiekelijk toegankelijke centrale databank bij met alle beheerders van in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen die de benaming "EuSEF" gebruiken en de in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfondsen waarvoor zij die benaming gebruiken, alsmede van de landen waar deze fondsen op de markt worden aangeboden.";

(8) In artikel 21 wordt in lid 2 de datum "16 mei 2015" vervangen door "[24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]";

(9)Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a)    In lid 1 wordt punt c) vervangen door:

"c)    de benaming "EuSEF" gebruikt zonder overeenkomstig artikel 15 geregistreerd te zijn, of het in aanmerking komende sociaalondernemerschapsfonds niet overeenkomstig artikel 15 bis geregistreerd is;"

b)    In lid 1 wordt punt e) vervangen door:

"e)    in strijd met artikel 15 of artikel 15 bis een registratie heeft verkregen via valse verklaringen of op een andere onregelmatige wijze;"

c)    In lid 2 wordt punt a) vervangen door:

"a)    maatregelen om ervoor te zorgen dat de desbetreffende beheerder van een in aanmerking komend sociaalondernemerschapsfonds de artikelen 5 en 6, artikel 7, onder a) en b), en de artikelen 13 tot en met 15 bis naleeft;"

(10)In artikel 27 wordt in lid 2 de datum "22 juli 2017" vervangen door "[48 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening]".

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1).
(2) Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).
(3) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank: Een investeringsplan voor Europa (COM(2014)0903 final).
(4) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktenunie (COM(2015)468 final).
(5) Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 - het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
(6) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): stand van zaken en vooruitzichten (COM(2014) 368 final).
(7) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
(8) Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014 tot 2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347/33 van 20.12.2013).
(9) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen (COM(2015) 0550 final).
(10) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(11) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Werkprogramma 2016 van de Commissie, geen tijd voor "business as usual" (COM(2015) 610 final).
(12) Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van maandag 29 april 2013 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 98).
(13) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(14) Het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing is beschikbaar op: […].
(15) Het effectbeoordelingsverslag en de samenvatting zijn beschikbaar op: […].
(16) PB C […], […], blz. […].
(17) PB C , , blz. .
(18) Standpunt van het Europees Parlement van..... (...) en besluit van de Raad van....
(19) Verordening (EU) nr. 345/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende Europese durfkapitaalfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 1).
(20) Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 inzake Europese sociaalondernemerschapsfondsen (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 18).
(21) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(22) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank: Een investeringsplan voor Europa (COM(2014)903 final).
(23) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktunie (COM(2015)468 final).
Top