EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016JC0037

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van Maleisië

JOIN/2016/037 final - 2016/0241 (NLE)

Brussel, 4.8.2016

JOIN(2016) 37 final

2016/0241(NLE)

Gezamenlijk voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van Maleisië


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In november 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om over individuele kaderovereenkomsten inzake partnerschap en samenwerking te onderhandelen met Thailand, Indonesië, Singapore, de Filipijnen, Maleisië en Brunei. De onderhandelingen met Maleisië gingen van start in februari 2011 nadat Commissievoorzitter Barroso en premier Najib Razak zulks in oktober 2010 waren overeengekomen. De onderhandelingen werden na elf ronden afgesloten op 12 december 2015. Beide partijen hebben de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst (PSO) op 6 april 2016 in Putrajaya geparafeerd.

De Europese Dienst voor extern optreden en de diensten van de Commissie waren bij het onderhandelingsproces betrokken. De lidstaten werden tijdens het onderhandelingsproces op de vergaderingen van de bevoegde werkgroepen van de Raad geraadpleegd. Het Europees Parlement werd tijdens de onderhandelingen regelmatig op de hoogte gehouden.

De hoge vertegenwoordiger en de Commissie zijn van oordeel dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren voor de overeenkomst vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de ontwerp-overeenkomst kan worden ingediend voor ondertekening en sluiting. Het onderhavige voorstel vormt het rechtsinstrument tot machtiging voor de ondertekening van de overeenkomst.

2.    JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

2.1    Doel en inhoud van de overeenkomst

De PSO is de eerste bilaterale overeenkomst met Maleisië en komt in de plaats van het huidige wettelijke kader van de samenwerkingsovereenkomst van 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN).

De PSO bevat juridisch bindende verbintenissen die centraal staan in het buitenlandse beleid van de EU, onder andere op het gebied van mensenrechten, non-proliferatie, terrorismebestrijding, het Internationaal Strafhof, migratie en belastingen.

Met de PSO wordt ruimte geschapen voor wederzijdse betrokkenheid op het gebied van economie, handel, justitie en binnenlandse zaken. Met de overeenkomst wordt gestreefd naar versterking van de samenwerking op uiteenlopende beleidsdomeinen, waaronder mensenrechten, non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, handel, migratie, milieu, energie, klimaatverandering, transport, wetenschap en technologie, werkgelegenheid en sociale zaken, onderwijs, landbouw, cultuur, enz. De PSO bevat ook bepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de EU. Een belangrijk deel van de PSO betreft de samenwerking op het gebied van handel, waardoor de lopende onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst vlot moeten kunnen worden afgerond.

In politiek opzicht vormt de PSO met Maleisië een belangrijke stap in de versterking van de rol van de EU in Zuidoost-Azië, die is gebaseerd op gedeelde universele waarden als democratie en mensenrechten. De overeenkomst maakt meer politieke, regionale en mondiale samenwerking tussen twee gelijkgestemde partners mogelijk. De tenuitvoerlegging van de overeenkomst zal praktische voordelen voor beide partijen met zich meebrengen en een basis leggen om de bredere politieke en economische belangen van de EU te bevorderen.

Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité opgericht om toezicht te houden op de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen tussen de partijen. De overeenkomst bevat een clausule betreffende niet-naleving van verplichtingen en de mogelijkheid om de toepassing van de overeenkomst te schorsen in geval van schending van essentiële elementen.

2.2    Rechtsgrondslag

Artikel 218, lid 5, VWEU, voorziet in de vaststelling van een besluit waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van een overeenkomst. Daarnaast is in de tweede alinea van artikel 218, lid 8, VWEU, bepaald dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit wanneer de overeenkomst een gebied betreft waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.

Wanneer sprake is van een maatregel die tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, heeft het Hof geoordeeld dat wanneer aldus verschillende bepalingen van het Verdrag toepasselijk zijn, die maatregel bij wijze van uitzondering op de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen moet worden gebaseerd, tenzij de procedures die voor de twee rechtsgrondslagen zijn voorgeschreven, onverenigbaar zijn (zaak C-490/10 Parlement / Raad, ECLI: EU:C:2012:525, punt 46).

De overeenkomst heeft doelstellingen en componenten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de gemeenschappelijke handelspolitiek en ontwikkelingssamenwerking. Deze aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere.

Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid is een terrein waarop besluiten van de Unie met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld.

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 37, VEU, artikel 207, VWEU, en artikel 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 5, VWEU, en artikel 218, lid 8, VWEU. Er zijn geen aanvullende bepalingen als rechtsgrondslag nodig (zie zaak C-377/12 Commissie/Raad, ECLI: EU: C: 2014:1903).

2.3    Noodzaak

In artikel 216, VWEU, is bepaald dat de Unie een overeenkomst met een of meer derde landen kan sluiten wanneer de Verdragen daarin voorzien of wanneer het sluiten van een overeenkomst nodig is om, in het kader van het beleid van de Unie, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, of wanneer daarin bij een juridisch bindende handeling van de Unie is voorzien of wanneer zulks gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen.

De Verdragen voorzien in de sluiting van overeenkomsten zoals de PSO, met name in artikel 37, VEU, artikel 207, VWEU, en artikel 209, VWEU. De sluiting van de PSO is daarnaast nodig om, in het kader van het beleid van de Unie, in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, onder andere op het gebied van mensenrechten, non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, handel, migratie, milieu, energie, klimaatverandering, vervoer, wetenschap en technologie, werkgelegenheid en sociale zaken, onderwijs en landbouw.

De overeenkomst moet worden ondertekend voordat zij namens de Unie kan worden gesloten.

2016/0241 (NLE)

Gezamenlijk voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van Maleisië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 207 en 209, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Op [...] november 2004 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen met Maleisië te openen over een kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van Maleisië (hierna "de overeenkomst" genoemd).

(2)De onderhandelingen zijn met succes afgerond met de parafering van de overeenkomst op 6 april 2016 in Putrajaya, Maleisië.

(3)Met de overeenkomst wordt gestreefd naar versterking van de samenwerking op uiteenlopende beleidsdomeinen, waaronder mensenrechten, non-proliferatie van massavernietigingswapens, terrorismebestrijding, bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad, handel, migratie, milieu, energie, klimaatverandering, transport, wetenschap en technologie, werkgelegenheid en sociale zaken, onderwijs en landbouw.

(4)Deze overeenkomst dient bijgevolg namens de Unie te worden ondertekend, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van Maleisië wordt namens de Unie goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van bedoelde overeenkomst.

De tekst van de te ondertekenen overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Het secretariaat-generaal van de Raad stelt het volmachtinstrument op dat de persoon (personen) die daartoe door de onderhandelaars is (zijn) aangewezen, machtiging verleent de overeenkomst, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

Top

Brussel, 4.8.2016

JOIN(2016) 37 final

BIJLAGE

bij het

Gemeenschappelijk voorstel voor een
besluit van de Raad

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en de regering van Maleisië


KADEROVEREENKOMST INZAKE PARTNERSCHAP EN SAMENWERKING TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REGERING VAN MALEISIË

DE EUROPESE UNIE 1 , hierna "de Unie" of "de EU" genoemd,

enerzijds,

en

DE REGERING VAN MALEISIË, hierna "Maleisië" genoemd,

anderzijds,

hierna ieder "de partij" en gezamenlijk "de partijen" genoemd,

GEZIEN de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische, politieke en economische banden die hen verenigen,

GEZIEN het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter van hun wederzijdse betrekkingen,

OVERWEGENDE dat deze overeenkomst deel uitmaakt van bredere en samenhangende betrekkingen tussen hen, die tot stand zijn gekomen door overeenkomsten waarbij zij partij zijn,

DE WAARDE ERKENNEND van tolerantie, aanvaarding en wederzijds respect binnen een diverse, rijk geschakeerde internationale gemeenschap, alsmede het belang van gematigdheid,

BEVESTIGEND dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten die op hen van toepassing zijn,

BEVESTIGEND dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking, rekening houdende met de beginselen van duurzame ontwikkeling en milieubescherming,

STREVEND naar meer samenwerking op het gebied van internationale stabiliteit, rechtvaardigheid en veiligheid als basisvoorwaarden voor de bevordering van duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling, de uitroeiing van armoede en de bevordering van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, zoals goedgekeurd bij Resolutie 70/1 (2015) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) ("Onze wereld transformeren - Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling") tijdens de VN-top over duurzame ontwikkeling op 25 september 2015,

OVERWEGENDE dat de partijen terrorisme beschouwen als een bedreiging voor de mondiale veiligheid en dat zij hun dialoog en samenwerking in het kader van de strijd tegen het terrorisme willen intensiveren, rekening houdend met de relevante instrumenten van de VN-Veiligheidsraad, met name Resolutie 1373 (2001),

VERKLAREND dat zij zich er volledig toe verbinden alle vormen van terrorisme te voorkomen en te bestrijden en effectieve internationale instrumenten te ontwikkelen om terrorisme uit te bannen,

ERKENNEND dat maatregelen om terrorisme te bestrijden moeten voldoen aan de verplichtingen van de partijen in het kader van het internationaal recht, met name het internationaal recht inzake de mensenrechten en het humanitair recht,

BEVESTIGEND dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, niet ongestraft mogen blijven en beschouwende dat internationale straftribunalen, waaronder het Internationaal Strafhof, belangrijke ontwikkelingen voor internationale vrede en rechtvaardigheid zijn,

OVERWEGENDE dat de partijen de mening delen dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid vormt, en dat zij hun dialoog en samenwerking op dit gebied wensen te versterken,

ERKENNEND dat het ongecontroleerde verkeer van conventionele wapens een bedreiging vormt voor de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit en dat samenwerking nodig is om verantwoorde overdracht van conventionele wapens te waarborgen en de illegale handel in handvuurwapens, lichte wapens en munitie aan te pakken,

HET BELANG ERKENNEND van de samenwerkingsovereenkomst van 7 maart 1980 tussen de Europese Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Singapore en Thailand, lidstaten van de ASEAN (de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten) en de daaropvolgende toetredingsprotocollen,

HET BELANG ERKENNEND van versterking van de bestaande betrekkingen ter stimulering van de onderlinge samenwerking, alsook van hun gemeenschappelijke streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren,

BEVESTIGEND dat zij zich ertoe verbinden alle aspecten van duurzame ontwikkeling te stimuleren, inclusief milieubescherming en effectieve samenwerking om klimaatverandering aan te pakken,

BEVESTIGEND dat zij zich ertoe verbinden internationaal erkende arbeids- en sociale normen te bevorderen,

WIJZEND op het belang van versterkte samenwerking op het gebied van migratie,

WIJZEND op het feit dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst specifieke overeenkomsten sluiten op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de Unie zouden worden gesloten krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), de bepalingen van dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten niet bindend zijn voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij de Europese Unie, samen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland wat betreft hun respectieve bilaterale betrekkingen, Maleisië ervan in kennis heeft gesteld dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn door dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten als deel van de Unie, overeenkomstig Protocol 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU is gehecht. Evenzo zijn latere interne maatregelen van de Unie die met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst krachtens voornoemde titel V worden genomen, niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij deze laatsten hun wens te kennen hebben gegeven deel te nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol 21. Dergelijke toekomstige overeenkomsten of daarmee samenhangende interne maatregelen van de Europese Unie vallen ook onder Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

TITEL I

AARD EN TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Grondslag van de samenwerking

1.    De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere internationale mensenrechteninstrumenten die op de partijen van toepassing zijn, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.

2.    De partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.

3.    De partijen bevestigen dat zij zich ertoe verbinden duurzame ontwikkeling te stimuleren, samen te werken om problemen als gevolg van de klimaatverandering en de mondialisering aan te pakken en bij te dragen tot de verwezenlijking van de internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, met name de versterking van het mondiale partnerschap voor ontwikkeling zoals vernieuwd in de Agenda 2030.

4.    De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de beginselen van goed bestuur, in al zijn aspecten.

5.    De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst wordt gebaseerd op de beginselen van dialoog, wederzijds respect, gelijkwaardig partnerschap, consensus en de eerbiediging van het internationaal recht.

6.    De partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van deze overeenkomst zal geschieden volgens hun eigen wet- en regelgeving en beleid.

Artikel 2

Doel van de samenwerking

Het doel van deze overeenkomst is een versterkt partnerschap tussen de partijen tot stand te brengen en nauwer en intensiever samen te werken inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waarin de gedeelde waarden en gemeenschappelijke beginselen worden weerspiegeld.


TITEL II

BILATERALE, REGIONALE EN INTERNATIONALE SAMENWERKING

Artikel 3

Samenwerking in regionale en internationale fora en organisaties

1.    De partijen wisselen standpunten uit en werken samen in het kader van regionale en internationale fora en organisaties zoals de VN en VN-agentschappen, de dialoog tussen de ASEAN en de EU, het regionale forum van de ASEAN, de bijeenkomst Azië-Europa (ASEM), de VN-conferentie voor Handel en Ontwikkeling (Unctad) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

2.    De partijen komen ook overeen de samenwerking te bevorderen tussen denktanks, academici, niet-gouvernementele organisaties en de media op gebieden die door deze overeenkomst worden bestreken. Dit kan met name de organisatie omvatten van opleidingen, workshops en seminars, uitwisseling van deskundigen, studies en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.

Artikel 4

Regionale en bilaterale samenwerking

Voor elke sector waarbinnen in het kader van deze overeenkomst dialoog en samenwerking worden ontwikkeld, en met name de terreinen die binnen het kader van de samenwerking tussen de EU en Maleisië vallen, kunnen de partijen in overleg ook op regionaal niveau samenwerken of beide kaders combineren, waarbij rekening wordt gehouden met de besluitvormingsprocessen van de betrokken regionale organisatie. De partijen streven ernaar het beste kader te kiezen om het effect te maximaliseren en de betrokkenheid van alle belanghebbenden te vergroten; hierbij moeten de beschikbare middelen optimaal worden benut en moet de samenhang met andere activiteiten worden gewaarborgd.



TITEL III

INTERNATIONALE VREDE, RECHTVAARDIGHEID EN STABILITEIT

Artikel 5

Bestrijding van terrorisme

De partijen herhalen dat terrorisme moet worden voorkomen en bestreden, met volledige inachtneming van de beginselen van het VN-Handvest, de rechtsstaat en het internationaal recht, waaronder het toepasselijke internationaal recht inzake de mensenrechten en het humanitair recht, en rekening houdend met de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding, zoals vervat in Resolutie 60/288 (2006), herzien bij de Resoluties 62/272 (2008) en 64/297 (2010) van de Algemene Vergadering van de VN. Binnen dit kader komen zij overeen om samen te werken aan het voorkomen en bestrijden van terroristische daden, met name:

a)    in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van de Resoluties 1267 (1999), 1373 (2001) en 1822 (2008) van de VN-Veiligheidsraad, alsook van andere relevante VN-resoluties, en ratificatie en tenuitvoerlegging van relevante internationale verdragen en instrumenten;

b)    door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het internationale en binnenlandse recht;

c)    door inzichten uit te wisselen over methoden om terrorisme en aansporing tot terroristische daden te bestrijden, onder meer op technisch gebied en wat betreft opleiding, en door ervaringen uit te wisselen met betrekking tot het voorkomen van terrorisme;

d)    door de internationale consensus over de strijd tegen terrorisme en tegen de financiering daarvan te vergroten en binnen het passende normatieve kader zo snel mogelijk overeenstemming te bereiken over het alomvattende verdrag inzake internationaal terrorisme, ter aanvulling op de bestaande VN- en andere internationale instrumenten voor de bestrijding van terrorisme;

e)    door de samenwerking tussen de VN-lidstaten te bevorderen om de mondiale VN-strategie voor terrorismebestrijding met alle passende middelen doeltreffend ten uitvoer te leggen;

f)    door uitvoering en bevordering van de samenwerking op het gebied van terrorismebestrijding in het kader van de dialoog tussen de ASEAN en de EU en de ASEM;

g)    door optimale werkwijzen uit te wisselen voor het voorkomen en bestrijden van terrorisme.



Artikel 6

Ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan

1.    De partijen bevestigen dat de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat deze moeten worden aangepakt door op nationaal of internationaal niveau de nodige maatregelen te treffen, overeenkomstig de wetgeving en internationale verplichtingen van de partijen. Deze maatregelen kunnen diplomatieke, humanitaire en andere vreedzame middelen omvatten, alsmede internationale straftribunalen en rechtbanken.

2.    De partijen beschouwen internationale straftribunalen, waaronder het Internationaal Strafhof, als belangrijke ontwikkelingen voor internationale vrede en rechtvaardigheid.

3.    De partijen herhalen het belang van samenwerking met dergelijke tribunalen en rechtbanken, overeenkomstig hun wetgeving en internationale verplichtingen.

4.    De partijen komen overeen samen te werken met het oog op de bevordering van het Statuut van Rome betreffende het Internationaal Strafhof.

Artikel 7

Massavernietigingswapens

1.    De partijen herhalen dat zij streven naar versterking van internationale regelingen inzake massavernietigingswapens. De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen werken samen en leveren een bijdrage aan internationale stabiliteit en veiligheid door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied, in het kader van het VN-Handvest. Deze bepaling vormt een essentieel element van deze overeenkomst.

2.    De partijen werken samen en leveren een bijdrage aan de versterking van internationale regelingen inzake non-proliferatie en ontwapening door:

a)    maatregelen te nemen die gericht zijn op, naargelang van het geval, ondertekening of ratificatie van of toetreding tot alle andere internationale instrumenten inzake massavernietigingswapens, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan, en door te ijveren voor universele onderschrijving daarvan;

b)    een doeltreffend systeem voor nationale exportcontroles op te zetten en verder te ontwikkelen, om de uitvoer en doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen te controleren, met inbegrip van de controle op eindgebruik voor massavernietigingswapens van technologie voor tweeërlei gebruik, met doeltreffende sancties op inbreuken op deze exportcontroles;

c)    te ijveren voor universele goedkeuring en volledige tenuitvoerlegging van de toepasselijke multilaterale verdragen.

3.    De partijen erkennen dat de toepassing van exportcontroles geen belemmering mag vormen voor de internationale samenwerking met betrekking tot materialen, uitrusting en technologie voor vreedzame doeleinden, waarbij vreedzaam gebruik niet mag worden gebruikt als dekmantel voor proliferatie.

4.    De partijen onderhouden een regelmatige politieke dialoog ter begeleiding en consolidatie van deze verbintenissen. Deze dialoog kan op regionale basis plaatsvinden.

Artikel 8

Conventionele wapens

1.    De partijen onderkennen het belang van binnenlandse controlesystemen voor de overdracht van conventionele wapens in overeenstemming met de geldende internationale normen. De partijen onderkennen dat het van belang is die controles op verantwoordelijke wijze toe te passen om bij te dragen tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, en tot het verminderen van menselijk leed, en om te voorkomen dat conventionele wapens op de illegale markt belanden.

2.    De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede buitensporige accumulatie, slecht beheer, inadequaat beveiligde voorraden en ongecontroleerde verspreiding ervan, een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.

3.    De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van alle aspecten van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.

4.    De partijen bundelen hun inspanningen op bilateraal, regionaal en internationaal niveau om verantwoorde overdracht van conventionele wapens te waarborgen en de illegale handel in handvuurwapens, lichte wapens en munitie daarvoor aan te pakken. De partijen zorgen voor coördinatie van hun inspanningen om regels op te stellen voor de internationale handel in conventionele wapens of de regelgeving te verbeteren en illegale wapenhandel te voorkomen, bestrijden en uit te bannen. De partijen bespreken vraagstukken met betrekking tot conventionele wapens ook in het kader van de bestaande regelmatige politieke dialoog.

Artikel 9

Gematigdheid

1.    De partijen betrachten gematigdheid in hun dialogen over vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

2.    De partijen pleiten waar passend voor gematigdheid in regionale en internationale fora.

3.    De partijen werken samen om gematigdheid te bevorderen, onder andere door activiteiten daartoe te faciliteren en te ondersteunen en door optimale werkwijzen, informatie en ervaringen uit te wisselen.


TITEL IV

SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN

Artikel 10

Algemene beginselen

1.    De partijen voeren een dialoog over handels- en investeringsgerelateerde aangelegenheden met het oog op de versterking en de bevordering van het multilaterale handelssysteem en van hun bilaterale handelsbetrekkingen.

2.    Daartoe werken de partijen samen op het gebied van handel en investeringen, onder andere door te streven naar een vrijhandelsovereenkomst. Een dergelijke overeenkomst vormt een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 52, lid 2.

3.    De partijen kunnen hun handels- en investeringsbetrekkingen ontwikkelen door middel van dialoog, samenwerking en wederzijds overeengekomen initiatieven op onder andere de terreinen die worden beschreven in de artikelen 11 tot en met 17.

Artikel 11

Sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden

1.    De partijen werken samen op het gebied van sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun grondgebied.

2.    De partijen plegen overleg en wisselen informatie uit over hun respectieve maatregelen, als bedoeld in de WTO-Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en de Codex Alimentarius.

3.    De partijen komen overeen de samenwerking voor capaciteitsopbouw inzake sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden op te voeren. Deze capaciteitsopbouw wordt specifiek op de behoeften van elke partij afgestemd en heeft als doel elke partij te helpen om te voldoen aan de sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de andere partij.

Artikel 12

Technische handelsbelemmeringen

De partijen stimuleren het gebruik van internationale normen, werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van normen, technische regelgeving en conformiteitsbeoordelingsprocedures, met name in het kader van de WTO-Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen.

Artikel 13

Douane

Om de veiligheid en de beveiliging van de internationale handel te vergroten en het juiste evenwicht te waarborgen tussen handelsfacilitering en de bestrijding van fraude en onregelmatigheden, wisselen de partijen ervaringen uit over en onderzoeken zij de mogelijkheden voor:

a)    vereenvoudiging van invoer, uitvoer en andere douaneprocedures;

b)    instelling van mechanismen voor wederzijdse administratieve bijstand;

c)    transparantie van de regelgeving met betrekking tot douane en handel;

d)    ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van douane;

e)    overeenstemming en gemeenschappelijke maatregelen nastreven in de context van relevante internationale initiatieven voor handelsfacilitering.

Artikel 14

Investeringen

De partijen sporen aan tot een grotere investeringsstroom, door het scheppen van een aantrekkelijk en stabiel wederzijds investeringsklimaat, met behulp van een consistente dialoog die gericht is op verbetering van wederzijds begrip en samenwerking op het gebied van investeringskwesties, onderzoek van mechanismen om investeringsstromen te vergemakkelijken, en stimulering van stabiele, transparante, open en niet-discriminerende investeringsregels.

Artikel 15

Mededinging

1.    De partijen bevorderen en kunnen samenwerken aan doeltreffende toepassing van mededingingsregels, rekening houdend met de beginselen van transparantie en eerlijke procedures om rechtszekerheid te bieden aan ondernemingen die op de markt van de andere partij opereren.

2.    De partijen ontplooien activiteiten voor technische samenwerking op het gebied van het mededingingsbeleid, afhankelijk van de financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn in het kader van de samenwerkingsactiviteiten en -programma’s van de partijen.

Artikel 16

Diensten

De partijen voeren een consistente dialoog die met name gericht is op het uitwisselen van informatie over hun respectieve regelgeving, het stimuleren van toegang tot elkaars markt, ook via e-commerce, het bevorderen van toegang tot kapitaal- en technologiebronnen, en het stimuleren van de handel in diensten tussen beide regio’s en met derde landen.

Artikel 17

Intellectuele-eigendomsrechten

1.    De partijen bevestigen opnieuw dat zij groot belang hechten aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, inclusief geografische aanduidingen, en verbinden zich ertoe passende maatregelen te nemen om deze rechten adequaat, evenwichtig en doeltreffend te beschermen en te handhaven, meer bepaald inzake inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten, in overeenstemming met de internationale normen waaraan de partijen zijn gebonden. De bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten moet bijdragen tot de bevordering van technologische innovaties en aan de overdracht en verspreiding van technologie, tot wederzijds voordeel van producenten en gebruikers van technologische kennis en op een wijze die bevorderlijk is voor het sociaal en economisch welzijn, en tot een evenwicht tussen rechten en plichten.

2.    De partijen kunnen informatie en ervaringen uitwisselen op gebieden als:

a)    uitoefening, bevordering, verspreiding, stroomlijning, beheer, harmonisatie en bescherming van intellectuele-eigendomsrechten;

b)    doeltreffende toepassing van intellectuele-eigendomsrechten;

c)    handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, waaronder maatregelen aan de grens.

3.    De partijen werken samen aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten op gebieden die van wederzijds belang zijn voor de bescherming, het gebruik en de commercialisering van intellectuele-eigendomsrechten op basis van hun ervaringen, en bevorderen de verspreiding van de kennis daarvan.


TITEL V

JUSTITIE EN VEILIGHEID

Artikel 18

Rechtsstaat en juridische samenwerking

1.    De partijen hechten bijzonder belang aan de versterking van de rechtsstaat.

   

2.    De partijen werken samen aan de versterking van alle relevante instellingen, inclusief het justitiële apparaat.

   

3.    De juridische samenwerking tussen partijen omvat onder andere de uitwisseling van informatie over rechtsstelsels en wetgeving.

Artikel 19

Bescherming van persoonsgegevens

De partijen wisselen inzichten en kennis uit om de bescherming van persoonsgegevens te bevorderen overeenkomstig de internationale normen, zoals vervat in de juridische instrumenten van de EU, de Raad van Europa en andere internationale organisaties.

Artikel 20

Migratie

1.    De partijen bevestigen opnieuw het belang van samenwerking bij het beheren van de migratiestromen tussen hun grondgebieden. Om deze samenwerking te versterken, kunnen de partijen waar passend een dialoog over migratiegerelateerde aangelegenheden van wederzijds belang instellen, waarbij rekening wordt gehouden met de in lid 2 bedoelde specifieke behoeftenevaluatie. Elke partij kan wanneer zij dat passend acht, migratievraagstukken opnemen in haar strategieën voor economische en sociale ontwikkeling, vanuit haar perspectief als land van herkomst, doorreis en/of bestemming van migranten. De samenwerking kan onder andere ook capaciteitsopbouw en technische bijstand omvatten, zoals door de partijen overeen te komen.

2.    De samenwerking tussen de partijen wordt gebaseerd op de behoeften en vindt plaats via overleg tussen de partijen, dat gericht is op:

a)    de onderliggende oorzaken van migratie;

b)    de uitwisseling van werkwijzen en normen inzake het verlenen van internationale bescherming aan mensen in nood;

c)    de opzet van een doelmatige en preventieve aanpak van irreguliere immigratie, smokkel van migranten en mensenhandel, alsmede de vraag hoe netwerken van handelaars en smokkelaars kunnen worden bestreden en de slachtoffers kunnen worden beschermd;

d)    de humane en waardige terugkeer, op passende wijze, van irregulier verblijvende personen, alsmede bevordering van vrijwillige terugkeer, en de overname van dergelijke personen overeenkomstig lid 3;

e)    vraagstukken van wederzijds belang op het gebied van visa en de beveiliging van reisdocumenten;

f)    vraagstukken van wederzijds belang op het gebied van grensbeheer.

3.    In het kader van de samenwerking ter voorkoming en beperking van irreguliere migratie komen de partijen, onverminderd de noodzaak van de bescherming van slachtoffers van mensenhandel, eveneens het volgende overeen:

a)    Maleisië neemt, zodra de nationaliteit is vastgesteld, zijn irregulier op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen over, op verzoek van de desbetreffende EU-lidstaat en zonder andere dan de in lid 4 beschreven formaliteiten;

b)    elke EU-lidstaat neemt, zodra de nationaliteit is vastgesteld, zijn irregulier op het grondgebied van Maleisië verblijvende onderdanen over, op verzoek van Maleisië en zonder andere dan de in lid 4 beschreven formaliteiten.

4.    In verband met lid 3 verstrekken de EU-lidstaten en Maleisië hun onderdanen onverwijld de nodige reisdocumenten. Indien een over te nemen persoon geen documenten of andere bewijzen van zijn nationaliteit bezit, neemt de bevoegde diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging van Maleisië of de betrokken EU-lidstaat de nodige maatregelen om de over te nemen persoon te ondervragen om zijn nationaliteit vast te stellen. Dit artikel doet geen afbreuk aan de respectieve wet- en regelgeving van de partijen inzake de vaststelling van de nationaliteit.

5.    Wanneer een partij dit noodzakelijk acht, onderhandelen de partijen over een overeenkomst tussen de EU en Maleisië met specifieke overnameverplichtingen, inclusief een verplichting tot overname van personen die geen eigen onderdanen zijn, maar die over een geldige verblijfsvergunning beschikken die is afgegeven door een van de partijen of die het grondgebied van een partij rechtstreeks vanuit het grondgebied van de andere partij zijn binnengekomen.

Artikel 21

Consulaire bescherming

Maleisië stemt ermee in dat de diplomatieke en consulaire autoriteiten van alle vertegenwoordigde EU-lidstaten bescherming bieden aan alle onderdanen van een EU-lidstaat die niet over een permanente vertegenwoordiging in Maleisië beschikt die effectief in staat is in een concreet geval consulaire bescherming te bieden, op dezelfde voorwaarden als aan de onderdanen van de betrokken EU-lidstaat.

Artikel 22

Drugs

1.    De partijen werken samen aan een evenwichtige aanpak via doeltreffende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten, van onder meer gezondheidszorg, justitie, binnenlandse zaken en douane, om het aanbod van, de handel in en de vraag naar drugs en de gevolgen van drugsmisbruik op individuele gebruikers en de maatschappij in haar geheel te beperken, en het onrechtmatige gebruik van drugsprecursoren doeltreffender te voorkomen.

2.    De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om deze doelstellingen te verwezenlijken. De acties worden gebaseerd op onderling overeengekomen beginselen, rekening houdend met de internationale verdragen waarbij zij partij zijn, de politieke verklaring en de speciale verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen die zijn aangenomen door de twintigste speciale zitting inzake drugs van juni 1998 van de Algemene Vergadering van de VN, en de politieke verklaring en het actieplan over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken, die zijn aangenomen door de bijeenkomst op hoog niveau van de 52e zitting van de VN-commissie verdovende middelen van maart 2009.

3.    De partijen wisselen deskundigheid uit met betrekking tot onder andere de opstelling van wetgeving en beleid inzake nationale instellingen en informatiecentra, de opleiding van personeel, onderzoek naar drugs en het voorkomen van het onrechtmatig gebruik van precursoren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen.

Artikel 23

Georganiseerde misdaad en corruptie

De partijen komen overeen samen te werken bij de bestrijding van georganiseerde, economische en financiële misdaad, met inbegrip van corruptie. Die samenwerking is gericht op de toepassing van de internationale instrumenten waarbij zij partij zijn, zoals het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de aanvullende protocollen en het VN-Verdrag inzake bestrijding van corruptie.

Artikel 24

Witwassen van geld en financiering van terrorisme

1.    De partijen zijn het erover eens dat gezamenlijk moet worden geprobeerd het gebruik van hun financiële systeem, inclusief financiële instellingen en aangewezen niet-financiële ondernemingen en beroepen, voor de financiering van terrorisme of het witwassen van de inkomsten uit ernstige criminele feiten, te voorkomen en te bestrijden.

2.    In het kader van de in lid 1 bedoelde samenwerking moet het mogelijk zijn relevante informatie uit te wisselen binnen de respectieve wet- en regelgeving en de toepasselijke internationale normen inzake het voorkomen en bestrijden van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, zoals de normen die zijn vastgesteld door de Financial Action Task Force.

3.    De samenwerking moet ook worden uitgebreid tot capaciteitsopbouw die is gericht op de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, onder andere door de uitwisseling van optimale werkwijzen, deskundigheid en opleiding, zoals door de partijen overeen te komen.


TITEL VI

SAMENWERKING IN ANDERE SECTOREN

Artikel 25

Mensenrechten

1.    De partijen werken samen op wederzijds overeen te komen terreinen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten.

2.    Deze samenwerking kan onder meer omvatten:

a)    uitwisseling van optimale werkwijzen met betrekking tot de ratificatie en tenuitvoerlegging van internationale verdragen, de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen en de rol en werking van de nationale instellingen van de partijen op het gebied van de mensenrechten;

b)    mensenrechteneducatie;

c)    totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog;

d)    samenwerking met de VN-organen op het gebied van de mensenrechten.

Artikel 26

Financiële diensten

1.    De partijen versterken hun samenwerking met het oog op sterkere convergentie van de gemeenschappelijke regels en normen en verbetering van de systemen voor boekhouding, financiële controle, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector, inclusief islamitische financiële diensten.

2.    De partijen erkennen het belang van capaciteitsopbouw in dit verband.

Artikel 27

Dialoog over het economisch beleid

De partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over hun economische ontwikkelingen en het delen van ervaringen inzake het economisch beleid in het kader van regionale economische samenwerking en integratie.

Artikel 28

Goed bestuur op het gebied van belastingen

1.    De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van belastingen. De partijen erkennen het belang van en verbinden zich tot toepassing, overeenkomstig internationale normen, van de beginselen van goed bestuur op het gebied van belastingen, met name transparantie, uitwisseling van informatie en het voorkomen van schadelijke belastingpraktijken, om de economische activiteiten te bevorderen en te ontwikkelen.

2.    De partijen werken samen aan de bevordering van capaciteitsopbouw inzake goed bestuur op het gebied van belastingen, gericht op het opbouwen van competenties en deskundigheid, zoals door de partijen overeen te komen.

Artikel 29

Industriebeleid en kleine en middelgrote ondernemingen

De partijen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, bevorderen het industriebeleid op alle passend geachte terreinen met het oog op de verbetering van het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen, onder andere door:

a)    het uitwisselen van informatie en ervaringen met betrekking tot het scheppen van een klimaat waarbinnen kleine en middelgrote ondernemingen hun concurrentievermogen kunnen verbeteren;

b)    het bevorderen van de contacten tussen economische actoren, het stimuleren van gemeenschappelijke investeringen en de totstandbrenging van joint-ventures en informatienetwerken, met name via bestaande horizontale EU-programma’s, waarbij met name de overdracht van zachte en harde technologie tussen de partners wordt gestimuleerd;

c)    het verstrekken van informatie en het stimuleren van innovatie en de uitwisseling van goede werkwijzen met betrekking tot de toegang tot financiering, met name voor kleine en micro-ondernemingen;

d)    het bevorderen en ondersteunen van relevante activiteiten die door de particuliere sector van de partijen worden ontwikkeld;

e)    het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoordingsplicht, alsmede van duurzame consumptie en productie, onder andere door de uitwisseling van verantwoordelijke zakelijke praktijken;

f)    gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprojecten op nader overeen te komen industriële terreinen.

Artikel 30

Toerisme

1.    De partijen streven naar betere informatie-uitwisseling en de vaststelling van optimale werkwijzen voor een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme.

2.    De partijen ontwikkelen samenwerking met betrekking tot het beschermen en harmoniseren van het natuurlijke en culturele erfgoed, het beperken van negatieve gevolgen van het toerisme en het vergroten van de positieve bijdrage van de toeristische industrie tot de duurzame ontwikkeling van plaatselijke gemeenschappen, onder meer door ecotoerisme te ontwikkelen, waarbij de integriteit en de belangen van plaatselijke en inheemse gemeenschappen worden gerespecteerd, en de opleidingen op toeristisch gebied te verbeteren.

Artikel 31

Informatiemaatschappij

1.    De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en streven naar uitwisseling van inzichten over hun beleid op dit gebied teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen.

2.    De samenwerking op dit gebied kan zich onder andere richten op:

a)    deelname aan de dialoog over de verschillende aspecten van de informatiemaatschappij, met name beleid en regelgeving voor elektronische communicatie, waaronder universele dienstverlening, vergunningen en algemene machtigingen, bescherming van persoonsgegevens, en onafhankelijkheid en efficiëntie van de regelgevende instanties;

b)    uitwisseling van informatie over de koppeling en interoperabiliteit van de netwerken en diensten van de partijen;

c)    de uitwisseling van informatie over normalisatie, conformiteitsbeoordeling en verspreiding van informatie over ICT;

d)    stimulering van samenwerking tussen de partijen inzake onderzoek op het gebied van ICT;

e)    samenwerking op het gebied van digitale televisie, waaronder uitwisseling van ervaringen met de invoering daarvan, regelgeving en optimale werkwijzen met betrekking tot spectrumbeheer;

f)    de veiligheidsaspecten van ICT en de bestrijding van cybercriminaliteit.

Artikel 32

Cyberveiligheid

1.    De partijen werken samen aan cyberveiligheid door de uitwisseling van informatie over strategieën, beleid en optimale werkwijzen, overeenkomstig hun wetgeving en hun internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten.

2.    De partijen bevorderen de uitwisseling van informatie over cyberveiligheid door middel van onderwijs, opleiding en voorlichting, en de toepassing van normen, onderzoek en ontwikkeling.

Artikel 33

Audiovisuele sector en media

De partijen onderzoeken hoe zij uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen relevante instellingen op het gebied van audiovisuele aangelegenheden en de media kunnen aanmoedigen. De partijen voeren een regelmatige dialoog op deze terreinen.


TITEL VI

WETENSCHAP, TECHNOLOGIE EN INNOVATIE

Artikel 34

Wetenschap, technologie en innovatie

1.    De partijen stimuleren, ontwikkelen en faciliteren samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie op terreinen van wederzijds belang en voordeel, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving en beleid.

2.    De samenwerking kan betrekking hebben op biotechnologie, ICT, cyberveiligheid, industriële en materiaaltechnologie, nanotechnologie, ruimtevaarttechnologie, mariene wetenschap en hernieuwbare energie.

3.    De samenwerking kan de volgende vormen aannemen:

a)    uitwisseling van informatie over beleid en programma's op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie;

b)    bevordering van strategische onderzoekspartnerschappen tussen de wetenschappelijke gemeenschap, onderzoekscentra, de universiteiten en het bedrijfsleven van de partijen;

c)    bevordering van de opleiding en uitwisseling van onderzoekers.

4.    Deze samenwerkingsactiviteiten moeten worden gebaseerd op de beginselen van wederkerigheid, eerlijke behandeling en wederzijds voordeel en de intellectuele eigendom moet adequaat worden beschermd.

5.    In het kader van deze samenwerking stimuleren de partijen de deelname van hun instellingen voor hoger onderwijs, onderzoekscentra en productiesectoren.

6.    De partijen geven meer publieke bekendheid aan hun respectieve programma's en samenwerking op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie en aan de mogelijkheden die dergelijke programma's bieden.

Artikel 35

Groene technologieën

1.    De partijen werken samen in de groenetechnologiesector met als doel:

a)    facilitering van de integratie van groene technologieën in sectoren als energie, bouw, water- en afvalbeheer en vervoer;

b)    bevordering van capaciteitsopbouw in de groenetechnologiesector, bijvoorbeeld door samenwerking aan regelgeving en marktgebaseerde instrumenten, zoals financiering voor groene technologie, groene overheidsopdrachten en milieukeurmerken, zoals door de partijen overeen te komen;

c)    meer publieke bekendheid en voorlichting over groene technologieën en stimulering van grootschalig gebruik;

d)    bevordering en toepassing van milieuvriendelijke technologieën, producten en diensten.

2.    De samenwerking kan de vorm aannemen van dialoog tussen de relevante instellingen en agentschappen, uitwisseling van informatie, programma's voor de uitwisseling van personeel, studiebezoeken, seminars en workshops.

Artikel 36

Energie

1.    De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector met als doel:

a)    diversificatie van energieroutes en -bronnen teneinde de continuïteit van de energievoorziening te garanderen, ontwikkeling van nieuwe, duurzame, innovatieve en hernieuwbare energievormen, waaronder biobrandstoffen, biomassa en biogas, wind- en zonne-energie en waterkracht, en ondersteuning van de ontwikkeling van passende beleidskaders en vervoers- en transmissieroutes;

b)    bevordering van energie-efficiëntie bij de productie, de distributie en het eindgebruik van energie;

c)    bevordering van de overdracht van technologie die is gericht op duurzame energieproductie en duurzaam energiegebruik;

d)    bevordering van de samenwerking om vraagstukken in verband met de verzachting van en aanpassing aan energiegerelateerde klimaatverandering aan te pakken in het kader van het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering;

e)    bevordering van capaciteitsopbouw en facilitering van investeringen op dit terrein.

2.    Daartoe stimuleren de partijen contacten en, waar passend, gezamenlijk onderzoek tot wederzijds voordeel, ook via de relevante regionale en internationale kaders. Onder verwijzing naar artikel 39 en de conclusies van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling, die in 2002 in Johannesburg plaatsvond, benadrukken de partijen dat aandacht moet worden besteed aan het verband tussen betaalbare toegang tot energiediensten en duurzame ontwikkeling. Deze activiteiten kunnen worden gestimuleerd in samenwerking met het energie-initiatief van de Europese Unie, dat tijdens deze top is gelanceerd.

Artikel 37

Vervoer

1.    De partijen werken actief samen op gebieden van wederzijds belang. Deze samenvatting heeft betrekking op alle vormen van vervoer en de connectiviteit daartussen en omvat facilitering van het verkeer van goederen en passagiers, waarborging van veiligheid, beveiliging en milieubescherming, ontwikkeling van het menselijk potentieel en meer mogelijkheden voor handel en investeringen.

2.    In de luchtvaartsector dient de samenwerking tot bevordering van onder andere:

a)    de ontwikkeling van de economische betrekkingen op basis van een samenhangend regelgevingskader, teneinde zakelijke activiteiten te faciliteren;

b)    technische convergentie en convergentie van de regelgeving inzake veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, economische regelgeving en milieubescherming;

c)    de vermindering van broeikasgasemissies;

d)    projecten van wederzijds belang;

e)    de samenwerking in internationale fora.

3.    In de sector maritiem transport dient de samenwerking tot bevordering van onder andere:

a)    dialoog over relevante vraagstukken, zoals toegang tot internationale markten voor maritiem vervoer en handel op commerciële en niet-discriminerende basis, clausules inzake nationale behandeling en meestbegunstigingsbehandeling voor schepen die de vlag voeren van een EU-lidstaat of Maleisië of die worden geëxploiteerd door inwoners of ondernemingen van een EU-lidstaat of Maleisië, alsmede alle kwesties in verband met vervoersdiensten van deur tot deur, met uitzondering van cabotagediensten;

b)    de uitwisseling van inzichten en optimale werkwijzen, waar van toepassing, inzake veiligheid en beveiliging, inclusief maatregelen om piraterij en gewapende overvallen op zee te bestrijden, alsmede procedures, normen en regelgeving inzake milieubescherming, overeenkomstig de desbetreffende internationale verdragen;

c)    de samenwerking in internationale fora, met name met betrekking tot broeikasgasemissies en de arbeidsomstandigheden en onderwijs, opleiding en certificering van zeevarenden.

4.    De partijen kunnen overwegen hun samenwerking op elk ander terrein van wederzijds belang te versterken.

Artikel 38

Onderwijs en cultuur

1.    De partijen komen overeen om, rekening houdende met hun verschillen, de samenwerking op het gebied van onderwijs en cultuur te stimuleren, teneinde het wederzijdse begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten. De partijen ondersteunen en stimuleren daartoe de activiteiten van hun culturele instellingen.

2.    De partijen streven ernaar passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen, inclusief contacten tussen mensen, te stimuleren en gezamenlijke culturele initiatieven op diverse gebieden uit te voeren, waaronder samenwerking voor de bescherming van het erfgoed met respect voor de culturele diversiteit. In dit verband blijven de partijen ook de activiteiten van de Asia-Europe Foundation steunen.

3.    De partijen overleggen en werken samen binnen relevante internationale fora, met name de VN-Organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur (Unesco), om gemeenschappelijke doelen na te streven, culturele verscheidenheid te bevorderen en het culturele erfgoed te beschermen. De partijen bevorderen en onderschrijven de beginselen van de Universele Verklaring over culturele verscheidenheid van de Unesco.

4.    De partijen bevorderen acties en de uitvoering van programma's binnen het hoger onderwijs en voor de mobiliteit en opleiding van onderzoekers, waaronder het EU-programma Erasmus+ en Marie Skłodowska-Curie-acties. Hiermee wordt steun verleend voor onder andere interinstitutionele samenwerking en de ontwikkeling van banden tussen instellingen voor hoger onderwijs, de mobiliteit van studenten, onderzoekers, wetenschappelijk personeel en deskundigen, de uitwisseling van informatie en knowhow, capaciteitsopbouw en kwaliteitsontwikkeling voor studenten en docenten. De acties kunnen ook institutionele samenwerking via organen als het Asia-Europe Institute omvatten.


Artikel 39

Milieu en natuurlijke hulpbronnen

1.    Onder verwijzing naar de resultaten van de VN-Conferentie over milieu en ontwikkeling van 1992 in Rio de Janeiro, de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 in Johannesburg en de wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2012 in Rio de Janeiro (Rio+20), en naar de Agenda 2030, werken de partijen samen aan de bevordering van het behoud en de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling. Bij alle activiteiten die de partijen uit hoofde van deze overeenkomst ondernemen, wordt de tenuitvoerlegging van de toepasselijke multilaterale milieuverdragen in acht genomen.

2.    De partijen erkennen dat het noodzakelijk is de natuurlijke rijkdommen en biodiversiteit duurzaam te beschermen en te beheren als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige generaties, met name overeenkomstig het Verdrag inzake biodiversiteit en de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES). Zij verbinden zich ertoe de besluiten op grond van deze verdragen uit te voeren, onder meer via strategieën en actieplannen.

3.    De partijen streven naar verdere versterking van hun samenwerking op het gebied van milieubescherming, onder andere via regionale programma's, uitwisseling van optimale werkwijzen, politieke dialoog, dialoog over regelgeving, conferenties en workshops, met name wat betreft:

a)    bevordering van milieubewustheid en versterkte participatie van alle plaatselijke gemeenschappen in activiteiten op het gebied van milieubescherming en duurzame ontwikkeling;

b)    aanpak van de problemen als gevolg van klimaatverandering, met name wat betreft de impact op ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen;

c)    bevordering van capaciteitsopbouw met betrekking tot de participatie in en uitvoering van bindende multilaterale milieuverdragen waarbij zij partij zijn;

d)    versterking van de samenwerking inzake de bescherming, het behoud en het duurzame beheer van de bosbestanden en de bestrijding van illegale houtkap en de daarmee samenhangende handel;

e)    behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, inclusief bedreigde soorten, habitats en genetische diversiteit, versterking van de samenwerking inzake invasieve uitheemse soorten die voor de partijen van belang zijn, en herstel van aangetaste ecosystemen;

f)    bestrijding van de illegale handel in wilde planten en dieren en uitvoering van doeltreffende maatregelen daartegen;

g)    voorkoming van illegaal grensoverschrijdend vervoer van gevaarlijk afval en ander afval en ozonafbrekende stoffen;

h)    verbetering van de bescherming van kustgebieden en het mariene milieu en bevordering van het duurzame gebruik van mariene hulpbronnen;

i)    verbetering van de luchtkwaliteit, milieuvriendelijke verwerking van afval, water en chemische stoffen, en bevordering van duurzame consumptie en productie;

j)    bevordering van de bescherming en het behoud van de bodem en duurzaam grondbeheer;

k)    bevordering van de aanwijzing van beschermde gebieden en de bescherming van ecosystemen en natuurgebieden, doeltreffend beheer van nationale parken, met passende aandacht voor lokale gemeenschappen die in of nabij deze gebieden leven;

l)    bevordering van doeltreffende samenwerking in het kader van het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biodiversiteit;

m)    aanmoediging van de ontwikkeling en de toepassing van vrijwillige duurzaamheidsregelingen, zoals programma's voor eerlijke en ethische handel, milieukeurmerken en certificeringsregelingen.

4.    De partijen moedigen wederzijdse toegang tot elkaars programma’s op deze terreinen aan, overeenkomstig de specifieke voorwaarden van de desbetreffende programma’s.

5.    De partijen streven naar meer samenwerking om vraagstukken in verband met de verzachting van en aanpassing aan klimaatverandering aan te pakken in het kader van het VN-kaderverdrag inzake klimaatverandering.

Artikel 40

Landbouw, veehouderij, visserij en plattelandsontwikkeling

De partijen stimuleren de dialoog en bevorderen de samenwerking op het gebied van landbouw, veehouderij, visserij, inclusief aquacultuur, en plattelandsontwikkeling. De partijen wisselen informatie uit over:

a)    landbouwbeleid, internationale landbouwvooruitzichten en geografische aanduidingen in het algemeen;

b)    mogelijkheden voor het faciliteren van de handel in gewassen, dieren, waterdieren en producten daarvan;

c)    beleid inzake dierenwelzijn;

d)    ontwikkelingsbeleid voor plattelandsgebieden, capaciteitsopbouwprogramma's en optimale werkwijzen met betrekking tot plattelandscoöperaties en het promoten van producten uit plattelandsgebieden;

e)    kwaliteitsbeleid voor gewassen, dieren en aquacultuurproducten;

f)    ontwikkeling van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw, agronomische industrie en de overdracht van biotechnologie;

g)    kwekersrechten, zaadtechnologie, vergroting van de gewasproductiviteit en alternatieve gewastechnologieën, met inbegrip van landbouwbiotechnologie;

h)    ontwikkeling van databanken op het gebied van landbouw en veeteelt;

i)    opleiding op het gebied van landbouw, veeteelt en visserij, inclusief aquacultuur;

j)    steun voor een duurzaam en verantwoord zee- en visserijbeleid op lange termijn, waaronder behoud en beheer van kust- en mariene hulpbronnen;

k)    bevordering van de inspanningen ter bestrijding van illegale, niet-gemelde en niet-gereguleerde visserijactiviteiten en de daarmee verband houdende handel.


Artikel 41

Gezondheid

1.    De partijen werken samen op het gebied van gezondheid om de gezondheidsomstandigheden te verbeteren, onder andere wat betreft preventieve geneeskunde, ernstige overdraagbare ziekten, alsmede andere bedreigingen van de gezondheid, zoals niet-overdraagbare ziekten, en internationale gezondheidsverdragen. 

2.    De samenwerking vindt voornamelijk plaats door:

a)    de uitwisseling van informatie en samenwerking in het kader van vroegtijdige preventie van epidemieën zoals vogelgriep, pandemische griep en andere ernstige overdraagbare ziekten die tot een pandemie kunnen leiden;

b)    uitwisselingen, beurzen en opleidingsprogramma's;

c)    bevordering van de volledige en spoedige tenuitvoerlegging van internationale verdragen inzake gezondheid, zoals de Internationale Gezondheidsregeling van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging.

Artikel 42

Werkgelegenheid en sociale zaken

1.    De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken, met inbegrip van de samenwerking inzake regionale en sociale cohesie, gezondheid en veiligheid op het werk, gelijke kansen voor mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk, teneinde de sociale dimensie van de mondialisering te versterken.

2.    De partijen bevestigen dat steun moet worden verleend voor een mondialiseringsproces dat voordeel oplevert voor alle betrokkenen en dat volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk moeten worden gestimuleerd als basisvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals bekrachtigd in resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de VN (2005) en de ministeriële verklaring van de bijeenkomst op hoog niveau van de Economische en Sociale Raad van de VN van 5 juli 2006, en rekening houdend met de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) van 2008 over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering. De partijen houden rekening met de kenmerken van en verschillen in hun respectieve economische en sociale situatie.

3.    De partijen bevestigen opnieuw hun verbintenis tot naleving, bevordering en verwezenlijking van de beginselen van de essentiële internationaal erkende arbeids- en sociale normen, zoals vastgelegd in de IAO-verklaring van 1998 over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, en tot uitvoering van de bindende IAO-verdragen waarbij zij partij zijn. De partijen werken samen en wisselen informatie uit op het gebied van werkgelegenheid en arbeidsaangelegenheden, zoals door de partijen overeen te komen.

4.    De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma’s en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau, zoals de ASEM, EU-ASEAN-dialoog en de IAO.


Artikel 43

Statistiek

De partijen bevorderen, naast de bestaande statistische samenwerkingsactiviteiten tussen de Unie en de ASEAN en volgens hun eigen wet- en regelgeving en beleid, capaciteitsopbouw op het gebied van statistiek en de harmonisatie van statistische methoden en werkwijzen, waaronder de verzameling en verspreiding van statistische gegevens, waardoor zij op een onderling overeengekomen wijze gebruik kunnen maken van statistische gegevens over nationale rekeningen, buitenlandse directe investeringen, de handel in goederen en diensten en, meer in het algemeen, over alle andere gebieden die onder deze overeenkomst vallen en die zich lenen voor verzameling, verwerking, analyse en verspreiding van statistische gegevens.

Artikel 44

Maatschappelijk middenveld

De partijen erkennen de rol en mogelijke bijdrage die organisaties uit het maatschappelijk middenveld en wetenschappelijke instellingen kunnen leveren aan de samenwerking uit hoofde van deze overeenkomst en komen overeen de dialoog met hen en hun zinvolle participatie op relevante terreinen zo veel mogelijk te bevorderen, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving en beleid.

Artikel 45

Openbaar bestuur

De partijen werken samen met het oog op bevordering van de capaciteitsopbouw op het gebied van openbaar bestuur. Deze samenwerking kan het uitwisselen van optimale werkwijzen op het gebied van managementmethoden, dienstverlening, uitbreiding van de institutionele capaciteit en transparantievraagstukken omvatten.

Artikel 46

Rampenbeheer

1.    De partijen erkennen de noodzaak om de gevolgen van door de natuur en door de mens veroorzaakte rampen te beperken. De partijen willen maatregelen inzake preventie, verzachting, paraatheid en respons bevorderen om de maatschappij en de infrastructuur weerbaarder te maken, en waar passend op bilateraal en multilateraal niveau samenwerken om deze doelstellingen te verwezenlijken.

2.    De samenwerking kan plaatsvinden in de vorm van onder andere:

a)    uitwisseling van optimale werkwijzen op het gebied van rampenbeheer;

b)    capaciteitsopbouw;

c)    informatie-uitwisseling;

d)    bevordering van de bewustmaking van het publiek en algemene voorlichting.

3.    De in lid 2 bedoelde samenwerking kan de uitwisseling van informatie over hulp bij rampen en noodhulp omvatten, rekening houdend met de werkzaamheden van zowel het EU-coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties als het coördinatiecentrum voor humanitaire hulp en rampenbeheersing van de ASEAN.



TITEL VII

INSTRUMENTEN VOOR SAMENWERKING

Artikel 47

Middelen voor samenwerking

Om de samenwerkingsdoelstellingen van deze overeenkomst te realiseren, maken de partijen passende middelen, ook financiële, vrij voor samenwerkingsactiviteiten op de terreinen die onder deze overeenkomst vallen, voor zover hun respectieve middelen en regelgeving hiertoe de mogelijkheid bieden. Deze samenwerkingsactiviteiten kunnen naargelang van het geval omvatten: initiatieven voor capaciteitsopbouw en technische samenwerking, uitwisseling van deskundigen, studies en andere activiteiten die de partijen overeenkomen.

Artikel 48

Financiële bijstand en belangen

1.    Eventuele EU-bijstand uit hoofde van deze overeenkomst wordt door de partijen uitgevoerd volgens de beginselen van goed financieel beheer en de partijen werken samen om hun financiële belangen te beschermen.

2.    De partijen nemen passende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen zouden kunnen schaden, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving. Deze maatregelen omvatten de uitwisseling van informatie en wederzijdse administratieve bijstand. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de bevoegde Maleisische autoriteiten kunnen overeenkomen verder samen te werken op het gebied van fraudebestrijding.

Artikel 49

Intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit samenwerkingsregelingen

Intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit samenwerkingsregelingen uit hoofde van deze overeenkomst worden beschermd en gehandhaafd volgens de respectieve wet- en regelgeving van de partijen en volgens eventuele internationale verdragen waarbij zij partij zijn. Dit doet geen afbreuk aan specifieke bepalingen in het kader van bestaande of toekomstige individuele samenwerkingsregelingen.



TITEL VIII

INSTITUTIONEEL KADER

Artikel 50

Gemengd Comité

1.    De partijen komen overeen een Gemengd Comité op te richten, dat bestaat uit vertegenwoordigers van beide partijen op een passend hoog niveau, met de volgende taken:

a)    zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst;

b)    prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst;

c)    aanbevelingen doen ter bevordering van de doelstellingen van deze overeenkomst;

d)    indien nodig oplossen van verschillen en geschillen die zich voordoen met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van de overeenkomst, overeenkomstig artikel 53;

e)    onderzoeken van alle door een partij ingediende informatie betreffende niet-naleving van verplichtingen en overleg plegen met de andere partij om een minnelijke oplossing te vinden die voor beide partijen aanvaardbaar is, overeenkomstig artikel 53;

f)    toezien op de uitvoering van specifieke overeenkomsten als bedoeld in artikel 52, lid 2.

2.    Het Gemengd Comité komt normaal gesproken ten minste eenmaal per twee jaar bijeen, afwisselend in Maleisië en in Brussel, op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité. Het Gemengd Comité wordt beurtelings door een van de partijen voorgezeten. De agenda van de vergaderingen van het Gemengd Comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld.

3.    Het Gemengd Comité kan gespecialiseerde werkgroepen instellen die het bij de uitvoering van zijn taken ondersteunen. Deze werkgroepen brengen op elke vergadering van het Gemengd Comité gedetailleerd verslag uit over hun activiteiten.

4.    Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.


TITEL IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 51

Openbaarmaking van informatie

1.    Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen.

2.    De partijen zorgen voor passende bescherming van de informatie die in het kader van deze overeenkomst wordt uitgewisseld, rekening houdend met het publieke belang van toegang tot informatie en overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving.

Artikel 52

Andere overeenkomsten

1.    Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die de partijen zijn aangegaan in betrekkingen met derde landen en internationale organisaties.

2.    De partijen kunnen deze overeenkomst aanvullen door sluiting van specifieke overeenkomsten op alle samenwerkingsgebieden die binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen. Dergelijke specifieke overeenkomsten vormen een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze overeenkomst en maken deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader.

Artikel 53

Nakoming van verplichtingen

1.    Verschillen en geschillen die zich tussen de partijen voordoen met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van de overeenkomst, worden minnelijk geregeld door middel van overleg of onderhandelingen binnen het Gemengd Comité, zonder verwijzing naar een derde partij of een internationaal tribunaal.

2.    Indien een partij meent dat de andere partij een van haar verplichtingen krachtens de overeenkomst niet is nagekomen, stelt zij de andere partij hiervan in kennis. De partijen plegen overleg om een wederzijds aanvaardbare oplossing voor de kwestie te vinden. Dergelijk overleg vindt plaats onder auspiciën van het Gemengd Comité. Als het Gemengd Comité er niet in slaagt een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden, kan de kennisgevende partij passende maatregelen treffen. Voor de toepassing van dit lid wordt met "passende maatregelen" bedoeld: elke maatregel die wordt aanbevolen door het Gemengd Comité of de volledige of gedeeltelijke schorsing van de overeenkomst.

3.    Indien een partij meent dat de andere partij een van haar in artikel 1, lid 1, en artikel 7, lid 1, als essentieel element aangewezen verplichtingen niet is nagekomen, stelt zij de andere partij onmiddellijk in kennis van dit feit en van de passende maatregelen die zij zal nemen. De kennisgevende partij adviseert het Gemengd Comité over de noodzaak om dringend overleg over deze aangelegenheid te plegen. Als het Gemengd Comité er niet in slaagt binnen vijftien dagen na de start van het overleg en uiterlijk dertig dagen vanaf de datum van de kennisgeving een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden, kan de kennisgevende partij passende maatregelen treffen. Voor de toepassing van dit lid wordt met "passende maatregelen" bedoeld: elke maatregel die wordt aanbevolen door het Gemengd Comité of de volledige of gedeeltelijke schorsing van de overeenkomst of van een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 52, lid 2.

4.    Een passende maatregel moet evenredig zijn met de ernst van de niet-nakoming van verplichtingen krachtens deze overeenkomst en mag geen belemmering vormen voor de voortzetting van andere verplichtingen krachtens deze overeenkomst die niet zijn aangetast door de situatie. Bij de keuze van de passende maatregel moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst of een andere specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 52, lid 2, het minst verstoren.

Artikel 54

Facilitering

Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te faciliteren, verlenen de partijen de deskundigen en ambtenaren die betrokken zijn bij de uitvoering van de samenwerking, de nodige faciliteiten voor de uitoefening van hun taak, overeenkomstig hun respectieve wet- en regelgeving.

Artikel 55

Territoriale toepassing

De overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, de grondgebieden waar het VEU en het VWEU worden toegepast, onder de in die verdragen gestelde voorwaarden en, anderzijds, op het grondgebied van Maleisië.

Artikel 56

Definitie van de partijen

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met "de partijen" bedoeld: de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Maleisië, anderzijds.

Artikel 57

Toekomstige ontwikkelingen en wijzigingen

1.    Een partij kan schriftelijk een voorstel doen voor uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking of voor wijziging van een bepaling.

2.    In voorstellen tot uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking moet rekening worden gehouden met de ervaring die is opgedaan met de toepassing en uitvoering van de overeenkomst of specifieke overeenkomsten als bedoeld in artikel 52, lid 2.

3.    Uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking of wijzigingen van de overeenkomst worden in schriftelijke onderlinge overeenstemming vastgesteld, door middel van een aanvullende overeenkomst, een protocol of een ander door de partijen overeen te komen passend instrument.

4.    Dergelijke aanvullende overeenkomsten, protocollen of instrumenten treden in werking op een door de partijen overeen te komen datum en maken integrerend deel uit van de overeenkomst.

Artikel 58

Inwerkingtreding en duur

1.    Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.

2.    Deze overeenkomst wordt gesloten voor een periode van vijf jaar. Zij wordt automatisch verlengd met volgende perioden van één jaar, tenzij een van de partijen de andere partij zes maanden voor het verstrijken van een periode van één jaar schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.

3.    Deze overeenkomst kan door een partij worden beëindigd door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.

Artikel 59

Kennisgevingen

De in artikel 58 bedoelde kennisgevingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van Maleisië.

Artikel 60

Authentieke tekst

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse taal, alsook in het Maleis, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Bij eventuele verschillen in de interpretatie van de overeenkomst wordt het Gemengd Comité met de kwestie belast.

Gedaan in tweevoud te ….. [plaats], op …. [dag] ….. [maand] 20.. .

VOOR DE EUROPESE UNIE

VOOR DE REGERING VAN MALEISIË

(1) De definitieve juridische status van de overeenkomst (gemengd of alleen EU) zal voorafgaand aan de ondertekening worden bepaald.
Top